Veiligheid (ongecorrigeerd stenogram)
Stenogram
Nummer: 2020D22573, datum: 2020-06-08, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Onderdeel van activiteiten:- 2020-06-08 09:30: Veiligheid (Notaoverleg), vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
Preview document (đ origineel)
Tweede Kamer, Veiligheid
VERSLAG VAN EEN NOTAOVERLEG
Concept
De vaste commissie voor Justitie en Veiligheid heeft op 8 juni 2020 overleg gevoerd met de heer Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid, over:
de brief van de minister van Justitie en Veiligheid d.d. 22 november 2019 inzake uitkomsten van de onderzoeken naar de gevaarzetting van nat vuurwerk in Ulicoten en de bestrijding van vuurwerkbranden (29517, nr. 182);
de brief van de minister van Justitie en Veiligheid d.d. 8 mei 2020 inzake antwoord op vragen commissie over o.a. uitkomsten van de onderzoeken naar de gevaarzetting van nat vuurwerk in Ulicoten en de bestrijding van vuurwerkbranden (Kamerstuk 29517, nr. 182) (29517, nr. 191);
de brief van de minister van Justitie en Veiligheid d.d. 9 maart 2020 inzake informatie of met de gedeeltelijke opschorting van de toepassing van de e-screener Nederland nog voldoet aan verplichtingen van de EU Richtlijn inzake de controle op de verwerving en het voorhanden hebben van wapens (33033, nr. 27);
de brief van de minister van Justitie en Veiligheid d.d. 26 maart 2020 inzake evaluatie WODC over de Kwaliteitsimpuls politieonderwijs t.b.v. het Caribisch deel van het Koninkrijk (29628, nr. 941);
de brief van de minister van Justitie en Veiligheid d.d. 31 maart 2020 inzake informatie over de stand van zaken van het Programma Vernieuwend Registreren (PVR) en het tijdpad van de ICT-vernieuwing bij de politie. (29628, nr. 942);
de brief van de minister van Justitie en Veiligheid d.d. 3 april 2020 inzake reactie op verzoek commissie over het NRC-bericht d.d. 9 maart "Een nieuwe man bij de brandweer, maar de machocultuur blijft". (29517, nr. 190);
de brief van de minister van Justitie en Veiligheid d.d. 3 april 2020 inzake maatregelen politie naar aanleiding van het coronavirus (29628, nr. 943);
de brief van de minister van Justitie en Veiligheid d.d. 9 april 2020 inzake stand van zaken coronamaatregelen in de justitie-, veiligheids- en migratieketen (35300-VI, nr. 116);
de brief van de minister van Justitie en Veiligheid d.d. 10 april 2020 inzake stand van zaken C2000 (25124, nr. 103);
de brief van de minister van Justitie en Veiligheid d.d. 21 april 2020 inzake audit Wet politiegegevens (33842, nr. 5);
de brief van de minister van Justitie en Veiligheid d.d. 23 april 2020 inzake stand van zaken coronamaatregelen in de justitie-, veiligheids- en migratieketen (35300-VI, nr. 126);
de brief van de minister van Justitie en Veiligheid d.d. 28 april 2020 inzake contouren van het basispolitieonderwijs (29628, nr. 946);
de brief van de minister van Justitie en Veiligheid d.d. 6 mei 2020 inzake herziening van de Wet wapens en munitie (33033, nr. 28);
de brief van de minister van Justitie en Veiligheid d.d. 27 mei 2020 inzake verslag een schriftelijk overleg over de nationale veiligheid (29628, nr. 947);
de brief van de minister van Justitie en Veiligheid d.d. 27 mei 2020 inzake toezegging over toezending van een afschrift van de brief aan de Korpschef over het verwerken van persoonsgegevens tijdens de screening (35170, nr. 16);
de brief van de minister van Justitie en Veiligheid d.d. 29 mei 2020 inzake eerste halfjaarbericht politie van 2020 (29628, nr. 948);
de brief van de minister van Justitie en Veiligheid d.d. 5 juni 2020 inzake veiligheid van boa's (2020Z10267);
de brief van de minister van Justitie en Veiligheid d.d. 5 juni 2020 inzake beleidsreactie inzake beleidsdoorlichting multisystemen 2012-2018 (2020Z10272);
de brief van de minister van Justitie en Veiligheid d.d. 5 juni 2020 inzake stand van zaken C2000 (2020Z10278).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de vaste commissie voor Justitie en
Veiligheid,
Van Meenen
De griffier van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid,
Hessing-Puts
Voorzitter: Van Meenen
Griffier: Burger
Aanwezig zijn tien leden der Kamer, te weten: Azarkan, Van Beukering-Huijbregts, Buitenweg, Van Dam, Van der Graaf, Kuiken, Van Meenen, Van Raak, Van der Staaij en YeĆilgöz-Zegerius,
en de heer Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid.
Aanvang 9.31 uur.
De voorzitter:
Ik open dit notaoverleg van de vaste commissie voor Justitie en
Veiligheid met als onderwerp veiligheid. Ik heet de minister, zijn
ambtenaren, de leden en ieder die ons ondersteunt of bekijkt van harte
welkom. We hebben dit overleg staan tot 13.30 uur, met tien sprekers die
elk vijf minuten spreektijd hebben. Ik weet uit ervaring met deze
commissie dat het dan Ă©cht lastig wordt om de tijd te halen. Ik zou
daarom willen voorstellen om met twee interrupties te beginnen, temeer
omdat de minister om 13.00 uur een conferencecall heeft waar hij niet
kan ontbreken en die ongeveer een kwartier gaat duren. Dat is heel
vervelend, maar we gaan voor die tijd het maximale doen aan de
veiligheid in dit land. Ik meld dat mevrouw Van der Graaf en mevrouw
Kuiken hebben laten weten dat ze iets later komen. Van mevrouw Helder
weet ik dat niet. Zij zou de eerste spreker zijn, maar dat is ze nu dus
niet. Nu is dat mevrouw YeĆilgöz van de VVD. Ik geef u het woord.
Mevrouw YeĆilgöz-Zegerius (VVD):
Dank u wel, voorzitter. Fijn dat we hier zo met elkaar kunnen zitten en
het debat kunnen voeren.
Voorzitter. Ik wil hier graag beginnen met het uitspreken van mijn
waardering voor onze agenten, handhavers en andere hulpverleners in deze
hele rare tijden. Zij werken heel hard voor onze veiligheid en onze
gezondheid. Ik neem elke gelegenheid om ze daarvoor te danken.
Voorzitter. Er staan een hoop punten op de agenda. Ik zou mij graag
willen focussen op de boa's, de handhavers, de politie en de brandweer.
Ik begin met de boa's. Daar hebben we het de afgelopen tijd veel met
elkaar over gehad. Dat heeft ermee te maken dat onze boa's, handhavers
en toezichthouders fors te maken hebben gehad met geweld. Ze werden
belaagd, geschopt, geslagen. Dat is natuurlijk absoluut onacceptabel. Ik
ga ervan uit dat de daders en de ophitsers, de lui die eromheen staan en
de boel filmen, stevig worden aangepakt. Ik zou de minister graag willen
herinneren aan zijn toezegging van een paar weken geleden over de
toestand op het strand in IJmuiden. Daar hebben we toen ook vragen over
gesteld, ook of iedereen die daar in beeld was, opgepakt is en of alle
ouders van de aanwezige minderjarigen bezocht zijn. De minister zei:
daar kom ik nog op terug via de politie. Ik herinner hem hier langs deze
weg nog even aan.
Voorzitter. Boa's die in de openbare ruimte bijvoorbeeld de coronaregels
moeten handhaven, moeten zichzelf kunnen verdedigen. Wat de VVD betreft
gebeurt dat met een wapenstok en pepperspray, uiteraard mits ze daar
goed voor opgeleid zijn. De minister kwam afgelopen vrijdag met een
brief waarin hij enigszins tegemoetkomt aan de wens van de boa's, en
hierbij ook van de VVD. Ik heb nog wel wat vragen over de brief van de
minister en de ideeën die daarin staan, met name over wat deze in de
praktijk betekenen.
Wat betekent het concreet dat veiligheidsrisico's meer maatgevend zijn?
Wat houdt dat concreet in? Hoe worden die vervolgens beoordeeld? Wat
houdt concreet in dat de lokale overheid een rol krijgt in de
beoordeling van de veiligheid van boa's? Wij hadden graag gezien dat het
lokale gezag, de lokale driehoek, daar een bepalende stem in zou krijgen
en dat daar de verantwoordelijkheid belegd zou worden. Daar heeft de
minister, als ik het goed lees, niet voor gekozen. Ik krijg graag van
hem een reactie op wat er concreet wel of niet gaat gebeuren. Waarom
kiest de minister voor het inzetten van een korte wapenstok in plaats
van de uitschuifbare? De uitschuifbare wapenstok heeft een meer
de-escalerend effect en als deze goed wordt ingezet, hoeft er minder
vaak mee geslagen te worden. Waarom doen we het niet in Ă©Ă©n keer goed en
beginnen we met een korte wapenstok, waarvan we de nadelen ook kennen?
Nogmaals, dit zeg ik allemaal vanuit het idee dat het zou gaan om
handhavers die bevoegd en bekwaam zijn. Maar dat spreekt inmiddels voor
zich, zo mag ik hopen. Vervolgens zou ik ook willen weten wanneer de
concrete voorstellen van de minister ingaan. De urgentie is er nu,
buiten op straat. Dus wanneer gaan ze in? Waarom wordt nu niet gekozen
voor pepperspray en wordt er gesproken over pilots aan het einde van dit
jaar? Waarom eigenlijk zo langzaam?
Voorzitter. In het verlengde hiervan wil ik ook even stilstaan bij
groene boa's. Zij staan er vaak alleen voor in buitengebieden, waar zij
overtredingen en criminaliteit moeten bestrijden en moeten handhaven.
Het gaat ook heel vaak over drugscriminaliteit. Groene boa's hebben
momenteel wel te maken met enorme bureaucratie en wat mij betreft
niet-transparante regelgeving. We kennen voorbeelden van groene boa's
die veertien jaar lang zichzelf kunnen verdedigen met
verdedigingsmiddelen waarna er wordt gezegd: je hebt die
verdedigingsmiddelen heel lang niet hoeven gebruiken, dus we halen die
weer weg. Dat lijkt me de omgekeerde wereld. Je zou willen dat die
middelen dienen om te de-escaleren, dat die boa's die juist niet hoeven
te gebruiken. Maar het lijkt erop dat groene boa's, of ook andere boa's,
dan vervolgens daarvoor bij wijze van spreken gestraft worden als wordt
gezegd: nou, als je ze niet hebt hoeven te gebruiken, dan heb je ze
blijkbaar niet nodig. Dat lijkt me niet een conclusie die we kunnen
trekken. Ik zou graag van de minister de toezegging willen dat hij
wellicht voor de zomer nader ingaat op het aspect van de groene
boa's.
Voorzitter, ik heb nog een minuut. Daarin wil ik âŠ
De voorzitter:
Nou, inmiddels niet meer.
Mevrouw YeĆilgöz-Zegerius (VVD):
Inmiddels niet meer. Dan nog wel even een heel belangrijk punt over de
communicatie tussen hulpdiensten, over C2000. Ik heb de brief van de
minister gelezen. De geluiden die wij ontvangen van agenten op straat,
geven aan dat het nog steeds niet goed functioneert. Ik wil graag dat de
minister daar nog op ingaat, ook in relatie tot de boa's. Dezen zijn
daar vaak niet op aangesloten, waardoor zij slecht kunnen communiceren.
Dus graag daar nog een reactie op.
Voorzitter. De politie heeft ook andere ondersteuning nodig om zichzelf
beter te kunnen verdedigen. Ik wil graag weten of inmiddels al die
spuugmaskers voor iedereen beschikbaar zijn. En ik krijg graag de
bevestiging dat het proces voor de aanschaf van de tasers door het hele
coronagebeuren niet vertraagd is.
Voorzitter. Ik wil ten slotte stilstaan bij de brandweer. We hebben een
hele stevige brief van de Vakvereniging Brandweer Vrijwilligers
gekregen.
De voorzitter:
U moet gaan afronden.
Mevrouw YeĆilgöz-Zegerius (VVD):
Ik wil graag ermee afronden dat ik daarop een reactie van de minister
wil.
De voorzitter:
Heel goed. Fijn. Dat zag ik niet aankomen. Dank u wel. Ik kan
ondertussen melden dat mevrouw Helder zich vanochtend heeft afgemeld.
Dat was mij nog even niet bekend. Ze heeft zich moeten afmelden.
Er is nog een interruptie voor u, van mevrouw Buitenweg.
Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):
Ik dacht: dan gun ik u wat meer spreektijd, maar dan binnen de
geoorloofde spreektijd. Ik snap heel goed de wens om ervoor te zorgen
dat de boa's die voor ons naar voren treden, zich kunnen verdedigen.
Tegelijkertijd maak ik me er wel zorgen over hoe op een gegeven moment
steeds meer een soort gemeentelijke politie aan het ontstaan is naast
een justitiële politie. Hoe ziet de VVD deze ontwikkeling? Vindt zij dat
ook onwenselijk? En, als de VVD het met mij eens is, hoe zorgen we
ervoor dat dat niet gebeurt?
Mevrouw YeĆilgöz-Zegerius (VVD):
Een terechte vraag, want toezichthouders, handhavers hebben een ander
vak, een andere taak. En wij als VVD zitten er ook niet op te wachten
dat zij heel veel politietaken overnemen; daar pleiten wij ook niet
voor. Alleen, er is de praktijk van dit moment. Feitelijk is het zo dat
zij, bijvoorbeeld voor het handhaven van de coronaregels, naar voren
worden gestuurd en die regels moeten handhaven. Dus in de praktijk nemen
zij nu bepaalde taken over. De groene boa's doen dat bijvoorbeeld in
gebieden waarvan we weten dat de politie daar minder aanwezig is. Dat is
dus de huidige praktijk. Ik zou dus, samen met mevrouw Buitenweg en
iedereen die het ermee eens is, willen kijken hoe we het beter vorm
kunnen geven, zodat onze agenten veel meer in die wijken aanwezig kunnen
zijn. Ik denk dat wij die behoefte delen. Maar nu wil ik er in ieder
geval voor zorgen dat vanwege de urgentie die er nu op straat is, aan de
boa's die er nu mee te maken hebben en die bevoegd en bekwaam zijn, de
middelen worden gegeven om zichzelf te kunnen verdedigen. Dat is â
daarmee rond ik af, voorzitter â nog steeds een andere taak dan wat de
politie met dat soort middelen zou doen: die gaat op heftige situaties
af. Ik pleit er hier nu voor dat boa's, handhavers zichzelf kunnen
verdedigen. Dat is dus een andere taak. Maar ik deel de zorg van mevrouw
Buitenweg. Ik hoop dat we samen kunnen optrekken.
Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):
Dat is helder. Ik wil toch nog Ă©Ă©n verduidelijking. Ik zie ook dat er in
de afgelopen jaren veel op de politie is bezuinigd, met als gevolg dat
er minder tijd is in de wijk. We zien ondertussen dat er meer behoefte
is aan handhavers in de wijk. Ik wil weten of we ook samen kunnen
optrekken om zeker te weten dat de uren in de wijk van de agenten, van
de politiemensen, ook worden uitgebreid, ook in een volgende periode. Is
de VVD dat met mij eens?
De voorzitter:
Mevrouw YeĆilgöz, kort graag.
Mevrouw YeĆilgöz-Zegerius (VVD):
Ik denk dat ik een heel end met mevrouw Buitenweg mee kan. Ik ben het
ermee eens. We investeren nu ook 300 miljoen in de politie om de
capaciteit te versterken. Maar de uitdagingen in de wijk zijn me heel
erg helder. Ik deel dus de oproep van GroenLinks.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan is het woord aan mevrouw Buitenweg van GroenLinks.
Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):
Dank u wel, meneer de voorzitter. Op politiebureau Hoefkade is sprake
van ernstige discriminatie, geweld, ongewenste omgangsvormen en
groepscultuur onder politieagenten. Dat was de conclusie van een intern
onderzoek. Teamchef Fatima Aboulouafa is een van de mensen die de moed
heeft gehad om dat aan te kaarten. Dat is moeilijk, want het gaat om
collega's met wie je dag en nacht werkt, in een omgeving waarin je blind
op elkaar moet kunnen vertrouwen. Zij heeft die moed opgebracht. Dat is
onafhankelijk vastgesteld. Maar waar is zij nu? Zij heeft de politie
verlaten omdat zij bang is dat zij teruggepakt zal worden.
Voorzitter. Om een veilige omgeving te creëren moet de leiding
klip-en-klaar heel duidelijk maken dat discriminatie onaanvaardbaar is,
maar dat gebeurt niet. Wel in woorden, maar niet in daden. Er heerst een
angstcultuur. Pestgedrag wordt niet aangepakt. Dat hoor ik van heel veel
agenten. Pas geleden is dat weer bevestigd. Want wat is er gebeurd met
de agenten die een arrestant mishandelden, logen in een proces-verbaal,
een video maakten over hoe die jongen kreupel door de gangen liep en die
vervolgens deelden in een appgroep van agenten? Zij zouden worden
ontslagen, worden teruggezet in rang, maar dat is niet gebeurd. Zij
hebben strafvermindering gekregen. En waarom? Omdat de leiding het niet
goed had aangepakt. Als je porno kijkt onder diensttijd, word je
ontslagen. Maar met dit discriminerende geweld zijn ze dus goed
weggekomen.
De minister heeft een beheersverantwoordelijkheid. Hij kan niet aan de
zijlijn staan. We zien nu dat een klokkenluider met ruim 25 jaar
politie-ervaring weg is en dat de pesters zijn gebleven. Wat doet dat
met de cultuur in een politiebureau? Je kunt gaan werven wat je wilt
onder mensen met een migratieachtergrond, of zelfs mooie
theatervoorstellingen maken zoals Rauw, die inzetten op verandering,
maar als je dit niet aanpakt, stroomt iedereen gelijk weer uit. Waarom
doet de minister geen aangifte bij het OM wegens valsheid in geschrifte
en buitenproportioneel geweld?
Voorzitter. Hoeveel agenten zijn eigenlijk vervolgd wegens
geweldsincidenten? Wordt dat op dit moment ergens geregistreerd? Ik denk
dat het belangrijk is dat dit wel gebeurt. De Rijksrecherche meldde dat
er in 2019 fors minder schietincidenten waren. Dat is goed. Vier mensen
zijn overleden en twaalf zijn gewond geraakt. Maar dat is niet het
totale aantal mensen dat overlijdt terwijl ze onder de
verantwoordelijkheid van de politie zijn. Iemand die door een nekklem of
een hersenbloeding komt te overlijden, komt in deze statistieken niet
voor. Is het niet zo dat vorig jaar negen mensen zijn overleden terwijl
ze onder de zorg van de politie waren? Let wel, ik zeg niks over schuld.
Klopt het dat er in zes van deze negen gevallen sprake was van verward
gedrag, en dat 43% van de mensen een niet-wit uiterlijk had? Mijn
fractie wil graag dat het OM over al deze zaken publiceert, niet alleen
over de zaken waarin geschoten is. Steunt de minister dat?
Ik heb ook nog een feitelijke vraag aan de minister. Is de
Ambtsinstructie toepassing geweld, die nu voorligt bij de Raad van
State, letterlijk dezelfde die wij hier zagen tijdens de behandeling van
het wetsvoorstel geweldstoepassing opsporingsambtenaren?
Voorzitter. Agenten worden goed getraind. Dat is heel belangrijk, zodat
zij geweld proportioneel toepassen en bij incidenten de-escaleren. Heel
veel van hen kunnen dat ook goed. Daar heb ik echt veel respect voor. We
weten allemaal dat vanwege roosterproblemen de trainingen er nu te vaak
bij inschieten. Nu zegt minister dat de toetsen geweldsbeheersing en
aanhoudings- en zelfverdedigingsvaardigheden zijn opgeschort vanwege de
corona. De tandarts, de fysiotherapeut, de kapper: iedereen verzint
manieren om op een veilige manier zijn werk te doen, ook als dat inhoudt
dat je elkaar aanraakt. De politie moet mensen ook vaak op minder dan
1,5 meter naderen. Ik vind het afblazen van de trainingen niet
aanvaardbaar. Dan moet het maar op een alternatieve manier.
De voorzitter:
Dit was de afronding van een punt van u?
Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):
Van dit specifieke punt, ja.
De voorzitter:
Er is een interruptie voor u van de heer Van Dam.
De heer Van Dam (CDA):
Ik begrijp het punt dat gemaakt wordt, zeker gelet op het feit dat
mevrouw Buitenweg lid is van GroenLinks. Dat vind ik heel logisch. We
weten allemaal dat we continu aandacht moeten hebben voor aspecten van
racisme en het gebruik van geweld bij onze politie. Daar moet de
democratische controle in een rechtsstaat ook over gaan. Maar ik heb er
in die zin wat vragen over. We weten wat de maatschappelijke
problematiek is van dit moment. Die vindt haar oorsprong in een
geweldsincident in Amerika ten opzichte van een burger. Vreselijk. Maar
is dit dan alles, is bijna mijn vraag. We weten tegelijkertijd namelijk
dat onze politie in overheidsland vooroploopt in diversiteitsbeleid, in
activiteiten om hier werk van te maken. Ze staat ook in december weer
voorop â ik rond zo af, voorzitter â bij de zwartepietendemonstratie.
Wat moeten we fundamenteel doen, met elkaar, om hier verandering in te
brengen en om het niet alleen op het bord van de politie te
leggen?
Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):
Ik snapte de link met GroenLinks niet helemaal, want ik hoop dat het
tegengaan van discriminatie iets van ons allemaal is en niet per se van
GroenLinks, hoewel mijn partij zich er wel heel erg hard voor maakt. Ik
snap heel goed het punt dat de heer Van Dam wil maken. Binnen de
korpsleiding doet men heel erg zijn best om discriminatie aan te pakken.
Dat erken ik ook. Ik zei dat het over woorden gaat. De voorstelling Rauw
heb ik zelfs twee keer gezien. Daarin gaat het ook over uitsluiting. Dus
er worden allerlei manieren bedacht om mensen aan te spreken om zich in
te zetten voor de politie. Maar ik zeg en zie dat er belangrijke vormen
van uitsluiting, van discriminatie, van discriminerend geweld voorkomen.
Ik heb net een voorbeeld aangekaart. Daar wordt dan niet ingegrepen. Die
zaken zijn heel prominent. Ik vraag de heer Van Dam om mij een aantal
zaken te noemen waarin sprake was van discriminerend geweld, want dat
komt voor, waarin heel hard en duidelijk is opgetreden met de
voorbeeldfunctie dat dit niet aanvaard wordt. We zien in de praktijk dat
een klokkenluider die het heeft aangekaart, weg is gegaan omdat zij zich
niet veilig voelt. We zien tegelijkertijd dat de agenten die in dit
geval iemand kreupel hebben geslagen, daar video's van hebben gemaakt en
ook nog valsheid in geschrifte hebben gepleegd, er met relatief
makkelijke straffen van afkomen. Dat is niet aanvaardbaar en dat geeft
een heel verkeerd signaal.
De heer Van Dam (CDA):
Ik ga hier niet over individuele kwesties praten. Je weet namelijk niet
precies wat er allemaal speelt rond zo'n casus. Ik ben ook begonnen met
te zeggen dat het een issue is binnen de politie. Maar wat u doet met uw
vraag, is focussen op de 2% of 3% van de mensen die zich inderdaad
misdraagt, terwijl wij volgens mij veel meer de oplossing moeten vinden
bij de 97% van de dienders die zich hier ook te pletter aan ergert, die
zich ervoor schaamt en die het op straat mag opknappen omdat dit soort
beelden ontstaan. Volgens mij zit daar de oplossing. En daar zou ik
GroenLinks in mee willen krijgen.
Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):
Dan is het toch jammer dat de heer Van Dam niet begrijpt wat ik hier
probeer te doen. Ik wil er best in meegaan dat inderdaad maar 2% of 3%
verantwoordelijk is voor discriminerend geweld. Het zijn overigens geen
zaken waarvan we niet weten wat er aan de hand is, want er is een intern
onderzoek geweest, dat in dit geval echt wel helder heeft gemaakt wat er
aan de hand is. Het voorbeeld kon ik dus met recht en reden noemen. Maar
het feit is dat er heel veel meer agenten hebben aangegeven dat zij te
maken hebben met een angstcultuur, dat zij zich niet gesteund voelen,
dat er pesters zijn die niet aangepakt worden. Dat is vrij breed. Ik wil
juist aan hun kant staan, aan de kant van de mensen die gepest worden en
die voelen dat zij zwak staan als de leiding niet heel helder en hard
optreedt tegen de mensen die discrimineren en pesten. Dat kan best een
klein aantal zijn, maar ik heb nog niet in de statistieken teruggezien
dat er tegen 2% tot 3% van de agenten maatregelen zijn genomen. Dus ja,
het is vast een klein aandeel, maar ik denk wel dat daar dan maatregelen
tegen genomen moeten worden, want anders laat je juist de mensen die
zich willen inzetten voor een inclusief politiekorps in de kou
staan.
De voorzitter:
Dank u wel. Gaat u verder. U heeft nog Ă©Ă©n minuut en zeventien
seconden.
Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):
Die wil ik gebruiken om aandacht te besteden aan de boa's. We hebben
inderdaad allemaal de beelden gezien van vreselijke incidenten. Ik leef
mee met alle handhavers die door onze straten worden gestuurd met een
schier onmogelijke opdracht, en die te maken krijgen met geweld en een
grote bek. De minister zei in het vragenuurtje dat de coronaverboden
vrij helder zijn. Dat is rabiate onzin. Zelfs de minister-president
kende de regels niet goed. Dat hebben we kunnen zien toen hij er op een
zaterdagavond over ondervraagd werd. Wij hebben met deze ingewikkelde
regels de boa's flink in de problemen gebracht. Het idee is dat
burgemeesters kunnen besluiten om boa's uit te rusten met een korte
wapenstok, waarvoor ze dan wel goed getraind moeten worden, zoals mijn
collega ook zei. Net als een agent, lazen we. Maar de politietraining in
coronatijd stelt niet zo veel voor, zoals we ook hebben gezien. Welke
harde trainingseis wordt er dus echt gesteld aan boa's? En is het ook zo
dat niemand een wapenstok kan aanraken voordat die training goed is
afgerond?
Dank u wel.
De voorzitter:
Ik dank u zeer. Het woord is aan de heer Van Dam van het CDA.
De heer Van Dam (CDA):
Voorzitter, dank u wel. Aan mij de uitdaging om 100.000 onderwerpen in
vijf minuten te bespreken. Daar ga ik nu aan beginnen. Ik zou van de
minister willen weten wat in kabinetsverband de lijn is in de richting
van de huidige maatschappelijke onrust. Die onrust begrijp ik. Ik heb
die aanhouding in Amerika ook gezien; vreselijk. Ik zie ook wat er in
Nederland allemaal gebeurt. Laten we blij zijn dat het nog niet tot
idiote situaties zoals in Brussel en Londen heeft geleid. Ik wil van de
minister weten wat hij voorbereidt, ook met de burgemeesters en politie,
om dat soort dingen te voorkomen. Dit is een punt dat breder aangepakt
moet worden. Als we het nu gaan managen hebben we het ook weer bij de
sinterklaasintocht, als die doorgaat. Wij moeten in Nederland in gesprek
met elkaar. Hoe is het kabinet voornemens dat te faciliteren?
Voorzitter. Ik heb drie punten die ik kort aan de orde wil stellen. In
de eerste plaats de ICT bij de politie. Dat is een onderwerp waar ik mij
al langer mee bezighoud. In de lijn van de commissie-Elias â daar
probeer ik enigszins vanuit te werken â constateer ik dat het aanmoddert
bij de politie. We hebben destijds het Aanvalsprogramma gehad. Ik heb
toen vlak voor de zomer de minister een beetje het mes op de keel gezet
en heb gezegd dat er een planning moest komen, omdat er na het
Aanvalsprogramma niets was. Nu zie ik dat er na twee jaar in het hele
PVR, het Programma Vernieuwend Registreren, nog maar Ă©Ă©n ding is,
namelijk winkeldiefstal. En eind 2020 moet dat dan voor elkaar zijn. We
hebben het er eerder in een AO over gehad dat er gewoon een heldere
agenda en een heldere tijdsplanning moet komen, zodat wij als Kamer ook
kunnen controleren hoe dat ICT-programma loopt. Ik ben voornemens hier
een motie over in te dienen.
Het tweede punt is de politiesterkte. Er gebeurt heel veel. Ik ben op
zich niet ontevreden dat de politieopleiding van drie naar twee jaar
gaat, maar dat betekent wel dat in het tweede jaar de stage en
begeleiding van nieuwe dienders door zittende agenten gerealiseerd moet
worden. Er wordt een hele lichting uit gegooid â ik meen dat dat
lichting 41 van dit jaar is â om ruimte te maken om die opleiding te
faciliteren. Tegelijkertijd zien we dat er een nieuw pensioenakkoord is
om iets te doen met de zware beroepen. Mensen die ik nog ken uit mijn
tijd bij de politie, zijn massaal aan het voorsorteren op pensioen de
komende tijd, om van die regeling gebruik te maken. Waren dat misschien
nou niet de mensen die die begeleiding in de praktijk voor hun rekening
hadden kunnen nemen?
Ik heb aan de minister gevraagd om inzicht te krijgen in de sterkte.
Vanmorgen hebben we daar een brief over gekregen. Ik dacht: je drukt op
een knop en dan heb je dat. Maar toen dacht ik ook aan het rapport van
de Algemene Rekenkamer, die ons onlangs vertelde dat er weinig inzicht
is bij de politie in hoe de sterkte in elkaar zit. Ik wil per kwartaal
een rapportage over hoe het gaat met de sterkte bij de politie en hoe de
prognose is voor de komende tijd. Het is essentieel dat we voldoende
politie hebben en houden. Ik vind het ook echt een kernactiviteit van de
Kamer om daar toezicht op te houden.
Tot slot, voorzitter. Voor dat laatste punt heb ik iets bij me om uit te
reiken. De minister heeft eigenlijk een prima brief geschreven over PTSS
en hoe hij dat gaat aanpakken. Het is een onderwerp dat mij na aan het
hart ligt, omdat het iedere diender kan overkomen en het een soort
ereplicht is dat we die mensen op een goede manier bejegenen. Ik ben in
gesprek gegaan met hen en ik ben erachter gekomen dat de voornemens van
de minister prima zijn, maar dat je eigenlijk ook onder de oude
regeling, de bestaande regeling, al heel veel had kunnen doen. Het is
heel erg belangrijk hoe mensen bejegend worden door de eigen
organisatie. Ik reik u een notitie uit waarin acht politiemensen zelf
hebben opgeschreven hoe zij bejegend worden. Ik kon het niet anders
noemen dan een buitensporige bejegening door het korps. Het begrip
"buitensporigheid" is een algemeen bekend begrip binnen de PTSS-aanpak.
Als er op dat vlak niet iets verandert, dan kan de minister wel allerlei
maatregelen nemen, maar dan komt er geen bal van terecht. Daarom wil ik
aan de minister vragen hoe hij dat gaat veranderen. Zou het niet tijd
worden om te kijken naar Defensie? Ik weet dat een andere partij dit al
voorgesteld heeft, dus hier ben ik een beetje de jatmoos. Maar in ieder
geval loopt Defensie tien jaar voor op de politie als het gaat om
PTSS-beleid. Defensie heeft een groot deel van de werkzaamheden
uitbesteed aan een loket bij het ABP, om daar op een uiterst
professionele manier dingen te doen. Dat zijn dus mijn twee vragen aan
de minister.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan is er nog een interruptie van de heer Azarkan voor
u.
De heer Azarkan (DENK):
Ik sluit me in ieder geval aan bij de ervaringen die de heer Van Dam
schetst maar ook bij de constateringen ten aanzien van PTSS. Ook ik heb
een behoorlijk aantal mensen gesproken. Op dit moment wordt er vanuit
het korps niet op een goede manier uiting gegeven aan de inzet die ze
gepleegd hebben en de rol die ze zouden kunnen vervullen in relatie tot
het feit dat ze eigenlijk buiten de organisatie worden geduwd en ze
jarenlang heel veel leed hebben. Ik ben het dus volledig eens met wat de
heer Van Dam hierover heeft gezegd.
Mijn vraag gaat over het eerste wat de heer Van Dam zei over
diversiteit. Dat zei hij in een interruptie. Hij zei dat Nederland
vooroploopt als het gaat om diversiteit en inclusie. Meneer Van Dam,
waar blijkt dat uit?
De heer Van Dam (CDA):
Dank dat collega Azarkan ook nog aandacht besteedt aan PTSS. Ik denk dat
het heel erg van belang is dat ook door DENK wordt gezien dat daar
veranderingen moeten plaatsvinden, dus ik hoop dat ik daar ook steun
voor krijg.
Ik heb volgens mij niet gezegd dat Nederland vooroploopt op het gebied
van diversiteit. Ik heb gezegd dat de politie in Nederland vooroploopt
als het gaat om overheidsinstanties. Ik durf dat wel te zeggen, gelet op
de ambitie die de vorige korpschef heeft neergelegd om gewoon
percentages te noemen als het gaat om de vraag wat hij aan diversiteit
wil bereiken. Ik denk dat er weinig andere overheidsdiensten in
Nederland zijn die dat doen. Dan kijk ik ook naar de activiteiten die de
politie in wijken onderneemt. Ik vind het eigenlijk een rotwoord, maar
de "culturele wasstraat" moet je ook noemen als je het over bureau
Hoefkade hebt. Er worden ook allerlei initiatieven genomen. Er zijn hier
partijen die struikelen over het feit dat de politie iftars mee
organiseert. Dat gebeurt ook. Gisteren of eergisteren kwam op social
media het filmpje voorbij van agenten die zich openlijk uitspreken over
wat daar gebeurt. Dat gebeurt ook. Dus ik durf te zeggen dat in
Nederland â en excuus als ik daarover een misverstand heb laten
ontstaan, want ik zou niet weten of Nederland ten opzichte van andere
landen daarin vooroploopt; ik zou me er overigens niet over verbazen â
de politie wat dat betreft in alle opzichten een organisatie is die
vooroploopt.
De heer Azarkan (DENK):
Ik ben het gewoon niet met de heer Van Dam eens qua inspanning. Ik vind
het organiseren van iftars een heel goed signaal. Ik heb ze regelmatig
bijgewoond in Den Haag, maar ook in Amsterdam. Dat is een goed signaal
om in dialoog te blijven. Ik weet dat in Amsterdam-Amstelland veelal het
goede voorbeeld wordt gegeven, minder dan in voorgaande jaren. Ik zie
dat in de rest van Nederland echt niet terug. Mijn ervaring is dat er te
weinig wordt gedaan, bijvoorbeeld met het zwartboek van die 26 agenten.
De minister heeft het elke keer over de kracht van het verschil, dat een
aantal A4'tjes omvat. Ik weet dat de minister zegt dat er meer is. Ik
zie op dit moment het signaal, zoals met name collega Buitenweg van
GroenLinks zei, dat een aantal mensen hier in Den Haag zich misdraagt.
Die krijgen daar een kleine straf voor, gaan daartegen in bezwaar en dan
wordt die straf gewoon weggehaald, terwijl de klokkenluider buiten de
organisatie wordt weggezet. Dan kunt u niet volhouden, zeg ik via u,
voorzitter, aan de heer Van Dam, dat we stappen aan het zetten zijn. Ik
zou willen dat we dat konden doen. Dat blijkt niet uit de
resultaten.
De heer Van Dam (CDA):
Ik heb eerder een initiatiefnotitie ingediend over Onveilig buiten,
veilig binnen, dus als er iemand is die weet hoe er binnen de politie
met mensen wordt omgesprongen op een manier waarvan ik denk "hoe kun je
het in je hoofd halen om zo achter je mensen te staan", dan ben ik het.
Dat geldt zowel als het gaat om bepaalde disciplinaire onderzoeken â ik
heb er nu bij wijze van spreken een aantal op mijn bureau liggen waarbij
ik mijn haren uit mijn hoofd trek dat het op deze manier gaat â maar het
gaat ook over een heleboel andere onderwerpen, en vast ook over mensen
die iets melden en naar buiten brengen. Maar het gaat mij â dat heb ik
ook tegen mevrouw Buitenweg gezegd en dat is een realiteit waar we
absoluut iets mee moeten â om de discussie over het verandering brengen
in racisme en uitsluiting, en over het stellen van een norm binnen de
politie, bijvoorbeeld bij het staande houden van voertuigen. Het gaat
mij om de discussie over etnisch profileren, als niet het merendeel van
de dienders zegt: jongens, het behoort tot mijn professionaliteit dat ik
een verhaal, een reden, heb om op het knopje van het stopbord te
drukken, en niet omdat ik denk "goh, er zit iemand met een bepaalde
huidskleur in". Daar ligt de oplossing voor dit probleem. Daarmee wil ik
niet mijn ogen sluiten voor misstanden â ik ben de eerste die die
dolgraag wil aanpakken â maar als we alleen maar focussen op de
misstanden, dan verliezen we de grote groep die werkelijk de verandering
gaat brengen.
De voorzitter:
Voldoende?
Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):
Ik denk dat het daarom juist van belang is om geen karikatuur te maken
van wat ik bijvoorbeeld zeg, maar wat ook de heer Azarkan bedoelt. Het
gaat er niet om dat je zegt dat het overgrote deel van de politie niet
deugt. Dat zal ik zeker niet zeggen. Ik heb veel respect voor de politie
en voor heel mensen die zich inspannen om Nederland veiliger te maken.
Ik wil niet in mijn schoenen geschoven krijgen dat ik, doordat ik
kritiek heb, zeg dat het merendeel van de dienders het werk niet goed
doet. Maar ik zie wel dat er aan de ene kant inderdaad een norm wordt
gesteld, een streven, om mensen met een migratieachtergrond binnen te
krijgen, juist om het korps diverser te maken. Ik zie tegelijkertijd dat
door hoe de situatie intern is, de uitstroom van mensen met een
migratieachtergrond groter is dan de instroom. Dan is er toch iets mis,
vraag ik de heer Van Dam.
De heer Van Dam (CDA):
Ik deel volledig de zorg over de verhoogde uitstroom van mensen die met
heel veel moeite zijn binnengehaald. U zegt tegen mij dat ik van u geen
karikatuur moet maken. Maar als u in uw inbreng meer dan de helft
daarvan betrekking laat hebben op een casus aan bureau Hoefkade met een
uitermate ongelukkige uitkomst voor degene die de kat de bel aan heeft
gebonden â of wat is het, de koe de bel aan heeft gebonden; de kat of de
koe, ik wil daarin niet discrimineren â dan mag ik toch de vinger daarop
leggen en u vragen: is dit dan het verhaal van GroenLinks? Ik ben heel
blij als u dan zegt: nee, er is veel meer. Want in dat "veel meer"
vinden wij elkaar. Daar moeten we werk van maken en dat is ook wat ik
aan de minister vraag: om daar werk van te maken.
Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):
Het verhaal over de Hoefkade was een begin om duidelijk te maken wat ik
verder wil. Dat gaat onder andere over het registreren. Ik heb een
aantal voorbeelden genoemd. Het gaat erom te weten in hoeverre er meer
zaken zijn waarbij mensen door het OM vervolgd worden. Het was een
aanleiding om het wat bredere probleem op te pakken. Ik heb al gezegd
dat ik veel respect heb voor agenten, maar van de andere kant hoop ik
echt dat het CDA wat meer oog heeft voor het feit dat er een aantal
mensen zijn â laten we zeggen dat het een klein deel is van de politie â
die heel dominant zijn en niet aangepakt worden, en dat het echt
belangrijk is dat we daar wat hardere maatregelen tegen nemen, niet
alleen via het tuchtrecht maar soms ook via het strafrecht wanneer
mensen echt over de schreef zijn gegaan.
De voorzitter:
Meneer Van Dam, kort.
De heer Van Dam (CDA):
Ja, kort. Naar aanleiding van de gebeurtenissen vorige week heb ik
gewoon maar eens uit mijzelf een bericht op LinkedIn gezet over wat ik,
als ik in de spiegel kijk, bij mijzelf zie als het gaat om discriminatie
en dat soort dingen. Ik kan niet ontkennen dat ik zelf ook reacties heb
op mensen die ik tegenkom, vooringenomenheid. Ik denk dat we in deze
discussie moeten uitkijken dat we het telkens over de ander hebben, over
wat de ander moet veranderen en aanpakken. We moeten beginnen bij
onszelf en van daaruit de discussie verbreden naar de grote groep
mensen, die goed willen en volgens mij ook heel ontvankelijk zijn om
hier verandering in te brengen.
De voorzitter:
Meneer Azarkan.
Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):
Sorry, mag ik âŠ
De voorzitter:
Nee.
Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):
Het gaat niet over goed willen.
De voorzitter:
Het gaat mij helemaal niet over ⊠Mevrouw Buitenweg âŠ
Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):
Het gaat over mensen kreupel slaan. Dat is toch wat anders dan dat je in
de spiegel kijkt.
De voorzitter:
Mevrouw Buitenweg. Meneer Azarkan gaat hier zijn tweede interruptie ook
aan wijden.
De heer Azarkan (DENK):
Ja, want het is gewoon ontzettend belangrijk. Een van de pijnpunten bij
het controle kunnen uitoefenen op de vraag of de politie in alle
eerlijkheid en redelijkheid functioneert, is dat ik gewoon te weinig
informatie krijg. Dat is iets wat de heer Van Dam volgens mij ook
dwarszit, want ik hoor hem zeggen dat de uitstroomcijfers hem zorgen
baren. Ik heb een vraag gesteld aan de minister over de uitstroomcijfers
en die antwoordt mij dat hij die niet bijhoudt. Er wordt niet
bijgehouden dat mensen met een andere afkomst uitstromen. Ik vraag mij
dat oprecht af, maar ik krijg die informatie niet. Ik zie ook dat de
minister in het stuk dat hij vandaag heeft bijgevoegd zegt: wij stappen
af van wat we deden, we gaan nu van Ă©Ă©n landelijk streefcijfer naar
regionale cijfers en we komen met een nieuwe visie. Maar ik heb over het
vorige â ik vraag of de heer Van Dam dat ook herkent â te weinig
informatie om een en ander te kunnen vaststellen, mede omdat de minister
daarin geen doelen stelt. Hoe kijkt de heer Van Dam daartegen aan?
De heer Van Dam (CDA):
Ik moet even vragen aan de heer Azarkan of ik het goed begrijp. Volgens
mij heeft de minister eerder gezegd dat hij geen uitstroomcijfers kan
genereren als het gaat om diversiteit omdat privacyregels voorkomen dat
bepaalde kenmerken van mensen geregistreerd worden, waardoor het
moeilijk is om daarover te rapporteren. Je mag niet het land registreren
waar iemand vandaan komt of waar zijn ouders geboren zijn. Dat
vermoeilijkt om daarover te rapporteren, wat ik ook onhandig vind; daar
moeten we een oplossing voor vinden. Mijn verzoek om uitstroomcijfers te
krijgen gaat over de algehele uitstroom, meer op hoofdlijnen, om zicht
te hebben op de sterkte van de politie. Als er een mogelijkheid is om
zicht te krijgen op de uitstroom van mensen met een
diversiteitsachtergrond, ben ik gaarne bereid om met meneer Azarkan te
onderzoeken hoe we dat voor elkaar zouden kunnen krijgen, maar ik heb
daar wel een hard hoofd in, gelet op de AVG, die hier vrij expliciet in
is.
De heer Azarkan (DENK):
Ik ga hier toch mijn laatste vraag aan wijden. De minister rapporteert
over instroomcijfers, ook over diversiteit in de instroomcijfers. Dus
dan worden die kenmerken geregistreerd. Immers, als je niet registreert
waarom die mensen divers zijn ⊠Ik ken de breedte van de definitie
binnen de politie. Die registreert dat wel degelijk. Ik heb cijfers
gezien: 25% instroom van mensen met een diverse afkomst. Hoe kun je dat
daar wel registreren, maar niet aan de achterkant, waar mensen met
bosjes weglopen? Welk deel van de AVG passen wij bij instroom wel toe en
bij uitstroom niet? Waar staat dat in de wet?
De heer Van Dam (CDA):
Kennelijk heb ik nogal een ministeriële uitstraling. Deze vraag wordt
mij nu gesteld, maar ik denk dat u hem toch aan de meneer moet stellen
die naast de voorzitter zit. Het is een interessante vraag, en ik wilde
alleen maar vertellen wat de minister eerder heeft aangegeven wat het
belet om de door u gevraagde cijfers op te leveren. U heeft een
punt.
De voorzitter:
Ik dank u zeer. Het woord is aan de heer Van Raak van de Socialistische
Partij.
De heer Van Raak (SP):
En als socialist ben ik trots dat mensen in actie komen en zich
uitspreken tegen discriminatie. Ik heb me wel geërgerd aan de problemen
die in Amsterdam bij de demonstratie zijn ontstaan. Ik breng dat hier te
berde omdat ik vanuit de politieorganisatie in Amsterdam te horen krijg
dat agenten wel degelijk al vroeg in de middag hebben gewaarschuwd, dat
er speciale teams klaarstonden, en dat er wel degelijk ook aan
crowdcontrol is gedaan maar dat er bestuurlijk niet is opgetreden. Die
frustratie wil ik voorleggen aan de minister, vooral ook omdat de
agenten echt heel erg boos zijn dat de burgemeester vervolgens de
verantwoordelijkheid in hun schoenen heeft geschoven. Dus in plaats van
dat de burgemeester voor de agenten ging staan en zelf
verantwoordelijkheid nam, heeft ze die verantwoordelijkheid proberen af
te schuiven op de agenten. Dat heeft geleid tot ontzettend veel
boosheid. En ja, agenten in Amsterdam voelen zich echt in de kou gezet.
Ik wil dat toch aan de minister voorleggen en hem vragen om hierop te
reageren.
Dan de boa's. Ik ben trots op elke boa en elke agent die de afgelopen
weken weer zijn of haar werk heeft gedaan. Ook zij hadden allemaal geen
coronabescherming en hebben toch hun werk gedaan. Je ziet wel een hele
grote diversiteit aan boa's, van de leerplichtambtenaar tot de
veldwachter. Ik wil de minister het volgende voorleggen. Als er boa's
zijn die werk doen dat raakt aan het geweldsmonopolie, is hij het dan
met mij eens dat die boa's dan ook bij de politieorganisatie horen? We
hebben in Nederland een geweldsmonopolie, niet een geweldsduopolie of
geweldstripolie. We hebben alleen een geweldsmonopolie bij de politie.
Dus als er boa's zijn die geweld moeten toepassen en een taak hebben
waarin geweld onderdeel van het werk kan zijn, is de minister het dan
met mij eens dat die boa's onderdeel moeten zijn van die
politieorganisatie? Dus dat zij ook een aangepaste politietraining en
aangepaste politiebewapening moeten krijgen, en onderdeel moeten zijn,
de oren en de ogen, van de politieorganisatie in de wijken en de
buurten? Die redenering wil ik de minister voorhouden, en dan mag hij
mij uitleggen waarom het niet klopt dat, als er boa's zijn waarvan het
werk raakt aan het geweldsmonopolie, ze ook bij de politieorganisatie
horen.
Want ik constateer wel, voorzitter, dat de nieuwe cijfers â de SP heeft
ooit om die rapportages gevraagd; er is ooit een motie over aangenomen
door de Kamer â laten zien dat er nog meer tekorten zullen ontstaan in
de toekomst. Dan zal er dus nĂłg meer vanuit de gemeentes een beroep
moeten worden gedaan op boa's. Dan zal het probleem alleen maar groter
worden. Dus zorg er nou voor dat als we mensen gaan bewapenen, ze ook
een politieopleiding krijgen en onderdeel worden van de
politieorganisatie.
Uitgebreid wil ik ook vandaag, voor zover dat nog kan, stilstaan bij de
brandweer. In november 2018 heeft de Kamer een motie van ons aangenomen
dat experimenten en nieuw beleid van de veiligheidsregio's als het gaat
om de brandweerzorg niet mogen leiden tot kwaliteitsverlies. Ik wil ook
aan de minister vragen om te reageren op de brief van 5 juni van de
brandweervrijwilligers. Ik herinner me nog goed dat we de nationale
politie oprichtten omdat we af wilden van de 25 politiekorpsen. Dat
waren allemaal prinsdommetjes geworden. Wat me toen zeer verbaasd heeft,
is dat we tegelijkertijd 25 veiligheidsregio's hebben ingericht. Ik moet
constateren, tot mijn grote spijt, dat dat toch ook een klein beetje
prinsdommetjes zijn geworden, met allemaal ander beleid, andere
structuren en nauwelijks te controleren. Want als je als raadslid vragen
stelt over de brandweer, krijg je te horen dat je bij de
veiligheidsregio moet zijn. Als je als Kamerlid vragen stelt over de
brandweer, krijg je te horen dat je bij de veiligheidsregio moet zijn.
En wie controleert de veiligheidsregio? Niemand.
De voorzitter:
U heeft nog Ă©Ă©n minuut.
De heer Van Raak (SP):
Ik hoor vanuit de brandweervrijwilligers en de brandweer dat er 160
tankautospuiten zijn verdwenen, dat brandweerkazernes wel degelijk
worden gesloten, en ook nog vrij massaal, en dat de tweede tankautospuit
wordt weggehaald, ook als er een ziekenhuis of verzorgingshuis in de
buurt is. De minister heeft de inspectie erop afgestuurd. Ik wil de zorg
van de brandweervrijwilligers meegeven, want als zij de
inspectierapporten lezen, dan zien zij dat die de papieren werkelijkheid
van de veiligheidsregio's weerspiegelen, maar op geen enkele manier de
ervaringen van de brandweervrijwilligers zelf. Kan de minister daar ook
op reageren? Kan hij reageren op de vragen en de problemen die daar zijn
gesignaleerd? Dat kan hij vandaag doen, maar ik zou het op prijs stellen
als hij ook nog schriftelijk wil reageren op alle punten die de
brandweervrijwilligers hebben ingebracht.
Dank je, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Er is een interruptie voor u van de heer Van der
Staaij.
De heer Van der Staaij (SGP):
Ik heb nog een vraag aan de heer Van Raak. In het verleden liep hij
voorop als het ging om de blusvoorschriften voor nat vuurwerk, de
kwestie van het onderzoek van Paul van Buitenen. Hoe kijkt hij daar nu
tegenaan? Is het inmiddels voldoende op orde, of is daar nog bijzondere
aandacht voor nodig?
