Lijst van vragen en antwoorden over Beleidsreactie themaonderzoek toetsing en afsluiting in het voortgezet onderwijs
Voortgezet Onderwijs
Lijst van vragen en antwoorden
Nummer: 2020D21419, datum: 2020-05-29, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-31289-424).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: O.C. Tellegen, voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (Ooit VVD kamerlid)
- Mede ondertekenaar: E.M. Verouden, adjunct-griffier
Onderdeel van kamerstukdossier 31289 -424 Voortgezet Onderwijs.
Onderdeel van zaak 2020Z09907:
- Indiener: A. Slob, minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2020-06-05 10:00: Examens (Inbreng schriftelijk overleg), vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2020-06-09 15:45: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2020-06-11 11:30: Procedurevergadering (videoconferentie) (Procedurevergadering), vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2024-02-28 13:45: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2019-2020 |
31 289 Voortgezet Onderwijs
Nr. 424 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN
Vastgesteld 29 mei 2020
De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media over de brief van 4 februari 2020 inzake de Beleidsreactie themaonderzoek toetsing en afsluiting in het voortgezet onderwijs (Kamerstuk 31 289, nr. 413).
De Minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 28 mei 2020. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.
De voorzitter van de commissie,
Tellegen
Adjunct-griffier van de commissie,
Verouden
Vragen en antwoorden
1.
Hoeveel en welke van de maatregelen genoemd in de brief worden verplicht gesteld voor scholen?
Op dit moment is er regelgeving in voorbereiding die verplicht gaat stellen dat een school een examencommissie heeft. Scholen worden verplicht in het Programma van Toetsing en Afsluiting (PTA) duidelijk te maken met welke toetsen de verplichte schoolexamenonderdelen worden afgesloten1 Verder worden aan het afsluiten van de schoolexamenperiode en het vaststellen van het schoolexamencijfer aangescherpte eisen gesteld. Daarnaast zullen scholen actief bij de Inspectie van het Onderwijs (hierna: inspectie)moeten melden als zij aanpassingen doen in het PTA na 1 oktober.
Het thema toetsing en examinering is met ingang van 2020 aangewezen als een van de maatschappelijke thema’s waar schoolbesturen in het jaarverslag over moeten rapporteren.
Naast deze wettelijke verplichtingen heeft de VO-raad checklists en handreikingen ontwikkeld ter ondersteuning van de scholen bij het borgen- en verbeteren van de kwaliteit van de schoolexamens. Deze kunnen scholen gebruiken bij het verbeteren van hun werkwijzen, maar zijn niet verplicht.
2.
Welke maatregelen zijn genomen na eerdere incidenten rondom examens, zoals Ibn Ghaldoun in Rotterdam, om te zorgen dat de PTA’s goed worden nageleefd op scholen? Hoe kan het dat er niet eerder door de inspectie2 goed op is getoetst gezien het grote belang van ordentelijk en zorgvuldige examenprocessen en gezien het civiele effect van de diploma’s?
Het incident bij Ibn Ghaldoun in 2013 betrof diefstal van centrale examens die opgeslagen waren in de school. Dit voorval had niet direct betrekking op het PTA en de schoolexamens. Daarom vormde het destijds geen aanleiding om aanvullende maatregelen te treffen met betrekking tot het proces van totstandkoming van PTA’s en organisatie van schoolexamens.
De onderzoekstandaard Onderwijsproces 8 (OP8), die betrekking heeft op toetsing en afsluiting, maakte tot 2018 onderdeel uit van het risicogerichte toezicht. Een aantal incidenten, zoals VMBO Maastricht en het Calvijn College, heeft ertoe geleid dat de inspectie sinds 2019 OP8 standaard meeneemt in het reguliere bestuursgerichte toezicht.
3.
Welke maatregelen zijn er landelijk genomen ten behoeve van de algemene verbetering van de toetsing en afsluiting in het voortgezet onderwijs naar aanleiding van de problemen op het VMBO Maastricht
Zie het antwoord op vraag 1 voor de aangekondigde aanpassing van de regelgeving.
De inspectie heeft na het examenvoorval in 2018 het onderwerp toetsing en afsluiting sinds 2019 structureel meegenomen in onderzoeken bij besturen en scholen. Het is daarmee verankerd in het regulier toezicht. Ook moeten scholen met ingang van 2020 het thema toetsing en afsluiting verplicht meenemen in de verantwoording in het jaarverslag.
