[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Verslag van een schriftelijk overleg over de geannoteerde agenda Telecomraad 5 juni 2020

Raad voor Vervoer, Telecommunicatie en Energie

Verslag van een schriftelijk overleg

Nummer: 2020D21984, datum: 2020-06-09, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-21501-33-814).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van kamerstukdossier 21501 33-814 Raad voor Vervoer, Telecommunicatie en Energie.

Onderdeel van zaak 2020Z10141:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2019-2020

21 501-33 Raad voor Vervoer, Telecommunicatie en Energie

Nr. 814 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 9 juni 2020

De vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat over de geannoteerde agenda voor de Telecomraad op 5 juni 2020 (Kamerstuk 21 501-33, nr. 812), het verslag van de informele Telecomraad 5 mei 2020 (Kamerstuk 21 501-33, nr. 811), het schriftelijk overleg over de geannoteerde agenda informele Telecomraad 5 mei 2020, het verslag van de Telecomraad van 3 december 2019 (Kamerstuk 21 501-33, nr. 795), het fiche Mededeling implementatie EU 5G toolbox (Kamerstuk 22 112, nr. 2854), het fiche Mededeling over een Europese datatstrategie (Kamerstuk

22 112, nr. 2858) en het fiche Mededeling Europese digitaliseringsstrategie (Kamerstuk 22 112, nr. 2859).

De vragen en opmerkingen zijn op 29 mei 2020 aan de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat voorgelegd. Bij brief van 4 juni 2020 zijn de vragen, die betrekking hebben op de informele Telecomraad, beantwoord. De overige vragen, die betrekking hebben op de BNC-fiches, zullen op een later moment worden beantwoord.

De voorzitter van de commissie,
Renkema

De griffier van de commissie,
Nava

Inhoudsopgave blz.
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties 2
II Antwoord / Reactie van de Staatssecretaris 10

I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie danken de Staatssecretaris voor de toegezonden geannoteerde agenda en de andere voorliggende stukken. Zij hebben hier nog enkele vragen over.

Geannoteerde agenda Telecomraad 5 juni 2020

De leden van de VVD-fractie onderschrijven het belang van het benutten van technologieën als Artificiële intelligentie (AI) om de Nederlandse en Europese economie innovatiever en competitiever uit de crisis te laten komen volledig. Voor een beleidsdiscussie op dit punt op Europees niveau is van belang dat er geïnventariseerd wordt welke knelpunten er qua Europese regelgeving bestaan ten aanzien van het verder ontwikkelen van dergelijke technologieën. Kan de Staatssecretaris hier meer inzicht in geven? Welke randvoorwaarden zijn wat de Staatssecretaris betreft van belang voor het creëren van het genoemde «ecosysteem van excellentie»?

De leden van de VVD-fractie lezen dat de methode van de Commissie om gebieden met een hoog risico te identificeren vooralsnog positief lijkt. Deze leden vragen hoe deze methode nu vorm krijgt en welke verdere concretisering Nederland graag zou willen zien. Verder vragen de leden waarop wordt gebaseerd wat risicovolle sectoren en gebieden zijn.

De leden van de VVD-fractie lezen dat wanneer er problemen zijn met betrekking tot AI-toepassingen deze kunnen worden opgelost met wet- en regelgeving, maar dat het nog de vraag is of dit dan generiek of specifiek moet zijn. Hoe staat Nederland in deze kwestie? Wat zijn de voor- en nadelen van generieke wet- en regelgeving voor het AI-domein? Hoe wordt voorkomen dat gebieden met een laag risico door deze mogelijke wet- en regelgeving worden belemmerd? Hoe wordt deze risico-inschatting gemaakt? Wanneer verwacht u de resultaten van de «lerende aanpak»?

Verslag van de informele Telecomraad 5 mei 2020

Kan de Staatssecretaris een licht schijnen op het krachtenveld in de Raad ten aanzien van de informatie-uitwisseling en de mate waarin verschillende «corona-apps» van verschillende landen met elkaar zouden kunnen communiceren en hoe hierin de privacy gewaarborgd zou kunnen worden?

Kan de Staatssecretaris toelichten op welke wijze zij tot dusver uitvoering heeft gegeven aan de oproep van de Commissie om onjuiste informatie over 5G en de vermeende link met COVID-19 te ontkrachten? Is zij voornemens om deze inspanningen in de toekomst te handhaven of zo mogelijk te inventariseren?

Schriftelijk overleg over de geannoteerde agenda informele Telecomraad 5 mei

Kan de Staatssecretaris aangeven op welke wijze zij tot dusver heeft getracht om meer duidelijkheid te krijgen over de ruimte voor Nederland om deel te nemen aan het «GAIA-X»-project van Duitsland of andere lidstaten die bij dit initiatief betrokken? Op welke termijn verwacht zij deze duidelijkheid te krijgen?

Fiche Mededeling implementatie EU 5G toolbox

Kan de Staatssecretaris inzichtelijk maken in hoeverre de veiling van frequenties voor het 5G-netwerk volgens planning verloopt? Wordt het genoemde verslag aan de NIB-Samenwerkingsgroep over de nationale uitvoering van de kernmaatregelen in de toolbox met de Kamer gedeeld? Zo ja, kan de Staatssecretaris hierbij eveneens duidelijk maken op welke wijze deze genomen kernmaatregelen in Nederland zich verhouden tot de kernmaatregelen die genomen zijn in andere lidstaten?

Fiche Mededeling Europese datastrategie

De leden van de VVD-fractie lezen dat het ontsluiten van kwalitatief goede data een voorwaarde is om de AI-ambities waar te maken. Deze leden vragen of de Staatssecretaris het met hen eens is dat het delen van data cruciaal is om het innovatieve ecosysteem te optimaliseren. Verder vragen zij of er ook buiten de Nederlandse en Europese landsgrenzen wordt gekeken ten aanzien van het delen van data. Erkent de Staatssecretaris dat het delen van data niet enkel van meerwaarde is voor bedrijven, maar juist ook voor universiteiten en daaraan bijvoorbeeld beginnende ondernemers en startups? Welke regelgeving kan hierbij een belemmering vormen? Hoe kan dit worden opgelost?

Wanneer kan de Kamer de verkenning van de Commissie verwachten ten aanzien van het datagedreven ontwikkelen van beleid? In de verantwoordingsonderzoeken hebben de leden van de VVD-fractie kunnen lezen dat bij de helft van de rijksbrede organisaties de informatiebeveiliging niet op orde is. Welke stappen dient het Rijk nog te zetten alvorens zij veilig kunnen meedoen aan «Business-to-Government» datadeling?

Fiche Mededeling Europese digitaliseringsstrategie

De leden van de VVD lezen dat bij de consumentenagenda worden meegenomen dat platforms zich dienen te houden aan Europese regelgeving. Deze leden van de VVD lezen dat het kabinet deze inzet steunt en kunnen zich daar in vinden. Verder lezen de leden van de VVD dat het kabinet de voorstellen van de Europese Commissie zal beoordelen op basis van effectiviteit. Kan de Staatssecretaris toelichten welke maatstaven zij hierbij hanteert? Is de Staatssecretaris van mening dat het onwenselijk is dat partijen zoals Ali Baba onveilige producten in Nederland kan verkopen en dat hier streng op moet worden kunnen gehandhaafd? Verwacht de Staatssecretaris dat er strenge handhavingsbevoegdheden zullen worden opgenomen in Europese regelgeving ten aanzien van platforms die onveilige producten aanbieden in Nederland?

Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de voorliggende stukken. Zij hebben daarover de volgende vragen en opmerkingen.

Geannoteerde agenda Telecomraad 5 juni 2020

De leden van de CDA-fractie lezen dat Nederland bij de totstandkoming van beleid en mogelijke wetgeving op het gebied van AI een «lerende aanpak» bepleit, en stelt dat «als op basis van deze lerende aanpak blijkt dat nieuwe wet- en regelgeving nodig is» deze generiek en/of specifiek kan zijn. Hoezeer is hierbij ook aandacht voor (de gevolgen van) het stapelen van regels, met specifieke, sectorale regels bovenop generieke regels? Wordt rekening gehouden met het feit dat regulering van algoritmes in de zorg anders is dan algoritmes in het verkeer? Bestaat het risico dat horizontale regelgeving, aangevuld met extra eisen, verdere ontwikkeling van AI kan vertragen of belemmeren? Wat zou dit betekenen voor de positie van Nederland/Europa ten opzichte van landen die meer investeren/hebben geïnvesteerd in AI en dergelijke wet- en regelgeving niet hebben?

Het BNC-fiche en het Witboek van de Europese Commissie schrijven voor dat AI-applicaties «getraind» moeten zijn op basis van «Europese data». Data zijn echter niet per definitie locatie gebonden, maar «stromen», niet zelden grensoverschrijdend, van de ene plaats naar de andere. In hoeverre maakt dat de voorwaarde dat trainingsdata enkel uit Europa mogen komen ingewikkeld?

De leden van de CDA-fractie merken op dat de Staatssecretaris schrijft dat «waar publieke belangen (...) in het geding komen door ongewenste afhankelijkheden op technologie de EU zal moeten onderzoeken hoe het deze afhankelijkheden kan verminderen en technologische soevereiniteit kan versterken». Deze leden onderschrijven dit standpunt en vragen welke gedachtes het kabinet hierbij heeft. Hoe zouden dergelijke afhankelijkheden kunnen worden verminderd en technologische soevereiniteit versterkt?

De leden van de CDA-fractie merken op dat digitalisering een voorname rol kan spelen in de herstelfase van corona. Wat zou het in dat licht betekenen als het aannemen van de e-privacyverordening nog langer op zich laat wachten en op de lange baan geschoven? Welke verwachtingen heeft de Staatssecretaris?

