Verslag van een Interparlementaire conferentie onder Artikel 13 van het Begrotingspact
Interparlementaire conferentie onder Artikel 13 van het Begrotingspact
Verslag van een bijeenkomst
Nummer: 2020D18995, datum: 2020-05-18, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 4
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-34054-11).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: G.J.P. van Otterloo, Tweede Kamerlid (Ooit 50PLUS kamerlid)
- Mede ondertekenaar: E.J. Slootweg, Tweede Kamerlid (Ooit CDA kamerlid)
Onderdeel van kamerstukdossier 34054 -11 Interparlementaire conferentie onder Artikel 13 van het Begrotingspact.
Onderdeel van zaak 2020Z08884:
- Indiener: G.J.P. van Otterloo, Tweede Kamerlid
- Medeindiener: E.J. Slootweg, Tweede Kamerlid
- Volgcommissie: vaste commissie voor Europese Zaken
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Financiën
- 2020-02-18 08:00: Artikel 13-conferentie, Europees Semester - Interparlementaire bijeenkomst Financiën (Werkbezoek), vaste commissie voor Financiën
- 2020-05-20 16:00: Procedurevergadering Financiën (Procedurevergadering), vaste commissie voor Financiën
- 2022-09-15 13:05: Aansluitend aan de Stemmingen: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Staten-Generaal | 1/2 |
Vergaderjaar 2019-2020 |
34 054 Interparlementaire conferentie onder Artikel 13 van het Begrotingspact
L/ Nr. 11 VERSLAG VAN EEN INTERPARLEMENTAIRE CONFERENTIE
Vastgesteld 18 mei 2020
Op 18 en 19 februari vond in Brussel de halfjaarlijkse bijeenkomst over stabiliteit, economische coördinatie en bestuur (SECG) in de Europese Unie plaats.1 Deze vond plaats onder artikel 13 van het Verdrag inzake Stabiliteit, Coördinatie en Bestuur in de Economische en Monetaire Unie (VSCB) (het zogenoemde «Begrotingspact»).2 Het doel van de conferentie is om bij te dragen aan de democratische legitimiteit en verantwoording op het terrein van economisch bestuur en begrotingsbeleid in de EU en daarbij de Economische en Monetaire Unie in het bijzonder.
Namens de Tweede Kamer werd hieraan deelgenomen door de leden van Otterloo en Slootweg. Namens de Eerste Kamer nam het lid Geerdink deel. Ambtelijk werd de delegatie begeleid door de heer Bokhorst (EU-adviseur Financiën van de Tweede Kamer) en mevrouw Timmer (Parlementair Vertegenwoordiger bij de Europese Unie van de Tweede Kamer) en mevrouw van den Berg (Stafmedewerker Commissie voor Financiën van de Eerste Kamer) en mevrouw van Dooren (plv. Griffier van de Eerste Kamer).
Plenaire sessie: Over het verbreden en verdiepen van het economisch bestuur van de Economische en Monetaire Unie (EMU)
Sprekers: Zdravko Maric, Minister van Financiën Kroatië, Mario Centeno, voorzitter Eurogroep, Valdis Dombrovskis, vicevoorzitter Europese Commissie, Paolo Gentiloni, Eurocommissaris voor Economie en Fabio Panetta, Europese Centrale Bank
De heer Maric benadrukte in zijn bijdrage het belang van gedachtewisselingen tussen nationale en EU-parlementsleden om EU-beleid vorm te geven. De regels van het huidige economische bestuur zijn bijna tien jaar geleden in het leven geroepen en sindsdien steeds verfijnder geworden. Door deze aanpassingen is de EU sterker geworden, maar pro-cycliteit in de regels is nog niet genoeg voorkomen. Daarnaast zijn er nieuwe economische uitdagingen zoals lage groei, inflatie en rente. Het belang van eigenaarschap van de regels moet voorop staan. In dit kader stelde de heer Maric met veel interesse uit te kijken naar de verschillende bijdragen aan het debat over de evaluatie van de regels van het economisch bestuur.
De heer Centeno stelde in zijn bijdrage dat de eurozone haar soevereiniteit goed moet borgen in tijden van mondiale onzekerheden. Hij verwees vervolgens naar de vier grote thema’s die in dit kader worden besproken in de Eurogroep. Dit zijn de discussie over de hervorming van het Europees Stabiliteitsmechanisme (ESM), het begrotingsinstrument voor convergentie en concurrentiekracht (BICC), het vervolmaken van de bankenunie middels een gezamenlijk depositogarantiesysteem (EDIS) en het verdiepen van de Europese kapitaalmarktenunie (KMU). De KMU vereist in de ogen van de heer Centeno ook gezamenlijk werk aan Europese veilige activa (Europese safe asset).