De heer Van Raak (SP):
Dat is een zaak die ons beiden zeer aan het hart gaat. De heer Van
Buitenen heeft een rapport aangeboden. Dat ligt hier nu. De Kamer had
besloten dat zij daar advies over wilde. De Onderzoeksraad voor
Veiligheid was niet bereid om daar advies over te geven. De Stichting
Maatschappij en Veiligheid was daar wel toe bereid, maar daar zaten hoge
kosten aan. Ik heb gewoon gemerkt dat dat niet iets is wat ik aan de
minister moet vragen, maar het is een goed punt dat de heer Van der
Staaij opwerpt. Ik denk dat we in de volgende procedurevergadering van
deze commissie of anderszins weer snel met elkaar moeten bespreken hoe
we daarmee verder moeten. De Kamer heeft uitgesproken dat zij advies wil
over dat rapport, maar het blijkt nog niet eenvoudig te zijn om dat
advies te krijgen.
De voorzitter:
Is dat voldoende, meneer Van der Staaij?
De heer Van der Staaij (SGP):
Ja. Dank u wel.
De voorzitter:
Dan is het woord aan mevrouw Van Beukering van D66.
Mevrouw Van Beukering-Huijbregts (D66):
Dank u wel, voorzitter. Ik heb veel respect en bewondering voor de
politie. Ik heb met eigen ogen mogen zien hoe de de-escalerende houding
van onze politie het verschil maakt, hoe zij de rust weet te bewaren en
hoe zij in een fractie van een seconde het besluit moet nemen om wel of
niet in actie te komen. Dat de protesten in Nederland rustig verliepen
is zeker te danken aan die houding van onze politie. In mijn eerste
overleg over veiligheid wil ik daarom vanaf deze plek mijn complimenten
voor onze politiemannen en -vrouwen uitspreken. In mijn inbreng wil ik
ingaan op de capaciteit van onze politie, het politieonderwijs en de
bewapening van boa's. Ook wil ik stilstaan bij de demonstratie op de
Dam.
Als nieuwe woordvoerder op dit dossier heb ik met veel mensen, onder wie
mijn voorgangers, gesproken over de nationale politie. Mij werd al snel
duidelijk dat de problemen niet nieuw zijn; verre van. Een gebrek aan
operationele capaciteit zorgt ervoor dat de politie de taak van
handhaven in de openbare ruimte allang niet meer alleen aankan. In het
halfjaarbericht politie lees ik dat er sinds 2018 door het kabinet is
geĂŻnvesteerd en dat het ook tijd kost voordat de operationele bezetting
op orde is. Ik maak mij daar zorgen over. Ik vind dat het veel te lang
duurt. Ik houd mijn hart vast, want om plannen te realiseren en de
uitstroom op te vangen moeten we de komende jaren nog op zoek gaan naar
17.000 capabele vrouwen en mannen.
Een oplossing van de minister is het verkorten van de politieopleiding,
terwijl nu juist de opleiding de basis vormt voor een krachtige en
professionele organisatie. Het kwantiteitsprobleem mag niet ten koste
van de kwaliteit gaan. Ik heb daarom de volgende vragen aan de minister.
Welke garanties kan de minister geven dat de verkorting van de
basisopleiding niet ten koste van de kwaliteit gaat? Hij spreekt over
e-learning. Kan de minister uitleggen hoe dit een heel jaar aan
opleiding overbodig maakt? Hoe gaat de minister zijinstroom bevorderen
en vroegtijdige uitstroom tegengaan, ook wel een beetje in lijn met wat
GroenLinks aangaf? Met andere woorden: kan de minister met een
aanvalsplan komen om de operationele capaciteit nu wel op orde te
krijgen?
Voorzitter. We leven in een ingewikkelde tijd. De gevolgen van de
anderhalvemetersamenleving zijn nog steeds groot, ook na een
versoepeling. Ik wil daarom mijn waardering uitspreken voor alle
handhavers die de laatste maanden de moeilijke taak hadden te handhaven
bij wisselende regels en die te maken kregen met heftige reacties van
het publiek. Dat het publiek daarbij soms zelfs geweld gebruikte, vind
ik onacceptabel. Ik begrijp dan ook de roep van de boa's om bewapening.
Tegelijkertijd hoor ik ook dat het belangrijkste wapen van de boa zijn
mond is. D66 vindt het bewapenen van de boa's niet direct de oplossing
voor het probleem omdat het dragen van geweldsmiddelen mogelijk ook
geweld oproept. Dat is niet in het belang van de boa's. Tot voor kort
was de minister dat met mij eens. Waarom heeft de minister er nu voor
gekozen om de bewapening van boa's toch makkelijker te maken? Hoe wordt
het gebruik gemonitord? Deelt de minister mijn mening dat toegang tot de
meldkamer van de politie belangrijker is voor de bescherming van de
boa's dan wapenstokken?
Een week geleden protesteerden duizenden mensen tegen racisme, een
boodschap die wrang genoeg naar de achtergrond raakte omdat bij de
demonstratie te veel mensen bijeenkwamen, waardoor afstand houden
onmogelijk werd. De demonstratie zelf en alles daaromheen kreeg daardoor
de meeste aandacht. Als mensen in deze coronatijd de straat opgaan om te
demonstreren, moeten we met elkaar erkennen dat er ook in Nederland een
probleem is. De premier zei het ook: mensen voelen zich gediscrimineerd.
Ook al weet ik dat de politie vreselijk haar best doet om dit probleem
tegen te gaan, is het niet voldoende. D66 wil gespecialiseerde
discriminatierechercheurs. Ik begrijp dat hierover in het najaar een
debat gevoerd zal worden.
Helaas komt etnisch profileren ook nog steeds voor. Rapper Typhoon werd
jaren geleden aangehouden omdat hij in een dure auto reed. Daar zou
verandering in komen. En nu gaan opnieuw duizenden Nederlanders de
straat op. Vandaar mijn vragen aan de minister. Hoe ziet de minister
problemen als discriminatie en etnisch profileren, ook bij de politie?
Welke maatregelen zijn de afgelopen jaren hiertegen genomen? Is hij het
eens dat een korps dat een afspiegeling van een samenleving vormt
hierbij kan helpen, maar dat de politie daarvoor ook een inclusieve
organisatie moet zijn? Hoe pakt hij deze twee aspecten aan?
De voorzitter:
U heeft nog een halve minuut.
Mevrouw Van Beukering-Huijbregts (D66):
Prima, dank u.
Tot slot een vraag van een andere orde. De aanleiding dat mensen in
Amerika de straat opgingen, was de dood van George Floyd als gevolg van
optreden van de politie. In Nederland wordt de nekklem nauwelijks
toegepast en de politie wordt er niet meer op getraind. Is de minister
bereid om het gebruik van de nekklem te verbieden vanwege de grote
risico's?
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan is het woord aan ⊠O, pardon. Er is nog een interruptie
van mevrouw YeĆilgöz.
Mevrouw YeĆilgöz-Zegerius (VVD):
Welkom aan mevrouw Van Beukering in deze commissie. Ik zat inderdaad
even te wachten wanneer het punt over de nekklem langs zou komen. We
zien dat de voorman van D66 in de media uitgebreid pleit voor een verbod
op het gebruik van de nekklem vanwege de dood van George Floyd. Het is
ongelofelijk belangrijk dat we een politieapparaat hebben waar wij
allemaal van zeggen: de politie is je beste vriend en kan je vertrouwen.
Alle vragen die worden gesteld over misstanden en alle aandacht daarvoor
steun ik en deel ik en daar doe ik aan mee, want dat moet goed gaan en
het moet een integer apparaat zijn. Maar is de collega van D66 het met
mij eens dat het niet helpt om vervolgens retoriek, verhalen en beelden
vanuit Amerika te gaan vertalen naar Nederland, waarbij de politie in de
media wordt weggezet alsof zij de hele tijd nekklemmen zou uitdelen en
alsof de tactieken vergelijkbaar zouden zijn met Amerika, wat dus hier
absoluut niet aan de orde is? Onze agenten liggen niet met hun knie op
een nek van een arrestant. Is de collega van D66 het met mij eens dat
dit niet helpt en dat dit bijdraagt aan de beeldvorming over de politie
die we met elkaar niet moeten voeden, namelijk alsof zij bezig zou zijn
de hele tijd nekklemmen uit te delen? Ik schrok van het bericht en snap
het ook niet.
De voorzitter:
Wilt u afronden?
Mevrouw YeĆilgöz-Zegerius (VVD):
Ik zie ook dat de fractievoorzitter vervolgens zegt dat het nauwelijks
voorkomt en onze agenten ook niet zo gewelddadig zijn, ...
De voorzitter:
Mevrouw YeĆilgöz, wilt u tot een vraag komen?
Mevrouw YeĆilgöz-Zegerius (VVD):
... maar dat we het toch moeten verbieden. Ik baal daarvan, ik baal
daarvan. Dus waarom kiest D66 ervoor om de agenten in Nederland op deze
manier weg te zetten?
Mevrouw Van Beukering-Huijbregts (D66):
In de eerste plaats ben ik het niet eens met mijn collega van de VVD. Ik
moet nog even oefenen op de uitspraak van uw naam: YeĆilgöz. Ik begrijp
dat ik het goed zeg. Mijn naam is Van Beukering, voor degenen die dat
nog niet helemaal meegekregen hebben. Ik ben het niet helemaal eens met
mijn collega van de VVD dat wij de politie op deze manier wegzetten. Na
het incident, na het voorval met George Floyd in Amerika hebben wij
onderzocht wat er is gebeurd sinds het voorval dat wij in Rotterdam
hebben gehad. Ik hoorde net ook al wat cijfers van collega Buitenweg. We
zijn er nog eens naar gaan kijken en hebben gezien dat de nekklem gewoon
mag in Nederland. Die wordt zo weinig toegepast dat we zoiets hebben
van: als de politie daar ook niet voor wordt opgeleid, waarom zouden we
die er dan niet gewoon uit halen? Er zijn andere mogelijkheden. Dat heb
ik in mijn betoog ook proberen aan te geven. D66 is helemaal niet tegen
de politie en wil door dit voorval eruit te halen de politie ook niet op
een bepaalde manier neerzetten. Absoluut niet. Maar we denken wel dat
iets wat totaal niet wordt gebruikt en waarvoor er ook geen opleiding
is, gewoon geschrapt zou kunnen worden. Maar het was een vraag aan de
minister.
De voorzitter:
Mevrouw YeĆilgöz, graag kort. Geen betoog.
Mevrouw YeĆilgöz-Zegerius (VVD):
Ik zal het kort houden. Ik denk dat D66 iets te veel bezig is met
symbolen en iets te weinig met feiten. Want nu hoor ik ook dat onze
agenten niet opgeleid zouden zijn om de techniek te gebruiken die
toegestaan is in ons land. Ik houd het er dus bij, voorzitter, dat ik
dit bijzonder teleurstellend vind.
De voorzitter:
Goed. Ik heb geen vraag gehoord. U mag nog reageren, mevrouw Van
Beukering. Zo niet ⊠O, meneer Van Dam. Op ditzelfde punt, neem ik
aan.
De heer Van Dam (CDA):
Ja. Ik wil aan de woordvoerder van D66, die ik overigens ook van harte
welkom heet hier, toch eens vragen: is dit nu het antwoord en het
verhaal van D66 over wat zich momenteel in het land afspeelt?
Mevrouw Van Beukering-Huijbregts (D66):
Nee, dat is het niet. Wij spreken heel nadrukkelijk uit dat racisme en
discriminatie niet mogen. Ik heb net ook nadrukkelijk gevraagd om ons
daarover uit te spreken. U heeft dat ook al gedaan in uw inbreng. Wij
hebben dit voorbeeld opgepakt â we zijn daarnaar gaan kijken â naar
aanleiding van de recente situatie in Amerika. Dat staat los van de hele
discussie over racisme. Daar spreken we ons heel hard tegen uit.
De heer Van Dam (CDA):
Dat vind ik mooi. Maar de realiteit is dat u als D66-woordvoerder dat
element plakt op dat hele verhaal, in een week waarin de politie bij
allerlei demonstraties over dit onderwerp wordt gehaald en er dan veel
aandacht is voor geweld en foute dingen door de politie. U kwalificeert
zich daarmee richting de politie eigenlijk echt als de
antipolitiepartij.
Mevrouw Van Beukering-Huijbregts (D66):
Ik heb niet echt een vraag gehoord, maar zou wel willen reageren. Wij
zijn geen antipolitiepartij. Ik heb in mijn inbreng ook nadrukkelijk
aangegeven dat ik zeer veel respect en waardering voor de politie heb.
Ik vind het jammer dat dit stukje over de nekklem is gehaald uit het
plan dat vanmorgen is gepresenteerd. Het is een veelomvattend plan. Het
gaat helemaal over discriminatie. Er staan veel meer voorbeelden in. Wij
roepen iedereen op om met ons na te denken over hoe een aantal punten op
een andere manier opgepakt kunnen worden, hoe we die discriminatie tegen
kunnen gaan. We zitten nu bij elkaar. Het is best wel jammer dat het nu
alleen over de nekklem gaat. Ik nodig u uit om dat antiracismeplan, dat
antidiscriminatieplan te lezen, want daar staan echt veel meer
voorbeelden in van zaken waar we graag wat aan zouden willen doen.
De voorzitter:
Het woord is aan mevrouw Kuiken van de Partij van de Arbeid.
Mevrouw Kuiken (PvdA):
Voorzitter. 60.000 politieagenten gaan dag en nacht voor ons de straat
op. Dat kan zijn: fysiek de straat op, recherchewerk of achter de balie
om mensen op een goede manier te ontvangen. Het eerste wat wij als
politiek en bestuurlijk Nederland moeten doen, is: ervoor zorgen dat
deze agenten op een goede manier hun werk kunnen doen. Dat vraagt om
voldoende capaciteit en middelen.
Mijn eerste vraag gaat daarover. Ik vraag nu natuurlijk aan
politieagenten: joh, nu het nieuwe normaal een beetje normaal is en
iedereen weer de straat op gaat, waar loop je het meeste tegen aan? Het
zal geen verrassing zijn dat met name de meldingen met betrekking tot
verwarde personen nog steeds een van de grootste categorieën taken zijn
waarmee de politie wordt geconfronteerd. Het aantal meldingen van
verwarde personen lijkt wat toe te nemen. Ik heb geen harde cijfers,
maar dat is wel wat ik terug hoor. Als ik dan vraag "joh, zijn dat nou
ook allemaal mensen die agressief zijn en waarmee je meteen wat moet?",
dan hoor ik: nee, dat niet. Maar nog steeds is de inzet van de ggz, de
psychoambulance of iets anders om de politie te ontlasten, niet goed
geregeld. Ik ga de mensen dus gewoon ook vragen welke concrete doelen we
kunnen stellen. Ik heb vanmiddag een AO Ggz. Ik zal dit dan ook bij
staatssecretaris Blokhuis aan de orde stellen. Als we niet gezamenlijk
een vuist maken op dit punt, dan blijft het dweilen met de kraan open.
Sorry aan al die mensen die het betreft â dat zijn gewoon mensen van
vlees en bloed, die er ook niets aan kunnen doen â maar we moeten wat
dit betreft echt de politie ontlasten.
Het tweede punt is C2000. Hoe kan het dat we al jaren gedoe en
"geshitter" hebben bij het gebruik van C2000? Er zou een nieuwe update
komen. Vorige week kwam uitgebreid in het nieuws dat de nieuwste
updateversie wederom niet heeft geleid tot wat het zou moeten doen. Ik
vind het echt schandalig. Er zijn nog steeds gebieden waar men geen
bereik heeft. De communicatie verloopt nog steeds stroef. Dat kan
potentieel voor heel gevaarlijke situaties zorgen. Graag een reactie van
de minister.
Voorzitter. Ik heb de brief gelezen over trainen bij geweld. Ik heb ook
de vraag gehoord die mevrouw Buitenweg hierover stelde. Ik weet ook dat
het best veel tijd kost. Er zijn vaak al achterstanden als het gaat om
iedereen op tijd te laten trainen. Als het allemaal nog binnen een
halfjaar moet, maak ik me daar wel ernstige zorgen over. Ik snap de
uitdaging bij het zorgen voor veiligheid, maar als het niet lukt voor
eind december â en ik ben bang dat het niet gaat lukken â hebben we een
probleem. Wanneer gaat de minister tot actie komen of maatregelen nemen?
Want er komt een moment dat je niet meer voldoende tijd hebt om iedereen
te trainen.
Voorzitter. Goede middelen vragen er ook om dat we de politie niet op
pad sturen met wetgeving die eigenlijk niet deugt. Dat is in de
coronatijd wel gebeurd. Er was onduidelijkheid over de coronaboetes. De
helft van de processen-verbaal zijn teruggestuurd omdat er
ondeugdelijkheden in zaten. En we wachten nog steeds op wetgeving. Ik
vind het eigenlijk niet akkoord, want daarmee worden allerlei dingen
geregeld en sturen we mensen op pad met zaken waarvan ik vind dat ze
niet deugdelijk genoeg zijn. Ik ontvang dus graag een reactie op wanneer
we die wetgeving kunnen verwachten. Die ligt al eeuwen in consultatie.
We zijn inmiddels een paar maanden verder.
Voorzitter. Racisme komt in alle lagen van de samenleving voor, dus ook
bij de politie. We zien ook de verharding daar. Dat hoor ik ook van de
politieagenten zelf, die bijvoorbeeld in bepaalde Facebookgroepen
zitten. De politie is zich daar ook zelf van bewust. We moeten er alles
aan doen om dat te bestrijden. Daarnaast gebruikt de politie nu eenmaal
geweld. Dat is een feit. Daar wil je een goede registratie van. Daarmee
sluit ik me aan bij de vragen van mevrouw Buitenweg. Welk geweld
registreren we wel? Welk geweld registreren we niet, als het
bijvoorbeeld gaat over overlijden of ernstig, blijvend letsel?
Ik sluit me ook aan bij de vraag over de Ambtsinstructie
geweldstoepassing. Die ligt nu bij de Raad van State. Wanneer komt die
naar ons toe?
Ik heb ook vragen over de boa's. Ik vind het echt de omgekeerde wereld
worden. We zien dat we boa's eigenlijk te veel op pad sturen voor taken
waarvoor ze niet zijn bedoeld, maar waarvoor de politie is bedoeld. Is
de minister bereid om daar meer inzicht in te verschaffen? Want hoe
weten we nu voor welke taken we boa's inzetten? Hoe weten we of ze daar
voldoende voor zijn opgeleid? Had het niet eigenlijk de politie zelf
moeten zijn?
Tot slot, voorzitter, want ik ben waarschijnlijk door mijn tijd heen.
Nee, nog niet? O, dan ben ik lekker vlot. Ik heb een vraag over de
brandweer. We spreken niet vaak over de brandweer, eigenlijk altijd te
weinig in dit huis. De inspectie heeft onderzoek gedaan. Blijkbaar wordt
dat niet gedaan aan de hand van een normaal normenkader. De brandweer is
eigenlijk zo langzamerhand vogelvrij. De vrijwillige brandweer heeft ons
een brief geschreven. Die heeft de minister vast ook ontvangen. Ik wil
graag een reactie daarop.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Ik dank u zeer. Dan is het woord aan de heer Van der Staaij van de
SGP.
De heer Van der Staaij (SGP):
Dank u wel, voorzitter. Veiligheid in coronatijd: dan kijk je allereerst
ook hoe het zit met het juridische kader. Ik sluit me dus aan bij de
vragen die onder anderen door mevrouw Kuiken zijn gesteld: wanneer
kunnen we precies die nieuwe wetgeving verwachten? Je zag namelijk dat
er, ook met de noodverordening, hier en daar toch wel de nodige
onduidelijkheid was over wat precies de regels waren. Dus een helder
juridisch kader lijkt ons heel belangrijk hierin.
Een ander punt dat daarmee samenhangt, is de mogelijkheid om te oefenen.
In een van de brieven las ik dat het oefenen van de mobiele eenheid in
de coronatijd niet goed haalbaar is. Ook het toetsen van de
wapenbeheersing van agenten is onvoldoende. Wordt er, nu er wat meer
ruimte komt voor allerlei activiteiten, ook hier weer aandacht aan
gegeven?
Voorzitter. Het tweede onderwerp waar ik aandacht aan wil besteden, zijn
de boa's. Ik wil u wel verklappen dat hun uitrusting in huize Van der
Staaij een geliefd keukentafelonderwerp is. Dat heeft ermee te maken dat
mijn dochter net vandaag weer stage loopt als boa. Ik heb het natuurlijk
ook even aan haar gevraagd: wat heb jij hierin mee te geven en wat zou
jij willen inbrengen? Ze reageerde prompt, zoals het een goede boa
betaamt: ze moeten goede training krijgen, voordat ze bijvoorbeeld zo'n
wapenstok krijgen. Dat lijkt me inderdaad een heel nuttig punt. Die
discussie over de uitrusting staat nooit op zichzelf, maar hangt altijd
samen met de training.
Mevrouw Kuiken (PvdA):
Ik heb een vraag aan collega Van der Staaij, ook vanwege zijn
staatsrechtelijke signatuur of positie. Ik heb er in de discussie over
de boa's wel een beetje moeite mee dat het een soort van glijdende
schaal lijkt. We gaan nu namelijk in pilots met wapenstokken werken. In
principe lag die bevoegdheid al bij de burgemeester. Maar ik vraag me
een beetje af: welke controle hebben wij nu nog als parlement om te
beslissen hoe we wel of niet met de boa's omgaan en welke bevoegdheid of
geweldsuitrusting zij uiteindelijk krijgen? Is die glijdende schaal iets
waarover hij zich ook zorgen maakt? Of is dat een onterechte zorg?
De heer Van der Staaij (SGP):
Ik vind het in ieder geval een terechte vraag. Er spelen namelijk ook
principiële noties rondom het geweldsmonopolie. Aan de andere kant is
het evengoed een heel belangrijk punt dat wij mensen die handhavende
taken vervullen en die daarin met agressie te maken krijgen, voldoende
uitrusting moeten geven. Ik vind het dus van belang dat we daar
samenhangend en helder zicht op houden en dat er duidelijke besluiten
worden genomen. Ik las in de brief van de minister ook dat er een
expertgroep is samengesteld en dat er nog wordt gekeken naar onderwerpen
als pepperspray en dergelijke. Mijn oproep zou ook zijn om het niet te
veel versnipperd te laten raken. We moeten gewoon een heldere rapportage
krijgen en heldere besluiten kunnen nemen over wat we hier nu wel en
niet in willen. Wat mijn fractie betreft is het volgende ook van belang.
Lokaal maatwerk is uitstekend, maar het moet niet een soort van lokaal
politiek inzicht zijn. Het kan zijn dat men zegt: we zien hier extra
agressie, dus dan is het logisch dat je daar in de uitrusting rekening
mee houdt. Maar het moet niet afhangen van een soort politiek debat,
waarbij de ene gemeente zegt "wij vinden het eigenlijk wel" en de andere
gemeente zegt "wij niet".
Mevrouw Kuiken (PvdA):
Dan zijn we het er in ieder geval over eens dat er hier heldere
besluitvorming over moet plaatsvinden. Ik hoor hem ook zeggen dat het op
basis van een bepaald kader beslist moet worden en niet op basis van
lokale politieke voorkeuren.
Ik heb nog een tweede vraag voor hem. De minister schrijft: in beginsel
gaat het om een training die gelijkwaardig is aan die van de politie. Is
de heer Van der Staaij het met mij eens dat als je zegt dat de boa een
wapenstok moet gebruiken, dat het dan dezelfde training moet zijn als
die de politie krijgt, omdat het anders ... Wat is het verschil, zou ik
zeggen.
De heer Van der Staaij (SGP):
Ik vind dat een goeie vraag; daar sluit ik me graag bij aan. Wat maakt
inderdaad het verschil? Het kan niet zo zijn dat je, omdat je er minder
mee te maken hebt maar wel af en toe, met minder training kan volstaan.
Als er getraind wordt op specifieke omstandigheden die in deze rol niet
voor de hand liggen, zou het wel weer logisch zijn dat je dat onderdeel
zou kunnen skippen. Maar voor ons staat de gelijkwaardigheid inderdaad
ook absoluut voorop.
Voorzitter, dat waren mijn punten rond ...
De voorzitter:
Gaat u verder. U heeft nog een heleboel spreektijd. U bent eigenlijk nog
maar net begonnen.
De heer Van der Staaij (SGP):
Ja inderdaad, dank voor deze aanmoediging.
Op het terrein van het diversiteitsbeleid spelen ook veel kwesties. Dat
bleek al uit de punten die collega's aan de orde hebben gesteld. Voor de
SGP is het uitgangspunt dat iedereen gelijkwaardig behandeld moet
worden, door de politie maar ook binnen de politie. In de bejegening
moet het niet uitmaken wat jouw achtergrond, geloofsovertuiging of wat
dan ook is. Dat punt van het integriteitsbeleid vraagt voortdurend
aandacht in de cultuur van een organisatie. Aan de andere kant vinden
wij dat je moet oppassen voor een soort positieve discriminatie, want
die kan ook weer, terecht, veel weerstand en onbegrip oproepen. Ik geef
een voorbeeld in dat kader dat ik recent aangereikt kreeg vanuit de
politieorganisatie. Er werd gezegd: hoe zit het nou dat we ineens wel in
uniform kunnen deelnemen aan een gebedsdienst in een moskee terwijl we
een tijdje geleden een discussie hebben gehad over neutraliteit in je
voorkomen, waarbij een klein kruisje eigenlijk al taboe was? Dat komt
dan over als een soort van positieve discriminatie en zet kwaad bloed.