De leden van de CDA-fractie signaleren dat er soms een spanningsveld lijkt te zijn tussen het borgen van grondrechten enerzijds en het benutten van de kansen van AI anderzijds. Merkt de Staatssecretaris dit in en/of buiten Europa, bijvoorbeeld omdat in landen waar minder waarde wordt gehecht aan privacy de ontwikkeling van AI vlotter verloopt? Heeft de Staatssecretaris hier voorbeelden van?

Wat is de stand van zaken met betrekking tot de (verordening ter) oprichting van het kenniscentrum voor industrie, technologie en onderzoek en het netwerk van nationale coördinatiecentra (EUCCC), zo vragen deze leden.

De leden van de CDA-fractie merken op dat het belang van één digitale interne markt voor ondernemers en consumenten evident is. Deze leden zijn groot voorstander van het optimaal beschermen van consumenten bij online zaken doen. Zij zien dat nieuwe online ontwikkelingen vragen om nieuwe vormen van rechtsbescherming en om andere juridische kaders. Welke concrete hiaten ziet de Staatssecretaris, en hoe zijn die te dichten? Wat is het tijdspad met betrekking tot de invoering van de Digital Services Act, die de e-commerce richtlijn moet vervangen?

Deze leden zijn benieuwd naar de uitvoering van de aangenomen motie van de leden Palland en Aartsen over consumentvriendelijke gebruikersvoorwaarden voor digitale platforms (Kamerstuk 35 134, nr. 10)? Wat kan de Staatssecretaris hierover melden?

De leden van de CDA-fractie lezen over het belang van verdere ontwikkeling van communicatietechnologieën in Europees verband voor de beheersing van toekomstige internationale crises en dagelijkse samenwerking van veiligheidsdiensten in de grensregio’s. Hoe zou deze samenwerking in de grensregio’s verder kunnen worden verbeterd?

De leden van de CDA-fractie vragen naar de uitvoering van de aangenomen motie van de leden Palland en Sjoerdsma over duidelijkheid over en de gevolgen van een verplichting tot datadeling (Kamerstuk 35 134, nr. 8), waarin de regering wordt verzocht met voorstellen te komen om via de mededingingswetgeving en/of richtsnoeren meer invulling en duidelijkheid te geven over de rol van data en onder welke omstandigheden het afdwingen van toegang tot data mogelijk is, rekening houdend met de gevolgen van een verplichting tot datadeling voor zowel consumenten als het bedrijfsleven, waaronder het midden- en kleinbedrijf, om ongewenste effecten, zoals het schaden van innovatie- en investeringsprikkels, te voorkomen.

De leden van de CDA-fractie merken op dat Nederland de beoogde herziening van de EU-mededingingsregels steunt. Klopt het dat hierbij ook naar mededingingswetgeving wordt gekeken om «Europese kampioenen» mogelijk te maken? Wat is de voortgang van de introductie van een bevoegdheid voor een toezichthouder om op Europees niveau ex ante te kunnen ingrijpen bij platforms met een significante mate van marktmacht?

De coronacrisis heeft het belang van digitale handel benadrukt. Nederland wil op internationaal en Europees niveau afspraken over digitale handel bespoedigen of aanpassen. Welke afspraken ziet de Staatssecretaris voor zich, zo vragen de leden van de CDA-fractie.

Verslag van de informele Telecomraad 5 mei 2020

Tijdens deze Telecomraad heeft Nederland het belang van noodzaak, proportionaliteit, databescherming, cyberveiligheid en fundamentele rechten bij de ontwikkeling en het gebruik van apps benadrukt. De leden van de CDA-fractie vragen wat hier het Europese krachtenveld was. Waarover bestonden verschillen van mening?

De leden van de CDA-fractie vinden het goed dat Nederland, conform hun verzoek, aandacht heeft gevraagd voor de recente branden in zendmasten. Zij steunen de oproep van de Commissie, Nederland en andere lidstaten om onjuiste informatie over 5G en de vermeende link met COVID-19 te ontkrachten, maar vragen ook welke andere (juridische) stappen worden ondernomen om duidelijk te maken dat dergelijke aanvallen op vitale infrastructuur onacceptabel zijn.

Schriftelijk overleg over de geannoteerde agenda informele Telecomraad 5 mei 2020

De leden van de CDA-fractie merken op dat de Staatssecretaris in haar beantwoording schrijft dat Duitsland voornemens is een nationale «corona-app» te ontwikkelen (en België vooralsnog niet). Werkt Nederland met Duitsland samen, of gaat Nederland dat doen?

Het belang van investeringen in sleuteltechnologieën ter versterking van het concurrentievermogen en om ongewenste eenzijdige afhankelijkheden te voorkomen wordt door deze leden onderschreven. Hoe gaat de Staatssecretaris hier in haar eigen beleid gevolg aan geven? Is de Staatssecretaris van mening dat een moreel appel op grote techbedrijven voldoende zal zijn om hen proactief hun verantwoordelijkheid te laten nemen gegeven hun sterke positie? Wat als gewenst gedrag uitblijft? Hoe en op welk moment zou de Staatssecretaris kunnen ingrijpen?

Het Ministerie van Economische Zaken Klimaat en Agentschap Telecom hebben via Europese gremia een uitvraag gedaan naar ervaringen in andere lidstaten met beveiliging van zendmasten. Kan de Staatssecretaris de resultaten van deze uitvraag met de Kamer delen, met specifieke aandacht voor hoe zendmasten in het buitenland worden beveiligd?

Verslag van de Telecomraad van 3 december 2019

De leden van de CDA-fractie constateren dat dit verslag een half jaar oud is. Op dat moment was er een aantal knelpunten ten aanzien van de verordening ter oprichting van een kenniscentrum voor industrie, technologie en onderzoek op het gebied van cyberbeveiliging (EUCCC) en het netwerk van nationale coördinatiecentra, bijvoorbeeld het ontbreken van «een coherente aanpak met andere MFK deelprogramma’s zoals Horizon Europe en het Digital Europe Programme». Zijn deze knelpunten inmiddels opgelost?

Fiche Mededeling implementatie EU 5G toolbox

De leden van de CDA-fractie lezen dat het Europees Parlement nog geen positie heeft ingenomen op het brede onderwerp van 5G. Wanneer verwacht de Staatssecretaris dat dit gaat gebeuren?

Fiche Mededeling Europese digitaliseringsstrategie

De Commissie is van mening dat er meer geïnvesteerd moet worden in strategische capaciteiten die bijdragen aan de ontwikkeling van cruciale digitale infrastructuren zoals 5G en 6G. Welke stappen zou Nederland hier kunnen zetten, zo vragen deze leden.

De leden van de CDA-fractie merken op dat het kabinet schrijft dat «er een balans dient te zijn tussen de aandacht voor meer gevorderde digitale vaardigheden enerzijds, waaraan in Nederland relatief grotere behoefte bestaat en waarover niet iedere burger behoeft te beschikken, en basisvaardigheden en digitale geletterdheid anderzijds». Kan de Staatssecretaris dit onderbouwen met cijfers? Wat doen Nederland en Europa om digitale inclusie te bevorderen, in het bijzonder voor laaggeletterden?

Deze leden merken op dat het «het kabinet opvalt dat de Europese Digitaliseringsstrategie geen nieuw apart actieplan voor de Digitale Overheid aankondigt», terwijl dergelijke actieplannen sinds 2003 «het gebruik van grensoverschrijdende digitale publieke diensten tussen burgers, bedrijven en overheden hebben bevorderd». Zij vragen of het kabinet alsnog voor een actieplan gaat pleiten.

Het kabinet zegt met interesse te kijken naar maatregelen om de kosten voor de aanleg van snelle telecommunicatienetwerken te verminderen. Welke maatregelen acht zij interessant?

De leden van de CDA-fractie steunen het kabinet in de herziening van de EU-mededingingsregels en het toepasbaar houden van het mededingingsinstrumentarium in relatie tot online platforms. Ook wijzen zij met het kabinet op de problemen met de directe import van producten uit landen buiten de EU en de behoefte aan nieuwe regels daaromtrent. Welke voorstellen verwacht het kabinet, ook ter bevordering van een gelijk speelveld?

Fiche Mededeling over een Europese datastrategie

De Commissie bepleit forse investeringen in de data-economie, om als EU mondiaal voorop te blijven lopen. Via publiek-private samenwerking wil de Commissie 6 miljard euro ophalen voor een High Impact Project, waarvan 2 miljard euro uit Europese fondsen en 4 miljard euro vanuit de lidstaten en de private sector. Wat is het standpunt van het kabinet in dezen?

Net als het kabinet vinden de leden van de CDA-fractie het belangrijk dat publieke waarden in databeleid worden geborgd. In de mededeling worden de bescherming van persoonsgegevens, privacy en cybersecurity genoemd als randvoorwaarden voor een Europese data-economie, maar deze aspecten komen niet terug in de voorstellen van de Europese Commissie.

Kan de Staatssecretaris deze leden verzekeren dat Nederland zonder borging van deze randvoorwaarden niet met de datastrategie akkoord zal gaan?

Nederland werkt met Duitsland, Estland en Finland samen op het gebied van resp. dataopslag (Duitsland), overheidsdata (Estland) en data in transport en bosbeheer (Finland). Welke samenwerkingsverbanden zijn er nog meer en op welke onderdelen, zo vragen de leden van de CDA-fractie.

De leden van de CDA-fractie lezen dat het bedrijfsleven positief is over de datastrategie maar vragen heeft over onder andere de mate waarin data gedeeld kunnen worden, het beschermen van gevoelige bedrijfsdata en de vindbaarheid van data. Daarnaast heeft de Data Sharing Coalition aangegeven dat er voldoende aandacht moet zijn voor het creëren van meer bewustwording en vertrouwen. Hoe wordt met deze vragen en zorgen omgegaan?