Daarnaast is de VO-raad in 2019 met de sector aan de slag gegaan via negen actielijnen voor het versterken van het schoolexamen en de examenorganisatie.3 Hierbij is onder andere de afspraak gemaakt dat:
• iedere school vanaf augustus 2020 een examencommissie heeft;
• iedere school een visie op toetsing en examinering ontwikkelt;
• het schoolexamen een meer afsluitend karakter krijgt, en
• de VO-raad handreikingen en checklists ontwikkelt om scholen te ondersteunen.
4.
Wat was de reden dat de scholen bij de genoemde 192 herstelopdrachten niet al zelf hadden geconstateerd dat ze niet voldeden aan de PTA’s en niet al zelf maatregelen hadden genomen om de tekortkomingen te herstellen?
Het onderzoek van de inspectie toont aan dat er meerdere oorzaken ten grondslag liggen aan de geconstateerde tekortkomingen in het examenproces. Fouten kunnen ontstaan in de organisatie en uitvoering van het examenproces, door een onduidelijke rol- en verantwoordelijkheidsverdeling, maar ook doorkeuzes die worden gemaakt rond de invulling en inzet schoolexamens.
Ook kan een combinatie van voornoemde factoren leiden tot tekortkomingen. De inspectie constateert dat het organiseren en uitvoeren van de schoolexamens nog te vaak een administratief proces is en dat kwaliteitsbewaking onvoldoende goed is ingericht. Daarbij komt dat taken zijn gedelegeerd vanuit besturen aan directeuren, examensecretarissen en vaksecties. Hierdoor hebben besturen en scholen onvoldoende zicht op de eigen kwaliteit van de toetsing en examinering. Onterecht vertrouwen besturen er nog te veel op dat het vervolgens goedkomt, terwijl zij hun eindverantwoordelijkheid voor de kwaliteit, organisatie en uitvoering van de schoolexamens onvoldoende kunnen nemen. Tekortkomingen blijven daardoor onopgemerkt.
Dat neemt niet weg dat de inspectie óók heeft geconstateerd tijdens de looptijd van het onderzoek dat het bewustzijn bij scholen enorm is toegenomen en dat scholen actief bezig zijn met verbeteren.
5.
Kunt u een overzicht geven van alle tekortkomingen die de inspectie heeft aangetroffen bij de onderzochte scholen?
De tekortkomingen die de inspectie bij de onderzochte scholen heeft aangetroffen hebben te maken met het niet voldoen aan de wettelijke eisen met betrekking tot het PTA en het examenreglement, en het niet naleven van het PTA en het examenreglement. In de tabellen 1, 2 en 4 en op de pagina’s 17, 19 en 20 van het rapport van de inspectie is een overzicht gegeven van de tekortkomingen waarvoor scholen een herstelopdracht hebben gekregen.
6.
Wat is de reden dat er zoveel tekortkomingen werden aangetroffen?
Het onderzoek van de inspectie toont aan dat er meerdere oorzaken ten grondslag liggen aan de geconstateerde tekortkomingen in het examenproces op scholen. Zie ook het antwoord op vraag 4. De verschillende kwetsbaarheden die ontstaan, zoals gebrekkige kwaliteitsborging, een té veel administratieve benadering van het examenproces, en een gebrek aan sturing vanuit bestuur en schoolleiding, worden met de aangekondigde maatregelen aangepakt.
7.
Kan specifiek worden aangegeven bij de genoemde 29 herstelopdrachten waarbij niet alle examenprogrammaonderdelen waren beschreven en de 13 genoemde herstelopdrachten vanwege het niet goed uitvoeren van de PTA’s, wat de reden was dat scholen deze gebreken zelf niet hadden geconstateerd? Ontbrak het aan een goed systeem van «checks and balances» of waren er andere redenen dat het niet door de scholen zelf was gezien?
Zie het antwoord op vraag 4 en vraag 6.
8.
Welke herstelopdrachten zijn nog niet helemaal uitgevoerd en wat is de reden daarvan?
De herstelopdrachten die de inspectie heeft gegeven aan de onderzochte scholen tijdens dit themaonderzoek zijn inmiddels allemaal uitgevoerd.
9.
Hoeveel scholen maken wel gebruik van de handreikingen en checklists van de VO-raad en hoeveel scholen niet?
