[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Verslag

Wijziging van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen in verband met uitbreiding van de hardheidsclausule en invoering van een hardheidsregeling en een vangnetbepaling (Wet hardheidsaanpassing Awir)

Verslag (initiatief)wetsvoorstel (nader)

Nummer: 2020D21831, datum: 2020-06-04, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-35468-6).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van kamerstukdossier 35468 -6 Wijziging van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen in verband met uitbreiding van de hardheidsclausule en invoering van een hardheidsregeling en een vangnetbepaling (Wet hardheidsaanpassing Awir) .

Onderdeel van zaak 2020Z09364:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2019-2020

35 468 Wijziging van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen in verband met uitbreiding van de hardheidsclausule en invoering van een hardheidsregeling en een vangnetbepaling (Wet hardheidsaanpassing Awir)

Nr. 6 VERSLAG

Vastgesteld 4 juni 2020

De vaste commissie voor Financiën, belast met het voorbereidend onderzoek van bovenstaand wetsvoorstel, en de daarbij door de commissie betrokken brieven «Voorhang ontwerpbesluit tot instelling van de Bestuurlijke Adviesraad Kinderopvangtoeslag» (Kamerstuk 31 066, nr. 656) en «Reactie op het verzoek van het lid Lodders, gedaan tijdens het debat over het stopzetten van de kinderopvangtoeslag op 27 mei 2020, over een stroomschema» (Kamerstuk 31 066, nr. 657), heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.

Onder het voorbehoud dat de regering de vragen en opmerkingen in dit verslag afdoende zal beantwoorden, acht de commissie hiermee de openbare behandeling van het voorstel van wet voldoende voorbereid.

De voorzitter van de vaste commissie voor Financiën,
Anne Mulder

Adjunct-griffier van de commissie,
Freriks

INLEIDING

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de Wet hardheidsaanpassing Awir. Deze leden delen de strekking van de wet om ouders die in de Combiteam Aanpak Facilitators (CAF)-zaken onevenredig hard zijn behandeld en benadeeld door de overheid te compenseren en de harde werking van de wet te herstellen. Daarnaast delen deze leden ook de strekking van de wijziging om ook in gevallen langer dan vijf jaar geleden te compenseren. De wet is technisch ingestoken. Deze leden hebben over onder andere de techniek van de wet en de soms onduidelijke toelichting, verschillende vragen en opmerkingen. En daarbij merken deze leden op dat aanvullende technische vragen tijdens de plenaire wetsbehandeling niet uit de weg worden gegaan

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de Wet hardheidsaanpassing Awir. Zij zien wel een dilemma tussen het zo spoedig mogelijk tegemoetkomen van de ouders die gecompenseerd moeten worden en het zorgvuldig behandelen van de wetgeving als het gaat om toeslagen. Zij merken op dat het hierop eerder fors is misgegaan.

De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van het voorstel voor de Wet hardheidsaanpassing Awir. Deze leden verwelkomen dat met dit voorstel belangrijke stappen worden gezet om tot een oplossing voor ouders te komen, het harde karakter van onderdelen van de wet- en regelgeving weg te nemen of te verzachten en de dienstverlening te verbeteren. Deze leden onderschrijven de behoefte aan duidelijkheid en het belang van een snelle en ruimhartige oplossing voor de ouders. De leden van de D66-fractie hebben een aantal vragen.

De leden van de fractie van GroenLinks hebben met interesse kennisgenomen van het wetsvoorstel. Zij hebben daarbij nog enkele vragen.

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel en hebben hierbij enkele vragen en opmerkingen.

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben kennisgenomen van de Wijziging van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen. Hierover hebben zij enkele aanvullende vragen.

I. ALGEMEEN

De leden van de CDA-fractie merken op dat deze wetgeving enorm veel vraagt van de uitvoering en dat de kern van het wetsvoorstel wordt uitgewerkt in algemene maatregelen van bestuur (AMvB’s) en een ministeriële regeling. Kan de regering de concepten van de lagere regelgeving die op dit wetsvoorstel gebaseerd zullen worden per ommegaande aan de Kamer doen toekomen? Het valt de leden van de CDA-fractie bovendien op dat de lagere regelgeving niet lijkt te zijn meegenomen bij de uitvoeringstoets.

Kan de regering het geheel van wet- en regelgeving, namelijk de compensatieregeling, de hardheidsregeling, de vangnetbepaling en de regeling voor de groep ouders die de kwalificatie opzet/grove schuld heeft gekregen, toetsen op uitvoerbaarheid voordat er een stemming in de Tweede Kamer plaatsvindt?

Juist bij deze regelingen verwachten de leden van de CDA-fractie uitvoeringsproblemen, bijvoorbeeld vanwege de onvolledige dossiers en een uitvoeringstoets zou al die problemen in kaart kunnen brengen. De wet geeft weinig inzicht in hoe zaken beoordeeld zullen worden en hoe schade vergoed zal gaan worden. De leden van de CDA-fractie verzoeken de regering te zorgen voor een eenvoudige, reële en ruimhartige wijze van terugbetalen en het vergoeden van schade, waarbij voldaan wordt aan de aanbevelingen van de Nationale ombudsman in zijn rapport van 2017 en de schadevergoedingswijzer.

Tevens verzoeken deze leden de regering een tijdspad schetsen van de hele hersteloperatie. Op welke wijze zal bovendien gemonitord worden of deze wetgeving, inclusief de onderliggende regelgeving, in de praktijk volstaat of op korte termijn aanpassingen nodig heeft?

Tot slot verzoeken de leden van de CDA-fractie om een raming van hoeveel mensen waarvoor in aanmerking komen en hoeveel geld dat kost.

De leden van de CDA-fractie willen daarbij opmerken dat in het hele proces voldoende objectiviteit moet zijn gewaarborgd. Dat betekent dat de beoordeling van het recht op een van de regelingen niet mag geschieden door de medewerkers van de Belastingdienst die eerder bij de stopzetting en behandeling van bezwaar en beroep betrokken zijn. Deze leden krijgen signalen dat dit toch gebeurt. Zij verzoeken de regering daarom aan te geven of er medewerkers die CAF-zaken behandeld hebben, nu opnieuw betrokken zijn bij de herbeoordeling van de dossiers.

Maar deze leden zien ook een link met de aangifte die de bewindspersonen gedaan hebben tegen de eigen dienst. Onderhavig wetsvoorstel is immers geschreven voordat de aangifte is gedaan, maar als geoordeeld wordt dat een CAF-zaak of een individueel geval vergelijkbaar is met CAF 11, dan kan dat van invloed zijn op het onderzoek door het OM. Op welke wijze is daarom gewaarborgd dat de beoordeling of een CAF-zaak of een individueel vergelijkbaar is met CAF 11 objectief gebeurt? Welke externe personen houden toezicht op de objectiviteit van de beoordeling? Ziet de regering daarin bijvoorbeeld een rol voor de Nationale ombudsman?

Er zijn momenteel al CAF-zaken beoordeeld, maar binnen dezelfde CAF-zaak krijgen sommige ouders te horen dat de CAF-zaak vergelijkbaar is met CAF 11 en andere ouders binnen dezelfde CAF-zaak krijgen te horen dat de zaak niet vergelijkbaar is met CAF 11. Kan de regering uitleggen hoe dit kan? Heeft de Commissie van Wijzen, die beoordeeld heeft of een CAF-dossier vergelijkbaar is met CAF 11, ook gekeken naar onderliggende persoonlijke dossiers en het onderzoeksdossier of alleen naar het onderzoek van die specifieke CAF-zaak? Krijgt deze Commissie alle stukken of niet

De leden van de CDA-fractie willen graag een duidelijk antwoord op deze vraag omdat noch de Auditdienst Rijk (ADR), noch de Adviescommissie uitvoering toeslagen (AUT) individuele dossiers gevraagd en gezien heeft. In dit specifieke geval lijkt het erop dat niemand de dossiers zelf bekeken heeft om te beoordelen of er sprake is «institutionele vooringenomenheid»

Graag ontvangen de leden van de CDA fractie duidelijkheid wie de onderzoeksdossiers van de CAF-zaken (inclusief de mails) wel bestudeerd heeft.

Ook merken de leden van de CDA-fractie op dat het ontbreken van stukken bij de Belastingdienst de uitvoering van deze wet ook een zeer complicerende factor is. Als ouders te kennen wordt gegeven dat hun CAF-zaak niet vergelijkbaar is met CAF 11, op welke wijze wordt dit dan gemotiveerd? En hoe kunnen ouders dit beoordelen als zij hun dossier – en het onderliggende onderzoeksdossier nog niet gekregen hebben of de stukken die betrekking op de CAF-zaak niet krijgen? Hoe verloopt dan bovendien het vervolgproces, want de leden van de CDA-fractie zien niet hoe arbitrage of mediation kan plaatsvinden als een van beide partijen geen stukken krijgt. De leden van de CDA-fractie vernemen ook graag van de regering op welke wijze ouders erachter kunnen komen of en met welke gegevens zij in de Fraude Signalering Voorziening (FSV) stonden. Hoe worden ouders geholpen die stukken hebben ingeleverd, soms zelfs bij de balie van de Belastingdienst zelf, maar waarbij de stukken door de Belastingdienst zijn kwijtgeraakt?

En indien ouders in een CAF-zaken wel vinden dat hun zaak vergelijkbaar is, hoe kunnen zij dat dan aankaarten?

Waarom hebben ouders (wederom!) geen besluit gekregen dat openstaat voor bezwaar en beroep conform de Algemene wet bestuursrecht (Awb)?

Omdat er een relatie is met de aangifte tegen de dienst en omdat voor dat onderzoek alle stukken boven tafel moeten komen, vragen de leden van de CDA-fractie nogmaals naar het interne onderzoek naar de toeslagenaffaire door de directeur-generaal van de Belastingdienst uit het najaar van 2019. Onder verwijzing naar artikel 68 van de Grondwet willen zij dit onderzoek naar de affaire gewoon kunnen inzien. Het is duidelijk geen persoonlijke beleidsopvatting

Van de missende besluitenlijsten (MT Toeslagen 6-5-2013, MT Fraude 17-2-2014, MT Toeslagen 18-2-2014, MT Toeslagen 3-6-2014, Opdrachtgevers- en opdrachtnemersoverleg Financien/SZW mei 2014 en Bestuursraad 14-11-2016) vragen de leden van de CDA-fractie een sluitende verklaring waarom deze documenten niet beschikbaar zijn. Is aan alle leden die deelnamen aan deze overleggen (en hun secretaresses) gevraagd of zij nog een back-up van deze verslagen hebben? Zo nee, waarom niet en wil de regering dat dan onmiddellijk alsnog doen?

Wil de regering alle documenten die pas na het onderzoek van de ADR en het onderzoek van de heer Biemond gevonden zijn aan het OM en aan de Kamer overhandigen?

Verder merken de leden van de CDA-fractie op dat de kwalificatie van opzet/grove schuld, die een deel van de ouders heeft gekregen, van enorme invloed is geweest op hoe ouders al die jaren behandeld zijn. Dat is niet alleen een labeltje in een computersysteem, maar betekent dat zij geen betalingsregeling kregen, niet in aanmerking kwamen voor de schuldsanering en dat ze geen recht hadden op gesubsidieerde rechtsbijstand. Op grond van onderhavig wetsvoorstel krijgt deze groep ouders nu wel een betalingsregeling, moeten zij nog twee jaar hun schulden afbetalen en wordt er dan kwijtgescholden. Deze ouders kunnen verder mogelijk aanspraak maken op de compensatieregeling, de hardheidstegemoetkoming of de vangnetbepaling. Op welke wijze weegt daarbij voor die regelingen de kwalificatie van opzet/grove schuld mee?

De aangenomen motie-Leijten1geeft deze ouders het recht te weten waarom zij deze kwalificatie ontvangen hebben. Wat gebeurt er als de Belastingdienst niet of onvoldoende kan motiveren waarom deze ouders de kwalificatie opzet/grove schuld ontvangen hebben.

Verder heeft het lid Omtzigt nog vragen gesteld hierover waarvan ze gevraagd hadden die voor de inbrengdatum te ontvangen2. Kunnen de antwoorden op de Kamervragen onmiddellijk gegeven worden?

Complicerend in deze is zeker ook nog het feit dat er wel degelijk misbruik gemaakt is van de kinderopvangtoeslag. Een eerlijke beoordeling per zaak is dus nodig. Ook binnen een CAF-zaak zijn niet alle ouders gelijk, zitten ze niet bij dezelfde gastouder en hoeven ze zelfs niet alle gastouders bij hetzelfde gastouderbureau aangesloten te zijn. Klopt het echter dat als een CAF-zaak wordt beoordeeld als vergelijkbaar met CAF 11 dat dan alle ouders binnen die CAF-zaak recht hebben op de compensatieregeling, zo vragen de leden van de CDA-fractie.

De leden van de fractie van GroenLinks vragen of burgers wel genoeg inzicht hebben in dossiers om te kunnen weten of ze een vergelijkbaar geval zijn. Zouden die dossiers niet gewoon (geanonimiseerd) openbaar moeten zijn?