De leden van de GroenLinks-fractie hebben met interesse kennisgenomen met de agenda voor de Telecomraad van 5 juni en de overige aanhangige documenten. Zij hebben daarbij de volgende vragen.

Geannoteerde agenda Telecomraad 5 juni

De leden van de GroenLinks-fractie vragen of de Staatssecretaris een voorbeeld kan geven waarbij de publieke belangen in het geding zijn of dreigen te geraken door ongewenste afhankelijkheid van buitenlandse technologie op het gebied van digitalisering. Hoe kan de technologische soevereiniteit van Europa worden versterkt?

De Staatssecretaris schrijft dat een open economie en het beschermen van economische belangen en maatschappelijke waarden daarbij voorop staan. Erkent de Staatssecretaris dat, zeker op het terrein van digitalisering, een open economie en maatschappelijke waarden niet altijd met elkaar verenigbaar zijn? Wat staat dan voorop voor het kabinet?

Deze leden hebben met interesse kennisgenomen van de eerste positie over de Digital Services Act en kijken uit naar het overzicht van het Europese krachtenveld. Zij zijn tevreden dat het kabinet erkent dat de opkomst van nieuwe digitale diensten en de platformeconomie betekent dat bestaande kaders niet altijd meer voldoende zijn. Met betrekking tot de verspreiding van illegale of onrechtmatige informatie schrijft de Staatssecretaris dat gebruikers een effectieve en laagdrempelige manier moeten hebben om bezwaar te maken tegen informatie of de verwijdering daarvan. Hoe kijkt de Staatssecretaris in deze context naar het Oversight Board dat recent is opgezet door Facebook? Is het effectief en laagdrempelig als elk platform een eigen systeem opzet, of zou het wenselijker zijn om één faciliteit te hebben waar de burger zich toe kan richten? Hoe kijkt de Staatssecretaris het naar het recente rapport van de European Regulators Group on Audiovisual Media Services (ERGA), dat stelt dat zelfregulering door bedrijven tekortschiet voor de bestrijding van desinformatie?

De leden van de GroenLinks-fractie zijn ook benieuwd naar hoe de Staatssecretaris kijkt naar recente ontwikkelingen in Frankrijk met betrekking tot nieuwe wetgeving die platformbedrijven strikte tijdslimieten oplegt voor het verwijderen van illegale informatie. Hoe verhouden dergelijke initiatieven op het niveau van afzonderlijke lidstaten zich tot het proces rond de Digital Services Act?

De leden van de GroenLinks-fractie zijn van mening dat de Digital Services Act zich niet enkel zou moeten richten op het tegengaan van zichtbare ongewenste effecten van de digitale platformeconomie, maar zich ook zou moeten verhouden tot de onderliggende mechanismen zoals het verdienmodel van platformbedrijven en bijbehorende algoritmen. Deelt de Staatssecretaris deze mening?

Deze leden hebben ook nog een vraag over de Internet Engineering Taskforce (IETF). Verschillende Nederlandse experts zijn actief in de IETF en andere standaardisatieorganisaties die werken aan de ontwikkeling van standaarden en protocollen van Internet. Kan de Staatssecretaris aangeven wat de meest wezenlijke discussies op dit moment zijn in de IETF? Wordt hierover gesproken in Europees verband, bijvoorbeeld bij de Telecomraad?

Fiche Mededeling implementatie EU 5G toolbox

De leden van de GroenLinks-fractie constateren dat het kabinet stelt dat het Nederlandse beleid nauw aansluit bij de in de toolbox geschetste maatregelen. Kan de Staatssecretaris aangeven of er ook aanbevolen maatregelen staan in de toolbox waar het Nederlandse beleid niet volledig op aansluit? Zo ja, welke maatregelen zijn dat? Zo lezen deze leden in de toolbox bijvoorbeeld dat lidstaten relevante beperkingen moeten toepassen voor leveranciers met een verhoogd risico voor essentiële activa van het netwerk die als kritiek en gevoelig worden gedefinieerd in de gecoördineerde EU-risicobeoordeling, waaronder het kernnetwerk, maar ook netwerkbeheers- en orkestratiefuncties, en toegangsnetwerkfuncties. Heeft Nederland dergelijke beperkingen toegepast met betrekking tot toegangsnetwerkfuncties? Zo nee, waarom niet?

Kan de Staatssecretaris voorts aangeven op welke manier het kabinet ervoor zorgt dat elke exploitant een passende multivendor-strategie heeft om verregaande afhankelijkheid van individuele leveranciers te voorkomen?

De leden van de GroenLinks-fractie vragen op welke manier Nederland invulling geeft aan de aanbeveling van de toolbox om buitenlandse directe investeringen te screenen die betrekking hebben op essentiële 5G-activa, en verstoringen op de 5G-markt als gevolg van potentiële dumping of subsidies te voorkomen. Kan de Staatssecretaris inzicht geven in Chinese subsidies voor aanbieders van 5G-technologie uit dat land en wat dit betekent voor mogelijke verstoringen op de Nederlandse 5G-markt? Hoe gaat het kabinet om met dergelijke verstoringen?

Deze leden vragen ook wat het kabinet onderneemt om langere termijn afhankelijkheid van niet-Europese leveranciers met een verhoogd risico te vermijden. Op welke manier werkt het kabinet aan de aanbeveling om EU-capaciteiten op het gebied van 5G- en post-5G-technologieën verder te versterken?

De leden van de GroenLinks-fractie zijn ook benieuwd naar de appreciatie van het kabinet van het voornemen van de Commissie om overheidsopdrachten op het gebied van 5G-netwerken te gebruikten ter ondersteuning van vastgestelde doelstellingen op het gebied van beveiliging, diversiteit van leveranciers en duurzaamheid van 5G-netwerken op de lange termijn. Is het kabinet ook van plan om overheidsopdrachten hiervoor aan te wenden? Kan het op enige wijze bevoordelen van Europese leveranciers daar een rol in spelen? Kan de Staatssecretaris ook een beknopt overzicht geven van recente ontwikkelingen op het gebied van 5G veiligheidsmaatregelen in andere Europese landen, met name Duitsland, Frankrijk, België en Denemarken? Zijn er, zover bij de Staatssecretaris bekend, ook lidstaten die de adviezen van de EU toolbox in slechts zeer beperkte mate opvolgen? Is de Staatssecretaris bereid om bij de telecomraad het belang te benadrukken van een gezamenlijke benadering op dit vlak?

Kan de Staatssecretaris toelichten in hoeverre de toenemende spanningen tussen de Verenigde Staten en China, en additionele maatregelen vanuit de Verenigde Staten die de levering van technologie aan Chinese bedrijven bemoeilijken, een risico vormen voor het gebruik van apparatuur van diezelfde Chinese bedrijven in Nederlandse telecomnetwerken? Is zij van plan om dit onderwerp ter sprake te brengen bij de Telecomraad en op te roepen om dit te laten onderzoeken?

De leden van de GroenLinks-fractie hebben ook nog een vraag over de straling van 5G. Deze leden vinden het belangrijk dat er goed onderzoek naar gedaan wordt en steunen de acties die het kabinet hierin neemt. Veel onderzoek over de mogelijke effecten van de uitrol van 5G gaat over de effecten op de volksgezondheid. Toch vragen deze of het mogelijk is ook te kijken naar het effect op het milieu en de biodiversiteit in het bijzonder. Is de Staatssecretaris bereid om samen met de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit nulmetingen te verrichten in natuurgebieden dicht bij zendmasten om zo voldoende informatie te hebben om goed te kunnen onderzoeken in hoeverre de uitrol van 5G negatieve milieueffecten heeft?

Fiche Mededeling Europese Digitaliseringsstrategie

De leden van de GroenLinks-fractie verwelkomen de mededeling «De digitale toekomst van Europa vormgeven». Deze leden onderschrijven de analyse van de Commissie dat digitale technologieën veel potentie hebben. Tegelijkertijd is het uitermate belangrijk om ook de keerzijde van digitalisering te erkennen en hiervoor te waken. De Commissie gaat in op verschillende risico’s, onder andere met betrekking tot het vergroten van economische ongelijkheden en het vergemakkelijken van de verspreiding van desinformatie. Andere risico’s blijven echter onderbelicht, zo denken deze leden. Zo lezen zij niet veel terug over risico’s met betrekking tot profilering en discriminatie via ontoegankelijke en ondoorgrondelijke algoritmen. Zo waarschuwde de Nationale ombudsman in zijn meest recente jaarverslag dat digitale systemen via algoritmen kunnen leiden tot etnisch profileren. Ook stelt hij dat burgers soms vastlopen in processen rond digitale dienstverlening. Kan de Staatssecretaris hierop reflecteren, en is zij bereid om deze reflecties ook onder de aandacht te brengen van de Commissie, zodat hier rekening mee wordt gehouden in de Europese digitaliseringsstrategie?

Voorts zijn deze leden benieuwd naar de voornemens van de Commissie om uitdagingen rondom belastingheffing in de digitale economie te adresseren. Hoe kijkt het kabinet hier tegenaan?

Fiche Een Europese Datastrategie

De leden van de GroenLinks-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de mededeling «Een Europese Datastrategie» en bijbehorend BNC-Fiche.

Deze leden vragen of de Staatssecretaris kan aangeven in welke situaties een verplichting tot datadelen voor ondernemers wordt overwogen. Hoe wordt de privacy van personen waarop die data eventueel van toepassing zijn daarbij geborgd?

Deze leden kunnen zich vinden in het uitgangspunt dat mensen grip moeten kunnen houden op gegevens die hen betreffen. Zij onderschrijven ook de analyse van het kabinet dat er in de praktijk nog onvoldoende gebruiksvriendelijke oplossingen bestaan om die grip ook daadwerkelijk uit te kunnen oefenen. Hoe zet het kabinet zich ervoor in om die grip te verbeteren? Hoe staat het in dat kader met de uitvoering van de motie van het lid Buitenweg over gemeenschappelijke data trusts (Kamerstuk 35 134, nr. 7)?