Ik weet niet precies hoe dat zit, maar wil dat punt graag aan de
minister voorleggen.
Voorzitter. De politiesterkte is ook een voortdurend aandachtspunt, ook
voor mijn fractie. Wij willen heel graag â we doen daar ook graag aan
mee â extra inzet voor bijvoorbeeld zeden en mensenhandel, waar extra
budget voor uitgetrokken is. Tegelijkertijd zie je nog steeds dat veel
minder personen zich hiermee bezighouden. De vraag is hoe het zit met de
prioriteitsstelling op een onderwerp als mensenhandel en of je niet het
risico loopt dat er, als het uiteindelijk niet gaat om een substantiële
versterking van het korps als geheel, elke keer weer een waterbedeffect
optreedt. Als je zegt "kunnen we op onderwerp A meer doen?", zegt
iedereen tegelijkertijd: "hoe kan het dat er op onderwerp B minder
gebeurt?" Dan verplaats je het eigenlijk naar een ander thema in plaats
van dat je substantieel tot versterking overgaat. Graag een reactie op
dat punt.
De voorzitter:
U heeft nog Ă©Ă©n minuut.
De heer Van der Staaij (SGP):
Dan stel ik een vraag over de Wapenwet, waarover een van de brieven gaat
die in de diversiteit van onderwerpen vandaag aan de orde is. We hebben
een motie ingediend om te komen tot een vermindering van de
administratieve lasten voor vergunningen voor jachtakten. Dat is
inmiddels al drie jaar geleden. Nog steeds lezen we dat men momenteel
aan het bezien is "op welke termijn en onder welke voorwaarden" dit
gebeurt. Kan dat nu echt opgepakt en doorgezet worden?
Tot slot over de brandweer. Ik heb een vraag over het van toepassing
verklaren van de Deeltijdrichtlijn op brandweervrijwilligers. Dat zou
allerlei negatieve gevolgen hebben. De vrijwilligersorganisaties vragen
daar ook aandacht voor. Ik wil die zorg bij dezen graag weer aan de
minister doorgeleiden.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Ik dank u zeer. Dan is het woord aan mevrouw Van der Graaf van de
ChristenUnie.
Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
Dank u wel, voorzitter. Ook namens de ChristenUnie begin ik allereerst
met onze complimenten voor alle handhavers, voor de politie en voor de
boa's, en voor onze brandweermensen, van wie in deze tijd veel extra
wordt gevraagd. Ik sluit me graag aan bij de waarderende woorden van de
collega's.
Voorzitter. Ik begin met een vraag aan de minister over de kerken. Er is
een motie-Segers c.s. aangenomen waarin werd verzocht dat het kabinet
het gesprek zou aangaan met de kerken om afspraken te maken over
bijeenkomsten en samenkomsten in deze tijd. Heeft dat gesprek inmiddels
plaatsgevonden? En wat is daar de uitkomst van?
Voorzitter, dan over de boa's. Ik zie en begrijp de zorgen van de boa's,
maar de ChristenUnie is er altijd voorstander van geweest dat het
geweldsmonopolie heel duidelijk is belegd bij politie en Defensie. Wij
maken ons zorgen over de glijdende schaal, zoals mevrouw Kuiken het
zojuist noemde. Ik vraag de minister om hierop in te gaan. Wat betekent
dit voor de gemeenten, waar boa's vaak al worden ingezet om taken van de
politie over te nemen? Hoe wil de minister voorkomen dat er grote lokale
verschillen zullen ontstaan?
Voorzitter. Dan de demonstraties. De aanleiding voor de demonstraties,
dat er ook racisme in Nederland plaatsvindt, raakt ons hard en diep. De
minister-president heeft afgelopen donderdag aangekondigd dat hij met de
organisatoren van de demonstraties in gesprek wil gaan. Wil deze
minister van Justitie ook aansluiten bij die gesprekken of wil hij apart
met de mensen in gesprek gaan over wat hen beweegt en wat hij er vanuit
zijn verantwoordelijkheid aan zou kunnen doen? Bij veel demonstraties
ging het goed, maar in Amsterdam en ook in Rotterdam stond de 1,5 meter
onder druk en kwamen er veel meer mensen dan verwacht. Dat leidt bij de
ChristenUnie tot de vraag: hoe kunnen burgemeesters en de lokale
driehoek beter worden geholpen om inzicht te krijgen in de verwachte
aantallen? Graag een reactie van de minister op dat punt. Welke
boodschap heeft de minister voor de handhavers? Staat hij nog lijnrecht
achter hen? Wat voor steun in de rug zou hij hun mee kunnen geven?
Voorzitter, dan een ander wat groter punt. Ik ga in op het
halfjaarbericht van de politie waarin we kunnen lezen dat de aantallen
voor de opsporing van mensenhandelzaken niet worden gehaald. Ik maak me
daar grote zorgen over. Het was een prioriteit in de Veiligheidsagenda
en het is een prioriteit van dit kabinet om mensenhandel aan te pakken.
Maar wat zien we? Dalende cijfers. Dit leidt bij ons tot veel vragen.
Die heb ik ook gesteld. Ik heb daar vanochtend antwoord op gekregen. Dus
ik wil daar graag nog op ingaan, want ik zie dat de minister overweegt
om de doelstellingen gewoon bij te gaan stellen. Ik vraag mij af of dat
klopt en of daarmee op voorhand genoegen wordt genomen met een lagere
ambitie. Wat is de uitleg van de minister, aangezien hij die opdracht
heeft vanuit het regeerakkoord? Wat is het beleid van het kabinet en is
het een prioriteit in de Veiligheidsagenda? Hoe gaat hij het tij keren
om die mensenhandelaren aan te pakken, juist ook in deze tijd? We hebben
het het afgelopen weekend bij Argos ook gehoord. Hier ligt een grote
vraag. We zien het ook in deze coronatijd, waarin de seksinrichtingen
zijn gesloten. We zien de vrouwen en de mannen vanachter de ramen
verdwijnen. We zien dat ze vaak tussen wal en schip vallen, dat ze geen
beroep op inkomensondersteuning kunnen doen en dat ze wanhopig proberen
aan inkomen te komen. We zien regelmatig berichten in de media dat er
weer een illegale plek is opgerold en dat er weer sprake is geweest van
mensenhandel. Ik vraag de minister om in kaart te brengen wat de cijfers
zijn van de mensenhandelzaken die in deze specifieke tijd worden
opgelost. Wat is nou het perspectief voor deze groep mensen? Welk
perspectief wil het kabinet voor deze mensen bieden? Hier ligt een groot
vraagstuk en nog een hele grote zorg. Uitbuiting ligt hier op de
loer.
Voorzitter. Ik lees ook dat de lokprofielen niet worden ingezet en dat
de webcrawler nog steeds niet in werking is gesteld. Hoe kan dit? We
praten hier al jaren over. Een halfjaar geleden zijn er beloftes gedaan
aan de Kamer dat er begin dit jaar echt werk van zou worden gemaakt. Ik
zie het nu niet terug. Wat is hier gaande? Ik vraag echt âŠ
De voorzitter:
U heeft nog een halve minuut.
Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
Dan kan ik daar nog op verdergaan. Dat is dan een mooie extra
kans.
De voorzitter:
Inmiddels is die bijna voorbij.
Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
Zo is dat. Ik zie op dit punt ook dat het kabinet aangeeft dat de
gemiddelde leeftijd en het ziekteverzuim bij de AVIM-teams, bij de
mensenhandelpolitie, beduidend hoger is dan bij de andere eenheden. Wat
is daarvan de oorzaak? Vanuit de motie-Segers/Asscher is hier 10 miljoen
extra beschikbaar voor gesteld. Is dat nu voldoende? Wat gaat de
minister doen om hier echt de prioriteit op vast te houden?
De voorzitter:
Dank u wel.
Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
Dank u wel.
De voorzitter:
Tot slot is het woord aan de heer Azarkan van DENK.
De heer Azarkan (DENK):
Dank u, voorzitter. Ik sluit mij aan bij de collega's. Namens DENK wil
ik graag waardering en respect uitspreken voor alle politieagenten en
alle boa's die in deze lastige tijden soms met gevaar voor de eigen
gezondheid in de frontlinie de samenleving dienen. Het vergt van agenten
enorm veel inspanning en aanpassingsvermogen om ook in deze coronatijd
hun werk te kunnen doen. Nu bereikten mij berichten dat nog niet overal
en voor alle agenten de juiste persoonlijke beschermingsmiddelen
voorhanden zijn. Ik wil graag van de minister weten of gegarandeerd kan
worden dat agenten alle middelen hebben om veilig hun werk te kunnen
doen, zoals mondkapjes en desinfectiemiddelen, en dat ze ook getest
worden wanneer dat noodzakelijk is.
In de brief van 3 april, die bij de stukken zat, kunnen we lezen dat
oefeningen voor geweldsbeheersing na aanhouding en
zelfverdedigingsvaardigheden voor agenten zijn opgeschort vanwege de
RIVM-richtlijnen. Er is gekozen voor verlenging van certificaten zonder
oefening. Ik wil graag aan de minister vragen of dit nog steeds de
praktijk is. Wat zijn de toetsmomenten en wat is de verwachting over het
kunnen doorgaan van die toetsmomenten? En is het niet mogelijk om
agenten te testen op corona en na een negatieve test alsnog te kunnen
laten trainen?
Voorzitter. Ik wil ook graag van de mogelijkheid gebruikmaken om de
minister te bevragen over de uitvoering van mijn aangenomen motie om
coronaboetes niet meer te laten leiden tot een justitiële aantekening,
een strafblad. Het kan naar de mening van DENK, en ook van een ruime
meerderheid van de Tweede Kamer, niet zo zijn dat een boete vanwege het
niet afstand houden van 1,5 meter, maar van 1,28 meter, leidt tot een
strafblad en daarmee een mindere kans voor mensen die uitstromen naar
een baan waarvoor een vog gevraagd wordt. Ik heb twee kantjes gekregen
nadat ik over de uitvoering van mijn motie vragen heb gesteld. Dit vind
ik erg teleurstellend. Er is, zo staat er, een gesprekje geweest met de
Dienst Justis over coronaboetes niet laten meetellen bij een vog, maar
een justitiële aantekening blijft gewoon bestaan. Waarom, vraag ik aan
de minister, voert de regering de aangenomen motie niet uit en laat ze
de justitiële aantekening niet vervallen?
Voorzitter. Op de agenda staat vandaag ook de audit van de Wet
politiegegevens. De politie scoort nog steeds op heel veel onderwerpen
een dikke onvoldoende als het gaat over hoe er omgegaan wordt met
privacygevoelige gegevens van de burgers. Hoe kan het toch dat de
politie zich niet aan de wet houdt? Ik vraag de minister hoe hij met
urgentie zo snel mogelijk verbeteringen gaat bewerkstelligen.
Voorzitter. In de afgelopen weken, en nog dagelijks, staan burgers over
de hele wereld massaal op om zich uit te spreken tegen institutioneel
racisme en excessief politiegeweld en tegen ongelijke behandeling,
aangegrepen door de beelden van de Amerikaan George Floyd, die op wrede
wijze om het leven is gekomen na minutenlang te zijn verstikt onder de
knie van een politieagent. Zijn laatste woorden blijven door mijn hoofd
spoken. "Mama, help me, ik krijg geen lucht. Mama, help me."
Indrukwekkend, voorzitter. De duizenden mensen die naar de pleinen zijn
getrokken, eisen dat institutioneel racisme wordt uitgebannen en dat
excessief politiegeweld stopt. De mensen in het land zijn het zat.
Nederland is klaar met racisme, klaar met het maken van ongeoorloofd
onderscheid. DENK eist van de regering dat het nu niet blijft bij
zalvende woorden, maar dat er ook daden komen, resultaten. In dat kader
is het een echt een verkeerd signaal dat de hele Tweede Kamer, op DENK
na, instemde met een wet die regelt dat politieagenten een lagere straf
krijgen wanneer ze moord of doodslag plegen vanuit hun
politiefunctie.
Voorzitter. DENK wil dat vanuit de regering onomwonden wordt toegegeven
en ook geaccepteerd dat institutioneel racisme en discriminatie
voorkomen bij de politie. Gerard Bouman deed dat al. Wij vragen dat alle
middelen die ingezet kunnen worden om voor bewustwording bij de politie
te zorgen, ook ingezet worden. Verzeker dat hulpmiddelen om etnisch
profileren tegen te gaan, zoals het handelingsprotocol proactief
controleren, bij alle agenten bekend zijn en dat dit ook wordt getoetst.
Stop met politiepraktijken die gevoelig zijn voor etnisch profileren,
zoals preventief fouilleren en patsercontroles. Zet stopformulieren in
en rust de agenten uit met bodycams. Communiceer ook transparant over
gevallen waarin mensen overlijden onder de verantwoordelijkheid van de
politie. Treed keihard op tegen agenten die racistisch handelen en
buitensporig geweld toepassen.
Voorzitter, tot slot ...
De voorzitter:
Nog een halve minuut.
De heer Azarkan (DENK):
Luister ook naar de mensen die zijn opgestaan. Als er binnen de eigen
organisatie signalen worden gegeven door mensen die soms met gevaar voor
eigen gezondheid opstaan en zich als klokkenluider manifesteren, dan
kunnen we er niet mee wegkomen dat uiteindelijk die mensen de politie
verlaten en dat anderen er met een lullig strafje vanaf komen. Ban
racisme en discriminatie bij de politie en binnen de overheid volledig
uit.
Dank.
De voorzitter:
Ik dank u zeer. Daarmee eindigt de eerste termijn van de zijde van de
Kamer. De minister heeft verzocht om tien minuten schorsing.
De vergadering wordt van 10.47 uur tot 11.05 uur geschorst.
De voorzitter:
Het woord is voor zijn eerste termijn aan de minister van Justitie en
Veiligheid.
Minister Grapperhaus:
Voorzitter. Dit is een notaoverleg Veiligheid. Daarom is het juist goed
om te beginnen met een onderwerp dat maakt dat veel mensen zich onveilig
voelen, en dat is racisme. Racisme, discriminatie en uitsluiting komen
in Nederland ook voor. We moeten altijd met elkaar erop blijven inzetten
om dat weg te krijgen, altijd weer. Als kabinet hebben we een stevig
actieprogramma tegen discriminatie, waar zes ministers bij betrokken
zijn. Ik ben zelf vanaf dag Ă©Ă©n van mijn ministerschap bezig om
lhbtqi-geweld, antisemitisme en racisme aan te pakken. Daar kan altijd
nog verbetering in worden aangebracht. Dat blijft ook een kwestie van
altijd in gesprek blijven met de organisaties om te horen wat er nog
niet goed gaat.
We hebben in het afgelopen jaren bij de nationale politie drie
korpschefs gehad. Eerst de heer Bouman, toen de heer Akerboom en nu de
heer Van Essen. Ze hebben zich alle drie telkens ondubbelzinnig
uitgelaten: voor racisme en discriminatie is geen plaats bij de politie,
niet in de politie en ook niet op enige manier in het optreden van de
politie. Ik verwijs naar de wat mij betreft heel krachtige en heldere
brief die Henk van Essen daarover afgelopen vrijdag aan al zijn mensen
heeft gecommuniceerd en die openbaar is. De politie zet dus ook stevig
in op de aanpak van racisme en discriminatie binnen haar eigen
gelederen, in de opleiding maar ook door bewustwording en door
medewerkers en leidinggevenden aan te spreken op hun gedrag. Dat gaat
via trainingen van de Politieacademie tot aan de basisteams, maar dat
gaat ook middels de instroom en het inzetten op het behoud van divers
talent Ă©n het optreden tegen misstanden.
De korpsleiding en ik hebben een paar weken geleden besloten dat we de
aanpak willen vernieuwen. Ik citeer maar even het thema van de nieuwe
aanpak: "De politie is er voor Ăedereen". We vinden dat het nog beter
kan. Ik zal daar uitvoeriger bij uw Kamer op terugkomen. Op dit moment
werkt de korpsleiding aan een uitwerking van die verbeteringen.
Het geweldsgebruik ...
De voorzitter:
Een ogenblik. Meneer Azarkan.
De heer Azarkan (DENK):
Ik concludeer dat de minister het kopje racisme en discriminatie net
beëindigd heeft? Volgens mij ging hij net over naar een volgend
blokje.
Minister Grapperhaus:
Nou, ik kom straks nog op een aantal vragen terug die hier zeker aan
raken, tot aan de vraag van mevrouw Van Beukering over het etnisch
profileren toe. Maar ik vond dat ik hiermee moest beginnen.
De voorzitter:
Wat wilt u doen? Wilt u nu een interruptie?
De heer Azarkan (DENK):
Ja, ik wil nu graag een interruptie. Toch op het algemeen beeld
inderdaad: in de afgelopen jaren heb ik geprobeerd om niet alleen op
basis van woorden en intenties maar ook op basis van cijfers,
onderbouwingen en feiten vast te stellen wat nou de progressie op het
gebied van de bestrijding van racisme en discriminatie is. Maar ik krijg
dat gewoon niet voor elkaar. Dus vraag ik ook de minister: waaruit
blijkt â die cijfers worden volgens mij namelijk niet eens bijgehouden â
hoeveel zaken intern aangedragen worden door dienders die zich
gediscrimineerd, buitengesloten of onveilig voelen? Hoeveel mensen zijn
daarvoor gestraft? Mij bereiken berichten dat als met name op chefniveau
niet gesanctioneerd wordt â dat gebeurt zelden â er dan gewoon niks
verandert.
Minister Grapperhaus:
Er zijn natuurlijk cijfers â die worden met uw Kamer gedeeld â over
disciplinaire onderzoeken en de categorieën waarover het gaat in die
disciplinaire onderzoeken. We komen vrij spoedig ook weer met een
overzicht in dat verband over 2019. Ikzelf vind, en de korpsleiding
vindt dat met mij, dat ieder incident er een te veel is. Ik kom heel
veel in het land. Ik zie dat de politie ook op teamniveau initiatieven
onderneemt. Denk aan Roze in Blauw, ten aanzien van lhbtqi. Denk aan het
Joods Politie Netwerk. De politie is echt al een aantal jaren actief aan
het inzetten op die positie in de samenleving die vergt dat er binnen de
politie geen plaats is voor racisme en discriminatie. Van daaruit werkt
men daaraan. Voor mijn komst is men daar al mee begonnen. Dat is niet
mijn verdienste. Op enig moment â dat was dit voorjaar â hebben wij
tegen elkaar gezegd dat we toch nog intensiever willen inzetten op het
tegengaan van zaken als discriminatie. Dat doen we in de vorm van het
programma De politie is van en voor iedereen. Dat bekent dat we van
onszelf vinden dat er gewoon nog meer moet gebeuren. Die conclusie is
misschien al van een paar maanden geleden, maar een aantal weken geleden
zijn mij de eerste contouren van dat plan geschetst. Ik wil dus
nadrukken dat dat al bij de politie leefde.
De heer Azarkan (DENK):
Ontzettend goed dat er ook binnen de politieorganisatie en het
ministerie inzichten ontstaan over hoe je op een betere manier kunt
omgaan met de uitbanning van racisme en geweld. Ik kom terug op mijn
vraag: kan de minister een overzicht presenteren waarin staat hoeveel
mensen in het afgelopen jaar een sanctie hebben gekregen vanwege
racistische of discriminerende uitlatingen in de richting van collega's?
De minister mag die vraag ook in de tweede termijn beantwoorden.
Minister Grapperhaus:
Als we naar kijken naar 2019, dan zit dat in de categorieën ongepaste
communicatie in diensttijd en ongewenste omgangsvormen in diensttijd.
Daaronder wordt dat gerubriceerd. Dat wordt in elk geval in die twee
categorieën al uitgesplitst tot 34, maar dat getal zegt nog niet zo heel
veel, want je moet uiteindelijk naar het totale beeld kijken. Ik denk
dat het nuttiger is om uw Kamer een brief toe te sturen, nadat wij echt
een analyse daarop hebben gepleegd.
De voorzitter:
Mevrouw Buitenweg op hetzelfde punt.
Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):
Ik heb een korte informerende vraag. De minister zegt dat de cijfers
over de disciplinaire onderzoeken met de Kamer gedeeld worden. Dat is
hartstikke goed. Mijn vraag heeft betrekking op het strafrecht. Zijn er
ook agenten die vervolgd worden? Zijn daar ook cijfers over? En krijgt
de Kamer die cijfers ook?
Minister Grapperhaus:
Laat ik het zo stellen. Als er sprake is van een aangifte, dan zal er in
beginsel gewoon een strafrechtelijk onderzoek worden ingesteld en dan
kan dat leiden tot vervolging. Niemand in Nederland heeft immuniteit op
dat punt. Dat is een. Of dat precies is uitgesplitst, zou ik echt bij
het Openbaar Ministerie moeten navragen. Ik kan daarop terugkomen in de
brief waarin we in ieder geval met de politiegegevens komen.
Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):
Ik kan zeggen dat het niet gebeurt, maar dat zou wel fijn zijn.
Misschien kan daar ook op gereageerd worden. Ik zal daar ook een motie
over indienen. Natuurlijk is het zo dat de politie ook vervolgd wordt
als er aangifte wordt gedaan, maar het kan ook zo zijn dat het OM op een
gegeven moment zelf tot vervolging overgaat in zo'n situatie waarin
sprake is van excessief geweld, liegen of het vervalsen van een
proces-verbaal. Dat kunnen ook gronden zijn voor strafrechtelijke
vervolging. Gebeurt dat weleens? Is dat weleens gebeurd in de afgelopen
vijf jaar, zou ik aan de minister willen vragen.
Minister Grapperhaus:
Het vervalsen van een proces-verbaal is een strafbaar feit. Ik kan
alleen maar zeggen dat als het Openbaar Ministerie een dergelijk zaak op
het spoor is, dus een zaak die strafrechtelijk vervolgbaar is, het
natuurlijk aan het Openbaar Ministerie is op om op grond van het
opportuniteitsbeginsel â ik zeg dit heel duidelijk â te beslissen of er
al dan niet vervolgd wordt. Ook daarvoor geldt dat er in Nederland geen
beleid is om politiemensen uit te zonderen van wat er in het strafrecht
staat.
Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):
Dit is geen antwoord op mijn vraag en het is een belangrijke vraag. Ik
vraag of er de afgelopen vijf jaar agenten zijn vervolgd via het
strafrecht. Ik wil daar heel graag antwoord op hebben.
Minister Grapperhaus:
Er zijn de afgelopen vijf jaar zeker agenten vervolgd via het
strafrecht. Ik kan u nu geen uitsplitsing geven van de zaken waar het om
ging. Ik geloof dat we daar in de pers met enige regelmaat wat over
lezen.
De voorzitter:
Gaat u verder.
Minister Grapperhaus:
Voorzitter. Ik was nog bij het geweldsgebruik door politieambtenaren. In
Nederland is dat aan zeer strikte regels gebonden. Daarbij gelden de
beginselen van proportionaliteit, subsidiariteit, redelijkheid en
gematigdheid. Politieagenten moeten ook achteraf verantwoording afleggen
in een rapportage. Ik kom daar straks op terug in het kader van de
boa's.
Ik wil overgaan naar de vragen die zijn gesteld over het jaarlijks
toegepaste geweld en de kwestie van discriminatie. Allereerst was er de
vraag hoeveel geweld er jaarlijks door de politie wordt toegepast. Ik
meen dat dit een vraag van mevrouw Buitenweg was. De afgelopen jaren
ligt het aantal gerapporteerde incidenten waarbij er sprake is van
geweld zo om en nabij de tienduizend. Dat is 0,5% van het totaalaantal
geregistreerde incidenten. Op dit moment wordt samen met het OM de
laatste hand gelegd aan het overzicht geweldsaanwendingen van 2019. Dat
komt voor het zomerreces naar uw Kamer.
Voorzitter. Mevrouw Buitenweg vroeg ook waarom ik geen aangifte doe bij
het OM vanwege valsheid in geschrifte. Ik heb het in uw Kamer â ik blijf
dat zeggen â altijd heel duidelijk gemaakt: voor ontoelaatbaar,
grensoverschrijdend gedrag zoals intimidatie, pesten en discriminatie is
geen plaats bij de politie, niet in de eigen organisatie en ook niet
jegens burgers. Ook deze korpschef heeft dat vrijdag nog eens heel
duidelijk en scherp in zijn interne brief omschreven. Als er misstanden
zijn, moet daar serieus en adequaat op gereageerd worden. Daarover
spreek ik ook in mijn periodieke overleggen met de korpsleiding, met
grote regelmaat. Over individuele zaken â dat begrijpt u â kan ik mij
verder niet uitspreken. Dat zijn altijd zaken waar uiteindelijk de
rechter over moet beslissen.