De heer Dombrovskis gaf in zijn bijdrage uitleg over de evaluatie van het Europees Semester. Hij stelde hierbij dat de Europese Commissie vooral in de luisterfase zit en pas na de zomer een beslissing zal maken of er voldoende behoefte is aan en overeenstemming over aanpassingen van de begrotingsregels. Naast de evaluatie ging de heer Dombrovskis ook in op enkele andere aangekondigde voorstellen van de Commissie, zoals het voorstel voor een Europese Werkloosheidsherverzekering. Dit initiatief moet de Europese burger beschermen tegen economische schokken.
De heer Gentiloni stelde in zijn bijdrage dat Europese onderwerpen steeds actiever besproken worden in nationale parlementen. Daarnaast besprak hij de drie hoofdprioriteiten van de Europese Commissie: de Europese Green Deal, de uitdagingen ten aanzien van demografische ontwikkelingen en digitalisering. Alle drie vergen investeringen, maar tegelijkertijd is de investeringsgraad in Europese lidstaten onder het niveau van voor de crisis.
De heer Panetta ging in zijn bijdrage in op de diversiteit van de eurozone. Door uitbreiding van de eurozone en verdieping van de integratie binnen de eurozone hebben nationale beleidskeuzes externe effecten en door toegenomen diversiteit is het een uitdaging om het monetaire beleid passend te maken voor de hele eurozone. Hij wees hierbij ook op de verantwoordelijkheid van elke lidstaat om beleid te introduceren dat bij een gezamenlijke muntunie past. Het betreft hier vooral beleid om concurrentiekracht te verstevigen, maar ook macro-prudentieel beleid om systeemrisico’s in de financiële sector te verminderen en anticyclisch begrotingsbeleid om voldoende buffers op te bouwen.
In het debat waren de bijdragen divers. Enkele voorbeelden hiervan zijn mevrouw Cretu uit Roemenië (S&D) die opriep om niet-eurozone lidstaten goed te betrekken bij de besluitvorming. De heer Pimenov uit Letland (S&D) wees op de toegenomen complexiteit in de begrotingsregels en de afhankelijkheid van moeilijk te observeren variabelen hierbinnen zoals de ouput gap. De heer Berghegger uit Duitsland (EPP) wees op het belang van consistente toepassing van de begrotingsregels op verschillende lidstaten en het risico dat het begrotingsinstrument voor de eurozone leidt tot duplicatie van reeds bestaande structuren. Europarlementariër Marques uit Portugal (S&D) wees op het belang van voldoende ruimte in de begrotingsregels om de nodige investeringen voor de Europese Green Deal veilig te stellen.
Namens de Nederlandse delegatie wees het lid Slootweg op het belang van transparantie van de besluitvorming in de Eurogroep. Hij verwees hierbij naar het rapport van de Tweede Kamer – Opening up closed doors – door de transparantierapporteurs en vroeg de heer Centeno dit rapport ter harte te nemen bij zijn aankondiging om verder te werken aan transparantie.3 De heer Centeno antwoordde dat transparantie essentieel is bij verdere Europese economische integratie, dat de transparantie sinds het paper al verbeterd is en dat het onderwerp blijvende aandacht verdient.
Deelsessie van de ECON-commissie: Naar een nieuw internationaal belastingsysteem?
Sprekers: Paolo Gentiloni, Eurocommissaris Economie, Pascal Saint-Amans Directeur bij de OESO, Grozdana Peric, Voorzitter commissie voor Financiën in het Kroatische parlement (Renew Europe) en Hans Michelbach, lid van het Duitse parlement (EPP)
De heer Gentiloni stelde in zijn bijdrage dat de EU geconfronteerd is met een drietal opgaven naar de toekomst toe. De eerste uitdaging is de strijd tegen belastingontduiking en ontwijking. In dit kader wees Gentiloni op de recent geüpdatete versie van de zwarte lijst van belastingparadijzen. De tweede uitdaging betreft het evolueren van het Europese belastingsysteem in lijn met de ambities van de Europese Green Deal. In dit kader werkt de Commissie aan de evaluatie van de richtlijn voor energiebelastingen en een CO2-grensbelasting. De derde uitdaging is het verbeteren van het internationale belastingsysteem. Indien de OESO niet voor het einde van 2020 tot een akkoord komt, zal de Commissie zelf met voorstellen komen ten aanzien van beide pilaren van het hervormingsproces in de OESO.