De leden van de GroenLinks-fractie zijn tevreden om te lezen dat er nauw contact bestaat vanuit het kabinet met Duitse partners over het initiatief GAIA-X. Kan de Staatssecretaris deze contacten nader toelichten? Welke voortuitgang is geboekt met betrekking tot de initiatief in de afgelopen maanden?

Tenslotte zijn deze leden benieuwd naar de waardering door het kabinet van de inzet van de Commissie om ongerechtvaardigde belemmeringen voor internationale datastromen tegen te gaan. Hoe kijkt de Staatssecretaris naar dergelijke belemmeringen? Is de Staatssecretaris van mening dat deze altijd ongerechtvaardigd zijn? Zo nee, onder welke omstandigheden zijn deze gerechtvaardigd? In hoeverre hebben Nederland en de Europese Unie zelf belemmeringen ingesteld met betrekking tot internationale datastromen, bijvoorbeeld via vereisten om Europese data in Europa op te slaan?

II Antwoord / Reactie van de Staatssecretaris

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie danken de Staatssecretaris voor de toegezonden geannoteerde agenda en de andere voorliggende stukken. Zij hebben hier nog enkele vragen over.

Geannoteerde agenda Telecomraad 5 juni 2020

De leden van de VVD-fractie onderschrijven het belang van het benutten van technologieën als Artificiële intelligentie (AI) om de Nederlandse en Europese economie innovatiever en competitiever uit de crisis te laten komen volledig. Voor een beleidsdiscussie op dit punt op Europees niveau is van belang dat er geïnventariseerd wordt welke knelpunten er qua Europese regelgeving bestaan ten aanzien van het verder ontwikkelen van dergelijke technologieën. Kan de Staatssecretaris hier meer inzicht in geven? Welke randvoorwaarden zijn wat de Staatssecretaris betreft van belang voor het creëren van het genoemde «ecosysteem van excellentie»?

Om de knelpunten in kaart te brengen is Nederland voorstander van de lerende aanpak, waarbij – door onderzoek, experimenten en pilots – door onze onderzoekers, bedrijven en publieke organisaties beoordeeld kan worden of (en waar) er problemen zijn met betrekking tot AI-toepassingen. Vervolgens moet worden bekeken hoe deze problemen, aan de hand van beleid of richtsnoeren, met toepassing van bestaande instrumenten, inclusief wet- en regelgeving, kunnen worden opgelost. Als op basis van deze lerende aanpak blijkt dat nieuwe wet- en regelgeving nodig is, is de vraag of die «generiek» – voor het hele AI-domein – en/of toepassing specifiek moet zijn.

Vooralsnog staat gepland dat de Commissie in het eerste kwartaal van 2021 opvolging zal geven aan het Witboek AI. Dit zal naar verwachting een concretisering bevatten van een AI aanpak, maar op dit moment kan nog niet gezegd worden of dit een voorstel voor additionele wetgeving zal bevatten.

Het kabinet benadrukt dat de EU kan helpen in het creëren van de juiste randvoorwaarden op basis van excellentie en vertrouwen1. Nederland werkt met het uitgangspunt dat deze «ecosystemen» elkaar verstevigen. Om de invoering van AI te bevorderen en risico’s te adresseren beschrijft de Commissie in het witboek AI twee «bouwblokken». Dit gaat allereerst over een ecosysteem van excellentie, dat voorwaarden creëert voor een groeiende interne markt met economische kansen en voorspoed waarvan alle burgers en bedrijven kunnen profiteren. Ten tweede gaat het over een ecosysteem van vertrouwen dat de randvoorwaarden creëert waarbinnen de interne markt inclusief toepassingen gebaseerd op AI ook kan groeien. Om tot een ecosysteem van excellentie te komen zijn de volgende randvoorwaarden van belang: de samenwerking met lidstaten op het terrein van onderzoek, adequate vaardigheden, focus op het MKB, partnerschappen met de private sector, het stimuleren van het gebruik van AI in de publieke sector, zorgen voor toegang tot data en computerinfrastructuur en het inzetten op internationale aspecten.

De leden van de VVD-fractie lezen dat de methode van de Commissie om gebieden met een hoog risico te identificeren vooralsnog positief lijkt. Deze leden vragen hoe deze methode nu vorm krijgt en welke verdere concretisering Nederland graag zou willen zien. Verder vragen de leden waarop wordt gebaseerd wat risicovolle sectoren en gebieden zijn.

Volgens de Europese Commissie wordt een AI-toepassing als «hoog-risico» beschouwd indien voldaan wordt aan twee cumulatieve criteria:

1. De AI-toepassing wordt ingezet in een sector waar, gegeven het karakter van de activiteiten, significante risico’s zich kunnen voordoen. Er moet een specifieke en limitatieve lijst komen van sectoren die periodiek wordt herzien in samenhang met ontwikkelingen in de praktijk;

2. De AI-toepassing in één van de limitatief opgesomde sectoren wordt daarnaast ingezet op een wijze die tot significante risico’s kan leiden. De beoordeling van de mate van risico zou gebaseerd kunnen worden op de impact op de betrokken partijen.

Alleen indien een toepassing aan beide criteria voldoet, wordt het als hoog risico bestempeld. Uitzonderingen daarop zijn specifieke situaties waar, vanwege de risico’s die op het spel staan, een AI-toepassing wettelijk op voorhand als zodanig als hoog risico wordt gekwalificeerd.

Nederland heeft twijfels uitgesproken bij de sector gebaseerde benadering, omdat de afbakening van sectoren zeer lastig is uit te voeren. Daarnaast is een aandachtspunt dat er een groot verschil kan ontstaan tussen de juridische regimes voor AI-toepassingen die enerzijds in een hoog-risicosector vallen, en soortgelijke AI-toepassingen die in een andere sector buiten die definitie vallen, maar nog steeds risico’s in zich dragen.

Het Witboek van de Commissie is het startschot geweest van deze plannen. Zoals aangegeven in de kabinetsappreciatie Witboek Kunstmatige Intelligentie zal het Kabinet daarom, rekening houdend met bovengenoemde aandachtspunten, verder nadenken over wat de beste manier is om de risicobenadering te concretiseren.

De leden van de VVD-fractie lezen dat wanneer er problemen zijn met betrekking tot AI-toepassingen deze kunnen worden opgelost met wet- en regelgeving, maar dat het nog de vraag is of dit dan generiek of specifiek moet zijn. Hoe staat Nederland in deze kwestie? Wat zijn de voor- en nadelen van generieke wet- en regelgeving voor het AI-domein? Hoe wordt voorkomen dat gebieden met een laag risico door deze mogelijke wet- en regelgeving worden belemmerd? Hoe wordt deze risico-inschatting gemaakt? Wanneer verwacht u de resultaten van de «lerende aanpak»?

Op 19 februari jl. heeft de Europese Commissie het Witboek AI gepresenteerd, bijbehorend loopt een consultatieprocedure van de Commissie teneinde input op de voorgestelde aanpak te ontvangen uit lidstaten en andere relevante stakeholders. De kabinetsappreciatie2 fungeert als Nederlandse inbreng voor deze consultatie. Met medeneming van de inbreng uit deze consultatieprocedure zal de Commissie een concreet voorstel uitwerken dat vooralsnog wordt verwacht in het eerste kwartaal van 2021. Het kabinet beziet hoe Nederland in aanvulling hierop verder bij kan dragen aan uitwerking van deze concretisering.

Vooralsnog denkt Nederland hierbij aan een risicobenadering met een set generieke wettelijke vereisten die voor alle hoog risico toepassingen kunnen gelden en per hoog risico sector eventueel aanvullende eisen die passend zijn voor de hoog risico toepassingen binnen die sector.

Hiermee wordt voorkomen dat er verschillende juridische regimes ontstaan tussen AI-toepassingen die in een hoog-risicosector vallen en soortgelijke AI-toepassingen in een sector die buiten de toepassingscriteria valt (of anderszins buiten de definitie vallen) maar nog steeds hoge risico’s in zich dragen.

Het voordeel van generieke wet- en regelgeving is dat AI ontwikkelaars en gebruikers voor elke toepassing met dezelfde normen rekening kunnen houden, en het voordeel van meer specifieke bepalingen biedt de kans voor maatwerk per sector. Verdere invulling, rekening houdend met bijvoorbeeld de levenscyclus van AI, typen data, de menselijke factor en vormen van AI verdient nog verder onderzoek.

Voor AI toepassingen die niet als risicovol beschouwd worden, zou het volgens de Commissie een optie zijn om als aanvulling op de bestaande wetgeving een vrijwillige etiketteringsregeling op te stellen. Nederland staat positief tegenover dit voorstel aangezien dit past in de eerder genoemde lerende aanpak en een gevarieerd instrumentarium, waar het ontwikkelen van zowel wetgeving als andere instrumenten zoals standaardisatie of certificering ook een optie is.

Bijkomend voordeel van de lerende aanpak is dat deze doorlopend resultaten oplevert. Voorbeeld hiervan zijn in Nederlands verband de vorderingen die worden gemaakt met de richtlijnen voor data-analyse door de overheid. Deze richtlijnen worden momenteel verder uitgewerkt door samen met relevante organisaties in de praktijk met genoemde richtlijnen aan de slag te gaan en deze te toetsen op hun effectiviteit en uitvoerbaarheid. Wanneer de resultaten hiervan beschikbaar komen neemt Nederland de geleerde lessen mee in Europees verband.