De leden van de SP-fractie zijn zeer teleurgesteld over de compensatie- en herstelregeling, omdat deze gebaseerd is op een oneigenlijk onderscheid tussen compensatie voor mensen die via een CAF-zaak in het vizier van de Belastingdienst/Toeslagen zijn gekomen en zij die via risicoselectie en selectieregels individuele controle kregen. Wat deze gezinnen hebben meegemaakt is hetzelfde, namelijk jarenlange bittere armoede, verlies van huis, van eigenwaarde; telkens te horen krijgen dat er geen mogelijkheid is om uit de schulden te kunnen komen omdat hen opzet werd verweten. De leden van de SP-fractie vinden het onbestaanbaar dat deze knip is gemaakt. Dit leidt tot extreme onzekerheid op dit moment, zal leiden tot rechtszaken en veel te lange procedures.

De leden van de SP-fractie vragen de regering derhalve de opgetuigde compensatie- en herstelregeling te heroverwegen en voor een ruimhartiger en snellere vorm van afwikkeling te komen, waarbij de gedupeerde ouders met vertrouwen tegemoet worden getreden. Het onderscheid kan gemaakt worden tussen mensen die door de stopzetting en terugvordering ernstige gevolgschade hebben opgelopen; daar past compensatie, en een groep gedupeerden die weliswaar in één klap veel geld moesten terugbetalen, maar die daardoor niet in de problemen raakte; deze mensen moeten hun geld terug krijgen.

De leden van de SP-fractie vinden het onuitstaanbaar dat er al mensen zijn afgewezen voor de compensatieregeling. Hoe heeft de Commissie van Wijzen bepaald of mensen vergelijkbaar zijn of niet? Welke dossiers, of delen van dossiers zijn daarvoor geraadpleegd? Tijdens de technische briefing is aangegeven dat de Commissie zelf kon aangeven wat ze nodig had voor de beoordeling; welke dossiers en welk meta/microniveau kennen deze dossiers? Er zijn ouders die te horen kregen van de directeur Toeslagen dat ze vielen onder CAF en dat het er rooskleurig uitzag, er hoefde enkel gewacht te worden op de uitkomst van de AUT voor er snel overgegaan kon worden tot compenseren. Deze ouders zijn nu afgewezen en kunnen tegen die afwijzing ook geen bezwaar instellen. Hoe is dit mogelijk?

Hoe is het mogelijk, zo vragen de leden van de SP-fractie, dat een ouder die bij de rechter gelijk heeft gekregen – juli 2019 – dat zij recht had op kinderopvangtoeslag, dat zij toch geen recht heeft op de compensatieregeling. Ook zij was onderdeel van CAF-onderzoek. Maar staat nu dus met lege handen.

Hoe is het mogelijk dat in één groep ouders die allemaal onder een CAF-onderzoek de ene toegelaten wordt tot de compensatieregeling, en de ander is afgewezen?

De leden van de SP-fractie vinden deze fout, dat zoveel mist is ontstaan, echt zo pijnlijk, juist in de fase van het proberen om vertrouwen te herstellen.

De leden van de SP-fractie vinden de opgetuigde regeling in schril contrast staan met de noodmaatregelen voor de economie in verband met de corona-uitbraak. Hoe reflecteert de regering hierop?

De leden van de SP-fractie vragen zich af hoe de aanbevelingen van de Nationale ombudsman, allereerst aangaande de spelregels voor schadevergoeding en ten twee in het rapport «geen power play maar fair play» een rol hebben gespeeld in de vormgeving van de regeling. Daarin staat dat er een duidelijke regeling moet zijn, ruimhartig, die zo kort mogelijk duurt en zo eenvoudig als mogelijk is. Als deze spelregels en adviezen van de Nationale ombudsman geen rol hebben gespeeld, en enkel de AUT de maat der regeling is geweest, sterkt dit de leden van de SP-fractie om de regering te vragen terug naar de tekentafel te gaan.

1. Adviescommissie uitvoering toeslagen

De leden van de SP-fractie hebben uit het gesprek met de leden van de AUT geconcludeerd dat deze haar eindadvies, waarbij ook naar andere zaken dan CAF-11 werd gekeken, niet met gedupeerden heeft gesproken, noch substantiële documentatie over deze zaken heeft geraadpleegd. Zij vragen de regering of het advies, waarin geoordeeld werd over alle andere CAF-zaken en vele andere zaken die plaatshadden «buiten CAF» werd gehanteerd, in voldoende mate recht doet aan het karakter van de diverse groepen die aanvullend door de AUT zijn beoordeeld. Deze leden zijn van mening dat het interim--advies over CAF 11 grondig was en recht deed aan deze relatief beperkte groep, waarbij ook in afdoende mate naar de verschillen tussen alle gedupeerden werd gekeken. Zij vragen de regering welke aanleiding zij heeft om te denken dat het eindadvies, waarin dus niet dezelfde mate van aandacht is besteed aan de zaken waarover de commissie ook diende te oordelen als aan de CAF 11-zaak, voldoende bodem geeft om, zonder grondig aanvullend onderzoek door onafhankelijke derden, de door de AUT voorgestelde aanpak in alle andere gevallen hanteren, hoe divers van aard deze zaken ook zijn.

De leden van de SP-fractie concluderen uit alle correspondentie met de regering, maar ook correspondentie tussen de Belastingdienst/Toeslagen en gedupeerden, dat begonnen wordt met de CAF-zaken die in grote mate vergelijkbaar zijn met de CAF 11-zaak. Zij wijzen erop dat met name de ouders die de kwalificatie opzet/grove schuld kregen toebedeeld zeer ernstige schade is berokkend doordat zij niet meer voor betalingsregelingen of schuldhulpverlening in aanmerking kwamen, terwijl zij om het minste of geringste, bijvoorbeeld het één dag later dan de gestelde termijn insturen van een bewijsstuk, deze kwalificatie kregen toebedeeld. De leden van de SP-fractie vragen de regering hierom om in de eerste plaats degenen met een kwalificatie opzet/grove schuld te beoordelen omdat deze dikwijls nog steeds te maken hebben met de consequenties van deze kwalificatie.

1.1. Algemeen

De leden van de VVD-fractie vragen naar de eerdere jurisprudentie die de uitspraak van de Raad van State van 23 oktober 2019 ondersteunen. Op welke jurisprudentie wordt gedoeld, wanneer is in deze rechtszaken uitspraak gedaan en wat was de uitspraak?

De leden van de VVD-fractie vragen of de regering kan aangeven wat er precies met maatwerk wordt bedoeld? In de memorie van toelichting lijkt «maatwerk» bedoeld te zijn als «handelen overeenkomstig de normen die volgen uit het evenredigheidsbeginsel», terwijl mensen met «maatwerk» juist een persoonlijke benadering verwachten. Op welke manier gaat deze wetswijziging zorgen voor het gewenste maatwerk? Kan de regering dat aan de hand van enkele ingewikkelde praktijkvoorbeelden toelichten? Is de wet alleen bedoeld voor bestaande gevallen of is deze uitbreiding ook bedoeld voor de toekomst?

Hoe wordt gegarandeerd dat de bepaling in de Awir het evenredigheidsbeginsel voldoende waarborgt? Op welke manier krijgt de afweging van de verschillende belangen een meer centrale plaats in de dienstverlening? Wat verandert hier ten opzichte van voorheen?

De leden van de VVD-fractie vragen of de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, zoals het principe van evenwichtigheid, op zichzelf, ook wanneer niet gecodificeerd in deze wet, niet tot bescherming van de belastingplichten hadden kunnen leiden? Zo nee, waarom niet?

Klopt het dat ouders die een herziening, financiële tegemoetkoming of andere vergoeding hebben ontvangen en menen dat zij toch nog niet voldoende geholpen zijn, zich nogmaals kunnen melden bij de Belastingdienst door een beroep te doen op grond van de zogenoemde vangnetbepaling? Lezen de leden van de VVD-fractie het goed dat dit verzoek daarmee additioneel is op de eerdere afhandeling van het dossier van de betreffende ouder?

Kan de regering toelichten welke criteria gebruikt worden bij ouders die menen niet of onvoldoende geholpen zijn en mensen die in een bijzondere, zeer schrijnende situatie zitten? Wie beoordeelt dit verzoek? Wat is de doorlooptijd van deze beoordeling?

De leden van de CDA-fractie menen dat de hardheidsregeling samen met de compensatieregeling de belangrijkste bepaling is uit het wetsvoorstel. Dit is de bepaling die het mogelijk maakt dat oude gevallen waarin veel te hard is opgetreden herzien worden. De hardheidsregeling geldt specifiek voor onbillijkheden die hebben plaatsgevonden tot 23 oktober 2019, de datum van de uitspraak van de Raad van State. Is de Belastingdienst toen per direct gestopt met het disproportioneel terugvorderen? Is ook overwogen om aan te sluiten bij het moment van inwerkingtreding van onderhavig wetsvoorstel om te voorkomen dat er mensen in een bepaalde periode tussen wal en schip kunnen vallen?

De hardheidstegemoetkoming geldt alleen voor belanghebbenden die geen beroep kunnen doen op herziening, omdat de vijfjaarstermijn is verstreken. De leden van de CDA-fractie merken op dat het verzoek tot herziening tot op heden nog weinig bekendheid gekregen heeft en hebben nog enkele vragen over de in artikel 21a Awir opgenomen mogelijkheid tot herziening. Onder welke voorwaarden wordt aan het verzoek tot herziening voldaan? Zijn er door betrokken ouders al eerder verzoeken gedaan tot herziening en is dit dan opnieuw mogelijk? Was een verzoek tot herziening voorheen ook mogelijk en effectief als reeds bezwaar en beroep was aangetekend tegen de beschikking? Wordt een herziening eerder toegekend dan tot de datum van de uitspraak van de Raad van State op 23 oktober 2019?

Klopt het dat als de vijfjaarstermijn voor een deel van de betrokken jaren verstreken is, zowel een verzoek tot herziening als een verzoek tot hardheidstegemoetkoming moet worden ingediend door de belanghebbende?

Kan om de hardheidstegemoetkoming ook worden verzocht als het verzoek tot herziening, binnen de vijfjaarstermijn, is afgewezen of is de tegemoetkoming daar niet voor bedoeld?

De regering geeft aan dat het voor het uit te betalen bedrag niet uitmaakt of herstel plaatsvindt via herziening van de beschikkingen van minder dan vijf jaar geleden of via een hardheidstegemoetkoming met betrekking tot oudere beschikkingen op grond van de hardheidsregeling, want in beide gevallen krijgt de ouder het bedrag op basis van de uitspraken van de Raad van State van 24 april 2019 en 23 oktober 2019. De leden van de CDA-fractie vragen de regering een rekenvoorbeeld te geven van hoe de hardheidstegemoetkoming berekend wordt bij ouders die geen eigen bijdrage betaald hebben, ouders die de eigen bijdrage deels betaald hebben en ouders die de eigen bijdrage geheel betaald hebben, maar waarbij is teruggevorderd op administratieve gronden zoals het ontbreken van een handtekening op de juiste pagina.

De hardheidstegemoetkoming betreft de negatieve gevolgen van de beschikking of terugvordering voor zover die onevenredig zijn in verhouding tot de met die beschikking te dienen doelen. De leden van de CDA-fractie hebben enkele vragen over deze bepaling. Welke doelen dient een beschikking tot terugbetaling van kinderopvangtoeslag? Wat moet worden verstaan onder negatieve gevolgen? Is dat het bedrag van de beschikking of ook andere schade die is veroorzaakt door de terugvordering of invordering van het openstaande bedrag? Betekent dit dat de hardheidstegemoetkoming zich beperkt tot herzien van de gevolgen van het disproportionele terugvorderen bij het niet of deels betalen van de eigen bijdrage? Welke wettelijke bepaling verzette zich op het moment van de uitspraak van 23 oktober 2019 tegen het slechts proportioneel terugvorderen?

De vaststellingtermijn van de hardheidstegemoetkoming van zes maanden is heel erg lang. Dat is niet onlogisch gezien de aantallen verzoeken die kunnen worden gedaan en bovendien is de termijn van 1 januari 2024 heel erg ruim. Maar hoe wordt voorkomen dat de invordering gedurende die zes maanden doorloopt? Werkt de Belastingdienst/Toeslagen met hetzelfde invorderingssysteem als de blauwe tak van de Belastingdienst, waarbij openstaande bedragen niet meer worden afgeboekt, maar blijven staan totdat er sprake is van nieuw inkomen of vermogen, zo vragen de leden van de CDA-fractie.

De leden van de D66-fractie vragen hoe de goede intentie van de regering wordt omgezet in een snelle, ruimhartige compensatie met terugwerkende kracht. Bijvoorbeeld met als doel om te voorkomen dat deze ouders zich in het vervolg allemaal genoodzaakt voelen om een juridisch traject van bezwaar en beroep in gaan.

De leden van de D66-fractie vragen om een nadere toelichting over de vraag in hoeverre ouders die slachtoffer zijn van etnisch profileren, ouders die onterecht als fraudeur zijn aangemerkt en bijvoorbeeld met de kwalificatie van opzet/grove schuld zijn bestempeld en ouders van wie relevante documenten bij de Belastingdienst zijn verdwenen in deze regelingen passen. Kan de regering bevestigen dat er voor deze ouders een passende oplossing wordt gevonden, bijvoorbeeld door te kijken of er ook voor deze groepen compensatie mogelijk is wanneer er sprake blijkt te zijn van institutionele vooringenomenheid?