De heer Saint-Amans begon zijn bijdrage met het benoemen van enkele reeds behaalde successen, zoals de toegenomen transparantie rondom banken en belasting en het BEPS-project. Vervolgens stelde hij dat er frustratie is over het feit dat het internationale belastingsysteem vaart op zeer oude regels die niet meer aansluiten bij de huidige manier waarop bedrijven opereren. Tot slot ging hij in op de ontwikkelingen binnen de OESO. Ten aanzien van de voortgang van de onderhandelingen over belastinghervorming was hij optimistisch over de voortgang die op technisch niveau wordt gemaakt en stelde hij hoop te hebben op een politiek akkoord bij de OESO-top in juli in Berlijn. Wel waarschuwde Saint-Amans voor de situatie die volgt bij het uitblijven van een akkoord. In dat geval voorziet hij een grote hoeveelheid unilaterale acties die het internationale belastingsysteem zullen fragmenteren.
Mevrouw Peric ging in haar bijdrage in op enkele andere Europese initiatieven rondom belastinghervormingen. Ten eerste benadrukte zij het belang van hervorming van het Europese btw-systeem voor eerlijke concurrentie tussen bedrijven in de interne markt. Ten tweede stelde ze het initiatief van de Commissie te ondersteunen om te komen tot een gemeenschappelijke geconsolideerde grondslag voor de vennootschapsbelasting. Tot slot stelde ze dat de EU met een eigen digitaks moet komen indien er onvoldoende voortgang is op internationaal niveau. Kroatië heeft in deze discussies de ambitie om een voorloper te zijn.
De heer Michelbach stelde in zijn bijdrage dat het Europese MKB de prijs betaalt van een gebrek aan belastinghervorming waarbij grote bedrijven de mogelijkheden behouden om belasting te ontwijken. Hij stelde verder dat de EU moet waken voor een race to the bottom ten aanzien van winstbelasting en dat er in dit kader onvoldoende voortgang is ten aanzien van de gezamenlijke geconsolideerde belastinggrondslag voor de vennootschapsbelasting. Volgens de heer Michelbach komen we er als Unie slechter uit als elk land slechts zijn eigen weg volgt.
Enkele voorbeelden van bijdragen aan de discussie zijn de heer Kalogiannis uit Griekenland (EPP) die in zijn bijdrage onder andere de sterke coördinatie tussen nationale belastingautoriteiten prees en aan de Commissie mee gaf dat nationale uitzonderingen op de hervorming van de richtlijn energiebelastingen moeten blijven behouden, zoals de brandstof van de Griekse veerboten die essentieel zijn voor het land. De Nederlandse Europarlementariër, de heer Tang (S&D), riep op tot fundamentele verandering in het internationale belastingsysteem. Volgens de heer Tang is het van groot belang voor succesvolle onderhandelingen in de OESO dat de EU met één stem spreekt. De heer Krainer uit Oostenrijk (S&D) sprak zijn zorgen uit over de toenemende ongelijkheid in de belastingheffing tussen kapitaal en arbeid, terwijl kapitaal een steeds groter gedeelte van de economie in beslag neemt is de belastingheffing op dit deel van de economie, in aandeel van het totaal, hard achteruit gegaan. Tot slot, de heer Pesco uit Italië (NI) riep lidstaten op om het Italiaanse voorbeeld te volgen ten aanzien van de digitale belasting zodat de VS niet met dreigementen landen uit elkaar kan spelen.
Deelsessie van de BUDG-commissie: Over de Europese begroting
Sprekers: Margarida Marques (S&D), Manuel Fernandes (EPP) en Valérie Hayer (Renew Europe) – alle drie lid van het Europees parlement, Jean-François Rapin, lid van het Franse parlement (EPP) en Ondřej Benešík, lid van het Tsjechische parlement (EPP).
Volgens mevrouw Marques hebben de kiezers vorig jaar bij de verkiezingen gestemd voor een Europees beleid dat klimaatverandering bestrijdt en tegelijkertijd welvaart creëert. Ze stelde dat de huidige Europese begroting niet aansluit bij die hoge verwachting van de kiezers. De financiering van een ruimere begroting hoefde volgens haar niet per se alleen gevonden te worden door verhoging van de nationale afdrachten. Ze pleitte voor een CO2-belasting en heffingen op financiële transacties en digitale winsten om zo een ruimer budget te realiseren en het vertrouwen van de EU-burgers niet te hoeven schaden.