Navraag bij de VO-raad leert dat de handreikingen en checklists die op hun website staan veelvuldig geraadpleegd worden. De checklists zijn door meer dan 90 procent van de vo-scholen opgevraagd. Voor de handreikingen geldt dat deze door 70 procent van de scholen zijn opgevraagd. In hoeverre scholen deze materialen vervolgens gebruiken is niet met zekerheid vast te stellen. De inspectie constateert overigens wel bij het onderzoek op scholen dat er veel gebruik van gemaakt wordt van deze handreikingen en checklists.
10.
Zijn de maatregelen die genomen worden onder het kopje «organisatie en uitvoering van het examenproces binnen de school» verplicht voor scholen of niet?
Scholen zijn verplicht zich te houden aan de geldende wet- en regelgeving. De handreikingen en checklists van de VO-raad, maar ook andere acties zoals de collegiale consultatie zijn bedoeld ter ondersteuning van de scholen. Het gebruik hiervan is niet verplicht in wet- en regelgeving.
11.
Waarom was het toezicht op de toetsing en examinering hiervoor geen onderdeel van het reguliere toezicht, aangezien het belang immers groot is vanwege het civiele effect van de diploma’s en het feit dat iedereen erop moet kunnen vertrouwen dat het proces eromheen zorgvuldig verloopt? Op welke wijze werd wel getoetst door de inspectie of scholen de PTA’s op orde hadden? Gebeurde dat incidenteel, signaal gestuurd of helemaal niet?
Tot 2018 maakte de onderzoeksstandaard toetsing en afsluiting (OP8) onderdeel uit van het risicogerichte toezicht. Waar nodig kon de inspectie in een onderzoek het PTA en examenreglement raadplegen dat de scholen jaarlijks voor 1 oktober aan de inspectie toezenden. De gebeurtenissen in 2018 bij vmbo Maastricht waren aanleiding om OP8 standaard toe te voegen aan het reguliere bestuurlijke toezicht.
12.
Wat is de reden dat er nu op zoveel scholen tekortkomingen zijn geconstateerd? Wat is er nu anders dan vroeger toen dit blijkbaar minder voorkwam? Heeft het te maken met de vorm van examenorganisatie van scholen of zijn er andere redenen aan te wijzen?
In het onderzoeksrapport constateert de inspectie dat hoewel de meeste scholen wel bezig zijn met kwaliteitsbewaking, deze kwaliteitsbewaking vooral een administratief proces is. Doordat de kwaliteitsbewaking beperkt blijft tot administratieve procedures, hebben besturen en scholen onvoldoende zicht op de eigen kwaliteit van de toetsing en examinering. Hierdoor blijven veel tekortkomingen onopgemerkt. Zie ook het antwoord op vraag 4 en vraag 6.
13.
Kan worden aangegeven op welke specifieke punten de examenorganisatie kwetsbaar is? Verschilt dat van de situatie vroeger op scholen of is dit altijd al zo geweest?
Er is sinds de invoering van het schoolexamen op verschillende momenten discussie en bijstelling van de regelgeving geweest met betrekking tot de schoolexamens. In het rapport van de Commissie Kwaliteit Schoolexaminering wordt hiervan een historisch overzicht gegeven.4 Daaruit, maar ook uit het rapport van de inspectie blijkt dat de rol van het schoolexamen aan inflatie onderhevig is geweest en steeds minder gebruikt is als sluitstuk van het eigen onderwijsaanbod in de afsluiting van het onderwijs. De aandacht en focus op kwaliteitsborging is sterk op het centraal examen komen te liggen.
Uit het rapport van de inspectie blijkt dat er verschillende kwetsbaarheden in het proces met betrekking tot de schoolexamens zijn ontstaan. Zie het antwoord op vragen 4 en 6.
14.
Zijn er al eerder signalen geweest bij de inspectie of VO-raad dat scholen niet voldoen aan de handreikingen die namens de VO-raad zijn opgesteld? Zo ja, wat is met deze signalen gedaan?
De handreikingen van de VO-raad zijn gemaakt ter ondersteuning van de scholen en hebben zelf geen verplichtend karakter. Daarom worden er ook geen signalen over verzameld door de inspectie of VO-raad.
15.
Waarom gaat de actielijn van de VO-Raad over collegiale consultatie pas in bij schooljaar 2021–2022, waarom kan dit niet al ingaan het komende schooljaar 2020–2021?