De leden van de D66-fractie vragen, mede in afwachting van het onderzoek van de Autoriteit Persoonsgegevens naar etnisch profileren, de regering om nogmaals te bevestigen dat zij alles op alles zal zetten om (on)bewust racisme, etnisch profileren en discriminatie, bijvoorbeeld op de arbeidsmarkt, aan te pakken.

De leden van de D66-fractie begrijpen dat de kerntaak van de Commissie van Wijzen is dat ze beoordeelt of overige (CAF)-zaken vergelijkbaar zijn met CAF 11 en of in individuele gevallen sprake is geweest van institutionele vooringenomenheid. Deze leden vragen of de Commissie van Wijzen deze beoordeling alleen doet bij zaken die volgens de AUT mogelijk of waarschijnlijk vergelijkbaar zijn met CAF 11 of dat de Commissie van Wijzen daar ook andere zaken aan kan toevoegen. Deze leden vragen hoe ouders, als het voorlopige oordeel is dat zij niet in een vergelijkbare situatie als CAF 11, worden geïnformeerd over de redenen die ten grondslag liggen van een dergelijk besluit? Hoe worden deze ouders gewezen op de mogelijkheid van een daaropvolgende individuele beoordeling, waarbij het recht op compensatie alsnog een uitkomst kan zijn? In dit verband hebben de leden van de D66-fractie met grote verbazing kennisgenomen van de brief die hierover aan ouders is gestuurd en die de indruk wekt dat deze ouders geen kans meer zouden maken op de compensatieregeling bij een individuele beoordeling van hun dossier. Dit is niet zoals de leden van de D66-fractie de voorliggende regelingen interpreteert, wat is hier misgegaan en hoe worden ouders daarbij alsnog goed geïnformeerd?

De leden van de D66-fractie vragen op welke wijze gedupeerde ouders een toelichting krijgen over het verwachte traject? Hoe zorgt de regering ervoor dat ouders niet per ongeluk de boot missen en dus ook weten waar en wanneer ze zich kunnen melden? Hoe borgt de regering dat de toegang voor deze ouders tot het compensatie- en hersteltraject zo laagdrempelig mogelijk is? Hoe borgt de regering dat de persoonlijke contactpersoon ook meer algemene of abstracte brieven van de Belastingdienst/Toeslagen aan de ouders kan toelichten? De leden van de D66-fractie vragen of ouders, waarvan de voorlopige inschatting is dat hun situatie niet vergelijkbaar is met CAF 11, nu automatisch individueel worden beoordeeld of zelf aan de bel moeten trekken en zich zelf opnieuw moeten melden? Is het een optie automatisch te waarborgen dat alle ouders die in een CAF-zaak zaken die niet vergelijkbaar wordt geacht met CAF 11 toch automatisch, zonder dat zij in actie hoeven te komen, individueel worden beoordeeld?

De leden van de D66-fractie vragen om in te gaan op de vraag of de bewijslast met de voorgestelde regelingen vooral bij de ouders of bij de Belastingdienst ligt. Deze leden vragen wat de regering hierbij een gewenste verhouding vindt.

De leden van de D66-fractie vragen hoe de regering invulling geeft aan wens om de hardst getroffen ouders zo snel mogelijk te helpen. Hoe worden die als eerste beoordeeld? Deze leden begrijpen de voorgestelde werkwijze zo dat ouders wier zaak vergelijkbaar wordt geacht met CAF 11 in een fastlane terecht komen. Begrijpen deze leden het goed dat ouders die daar niet inzitten omdat hun zaak niet vergelijkbaar is met CAF 11 worden geacht uiteindelijk niet langs een andere maatlat worden gelegd voor het beoordelen van institutionele vooringenomenheid dan ouders wier zaak wel vergelijkbaar met CAF11 worden geacht?

De leden van de D66-fractie vragen op welke wijze de regering, in het geval dat er bijvoorbeeld documenten verdwenen zijn, tegemoet kan komen aan ouders. Deze leden vragen naar de voortgang bij het verbeteren van het informatiebeheer en de archivering bij Toeslagen.

De leden van de D66-fractie begrijpen dat bij de beoordeling van institutionele vooringenomenheid de verschillende criteria in samenhang moeten worden gezien, namelijk dat de afwezigheid van één criterium niet betekent dat er geen sprake was van institutionele vooringenomenheid en dat de aanwezigheid van één of meer criteria niet automatisch betekent dat er sprake was van institutionele vooringenomenheid. Deze leden vragen om nader toe te lichten wat dit betekent voor de besluitvorming van de Commissie van Wijzen en daarbij te reflecteren op zowel de mogelijkheid tot maatwerk als het gelijkheidsbeginsel.

De leden van de D66-fractie vragen of het klopt dat ouders in de CAF 3 Tonga zaak op verschillende wijze zijn behandeld (sommigen is gemeld dat hun zaak wel vergelijkbaar is met CAF 11, anderen dat niet zo was) en dat ouders, ondanks een belofte van de Belastingdienst/Toeslagen dat de zaak vergelijkbaar met CAF 11 was, niet vergelijkbaar met CAF 11 worden gecompenseerd? Deze leden vragen hoe ouders, als beoordeeld is dat de vergelijkbare CAF-groep niet vergelijkbaar is met de CAF 11-zaak, worden geïnformeerd over de mogelijkheid dat er in hun individuele situatie wel sprake zou kunnen zijn van institutionele vooringenomenheid.

De leden van de D66-fractie vragen hoe de regering verwacht om te gaan met de groep ouders uit CAF 11 die menen extra schade te hebben waardoor de compensatieregeling niet voldoende is. Hoe kan worden voorkomen dat dit tot juridische procedures gaat leiden, gegeven de inzet van de regering dat er juist ruimte moet komen om bij extra schade een aanvullende vergoeding bovenop de compensatieregeling te kunnen verstrekken? De leden van de D66-fractie vragen de regering om in te gaan op de schadevergoedingswijzer van de Nationale ombudsman met 16 spelregels voor het behoorlijk omgaan met schadevergoedingen.

De leden van de SP-fractie erkennen dat het helemaal terugvorderen inderdaad een harde regeling is, maar zijn vragen zich af of het besluit om altijd alles terug te vorderen en mensen geen betalingsregeling te bieden daarvoor, wel conform het Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst/Toeslagen (BBBT) is. Volgens de leden van de SP-fractie geeft dit Besluit ruimte om discretionair op te treden.

De leden van de SP-fractie vinden het een extreem gemis dat er door de Adviescommissie niet is gekeken naar de werking van opzet/grove schuld. Zij hebben veel vragen over de werking van opzet/grove schuld en zouden graag antwoorden hebben op deze vragen, zeker aangezien al zolang hierom wordt gevraagd.

De leden van de SP-fractie zouden graag willen weten wat de gronden waren waardoor ouders in een risicoselectie konden komen en welke selectieregels het meest voorkomend waren in de uitworp. Hoe werd de uitworp vervolgens ter hand genomen, zo vragen deze leden? Was dat middels individuele controle of werd er een automatische uitvraag van gegevens gedaan? Kan het zijn dat er uitworpen zijn gedaan die automatisch werden stopgezet?

Er zijn zoveel ouders die vertellen dat ze met bewijsstukken naar de Belastingdienst gingen, na een verzoek tot aanleveren van informatie of dat zij die informatie meerdere keren opstuurden, maar dat er toch overgegaan werd tot het stopzetten en nihil-stelling. Klopt het dat dan vrij automatisch ook de kwalificatie opzet/grove schuld volgde, zo vragen de leden van de SP-fractie. Zo nee, hoe is dat dan tot stand gekomen?

De leden van de SP-fractie vragen de regering waarom het BBBT voorschrijft dat de aanwezigheid van opzet of grove schuld bewezen diende te worden maar dat gedupeerde ouders hiervan tot op heden nooit op de hoogte zijn gesteld waardoor zij zich niet konden verweren. Deze leden vragen de regering of zij erkent dat deze gedupeerden zich hierdoor niet konden verweren en dat dit een ernstige omissie is in de behandeling van deze ouders die gevolgen dient te hebben voor de afhandeling van hun compensatieregeling.

De leden van de SP-fractie vragen de regering op welke wijze bij de behandeling van de gedupeerde ouders met opzet/grove schuld opvolging is gegeven aan het evenredigheidsbeginsel als vastgelegd in artikel 2.4 van het BBBT waarin staat dat een te veel ontvangen bedrag evenredig dient te worden teruggevorderd. Hoe is dit evenredigheidsbeginsel te verenigen met de nihilstelling zoals die werd gehanteerd in vele duizenden gevallen? Deze leden merken op dat deze alles-of-nietsbenadering onverlet laat dat er een discretionaire bevoegdheid bestond om dit te voorkomen in schrijnende gevallen, waar de zaken van de gedupeerde ouders naar de mening van de leden van de SP-fractie zeker onder vallen. Zij vragen de regering uitgebreid te reflecteren op het gebrek aan inzet van de discretionaire bevoegdheid en opvolging van het evenredigheidsbeginsel.

De leden van de SP-fractie wijzen de regering ook op interne werkinstructies waarin stond dat er wel een goed dossier zou moeten zijn. Hoe is het dan mogelijk dat ouders nu te horen krijgen dat niet meer te vinden is waarom zij verdacht werden van fraude? Er is via dossiers die ouders hebben gekregen een informatie-uitvraag gevonden via «Dagboek FSV», daarin wordt Team Fraude van Belastingdienst/Toeslagen om aan te geven op basis waarvan mensen vermeld staan in de FSV. Daarin wordt vermelding gedaan dat er gekeken is op «Q-schijf/fraudemap». Is het mogelijk dat daar informatie te vinden is? Kan de regering laten weten hoeveel mensen/dossiers er in die Q-schijf zitten?

De leden van de SP-fractie vragen de regering waarom nooit opvolging is gegeven aan de uitspraken van verschillende bestuursrechtelijke colleges, waaronder de Raad van State op 20 september 2017, dat de bewijslast voor opzet/grove schuld ontbrak. Zij vragen de regering waarom de AUT in haar adviezen niet op de validiteit en legaliteit van de kwalificatie opzet/grove schuld ingaat en hierbij blijft spreken van «hardheid van het systeem» in plaats van te erkennen dat dit volstrekt onrechtmatig handelen is geweest. Zij concluderen uit de voorgestelde compensatieregeling en de door gedupeerden ontvangen brieven over hun beoordeling dat hierbij grote rechtsongelijkheid ontstaat en vragen de regering op welke manier er actief voor gaat worden gezorgd dat deze ongelijkheid hersteld wordt. De leden van de SP-fractie vragen de regering hierop te reflecteren en vragen de regering tevens hoe opvolging wordt gegeven aan de uitspraak van de Raad van State dat maatwerk dient te worden toegepast op alle situaties nu blijkt dat gedupeerden in drie verschillende groepen zijn opgedeeld.

De leden van de SP-fractie vragen de regering hoe vaak door de Belastingdienst/Toeslagen op basis van de kwalificatie opzet/grove schuld een schuldhulptraject via de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen en hoe vaak een minnelijke schuldregeling is afgewezen. Zij vragen de regering tevens hoe aan de rechter werd medegedeeld en de aanvrager van het schuldhulptraject dat iemand wegens fraude een belastingschuld had en om die reden niet in aanmerking kwam voor schuldhulp. Indien dit niet werd meegedeeld, vragen de leden van de SP-fractie welke reden daarvoor bestond en of dit te maken had met de gebrekkige onderbouwing en onomkeerbaarheid van opzet/grove schuld. Zij vragen de regering voorts op welke juridische basis niet werd meegewerkt aan een schuldhulptraject.

De leden van de SP-fractie kennen ook ouders die uiteindelijk wél toegelaten zijn tot de WSNP via de rechter, kan de regering aangeven waarom er een verschil in rechtsbehandeling is opgetreden? Heeft dat te maken met beoordeling van de kwalificatie opzet/grove schuld, is dit regionaal bepaald? Kan de regering aangeven in hoeveel rechtszaken die de afgelopen jaren hebben gespeeld is opgevoerd dat de toeslaggerechtigde fraude kon worden toegeworpen? Hoe vaak hield dit stand en was er dan sprake van vertegenwoordiging van de gedupeerde vanuit de advocatuur? Zijn er meldingen gekomen vanuit de Raad voor de Rechtspraak dat zij schrijnende situaties niet kon oplossen door de vasthoudendheid van de Belastingdienst/Toeslagen?

De leden van de SP-fractie vragen de regering hoe of naar aanleiding van welke feiten gedupeerden in de FSV terecht kwamen en door welke categorie medewerkers van de Belastingdienst/Toeslagen dit gebeurde? Kan de regering bevestigen dat de gegevens van de mensen in de FSV door speciale fraudeteams in een fraudemap werden geplaatst? Deze leden vragen tevens hoeveel mensen in deze fraudemap zitten en of dossiers ook deze fraudemap werden gehaald of dat zij er voor altijd in bleven staan. Tot slot vragen deze leden wie toegang hadden tot deze gegevens.