Voorzitter. Dat geldt ook voor de vraag in hoeverre er op enig moment
sprake is van een lichte straf. Het is echt niet aan mij om daarover te
oordelen. Waar ik mij wel heel duidelijk over moet en wĂl uitspreken â
ik blijf het zeggen â is: onze politie is echt niet alleen een
handhavingsorganisatie, maar ook een hulpverleningsorganisatie; zij
staat midden in de maatschappij en doet met iedereen mee. Onze politie
heeft door de wijze waarop onze samenleving zich kennelijk heeft
ontwikkeld een aantal enorme taken op het bord gekregen â ik kom straks
nog op het terechte punt van mevrouw Kuiken over de verwarde personen â
maar zij doet nog steeds zeer gewetensvol haar werk. Dat "gewetensvol"
is voor mij echt het kompas waar we het met elkaar over hebben. U mag
mij er altijd op aanspreken, ongeacht of dat het in het vragenuur is, of
hier of anderszins, als er dingen een keer niet goed zijn gegaan. Dan
moet ik daar verantwoording over afleggen. Maar ik ben ervan overtuigd
dat er bij de politiemensen in Nederland â misschien zijn er enkele
uitzonderingen die niet zo zijn â echt een grote mate van
gewetensvolheid in het gedrag bestaat.
Op de vraag over de Ambtsinstructie is het antwoord: ja, de
Ambtsinstructie die nu bij de Raad van State ligt, is inhoudelijk
dezelfde als die op dit moment in de Tweede Kamer ligt.
De vraag van mevrouw Buitenweg ga ik meenemen in mijn overleg met het
Openbaar Ministerie en de politie. Dat was de vraag of ik kan
rapporteren over alle gevallen waarbij personen onder zorg van de
politie zijn omgekomen, ook als het niet een schietincident betreft,
maar ook een aantal hele tragische gevallen rondom personen met verward
gedrag. Ik zeg toe dat ik daar na de zomer bij uw Kamer op terugkom. Ik
ga erover in gesprek of we daar uitvoeriger over kunnen
rapporteren.
Er was dus ook een vraag van enkelen van u wat ik nou vind van de
diversiteitsplannen van de politie. Ik denk dat het nieuwe perspectief
dat men heeft gekozen â politie voor iedereen â en de wijze waarop men
dat invulling wil gaan geven, een goed uitgangspunt is en een verbeterde
aanpak zal opleveren. Ik moet daar nog niet te veel over gaan vertellen
voordat ik u het plan echt in detail kan geven, maar de bedoeling is om
het meer van onderop naar boven te doen. We noemen dat met een
anglicisme ook wel "bottom-up". De kracht van het verschil kwam
natuurlijk toch heel erg van bovenaf. Men noemt dat bij D66 "top-down",
heb ik begrepen. Maar het van bovenaf vanuit de leiding toch heel erg
onderrichtend de mensen meenemen was toch het omgekeerde. Ik denk dat
bottom-up, vanuit de teams, echt veel beter zal gaan werken. Ik beloof u
dat ik met een uitgewerkte vorm van dat plan bij u terugkom. Dat zal
zo'n beetje na de zomer zijn.
Mevrouw Van Beukering vroeg: hoe zorg je ervoor dat de politie een
veilige en inclusieve organisatie wordt? Dat heeft niet alleen met dit
programma, Een politie voor iedereen, te maken. Het heeft ook heel erg
te maken met het monitoren van een veilig en inclusief werkklimaat. Ik
denk dat ook daar â ik kom er weer even op â de
van-beneden-naar-bovenaanpak beter gaat werken dan alleen maar van
bovenaf kijken of iedereen zich wel aan bepaalde regeltjes houdt. Ik heb
het zeer gewaardeerd dat de korpschef afgelopen vrijdag geheel uit
zichzelf met een duidelijk statement naar buiten is gegaan. Ik blijf
zeggen dat het allerbelangrijkste is dat we dat gewetensvol als een
centraal criterium bij onze politie blijven neerzetten. Ik zie ook dat
dat zo is.
Ten aanzien van het etnische profileren heeft de politie een
handelingskader professioneel controleren ingevoerd. Dat krijgt een
vaste plek in de integrale beroepsvaardigheidstraining en in de
profchecks. Er wordt ook onderzocht of de proactieve controle meer
informatiegestuurd kan worden uitgevoerd, met gebruikmaking van de
digitale toepassing Mobiel Effectiever Op Straat. In Amsterdam wordt
professioneel controleren een vast onderdeel van de halfjaarlijkse
resultaatgesprekken tussen de Amsterdamse eenheidsleiding en de
sectorhoofden, Ă©n tussen de sectorhoofden en de teamleiding. We gaan
kijken of dat een bruikbare werkmethode is voor andere eenheden. Verder
is er nog een Netwerk Divers Vakmanschap. Dat heeft een positie in elke
eenheid. Daarin is allerlei kennis geborgd over leefstijlen en culturen
in onze â laat ik zeggen â diverse, veelzijdige samenleving, zodat men
begrip gaat krijgen voor hoe bepaalde dingen werken.
De heer Van der Staaij vroeg nog of we ook moeten opletten of er geen
positieve discriminatie plaatsvindt. De politie kent een code
lifestyle-neutraliteit. Daarin wordt er echt van uitgegaan dat er een
neutraliteit is in de uitoefening van de taak.
Dan kom ik op een belangrijk punt, waar we even goed over moeten
spreken. Ik begrijp dat D66 de vraag aan de orde stelt of de nekklem
eventueel afgeschaft kan worden. Dat moet ik echt even zorgvuldig voor u
formuleren. Laat ik heel duidelijk zijn: wat u in Minneapolis heeft
gezien, is verwurging. Dat mag absoluut niet in Nederland. Die situatie
die u daar zag, is verboden in Nederland. Dan zal er ook strafrechtelijk
vervolgd worden. Dat wil ik hier echt even heel duidelijk
neerzetten.
U heeft natuurlijk kennis kunnen nemen van het onderzoek van de
Inspectie Justitie en Veiligheid naar aanleiding van het zeer
vreselijke, tragische incident met Mitch Henriquez in 2015. Er is toen
heel duidelijk en grondig naar gekeken. De inspectie heeft gezegd: bij
zeer hoge uitzondering zijn verklemmingstechnieken soms mogelijk, in
situaties met verwarde personen die plotseling heel sterk worden en
dergelijke. Dan is een dergelijke techniek echt nodig. Dan parafraseer
ik even de rapportage van de Inspectie Justitie en Veiligheid. Wij
verwachten zelf dat na invoering van het zogenaamde stroomstootwapen,
die paar uitzonderingssituaties waarin een keer zo'n
verklemmingstechniek wordt toegepast, waarschijnlijk niet meer of
nauwelijks meer zullen voorkomen, omdat het stroomstootwapen bij uitstek
het middel is om die mensen bij wie dat dus speelt, bij wie het echt
helemaal uit controle is geraakt, met minimaal geweld onder controle te
brengen. We gaan nu verder met de voorbereiding en de uitrol van dat
stroomstootwapen. Als dat stroomstootwapen er is, denk ik dat wij zullen
moeten kijken hoe dat uiteindelijk in dat opzicht uitwerkt. Ik vond het
van belang om misschien wat meer tijd te nemen om aan u uit te leggen
dat dit in Nederland verboden is. Wat we gezien hebben, is vreselijk.
Laten we daar maar heel duidelijk over zijn. Zoals de heer Azarkan al
aanhaalde: het snijdt iedere keer weer door de ziel. Dat is in Nederland
verboden, ook voor de politie.
Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):
De minister zegt dat wat er gebeurd is in Amerika, eerder verwurging is
en dat dat in Nederland strafrechtelijk zou worden vervolgd. Ik denk dat
heel veel mensen zich zorgen maken over de nieuwe wet die morgen aan de
orde komt in de Eerste Kamer. Dat heb ik ook gemerkt. Mocht zoiets
gebeuren â wij willen dat allemaal niet en ik denk ook dat de politie
goed genoeg is getraind om dat te voorkomen â kan de minister dan
uiteenzetten of dat in Nederland vervolgd zou worden wegens overtreding
van de geweldsinstructie of wegens doodslag?
Minister Grapperhaus:
Dat is wel een belangrijke juridische vraag. Ik vind het terecht dat
mevrouw Buitenweg die stelt. In het licht van de zorgvuldigheid van dit
hele traject hoop ik eigenlijk dat u het goed vindt dat ik die vraag in
een brief aan uw Kamer beantwoordt. Ik heb zelf wel gedachten bij die
vraag, maar ik vind dit het meest zorgvuldig. Die brief kan er snel
zijn. Ik heb gezegd: dit is verboden en die verwurging is geen
politiemethode. Ik vind het heel naar om toch even op dit detail in te
gaan, maar hier werd 8 minuut 32 met de knie op de nek gezeten. Ook als
het niet 8 minuut 32 was geweest, maar een kortere tijd, is dit gewoon
verboden, voor de politie en voor iedereen in Nederland. Ik wil voor de
dingen nooit wegduiken, hoewel dat soms weleens slecht uitkomt, maar dat
zou er voor mij, als minister van Justitie en Veiligheid, al gauw op
duiden dat dit niet valt onder de geweldsinstructie, dus dan zou het
erop duiden dat dit richting een andere delictsvorm zou gaan. Maar ik
wil hier echt even de strafrechtelijke experts zorgvuldig aan uw Kamer
antwoord op laten geven.
Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):
Dit is heel erg belangrijk. Mijn fractie is er steeds van uitgegaan dat
er dan ook een vervolging zou plaatsvinden wegens doodslag. Ik weet dat
dit besproken wordt in de Eerste Kamer. De minister zegt toe om dit op
korte termijn te beoordelen. Ik zou de minister willen vragen om daar
voor het einde van de dag helderheid over te geven, zodat dit meegenomen
kan worden in de Eerste Kamer, want dit is voor mijn partij echt heel
erg belangrijk.
De voorzitter:
Even voor mijn helderheid: bedoelt u met "voor het einde van de dag"
voor het einde van deze vergadering, of voor het einde van de dag?
Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):
Ik gun de minister dat hij daar zelf ook nog een stukje over kan lezen,
dus ik zeg: voor het einde van de dag.
De voorzitter:
Prima.
Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):
Daarmee bedoel ik niet 00.00 uur, omdat dat moeilijk is voor de
voorbereiding van de Eerste Kamer. Maar ik hoop op voor 19.00 uur
vandaag, zodat het echt meegenomen kan worden bij een correcte
behandeling van deze wet in de Eerste Kamer.
Minister Grapperhaus:
Ik begrijp inmiddels wat de constitutionele betekenis is van de
verenigde Staten-Generaal. Ik denk dat dat ook heel goed is in het kader
van het parlementaire en democratische proces. Ik ben bereid die
toezegging te doen, zij het dat ik tot vanavond vrij laat in een
veiligheidsberaad zit. Maar ik beloof mevrouw Buitenweg dat ik enorm
mijn best doe om voordat de klok twaalven heit, te zorgen dat er een
brief bij de Eerste Kamer ligt met een cc aan uw Kamer.
De heer Azarkan (DENK):
De minister geeft aan dat wat in Amerika gebeurd is, een soort
ver-van-mijn-bedshow is, en dat het in Nederland niet kan gebeuren. Toch
hadden we op 28 juni 2015 het geval van Mitch Henriquez, waarbij een
aantal agenten iemand die halfdronken was zodanig hebben belaagd, op hem
zijn gaan zitten en zodanig in de houdgreep hebben genomen dat hij
uiteindelijk overleden is. Het OM heeft toen niet uit zichzelf vervolgd.
Daar moest een artikel 12-procedure van de familie aan te pas komen. Ik
vind dat relatief gelijkwaardig, zonder de intentie van de agenten om
het te willen oplossen tekort te doen. Ik vind het echt mager. Mager is
ook de uitkomst, waarbij werd vastgesteld dat hij aan stress overleden
is. Als wij met z'n allen op iemand gaan zitten, kan ik me heel goed
voorstellen dat diegene er heel veel stress van heeft maar uiteindelijk
ook geen lucht heeft. Mijn vraag aan de minister is dus: hoe kan hij
volhouden dat dit hier niet voorkomt?
Minister Grapperhaus:
Ik heb gezegd dat verwurging in Nederland, zoals iedereen hier aanwezig
en de mensen in het land op dat filmpje hebben gezien, absoluut verboden
is. De heer Azarkan refereert aan een uiterst tragische zaak, maar ik ga
mij als minister van Justitie niet uitspreken over individuele zaken.
Dat is niet aan mij.
De heer Azarkan (DENK):
Dan toch even naar de actualiteit. De minister antwoordt zorgvuldig op
de vraag van collega Buitenweg over hoe het precies zit. Dat is
natuurlijk ook omdat er veel consternatie is in de samenleving. De
noodzaak voor de wet die morgen behandeld wordt, is er eigenlijk niet.
Maar dat daargelaten, net als het feit dat de fractie van DENK er als
enige tegengestemd heeft. De zorgvuldigheid zit 'm erin dat de Raad van
State volgens mij tot op heden geen duiding heeft gegeven en geen advies
heeft uitgebracht. Hoe kan de minister dat rijmen met de zorgvuldigheid
van de afweging en de invoering van deze wet?
Minister Grapperhaus:
Ik meen dat de wet die nu bij de Eerste Kamer ligt een uiterst
zorgvuldig traject heeft doorlopen. Ik kijk in de richting van iemand
die nu niet het woord heeft maar dat soms wel heeft, de heer Van Dam van
het CDA. Hij wekt de indruk dat hij van dezelfde politieke richting is,
maar hij heeft dit vanuit zijn politie-ervaring en OM-ervaring uiterst
kritisch gevolgd in de Tweede Kamer. Ook andere leden van uw Kamer,
zoals mevrouw Buitenweg, deden dat; ik wil niemand tekortdoen. Die wet
is uiteindelijk met algemene stemmen, op Ă©Ă©n partij na, door de Tweede
Kamer gegaan, na een heel zorgvuldige behandeling. Dat wil ik echt
benadrukken voor iedereen die kijkt. Ik sta voor die zorgvuldigheid.
Daarom heb ik de brief die mevrouw Buitenweg vroeg ook meteen toegezegd.
Ik wil daar geen enkele twijfel over hebben. Die zorgvuldigheid zullen
we ook in het restant van het traject volledig blijven behouden.
De voorzitter:
Gaat u verder.
Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):
Mag ik een verhelderende vraag stellen?
De voorzitter:
U heeft wel veel verheldering nodig vandaag.
Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):
Volgens mij is het zo â maar de minister kan dat beter weten â dat er
wel een advies over de wet is gegeven door de Raad van State, maar dat
het nu gaat over de geweldsinstructie. Dat zijn dus twee verschillende
zaken.
Minister Grapperhaus:
Dat klopt wel. Daar heeft mevrouw Buitenweg helemaal gelijk in. Maar wat
ik wil zeggen, is dat wij ook op het punt van de geweldsinstructie alle
zorgvuldigheid volledig in acht nemen en blijven nemen. Alleen de partij
van de heer Azarkan was ertegen, maar hij kent mij goed genoeg om te
weten dat hij mij hier altijd kritisch op mag bevragen. Dit is een
bijzonder belangrijk onderwerp. Als ik prat ga op het gewetensvolle
karakter van onze politiemensen, dan moet ik zelf ook gewetensvol
zijn.
De voorzitter:
Gaat u verder.
Minister Grapperhaus:
Voorzitter. Dan kom ik op de boa's. Dan hebben we het over â laten we
dat even heel duidelijk zeggen â de boa's in het zogenaamde domein I. Er
is natuurlijk wat discussie geweest over het waarborgen van de
veiligheid van boa's. Laat ik toch even vooropstellen dat het natuurlijk
te gek voor woorden is dat we over dit soort onderwerpen moeten spreken.
Dit zijn onze handhavers. Mensen moeten daar met hun handen van
afblijven, van boa's, van agenten, van alle hulpverleners. Ik vind het
eigenlijk armoede dat u hier in het parlement een wetsvoorstel heeft
moeten aannemen waarmee het lastigvallen van hulpverleners extra wordt
bestraft, maar ik waardeer het dat u dat met algemene stemmen heeft
gedaan. Op dit moment zijn we ook nog druk bezig met het uitsluiten van
de taakstrafmogelijkheid voor mensen die zo'n overtreding plegen. Ik
vind dat de mensen die dat doen, zich eigenlijk heel erg buiten het
normale debat en misschien zelfs buiten de samenleving plaatsen.
Maar goed, het waarborgen van de veiligheid van boa's bij hun
taakuitoefening staat voorop. Al een aantal maanden geleden heb ik mij
meer de positie van domein I-boa's aangetrokken. Dat was ook op verzoek
van de burgemeesters, die, zoals u weet, de werkgevers zijn van de
boa's. In de gesprekken met de boa-bonden kwam men op enig moment niet
verder. Ik heb toen gezegd dat ik graag wil bekijken of we daar via mijn
departement verder bij kunnen helpen. Wij zijn vooral gaan praten over
het punt van die veiligheid. Dat heeft geresulteerd in de brief die u
afgelopen vrijdag heeft gezien. Die brief is wat versneld, omdat we in
de gesprekken al een heel end waren. Maar ik denk dat de boa's die in de
afgelopen maanden in incidenten terecht zijn gekomen, het verdienden dat
we die versnelling aanbrachten.
Voorzitter. De waarborging van de veiligheid van boa's moet langs een
drieslag worden bereikt. De eerste is: de inzet van boa's is en blijft
een lokale verantwoordelijkheid. De lokale driehoek moet goede
afwegingen maken over die inzet, maar ook over de gewone uitrusting,
zoals bodycams en een steekwerend vest, en de kwestie van de
C2000-communicatiemiddelen. Ik meen dat die kwestie door mevrouw Kuiken
werd aangeroerd, maar ik weet het niet uit mijn hoofd. Als ik iemand
anders daar onrecht mee aandoe, zeg het dan maar.
Het tweede punt betreft goede operationele samenwerkingsafspraken via de
driehoek met de politie over samen optreden, back-up en
gebiedsverdeling. Ik ben gaan praten met de boa's die in dat
verschrikkelijk nare incident in IJmuiden terechtkwamen. Die hebben op
zichzelf niet iets aan te merken gehad op hoe de politie daarbij kwam.
Maar voor hen was heel duidelijk het punt dat ze op enig moment, toen de
politie nog moest komen, in het nauw werden gedreven en daartegen geen
verweermiddel hadden.
Daarmee kom ik op het derde punt, het sluitstuk, over het toekennen van
bepaalde geweldsmiddelen. In dat kader â dat is het gesprek dat ik heb
overgenomen â werk ik sinds eind vorig jaar in gesprekken tussen mijn
departement en de boa-bonden aan een nieuwe, aparte regeling voor de
bewapening en uitrusting. Ik heb nu gezegd dat we twee dingen gaan doen.
U vindt dat in mijn brief van 5 juni terug; die ga ik hier niet helemaal
herhalen. In de eerste plaats zal het traject van de mogelijkheid om
gebruik van de wapenstok toe te kennen â hoe moet ik het zeggen â
aangescherpt, verbeterd, versoepeld worden. Als de lokale driehoek met
een motivering van oordeel is dat dat nodig is, gezien de lokale
situatie, als de lokale driehoek daarnaast aangeeft dat de betreffende
boa's zullen voldoen aan de opleidingsvereisten die je daarvoor aan
elkaar moet stellen, en als er ook duidelijke afspraken zijn, die ook
zichtbaar zijn, over de samenwerking met de politie en over goede
monitoring, dan is de toets van deze minister nog slechts een marginale,
zoals we dat in het jargon noemen. Dat betekent dat in beginsel in die
situaties het geweldsmiddel zal worden toegekend. Verder zullen we dit
jaar starten met pilots om te kijken hoe het nu werkt met het toekennen
van bepaalde geweldsmiddelen. Ook daarvoor is vereist dat de betreffende
boa's aan de toepasselijke eisen van opleiding en training
voldoen.
Ik wil tot slot van dit stukje â dan heb ik straks nog een paar vragen
van u â nog even benadrukken dat het ingewikkelde van deze materie niet
is dat de veiligheid van boa's vooropstaat, want dat is gewoon een
gegeven. Maar het ingewikkelde is dat we ervoor moeten zorgen dat het
allemaal op een proportionele, verantwoorde manier geschiedt. Het zal
bijvoorbeeld betekenen â ik zei dat eerder al â dat ook boa's een
rapportage moeten afleggen in het geval ze het geweldsmiddel hebben
ingezet. Dat is zelfs al op het moment dat je het alleen maar trekt, nog
zonder dat er iets gebeurt. Er spelen ook andere punten, want ik ben
regelmatig politiemensen tegengekomen die het echt wel even moeilijk
hadden nadat ze zelf een bepaalde vorm van geweld hadden moeten
gebruiken. Dat zal ook bij boa's gelden. Kortom, we moeten dat
zorgvuldig doen.
Ik verwijs verder naar de brief van 5 juni. Dan kom ik na de interruptie
nog op een aantal vragen van mevrouw YeĆilgöz en anderen.
De voorzitter:
Ik weet niet of meneer Van Raak die eerst wil afwachten, of dat hij
liever nu zijn interruptie plaatst?
De heer Van Raak (SP):
Blijf van onze mensen af, zeker van onze boa's; dat ben ik met de
minister eens. Maar het heeft ook een andere kant, namelijk dat er
lokaal structureel een groot tekort is aan politie. Daarom gaan
gemeentes boa's inzetten, ook voor taken waar boa's te maken krijgen met
geweld. Maar we hebben een geweldsmonopolie en dat moeten we handhaven.
Is de minister het met mij eens dat als boa's te maken krijgen met
geweld, ze ook onderdeel moeten zijn van de politieorganisatie en dat ze
ook een aangepaste politieopleiding, een aangepaste politie-uitrusting
en begeleiding vanuit de politieorganisatie moeten krijgen?
Minister Grapperhaus:
Het geweldsmonopolie ligt overigens bij de Staat. Laten we daar mee
beginnen. Ik zie de heer Van Dam al kijken alsof hij mij dat niet
toevertrouwt. Vervolgens komt het via de Staat in beginsel bij de
politie en bij het leger, maar er zijn ook andere instanties waarvoor
uitzonderingen zijn, zoals de Douane, maar ook bijvoorbeeld de groene
boa's, waar eerder vragen over zijn gesteld. Laten we daar even mee
beginnen. Verder geldt qua opleiding het equivalentiebeginsel. Dat wil
zeggen dat als een bepaald geweldsmiddel wordt gebruikt, daarvoor
dezelfde opleiding, training, beoordeling en controle moet zijn als voor
de politie bij het gebruik van dat geweldsmiddel. Ik onderstreep wat de
heer Van Raak zegt: we moeten daar dus goed inzetten op opleiding en
training. Ik wil nog eens benadrukken dat er driehoeken zijn die zeggen:
wij willen dit niet. En ik vind de wijze waarop zij de handhaving om hen
moverende redenen inzetten heel legitiem. Er zijn driehoeken die dit wel
willen. Vandaar dat wij de bestaande regeling via een AMvB de komende
maanden zodanig verder gaan uitwerken dat de afweging en de
verantwoording zo veel mogelijk komen te liggen waar die moeten liggen,
namelijk bij de lokale driehoek.
De heer Van Raak (SP):
Maar er is nu een wildgroei. Er zijn grote verschillen. Klopt het dat de
minister dat wil gaan uniformeren? En hoor ik de minister zeggen dat de
opleidingen voor boa's die politieachtige taken doen â daar bedoel ik
mee dat ze geconfronteerd kunnen worden met geweld en dat taken die
vroeger bij de politie waren belegd, nu bij boa's worden belegd â ook
politieopleidingen zijn? Worden die bewapening, de communicatie en de
informatie ook aangestuurd vanuit de politieorganisatie? Krijgen we dus
Ă©Ă©n politieorganisatie in Nederland of krijgen we nu een nationale
politie en stiekem allemaal verschillende gemeentepolities?
Minister Grapperhaus:
Voor alle duidelijkheid: de boa's worden niet geĂŻncorporeerd of
semi-geĂŻncorporeerd in de nationale politie. Dat zou een heel andere
discussie met elkaar vergen. Daar ben ik naar aanleiding van vragen van
uw collega, het lid Van Nispen, een paar weken geleden ook al op
ingegaan. Dat is een heel andere discussie. Die is hier wat mij betreft
niet aan de orde, omdat er binnen bepaalde grenzen bepaalde
uitzonderingen mogelijk zijn op het geweldsmonopolie. Op het moment dat
men dat zou willen uitbreiden, dan komt men geleidelijk aan bij de vraag
terecht of we van boa's niet zo langzamerhand een soort gemeentepolitie
gaan maken. Dat is zeer zeker niet de discussie die ik zal
aanzwengelen.
De voorzitter:
Heel kort.
De heer Van Raak (SP):
Heel kort, voorzitter. Hoe handhaaf je dan het geweldsmonopolie? Want
dan wordt het een geweldsduopolie of een geweldstriapolie en dat willen
we niet. Staatsrechtelijk hebben we niet voor niks besloten tot een
geweldsmonopolie, want anders krijg je alle problemen die daarbij
voorzien zijn. Dus hoe gaat de minister ervoor zorgen dat het
geweldsmonopolie gehandhaafd blijft? Hij zegt nu dat er uitzonderingen
mogelijk zijn. Nee, dat zie ik niet. Een monopolie is een
monopolie.
Minister Grapperhaus:
Hier zit een klein institutioneel misverstand. Het geweldsmonopolie ligt
bij de Staat. De Staat bepaalt vervolgens dat de politie en het leger
âŠ
De voorzitter:
Dat heeft u net al uitgelegd.
Minister Grapperhaus:
O, pardon. Excuus.
De voorzitter:
Het lijkt mij helder.
Minister Grapperhaus:
Ik wou behulpzaam zijn.
De voorzitter:
De heer Van Dam, op ditzelfde punt.