Dit schooljaar zijn scholen al met collegiale consultatie gestart. De actielijn richt zich echter op deelname door álle vo-scholen. Naast dat dit een nieuwe activiteit is waar ervaring mee moet worden opgedaan, brengt het ook een grote organisatorische inspanning met zich mee. Dat maakt dat de VO-raad het schooljaar 2021–2022 heeft bepaald als jaar dat alle scholen deelnemen.
16.
Wat is de reden dat niet alleen de inhoudelijke verantwoordelijkheid voor de organisatie van de schoolexamens binnen scholen is doorgedelegeerd naar de vaksectie, maar er blijkbaar ook op directie en/of bestuurdersniveau niet de verantwoordelijkheid wordt genomen om te kijken of voldaan wordt aan de PTA’s? Op welke wijze kwam het onderwerp wel ter sprake op directieniveau of bleef het alleen op het niveau van de vaksecties?
Besturen zijn eindverantwoordelijk voor een zorgvuldig verloop van het eindexamen. Uit het onderzoek van de inspectie bleek dat zij die eindverantwoordelijkheid nu invullen door te vertrouwen op de kwaliteitsbewaking door de scholen. Ook verwachten zij dat zij op tijd worden geïnformeerd over tekortkomingen en in geval van onregelmatigheden scholen effectieve maatregelen nemen. Besturen gaan nauwelijks zelf na of de toetsing en examinering zorgvuldig verlopen. Ook sturen zij hier niet op. De inspectie constateert nadrukkelijk dat er daarmee een cultuur heerst van gegeven vertrouwen in plaats van verdiend vertrouwen. De kwaliteitsbewaking blijkt echter kwetsbaar, doordat het zich beperkt tot administratieve procedures en eveneens uitgaat van gegeven vertrouwen (in de vaksecties). Besturen en directies hebben hierdoor onvoldoende zicht en grip op de toetsing en examinering, waarbij de focus van gesprekken hierover vooral betrekking had op de centrale examens.
De constatering van de inspectie is wel dat de gebeurtenissen van de zomer van 2018 het onderwijsveld onmiskenbaar heeft wakker geschud. De schoolexaminering staat inmiddels hoog op de agenda van besturen en scholen. Er wordt met veel inspanning gewerkt aan de verbetering van de schoolexaminering. Daarvan zijn inmiddels resultaten zichtbaar geeft de inspectie aan. De PTA’s en examenreglementen van het huidige schooljaar zijn beter dan vorig schooljaar en er is meer aandacht voor het verloop van de schoolexaminering.
17.
Is er nu sprake van heldere en stevige kaders voor het schoolexamen?
Er zijn stevige kaders voor het schoolexamen, daarnaast is er regelgeving in voorbereiding om de kaders aan te vullen en aan te scherpen.
18.
Wanneer gaat u in gesprek met de inspectie over de balans in het toezicht ten aanzien van het centraal examen in relatie tot het schoolexamen en of die verbeterd kan worden? Wanneer wordt de Kamer hierover geïnformeerd?
Wij zijn hierover in gesprek met de inspectie en ik verwacht de Kamer in het najaar nader te kunnen informeren.
19.
In hoeverre en op welke manier is het maken van goede schoolexamens onderdeel van de lerarenopleiding?
De lerarenopleidingen voor het voortgezet onderwijs hebben toetsing en examinering opgenomen in het curriculum. Zo is er voor de tweedegraads lerarenopleidingen in het hbo een specifiek kennisdomein «toetsen en evalueren» in de generieke kennisbasis opgenomen. Ook in de vakdidactische delen uit de vakkennisbases heeft toetsing een plek. In de universitaire lerarenopleidingen komt toetsing aan de orde in de curriculumonderdelen onderwijskunde en vakdidactiek.
20.
Kunt u toelichten hoe scholen de gewenste inhaalslag kunnen maken, gezien de grote hoeveelheid vrijheid en autonomie? Hoe kunt u alle scholen goed monitoren en ontstaan daarbij geen grote verschillen.
Scholen maken met ondersteuning van onder meer de VO-raad op dit moment een inhaalslag. Het toezicht van de inspectie blijft erop gericht dat scholen voldoen aan de wettelijke eisen. Zo wordt onder andere bekeken of OP8 onderdeel is van het stelsel van kwaliteitszorg van het bestuur en de scholen. Daartoe maakt de inspectie gebruik van de reguliere onderzoeken, risicogerichte onderzoeken, signalen en herhalen zij het themaonderzoek na inwerkintreding van de nieuw aangekondigde maatregelen.