De leden van de SP-fractie vragen de regering in hoeverre klachten, bezwaren of smeekbedes, schriftelijk of telefonisch geuit, van burgers bij de Belastingdienst bekend zijn over de effecten van de kwalificatie opzet/grove schuld, zoals loonbeslag, verrekening van huur- en zorgtoeslag of het niet krijgen van betalingsregelingen? Was bij de fraudeteams van de Belastingdienst/Toeslagen bekend hoe groot de problemen waren van grote aantallen ouders die als opzet/grove schuld waren gekwalificeerd?

De leden van de SP-fractie vragen de regering naar een nadere toelichting op het op 29 mei 2020 door de Staatssecretaris van Toeslagen en Douane toegezegde onderzoek naar de werking van de kwalificatie opzet/grove schuld. Welke onderzoeksvragen bevat dit onderzoek, welke onderzoekers gaan dit uitvoeren en wanneer wordt dit naar de Kamer gestuurd? De leden van de SP-fractie de regering in ieder geval te onderzoeken welk overleg heeft plaatsgevonden tussen de Belastingdienst/Toeslagen en de departementen van Financiën en Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Zij vragen de regering voorts op basis van welke al dan niet nieuwe feiten de regering op 13 maart 2020 het besluit heeft genomen geen gebruik meer te maken van opzet/grove schuld terwijl de werking hiervan reeds eerder is bekritiseerd, zowel door de Raad van State als door de Kamer.

De leden van de fractie van de ChristenUnie onderstrepen de woorden over de conclusies van de AUT met betrekking tot de CAF 11-zaak. Er wordt hier niet gesproken over de totstandkoming van de eindadviezen van de AUT en het gebruik van individuele dossiers. Deze leden hebben daarom de volgende vraag aan de regering. Heeft de AUT gevraagd om individuele dossiers in andere CAF-zaken dan CAF-11 in te zien, om te beoordelen of andere CAF-zaken vergelijkbaar waren met CAF 11? Indien dit het geval is geweest, is de AUT daartoe ook in de gelegenheid gesteld?

1.2. Herziening binnen het bestaande wettelijke kader

De leden van de VVD-fractie lezen het volgende; «Als tweede invalshoek ziet de Adviescommissie mogelijkheden ten aanzien van nog openstaande schulden van oudere jaren (langer dan vijf jaar geleden). Van invordering van deze schulden zou volgens de Adviescommissie geheel of gedeeltelijk kunnen worden afgezien voor zover deze schuld voortvloeit uit vergelijkbare beslissingen als waarvoor herziening mogelijk wordt gemaakt.». Begrijpen deze leden uit het hiervoor genoemde citaat dat de Belastingdienst, volgens de huidige wet, van nu nog openstaande schulden van langer dan vijf jaar geleden kunnen afzien, maar dat het eventuele al betaalde deel van de schuld niet door de Belastingdienst financieel wordt vergoed? Deze leden vragen een uitgebreide reactie op dit punt. Kan de regering toelichten of de tweede invalshoek van de AUT om af te zien van geheel of gedeeltelijke invordering van openstaande schulden van langer dan vijf jaar geleden past binnen bestaande wet- en regelgeving? Zo ja, op basis van welke wet kan hier uitvoering aan gegeven worden? Wat zijn de criteria om af te zien van geheel of gedeeltelijke invordering? Hoe wordt in deze omgegaan met opgebouwde schulden bewezen veroorzaakt door fraude?

De leden van de VVD-fractie vragen waarom de herzieningsbevoegdheid slechts tot vijf jaar terugwerkt? Waarom is voor deze termijn gekozen en hoe wordt in andere evidente gevallen omgegaan met een kennelijke onrechtvaardigheid?

De leden van de fractie van GroenLinks vragen om een (fictief) voorbeeld van een situatie waarbij aan een aantal van de vijf criteria wordt voldaan maar er toch net geen sprake is van institutionele vooringenomenheid. Ze stellen dezelfde vraag voor een (fictief) voorbeeld waarbij net wel sprake is van institutionele vooringenomenheid. Waar ligt die grens?

De leden van de SP-fractie vinden het niet meer dan terecht dat er verder terug wordt gekeken dan vijf jaar geleden. Juist het feit dat de ouders onder de werking van opzet/grove schuld zich nooit hebben kunnen verweren tegen de verwijten die hen tot fraudeur maakte, maakt dat dit moet worden hersteld.

De leden van de SP-fractie merken op dat er naast het herzien van het wettelijk kader ook een mogelijkheid voor een schadevergoeding wordt opgetuigd en vragen de regering of daar snel het beroep op schade door gedupeerden in de CAF 11-zaak opgepakt kan worden. Hen is gevraagd voor half februari aan te geven of de forfaitaire regeling voldoende was of niet en daarna hebben zij niets meer vernomen. Dit is niet goed voor het vertrouwen in een snelle afwikkeling voor alle andere gedupeerden die nog na CAF-11 moeten worden behandeld.

1.3. Invoering hardheidsregeling

De leden van de VVD-fractie vragen in welk opzicht de invoering van de hardheidsregeling verschilt met de onder 1.2 genoemde herziening binnen het wettelijk kader?

De leden van de VVD-fractie vragen de regering om een specificatie op het punt van «onbillijkheden van overwegende aard». Om welke onbillijkheden gaat het en waarom is gekozen voor deze onbillijkheden? Wanneer is een onbillijkheid overduidelijk onredelijk? Deze leden begrijpen dat de Belastingdienst naar meer maatwerk toewerkt, maar hebben vragen bij de uit de MvT vrij te interpreteren termen en het verleden rond het handelen in de kinderopvangtoeslag.

De leden van de VVD-fractie vragen of de regering een aantal praktijksituaties kan noemen die buiten het nieuwe herzieningen- en invorderingsbesluit vallen?

De leden van de VVD-fractie vragen op basis van welke criteria een afweging wordt gemaakt of het voor ouders overduidelijk onredelijk is deze voor rekening van de ouders te laten. Wie beoordeelt deze situaties? Wat is de doorlooptijd van deze beoordeling? Worden ouders bij deze beoordeling betrokken? Zo ja, op welke manier? Na de beoordeling volgt een «eigen beschikking». Wat wordt bedoeld met een «eigen beschikking»? Waarom wordt de «oude beschikking» niet herzien?

De leden van de VVD-fractie vragen naar de totstandkoming en de taakopdracht van de onafhankelijke adviescommissie bezwaarschriften? Kan de regering de instellingsbesluiten van de verschillende onafhankelijke commissies met de Kamer delen? Kan de regering per commissie aangeven welke expertise onderdeel is van de commissie? Is de expertise vastgelegd in het instellingsbesluit? Kan de regering een overzicht geven van de «bemensing» van de commissies?

De leden van de D66-fractie vragen hoe de regering onbillijkheden van overwegende aard definieert. Deze leden vragen om daarbij ook afzonderlijk in te gaan op de termen onbillijkheid en overwegend. De leden van de D66-fractie vragen de regering om een aantal voorbeelden te geven waarbij er in belastingwet- en regelgeving sprake was van onbillijkheden van overwegende aard.

De leden van de SP-fractie vragen de regering in te gaan op de samenhang van de hardheidsregeling met de spelregels voor schadevergoeding die de Nationale ombudsman in 2011 al heeft opgesteld en op basis waarvan het advies van 2017 van de Nationale ombudsman, aangaande de CAF 11-zaak. Is de hardheidsregeling langs deze meetlat gelegd? En zo nee, waarom niet?

Er is tijdens de technische briefing gesteld dat er ook individueel vooringenomen gehandeld kan zijn. Hoe wordt dit precies bepaald? Door wie wordt dit bepaald? Welke kenmerken heeft een ouder dan nodig om hier extra onderzoek naar te laten doen? De leden van de SP-fractie vragen uitgebreid antwoord.

1.4. Nadere uitwerking hardheidsregeling en toelichting persoonlijke betalingsregeling

De leden van de VVD-fractie vragen of de regering kan aangeven of en wanneer de verzamelregeling met de Kamer wordt gedeeld? Kan de regering toelichten waarom er is gekozen voor een wijziging van de wet Awir, een verzamelregeling en een besluit Compensatieregeling?

De leden van de VVD-fractie lezen in de verzamelregeling dat wordt beoogd het criterium opzet/grove schuld te laten vervallen en daardoor zal de kwalificatie «opzet/grove schuld» niet langer een belemmering zijn bij het toekennen van een betalingsregeling. Is dit criterium de enige oorzaak van de schrijnende situaties waar mensen mee te maken kregen? Zo nee, welke zijn er nog meer? Zijn er naast de belemmering van het kunnen toekennen van een betalingsregeling andere gevolgen van het schrappen van het criterium opzet/grove schuld? Zo ja, welke?

De leden van de VVD-fractie lezen dat in de verzamelregeling het criterium opzet/grove schuld niet langer een belemmering kan zijn voor het toekennen van een betalingsregeling. Klopt het dat criterium opzet/grove schuld nog steeds onderdeel is van de wet? Zo ja, wat betekent dit?

De leden van de VVD-fractie lezen dat de regering heeft besloten te regelen dat toekomstige verzoeken om een persoonlijke betalingsregeling bij toeslaggerelateerde terugvorderingen niet meer afgewezen kunnen worden vanwege het criterium opzet/grove schuld. Daarmee wordt het dus mogelijk voor ouders om alsnog een persoonlijke betalingsregeling af te spreken waar dit eerder níet mogelijk was. Is de regering bereid deze ouders persoonlijk te benaderen om hen een aangepaste betalingsregeling aan te bieden?

De leden van de VVD-fractie lezen dat de bestaande termijn voor het indienen van een verzoek om een uitzondering op de vermogenstoets voor de huurtoeslag, de zorgtoeslag en het kindgebonden budget wordt verruimd. Wat is de huidige termijn die gehanteerd wordt? Wat zijn de gevolgen voor de mensen voor deze verruiming en wat zijn de gevolgen voor de Belastingdienst en Toeslagen?

De leden van de VVD-fractie vragen om een heldere uitgeschreven opsomming van de nadere regels die worden gesteld aan de hardheidsregeling kinderopvangtoeslag.

De leden van de VVD-fractie lezen verder dat de regering zal inzetten op een verscherping van het beleid ten aanzien van het opleggen van vergrijpboetes. Kan de regering verhelderen op basis van welke criteria de Belastingdienst toetst of er sprake is van «bewezen grofschuldig» of «opzettelijk geen, onjuiste of onvolledige gegevens of inlichtingen hebben verstrekt»? Kan de regering toelichten wat wordt bedoeld met het verscherpen van het beleid ten aanzien van het opleggen van vergrijpboetes? Hoe vaak zijn vergrijpboetes in het verleden opgelegd (overzicht per jaar over de afgelopen vijf jaar)?

Tijdens de technische briefing is aangegeven dat de Kamer spoedig geïnformeerd wordt over hoe omgegaan wordt met ouders die ten onrechte als fraudeur zijn aangemerkt. Kan de regering aangeven wanneer zij de Kamer hierover informeert? Wat wordt de strekking van de «passende oplossing» zoals opgenomen in de presentatie van de technische briefing. Kan de regering op de «passende oplossing» aangeven wat de juridische doorwerking is van deze oplossing? Kan de regering aangeven of er een risico is voor precedentwerking? Wat is het financiële beslag van de mogelijke oplossing en hoe wordt deze gedekt? Klopt het dat het om ongeveer 8.500 ouders gaat?

De regering kondigt een verzamelregeling aan met het beleid ten aanzien van het proportioneel vaststellen van de kinderopvangtoeslag en het vervallen van het criterium opzet/grove schuld. De leden van de CDA-fractie vragen hoeveel besluiten en regelingen er gewijzigd dienen te worden naar aanleiding van onderhavig wetsvoorstel. Immers de vangnetbepaling treedt in werking bij AMvB met voorhang. Voor de twee genoemde punten geldt een verzamelregeling zonder voorhang. Heeft de regering nog meer wijzigingen van regelgeving voor ogen? En waarom is ervoor gekozen om de verzamelregeling niet in ontwerp te overleggen aan het parlement?

Het kabinet wil in plaats van het opzet/groveschuld-criterium inzetten op een verscherping van het beleid ten aanzien van het opleggen van vergrijpboetes. De leden van de CDA-fractie vragen de regering in welke situaties zij het opleggen van vergrijpboetes wenselijk acht, waar dat nu nog niet gebeurt. De problemen bij de kinderopvangtoeslag hebben immers nog duidelijker naar voren gebracht dat de kinderopvangtoeslag van zoveel variabelen afhankelijk is, dat een adequate en volledige administratie al een hele uitdaging is. Kan de regering bevestigen dat het niet de bedoeling is om vergrijpboetes op te leggen aan burgers die vergeten wijzigingen door te geven in het lopende jaar? En dat als er gegevens of inlichtingen gevraagd worden, er specifiek gemeld wordt welke gegevens of inlichtingen dit zijn en dat de belanghebbende altijd een redelijke termijn heeft om die gegevens aan te leveren?