De heer Fernandes vulde aan dat het voor hem niet meer dan logisch zou zijn als de EU onafhankelijk van de nationale lidstaten over inkomsten kan beschikken. Nu is het zo dat het Europees parlement zich wel uit mag spreken over de uitgaven, maar niet over de ontvangsten. Hij vervolgde met een aantal suggesties. Hij stelde voor om, aangezien er een interne Europese markt is, 15% van de douanerechten te reserveren voor de EU-begroting. Een ander voorstel van hem was om de boetes die in het kader van het Europese concurrentiebeleid worden uitgedeeld en geïnd in de Europese begroting op te nemen en te voorkomen dat deze terugvloeien naar de nationale lidstaten.
Ook mevrouw Hayer stelde dat het beschikken over eigen inkomsten de EU meer soeverein kan maken en zo beter opgewassen zal zijn tegen de uitdagingen van deze tijd. Volgens haar zal de EU op die manier beter in staat zijn om besluiten te nemen zoals het bewerkstelligen van een ecologische transitie en de financiering van gemeenschappelijke programma’s op het gebied van defensie en ruimtevaart. Mogelijke inkomstenbron is belastingheffing op het plasticgebruik. De winst hiervan zou tweeledig zijn. Enerzijds ontmoedigt de heffing het gebruik van plastic en anderzijds kunnen de opbrengsten besteed worden aan verduurzaming.
De heer Rapin geeft aan dat het standpunt van de Franse senaat is om een ambitieus Europees begrotingsbeleid te voeren. Hij is van mening dat de EU voldoende financiële armslag moet hebben voor thema’s als defensie en ruimtevaart. Daarnaast geeft hij aan dat investeringen voor deze thema’s niet ten koste mogen gaan van de landbouw- en cohesiefondsen. Hij pleitte daarmee voor een ruimere Europese begroting.
De heer Benešík stelde dat het voor afzonderlijke EU-lidstaten moeilijk is om te concurreren met bijvoorbeeld China, als het gaat om bijvoorbeeld onderzoek & innovatie, maar dat de EU als geheel van staten wel een factor van betekenis kan zijn. Daarnaast stelde Benešík dat klimaatverandering, defensie, studentenuitwisseling en migratie thema’s zijn die beter op Europees dan nationaal niveau georganiseerd kunnen worden en dat daar dan ook op dat niveau geld ter beschikking moet zijn.
In het daaropvolgend debat met de zaal kwamen verschillende meningen naar voren. Zo stelde de heer Domagoj Ivan Milošević, lid van het Kroatische parlement (EPP), dat de Europese fondsen ontzettend belangrijk zijn voor de ontwikkeling van Europa en het behoud van jonge, ambitieuze mensen in zijn land. Hij vreest dat kortingen op de begroting het euroscepticisme zullen voeden. Mevrouw Anneleen van Bossuyt, lid van het Belgische parlement (ECR) pleitte tegen een stijging van de nationale afdrachten. In haar optiek zou de EU na de Brexit genoegen moeten nemen met een kleiner budget. Daarnaast gaf ze aan dat de douane-inkomsten voor Vlaanderen te belangrijk zijn om te delen met de EU. Ze stelde verder dat de EU-gelden rechtvaardiger verdeeld zouden moeten worden en niet aan grote ondernemingen, maar aan kleinere bedrijven zouden moeten worden besteed. De heer Fernando José dos Santos Anastácio (S&D) en de heer Paulo Alexandre Luis Botelho Moniz (EPP), beiden lid van het Portugese parlement benadrukten dat het huidige beleid geconsolideerd en uitgebouwd zou moeten worden. In hun optiek blijft de EU-financiering voor de regio’s en de Europese cohesie nodig en zou er geïnvesteerd moeten worden in onderzoek, ontwikkeling, de digitale transitie en de Green Deal.
Deelsessie van de EMPL-commissie: Een Europese Kindergarantie als instrument om armoede te bestrijden & Een eerlijk minimumloon.