21.
Kunt u uiteenzetten of er een mogelijke rol voor oud-leerlingen is weggelegd bij de garandering van kwaliteit van de examens?
Het is in eerste instantie aan de besturen en scholen om een goed plan te maken voor de aanpak van de kwaliteitsborging. (Oud-)leerlingen kunnen daarbij een bron van informatie zijn voor scholen en/of besturen om de kwaliteit van de (school)examenorganisatie te evalueren en verbeteren.
22.
Hebben de incidenten consequenties gehad voor betrokken personeelsleden binnen de verschillende scholen?
Eventuele consequenties in de relatie tussen werkgevers en werknemers zijn mij niet bekend, omdat dit een zaak is van de scholen zelf. Hier treed ik niet in en word ik niet over geïnformeerd.
23.
Hoeveel geld heeft dit onderzoek gekost en hoeveel fte is er mee bezig geweest
Het themaonderzoek heeft plaatsgevonden binnen de reguliere begroting van de inspectie.
De inspectie verantwoordt jaarlijks de inzet van haar middelen via het jaarverslag.
24.
Waarom zijn deze uitsluitingen toegepast? (De vraag heeft betrekking op 2.1.1. van het onderzoeksrapport)
Deze uitsluitingen zijn toegepast vanwege reeds bestaande afspraken met scholen in het geval van kwaliteitsonderzoeken en herstelonderzoeken of om het onderzoek uitvoerbaar te houden (in het geval van de overzeese gebieden). Ten slotte vindt in Internationale Schakelklassen, Eerste Opvang Anderstaligen en afdelingen zonder examenjaren geen schoolexaminering plaats.
25.
Wat waren de wettelijke tekortkomingen gespecificeerd per geval in het verloop van de toetsing en examinering bij de 73 van de 104 scholen?
De tekortkomingen worden niet per individuele school verstrekt. Een overzicht van de wettelijke tekortkomingen voor het gehele onderzoek is weergegeven in de tabellen 2 en 4 van het onderzoeksrapport, zie ook mijn antwoord bij vraag 30.
26.
Welke herstelopdrachten, gespecifieerd per geval, werden er bij de 60 scholen gegeven?
Zoals aangegeven bij het antwoord op vraag 25 worden gegevens niet per individuele school weergegeven. De relevante overzichten met betrekking tot het totaal van de onderzochte scholen zijn opgenomen in hoofdstuk 3 van het onderzoeksrapport, zie ook mijn antwoord op vraag 5.
27.
Wat betekent OP8?
In het onderzoekskader voor het toezicht op het voortgezet onderwijs wordt weergegeven welke standaarden de inspectie hanteert voor haar toezicht.5
Dit waarderingskader kent vijf kwaliteitsgebieden en heeft bij elk kwaliteitsgebied een aantal standaarden. Een van de standaarden bij het kwaliteitsgebied Onderwijsproces (OP) is OP8 Toetsing en examinering. Bij deze standaard kijkt de inspectie of de toetsing en examinering bij een school zorgvuldig verlopen.
28.
Waarom ontbrak er tijdige signalering bij leerlingen, waardoor er onvoldoende tijd was om de toetsen in te halen?
Een van de oorzaken is het niet op orde zijn van de cijferadministratie. Soms was de inrichting niet in overeenstemming met het PTA: de cijferadministratie bevatte niet dezelfde hoeveelheid toetsen of «kolommen» als het aantal toetsen in het PTA. Vaak had dit te maken met een toets in het PTA die in de praktijk uit meerdere subtoetsen bestond die niet in het PTA vermeld stonden. Ook blijkt dat afspraken over de cijferadministratie niet altijd opgevolgd worden door de vaksecties of gaan vaksecties er verschillend mee om. Hierdoor kon het cijfer 1 een heel andere betekenis krijgen bijvoorbeeld als maatregel voor onregelmatigheden, als cijfer voor daadwerkelijk gemaakt werk of om aan te geven dat leerlingen een toets gemist hadden. Wanneer afspraken over het aangeven van het inhalen of herkansen van toetsen in de cijferadministratie verschillend uitgevoerd worden, maakt dit de uitvoering van de toetsing kwetsbaar en oncontroleerbaar. Ondanks deze tekortkomingen hebben herstelacties er toe geleid dat in geen van de gevallen leerlingen niet deel te hebben kunnen nemen aan het centraal examen.