Indien de leden van de CDA-fractie het juist begrijpen, zullen mensen die nu opzet/grove schuld tegengeworpen hebben gekregen, een betalingsregeling van twee jaar krijgen, waarna de resterende schuld vervalt.

Velen van de mensen met opzet/grove schuld zitten al jaren – soms al tien jaar – vast aan terugbetalingen die hun onder het wettelijk minimum drukken. Zij hebben geen recht op juridische bijstand, omdat zij gefraudeerd hebben volgens de Belastingdienst. Echter een aantal van deze ouders weet tot op de dag van vandaag niet wat voor een soort fraude zij begaan hebben. Het is dus niet verwonderlijk dat in deze groep bijna niemand kon doorprocederen tegen de Belastingdienst, die consequent stukken achterhield in rechtszaken en landsadvocaat veelvuldig inzette.

Via de aangenomen motie-Leijten3 krijgen deze mensen het recht om te weten waarom zijn opzet/grove schuld hadden. Nu bestaat dat recht wettelijk natuurlijk al, maar het is wel duidelijk dat de Belastingdienst daar in veel gevallen niet toe in staat zal zijn.

Wat zal er met mensen gebeuren die nog steeds opzet/grove schuld tegengeworpen gekregen hebben, maar waarvoor ook de Belastingdienst niet meer kan aangeven waarom? Moeten die mensen nog twee jaar betalen (nu wel met vrijstelling van het absolute sociale minimum)? En zo ja, is dat wel redelijk en billijk in een rechtsstaat?

De leden van de D66-fractie vragen om toe te lichten hoe hoog de vergrijpboeten op dit moment zijn. Deze leden vragen op welke wijze de regering het beleid ten aanzien van het opleggen van vergrijpsboetes wilt aanscherpen.

De leden van de SP-fractie vragen de regering hoe de Belastingdienst/Toeslagen beoordeelde dat sprake was van OGS, of dit de bevoegdheid was van een individuele behandelaar en welke controle hierop plaatsvond, gezien de grote gevolgen die het criterium opzet/grove schuld heeft. Deze leden vragen voorts of burgers kennis is gegeven van het toekennen van opzet/grove schuld en zo ja, of dit per post, digitaal of telefonisch plaatsvond. Zij zijn benieuwd welke mogelijkheid burgers is geboden in bezwaar te gaan tegen opzet/grove schuld, hoeveel bezwaren in behandeling zijn genomen, hoeveel bezwaren gegrond zijn verklaard en welke verandering in de behandeling van deze burgers dit teweeg bracht.

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben begrip voor het vervallen van het opzet/groveschuld-criterium. Veel ouders zijn nog in onzekerheid over de reden waarom zij van opzet/grove schuld zijn beticht. Wordt er door de regering op enige manier ingezet om deze ouders te laten horen waarom zij hiervan zijn beschuldigd? Wanneer kunnen deze ouders bericht verwachten van Belastingdienst/Toeslagen over de reden hiervan?

1.5. Invoering vangnetbepaling

De leden van de VVD-fractie vragen of de regering een toelichting kan geven op de werkzaamheden van de Commissie van wijzen en de Commissie aanvullende schade? Kunt u aangeven op basis van welke criteria deze commissies beoordelen? Wanneer is de AMvB waarin de afwegingscriteria worden vastgelegd gereed? Wordt deze aan de Kamer voorgelegd? Zo nee, waarom niet?

Veel ouders zullen hun dossiers (zeker van vijf jaar of langer geleden) niet compleet hebben. Kan de regering aangeven hoe omgegaan wordt in de situatie van onvolledige dossiers, zo vragen de leden van de VVD-fractie. Op welke manier kunnen ouders hun onevenredigheid aantonen? Welke termijn wordt gehanteerd om ouders te helpen bij het compleet maken van het dossier?

De leden van de VVD-fractie merken op dat het voor veel ouders belangrijk is om te weten of zij op een «zwarte lijst» staan. Inmiddels zijn er een aantal ouders die de vraag hebben gesteld of zij op deze «zwarte lijst» staan? Wanneer krijgen ouders te horen of en waarom zij op de lijst staan? Moeten alle ouders dit actief vragen of gaat de Belastingdienst/Toeslagen dit actief aan de ouders melden? Zo nee, waarom niet?

De leden van de VVD-fractie vragen de regering aan te geven hoeveel tijd het proces van melden van ouders bij de Belastingdienst die menen onvoldoende geholpen te zijn tot een definitieve uitspraak over een mogelijke bijzondere tegemoetkoming richting de betreffende ouder kost?

De leden van de CDA-fractie vragen of het klopt dat de vangnetbepaling bedoeld is om de schade te kunnen vergoeden, waarbij de hardheidstegemoetkoming ziet op het reeds betaalde bedrag van de eerdere beschikking? Voor ouders is het allemaal jargon of sprake is van een herziening, een hardheidstegemoetkoming of een vangnetbepaling, maar voor alle bepalingen moeten zij een verzoek indienen. Hoe wordt bepaald of een verzoek dat wordt gerekend onder artikel 49, tweede lid, Awir ook gezien moet worden als een verzoek op grond van artikel 49a Awir? Hoe wordt vervolgens beoordeeld of ouders «in een bijzondere, zeer schrijnende situatie zitten»? Wanneer is hier sprake van? Wat als ouders na al die jaren uit de bijzondere, zeer schrijnende situatie zijn weten te komen? Is er dan geen reden meer om een schadevergoeding toe te kennen, ook al is de situatie jarenlang zeer schrijnend geweest?

Kan de regering een aantal voorbeelden geven van zaken die onder de vangnetbepaling vallen? Indien de terugvordering geleid heeft tot huisuitzetting, persoonlijk faillissement of een echtscheiding, welke kosten komen dat in aanmerking voor deze regeling?

En indien de dwanginvordering leidde tot schulden elders (bijvoorbeeld een verhoogde ziektekostenpremie of hoge rente op een persoonlijke lening bij de bank en bij familieleden) komen die kosten dan ook in aanmerking?

De leden van de D66-fractie vragen wanneer de regering de AMvB naar de Kamer verwacht te sturen. Deze leden vragen de regering hoe wordt geborgd dat het reguliere proces van bezwaar en beroep op orde is. De leden van de D66-fractie vragen om een inschatting van het verwachte gebruik van de vangnetbepaling.

De leden van de fractie van GroenLinks vragen om een (fictief) voorbeeld van iemand die in aanmerking komt voor de vangnetbepaling.

De leden van de SP-fractie vinden het uitermate kwetsbaar dat een laatste redmiddel, namelijk de vangnetbepaling pas in werking treedt als een gedupeerde elders is afgewezen en diegene zich opnieuw ergens moet melden. Laten we van de gedupeerde ouders geen bedelaars maken. Zij vragen een toezegging van de regering.

Voorts vinden de leden van de SP-fractie het onmogelijk om te oordelen en dus in te stemmen met een vangnet, waarvan nog niet bekend is hoe en waarom mensen daar een beroep op kunnen doen. De Commissie van Wijzen moet adviseren over de toepassing en dat geeft geen vertrouwen aan de leden omdat diezelfde commissie heeft besloten over vergelijkbare CAF-zaken voor compensatie en dit is op een onnavolgbare wijze gebeurd.

De leden willen de AMvB waarin de vangnetbepaling vorm krijgt, graag kennen bij de behandeling van het wetsvoorstel.

1.6 Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen

De leden van de VVD-fractie vragen of de regering een organigram kan delen van de uitvoeringsorganisatie met de bijbehorende fte (per pod/team). Wat is de reden dat de secretaris-generaal van het Ministerie van Financien leiding geeft aan het Strategisch Crisisteam?

De leden van de CDA-fractie zijn van mening dat er een omvangrijke organisatie opgebouwd wordt, maar dat kan ook niet anders gezien de omvang van de operatie. De regering geeft aan dat er een pod Centrale Regie komt die de productiecapaciteit, de werkvoorraad en de kwaliteit regisseert. De leden van de CDA-fractie zijn benieuwd op welke wijze er wordt bijgehouden hoeveel verzoeken er zijn binnengekomen, waarop die zagen, hoeveel er zijn afgehandeld, of er sprake was van een CAF-zaak, van welke omstandigheden sprake was, etc. De regering geeft immers aan dat de hersteloperatie naar verwachting twee jaar in beslag gaat nemen en dan is het belangrijk om tussentijds en na twee jaar te weten hoe ver de operatie gevorderd is. De leden van de CDA-fractie vragen de regering waarom verwacht wordt dat de operatie twee jaar in beslag gaat nemen, aangezien verzoeken voor een hardheidstegemoetkoming nog drieëneenhalf jaar kunnen worden ingediend en verzoeken tot herziening nog ruim vier jaar.

Ook willen deze leden graag weten hoeveel mensen tot nu toe zijn aangetrokken voor de organisatie en hoeveel mensen op dit moment aan het werk zijn bij de nieuwe afdelingen die het herstel gaat doen. Wanneer zullen de afdelingen op volle sterkte zijn?

De leden van de SP-fractie vragen de regering hoe het ouder- en kindpanel wordt samengesteld, aan wie zij advies uitbrengen, welk mate van dwang uitgaat van deze adviezen en of zowel de adviezen als de reacties hierop openbaar worden gemaakt.

De leden van de SP-fractie vragen de regering hoe de herstelorganisatie informatie zal inwinnen, welke systemen gaan worden gebruikt, of het hierbij ook gaat om de Fraudesignaleringsvoorziening en welke andere al dan niet ongrondwettelijke informatiesystemen hierbij worden gebruikt. Deze leden benadrukken dat uit onderzoek door diverse journalisten maar inmiddels ook door de Auditdienst Rijk is vastgesteld dat de zogeheten FSV een zeer fundamentele basis gaf aan het bepalen van fraude gepleegd door ouders en achten het zeer wenselijk, zo niet onontbeerlijk voor de voortgang van deze zaak dat openheid wordt geboden over de FSV en andere vergelijkbare systemen. Deze leden vragen aan de regering de mogelijkheid te bieden dat vermelding in de FSV een vast onderdeel wordt van de toetsing van het dossier van ouders. Net als de eerder beschreven Q-schijf/fraudemap van het Team Fraude van Belastingdienst/Toeslagen.

De leden van de SP-fractie vragen de regering hoe de werknemers die bij de uitvoeringsorganisatie werkzaam zijn werden en worden geselecteerd. Zij merken op dat reeds vorig jaar door deze leden aan de regering is gevraagd om te voorkomen dat de verantwoordelijk ambtenaren die de gedupeerden in de ellende hebben gestort betrokken zullen zijn bij het herstel van de problemen. Deze leden vragen de regering daarom een garantie dat geen van de ambtenaren werkzaam binnen de uitvoeringsorganisatie eerder werkzaam zijn geweest bij onderdelen van de Belastingdienst/Toeslagen die op enigerlei wijze te maken hebben gehad met beoordeling van fraude beschuldigde gedupeerden.

De leden van de SP-fractie hebben grote zorgen om de commissies die worden opgetuigd. Aan wie doen zij verslag? Met welke informatie werken zij? Het is voor de leden duidelijk dat als de adviescommissies er enkel zijn om de Belastingdienst te begeleiden in de afhandeling, dat dit dan juist een juridisch moeras voor ouders gaat worden. Deze leden vragen voorts hoe de samenstelling tot stand is gekomen, is er een openbare procedure geweest om de leden te werven? Zo neen, mag dit wel en waarom is hiervoor gekozen?

De leden van de ChristenUnie-fractie erkennen het belang van zorgvuldigheid bij de uitvoeringsorganisatie van deze operatie maar benadrukken nogmaals dat ook tijd een belangrijke factor is. Dit in het licht van het terechte ongeduld bij gedupeerde ouders. Zij vragen de regering verder of er een uitvoeringstoets op de nader vorm te geven AMvB komt. Als dit het geval is, wanneer komt deze en wanneer ontvangt de Kamer deze?

Communicatie en begeleiding van gedupeerde ouders

Binnen de Belastingdienst worden veel verschillende teams ingezet om te werken aan het herstel van toeslagen. Hoe waarborgt de regering dat hierdoor geen communicatieproblemen en verantwoordelijkheidsdiscussies gaan ontstaan? De leden van de VVD-fractie lezen dat elke ouder een eigen contactpersoon toegewezen krijgt. Hoe waarborgt de regering dat er echt sprake is van een vaste contactpersoon? Hoe is deze contactpersoon bereikbaar voor de ouders? Hoeveel dossiers heeft iedere contactpersoon onder beheer? Welke taken en verantwoordelijkheden heeft een contactpersoon?

De leden van de fractie van GroenLinks danken de regering voor het stroomschema. Hoe wordt ervoor gezorgd dat ouders niet verdwalen in de bureaucratie? Kunnen zij ergens makkelijk zien of er van hen stappen worden verwacht?

De leden van de fractie van GroenLinks vragen naar illustratie B uit de technische briefing. Hierin staat dat ouders deel zijn van een CAF-onderzoek, dat er waarschijnlijk niet vooringenomen is gehandeld en dat deze ouders zélf gaan vragen om een individuele beoordeling (slide 10). In de vierde slide wordt gesuggereerd bij een dergelijke situatie (overig CAF-onderzoek) het initiatief ligt bij de Belastingdienst. Hoe zit het precies?