De heer Van Dam (CDA):
Ja, op ditzelfde punt of een beetje aanverwant. Wij hebben hier in de
Kamer eerder de evaluatie van de Politiewet behandeld, het rapport van
de heer Kuijken. We hebben nu een korpschef, die net is aangetreden,
waarvan ik in de krant las dat een van zijn prioriteiten het versterken
van de basisteams is. Dat was ook een van de uitkomsten van de evaluatie
van Kuijken. Ik wil de korpschef niet storen in zijn 100
wittebroodsdagen, maar ik zou heel graag een keer in gesprek gaan, ook
als commissie, met de minister en de korpschef over hoe dat nou
misschien vormgegeven wordt. We kunnen wel allemaal roepen dat er enorm
veel meer agenten moeten komen. Mijn stelling is dat er nog nooit zo
veel agenten zijn geweest maar dat ze op de verkeerde plekken zitten in
het korps en dat we juist vanuit het korps ...
De voorzitter:
En uw vraag is?
De heer Van Dam (CDA):
Mijn concrete vraag is dus: zouden wij, misschien na de zomer, een keer
als commissie in gesprek kunnen met die korpschef om hem te vragen hoe
hij dat nou vorm gaat geven, om die basisteams te versterken?
De voorzitter:
Daar hoeft u niet de toestemming van de minister voor te hebben.
Misschien wel, dat weet ik eigenlijk niet.
Minister Grapperhaus:
Dat bevalt me eigenlijk wel op deze manier.
De heer Van Dam (CDA):
Ik vind wel degelijk dat ik daar de toestemming voor moet hebben. Want
ik controleer niet de korpschef, ik controleer de minister. Dat is de
verhouding waarbinnen ik werk.
De voorzitter:
U heeft gelijk.
Minister Grapperhaus:
Ik wil daar zonder meer aan meewerken. Ik moet eerlijk zijn dat ik daar
bij de heer Van Raak nog niet helemaal op ben ingegaan. Ik waak er wel
voor dat boa's op een gegeven moment worden ingezet in situaties waarvan
we eigenlijk vinden dat die toch echt voor de politie zijn. Laat ik een
simpel voorbeeld noemen uit de praktijk van de boa's, met wie ik de
afgelopen paar jaar gesproken heb en met wie ik zelf ook op pad ben
gegaan: iemand op straat die verward gedrag vertoont en ineens een wapen
â dat kan een gevaarlijke schroevendraaier of weet ik wat zijn â
tevoorschijn haalt. Dat is een situatie die zich ineens voordoet. Dan
kun je niet zeggen: daar mag je alleen de politie voor inzetten. Ik vind
het daarom terecht dat er een beroep op mij is gedaan en is gezegd: daar
moeten wij wel iets mee kunnen. Maar ik wil er echt van wegblijven dat
de boa's in de vaart komen van wat nou juist taken en
verantwoordelijkheden van de politie zijn. Om het makkelijker te maken:
ik zou erg voor zo'n gesprek over de sterkte en de bezetting zijn. Dat
moet misschien eerst eens in de vorm van een technische briefing,
bijvoorbeeld van uw Kamer met de korpschef, over dat onderwerp.
De voorzitter:
Fijn, daar komen we op terug. Voordat we verdergaan, heeft mevrouw
Kuiken nog een vraag.
Mevrouw Kuiken (PvdA):
Nog geen week geleden bij het mondelinge vragenuur zei de minister nog:
ik voel er eigenlijk niks voor. Nu lijkt hij de grootste pleitbezorger
van geweldsmiddelen voor boa's te zijn. Maar op heel fundamentele vragen
krijgen we eigenlijk geen antwoord. Het is geen kwestie van "niet
willen", maar als je dingen doet, moet je ze weloverwogen doen. Mijn
vraag, maar ook die van de heer Van Raak, is: welke opleiding krijgen ze
dan exact? Want in de brief staat "in beginsel". Wij vinden, ik vind,
dat het dezelfde opleiding moet zijn. Want als je zo'n instrument
gebruikt, moet het een gelijkluidende opleiding zijn. Mijn vraag was ook
hoe we nu evalueren en bewaken dat die boa niet steeds verder ingezet
wordt in het domein waar eigenlijk politieagenten thuishoren. Ook de
politie is kritisch op dit voornemen. Want ik vraag natuurlijk ook aan
hen hoe zijn daartegen aankijken. Dan zeggen ze: weet je, we hebben
fantastische collega's, maar de kwaliteit en het opleidingsniveau
wisselen wel degelijk zeer. De laatste vraag, die ook gesteld is: hoe
voorkom je politieke willekeur? Ik weet bijvoorbeeld dat de burgemeester
van Rotterdam niet vóór is. De heer Dales, die een brief heeft gestuurd,
is zeer vóór. Dat heeft niks te maken met objectieve
toepassingscriteria. Dan staat die willekeur weer op de stoep.
De voorzitter:
Uw vraag is?
Mevrouw Kuiken (PvdA):
Mijn vraag is: kan de minister in ieder geval op dit soort fundamentele
vraagstukken een helder antwoord geven? Want wat we gaan doen, is nogal
wat. Je kunt niet zomaar een pilot starten, zonder dat je heel heldere
kaders hebt waaraan je dat gaat toetsen.
Minister Grapperhaus:
Ik denk dat ik eerst iets moet rechtzetten. In het mondelinge vragenuur
heb ik wat uitleg gegeven over het geweldsmonopolie en de issues die
spelen, wat maakt dat je niet zomaar kunt zeggen: geef maar wapens aan
boa's en that's it. Ik heb daarin aangegeven dat we daarover al een tijd
in gesprek zijn, maar dat ik in het licht van de dingen ook vond dat we
daar misschien wat versnelling in moesten gaan brengen. Misschien dat
dat ook door de coronaperiode wat vertraagd was. Maar mijn standpunt is
nog steeds wat het altijd geweest is, namelijk dat we heel zorgvuldig
moeten kijken naar het al dan niet toekennen van boa's in domein I. Want
daar praten we steeds over: inzetten ten behoeve van de openbare orde.
Dan kom ik even op die afweging: inderdaad, ik heb net al gezegd dat het
equivalentiebeginsel voor de opleiding geldt. Er moeten dus gewoon
dezelfde vereisten aan de opleiding worden gesteld als er aan de politie
worden gesteld als het gaat om die wapenstok. Dat is Ă©Ă©n.
Twee. Bij het toepassen van de toetsingscriteria voor het toekennen van
die uitzondering, moet de lokale driehoek met een duidelijke motivatie
komen. Ik heb alleen gezegd dat ik die slechts marginaal zal toetsen.
Uit de aanvraag van de lokale driehoek moet in elk geval blijken dat
echt aan de opleidingsvereisten wordt voldaan, want anders komen de
boa's in situaties die ze zelf ook niet willen. Ook de samenwerking met
de politie moet heel duidelijk geborgd zijn. Er moet ook enigerlei vorm
van monitoring en rapportage richting de eigen gemeenteraad zijn, om het
democratische proces op orde te houden, maar ook om te blijven
monitoren. Daarmee doe ik nu juist recht aan het feit dat je inderdaad
wel een algemeen toetsingskader op hoofdlijnen moet hebben, maar dat er
lokaal verschillen kunnen zijn. Mag ik nog even kort het voorbeeld van
Haarlemmermeer geven, voorzitter?
De voorzitter:
U moet zelf om 13.00 uur in een call zitten.
Minister Grapperhaus:
Nee, oké, goed.
De voorzitter:
Ik waardeer uw behoefte om de Kamer maximaal te informeren, maar ik moet
toch ook een beetje op de tijd gaan letten. Dat is ook in uw belang,
denk ik. En in het landsbelang, begreep ik zelfs.
Minister Grapperhaus:
Alles is in het landsbelang.
De voorzitter:
Ik kijk even of mevrouw Kuiken nog een vraag heeft. Nee, dat is niet het
geval.
Mevrouw Kuiken (PvdA):
Ik mag niet meer.
De voorzitter:
Uw tweede vraag in deze interruptie mag nog wel.
Mevrouw Kuiken (PvdA):
Het klinkt wellicht wat dramatisch, maar ik concludeer dat we, als we
niet oppassen, straks toch weer een soort gemeentepolitie terug hebben.
Er ligt wel degelijk willekeur op de loer, want er liggen geen heldere
criteria en het is ook maar een marginale toetsing. En dan gaat het nu
nog over een wapenstok. Het lokaal bestuur had eigenlijk altijd al wel
de mogelijkheid om dat toe te zenden. Daarvan kun je dus nog zeggen:
waar maak je je druk over? Maar jongens, als het straks ook nog over de
pepperspray of misschien zelfs over de taser gaat, dan vind ik het
gewoon niet zorgvuldig genoeg als het op deze manier gaat. Ik vind het
niet goed als we op deze manier omspringen met ons geweldsmonopolie. Ik
vraag de minister dus echt om zich daar nog nader op te bezinnen en te
kijken of het niet wat meer volgens bepaalde criteria moet. Want hoe
moet je straks dan toetsen of er wel of niet rechtmatig gebruik van is
gemaakt?
Minister Grapperhaus:
Maar dat doet mijn brief toch geen recht. Ik heb daarin namelijk ook
duidelijk gemaakt dat het punt van de pepperspray bijvoorbeeld niet aan
de orde is. Laat ik het even simpel zeggen, omwille de tijd. Ik heb ook
het hoe, wat en waarom uitgelegd. Het tweede punt, dat ik hier herhaal,
is dat de wijze waarop de samenwerking met en de opvolging door de
politie plaatsvindt ook heel duidelijk moet zijn meegenomen in het
verzoek van de lokale driehoek voor die toekenning. En dan moeten we nog
steeds met elkaar, en ik primair, goed volgen of die taakverdeling juist
blijft. Ik heb namelijk dezelfde terughoudendheid als het lid Kuiken en
het lid Van Raak. Zoals ik al een paar keer heb gezegd, moeten we wat
mij betreft echt niet richting een nieuwe gemeentepolitie, want dan
moeten we een hele andere discussie voeren.
De voorzitter:
Meneer Van Raak wil ook zijn tweede interruptie gebruiken.
De heer Van Raak (SP):
En toch is dat wat er gebeurt. De allereersten die we daar onrecht mee
doen, zijn de boa's zelf. Ja, er is veel te weinig politie. Er is veel
te weinig politie en er zal de komende jaren een nog groter tekort
komen. Dan is het terecht dat er vanuit gemeentes wordt gezegd: we
moeten een alternatief hebben, want als die agenten er niet zijn, wie
doet het dan? Dat klopt. En dan worden er boa's in het leven geroepen.
Die mensen doen ontzettend hun best, maar ze doen politietaken zonder
politieopleiding, zonder politiebewaking en zonder onderdeel te zijn van
een politieorganisatie. Dan krijg je wel degelijk een gemeentepolitie
die van de nationale politie is afgedreven. We gaan dan boa's de straat
op sturen met opdrachten waar zij niet aan kunnen voldoen. Dat is wel
iets wat ik de minister kwalijk neem. Ik neem het de minister kwalijk
dat hij dat niet onder ogen ziet. Dat is de reden dat ik in ieder geval,
maar mevrouw Kuiken volgens mij ook, zo benadruk dat we dat
geweldsmonopolie hebben. Dat is geen theoretische discussie; dat is
gewoon iets heel praktisch. Wij willen dat politietaken worden
uitgevoerd door mensen die een eerlijke opleiding en een eerlijke
bewapening hebben gekregen en die goed worden aangestuurd.
Minister Grapperhaus:
Hoewel ik geen vraag hoor, zeg ik toch even dit. Dit heeft zich
ontwikkeld vanuit de gesprekken die dus nu ongeveer een halfjaar hebben
plaatsgevonden met de politiebonden en de boa-bonden. Daarbij is
uiteraard duidelijk toegekeken vanuit de korpsleiding in de zin van "ga
je nu niet te veel een bepaalde kant op?". Ik noemde net dat punt van
een persoon die om wat voor reden dan ook op straat uit zijn dak gaat,
waar boa's gewoon mee geconfronteerd worden en waar je helemaal niet van
kunt zeggen dat er sprake is van het overnemen van politietaken. Nee,
het voorbeeld dat mij vanuit de praktijk werd gegeven betrof de gewone
taak, ergens in een winkelcentrum, waarbij men zegt: daar moeten we in
ieder geval toch een zeker verdedigingsmiddel hebben, al was het maar om
toch maar af te schrikken. Dat is dan naast de bodycam, waarvan we ook
zeggen: die schrikt nog weleens mensen af. Dat vind ik dus echt nog een
heel andere discussie. Die heeft niet zozeer te maken met het te weinig
inzetbaar zijn van de politie.
De voorzitter:
Meneer Van Raak, tot slot.
De heer Van Raak (SP):
Nee, dat klopt gewoon niet. Je ziet een aantal dingen gebeuren. Er is
een groot tekort aan politie. Dan zie je dat er heel veel particuliere
bewaking wordt ingehuurd. Je ziet veel particuliere bewakers op straat
en voor de winkels staan. Als ik 's nachts op pad ga met de politie in
Amsterdam, zijn er vijf soorten boa's waar zij mee te maken heeft. Dan
heeft de politie een plan voor die avond om een bepaalde buurt, een
bepaalde wijk op de orde te houden. En dan zie je dat de boa's, vol
goeie bedoelingen, echt hĂĄĂĄr werk doen. Je ziet dus nu al gebeuren dat
die verschillende organisaties te weinig samenwerken en te veel langs
elkaar heen gaan werken. Dat is de oproep die ik doe: zorg dat je Ă©Ă©n
soort politieorganisatie hebt waar iedereen bij aangesloten is. Ik snap
niet waarom de minister niet zegt dat deze boa's gewoon een echte, goeie
opleiding moeten krijgen: een politieopleiding en politiebewapening.
Waarom mogen ze niet onderdeel zijn van de politieorganisatie? Waarom
mogen deze boa's niet de oren en ogen zijn van de politieorganisatie? Ik
snap niet waarom de minister die knip wil maken, behalve het feit dat
hij gewoon veel te weinig agenten heeft.
De voorzitter:
Ik zou de minister willen vragen om niet in herhaling te vallen.
Minister Grapperhaus:
Ik heb geen vraag gehoord, dus ik wou het er eigenlijk maar bij
laten.
De voorzitter:
Goed. Dan gaat u verder. Ik zie nog een hele stapel.
Minister Grapperhaus:
Mevrouw Van der Graaf had het ook over de glijdende schaal van
geweldsmiddelen. Daarvoor wil ik toch verwijzen naar wat in de brief
staat en wat ik zojuist geantwoord heb. Maar ik wil naar haar uitspreken
dat dit nu juist iets is waar ik zelf ook zeer scherp op blijf letten,
want dit is nu juist niet de bedoeling.
Over C2000 en de noodknop heb ik al iets gezegd. Het is overigens een
beslissing van het lokaal gezag om dat te doen, net als bodycams. Wij
stimuleren dat zeer. Ik zie ook dat dat steeds vaker gebeurt.
De nieuwe regeling voor bewapening en uitrusting van boa's zal straks
ook regels bevatten ten aanzien van de groene boa's. Ik kom daar na de
zomer met een brief bij u op terug. Dat is overigens echt een kwestie
van de AMvB goed formuleren en zorgen dat die het juiste traject
volgt.
Voorzitter. Dan waren er een aantal vragen over de
politiecapaciteit.
De voorzitter:
Een interruptie van mevrouw YeĆilgöz.
Mevrouw YeĆilgöz-Zegerius (VVD):
Als ik het goed heb, rondt de minister hiermee het boa-deel af. Ik heb
nog twee vragen; dan hoef ik daar straks niet meer op terug te komen.
Het is voor mij nog niet duidelijk wanneer wat ingaat. Dus gaat het
besluit over de wapenstok â het lokaal gezag is hierin leidend â nu in,
ervan uitgaande dat dit geldt voor degenen die daarvoor goed opgeleid
zijn? Ik vind het heel terecht dat de minister zegt: op het moment dat
de boa een wapen trekt of gebruikt, hoort daar een bepaalde
administratie bij. Hoort die administratie er ook bij als een boa iemand
aanhoudt? Naar mijn weten is de administratie dan voor rekening van de
politie. Wordt er ook bekeken hoe we die bij de boa's kunnen houden,
zodat zij dat hele traject kunnen afronden en de politie niet een extra
taak krijgt?
De voorzitter:
De minister, eerst over de ingangsdatum.
Minister Grapperhaus:
Op dat laatste moet ik echt even studeren, zoals dat heet. Daar kan ik
niet iets over toezeggen. Ik hoop dat mevrouw YeĆilgöz dat
begrijpt.
Verder is het zo dat er â laat dat even duidelijk zijn â nu al de
mogelijkheid is om lokaal zo'n aanvraag te doen. We hopen dat die nieuwe
regeling echt zo snel mogelijk ... Maar goed, die moet geformuleerd
worden. Ik doe mijn uiterste best om die nog voor het reces helemaal
opgeschreven te hebben en zo snel mogelijk bij uw Kamer te hebben. We
moeten daar zo snel mogelijk mee aan de slag. Maar lokaal gezag kan er
nu al, op basis van het huidige regime, een aanvraag voor doen.
De voorzitter:
Gaat u verder.
Minister Grapperhaus:
Ik kom dan even op de sterkte ...
De voorzitter:
O, de heer Van der Staaij.
De heer Van der Staaij (SGP):
Ja, je moet als voorzitter in deze tijd wel alle kanten op kunnen
kijken. Ik besef dat dit wat extra's vraagt van de voorzitter. Ik heb
nog Ă©Ă©n vraag over de boa's. Hoe voorkom je dat er een soort politieke
willekeur ontstaat, dat de een terughoudender is dan de ander? De
minister gaf in de brief al aan dat hij de regeling zo wil uitwerken dat
er zo min mogelijk lokale verschillen kunnen ontstaan. Er is wel een
algemene zorgplicht van de overheid aan de orde, ook voor de mensen die
voor lastige situaties gesteld worden. Kan de minister er wat meer
woorden aan geven? Hoe wil hij voorkomen dat er onnodige lokale
verschillen ontstaan, die meer met politieke opvattingen te maken hebben
dan met de vraag of je als boa daadwerkelijk met geweld dreigt te worden
geconfronteerd?
Minister Grapperhaus:
Door mijn nogal intensieve ervaring met veel burgemeesters in de
afgelopen vier maanden matig ik me wel een beetje aan ... Sinds de
coronacrisis hebben we echt heel veel met elkaar opgetrokken, veel
vergaderd, ook in het Veiligheidsberaad. Ik breek er wel een lans voor
dat onze burgemeesters echt heel bestuurlijk naar dit soort dingen
kijken, en niet vanuit een politieke overtuiging de ene kant of de
andere kant op denken. De verdere borging zit 'm in die vier criteria
die ik net noemde. Ik ga ze niet herhalen. Ze staan ook in de brief. Die
moeten er toch voor zorgen dat het landelijk zo veel mogelijk langs
dezelfde lijnen gaat, met nog steeds de mogelijkheid dat de ene driehoek
zegt "wij vinden het verstandiger om het in onze omstandigheden niet te
doen" terwijl de andere, met andere omstandigheden, zegt "wij doen het
wel".
De heer Van der Staaij (SGP):
Om dat politieke wat concreter te maken, zou het daarbij misschien ook
helpen om ... Laten we het zo zeggen: hoe ga je om met het
geweldsmonopolie? Daar zijn ook verschillende scholen in. Hoe
terughoudend wil je daarmee zijn? We hebben die discussie in de Kamer
ook jarenlang gehad over private beveiligers op koopvaardijschepen. De
commissie-De Wijkerslooth heeft dat nog eens helemaal uitgesponnen en
heeft gezegd: "Let op, het geweldsmonopolie is niet absoluut; er is ook
een zorgplicht van de overheid." Dat heeft toen ook geholpen om er wat
kader aan te geven. Kan de minister bevorderen dat er, waar er echt
ruimte is, zo breed mogelijk een uniforme opvatting over gehanteerd
wordt en dat dit niet de reden wordt voor lokale verschillen?
Minister Grapperhaus:
Maar dat was een beetje mijn inleiding. Ik kan u er geen empirisch
onderzoek over aanbieden, maar mijn persoonlijke overtuiging en ervaring
is dat burgemeesters over het algemeen hierover eenzelfde bandbreedte,
of een kleine bandbreedte in opvattingsverschillen hebben, om het zo
maar te zeggen. Waar het vooral uit elkaar gaat, is dat men lokaal nog
weleens een verschillende aanpak heeft van bepaalde problematieken. De
een zet toch meer in op boa's. De ander laat dat anders verlopen, laat
het meer open of laat het alleen aan de politie als het nodig is. Maar
dan ga ik twee voorbeelden noemen. Daar zit het verschil in.
De voorzitter:
Meneer Van Dam, een punt van orde, begrijp ik dat goed?
De heer Van Dam (CDA):
Ja, een punt van orde. Ik begrijp de discussie heel goed. Maar voormalig
Kamerlid Den Boer heeft een motie ingediend met een verzoek om een
rapport van de WRR over de bredere politiefunctie. Volgens mij valt dit
heel veel daarin. Is het niet wat dat de minister wat licht laat
schijnen over wanneer dat rapport verwacht wordt? Dan kunnen we deze
discussie verder voeren.
De voorzitter:
Dat gaat nog even duren, begrijp ik.
Minister Grapperhaus:
Uit mijn hoofd en uit het hoofd van een van mijn meest gewaardeerde
ambtenaren gezegd, dus ons beider hoofd, komt dat rapport echt pas
ergens in de loop van volgend jaar.
De voorzitter:
Oké, dank u zeer. Gaat u verder.
Minister Grapperhaus:
Ja. Ik weet niet of ik moet versnellen.
De voorzitter:
Gaat u verder in uw bekende staccatotempo.
Minister Grapperhaus:
Ik ga het heel erg staccato doen, voorzitter. Ik kom even op een aantal
punten over de sterkte en de opleiding. De heer Van Dam wees op de
begeleiding vanuit de staande organisatie en vroeg hoe ik dat nou zie.
Dat is echt een belangrijk aandachtspunt. Aspiranten mogen niet
onbegeleid de straat op, maar we moeten de komende twee jaar echt wel
gaan investeren om problemen op langere termijn te voorkomen. Dat
betekent dat door de vernieuwing van de basisopleiding de inzetbaarheid
vanaf 2022 fors stijgt, maar we daarvoor wel even die extra belasting
zullen hebben. Het klopt dat dit jaar een van de instroommomenten voor
aspiranten vervalt, zoals de heer Van Dam suggereerde. Er zijn vanwege
de coronacrisis onderwijsachterstanden ontstaan en die moeten we
inlopen. Daarnaast heeft de Politieacademie de capaciteit nodig om een
nieuwe basisopleiding voor de politie te ontwikkelen. Daarom is ervoor
gekozen om het instroommoment van week 41 te laten vervallen. Er waren
overigens op dat moment twee aspiranten aangenomen en enkelen bevonden
zich in het selectieproces. Die zullen in de eerste helft van 2021
alsnog aan de opleiding kunnen beginnen en kunnen dus de opleiding
sneller voltooien dan als zij dit jaar waren begonnen.
Mevrouw Van Beukering vraagt terecht aandacht voor het tegengaan van de
uitstroom en de bevordering van de zijinstroom. Die uitstroom is heel
lastig te beĂŻnvloeden. Het gaat om mensen die met pensioen gaan. Meneer
Van Dam heeft daar ook wat zorgen over gehad, want wij hebben natuurlijk
dat akkoord bereikt, maar laten we even wel zeggen: ik sta wel voor
mensen die een heel groot aantal jaren gewerkt hebben bij de politie. Op
een gegeven moment willen die echt uitstromen, gezien de intensiviteit
van het beroep. Ondertussen treffen we ook maatregelen om juist deze
groep mensen te verleiden om toch langer te blijven. Er stromen nu meer
aspiranten in dan aan het begin van de kabinetsperiode, maar we zitten
gewoon met het punt dat die uitstroom er helaas is. Die vernieuwing van
de basispolitieopleiding gaat echt maken dat aspiranten sneller in een
operationele functie aan de slag kunnen.
Er wordt ook ingezet op die hogere zijinstroom, maar dat is niet voor
alle functies mogelijk, want voor heel veel politiefuncties heb je de
brede politieopleiding nodig. We proberen daar steeds meer mensen in te
krijgen, maar op een gegeven moment is het aantal functies dat zich
daarvoor leent beperkt. Overigens overtrof vorig jaar de zijinstroom de
verwachtingen. We hadden toen 775 fte-realisatie, terwijl we er maar 500
hadden begroot. Het moet niet ten koste gaan van de kwaliteit en er
worden ook geen concessies gedaan aan de kwaliteit, maar ik antwoord aan
mevrouw Van Beukering dat de nieuwe basispolitieopleiding is gebaseerd
op de in 2019 door de politie vastgestelde beroepsprofielen. Daardoor
sluit het beter aan bij de ontwikkelingen in de taakuitvoering van de
politie en daarmee wordt het ook toekomstbestendiger, flexibeler en
efficiënter. Door middel van verschillende leerroutes krijgen groepen
aspiranten een onderwijsprogramma op maat dat past bij hun achtergrond
en voorkennis. Eigenlijk hebben we dus van de nood een deugd gemaakt.
Daar is die taskforce ook voor geweest. Hoe kunnen we nou versnellen Ă©n
vernieuwen, zodanig dat de aantallen toenemen, maar de kwaliteit
behouden blijft?