29.
Hoeveel leerlingen konden door het ontbreken van tijdige signalering geen diploma in ontvangst nemen?
Volgens de inspectie zijn er geen leerlingen die om deze reden geen diploma in ontvangst hebben kunnen nemen.
30.
Welke herstelopdrachten zijn er gegeven?
De inspectie formuleert de herstelopdracht in lijn met de geconstateerde tekortkoming. Zoals aangegeven in mijn antwoord bij vraag 5, is in de tabellen 1, 2 en 4 en op de pagina’s 17, 19 en 20 van het themarapport van de inspectie beschreven waarvoor scholen een herstelopdracht hebben gekregen.
31.
Hoe kan het dat afspraken over de cijferadministratie niet altijd opgevolgd werden en dat vaksecties verschillend met deze cijferadministratie zijn omgegaan?
De inspectie constateert in haar onderzoek dat de taken en verantwoordelijkheden met betrekking tot de schoolexamens binnen besturen en scholen zelden zijn vastgelegd. Als ze vastgelegd zijn, dan is dit vaak niet duidelijk genoeg voor alle betrokkenen. Het bestuur, de schoolleiding, de examensecretaris en vaksecties gaan er namelijk vanuit dat een ander de kwaliteit bewaakt, zonder dat dit ook zo is. Men voelt zich vooral verantwoordelijk voor het eigen aandeel in het verloop van de toetsing en examinering. Daarnaast speelt ook hier de cultuur van gegeven vertrouwen een rol zoals aangegeven in het antwoord op vraag 16.
32.
Kan gespecifieerd worden per geval waar het examenreglement niet voldeed aan de wettelijke eis?
Deze informatie wordt niet per individuele school weergegeven. Voor een overzicht van de redenen van het niet voldoen aan de wettelijke eisen en het aantal van elke soort voor de totale onderzoeksgroep verwijs ik naar de tabellen 1, 2 en 4 in het onderzoeksrapport van de inspectie.
33.
Welke drie afwijkende manieren van examinering werden niet gemeld door de drie scholen?
Het betreft aanpassingen in de wijze van examineren in verband met leerlingen die recht hebben op extra faciliteiten. Scholen moeten dat melden aan de inspectie volgens artikel 55 Eindexamenbesluit VO.
De inspectie heeft geen onderzoek gedaan naar de aard van de gebezigde afwijking. Er is alleen onderzocht of scholen in geval van extra faciliteiten dit meldden bij de inspectie.
34.
Waarom mogen scholen zelf kiezen welke herkansingsmogelijkheden ze voor hun leerlingen hanteren?
Scholen zijn zelf verantwoordelijk voor de vormgeving van het schoolexamen. Zij bepalen welke toetsen en in welke vorm toetsen worden afgenomen. Scholen kunnen naast de verplichte eindtermen ook eigen examenonderdelen toevoegen aan het schoolexamen. Zij bepalen ook zelf de regeling voor herkansen van schoolexamenonderdelen. Deze vormgeving kan en mag per school in relatie tot het eigen karakter en de visie van de school verschillen. Het schoolexamen biedt scholen de mogelijkheid om het diploma een schooleigen karakter te geven naast de landelijke, meer objectieve standaard die het centraal examen inbrengt. Deze verschillen zijn niet erg. Integendeel, het eindexamen is bewust zo opgezet dat er een balans is tussen een landelijke, onafhankelijke toetsing en school-specifieke toetsing op basis van de eigen visie op de afsluiting van het curriculum. Ik hecht dan ook sterk aan de ruimte die het schoolexamen biedt.
35.
Kunt u toelichten waarom scholen veel vrijheid krijgen bij het hanteren van een eigen visie op de inrichting en verbeteringen van het schoolexamen, wat mogelijk kan leiden tot veel onregelmatigheden?