De leden van de SP-fractie vernamen uit de door de regering georganiseerde technische briefing over het wetsvoorstel dat het boven tafel krijgen van verdwenen bewijsstukken een gezamenlijke verantwoordelijkheid van burgers en Belastingdienst/Toeslagen zou zijn. Deze leden zijn hierover zeer verbaasd omdat opnieuw de bewijslast bij ouders wordt gelegd. Wat gebeurt er op het moment dat ouders én Belastingdienst/Toeslagen beide niet over noodzakelijke bewijsstukken beschikken en zijn ouders met deze werkwijze niet opnieuw schuldig bevonden totdat zij kunnen bewijzen dat zij niets hebben misdaan. Deze leden herhalen hun oproep om de bewijslast te keren, zodat ouders bij voorbaat onschuldig zijn tenzij de Belastingdienst/Toeslagen kan bewijzen dat zich ernstige onregelmatigheden voordeden.

De leden van de SP-fractie vragen opnieuw om een regeling die ruimhartig en laagdrempelig is, waarbij ouders niet weer moeten aantonen dat zij te goedertrouw zijn. Wanneer de Belastingdienst/Toeslagen in gebreke blijft, behoort de bewijslast bij de Belastingdienst te liggen. De leden van de SP-fractie vinden het onbeschrijflijk dat ouders opnieuw om bewijs gevraagd wordt en roepen de regering op deze heilloze weg te verlaten.

Wat de leden van de ChristenUnie-fractie betreft is het terecht dat er ingezet wordt op de communicatie naar en begeleiding van gedupeerde ouders. Ondanks dat er ingezet wordt op een breed scala aan kanalen is het niettemin voorstelbaar dat er een groep ouders blijft die wel in aanmerking komt voor bepaalde regelingen maar niet de juiste kanalen weet te vinden. Is de regering zich bewust van dit gevaar en kan er een inschatting gemaakt worden van de grootte van deze groep? Graag een reflectie.

Pilot met gemeenten

De leden van de VVD-fractie vragen met hoeveel gemeenten de regring contact heeft gezocht. Heeft de regering alleen gemeenten gevraagd waar ouders uit de CAF-zaken wonen? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet? Wat is de opzet van de pilot? Welk staf/podonderdeel van de Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (UHT) zal de pilot met gemeenten op zich nemen? Binnen welke termijn hoopt de regering resultaten te behalen met de pilot?

1.7. Hardheid verleden en precedentwerking

De leden van de VVD-fractie lezen dat door het verlagen van de grens van € 10.000 naar € 1.500 de groep mogelijk gedupeerde ouders fors groter wordt. Kan de regering nogmaals onderbouwen waarom zij kiest voor een bedrag van € 1.500 in plaats van het door de AUT geadviseerde bedrag van € 10.000? Kan de regering een inschatting maken hoeveel meer ouders gebruik kunnen maken van de hardheidsregeling nu de drempel van € 10.000 verlaagd is naar € 1.500? Hoe gaat de regering ervoor zorgdragen dat de meest schrijnende gevallen het eerste beoordeeld worden en op basis van welke criteria wordt dit bepaald?

De leden van de CDA-fractie waarderen het zeer dat de regering heeft gekozen voor een drempel van € 1.500 in plaats van de door de Adviescommissie geadviseerde drempel van € 10.000 per berekeningsjaar. Kunnen ouders ook een verzoek indienen wanneer het te herziene besluit minder dan € 1.500 bedraagt, bijvoorbeeld omdat vrij vroeg in het jaar de toeslag is stopgezet, maar de vervolgschade in dat jaar boven de drempel ligt? Indien dit niet het geval is en er is sprake van een jaar dat boven de drempel uitkomt en een jaar dat onder de drempel uitkomt, wat betekent dit dan voor de eventueel te vergoeden vervolgschade? De schade komt immers voort uit het totaal aan openstaande schuld en de genomen invorderingsmaatregelen en die kan niet verdeeld worden over jaren.

De leden van de D66-fractie vragen om nader in te gaan op het risico van precedentwerking en opmerkingen over het beginsel van formele rechtskracht zoals onder andere geschetst door de Raad van State. De leden van de D66-fractie vragen om een inschatting hoe vaak de hardheidsclausule zal worden toegepast. Deze leden vragen of met dit voorstel de discretionaire bevoegdheid van de Minister van Financiën om te oordelen of de hardheidsclausule toegepast moet worden wordt verbreed. De leden van de D66-fractie vragen of hiermee de Minister van Financiën of de Staatssecretaris van Financiën – Toeslagen en Douane primair verantwoordelijk is voor de toepassing van de hardheidsclausule.

De leden van de D66-fractie hebben eerder gevraagd waarom de grens voor een persoonlijke betalingsregeling van € 1.500 is verhoogd naar € 10.000. Het antwoord van de regering was dat dit is gebeurd vanwege een tekort aan uitvoeringscapaciteit en naar aanleiding van een reorganisatie van het proces. Deze leden vragen om dit nader toe te lichten. Wat is het verschil in de benodigde uitvoering bij een grens voor een persoonlijke betalingsregeling van € 1.500 en € 10.000.

De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen de regering welk deel van de ouders inmiddels zijn eigen dossier heeft ontvangen. In welk tempo volgt de rest, zodra deze wet wordt aangenomen?

Ook over de voorwaarden en precedentwerking van de hardheidsregeling hebben de leden van de ChristenUnie-fractie enkele zorgen. In de memorie van toelichting wordt gesproken over overduidelijk onredelijke onbillijkheden en wordt verder aangegeven dat de betrokken ministers niet aan elke onbillijkheid en onredelijkheid tegemoet kunnen komen. Ziet de regering in dat «overduidelijk onredelijk» een arbitraire kwalificatie is die tot arbitraire beoordeling kan leiden? Hoe wordt deze kwalificatie hardgemaakt en aan welke voorwaarden moet dan precies voldaan worden?

Voor wat betreft de precedentwerking waarschuwt de Raad van State voor een situatie waarin «een dergelijke hardheidsregeling geleidelijk verandert in een algemene grond om alle pijnlijke situaties die zich presenteren, maar die evident niet binnen de grenzen van de herzieningsbevoegdheid vallen». De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de regering hoe voorkomen kan worden dat de hardheidsregeling een precedent gaat vormen voor toekomstige hardheidsgevallen op aanpalende gebieden.

2. Uitbreiding hardheidsclausule

De leden van de fractie van GroenLinks vragen of het klopt dat de besluiten en de toepassing van de hardheidsclausule in één hand zouden horen te liggen, net zoals bij andere ministeries het geval is? Waarom wordt de Minister van Financiën niet belast met de uitvoering van de Awir die dat dan mandateert aan de Belastingdienst?

2.1. Beschrijving hardheidsclausule

De leden van de VVD-fractie vragen op welke manier de algemene hardheidsclausule wordt afgebakend? Wanneer wordt de regeling met de Kamer gedeeld?

De leden van de CDA-fractie achten het van zeer groot belang dat de bestaande hardheidsclausule in de Awir wordt uitgebreid, want de huidige hardheidsclausule ziet alleen op gevallen waarbij sprake is van een te hoog vermogen en dat is veel te beperkt. De regering stelt daarbij voor om in de Awir een bepaling op te nemen dat bij het vaststellen van een beschikking de rechtstreeks betrokken belangen moeten worden afgewogen. De leden van de CDA-fractie vragen de regering aan te geven wat rechtstreeks betrokken belangen zijn.

De regering geeft verder aan dat deze bepaling niet betekent dat alle beschikkingen door middel van maatwerk tot stand moeten komen. De leden van de CDA-fractie denken dat dit een belangrijke en eerlijke aanvulling is op de voorgestelde wettelijke bepaling. Kan de regering daarom aangeven wanneer van maatwerk in ieder geval sprake moet zijn? Is dat alleen bij beschikkingen tot een terug te betalen bedrag? Is dat bij beschikkingen vanaf een bepaald bedrag? Of is dat alleen wanneer de toeslaggerechtigde zich meldt?

Deze leden vragen of er een reden is dat de huidige hardheidsclausule is opgenomen in het voorgestelde tweede lid, aangezien gevallen met een te hoog vermogen nu ook gewoon onder de algemene hardheidsclausule kunnen vallen.

De leden van de fractie van GroenLinks vragen in hoeverre de problemen bij de kinderopvangtoeslag van de afgelopen jaren waren voorkomen als de voorgestelde hardheidsclausule had bestaan.

2.2. Hardheidsclausule in de praktijk

De leden van de VVD-fractie lezen dat de regering schrijft dat «indien de betrokken directie tot het oordeel komt dat in het voorgelegde geval geen sprake is van een onvoorziene onbillijkheid van overwegende aard, het verzoek van de betreffende ouder zal worden afgewezen». De leden van de VVD-fractie lezen dat tegen deze afwijzing geen bezwaar en beroep open staat. Mogen de leden van de VVD-fractie ervan uit gaan dat de afwijzing heel helder en duidelijk onderbouwd is waaruit ook evident blijkt dat er geen sprake is van onbillijkheid van overwegende aard?

De leden van de VVD-fractie vragen hoeveel mensen op dit moment nog in afwachting zijn van hun dossier. Deze leden erkennen dat het verzamelen van de documenten en het weglakken voor gegevens van anderen veel tijd kost, maar vragen wanneer deze mensen hun dossier tegemoet kunnen zien. Welke documenten worden allemaal meegenomen in het dossier? Mocht blijken dat er een onvolledig dossier met een ouder is gedeeld hoe wordt met dit soort situatie omgegaan? Bij hoeveel van de ouders die reeds hun dossier hebben ontvangen is gebleken dat het dossier niet volledig was?

De leden van de CDA-fractie zien aan de voorgestelde route via het Ministerie van Financiën en de relevante toeslagdepartementen dat de regering serieus werk wil maken van de hardheidsclausule. Deze leden vragen zich af of er juridisch gezien ook zoveel verandert of dat alleen bedoeld is om het evenredigheidsbeginsel nog duidelijker te verankeren in de wet. De Awir is immers de lex specialis van de Awb. Dus het vereiste van belangenafweging uit de Awb geldt al voor de toeslagen, tenzij een specifieke bepaling zich daartegen verzet, maar in de Awir staat op dit moment niet dat belangen niet moeten worden afgewogen. Als een andere bepaling in de Awir zich tegen een belangenafwijking verzet, dan staat die bepaling na aanname van onderhavig wetsvoorstel nog steeds in de Awir.

Hiermee samenhangend merken de leden van de CDA-fractie op dat de tekst van het voorgestelde artikel 13b Awir niet geheel gelijk is aan artikel 3.2 Awb, maar dat de formulering is aangepast aan de terminologie van toeslagen. Nu zou het ook apart zijn om exact dezelfde tekst nogmaals in de wet op te nemen. Maar het verschil in formulering brengt de leden van de CDA-fractie ertoe om de regering expliciet te vragen dat niet beoogd is om de reikwijdte van artikel 3.2 Awb te beperken, bijvoorbeeld in geval van een besluit dat niet is aan te merken als een beschikking of bij meerdere belanghebbenden.

De leden van de CDA-fractie merken verder op dat het grootste probleem bij de kinderopvangtoeslag, namelijk de onmogelijkheid van proportioneel terugvorderen, niet zou kunnen vallen onder deze hardheidsclausule, als deze eerder in de wet was opgenomen. Bij de fiscale wetgeving werkt de hardheidsclausule goed, omdat de signalen binnenkomen bij het ministerie dat zou kunnen voorstellen om de wet aan te passen. Bij toeslagen is het nadeel dat het departement dat gaat over de vormgeving van de wet, niet verantwoordelijk is voor de uitvoering. De leden van de CDA-fractie vragen daarom of het mogelijk is om onvolkomenheden van de wet die via de hardheidsclausule meer dan incidenteel naar voren komen, ook met het parlement te delen.

De leden van de D66-fractie vragen hoe de regering de Kamer informeert over de frequentie van de toepassing van de hardheidsclausule.

De leden van de fractie van GroenLinks vragen waarom er bij de toeslagen nog geen algemene hardheidsclausule bestond terwjil dit bij belastingheffing al veel langer bestaat.

De leden van de fractie van GroenLinks vragen hoe lastig het wordt om voor gewone mensen een verzoek te doen tot toepassing van de hardheidsclausule. Is dit ook toegankelijk voor mensen die geen juridische expertise hebben?

De leden van de fractie van GroenLinks vragen wat er precies gebeurt bij toekomstige gevallen in geval van een aanvraag of een bezwaar om toepassing van de hardheidsclausule en die toepassing wordt geweigerd.

De leden van de fractie van GroenLinks vragen waarom de hardheidsclausule alleen kan worden toegepast als de Minister daar beleidsregels voor heeft vastgesteld. Zouden individuen niet ook het recht moeten hebben om in geval van weigering van de hardheidsclausule gebruik te maken van bezwaar en beroep?

De leden van de fractie van GroenLinks vragen of het niet beter zou zijn dat de hardheidsclausule ook in individuele gevallen kan worden toegepast (door het bestuursorgaan dat de individuele besluiten neemt). Kan het wetsvoorstel hierop worden geamendeerd? Zo ja, hoe?