De heer Van Dam wil meer zicht op de sterkte, per kwartaal. Ik doe het
nu twee keer per jaar, maar ik zou ook bereid zijn om dat telkens met de
plannings- en controleperiode mee te nemen. Dan wordt het drie keer per
jaar. Dat wil ik hier in ieder geval aan de heer Van Dam aanbieden of
toezeggen.
Voorzitter. Dan de PTSS'ers. Daarbij ben ik het met de heer Van Dam eens
dat het huidige stelsel te bureaucratisch en te juridisch is
vormgegeven. Ik heb uw Kamer daarover een gezamenlijk plan van bonden,
korpsleiding en mijn departement toegezonden. Daarover blijven we in
gesprek, want dat moet nu echt verder worden uitgerold. Dan gaat het
niet alleen om de aanspraken in het stelsel, maar ook om een adequate
uitvoering van preventie en re-integratie. Dat laatste heb ik me de
afgelopen twee jaar ook echt persoonlijk, als minister, aangetrokken,
zoals u gemerkt zult hebben, door te zeggen: daar kan nog veel meer in
gebeuren en in verbeterd worden. Die tien jaar achterstand â om het zo
maar even te zeggen â op Defensie gaan we misschien niet inhalen, maar
ik denk echt dat de politie op dit moment, samen met de bonden en de or,
met een forse inhaalslag bezig is. Defensie is ook bij de totstandkoming
van de contouren van die aanpak betrokken geweest. Het is allemaal ook
nauw verwant aan, maar niet hetzelfde als het Veteranenloket. Maar goed,
we werken in ieder geval aan een duidelijk loket voor alle
beroepsziekten, dat het verlenen van zorg moet stroomlijnen.
Mevrouw Van der Graaf vroeg: is er een mogelijkheid om het stelsel
rondom beroepsziekten versneld door te voeren? Dat moeten we echt wel
zorgvuldig met elkaar doen. Het plan moet nog helemaal concreet worden
uitgewerkt, in samenwerking met de vakbonden en de cor, de centrale
ondernemingsraad. We streven ernaar om de besluitvormingsdocumenten en
de conceptregelgeving eind 2020 met de vakorganisaties te hebben
vastgesteld. Daarna kunnen we het verankeren in regelgeving. Maar ik wil
alvast toezeggen dat ik in het najaar, bij het halfjaarbericht, op de
voortgang op dit punt terugkom.
Mevrouw Van der Graaf had ook gevraagd naar het mentale welzijn. Ik denk
dat de aandacht voor het welzijn van de politiemedewerkers echt
onverminderd belangrijk is, ook of misschien juist in deze coronacrisis.
Daar heb ik bij de korpsleiding en bij enkele eenheden, als ik daar was,
ook specifiek naar gevraagd. Er wordt zeer op gelet dat er voldoende
hulp bij de psychische belasting is. Misschien mag ik er heel snel Ă©Ă©n
voorbeeld uitlichten, als ik heel snel praat. Ik ben vorig jaar
uitvoerig in gesprek gegaan met het team dat betrokken was bij de
tramaanslag. Daarna heb ik daar nog een paar keer verder mee gesproken,
om te kijken hoe dat gaat. Dat gaat echt met geestelijk verzorgers. Daar
hebben mevrouw Van der Graaf het eerder met elkaar over gehad. Dat gaat
ook met psychologen, maar ook met mensen uit de leiding zelf. Er wordt
telkens een volgende fase ingezet. De mensen die erg in de verdrukking
zitten, worden er ook op een goede manier uitgehaald, om te kijken wat
er nog extra kan gebeuren. Ik zeg daar heel eerlijk over: ik ben zeer
onder de indruk van hoe zorgvuldig men dat in dat Utrechtse voorbeeld
doet.
Een ietwat ander onderwerp, dat toch ook met de bescherming te maken
heeft, betreft de vraag van de leden YeĆilgöz en Azarkan over de
beschikbaarheid van spuugmaskers. Op dit moment hebben agenten de
beschikking over voldoende beschermingsmiddelen. Elke politieauto heeft
een kit met maskers en handschoenen. De politie heeft ook voldoende
middelen op voorraad voor de komende tijd. Ik wil hier wel nog eens mijn
grote waardering en bewondering uitspreken voor het feit dat de politie
in de begintijd af en toe in dat opzicht inderdaad moest schipperen,
omdat er niet altijd een politieauto was waarin zo'n kit aanwezig was.
En dat terwijl de politie in Nederland â laat ik dat maar eens hardop
zeggen â bij grote dingen toch echt altijd als eerste ter plaatse is om
actief hulp te verlenen, om te reanimeren en dergelijke. Ik heb daar
enorm veel respect voor, ook voor agenten die in een situatie
terechtkomen waarin ze met zo'n coronaspuger te maken hebben, want dat
leidt vaak tot vervelende situaties en spanning en dergelijke, niet
alleen als je klachten zou hebben en je vervolgens getest wordt, maar
ook als je geen klachten hebt en een test geen zin heeft. Ik wil hier in
mijn eigen tijd toch wel even uitspreken dat ik erg veel waardering heb
voor die agenten.
Dan kom ik op het Programma Vernieuwd Registreren. De heer Van Dam
stelde daar een vraag over. Hij was daar nogal negatief over. Het gaat
bij winkeldiefstal over 35.000 feiten per jaar. Daarnaast zijn al eerder
de e-briefing en het systeem Executie & Signalering in werking
gebracht. Dat is voor collega Dekker en mij echt belangrijk bij de
tenuitvoerlegging van straffen. Er loopt nu een onderzoek naar de
haalbaarheid van het operationeel platform projecten, en dat is deze
zomer klaar. Na een check door de politie komt er een nieuwe planning.
Dan is er ook meer zicht op de uitfasering van de Basisvoorziening
Handhaving in 2024. Ik hoop dat de heer Van Dam geduldig is en de
politie en mij ietwat tijd wil geven, laten we zeggen tot dit najaar,
want ik denk echt dat we dan een aantal grote stappen hebben laten
zien.
Voorzitter. Dan is er C2000. In de brief van 5 juni heb ik u gemeld dat
het beeld is dat het bij de brandweer, de ambulancezorg en Defensie
helemaal goed gaat met C2000. Bij de politie is het nog niet positief
genoeg. Men ziet wel dat de meeste problemen zijn opgelost en dat het
aantal klachten echt sterk is gedaald in de afgelopen tijd. Er wordt nog
steeds gewerkt aan bepaalde restproblematiek. We moeten ons wel
realiseren dat sommige van die restproblemen evenzeer speelden in het
oude C2000. Dat maakt niet dat we die problemen niet moeten verhelpen;
het is wel een punt dat we moeten zien. We willen dat met het nazorgteam
zo snel mogelijk oplossen, maar ik laat het op dit moment door een
onafhankelijke toetsinstantie, Valori, en de experts van TNO
onderzoeken. Ik hoop over een paar weken duidelijkheid te hebben over de
staat en de totstandkoming van het vernieuwde C2000.
Er waren nog vragen over de brief van de Vakvereniging Brandweer
Vrijwilligers. Morgen spreek ik met de portefeuillehouder brandweer van
het Veiligheidsberaad, de heer Kolff. Ik zie hem vanavond ook, maar dan
gaat het niet hierover. In dat gesprek zal ik die brief onder de
aandacht brengen en hem om een reactie vragen. Ik heb de inspectie ook
gevraagd om een reactie. Zij heeft de VBV al uitgenodigd voor een
gesprek. Ik hoop dat men snel met elkaar de kritiekpunten kan bespreken.
Ik beloof aan uw Kamer dat ik, als dat allemaal is gebeurd, in een
rapportage terugkom op de vraag hoe die gesprekken zijn gegaan.
De heer Van der Staaij vroeg nog even naar de zorg bij de vrijwilligers
over de Deeltijdrichtlijn. Samen met vrijwilligers, bestuur en brandweer
onder leiding van professor Verburg wordt onderzocht hoe we dat op een
goede manier vorm kunnen geven. Daar is nog steeds voortgang in; dat is
het goede nieuws. Ik hoop daar binnenkort zelf ook meer over te horen en
uw Kamer dan te kunnen berichten. Maar het goede nieuws vind ik in ieder
geval dat men, misschien ook dankzij de strakke lijn van professor
Verburg, daar wel degelijk een oplossing lijkt te vinden.
Voorzitter. Mevrouw Van Beukering vroeg nog naar het zo goed mogelijk
kunnen blijven volgen van de fysieke training. Schiettrainingen kunnen
op dit moment weer plaatsvinden, met inachtneming van de 1,5 meter. De
Politieacademie heeft een plan opgesteld voor de doorstart van alle
andere opleidingen en examens vanaf de tweede helft van dit jaar, dus na
1 juli. Er is een protocol voor het anderhalvemeterpolitieonderwijs
opgesteld. Dan zou er ook weer gekeken kunnen worden naar de trainingen
op het onderdeel geweldsbeheersing.
De heer Azarkan vroeg naar de coronaboetes en het strafblad. Collega
Dekker en ik hebben uitgelegd dat in ieder geval bij de vog-beoordeling,
want daar gaat het natuurlijk om, Ă©Ă©n coronaboete niet tot een weigering
van een vog zal leiden. Als je Ă©Ă©n keer zo'n boete hebt gekregen, dan
telt die niet mee voor je vog, je verklaring over onbesproken gedrag.
Punt. Dat staat in de brief zoals die is uitgegaan; de heer Azarkan vond
die, geloof ik, wat kort van stof, maar dat kan soms ook plezierig zijn.
Waarom is dat? Omdat we ons wel moeten realiseren ... Nogmaals, bij
boetes onder de âŹ100 â dus dat geldt voor minderjarigen â speelt het al
helemaal niet. We moeten ons natuurlijk wel realiseren dat in beginsel
alles wat er gebeurt, in iemands justitiële documentatie wordt
opgenomen. Als we zouden zeggen "we gaan dat ten aanzien van het een
niet doen en ten aanzien van het ander wel", dan moeten we het hele
wettelijk systeem op de schop nemen.
In de Tijdelijke wet COVID-19 â ik ga meteen over naar de vragen van
mevrouw Kuiken â komen we op dit punt nog nader bij u terug in de
memorie van toelichting. We kunnen daar nog uitvoerig over debatteren.
Het concept van die wet is afgelopen vrijdag door de ministerraad
gegaan, zoals dat heet. De consultatie is geweest en heeft de nodige
commentaarpunten opgeleverd. Er wordt nu hard gewerkt zodat die punten
kunnen worden verwerkt, de wet naar de Raad van State kan en de wet dan
bij uw Kamer kan worden ingediend. Het streven is absoluut nog steeds om
dat in deze maand, juno, te kunnen doen. Dat is nog 2,5 week, geloof
ik.
Mevrouw Kuiken (PvdA):
Over 2,5 week pas? Mag ik een procesvraag stellen?
De voorzitter:
Ja. Gaat uw gang, mevrouw Kuiken.
Mevrouw Kuiken (PvdA):
Een punt van orde, want we hebben nog 4 weken; 4,5 week als ik een
beetje ruim ben. Maar als het nog 2,5 week duurt voordat de wet komt,
betekent het dat wij in een vluggertje â en dat wilden we nou juist niet
â de wetgeving moeten afronden. De concepten zijn al ingezien. RTL
Nieuws had er ook al dingen over. Er is heel fundamentele kritiek. Het
wordt voor ons niet echt doenlijk om er op die manier iets fatsoenlijks
van te maken.
De heer Van Raak (SP):
Mag ik me daarbij aansluiten? Dit is een vrij fundamentele wet. Ik wil
de minister alvast een winstwaarschuwing geven: die gaat hier niet in
een week door de Kamer. Wij hebben daar vrij fundamentele vragen over en
ik sluit ook niet uit dat we daar deskundigen over willen horen. Als de
minister de gedachte heeft dat die wet in een week door de Kamer komt â
want hij moet ook nog door de Eerste Kamer â dan ben ik bang dat we een
winstwaarschuwing moeten geven.
De voorzitter:
Goed. Ik denk dat we het hier even bij moeten laten, maar het geluid is
dadelijk, wat dit punt betreft.
Minister Grapperhaus:
Ik zal dat overbrengen aan de eerste ondertekenaar van de wet. Dat is de
minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Ik zeg dat even om u in
ieder geval vast een beeld te geven, want uiteindelijk moet het een wet
zijn â dat wil ik wel al aangeven â die aansluit bij de systematiek van
de Wet publieke gezondheid. Dat is het enige wat ik er nu over wil
zeggen.
De voorzitter:
Gaat u verder.
Minister Grapperhaus:
Dan de vraag van mevrouw YeĆilgöz naar de aanbesteding van het
stroomstootwapen. Die procedure loopt geen gevaar en is gestart.
De heer Van der Staaij had een vraag over de Wapenwet. In 2018 en 2019
is onderzocht welke punten anders uitgewerkt kunnen worden met het oog
op de herziening van de Wet wapens en munitie. De aandacht is daarna
uitgegaan naar de implementatie van de Europese Vuurwapenrichtlijn en de
e-screener. Ik heb u op 6 mei een brief gestuurd waarin staat dat ik de
eerder opgehaalde punten zal actualiseren en in het najaar de resultaten
van de verkenning met uw Kamer zal delen. Een paar vraagstukken die ik
bijvoorbeeld wil verkennen is het verlengen van de geldigheidsduur van
wapenvergunningen van Ă©Ă©n naar drie jaar. Dat komt er allemaal in
terug.
De heer Azarkan vroeg naar verbetering in de naleving van de Wet
politiegegevens. Dat is een zaak van de lange termijn, waarbij we stap
voor stap verbetering bereiken. Op basis van de voorliggende audit
constateer ik dat er op die punten al voortgang is geboekt. Alle punten
die mijn ambtsvoorganger als prioriteit heeft aangemerkt, zijn alweer
verder.
Ik deel volledig de zorgen van mevrouw Van der Graaf over mensenhandel.
Er zijn inderdaad gedurende de COVID-19-crisis een aantal werkzaamheden
op dit punt opgeschort, zoals huisbezoeken, omdat die zouden leiden tot
fysiek contact. Die komen nu weer op gang. Ondertussen zijn de
opsporingsinstanties actief geweest met onderzoeken op allerlei webfora
en sociale media, om te zien of daar illegale prostituees actief waren
en er sprake was van mensenhandel. U heeft mijn brief aan uw Kamer
gezien waarin ik heb gezegd dat we het langs die weg zijn gaan oppakken.
Dat was een initiatief van de burgemeester van Rotterdam, die daar alle
credits voor verdient. De staatssecretaris zal hierop in de
voortgangsbrief, die nog voor het zomerreces naar de Kamer komt, nader
ingaan. Als u het goed vindt, wil ik het op dat punt hierbij
laten.
Dan de verwarde personen. Daar heeft mevrouw Kuiken terecht naar
gevraagd. Mijn ...
De voorzitter:
Voordat u daartoe overgaat eerst een interruptie van mevrouw Van der
Graaf.
Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
Nu gaat de minister wel heel snel over een van de allergrootste
prioriteiten van zijn Veiligheidsagenda heen. Ik heb in mijn eerste
termijn betoogd en aangegeven dat het kabinet in een bijzin van een
brief heeft aangegeven de Veiligheidsagenda, en de prioriteiten daarin,
te gaan herijken. Dat is eufemistisch taalgebruik voor: we gaan er
minder aandacht aan geven. Althans, zo leest de ChristenUnie dat. Kan de
minister hier klip-en-klaar uitleggen wat hij van plan is te gaan
herijken, dat dit in ieder geval niet de strijd tegen mensenhandel is,
en dat het kabinet er alles aan gelegen is om alles te doen aan de
kwalitatieve doelstellingen, namelijk het aantal zaken dat zal worden
aangehaald en opgespoord?
Minister Grapperhaus:
Ik denk dat we hier echt zeer op inzetten. De reden dat ik er nu niet
verder op inga, is niet zozeer dat het me niet zeer aan het hart gaat of
dat we er niet mee bezig zijn, maar omdat ik dan toch echt in de
portefeuille van de staatssecretaris zou gaan treden. Zij komt er in een
brief bij uw Kamer op terug.
Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
Ik moet nu aannemen dat we er in dit debat niet verder mee komen. Ik ga
hier wel een motie over indienen. Ik vind het echt onacceptabel. We
hebben in deze coronatijd weinig momenten om er aandacht voor te vragen,
maar dit leeft Kamerbreed. Wij hebben er Kamervragen over gesteld, maar
ook het CDA, de Partij van de Arbeid, D66, GroenLinks en SGP hebben
vragen gesteld over dit onderwerp. Wij merken bij het kabinet absoluut
te weinig urgentie. Mijn Kamervragen zijn vanochtend beantwoord. Ik
kreeg over de inzet van de webcrawler exact hetzelfde antwoord als in
november. We kunnen al een jaar lang lokprofielen inzetten als
instrument om online kindermisbruik en gedwongen prostitutie op te
sporen, maar dat is nul keer gebeurd. Dit was een prioriteit in deze
kabinetsperiode, ook van deze minister van Justitie, die
verantwoordelijk is voor de politie, de aanpak en de
mensenhandelrechercheurs. Ik vraag hier dus echt meer aandacht voor, en
ook meer hart van deze minister, ook binnen zijn departement.
Minister Grapperhaus:
Die laatste opmerking over "meer hart in mijn departement" wijs ik echt
af. Hier zijn de afgelopen jaren juist mensen voor vrijgemaakt, die
alleen hiermee bezig zijn. Inderdaad, het valt niet te ontkennen â ook
door de coronasituatie van de afgelopen tijd â dat er dingen nog niet zo
gelopen zijn zoals ze zouden moeten lopen. Dat heb ik net gezegd. De
staatssecretaris komt daarop terug en zal dan ook laten zien dat dit wel
degelijk prioriteit voor haar heeft. En wat betreft het kindermisbruik
online heb ik wel degelijk een aantal zaken stevig opgepakt, waaronder
het nu neerzetten van een zandloper voor de webproviders om al het
materiaal dat daarmee verband houdt tussen nu en 1 september weg te
halen, op straffe van naming-and-shaming en andere dingen. Er zijn wat
dat betreft ook andere maatregelen getroffen, maar zoals ik al gezegd
heb â en dan houd ik erover op â kan ik niet ontkennen dat een aantal
dingen de afgelopen maanden nog niet goed ingezet konden worden.
De voorzitter:
Gaat u verder.
Minister Grapperhaus:
Dan het punt van de verwarde personen. Daar is op dit moment extra
aandacht voor vanuit mijn ministerie, omdat wij inderdaad toch hebben
gezien dat juist daar de overlast â ja, dat klinkt heel cynisch â
doorliep in de coronatijd, terwijl allerlei andere door de politie
gemonitorde incidenten aanzienlijk terugliepen. Ik blijf er op dit
moment vooral op inzetten dat de triage in de meldkamer echt beter moet
en vervolgens de triage ten aanzien van zowel vervoer als opvang. Ik ben
daarover nog steeds in gesprek met zowel de collega van VWS alsook de
andere betrokken partijen. Ik kan niet ontkennen dat dit een dossier is
waar echt heel dringend afspraken over nodig zijn en meer vooruitgang in
moet worden geboekt.
De voorzitter:
Bent u bijna klaar?
Minister Grapperhaus:
Ik wou alleen nog heel kort over de demonstraties zeggen dat er een
handreiking uit 2018 is van mijn ambtsgenoot van BZK voor de toepassing
van bevoegdheden. Die wilde ik in ieder geval toch ook hier onder de
aandacht brengen.
Ik meen dat ik hiermee klaar ben.
De voorzitter:
Dit was het?
Minister Grapperhaus:
Ja.
De voorzitter:
Meneer Azarkan, u heeft nog een onbeantwoorde vraag?
De heer Azarkan (DENK):
Dat klopt, voorzitter. Ik heb nog een vraag gesteld over het opschorten
van de oefeningen voor geweldsbeheersing en aanhouding. Ik heb daar ook
een motie over voorbereid. De vraag is: geldt dat nog steeds? Wanneer
stopt dat? En kunnen mensen die negatief getest zijn, alsnog hun
training gaan volgen?
Minister Grapperhaus:
Ik heb net gezegd, maar misschien ging dat iets te snel: een aantal
zaken, zoals schiettraining, kan inmiddels alweer, maar de
Politieacademie werkt momenteel aan een protocol, een plan, dat het
mogelijk moet maken om vanaf de tweede helft van 2020 weer wel al deze
trainingen en tests op te pakken en te geven.
De voorzitter:
Ik zag mevrouw Van der Graaf nog. U heeft ook een onbeantwoorde
vraag?
Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
Ik heb drie onbeantwoorde vragen. Misschien kan de minister die snel
beantwoorden. Ik had een vraag gesteld over hoe het gesprek met de
kerken verloopt. Heeft dat al plaatsgevonden? Welke afspraken zijn er
gemaakt? Ten aanzien van de demonstraties tegen racisme heb ik twee
vragen gesteld aan de minister. Is de minister bereid om met de
organisatoren van deze demonstraties, Black Lives Matter, in gesprek te
gaan over het onderwerp dat zij, terecht, aan de kaak willen stellen? En
hoe kan de lokale driehoek nou beter worden ondersteund om zijn
informatiepositie goed op orde te hebben? Wij zien dat burgemeesters of
lokale driehoeken het ingewikkeld vinden of er moeite mee hebben om goed
in te kunnen schatten hoeveel mensen er op een demonstratie af zullen
komen.
Minister Grapperhaus:
Om met dat laatste te beginnen: over die informatiepositie moet
natuurlijk nog meer duidelijk worden. Ik vind het lastig om daar nu al
iets over te zeggen, maar ik neem dat punt wel mee. Want ik vind de
voorvraag heel belangrijk: hoe zit dat nu met die informatiepositie? Is
die informatiepositie voldoende of moet daar nog wat aan worden gedaan?
U heeft mij nu twee keer in uw Kamer horen zeggen â ik zeg het voor de
derde keer â dat ik vind dat we eerst nu gewoon even netjes het debat in
de gemeenteraad in Amsterdam moeten afwachten. Daarna moeten we aan de
slag met de vraag hoe het zit met de informatiepositie. Dan kun je
kijken of de ondersteuning voldoende is of dat daar dingen in moeten
worden veranderd.
Dan de vraag over het gesprek met de kerken. Voorzitter, via u bied ik
mijn excuses aan mevrouw Van der Graaf aan, want ik heb die vraag
inderdaad overgeslagen, want ⊠Nou ja, want? Ik weet niet "want". Dat
was misschien freudiaans. Ik ben voortdurend in gesprek met de kerken.
Ik heb de afgelopen twee weken ook kerkdiensten van verschillende
gezindten bezocht. Ik zal dat aanstaande zondagavond ook weer doen, en
de week daarna ook weer, om ter plekke steun te geven aan het feit dat
men daar weer heel behoedzaam heropent. Wij zijn ook nog steeds met
elkaar in gesprek over de vraag hoe dat nu voortgang moet vinden. Ik zal
de Kamer desgewenst op de hoogte houden van de voortgang van die
gesprekken, maar die zijn ongeveer wekelijks omdat het natuurlijk een
behoorlijk stevige, maar overigens vrijwillige, stap van de kerken is
geweest om te zeggen: ondanks dat we met 30 mensen mogen samenkomen,
doen we een tijd helemaal niets, alleen maar digitaal. Ik waardeer het
overigens enorm dat men dat zelf heeft besloten.
Dan is er nog Ă©Ă©n vraag: ben ik bereid om met de organisatoren in
gesprek te gaan? Dat geldt dan voor het kabinet, want ik weet even niet
precies of ik die plek moet opeisen. Ik vind dat we steeds in gesprek
moeten blijven over dit onderwerp en dat er nu misschien extra
aanleiding is om die gesprekken te verstevigen en misschien zelfs meer
te structureren; dat wil ik hier in elk geval hardop uitgesproken
hebben.
De voorzitter:
Dank u wel. Daarmee eindigt de eerste termijn van de zijde van de
minister. Ik kijk even naar de klok. Ik weet dat de minister om 13.00
uur zijn call heeft. Die duurt een kwartier. Ik kan me voorstellen dat
we om 13.00 uur de tweede termijn van de Kamer hebben afgerond en dat we
de tweede termijn van de zijde van de minister van 13.15 uur tot 13.30
uur doen. Misschien gaat het sneller, maar dat gaan we zien. U heeft 1
minuut en 40 seconden, namelijk een derde van de spreektijd in de eerste
termijn. Dat is inclusief het voorlezen van moties.
Het woord is aan mevrouw YeĆilgöz van de VVD.
Mevrouw YeĆilgöz-Zegerius (VVD):
Voorzitter, dank u wel. Ik kan kort zijn. Ik had wel moties voorbereid
over de verdedigingsmiddelen voor boa's, maar ik wacht graag af wat de
minister nu zegt te gaan doen. Ik ben blij dat hij zegt: zo snel
mogelijk. Ik ben ook blij dat de minister zegt dat hij vlak na de zomer
terugkomt op de groene boa's. Ik hoop dat hij dan ook ingaat op de
fundamentele zorgen die er leven. Ik heb die zojuist ook genoemd.