Verslag van de informele Telecomraad 5 mei 2020

Kan de Staatssecretaris een licht schijnen op het krachtenveld in de Raad ten aanzien van de informatie-uitwisseling en de mate waarin verschillende «corona-apps» van verschillende landen met elkaar zouden kunnen communiceren en hoe hierin de privacy gewaarborgd zou kunnen worden?

In het eHealth Netwerk, waar VWS aan deelneemt namens Nederland, wordt gewerkt aan concrete technische oplossingen voor grensoverschrijdende interoperabiliteit van nationale COVID-19 apps. Ten aanzien van privacy zijn de Europese juridische kaders van de AVG en de Telecomwet (e-privacy richtlijn) leidend. Alle landen in het eHealth Netwerk zijn het er over eens dat grensoverschrijdende interoperabiliteit zou moeten worden bereikt ter ondersteuning van het verder openen van de binnengrenzen van de EU en het vrij verkeer van personen weer mogelijk te maken. Binnen de EU is er sprake van twee modellen die worden geïmplementeerd afhankelijk van waar de verwerking van gegevens plaatsvindt (op de mobiele telefoon of op een centrale server): 1) decentrale model (bijv. Duitsland en Nederland) 2) centrale model (bijv. Frankrijk en Hongarije). De interoperabiliteit binnen de gekozen modellen lijkt op minder uitdagingen te stuiten dan de operabiliteit tussen de twee verschillende modellen. De technische werkgroepen onder het eHealth Netwerk zijn oplossingen verder aan het uitwerken, waarbij de verwachting is dat dit in de zomer tot resultaten zal leiden.

Kan de Staatssecretaris toelichten op welke wijze zij tot dusver uitvoering heeft gegeven aan de oproep van de Commissie om onjuiste informatie over 5G en de vermeende link met COVID-19 te ontkrachten? Is zij voornemens om deze inspanningen in de toekomst te handhaven of zo mogelijk te inventariseren?

De verspreiding van onjuiste informatie over COVID-19 en 5G verloopt zowel ongeorganiseerd (door bijvoorbeeld individuen) als georganiseerd (bijvoorbeeld in echokamers op sociale media). In Nederland staan de betrokken ministeries en diensten doorlopend in nauw contact om informatie over en signalen van mogelijke desinformatieactiviteiten te delen, te duiden en daarop zo nodig te acteren. Deze informatie en signalen over COVID-19 worden ook bij elkaar gebracht in de bestaande crisisstructuur. Ook via het Rapid Alert Systeem van de Europese Unie wordt informatie gedeeld tussen de lidstaten en EU-instituties. Daarnaast bestaat de kabinetsbrede aanpak van desinformatie uit drie actielijnen: preventie, informatiepositie verstevigen en reageren3. Ik heb de platforms opgeroepen om te helpen met de bestrijding van misinformatie rond 5G en COVID-19.

Ik ben van mening dat feitelijk juiste informatievoorziening voor een ieder van belang is. Het Kennisplatform Elektromagnetische Velden en organisaties als het RIVM, de Gezondheidsraad en GGD’en spelen een belangrijke rol in de advisering en ontsluiting van kennis op het gebied van elektromagnetische velden en gezondheid.

Schriftelijk overleg over de geannoteerde agenda informele Telecomraad 5 mei

Kan de Staatssecretaris aangeven op welke wijze zij tot dusver heeft getracht om meer duidelijkheid te krijgen over de ruimte voor Nederland om deel te nemen aan het «GAIA-X»-project van Duitsland of andere lidstaten die bij dit initiatief betrokken? Op welke termijn verwacht zij deze duidelijkheid te krijgen?

Het Duitse initiatief GAIA-X is gestart met een voorstel in oktober dat sindsdien steeds in ontwikkeling is geweest met een breed scala partijen, waaronder Nederlandse bedrijven en kennisinstellingen die hier aan gewerkt hebben. Ik heb daar kort na de presentatie in de Nederlands-Duitse regeringsconsultaties met mijn Duitse ambtgenoot over gesproken en er vindt regelmatig contact tussen mijn ministerie en de Duitse collega’s plaats.

Op 4 juni wordt de voortgang van het project in een publiek webinar openbaar voor alle geïnteresseerden gepresenteerd. Dan worden ook meer details gepresenteerd over het verdere tijdspad en de structuur van het project. Nederlandse partijen kunnen op basis daarvan beslissen of zij willen meedoen, vanaf het begin of later. De Nederlandse overheid heeft hierin, net als andere lidstaten, op dit moment nog geen formele rol. Dit zal worden overwogen op basis van de formele stukken die worden gepresenteerd.

Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de voorliggende stukken. Zij hebben daarover de volgende vragen en opmerkingen.

Geannoteerde agenda Telecomraad 5 juni 2020

De leden van de CDA-fractie lezen dat Nederland bij de totstandkoming van beleid en mogelijke wetgeving op het gebied van AI een «lerende aanpak» bepleit, en stelt dat «als op basis van deze lerende aanpak blijkt dat nieuwe wet- en regelgeving nodig is» deze generiek en/of specifiek kan zijn. Hoezeer is hierbij ook aandacht voor (de gevolgen van) het stapelen van regels, met specifieke, sectorale regels bovenop generieke regels? Wordt rekening gehouden met het feit dat regulering van algoritmes in de zorg anders is dan algoritmes in het verkeer? Bestaat het risico dat horizontale regelgeving, aangevuld met extra eisen, verdere ontwikkeling van AI kan vertragen of belemmeren? Wat zou dit betekenen voor de positie van Nederland/Europa ten opzichte van landen die meer investeren/hebben geïnvesteerd in AI en dergelijke wet- en regelgeving niet hebben?

Een van de zes aandachtspunten van het kabinet is dat het mogelijk toekomstig wetgevend kader aansluit bij bestaande wettelijk kaders, zowel internationaal, Europees als nationaal, mede met het oog op het beperken van de regeldruk.

Nederland acht het van groot belang dat eventuele additionele normen een aanvulling vormen op het bestaande kader. Nederland wil daarom inzetten op een aantal specifieke verplichtingen in aanvulling op de reeds bestaande normen. Bijvoorbeeld aansluiting bij de bestaande toezichts- en governance-structuren, zoals de gegevensbeschermingseffectenbeoordeling uit de AVG. Datzelfde geldt voor de bestaande kaders voor de rechtshandhaving.

Nederland heeft twijfels uitgesproken bij de sector- gebaseerde benadering omdat de afbakening van sectoren zeer lastig is uit te voeren. Ook is het een aandachtspunt dat er een groot verschil kan ontstaan tussen de juridische regimes voor AI-toepassingen die enerzijds in een hoog-risico sector vallen, en soortgelijke AI-toepassingen en anderzijds AI toepassingen die in een andere sector buiten die definitie vallen, maar nog steeds risico’s in zich dragen. Wél ziet Nederland het belang van een benadering gericht op AI-toepassingen met een «hoog risico» om te voorkomen dat alle AI-toepassingen onnodig worden geraakt door eventuele nieuwe regelgeving. Het Witboek van de Commissie is het startschot geweest van deze plannen. Zoals is aangegeven in de kabinetsappreciatie Witboek Kunstmatige Intelligentie zal daarom, met bovengenoemde in gedachte, nader worden bekeken wat de beste manier is om de risicobenadering te concretiseren.

Bij de totstandkoming van beleid en mogelijke wetgeving op het gebied van AI bepleit Nederland een «lerende aanpak» Hierbij is het belangrijk dat de resultaten van de lerende aanpak snel beschikbaar zijn zodat waar nodig en mogelijk tijdig geïnvesteerd kan worden in generieke wettelijke waarborgen. Dit is mede van belang vanuit het oogpunt van rechtszekerheid.

Het BNC-fiche en het Witboek van de Europese Commissie schrijven voor dat AI-applicaties «getraind» moeten zijn op basis van «Europese data». Data zijn echter niet per definitie locatie gebonden, maar «stromen», niet zelden grensoverschrijdend, van de ene plaats naar de andere. In hoeverre maakt dat de voorwaarde dat trainingsdata enkel uit Europa mogen komen ingewikkeld?

Uitgangspunt hierbij is het wetgevend (Europees) kader en niet zozeer de geografische locatie. Europese data zijn data die -indien er sprake is van persoonlijke data- worden (her) gebruikt voor een AI-applicatie binnen het bestaande wetgevend kader, in dit geval de Algemene verordening Gegevensbescherming (AVG).

De leden van de CDA-fractie merken op dat de Staatssecretaris schrijft dat «waar publieke belangen (...) in het geding komen door ongewenste afhankelijkheden op technologie de EU zal moeten onderzoeken hoe het deze afhankelijkheden kan verminderen en technologische soevereiniteit kan versterken». Deze leden onderschrijven dit standpunt en vragen welke gedachtes het kabinet hierbij heeft. Hoe zouden dergelijke afhankelijkheden kunnen worden verminderd en technologische soevereiniteit versterkt?