Sprekers: Dubravka Šuica, Eurocommissaris voor Democratie en Demografie, Nicolas Schmit, Eurocommissaris voor Werkgelegenheid en Sociale Rechten, Eduardo Barroco de Melo, lid van het Portugese parlement (S&D), Stergiani Biziou, lid van het Griekse parlement (EPP).
Een Europese kindergarantie als instrument om armoede te bestrijden
Mevrouw Šuica lichtte toe dat zij zowel bezig is met een Europese kindergarantie als ook voornemens is een strategie te publiceren over de rechten van kinderen. Dit laatste is met name gericht op kwetsbare kinderen. Zij hoopte dat de voorstellen over de kindergarantie verschijnen in 2021. Zij gaf aan dat mevrouw Von der Leyen, voorzitter van de Europese Commissie, in juli vorig jaar gezegd heeft dat er geen kinderen in armoede kunnen leven. De rechten van kinderen worden al genoemd in artikel 3 van het EU-verdrag. Het doel van de kindergarantie is met name om barrières op nationaal niveau te doorbreken zodat kinderen toegang krijgen tot diensten.
De heer Schmit gaf aan dat de kindergarantie is ontstaan in het Europees parlement. Arme kinderen komen vaak uit arme families, daarom is een brede benadering noodzakelijk en is het tegengaan van armoede in het algemeen belangrijk. Iedereen moet fatsoenlijk werk kunnen krijgen en eerlijke arbeidsomstandigheden, adequate sociale bescherming en toegang tot basisdiensten hebben. De toegang tot betaalbare kinderopvang hoort daar ook bij. De Kindergarantie kan hier toegevoegde waarde leveren. Nationale financiering en nationaal debat is hier volgens hem noodzakelijk.
De heer Eduardo Barroco de Melo stelde voor om dit onderwerp op de agenda van de Conferentie over de Toekomst van Europa te zetten.
Tijdens het debat werd gemeld dat de sociale pijler zal bijdragen aan een beter Europa. De Sloveense, Bulgaarse en Litouwse parlementen waren positief over de voornemens van Europees Commissaris Schmit. Verschillende Europarlementariërs benadrukten dat een kindergarantie echt nodig is. Met de huidige hoogte van het Meerjarig Financieel Kader kan de kindergarantie volgens hen niet gefinancierd worden. Er zal dan niet geïnvesteerd worden in preventie en dat gaat veel kosten. De Nederlandse Europarlementariër Jongerius (S&D) gaf aan dat de kindergarantie niet alleen op Europees niveau, maar ook op nationaal niveau geregeld zou moeten worden. Daarnaast stelde ze dat de garantie niet alleen in arme lidstaten relevant is, maar ook in Nederland, waar ook arme gezinnen wonen.
Eerlijke minimum lonen
De heer Schmit gaf aan dat een eerlijk minimumloon nodig is om een fatsoenlijke levensstandaard voor alle EU-burgers te realiseren. Het is belangrijk om mensen met een klein salaris te beschermen. Er is een wetgevend instrument voorgesteld zodat elke EU-burger het minimumloon kan krijgen. Dit betekent niet dat de Europese Commissie streeft naar uniforme salarissen binnen de EU. Ook wordt geen bindend minimumloon afgedwongen in landen waar sociale partners dit al doen. Het initiatief kan echter wel dienen om Cao-onderhandelingen te ondersteunen.
De heer Stergiani Biziou vergeleek het minimumloon in Griekenland en Bulgarije met dat in Luxemburg – dat veel hoger ligt – maar gaf daarbij ook aan dat de kosten van bijvoorbeeld een appartement in Luxemburg veel hoger zijn dan in Griekenland en Bulgarije.
In het hierop volgende debat stelde een lid van de Zweedse delegatie zorgen te hebben over bindende uitspraken. In Zweden wordt het minimumloon uit onderhandeld door de sociale partners. Zij zijn dan ook tegen de vorm van een juridisch bindende richtlijn, een aanbeveling zou daarentegen wel kunnen. Het Bulgaarse parlement is voorstander van de voorstellen van Schmit. Leden van de Roemeense en Maltese delegatie gaven aan al een minimumloon te hebben. De Roemenen vroegen zich af wat er gebeurt als de sociale partners niet akkoord gaan. Europarlementariër Bisschoff (S&D) uit Duitsland gaf aan dat een bindende aanpak met een dubbele strategie nodig zijn, waarbij ook het CAO-beleid in zwakke landen versterkt wordt. De Hongaarse delegatie gaf aan dat Hongarije het minimumsalaris onlangs verdubbeld heeft en dat men zich zorgen maakte over de rechtsgrondslag en bevoegdheden van de (Europese) sociale partners. Een Duitse Europarlementariër gaf aan dat het minimumloon in Duitsland zo laag ligt, dat mensen later toch in de armoede komen. Volgens haar was discussie nodig over wat een eerlijk minimumloon is.