De leden van de fractie van GroenLinks vragen of het klopt dat er alleen bij de toepassing van de hardheidsclausule bezwaar en beroep mogelijk is, niet bij het ontbreken daarvan. Waarom is dat zo? Is het niet zo dat een hardheidclausule normaliter ook in individuele gevallen kan worden toegepast en dat bij de rechter het oordeel kan worden getoetst dat er geen aanleiding bestaat voor toepassing van de hardheidclausule?

De leden van de fractie van GroenLinks vragen of de regering kan bevestigen dat het evenredigheidsbeingsel geen inbreuk is in het systeem maar een ventiel om onrecht te vermijden.

3. Verbeteren menselijke maat in perspectief

De leden van de VVD-fractie lezen in de begeleidende brief4 een aantal wettelijke maatregelen om de rechtsbescherming te verbeteren; de hardheidsclausule uit de spoedwet, verbeteren dienstverlening van de overheid aan burgers en aansluiting bij de eerdere reactie «Regels en ruimte – Verkenning Maatwerk in dienstverlening en discretionaire ruimte». Zijn dit de enige maatregelen om de praktische rechtsbescherming te verbeteren? Zo ja, wordt dit voldoende geacht? Waarop is dit gebaseerd?

De leden van de VVD-fractie lezen dat de regering schrijft dat zij maatwerk verder wil verankeren door belanghebbenden de gelegenheid te bieden om te reageren op een voorgenomen beschikking met nadelige gevolgen die onevenredig zou kunnen uitpakken. Daarnaast spreekt zij over meer wettelijke waarborgen voor het opvragen van informatie bij belanghebbenden. Wanneer wordt dit vorm gegeven en in welke wet zal dit opgenomen worden?

De leden van de VVD-fractie hebben al langer zorgen over het huidig toeslagenstelsel. Het stelsel is ingewikkeld, bestaat vooral uit het rondpompen van geld en is aan het einde van zijn latijn. Deze leden zijn blij dat de regering werkt aan een nieuw stelsel wat meer zekerheid en voorspelbaarheid moet bieden. De Staatssecretaris van Financiën – Toeslagen en Douane geeft aan dat zij voornemens is om nog dit jaar een contourennota en routekaart naar de Kamer te sturen. Deze leden waarderen de ambitie maar vragen wel op welke manier de Kamer betrokken wordt bij de besluitvorming over dit belangrijke onderwerp. Kan de regering een nadere duiding geven wanneer zij voornemens is de Kamer te informeren?

De leden van de VVD-fractie waarderen de aandacht voor het versterken van de rechten van de belastingbetaler. Acht de regering het noodzakelijk om een handvest voor de rechten van de belastingbetaler op te richten, zoals eerder bepleit in schriftelijke vragen van het lid Lodders5, om zo de rechten van de belastingbetaler beter te beschermen? Zo nee, waarom niet?

De leden van de SP-fractie stellen vast dat de regering zich bewust of onbewust door de AUT op een bestuursrechtelijk juridisch spoor heeft laten zetten, waardoor nu juist de menselijke maat verdwijnt.

De leden van de SP-fractie concluderen uit de recente overleggen die met de regering zijn gevoerd over de compensatieregeling dat de regering het met deze en leden van andere fracties eens was dat de compensatieregeling ruimhartig en individueel moest worden vormgegeven. Zij concluderen, nu diverse gedupeerden beoordeeld zijn, dat nog steeds getoetst wordt aan de hand van een reeks criteria, waarop zij afgewezen worden voor de door de AUT opgestelde en door de regering overgenomen compensatieregeling en verzocht worden om bezwaar aan te tekenen. Deze leden concluderen dat dit allerminst overeenkomt met wat door de Kamer is gezegd over de afhandeling, noch wat diverse malen door de regering is verkondigd en vragen de regering waarom deze gedupeerde burgers, die in vrijwel alle gevallen door de mangel zijn gehaald en wiens leven in veel gevallen kapot is gemaakt, weer voor het beklaagdenbankje komen te staan waar zij al zo vaak konden staan en waarbij zij nooit een eerlijke kans kregen omdat zij geen informatie hadden over hun zaak. Zij vragen de regering waarom, terwijl in dit wetstvoorstel dikwijls over de menselijke maat wordt gesproken, alsnog een enorme juridisering plaatsvindt en mensen alsnog worden afgewezen als zij aan één van vijf criteria van de AUT niet voldoen en hierdoor niet voor compensatie in aanmerking komen. Welke motivatie heeft de regering om burgers het opnieuw zo moeilijk te maken om hun recht te halen, terwijl zij toegezegd heeft ruimhartig om te gaan met deze zaken?

De leden van de SP-fractie vragen de regering waarom opnieuw voor de moeilijkste weg voor gedupeerde ouders wordt gekozen. Deze mensen, dikwijls voor lange tijd in de schuldsanering en in de bijstand, hebben naar de mening van deze leden teveel ellende meegemaakt om opnieuw zo behandeld te worden en opnieuw voor langere tijd in grote onzekerheid te worden gebracht. Een afhandeling die de menselijke maat echt als uitgangspunt neemt bevat naar de mening van deze leden geen puntenlijstje waarlangs de Belastingdienst/Toeslagen gedupeerden kan leggen om te bezien of ze wel of niet gecompenseerd moeten worden.

De leden van de SP-fractie vinden het een hele erkenning dat de menselijke maat in het verleden niet heeft gegolden. Zij vragen de regering een overzicht van rechtszaken die nog lopen tussen toeslaggerechtigden en de Belastingdienst. Tevens vragn zij waar in het proces (beroep, bezwaar, hoger beroep, Raad van State) deze zaken zich bevinden.

De leden van de SP-fractie vragen opnieuw het hogere beroep door de Belastingdienst/Toeslagen bij de Raad van State vanwege vragen over wat openbaar kan worden uit een persoonsdossier, te staken. Het geeft echt een verkeerd signaal af dat een ouder opnieuw moet (laten) pleiten tegen de Belastingdienst/Toeslagen.

3.1 Wettelijke trajecten om de menselijke maat te vergroten

Wetsvoorstel Verbetering uitvoering toeslagen

De leden van de VVD-fractie vragen de regering wat de verwachte impact is op de andere toeslagen door de Wet hardheidsaanpassing Awir en het besluit compensatieregeling CAF 11 en vergelijkbare (CAF-)zaken?

De regering heeft aangekondigd dat zij ernaar streeft om voor de zorgtoeslag niet langer uit te gaan van partnerschap met terugwerkende kracht. De leden vragen om een uitgebreide toelichting hoe het partnerschap in het verleden ging (in welke situaties en bij welke meldingen er werd teruggevorderd) en hoe dit met de aanstaande wijziging gaat? Wanneer wordt dit streven, zoals genoemd in de begeleidende brief6 praktijk?

De leden van de VVD-fractie lezen in het besluit wet hardheidsaanpassing Awir dat de mogelijke compensatie deel zal uitmaken van het inkomen uit sparen en beleggen (box 3). Er wordt hier weliswaar extra compensatie voor aangeboden, maar dit baart deze leden wel zorgen. Waarom is er niet voor gekozen om de ouders die een compensatie krijgen een uitzonderingspositie te geven van enkele jaren waarbij het bedrag van compensatie niet wordt meegenomen in het verzamelinkomen of het inkomen uit sparen en beleggen? Wanneer de compensatie zal worden meegeteld zal dit ongetwijfeld al snel gevolgen hebben voor lagere aanspraken op toeslagen en kosten in de vermogensrendementsheffing. Deelt de regering deze bevinding van de leden van de VVD-fractie? De zeleden vragen de regering om een uitzonderingspositie te overwegen voor de gecompenseerde ouders uit de CAF-zaken.

De leden van de VVD-fractie lezen in de begeleidende brief dat ouders kunnen verzoeken de eenmalige uitbetaling in het kader van de herstelactie kindgebonden budget kunnen uitzonderen van de vermogenstoets. Waarom moeten ouders dit verzoek doen? Kan de regering bij de uitbetaling niet assertief zelf regelen dat deze uitbetaling wordt uitgezonderd van de vermogenstoets? Zo nee, waarom niet?

De leden van de CDA-fractie kijken met belangstelling uit naar de aangekondigde wettelijke maatregelen: het wettelijk vastleggen van het proportioneel vaststellen van de kinderopvangtoeslag, het matigen van een terugvordering in zeer bijzondere omstandigheden en het stoppen met partnerschap met terugwerkende kracht voor de zorgtoeslag. Voor de eerste twee maatregelen geeft de regering aan dat deze zullen worden opgenomen in het Belastingplan 2021. Kan de regering ook aangeven in welk wetsvoorstel de laatste maatregel zal worden opgenomen? Wat is de reden om de terugwerkende kracht van het partnerschap alleen voor de zorgtoeslag weg te nemen en niet voor de overige toeslagen?

Invoering delegatiegrondslag voor een compensatieregeling in de Fiscale verzamelwet 2021

De leden van de VVD-fractie vragen de regering om toe te lichten waarom de delegatiegrondslag voor een compensatieregeling in de Fiscale Verzamelwet 2021 is overgeheveld naar de Wet hardheidsaanpassing Awir?

De leden van de VVD-fractie vragen waarom er is gekozen voor 1 januari 2024 als deadline voor de getroffen ouders om zich te melden?

De leden van de SP-fractie vragen de regering hoe zaken worden beoordeeld op vergelijkbaarheid met de CAF-11-zaak, welke informatie hiervoor wordt gebruikt, wie deze beoordeling uitvoert en hoe gedupeerden in bezwaar kunnen gaan tegen een beslissing waar zij het mee oneens zijn. Zij vragen de regering tevens hoeveel beoordelingen reeds hebben plaatsgevonden en of hierbij sprake is van beoordeling van gedupeerden die hun dossier nog niet hebben ontvangen. Indien dit niet het geval is vragen zij de regering naar de beweegredenen hiervoor.

3.2. Verbeteren van de uitvoering

Verbeteren van cultuur en vaardigheden

Meer maatwerk in dienstverlening

De leden van de VVD-fractie lezen dat de regering in de begeleidende brief7 schrijft dat zij de dienstverlening aan burgers wil verbeteren. Kan de regering aangeven waarom hier alleen gesproken wordt over dienstverlening aan de burgers? Deelt zij de mening dat de dienstverlening aan ondernemers op onderdelen ook verbeterd zou moeten worden? Zo nee, waarom niet? Op welke manier gaat zij de dienstverlening verbeteren? Graag een overzicht van een aantal concrete maatregelen en het bijbehorende tijdpad voor implementatie van deze maatregelen.

Kan de regering aangeven wat de positie van de getroffen gastouderbureaus en kinderopvangcentra is in de voorgestelde maatregelen?

Inventarisatie strijdigheden uitvoering Toeslagen met wetgeving

De leden van de D66-fractie vragen de regering om nader toe te lichten wat de concrete gevolgen zijn van de zinsnede dat «niet alle onderkende onderwerpen even urgent zijn en de onderwerpen op basis van de beschikbare capaciteit geafseerd worden opgepakt».

4. Budgettaire aspecten

De leden van de VVD-fractie vragen of de regering een overzicht kan geven van de financiële raming met betrekking tot de verschillende (aangekondigde) maatregelen.

De leden van de CDA-fractie vragen de regering welke posten naast de incidentele kosten van onderhavig wetsvoorstel van140,3 miljoen euro deel uitmaken van het totale geraamde budgettaire beslag van 500 miljoen euro. Verder vragen zij een nadere onderbouwing van de raming van 140,3 miljoen euro. Hoe is de regering tot dit bedrag gekomen? Wat is de financiële raming per regeling? Hoeveel mensen zullen volgens de schatting van de regering in aanmerking komen voor welk soort compensatie, zo vragen deze leden. En hoe groot zullen de uitkeringen worden in elk van de categorieën?

De leden van de D66-fractie vragen de regering om nader toe te lichten hoe men met de raming van de incidentele kosten van het wetsvoorstel op 140,3 miljoen euro is uitgekomen. Hoe verhoudt dit bedrag zich tot de totale kosten voor herziening en reparatie van toeslagen, aanvullende compensatie en uitvoeringskosten worden ingeschat op 500 miljoen euro. Welke aannames heeft de regering gedaan? Op welke wijze zal de regering deze aannames valideren? Hoe wordt de Kamer geïnformeerd als de validatie sterk afwijkt van de huidige raming.

5. EU-aspecten

6. Gevolgen voor burger en bedrijfsleven

7. Uitvoeringskosten Belastingdienst

De leden van de CDA-fractie maken zich zorgen om de uitvoerbaarheid van onderhavig wetsvoorstel. De maatregelen zijn noodzakelijkheid, maar de uitvoeringstoets maakt duidelijk dat de uitvoering ervan nog geen sine cure zal zijn. Met name de ICT is de bottleneck, want de aanpassing van de systemen voor de hardheidsregeling zal niet klaar zijn op basis van de inwerkingtreding van de wet. Kan de regering aangeven wanneer deze systemen wel naar verwachting zullen zijn aangepast? Kan de regering tevens aangeven of er naar verwachting voldoende personele capaciteit op tijd kan worden vrijgemaakt of kan worden aangenomen om onderhavig wetsvoorstel uit te voeren?