Het verminderen van ongewenste afhankelijkheden op de lange termijn zal moeten gebeuren via het duurzaam vergroten van het Europees concurrentievermogen. Hiervoor is een mix van verschillende beleidsopties nodig. De kabinetsvisie hierop is beschreven in de Kabinetspositie EU concurrentievermogen (Kamerstukken 30 821 en 21 501-20, nr. 73). In maart 2020 heeft de Europese Commissie de EU-industriestrategie uitgebracht die de concurrentiekracht moet vergroten en ongewenste afhankelijkheden moet helpen tegengaan. Een appreciatie hiervan is met de Kamer gedeeld via het desbetreffende BNC-fiche (Kamerstuk 22 112, nr. 2862). Het kabinet steunt de integrale benadering van de industriestrategie. Om afhankelijkheden in de toekomst te voorkomen moet de Europese concurrentiekracht worden versterkt. Zo zal een extra inzet op innovatie en digitalisering voor flexibiliteit kunnen zorgen, maar kan ook de circulaire economie bijdragen aan het verminderen van grondstofafhankelijkheden die essentieel zijn voor bepaalde technologieën. Voor specifieke kwetsbaarheden zal per casus gekeken moeten worden naar de optimale oplossingen. Als uitgangspunt voor overheidsoptreden geldt dat dit zo min mogelijk marktverstorend dient te zijn. Dit om de voordelen van internationale handel in termen van economische efficiëntie zo veel mogelijk te behouden. Oplossingen kunnen liggen in het sluiten van internationale afspraken en samenwerking op technologiegebied, extra investeringen in R&D projecten vanuit EU-programma’s zoals Horizon Europe, het opzetten van roadmaps ter stimulering van ecosystemen, het opzetten van allianties, zoals de Battery Alliance, waarin stakeholders samenkomen en projecten beginnen of via gemeenschappelijke IPCEI-projecten. Het kabinet werkt aan de implementatie van de Europese FDI-screeningsverordening, als onderdeel van een defensief Europees kader op gebied van het tegengaan van strategische afhankelijkheden. De verordening treedt op 11 oktober 2020 in werking. Het kabinet heeft daarbij de suggestie gedaan om de reguliere evaluatie naar voren te trekken, om zoveel mogelijk harmonisatie en gelijkluidend handelen door de lidstaten te bevorderen.

De leden van de CDA-fractie merken op dat digitalisering een voorname rol kan spelen in de herstelfase van corona. Wat zou het in dat licht betekenen als het aannemen van de e-privacyverordening nog langer op zich laat wachten en op de lange baan geschoven? Welke verwachtingen heeft de Staatssecretaris?

Zoals ik al eerder aan uw Kamer berichtte lopen de onderhandelingen in de Raad over de e-privacyverordening erg moeizaam. Op dit moment is er geen zicht op een snelle oplossing. Veel hangt nu af van de aanpak van het komende Duitse voorzitterschap. Voor het gebruik van communicatiegegevens bij de aanpak rond de coronacrisis heeft dit echter geen gevolgen. Ook de huidige e-privacyregels bieden voldoende mogelijkheden om communicatiegegevens in te zetten als dat nodig is.

De leden van de CDA-fractie signaleren dat er soms een spanningsveld lijkt te zijn tussen het borgen van grondrechten enerzijds en het benutten van de kansen van AI anderzijds. Merkt de Staatssecretaris dit in en/of buiten Europa, bijvoorbeeld omdat in landen waar minder waarde wordt gehecht aan privacy de ontwikkeling van AI vlotter verloopt? Heeft de Staatssecretaris hier voorbeelden van?

Technologie, zoals AI, is een middel, geen doel op zich. Technologieën kunnen door de overheid gebruikt worden ten behoeve van taken en handelingen die binnen de kaders van de Grondwet moeten plaats vinden. In Nederland en in de EU wordt uitgegaan van een ethische, mensgerichte benadering van AI. Bij burgers zal daarmee het vertrouwen in het ontwikkelen en toepassen van AI toenemen. Daardoor kan de ontwikkeling van AI ook vlotter verlopen.

Zo kunnen er in Nederland voor de ontwikkeling van AI soms persoonsgegevens worden gebruikt en moet die ontwikkeling moet dus plaatsvinden binnen de kaders van het gegevensbeschermingsrecht. De Algemene Verordening Gegevensbescherming biedt veel flexibiliteit die ontwikkelaars in staat stelt op een verantwoorde manier AI systemen te bouwen.

Andere landen buiten Europa kiezen ervoor technologieën in te zetten voor taken die bij ons ongrondwettelijke zouden zijn. Er zijn mij echter geen voorbeelden bekend die wijzen op een versnelde ontwikkeling van mensgerichte AI doordat er minder goed met grondrechten wordt omgegaan.

Wat is de stand van zaken met betrekking tot de (verordening ter) oprichting van het kenniscentrum voor industrie, technologie en onderzoek en het netwerk van nationale coördinatiecentra (EUCCC), zo vragen deze leden.

De verordening voor oprichting van het Europees kenniscentrum voor industrie, technologie en onderzoek op het gebied van cyberbeveiliging en het netwerk van nationale coördinatiecentra (EUCCC) heeft als doel om meer coördinatie, efficiëntie en schaalvoordelen te bewerkstelligen in investeringen gedaan binnen de EU en de lidstaten op het gebied van cybersecuritykennis en -innovatie. Zo moet worden bereikt dat de Europese cybersecurityindustrie en kennis versterkt en wereldwijd competitief wordt, en dat Europa minder afhankelijk wordt van niet-EU-producten en diensten.

Zoals vastgelegd in de Kamerbrief van 1 juni 2018 over de Kabinetsappreciatie van het Commissie MFK-voorstel (Kamerstuk 21 501-20, nr. 1349), maken de onderhandelingen over de toekomst van Digital Europe en Horizon Europe voor wat betreft de financiële aspecten, integraal onderdeel uit van de onderhandelingen over het Meerjarig Financieel Kader (MFK) 2021–2027. Nederland hecht eraan dat besprekingen over Digital Europe en Horizon Europe niet vooruitlopen op de integrale besluitvorming betreffende het MFK. Dit is nu extra actueel, omdat afgelopen week een volgend financieel voorstel is gekomen vanuit de Europese Commissie.

De oprichting van een EUCCC en het bijbehorende Netwerk van Nationale Centra kan een goed mechanisme zijn om effectief coördinatie te realiseren. De Nederlandse beoordeling van de proportionaliteit is positief met een kanttekening. Nederland heeft echter altijd de voorkeur gehad voor een constructie om een bestaande instelling te gebruiken om deze structuren in onder te brengen. Onder meer door de complexe financieringsstructuren van Horizon Europe en Digital Europe bleek dit niet mogelijk. Daarom is ingezet om het een EU instelling te laten zijn met beperkte overheadkosten.

Een nieuw element in de discussie over dit voorstel is de standplaats. Nederland zet hierbij in op een locatie die passend is bij het doel van het centrum, waarbij de overhead en kosten proportioneel blijven. Het is de verwachting dat de onderhandelingen zullen worden afgerond tijdens het Duits voorzitterschap.

De leden van de CDA-fractie merken op dat het belang van één digitale interne markt voor ondernemers en consumenten evident is. Deze leden zijn groot voorstander van het optimaal beschermen van consumenten bij online zaken doen. Zij zien dat nieuwe online ontwikkelingen vragen om nieuwe vormen van rechtsbescherming en om andere juridische kaders. Welke concrete hiaten ziet de Staatssecretaris, en hoe zijn die te dichten? Wat is het tijdspad met betrekking tot de invoering van de Digital Services Act, die de e-commerce richtlijn moet vervangen?

Het bestaande consumentenrecht en -beleid (inclusief productveiligheid) beoogt consumenten als eindgebruikers of -afnemers van diensten op een aantal manieren te beschermen, namelijk door het bevorderen van eerlijke concurrentie, te zorgen dat consumenten rationele, geïnformeerde keuzes kunnen maken en door specifieke regels over aansprakelijkheid en effectieve remedies (herstel, vervanging of schadevergoeding). In de platformeconomie werkt dit bestaande kader om een aantal redenen minder goed. Zo kan het bijvoorbeeld onduidelijk zijn voor consumenten welke partij aangesproken kan worden als er problemen ontstaan of als verplichtingen jegens de consument niet worden nagekomen. Omdat platforms in toenemende mate de partij zijn waarmee consumenten zaken doen, maakt het voor de consument in de praktijk weinig verschil of hij iets via een platform of in een (online) winkel koopt. Voor de zomer zal ik u nog nader informeren over consumentenbescherming in de platformeconomie.

Voorop wordt gesteld dat het tijdpad van de Digital Services Act de afgelopen maanden al diverse keren is gewijzigd. De Europese Commissie is op 2 juni jl. een publieke consultatie over de Digital Services Act (DSA) gestart. De sluitingsdatum voor reacties is 8 september 2020.

In haar aangepast werkprogramma, gepubliceerd op woensdag 27 mei jl., kondigt de Europese Commissie aan dat het DSA wetsvoorstel volgens de originele planning in Q4 2020 zal worden gepubliceerd. Tot voor kort leek dit nog in het vierde kwartaal van 2021 te worden. Het is momenteel niet mogelijk een indicatie te geven van de duur van de normale wetgevingsprocedure die zal volgen na publicatie van de DSA.

Deze leden zijn benieuwd naar de uitvoering van de aangenomen motie van de leden Palland en Aartsen over consumentvriendelijke gebruikersvoorwaarden voor digitale platforms (Kamerstuk 35 134, nr. 10)? Wat kan de Staatssecretaris hierover melden?

Voor de zomer zal ik u nader informeren over de uitvoering van deze motie.

De leden van de CDA-fractie lezen over het belang van verdere ontwikkeling van communicatietechnologieën in Europees verband voor de beheersing van toekomstige internationale crises en dagelijkse samenwerking van veiligheidsdiensten in de grensregio’s. Hoe zou deze samenwerking in de grensregio’s verder kunnen worden verbeterd?

In het verleden zijn afspraken gemaakt met de buurlanden van Nederland over de grensoverschrijdende inzet van hulpdiensten. Op dit moment loopt een haalbaarheidsonderzoek naar een nieuw systeem waarbij de missiekritische communicatie van de hulpdiensten verloopt via (nextgen) mobiel breedband. De uitkomsten van dit onderzoek worden begin juni verwacht. Bij het onderzoek is expliciet aandacht voor de financiën, besturing en bruikbaarheid, (cyber)veiligheid, technische implicaties en juridische- en wetstechnische consequenties van een overstap naar een systeem gebaseerd op mobiel breedband. Daarbij wordt ook aandacht besteed aan de opgaves voor de grensregio’s en de mogelijkheden die (nextgen) mobiel breedband biedt voor de inzet van de grensregio’s. De Minister van Justitie en Veiligheid zal de Tweede Kamer informeren over de uitkomsten van het haalbaarheidsonderzoek.