Plenaire sessie: Wereldleider worden in de strijd tegen klimaatverandering: welke rol speelt het economische, budgettaire en sociale beleid van de EU?
Sprekers: David Sassoli – voorzitter van het Europees parlement (S&D), Željko Reiner – vicevoorzitter van het Kroatische parlement (EPP), Mark Carney – aankomend speciaal VN-gezant voor Klimaatactie en Financiën, Guy Ryder – directeur-generaal van de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO) en Emma Navarro – vicepresident van de Europese investeringsbank (EIB)
De heer Sassoli en de heer Reiner openden de plenaire vergadering over de strijd tegen klimaatverandering. Sassoli begon zijn betoog door te benadrukken hoe belangrijk hij de samenwerking tussen nationale parlementen en het Europees parlement vindt om de vraagstukken van deze tijd op te lossen. Hij uitte zijn zorg over de nationale verbrokkeling binnen Europa. Deze verbrokkeling draagt volgens Sassoli niet bij aan vermindering van kansenongelijkheid of de oplossing voor mondiale uitdagingen, zoals klimaatverandering. Hij riep op tot onderlinge solidariteit. In het Europese project is het probleem van de ene lidstaat ook het probleem van de andere. Hetzelfde geldt volgens hem voor het opstellen van de Europese begroting. Het meebetalen is geen straf, maar een kans om banen te creëren, de klimaatverandering aan te pakken en sociale ongelijkheid te verkleinen. Verder benadrukte hij het belang om de duurzame ontwikkelingsdoelstellingen van de VN (het klimaatakkoord van Parijs) te integreren in nationaal en Europees beleid. Hij voegde toe dat deze klimaatambitie en de veranderingen die daarvoor nodig zijn alleen mogelijk zijn met publieke steun. De uitdaging is volgens hem om de verduurzaming van de Europese economieën niet ten koste te laten gaan van bedrijven en burgers; die mogen niet in de kou blijven staan. De heer Reiner voegde zich bij Sassoli en benadrukte het belang van actie in de strijd tegen klimaatverandering en wees op de kansen, maar ook uitdagingen die de transitie naar een klimaatneutrale economie met zich meebrengen. Sommige lidstaten hebben hierbij namelijk nog grote stappen te maken.
De gedachtewisseling over het onderwerp werd vervolgens ingeleid door een panel waarin de deelnemers het globale perspectief van de groene transitie en de mogelijkheden om deze te financieren presenteerden. De heer Carney zette uiteen dat vergroening van de economie draait om drie speerpunten die zowel voor overheden, financiële instellingen als bedrijven gelden: het formuleren van bindende doelstellingen, het inventariseren van de risico’s om door te gaan op de oude weg en openstaan voor het idee dat vergroening winsten kan genereren.
De heer Ryder vertelde dat binnen zijn organisatie het idee heerste dat aandacht voor het milieu ten koste zou gaan van arbeidsplekken. Hij vervolgde dat dit idee veranderde omdat het besef doordrong dat een dode planeet ook geen banen kent. In Ryders optiek moet de mens centraal worden gesteld. Een klimaatneutraal Europa kan volgens hem alleen met een rechtvaardige transitie, waarin niet alleen vervuilende bedrijven worden gesloten, maar ook geïnvesteerd wordt om de werkgelegenheid op pijl te houden.
Mevrouw Navarro betoogde dat het klimaatneutraal maken van de Europese economie een grote, maar noodzakelijke uitdaging is. Vervolgens ging ze in op manieren waarop de EIB aan de transitie bijdraagt. Dit doet de EIB bijvoorbeeld door duurzaamheidsvoorwaarden te verbinden aan investeringen.