8. Advies en consultatie

8.1. Adviescommissie en anderen

De leden van de fractie van GroenLinks vragen de regering hoe groot zij de kans acht dat dit wetsvoorstel gaat leiden tot precentwerking op andere terreinen. Kan de regering beschrijven wat er in dat geval zou gebeuren?

8.2. Advies Raad voor de rechtspraak

De leden van de D66-fractie lezen dat, gezien de spoedeisendheid van het wetsvoorstel, het advies van de Raad voor de rechtspraak is gebaseerd op een conceptversie van het wetsvoorstel. Deze leden vragen of er naar aanleiding van de doorgevoerde aanpassingen aanvullend contact is geweest met de Raad voor de rechtspraak en zo ja, wat de reactie van de Raad op deze aanpassingen was.

De leden van de SP-fractie vragen de regering hoe en op basis van welke criteria de commissies van wijzen en aanvullende schade samengesteld zullen worden, langs welke wegen zij informatie krijgen en hoe hun onafhankelijkheid van de Belastingdienst of het Ministerie van Financiën wordt gewaarborgd. Deze leden spreken de wens dat gedupeerden eveneens zitting zullen nemen in de commissie van wijzen opdat vanuit het perspectief van gedupeerden ook gevallen kunnen worden beoordeeld.

9. Doenvermogen

De leden van de D66-fractie verwelkomen de toepassing van de doenvermogentoets in dit wetsvoorstel. Deze leden zien in de doenvermogentoets een belangrijk instrument om problemen, zoals bij het huidige toeslagenstelsel, in de toekomst te voorkomen of te beperken.

Hardheidsregeling en vangnetbepaling

Hardheidsclausule

De leden van de D66-fractie vragen hoe de regering de groep burgers, van wie een beroep wordt gedaan op het doenvermogen, ondersteunt, juist omdat het in dit geval om schrijnende en onvoorziene situaties kan gaan die een extra negatieve impact kunnen hebben op het doenvermogen.

10. Artikel 3.1 Comptabiliteitswet

10.1. Nagestreefde doelen

10.2. Beleidsinstrumenten

10.3. Nagestreefde doeltreffendheid

10.4. Nagestreefde doelmatigheid

II. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Artikel 49

De leden van de CDA-fractie vragen de regering aan te geven wat het verschil is tussen de hardheidstegemoetkoming op grond van onderdeel a en b van het derde lid van artikel 49. Tevens willen zij graag weten hoe het zesde lid zich tot het derde lid van dit artikel verhoudt, want in het zesde lid staat duidelijk hoe hoog de hardheidstegemoetkoming is en in het derde lid is dat heel vaag. Verder vragen deze leden aan welke tegemoetkomingen moet worden gedacht als het gaat om het zevende lid van artikel 49. Vallen hier ook gemeentelijke tegemoetkomingen onder? De leden van de CDA-fractie merken op dat dit lid een zeer goede administratie van de Belastingdienst vereist, aangezien alle verzoeken moeten worden bijgehouden, de uitkomsten duidelijk moeten zijn, er geen volgordelijkheid is tussen de verschillende vormen van compensaties, herzieningen en tegemoetkomingen en er een lange tijdsspanne is waarbinnen de verzoeken kunnen worden ingediend. Ligt deze verantwoordelijkheid allemaal bij de pod Centrale Regie?

BIJLAGE UITVOERINGSTOETS

De leden van de VVD-fractie constateren dat de uitvoeringstoets vrij kritisch is over de voorliggend wet. Kan de regering aangeven hoe met deze kritiek wordt omgegaan, hoe procesverstoringen tot het minimale beperkt kunnen blijven en hoe de Kamer betrokken blijft bij eventuele procesmatige beperkingen gedurende het proces?

De leden van de VVD-fractie lezen over de uitvoeringstoets van de Belastingdienst over de wet hardheidsaanpassing Awir. Zoals ook in de technische briefing in de Kamer naar voren kwam bestaat het herstelpakket niet alleen uit de Wet hardheidsaanpassing Awir, maar ook uit verschillende onderliggende regelingen en besluiten. Deze leden vragen welke wijzigingen zijn meegenomen in de uitvoeringstoets Awir. Is er in de uitvoeringstoets ook rekening gehouden met de onderliggende regelgeving en de nog te ontvangen regelingen als bijvoorbeeld de verzamelregeling? Kan de regering aangeven of het wetsvoorstel en de onderliggende (nog te ontvangen) regelgeving uitvoerbaar is voor de Belastingdienst? Zo ja, kan de regering de uitvoeringstoetsen met de Kamer delen? Zo nee, waar liggen de risico’s en kan de regering de uitvoeringstoetsen met de Kamer delen?

De leden lezen dat het risico in procesverstoringen als groot wordt geduid. Waarom is het risico groot? En waarom kan het verstoren zijn voor het reguliere toeslagenproces?

De leden van de VVD-fractie vragen waarom het voor de Belastingdienst niet is na te gaan welke ouders te zwaar zijn behandeld door de Belastingdienst.

De leden van de CDA fractie verwachten een uitvoeringstoets op de hele regeling

De leden van de D66-fractie lezen dat de gevolgen van het wetsvoorstel ingrijpend zijn voor de uitvoering. Deze leden lezen dat het voorstel uitvoerbaar is, mits wordt geaccepteerd dat er in eerste instantie met beperkte IV-ondersteuning wordt gewerkt, omdat er IV-aanpassingen nodig zijn die niet tijdig gerealiseerd kunnen worden en de stapeling van de implementatie van wetgeving in het toeslagendomein extra risico’s met zich meebrengt ten aanzien van tijdige implementatie. Deze leden vragen wanneer de IV-aanpassingen naar verwachting gerealiseerd zijn. Deze leden vragen de regering om de Kamer goed op de hoogte te houden van de ontwikkelingen bij de implementatie van deze wet, onder andere als het gaat om de IV-ondersteuning.

OVERIG

Waarom heeft de regering ervoor gekozen om geen evaluatiebepaling op te nemen in de wet, vragen de leden van de VVD-fractie.

Kan de regering aangeven wanneer de Kamer het stroomschema ontvangt voor individuele beoordelingen en de positie van de onafhankelijke commissies daarin?

Kan de regering een totaaloverzicht geven (in aantallen en omschrijving) van de verschillende groepen? Kan de regering deze toelichten waar ouders in de procedure staan?

Kan de regering aangeven of er vooruitlopend op deze wetsbehandeling al besluiten zijn genomen? Zo ja, hoeveel? Komen deze ouders in aanmerking voor een herbeoordeling na vaststelling van deze wet?

Kan de regering een toelichting geven op de «beoordeling in meerdere stappen» opgenomen in het stroomschema en in de presentatie tijdens de technische briefing. Duidelijk is dat er een beoordeling is en dan een volgende stap inzichtelijk wordt gemaakt. Maar wat zijn de vervolgstappen als bijvoorbeeld geconstateerd wordt dat de groep als geheel beoordeeld is en geen vooringenomenheid wordt geconcludeerd. Wat zijn dan de vervolgstappen voor de ouders? Welke stappen moeten zij zelf zetten om voor een herbeoordeling (individueel of groepsgewijs)? Waar in het stroomschema komt welke onafhankelijke commissie in actie? Wat verstaat u in de beoordeling van individuele dossiers onder maatwerk?

De leden van de VVD-fractie vragen de regering aan te geven of de aangifte tegen de Belastingdienst gevolgen heeft voor deze wetswijziging. Zo ja, welke gevolgen? Zo nee, waarop gebaseerd?

Deze leden vragen voorts hoeveel zaken gerelateerd aan de kinderopvangtoeslag er nog onder de rechter liggen en waar dus nog geen uitspraak over is gedaan?

De leden van de CDA-fractie nemen de gelegenheid te baat om op basis van de gesprekken op 3 juni nog een aantal vragen te stellen:

Kunnen alle instellingsbesluiten van commissie onmiddellijk aan de Kamer gezonden worden, inclusief de namen?

Kan de regering aangeven of de leden van de commissies betaald worden? Geldt dit ook voor bijvoorbeeld de oudercommissie?

Zijn alle besluite die genomen worden, besluiten in de zin van de Awb, waartegen bezwaar en beroep open staat?

Kan de Belastingdienst een stroomschema voor ouders maken? Ofwel, wat kunnen zij verwachten en hoe kunnen zij een vraag indienen hoe ze in een bepaalde regeling kunnen komen.

Kan de regering daarbij voor elke stap van de ouders aangeven op welke informaite zij recht hebben?

Bijvoorbeeld bij de afwijzing van de vraag dat de CAF-zaak vergelijkbaar is, is dat besluit een Awb-besluit en hebben ouders recht om het CAF-onderzoeksdossier te zien?

En wanneer hebben de ouders recht om hun dossier?

Kan de regering de stroomschema’s en de uitleggen die aan de Kamerleden gegeven zijn, als officieel document toevoegen aan de wetsbehandeling?

Er is een adviescomssie ingesteld, maar de regering publiceert niet wie er inzit. Kan de regering de namen geven en conform de Kaderwet Adviesraden aangeven op welke wijze de leden openbaar geworven zijn? Is dat conform de wet gegaan?

Er zijn al besluiten genomen door commissies, die formeel nog niet ingesteld zijn. Hoe kan dat? En zijn die rechtsgeldig?

Waarom heeft de Commissie van Wijzen geen toegang gehad tot de onderzoeksdossiers en wel bepaald dat welke CAF zaken vergelijkbaar zijn?

Is het waar dat ouders persoonlijke gesprekken wel mochten opnemen voor zichzelf maar dat zij moesten tekenen dat zij de persoonlijke informatie niet mochten gebruiken? Zo ja, hoe vaak is dat gebeurd en vindt u dit een acceptabele praktijk?

Indien de directeur Toeslagen persoonlijk toezegt dat een zaak conform CAF 11 behandeld wordt en er compensatie komt, is dat dan een rechtsgeldig toezegging? (dit is een algemene vraag en artikel 67 AWR is dus niet van toepassing)

Acht de regering de brief, die aan de ouders gestuurd is, helder en begrijpelijk?

Hoe komt het dat in de afwijzingsbrief (u bent geen CAF-zaak) niet opgenomen is dat mensen wel voor compensatie in aanmerking kunnen komen indien er individueel institutionele vooringenomenheid was?

Hoeveel mensen hebben aangeven dat zij stukken gestuurd hebben, afgegeven hebben, maar dat dit niet zijn aangekomen of in het dossier beland zijn?

Hoe zal worden omgegaan met stukken die kwijt zijn? Ofwel stukken die ouders wel gestuurd hebben, maar die niet zijn aangekomen?

Hoeveel van de CAF 11-ouders hebben gevraagd om een compensatie van de werkelijke kosten en hoeveel van die vragen zijn in behandeling genomen? En hoeveel keer is compensatie vastgesteld?

Zijn er in niet-toeslaggerelateerde CAF-zaken ook problemen met institutionele vooringenomenheid en falende rechtsbescherming?

Tot slot een hartekreet van de leden van de CDA-fractie: wie begrijpt nog welke commissie waarvoor verantwoordelijk is, welke regelingen er zijn en hoe de rechtsbescherming in elkaar zit?

En kan de regering een overzicht geven van hoeveel besluiten op basis van artikelen in deze wet (die niet is ingegaan) door de Belastingdienst of commissies (waarvan het instellingsbesluit niet gepubliceerd is) en op basis van AMvB’s en ministeriële regelingen die niet eens in concept gepubliceerd zijn, al genomen zijn? Kan de regering heel precies het type besluiten geevn?

Op welke wettelijke basis zijn deze besluiten genomen en zijn dit Awb-conforme besluiten? Zijn deze besluiten rechtsgeldig op dit moment of niet?

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de regering of de Kamer een overzicht kan krijgen van het type documenten die missen in de individuele dossiers, en of daarin een zekere systematiek of rode draad is te ontdekken. Zo ja, wanneer? Deze leden vragen verder waarom de beoordeling of iets wel of niet een CAF-aanpak was niet belegd wordt bij een onafhankelijke commissie.

Tot slot vragen de leden van de ChristenUnie-fractie wanneer de Kamer de details van de compensatieregeling en de AMvB ontvangt.


  1. Kamerstuk 31 066, nr. 641.↩︎

  2. Vragen van het lid Omtzigt (CDA) aan de Staatssecretaris van Financiën over inzage in de dossiers door de ouders die getroffen zijn door de kinderopvangtoeslagaffaire (en daar al negen maanden op wachten terwijl de wettelijke deadline toch echt een of drie maanden is) (ingezonden 29 mei 2020) (Kenmerk 2020Z09779)↩︎

  3. Kamerstuk 31 066, nr. 641.↩︎

  4. Kamerstuk 31 066, nr. 635.↩︎

  5. Aanhangsel Handelingen II 2017/18, nr. 2682↩︎

  6. Kamerstuk 31 066, nr. 635.↩︎

  7. Kamerstuk 31 066, nr. 635.↩︎