De leden van de CDA-fractie vragen naar de uitvoering van de aangenomen motie van de leden Palland en Sjoerdsma over duidelijkheid over en de gevolgen van een verplichting tot datadeling (Kamerstuk 35 134, nr. 8), waarin de regering wordt verzocht met voorstellen te komen om via de mededingingswetgeving en/of richtsnoeren meer invulling en duidelijkheid te geven over de rol van data en onder welke omstandigheden het afdwingen van toegang tot data mogelijk is, rekening houdend met de gevolgen van een verplichting tot datadeling voor zowel consumenten als het bedrijfsleven, waaronder het midden- en kleinbedrijf, om ongewenste effecten, zoals het schaden van innovatie- en investeringsprikkels, te voorkomen.

De motie van de leden Palland en Sjoerdsma over datadeling is beantwoord in de brief over de voortgang van de modernisering van het mededingingsinstrumentarium i.r.t. digitalisering en online platforms (Kamerstuk 35 134, nr. 13), die ik op 20 april jl. naar uw Kamer heb gestuurd. In die brief is toegelicht dat ik de lijn van de motie deel. Het kabinet heeft de voorkeur voor vrijwillige datadeling, zoals uiteengezet in de Nederlandse Visie op Datadeling (Kamerstuk 26 643, nr. 594). Een generieke plicht tot datadelen kan de innovatie- en investeringsprikkels schaden en de privacy in het geding brengen. Bovendien kan het voor het mkb relatief meer kosten met zich mee brengen om de bedrijfsvoering geschikt te maken voor datadeling. Maar ik onderken dat data belangrijke effecten op de concurrentie kan hebben, als data die noodzakelijk is om mee te doen op de markt of voor platformgebruikers om over te stappen in handen van één platform met een poortwachterspositie is. Daarom zet ik me er nadrukkelijk voor in dat er op Europees niveau een ex ante instrument komt dat de toezichthouder de mogelijkheid geeft om per geval te bepalen of noodzakelijke data gedeeld moet worden door platforms met een poortwachtersfunctie (zie ook de brief van 17 mei 2019, Kamerstukken 27 879 en 26 643, nr. 71).

De leden van de CDA-fractie merken op dat Nederland de beoogde herziening van de EU-mededingingsregels steunt. Klopt het dat hierbij ook naar mededingingswetgeving wordt gekeken om «Europese kampioenen» mogelijk te maken? Wat is de voortgang van de introductie van een bevoegdheid voor een toezichthouder om op Europees niveau ex ante te kunnen ingrijpen bij platforms met een significante mate van marktmacht?

De Europese Commissie is bezig met een brede herziening van de Europese mededingingsregels, waaronder meerdere groepsvrijstellingen en richtsnoeren. Deze trajecten richten zich niet specifiek op het vraagstuk rondom «Europese kampioenen».

Een aantal lidstaten, waaronder Frankrijk en Duitsland, pleit ervoor de regels rond fusies en overnames en de staatsteunregels en te versoepelen. Het kabinet is juist voorstander van een sterk en politiek onafhankelijk mededingingstoezicht, waarbij de focus ligt op het behouden van concurrentie binnen de interne markt, maar wel met oog voor actuele ontwikkelingen op gebied van bijvoorbeeld duurzaamheid, digitalisering en oneerlijke concurrentie. Een versoepeling van het mededingingskader zou ten koste kunnen gaan van Nederlandse consumenten en mkb-bedrijven, doordat zij hogere prijzen betalen, een lagere kwaliteit krijgen aangeboden of minder keuzevrijheid hebben als gevolg van verminderde concurrentie. Ook kan te sterke concentratie van bedrijven leiden tot minder innovatie. Om een antwoord te bieden op een ongelijk speelveld met bedrijven uit derde landen, pleit het kabinet voor een nieuwe tak aan het EU-mededingingsrecht die zich toespitst op het waarborgen van gelijkwaardige mededingingsomstandigheden op de Europese interne markt voor alle ondernemingen, het zogenoemde «level playing field instrument» (Kamerstuk 21 501-30, nr. 470).

Wat betreft ex ante regelgeving voor platforms met een poortwachtersfunctie komt de Europese Commissie naar verwachting in het vierde kwartaal van dit jaar met een voorstel. Op 27 mei heeft de Commissie dit bevestigd in haar aangepaste werkplan. Ik vind het positief dat de Commissie de noodzaak om snel met een poortwachtersinstrument te komen ziet. De komende periode zal ik in gesprek met de Commissie en andere lidstaten blijven over mijn inzet. Voor een uitgebreidere toelichting op de voortgang verwijs ik naar de brief waar ik in mijn antwoord op de voorgaande vraag naar verwees (Kamerstuk 35 134, nr. 13).

De coronacrisis heeft het belang van digitale handel benadrukt. Nederland wil op internationaal en Europees niveau afspraken over digitale handel bespoedigen of aanpassen. Welke afspraken ziet de Staatssecretaris voor zich, zo vragen de leden van de CDA-fractie.

De Covid-19-crisis heeft op internationaal niveau het belang van met name het verder brengen van de onderhandelingen in WTO-verband over e-commerce naar voren gebracht. Daarbij zijn afspraken over bescherming van consumenten en van persoonlijke data en privacy essentieel. Op Europees niveau gaat het onder andere om afspraken die een raamwerk voor datatoegang en -gebruik neerzetten. Daarbij valt bijvoorbeeld te denken aan afspraken die het data-delen van overheden naar bedrijven en tussen bedrijven onderling stimuleren.

Verslag van de informele Telecomraad 5 mei 2020

Tijdens deze Telecomraad heeft Nederland het belang van noodzaak, proportionaliteit, databescherming, cyberveiligheid en fundamentele rechten bij de ontwikkeling en het gebruik van apps benadrukt. De leden van de CDA-fractie vragen wat hier het Europese krachtenveld was. Waarover bestonden verschillen van mening?

Voor alle lidstaten was het in de informele Telecomraad van belang dat deze randvoorwaarden essentieel zijn bij de ontwikkeling en gebruik van apps voor de bestrijding van COVID-19.

De leden van de CDA-fractie vinden het goed dat Nederland, conform hun verzoek, aandacht heeft gevraagd voor de recente branden in zendmasten. Zij steunen de oproep van de Commissie, Nederland en andere lidstaten om onjuiste informatie over 5G en de vermeende link met COVID-19 te ontkrachten, maar vragen ook welke andere (juridische) stappen worden ondernomen om duidelijk te maken dat dergelijke aanvallen op vitale infrastructuur onacceptabel zijn.

Vernielingen, sabotage en brandstichting aan zendmasten zijn strafbaar. De politie en het OM doen onderzoek naar deze kwestie. Het onderzoek heeft in enkele gevallen geleid tot aanhoudingen.

Schriftelijk overleg over de geannoteerde agenda informele Telecomraad 5 mei 2020

De leden van de CDA-fractie merken op dat de Staatssecretaris in haar beantwoording schrijft dat Duitsland voornemens is een nationale «corona-app» te ontwikkelen (en België vooralsnog niet). Werkt Nederland met Duitsland samen, of gaat Nederland dat doen?

Het Ministerie van VWS staat nauw in contact met Duitsland om de nationale inspanningen omtrent de ontwikkeling van een app op elkaar af te stemmen.

Het belang van investeringen in sleuteltechnologieën ter versterking van het concurrentievermogen en om ongewenste eenzijdige afhankelijkheden te voorkomen wordt door deze leden onderschreven. Hoe gaat de Staatssecretaris hier in haar eigen beleid gevolg aan geven? Is de Staatssecretaris van mening dat een moreel appel op grote techbedrijven voldoende zal zijn om hen proactief hun verantwoordelijkheid te laten nemen gegeven hun sterke positie? Wat als gewenst gedrag uitblijft? Hoe en op welk moment zou de Staatssecretaris kunnen ingrijpen?

De Covid-19 crisis heeft laten zien dat grote techbedrijven proactief handelen. Bijvoorbeeld bij het aanpakken van des- en misinformatie omtrent corona. Ze wijzen hun gebruikers bijvoorbeeld op de informatie en richtlijnen van publieke gezondheidsinstanties. Dit illustreert dat bedrijven in staat en bereid zijn om verantwoordelijkheid te nemen wanneer ze daartoe worden opgeroepen. Wet- en regelgeving moet dit ondersteunen en zo nodig stimuleren. Er kan bijvoorbeeld niet worden uitgesloten dat bedrijven de intentie hebben om zich verantwoordelijk te gedragen, maar door de noodzaak om te concurreren die ruimte niet nemen omdat ze zichzelf daarmee op achterstand zetten ten opzichte van minder verantwoordelijke concurrenten.

Het Ministerie van Economische Zaken Klimaat en Agentschap Telecom hebben via Europese gremia een uitvraag gedaan naar ervaringen in andere lidstaten met beveiliging van zendmasten. Kan de Staatssecretaris de resultaten van deze uitvraag met de Kamer delen, met specifieke aandacht voor hoe zendmasten in het buitenland worden beveiligd?

Het Agentschap Telecom en ik hebben via Europese gremia een uitvraag gedaan over ervaringen met beveiliging van zendmasten in het buitenland. Ook de politie staat in contact met collega-diensten. Nederland wisselt overigens continu informatie uit met partners in EU- en NAVO-verband en bilateraal, ook op dit soort problematiek. In deze contacten worden analyses en beleidsaanpak gedeeld. In het geval van de beveiliging van zendmasten heeft Nederland uiteraard extra aandacht voor landen waar deze kwestie ook speelt. Vanuit veiligheidsoogpunt ga ik niet in op de specifieke beveiligingsmaatregelen in andere lidstaten.