In de daaropvolgende discussie poneerden nationale parlementsleden uit verschillende delen van Europa de uitdagingen en visies waar hun landen mee te maken hebben. De heer Krzysztof Tchórzewski, lid van het Poolse parlement (ECR), stelde bijvoorbeeld dat zorg voor het klimaat belangrijk is, maar dat Polen niet veel mogelijkheden heeft om op korte termijn grote veranderingen door te voeren. Hij sprak over de schulden die het land heeft opgebouwd na het uiteenvallen van de Sovjetunie en dat het sluiten van mijnen vooralsnog werkloosheid oplevert en niet de benodigde banen. De kosten voor het omschakelen zijn volgens hem omvangrijk. Hij gaf aan dat hij voorstander is van een green deal, maar dat klimaatneutraliteit pas in de tweede helft van de 21e eeuw te verwachten is voor zijn land. De heer Charles Margue, lid van het Luxemburgse parlement (Greens/EFA) bracht in dat naar zijn idee, het gevoel van urgentie voor een green deal niet zo wijdverspreid is, als het panel doet vermoeden. Hij stelde verder dat burgers, bedrijven en banken overtuigd moeten worden, wil de green deal succesvol kunnen zijn. De heer Angelos Votsig, lid van het Cypriotische parlement (S&D), sprak zijn zorg uit over de concurrentiekracht van Europese bedrijven wanneer zij hogere milieumaatregelen in acht moeten gaan nemen dan bedrijven van buiten de EU. Hij wees erop dat de Verenigde Staten uit het klimaatakkoord zijn gestapt. Hij pleitte er ten slotte voor om effectbeoordelingen te maken om de gevolgen van de Greendeal inzichtelijk te hebben.
Toespraak van de heer Dombrovskis over het investeringsplan voor een duurzaam Europa
In zijn toespraak schetste de heer Dombrovskis een beeld van de uitdagingen waar de EU en de rest van de wereld voor staan met betrekking tot klimaatverandering. Volgens Dombrovskis vereist de Europese aanpak een grootschalig investeringspakket van 260 mld Euro per jaar. Alhoewel dit een enorm bedrag is, zijn de kosten van een gebrek aan actie uiteindelijk groter. Het investeringsplan beoogt alle toepasselijke EU-instrumenten in te zetten om publieke en private geldstromen te richten op de doelstelling van klimaatneutraliteit. Volgens Dombrovskis is het duidelijk dat bedrijven en markten zich momenteel heroriënteren richting dit nieuwe doel. De Europese Commissie krijgt vanuit het bedrijfsleven te horen dat er een grote behoefte is aan groene labels en duidelijkheid over standaarden waaraan moet worden voldaan. De EU wil hier snel gehoor aan geven. Naast het investeringsplan zal de Europese Commissie dan ook komen met een nieuw pakket over duurzame financiën, met onder andere standaarden voor duurzame publieke aanbestedingen en standaarden voor duurzaam budgetteren.
Plenaire sessie: Over banen en vaardigheden voor inclusieve groei. Wat kunnen lidstaten van elkaar leren?
Sprekers: Nicolas Schmidt – Eurocommissaris voor banen en sociale rechten), Merja Kyllönen – lid van het Finse parlement (GUE/NGL), Ante Babić – lid van het Kroatische parlement(EPP) en Claudia Müller – lid van het Duitse parlement (Greens/EFA).
De heer Schmidt stelde in zijn bijdrage dat vaardigheden een cruciale rol spelen in de duurzame en digitale transitie die de EU wil bewerkstelligen. De agenda voor vaardigheden heeft dan ook een centrale rol in het Europese beleid, bijvoorbeeld ten aanzien van de digitale strategie die door de Europese Commissie is gepubliceerd en bij de Europese pilaar voor sociale rechten. De EU heeft een tekort aan vaardigheden en de bestaande vaardigheden komen onvoldoende overeen met wat nodig is. Zo vereisen 90% van de banen een bepaald niveau van kennis op het digitale vlak, terwijl 43% van de EU-burgers onvoldoende digitale vaardigheden bezit en 17% zelfs helemaal geen digitale vaardigheden bezit. Investeren in deze vaardigheden is dan ook noodzakelijk om de Europese concurrentiekracht te behouden. Daarnaast laat onderzoek zien dat de kosten één van de kernargumenten is voor het MKB om niet te investeren in de digitale vaardigheden van het personeel. Hier moet volgens Schmidt gepast beleid op worden gemaakt. Het investeren in vaardigheden gaat over het beschermen van werkgelegenheid en het meer mobiel maken van werknemers op de arbeidsmarkt.