Het eindexamen bestaat uit het schoolexamen en een landelijk centraal examen. Scholen hebben de ruimte om het schoolexamen zelf vorm te geven, passend bij hun eigen onderwijsvisie en passend bij de talenten van hun leerlingen. De landelijke wettelijke kaders zorgen voor duidelijkheid en transparantie voor leerlingen en ouders, juist omdat de vormgeving en invulling van schoolexamens per school kan verschillen. Ik hecht sterk aan de balans tussen een landelijke, onafhankelijke, toetsing en school-specifieke toetsing op basis van de eigen visie op de afsluiting van het curriculum. Deze vrijheid tot eigen invulling kan bestaan bij gratie van heldere en stevige kaders. Hierbinnen moeten scholen hun verantwoordelijkheid nemen.
36.
Waarom worden er nauwelijks toetsmatrijzen gebruikt door scholen om de kwaliteit van toetsen te bewaken?
Het is aan scholen zelf om te bepalen op welke manier zij de kwaliteit van de schoolexamens willen waarborgen. De inspectie geeft aan dat dit nu vooral belegd is bij de vaksecties en hoort bij de deskundigheid van docenten. Toetsmatrijzen zijn niet de enige manier om de kwaliteit van toetsen te waarborgen. Wat de redenen zijn dat deze manier nog nauwelijks wordt gebruikt, is niet onderzocht. De inrichting van de verplichte examencommissie zal er wel toe leiden dat er bewuste keuzes moeten worden gemaakt in de kwaliteitsbewaking.
37.
Er wordt meerdere malen over kwaliteitsbewaking gesproken, hoe gaat u dit concreet aanpakken? Zo wordt er gesproken over de noodzakelijkheid van deskundigheidsbevordering, wanneer wordt dit de prioriteit?
Ten behoeve van de kwaliteitsbewaking zijn diverse maatregelen aangekondigd in mijn brief van 17 oktober 2019.6 In bijlage 1 bij mijn brief van 4 maart 2020 met betrekking tot het themaonderzoek van de inspectie zijn alle maatregelen die zijn genomen nog eens op een rij gezet.7 Onder meer is de kwaliteit van de examenorganisatie onderdeel van de prioriteiten in het jaarverslag van de besturen, heeft de inspectie OP8 opgenomen in haar regulier toezicht en wordt het themaonderzoek door de inspectie op termijn herhaald.
Vanuit verschillende organisaties zoals SPV, PLEXS en de VO-raad zijn er mogelijkheden tot deskundigheidsbevordering en collegiale consultatie op bijvoorbeeld het gebied van schoolexamens, pta en invulling van het examensecretariaat ontwikkeld. Van dit aanbod wordt veel gebruik gemaakt. De verantwoordelijkheid voor deskundigheidsontwikkeling ligt uiteindelijk bij de schoolbesturen. Gezien de grote interesse voor het aanbod op dit terrein lijkt de toegenomen aandacht voor de kwaliteit van toetsing en examinering zich ook te vertalen naar deskundigheidbevordering.
Aanvullend daarop laat ik het komende schooljaar nader onderzoek doen naar de behoefte aan deskundigheidsbevordering op dit gebied.
38.
In hoeverre worden de aanbevelingen uit het themaonderzoek overgenomen in het beleid ten aanzien van toetsing en afsluiting in het voortgezet onderwijs?
Alle aanbevelingen van de inspectie worden overgenomen en verwerkt in de maatregelen en acties die al ondernomen zijn naar aanleiding van de incidenten bij VMBO Maastricht en het Calvijn College en het onderzoek van de Commissie Kwaliteit Schoolexaminering. Zoals aangegeven in mijn brief van 4 maart 2020 laten de aanbevelingen uit het rapport van de inspectie zien dat de maatregelen die ik heb ingezet de juiste maatregelen zijn.
Enkele concrete voorbeelden hiervan zijn het aanscherpen van de rol van de examensecretaris, het verplicht stellen van een examencommissie op alle scholen en het in het PTA aangeven met welke toetsen de verplichte eindtermen worden afgesloten.
PTA: Programma van Toetsing en Afsluiting↩︎
Inspectie: Inspectie van het Onderwijs↩︎
www.vo-raad.nl/home/nieuws/vo-raad: versterking schoolexaminering via negen actielijnen↩︎
https://www.vo-raad/nieuws/commissie-kwaliteit-schoolexaminering-kwaliteit-schoolexaminering-onvoldoende-gegarandeerd↩︎
Via https://www.onderwijsinspectie.nl naar: Inspectie van het onderwijs›onderwerpen›De onderzoekskaders 2017↩︎
Kamerstuk 31 289, nr. 408↩︎
Kamerstuk 31 289, nr. 413↩︎