Verslag van de Telecomraad van 3 december 2019

De leden van de CDA-fractie constateren dat dit verslag een half jaar oud is. Op dat moment was er een aantal knelpunten ten aanzien van de verordening ter oprichting van een kenniscentrum voor industrie, technologie en onderzoek op het gebied van cyberbeveiliging (EUCCC) en het netwerk van nationale coördinatiecentra, bijvoorbeeld het ontbreken van «een coherente aanpak met andere MFK deelprogramma’s zoals Horizon Europe en het Digital Europe Programme». Zijn deze knelpunten inmiddels opgelost?

Deze knelpunten zijn voor Horizon Europe inmiddels opgelost. Het is duidelijk dat financiering vanuit Horizon mogelijk is met inachtneming van de Horizon Europe-regelgeving. Ook is de relatie tussen het Network of National Coordination Centres (CCCN), Digital Europe en Horizon Europe verduidelijkt, waarbij inzichtelijk is gemaakt hoe synergie tussen beiden kan worden gefaciliteerd. Hiermee zijn ook de knelpunten tussen beide programma’s opgelost.

De leden van de GroenLinks-fractie hebben met interesse kennisgenomen met de agenda voor de Telecomraad van 5 juni en de overige aanhangige documenten. Zij hebben daarbij de volgende vragen.

Geannoteerde agenda Telecomraad 5 juni

De leden van de GroenLinks-fractie vragen of de Staatssecretaris een voorbeeld kan geven waarbij de publieke belangen in het geding zijn of dreigen te geraken door ongewenste afhankelijkheid van buitenlandse technologie op het gebied van digitalisering. Hoe kan de technologische soevereiniteit van Europa worden versterkt?

Nederland volgt de lijn: open waar het kan, maar tegelijkertijd moeten kwetsbaarheden worden geïdentificeerd en eenzijdige afhankelijkheden zo goed mogelijk geadresseerd worden. Voor een stevig digital leiderschap van de EU moet er worden ingezet op investeringen in digitale innovaties en sleutel technologieën zoals AI en kwantum. Dit kan bijdragen aan de technologische soevereiniteit. Hier zit een sleutelrol voor Europese innovatie en - concurrentievermogen. Investeringen in Horizon Europe en het Digital Europe Program (DEP) bieden mogelijkheden voor AI, 5G / 6G, data, cyber, robotica, kwantum en High Performance Computing.

De Staatssecretaris schrijft dat een open economie en het beschermen van economische belangen en maatschappelijke waarden daarbij voorop staan. Erkent de Staatssecretaris dat, zeker op het terrein van digitalisering, een open economie en maatschappelijke waarden niet altijd met elkaar verenigbaar zijn? Wat staat dan voorop voor het kabinet?

Het hebben van een open economie is juist van maatschappelijke waarde voor Nederland. Een open economie biedt waarborgen voor maatschappelijke belangen zoals vrijheid van personen, goederen en meningsuiting. Een open economie kan daarentegen ook uitdagingen met zich mee brengen. Om deze kwetsbaarheden te adresseren zijn er zowel in Europese als Nederlandse context tal van middelen om maatschappelijke waarden te borgen en strategische economische belangen te beschermen, onder andere door eenzijdige ongewenste afhankelijkheden van derde landen te minimaliseren. Hierbij kan gedacht worden aan markttoezicht, mededingingsbeleid, wetgeving tegen ongewenste overnames en de focus op een internationaal gelijk speelveld.

Deze leden hebben met interesse kennisgenomen van de eerste positie over de Digital Services Act en kijken uit naar het overzicht van het Europese krachtenveld. Zij zijn tevreden dat het kabinet erkent dat de opkomst van nieuwe digitale diensten en de platformeconomie betekent dat bestaande kaders niet altijd meer voldoende zijn. Met betrekking tot de verspreiding van illegale of onrechtmatige informatie schrijft de Staatssecretaris dat gebruikers een effectieve en laagdrempelige manier moeten hebben om bezwaar te maken tegen informatie of de verwijdering daarvan. Hoe kijkt de Staatssecretaris in deze context naar het Oversight Board dat recent is opgezet door Facebook? Is het effectief en laagdrempelig als elk platform een eigen systeem opzet, of zou het wenselijker zijn om één faciliteit te hebben waar de burger zich toe kan richten? Hoe kijkt de Staatssecretaris het naar het recente rapport van de European Regulators Group on Audiovisual Media Services (ERGA), dat stelt dat zelfregulering door bedrijven tekortschiet voor de bestrijding van desinformatie?

Op de vragen inzake het Oversight Board van Facebook en het recente rapport van de European Regulators Group on Audiovisual Media Services wordt door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties antwoord gegeven in het kader van het Schriftelijk Overleg Democratie, Kiesrecht en Desinformatie waar de leden van GroenLinks dezelfde vragen hebben gesteld.

De leden van GroenLinks vragen of het effectief en laagdrempelig is als elk platform een eigen systeem opzet, of dat het wenselijk is wanneer er één faciliteit is waar burgers zich toe kunnen richten wanneer zij bezwaar willen maken tegen informatie of de verwijdering daarvan. Op voorhand is deze vraag niet eenduidig te beantwoorden. Van belang is dat voor burgers een duidelijk en goed toegankelijk klachtenmechanisme beschikbaar is. Dit kan op verschillende manieren worden vormgegeven. Naast aan één faciliteit kan bijvoorbeeld ook gedacht worden aan minimumvereisten voor een door de platformen in te stellen klachtmechanisme (eenduidig opgelegd systeem van procedurevoorschriften). Het uiteindelijk wetgevend voorstel voor de Digital Services Act zal worden beoordeeld op de effectiviteit en de laagdrempeligheid voor burgers.

De leden van de GroenLinks-fractie zijn ook benieuwd naar hoe de Staatssecretaris kijkt naar recente ontwikkelingen in Frankrijk met betrekking tot nieuwe wetgeving die platformbedrijven strikte tijdslimieten oplegt voor het verwijderen van illegale informatie. Hoe verhouden dergelijke initiatieven op het niveau van afzonderlijke lidstaten zich tot het proces rond de Digital Services Act?

Het is voorstelbaar dat tijdslimieten voor het verwijderen van illegale informatie onderdeel worden van de Digital Services Act. Indien de Europese Commissie ertoe zou besluiten om dergelijke voorschriften onderdeel te maken van de Digital Services Act dan moet daarbij de juiste balans worden gevonden. Enerzijds is er het belang van snelle verwijdering van illegale informatie, maar anderzijds moeten de termijnen niet onrealistisch worden. Vanwege de gigantische hoeveelheden informatie die er gecontroleerd moeten worden kunnen te strikte tijdslimieten tot gevolg hebben dat bedrijven het zekere voor het onzekere nemen, en uit voorzorg onnodig veel informatie verwijderen. Dergelijke oververwijdering is schadelijk voor de vrijheid van meningsuiting online.

Een nationaal initiatief zoals de Franse Loi Avia, waarover de leden van GroenLinks het lijken te hebben, leiden tot verhoogde nalevingskosten voor het bedrijfsleven, en bemoeilijken het grensoverschrijdend opschalen binnen de interne markt. Idealiter worden de regels van de Digital Services Act dusdanig dat er geen behoefte meer is aan aanvulling daarvan op nationaal niveau. Overigens zal de uitwerking en implementatie ervan op nationaal niveau uiteraard in de praktijk maatwerk kan vergen om de regels in te bedden in de wetgevende, institutionele en culturele tradities van de diverse lidstaten.

De leden van de GroenLinks-fractie zijn van mening dat de Digital Services Act zich niet enkel zou moeten richten op het tegengaan van zichtbare ongewenste effecten van de digitale platformeconomie, maar zich ook zou moeten verhouden tot de onderliggende mechanismen zoals het verdienmodel van platformbedrijven en bijbehorende algoritmen. Deelt de Staatssecretaris deze mening?

Om effectieve regels te stellen is het nodig om te begrijpen hoe het verdienmodel van diensten en bedrijven is, als ook de technische instrumenten die zij hanteren, zoals algoritmen. De prikkels die hieruit volgen sturen immers in belangrijke mate het handelen van bedrijven. Indien de bestaande prikkels leiden tot ongewenste effecten dan ligt het in de rede dat daar rekening mee wordt gehouden bij het bepalen van wetgeving, zoals de Digital Services Act.

Deze leden hebben ook nog een vraag over de Internet Engineering Taskforce (IETF). Verschillende Nederlandse experts zijn actief in de IETF en andere standaardisatieorganisaties die werken aan de ontwikkeling van standaarden en protocollen van Internet. Kan de Staatssecretaris aangeven wat de meest wezenlijke discussies op dit moment zijn in de IETF? Wordt hierover gesproken in Europees verband, bijvoorbeeld bij de Telecomraad?

De IETF (internet engineering taksforce) IETF is een grote open internationale gemeenschap van netwerk ontwerpers, operators, verkopers en onderzoekers, die uiterst belangrijk werk doet voor de ontwikkeling in een open proces van open standaarden en protocollen voor een soepel en goed functionerend internet. Momenteel werken ze onder meer aan verbetering en ontwikkeling van protocollen en standaarden voor (veilige) email, internet of things apparaten, veiligheid en privacy, en verbeterde data transport technologie. Er is geen directe betrokkenheid vanuit de overheid en evenmin worden IETF activiteiten besproken in EU-verband, bijvoorbeeld bij de Telecomraad.


  1. Kamerstukken 26 643 en 32 761, nr. 680.↩︎

  2. Kamerstukken 26 643 en 32 761, nr. 680.↩︎

  3. Kamerstuk 30 821, nr. 91.↩︎