Mevrouw Kyllönen ging in haar bijdrage in op de successen van de Finse agenda voor vaardigheden. Op regelmatige basis wordt er in Finland gerapporteerd over de meest veelbelovende sectoren in de technologische sector en de vaardigheden die hierbij behoren. Het onderwijssysteem wordt zo veel als mogelijk hierop aangepast. Dit vereist een onderwijssysteem die soepel kan worden aangepast aan nieuwe uitdagingen en een gedegen toekomstanalyses die zich richten op de economische ontwikkelingen op de lange termijn. Een nieuw initiatief in Finland is gratis toegang tot vakscholen en gratis boeken voor elke Finse burger tot 18 jaar, om te zorgen dat alle lagen van de bevolking toegang hebben tot goed onderwijs.
De heer Babić stelde in zijn bijdrage dat de wereld van werk door digitalisering en robotisering hard aan het veranderen is. Dit vereist een hooggekwalificeerde beroepsbevolking. Voor Kroatië is het antwoord op deze uitdagingen een forum, waarin NGO’s, bedrijfsleven en de publieke sector zijn vertegenwoordigd. Dit forum is gericht op de ontwikkeling en het beheer van programma’s voor een leven lang leren. Daarnaast werkt Kroatië aan financiële prikkels voor het herscholen van ouderen en is de pensioenwetgeving aangepast om ouderen de kans te geven in deeltijd te blijven werken. Kroatië steunt hiernaast de Europese agenda voor vaardigheden, zoals de jongerengarantie en ziet hier ook de vruchten van in eigen land.
Mevrouw Müller begon haar bijdrage met het in herinnering brengen van de eenwording van de Duitse staat, waarbij er ook een grote werkgelegenheidsschok plaatsvond. Veel banen hielden op te bestaan en er was een grote inspanning nodig om de beroepsbevolking in Oost-Duitsland te herscholen. Hieruit is een sterke focus op vakscholen, werktrajecten en duaal onderwijs ontstaan. Daarnaast krijgen bedrijven in Duitsland veel vrijheid om invulling te geven aan scholingsprogramma’s. De uitdaging voor het beleid is om alle lagen van de bevolking te bereiken; de vaardighedenagenda is ook een agenda van sociale integratie. Tot slot benadrukte mevrouw Müller dat bij vaardigheden niet alleen gedacht moet worden aan digitale vaardigheden en bèta- vakken, maar ook dat in de economie van de toekomst vooral creativiteit van belang is.
In het debat kwamen veel nationale voorbeelden naar voren. Zo stelde de heer Starovic (Renew Europe) dat in Slovenië de regeringen te lang op de markt hadden vertrouwd, maar dat publieke interventie ten aanzien van vaardigheden steeds duidelijker naar voren komt. De heer Petry (S&D) gaf het voorbeeld van deelstaten in Duitsland waar werknemers 12 dagen voor training per jaar opbouwen bij de instellingen waar ze werken op basis van een overheidssubsidie. De heer Piriz – Maya uit Spanje (EPP) stelde dat ondanks het feit dat er in zijn regio de hoogste trainingsgraad onder jongeren is, de regio ook gekenmerkt wordt door de hoogste jeugdwerkloosheid. De kernvraag in het trainen van de jongeren is of ze voor de juiste banen worden opgeleid, aangezien de banen van de toekomst nog niet goed bekend zijn. Tot slot, mevrouw Sikkut uit Estland (S&D) stelde dat een studie in haar land liet zien dat veel werknemers online-training hebben geïntegreerd in hun dagelijkse praktijk door online-cursussen te volgen, onder andere via YouTube, maar dat veel werknemers zich hierbij niet als student identificeren.
De delegatie vanuit de Tweede Kamer,
Van Otterloo
Slootweg
De delegatie vanuit de Eerste Kamer,
Geerdink
De ambtelijke begeleiding van de delegatie,
Bokhorst (Tweede Kamer), Timmer (Tweede Kamer), van den Berg (Eerste Kamer), van Dooren (Eerste Kamer)
Op de website van de Europese parlementaire week is achtergrondinformatie beschikbaar en zijn de bijeenkomsten terug te bekijken. https://www.europarl.europa.eu/relnatparl/en/high-level-conferences/european-parliamentary-week.html↩︎
Verdrag inzake Stabiliteit, Coördinatie en Bestuur in de Economische en Monetaire Unie. Te raadplegen via https://wetten.overheid.nl/BWBV0005670/2013-11-01↩︎
Pieter Omtzigt en Renske Leijten, Opening up closed doors: Making the EU more transparent for its citizens, Paper from the Dutch COSAC delegation on EU transparency (Talinn 2017).↩︎