Ten slotte kom ik nog even terug op C2000, het communicatiesysteem dat
ervoor zorgt dat onze hulpverleners en agenten veilig hun werk kunnen
doen en anders heel snel hulp kunnen inschakelen. Ik wil nogmaals
aangeven dat wij vanuit het veld heel veel zorgelijke signalen daarover
ontvangen. Daar komt dan nog het volgende bij. Ik begrijp dat de
minister zegt dat de wijze waarop de boa's daarop aangesloten zijn een
lokale verantwoordelijkheid is, maar nu we toch aan het kijken zijn hoe
we landelijk wat meer duidelijkheid kunnen krijgen in de vorm van
richtlijnen, zou ik hier ook echt aandacht voor willen vragen. Ik zou
niet willen dat dat in de ene gemeente gewoon goed geregeld is, terwijl
we voor een andere gemeente elke keer in elk AO weer aandacht moeten
vragen. Ik vraag dus extra aandacht van de minister voor deze
onderdelen. Ik hoop dat hij daar heel snel op terugkomt.
De voorzitter:
Ik dank u zeer. Mevrouw Buitenweg, GroenLinks.
Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):
Om gelijk op dat laatste aan te sluiten, ik vind de suggestie van de
heer Van Dam om te kijken of het WRR-rapport hier eerder behandeld kan
worden wel heel belangrijk. Ik zou de minister echt willen vragen om te
vragen of het voor maart hier kan zijn, want wij maken ons er allemaal
zorgen over dat er toch een soort gemeentepolitie ontstaat versus een
soort justitiële politie. Dat is niet iets wat we willen.
Dan heb ik Ă©Ă©n motie. Laat ik het maar heel snel gaan doen.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat het van maatschappelijk belang is om transparant te zijn
over hoeveel agenten zijn vervolgd wegens geweldsincidenten en hoeveel
burgers jaarlijks overlijden onder verantwoordelijkheid van de
politie;
verzoekt de regering beide gegevens jaarlijks in kaart te brengen en de
Kamer te doen toekomen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Buitenweg en Azarkan. Naar mij
blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 949 (29628).
Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):
Ten slotte wil ik iets zeggen over de noodwet. Ik ging er tot nu toe van
uit dat die bij Justitie zou worden ingediend, maar dat blijkt nu VWS te
zijn. Eerlijk gezegd vind ik dit een beetje een gekke gang van zaken.
Het is min of meer toevallig aan welke wet de noodwet wordt opgehangen.
Die wet gaat fundamenteel over de verdeling van de machtsverhoudingen
tussen de lokale en de landelijke autoriteiten. Vorige week heb ik
tijdens de procedurevergadering gezegd dat ik twee weken de tijd wil
hebben om mij goed te kunnen inlezen en om inderdaad â zoals collega Van
Raak heeft gezegd â experts te kunnen raadplegen. Ik wil niet dat dit
afgeraffeld wordt. Die wet ligt al weken en weken op ministeries en komt
onze kant maar niet op. Vervolgens moeten wij de wet onder stoom en
kokend water er hier doorheen jassen. Dat vind ik gewoon niet
aanvaardbaar. Ik meld alvast dat mijn fractie daar niet aan gaat
meewerken. Ik wil echt de tijd hebben om dit zorgvuldig te doen.
De voorzitter:
De Kamer beslist dat uiteindelijk, zo zeg ik er maar eventjes bij.
Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):
Ik hoop op begrip hiervoor van de hele coalitie.
De voorzitter:
Daarvoor moet u mij niet aankijken. Dat merkt u vanzelf.
Het woord is aan meneer Van Dam van het CDA.
De heer Van Dam (CDA):
Voorzitter. Ik beperk mij tot het voorlezen van twee moties. Je zou
daarvan kunnen zeggen dat de minister dat al heeft toegezegd, maar deze
onderwerpen, ICT en de sterkte, spelen al jarenlang en zijn al jarenlang
weerbarstig. Ik vind dat ik als Kamerlid hier echt een punt moet
maken.
De eerste motie is medeondertekend door collega Buitenweg.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat ten aanzien van de ICT-ontwikkeling bij de politie, in
het bijzonder het Programma Vernieuwend Registreren (PVR) en het
Operationeel Politie Platform (OPP), onduidelijk is met welk tijdpad en
welke (tussentijdse) doelen gewerkt wordt;
verzoekt de regering om voor 1 oktober 2020 ten aanzien van PVR en OPP
een tijdpad, inclusief te bereiken doelstellingen, aan de Kamer toe te
zenden, inclusief zicht op beëindiging van de Basisvoorziening
Handhaving (BVH),
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van Dam en Buitenweg. Naar mij
blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 950 (29628).
De heer Van Dam (CDA):
De tweede motie is medeondertekend door collega Kuiken.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat vanwege de verwachte hoge uitstroom en instroom van
politiepersoneel de beschikbaarheid van politiecapaciteit nog verder
onder druk komt te staan;
verzoekt de regering vanaf nu drie maal per jaar de Kamer te informeren
over de ontwikkeling van de (operationele) sterkte van de politie,
inclusief realisatiecijfers van de werving en de primaire opleiding,
inclusief een prognose van de uitstroom en de instroom in het lopende
jaar Ă©n de twee daaropvolgende kalenderjaren, uitgesplitst per
politie-eenheid,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van Dam en Kuiken. Naar mij
blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 951 (29628).
Dank u zeer. Dan is het woord aan de heer Van Raak.
De heer Van Raak (SP):
Dat die noodwetgeving er hier in een week door de commissie Zorg
doorheen wordt gejast, dat gaat gewoon niet gebeuren. Dat kan gewoon
niet. Het gaat om grondrechten. Wij zullen dat zorgvuldig moeten doen.
We hebben nu een crisis. We hebben het kabinet alle ruimte geboden die
het nodig heeft. Maar nu zal de Kamer ook de ruimte moeten nemen om
ervoor te zorgen dat alles goed geregeld wordt.
Het klopt dat het geweldsmonopolie aan de Staat valt. Die heeft dat
belegd bij de politie voor zover dat gaat om de binnenlandse orde en
veiligheid. Ik merk dat meer woordvoerders zich daar zorgen over maken.
We willen hier geen Belgische toestanden. We willen niet dat het
geweldsmonopolie bij meerdere organisaties wordt belegd die gewoon naast
elkaar gaan werken. Ik zeg dit ook omdat de boa's dat niet verdienen. We
sturen de boa's de straat op en dan verdienen zij een goede aansturing
vanuit de politieorganisatie, een goede opleiding vanuit de
politieorganisatie en een goede bewapening vanuit de politieorganisatie.
Als ik de minister goed hoor, zegt hij niet dat deze boa's beter zijn
dan politiemensen, maar dat deze boa's gewoon politiemensen horen te
zijn. De reden dat er boa's zijn, is dat er een tekort aan politiemensen
is. Een tekort bij de politie kan nooit een reden zijn om het
geweldsmonopolie geweld aan te doen.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan is het woord aan mevrouw Van Beukering van D66.
Mevrouw Van Beukering-Huijbregts (D66):
Dank u wel, voorzitter. Dank ook aan de minister voor de beantwoording
van onze vragen. In de eerste plaats wil ik even wijzen op onze website
waar ons plan tegen racisme opstaat. Dat kan men teruglezen in verband
met mijn inbreng van vanmorgen. Wij vragen iedereen om met ons te
blijven praten en dit onderwerp hoog op de agenda te laten staan.
Tot slot wil ik nog een oproep doen om echt goed na te denken over de
capaciteit bij de politie. Dit is in lijn met wat andere Kamerleden
vanochtend al gezegd hebben. Als we zorgen dat de politiecapaciteit op
orde komt, wordt het probleem van de bewapening van de boa's minder. Ik
roep de minister op om met een echt aanvalsplan te komen.
De voorzitter:
Dank u wel. Mevrouw Kuiken, PvdA.
Mevrouw Kuiken (PvdA):
Dank u wel, voorzitter. Ik zal niet aanwezig zijn bij de beantwoording
in tweede termijn, maar die zal ik even teruglezen. Ik heb een aantal
moties meeondertekend, dus die volgen.
Ik wil nog wel een paar opmerkingen maken. Ten eerste sluit ik me aan
bij de opmerkingen die zijn gemaakt, en die ikzelf ook heb gemaakt, over
de covidwetgeving. Het gaat over grondrechten, over de lokale
democratie, over de tijdigheid van dergelijke wetgeving. Dat moet echt
zorgvuldig gebeuren. Wij zijn inderdaad heel welwillend geweest. Eerdere
wetsvoorstellen zijn soms zelfs binnen 24 uur doorgezet, maar er is wel
een grens aan wat je parlementair moet toestaan. Anders nemen we onszelf
niet serieus.
Twee. Over verwarde personen. Ik geloof in alle intenties, maar als het
bij intenties blijft, gaat er niets veranderen. Op het moment dat er
geen keiharde doelen worden gesteld â zowel wat betreft het aantal
incidenten als de wijze waarop die worden afgehandeld â en die doelen
niet nationaal navolging krijgen, is het heel leuk communiceren met de
collega's Blokhuis en Hugo de Jonge, maar is het vooral mooi en niet
concreet. Ik zou de minister toch ook willen oproepen om dat om te
zetten in heldere resultaten.
Tot slot. Ik had nog Ă©Ă©n punt, maar ik weet het even niet meer. O ja, de
boa's. Ik zie dat boa's onder de huidige wetgeving een wapenstok mogen
hebben, maar gelijktijdig ben ik het er ook heel erg mee eens dat taken
elkaar niet moeten verdringen. Ook stelde ik eerder al de vraag hoe je
beoordeelt of je boa's nog inzet zoals ze zijn bedoeld. Wordt het dan
inderdaad niet een verdringing van taken? Hoe voorkom dat je het een
soort glijdende schaal wordt? De minister heeft onze zorgen daarover
niet kunnen wegnemen. Daar rond ik mee af.
De voorzitter:
Dank u wel. Meneer Van der Staaij van de SGP heeft het woord.
De heer Van der Staaij (SGP):
Dank u wel, voorzitter. Ik wil de minister danken voor zijn
beantwoording en de toezeggingen op een aantal punten.
Ik wil nog terugkomen op het punt van de noodwet. Eerlijk gezegd heb ik
daar een beetje gemengde gevoelens bij. We kunnen wel zeggen dat we
uitgebreid de tijd willen nemen â dat wil ik ook heel graag â maar
tegelijkertijd willen we ook niet dat de situatie met een krakkemikkige
noodverordening voortduurt. Volgens mij hebben we een gemeenschappelijk
belang om die wet zo snel mogelijk te krijgen, zodat we dan een
zorgvuldige, goede behandeling kunnen hebben. Dat lijkt mij een gedeeld
belang van iedereen hierin.
De voorzitter:
Een ogenblik. Er is een interruptie van de heer Van Raak.
De heer Van Raak (SP):
Is de heer Van der Staaij het dan met mij eens dat de liefde van twee
kanten moet komen? Het kan toch niet zo zijn dat we heel, heel, heel
lang moeten wachten op het kabinet en dat we dan als Kamer, omdat het
kabinet wellicht zo veel tijd moet nemen omdat het zo ingewikkeld en zo
moeilijk is, voor het blok worden gezet en in een week ja of nee zullen
moeten zeggen? Dat kunnen we feitelijk niet.
De heer Van der Staaij (SGP):
Ja, de liefde moet van twee kanten komen. Dus het is inderdaad goed dat
er wel even serieus naar gekeken wordt, maar ik zit er ook met smart op
te wachten omdat we eigenlijk zeggen: je moet zo snel mogelijk van de
noodverordening af. Maar wij moeten als parlement natuurlijk ook heel
serieus en zorgvuldig die wet kunnen beoordelen. Absoluut.
Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):
Ik was bang dat de indruk zou ontstaan dat wij vooral heel lang de tijd
willen hebben, maar het was vooral een aanmaning richting het kabinet om
ermee op te schieten, zodat wij onze taak ook goed en zorgvuldig kunnen
doen. Ik denk dat we het wel gedeeld eens zijn dat het hoog tijd is dat
die noodwet vanuit het ministerie onze kant opkomt.
De heer Van der Staaij (SGP):
Daar ben ik het helemaal mee eens. Mijn accent lag even op het dilemma
dat je bij dit onderwerp ervaart dat als een minister vraagt "vindt u
het goed dat wij even zorgvuldig de tijd nemen", ik eigenlijk nee zeg
omdat ik wil dat die wet morgen naar de Kamer komt, terwijl het
tegelijkertijd ook een goede wet moet zijn. Dat is een beetje het
spanningsveld. Maar we begrijpen elkaar. Dus die oproep steun ik.
De voorzitter:
Gaat u verder.
De heer Van der Staaij (SGP):
Nog Ă©Ă©n concrete vraag over de kerkdiensten. Dat punt raakte mevrouw Van
der Graaf ook aan. In de grotere coronadebatten hebben we het hier ook
altijd over gehad: komt het punt van maatwerk en perspectief terug in
het kader van deze wet of is de minister van plan om ons daarover apart
te informeren? Dat is de feitelijke vraag die ik daarover nog wilde
stellen.
De voorzitter:
Dank u wel. Mevrouw Van der Graaf, ChristenUnie.
Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
Dank u wel. Aansluitend op dit punt zou ik graag willen weten welke
termijn de minister in gedachten heeft om de Kamer te informeren over de
voortgang om met de kerk tot afspraken te komen.
Ik wil de minister aansporen om ook als minister van Justitie het
gesprek aan te gaan met de organisatoren van Black Lives
Matter-demonstraties. Ik denk dat het goed is, gelet op het
maatschappelijke debat en de onrust die hierover is ontstaan.
Ik sluit af met twee moties.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de ambitie vanuit het regeerakkoord om de aanpak van
mensenhandel te versterken onder meer is uitgewerkt in kwalitatieve
doelstellingen in de Veiligheidsagenda, maar dat deze doelstellingen
voor 2019 niet zijn behaald en voor 2020 mogelijk naar beneden worden
bijgesteld;
constaterende dat met de motie-Segers/Asscher jaarlijks 10 miljoen euro
extra wordt geĂŻnvesteerd in de AVIM, de mensenhandelpolitie, maar dat de
AVIM kampt met een hoger verzuim en een hogere gemiddelde leeftijd en
dus een hogere uitstroom in vergelijking met andere
politie-eenheden;
verzoekt de regering alles in het werk te stellen om de originele
kwalitatieve doelstellingen mensenhandel vanuit de Veiligheidsagenda
niet naar beneden bij te stellen, die te behalen en de Kamer over de
voortgang hiervan te informeren;
verzoekt de regering tevens een actieplan op te stellen om het
bovengemiddelde verzuim en de hogere uitstroom binnen de AVIM terug te
dringen en bovendien aan te geven of de extra middelen vanuit de
motie-Segers/Asscher hiervoor afdoende zijn, en de Kamer hierover te
informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Graaf en Kuiken. Naar
mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 952 (29628).
Ik hoop dat uw volgende motie een stuk korter is.
Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
Zeker.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
van mening dat het zorgelijk is te constateren dat de webcrawler en
lokprofielen nog altijd niet worden ingezet terwijl deze van groot
belang zijn in de strijd tegen mensenhandel;
verzoekt de regering met prioriteit deze innovatieve
opsporingsinstrumenten in te zetten en tevens kwalitatieve
doelstellingen op te stellen voor de komende jaren waarin de ambitie van
de regering helder wordt geformuleerd,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Graaf en Kuiken. Naar
mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 953 (29628).
Tot slot de heer Azarkan van DENK.
De heer Azarkan (DENK):
Dank, voorzitter. Ik begin even met complimenten te maken aan mijn
collega Van Dam voor zijn samenvatting van een aantal gesprekken die hij
heeft gevoerd over PTSS. Ik heb ook een aantal van die mensen gesproken
na afloop van het gesprek tussen de minister, de bonden en de
korpsleiding. Ik spreek de hoop uit dat die resultaten echt leiden tot
een oplossing voor deze mensen, omdat een aantal mensen echt vastzit. De
pijn, de afwijzing en met name het gevoel dat ze tegen hun oude
organisatie moeten knokken, is voor hen erg triest.
Voorzitter, ik heb vier moties.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de politie stapsgewijs de omslag zal maken van werving
en selectie van diversiteit naar werving en selectie van
competenties;
constaterende dat de politie ernaar streeft dat op wat langere termijn
geen kwantitatieve streefcijfers voor diversiteit meer nodig zijn;
spreekt uit dat een representatieve politieorganisatie, waarin iedereen
ongeacht afkomst, geslacht, geaardheid of huidskleur de samenleving
dient, van groot belang is en blijft;
verzoekt de regering onverkort als beleidsdoelstelling te blijven
hanteren dat de politieorganisatie een afspiegeling van de samenleving
is op het gebied van diversiteit,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Azarkan. Naar mij blijkt, wordt
de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 954 (29628).
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de oefeningen voor geweldsbeheersing en aanhoudings-
en zelfverdedigingsvaardigheden voor agenten zijn opgeschort vanwege de
RIVM-richtlijnen;
verzoekt de regering te bezien of het op korte termijn mogelijk gemaakt
kan worden om agenten te testen op corona en hen na een negatieve test
de oefeningen voor geweldsbeheersing en aanhoudings- en
zelfverdedigingsvaardigheden te laten doen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Azarkan. Naar mij blijkt, wordt
de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 955 (29628).
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de politie haar opdracht alleen maar kan uitvoeren als
zij in verbinding is met de verschillende groepen in de
samenleving;
constaterende dat instroom en ook het behoud van diversiteit in de
politieorganisatie hier van groot belang voor is;
constaterende dat de politie de instroom van diversiteit
registreert;
verzoekt de regering te onderzoeken hoe het mogelijk gemaakt zou kunnen
worden om ook te rapporteren over de uitstroom van diversiteit,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Azarkan. Naar mij blijkt, wordt
de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 956 (29628).
De heer Azarkan (DENK):
Tot slot.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat uit onderzoek van de Adviescommissie Etnisch
profileren Amsterdam onder andere blijkt dat:
slechts 28% van de politiefunctionarissen bekend is met het handelingskader proactief controleren;
35% van de politiefunctionarissen van geen enkele bestaande maatregel om etnisch profileren tegen te gaan, kennis heeft;
32% van de politiefunctionarissen aangeeft behoefte te hebben aan meer/beter opleiden om etnisch profileren tegen te gaan;
verzoekt de regering om te monitoren hoeveel van de
politiefunctionarissen bekend zijn met maatregelen en hulpmiddelen om
etnisch profileren tegen te gaan en hoe dit zich in de tijd ontwikkelt,
en hierover te rapporteren aan de Kamer,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Azarkan. Naar mij blijkt, wordt
de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 957 (29628).
Het viel mij overigens op dat uw eerste motie zowel een spreek-uitmotie
als een verzoekmotie is. Ik weet niet of dat nog ingewikkeld is. Dan
kijk ik ook even naar de heer Van der Staaij. Een motie waarin de Kamer
zich zowel uitspreekt als een verzoek doet aan de regering? Tja, alles
kan hier.
De heer Van der Staaij (SGP):
Alles kan.
De voorzitter:
Oké. Daar houden we het dan maar even op.
De heer Azarkan (DENK):
Als meneer Van der Staaij het zegt, dan moet het goed zijn.
De voorzitter:
Dan is het goed. Uiteindelijk wordt toch bepaald of de Kamer ervoor of
ertegen is. Daarmee eindigt de tweede termijn van de Kamer. Minister, u
mag beginnen. Gaat uw gang.
Minister Grapperhaus:
Voorzitter. Ik heb een aantal moties gekregen. Daar begin ik mee. Daarna
kom ik op een aantal losse punten terug. Daarvoor zouden we dan
eventueel nog moeten schorsen.
De motie op stuk nr. 949 van mevrouw Buitenweg verzoekt om gegevens
jaarlijks in kaart te brengen. Die krijgt wat mij betreft oordeel
Kamer.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 949: oordeel Kamer.
Minister Grapperhaus:
Ja, dat is voor uw administratie.
De motie op stuk nr. 950 van de heer Van Dam over de ICT-ontwikkeling:
ook oordeel Kamer.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 950: oordeel Kamer.
Minister Grapperhaus:
De motie op stuk nr. 951 van de heer Van Dam over drie keer per jaar
informatie: ook oordeel Kamer.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 951: oordeel Kamer.
Minister Grapperhaus:
Mevrouw Van der Graaf heeft twee moties ingediend. De eerste motie pak
ik er even bij. Dat is de motie over ... Ik moet ze niet door elkaar
halen. De eerste motie gaat over de prioritering van de innovatieve
opsporingsinstrumenten.
Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
Dat is de tweede.
Minister Grapperhaus:
Goed, dan moet ik het even in de goede volgorde doen. De eerste motie,
op stuk nr. 952, gaat over de AVIM. Ik verzoek om die motie aan te
houden, totdat de staatssecretaris met de brief is gekomen en de Kamer
daarover met haar in gesprek is gegaan.
Dan ...
De voorzitter:
Een ogenblik. Ik kijk even naar mevrouw Van der Graaf.
Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
Wanneer kunnen we die voortgangsbrief precies verwachten? We wachten er
al even op.
Minister Grapperhaus:
Die komt, heb ik begrepen, voor het reces.
De voorzitter:
Dus voor het zomerreces. Gaat u de motie aanhouden of niet? U kunt er
nog een week over nadenken.
Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
Ik denk dat ik dat doe, omdat ik zeker wil weten dat ik de motie nog in
stemming kan brengen. Op zich vind ik een aangehouden motie niet
verkeerd, hoor. Die hangt dan boven de markt. De intentie is
duidelijk.
De voorzitter:
U mag haar ook nu aanhouden en alsnog ...
Minister Grapperhaus:
Van de andere motie ben ik het nummer even kwijt.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 953.
Minister Grapperhaus:
Deze motie gaat over de webcrawler en lokprofielen. Die motie krijgt
oordeel Kamer.
De voorzitter:
Nog even over de motie op stuk nr. 952: als die niet wordt aangehouden,
wordt die neem ik aan ontraden?
Minister Grapperhaus:
Ik zou het heel vervelend vinden, maar dan moet ik die ontraden.
De voorzitter:
Ja, zo werkt het. Maar de motie op stuk nr. 953 krijgt dus oordeel
Kamer.
Wat zegt u, mevrouw Van der Graaf?
Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
De motie op stuk nr. 952 houd ik aan, om het helder te houden, met als
doel om die als drukmiddel boven de markt te houden.
De voorzitter:
Op verzoek van mevrouw Van der Graaf stel ik voor haar motie (29628, nr.
952) aan te houden.
Daartoe wordt besloten.
De voorzitter:
Er waren nog vier moties, van meneer Azarkan.
De heer Azarkan (DENK):
Allemaal oordeel Kamer!
Minister Grapperhaus:
De heer Azarkan wil natuurlijk alle ballen goed ... Zijn eerste motie,
op stuk nr. 954, gaat over de politie als afspiegeling. Die krijgt
oordeel Kamer.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 954: oordeel Kamer.
Minister Grapperhaus:
Zijn tweede motie, op stuk nr. 955, over coronatesten in relatie tot
opleidingen en dergelijke: ook oordeel Kamer.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 955: oordeel Kamer.
Minister Grapperhaus:
De motie op stuk nr. 956 verzoekt om de registratie van de uitstroom te
onderzoeken. Ook oordeel Kamer.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 956: oordeel Kamer.
Minister Grapperhaus:
Ik moet het heel eerlijk zeggen â ik schiet tekort â maar de vierde
motie van de heer Azarkan ben ik even kwijt.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 957 gaat over etnisch profileren, hoor ik iedereen
roepen.
De heer Azarkan (DENK):
Ja, over bewustwording en voorlichting, omdat er te weinig ...
Minister Grapperhaus:
Ook oordeel Kamer.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 957: oordeel Kamer. Nou, een royale bui. Had nou
maar een motie ingediend, meneer Van Raak.
De heer Van Raak (SP):
Ja, een kans gemist!
Minister Grapperhaus:
Zo houden we met z'n allen de nul vast. Maar als de heer Van Raak niet
meedoet ...
Voorzitter. Ik wil nog iets over de Tijdelijke wet COVID-19 zeggen. Ik
heb niet beoogd te stellen dat we daar haastwerk van moeten maken. Ik
vind het wel terecht dat hier wordt gezegd: waar blijft die tijdelijke
wet? Ik begrijp dat. Het is een zorgvuldig proces geweest om dat goed in
elkaar te zetten. Daar zijn ook verschillende departementen bij
betrokken geweest. Ik trek het mij ook aan dat u zegt dat het wel even
heeft geduurd, maar het moest echt zo. Ik wilde alleen maar zeggen: hij
is nu door de ministerraad en we zetten alles op alles om hem zo snel
mogelijk bij uw Kamer te krijgen. Vervolgens gaat u bepalen hoe u hem
behandelt. U kent mij als iemand die niet zo aanmatigend is dat hij
vindt dat hij enige invloed op dat proces heeft.
Voorzitter, volgens mij heb ik alle punten gehad. Er waren verder geen
vragen meer, of doe ik iemand tekort?
De heer Van der Staaij (SGP):
Ik had nog een vraag gesteld. Komt dat punt van die kerken ook terug bij
die wet?
Minister Grapperhaus:
Over die kerken wil ik u een separate brief sturen, want ik merk dat
daar toch een soort van licht misverstand over is. Ik heb vier maanden
lang met allerlei soorten organisaties, van horeca tot kerken,
gesproken. Dat gebeurde steeds periodiek. Overigens heb ik dat ook met
synagogen, moskeeën en andere organisaties gedaan. Ik heb daar goede
gesprekken mee gehad. Soms was men ook even ongelukkig en wat dies meer
zij. Maar ik kom met een brief over, zal ik zeggen, twee weken na
vandaag. Daarin zet ik even op een rij wat we hebben gedaan en hoever we
zijn gekomen. Dat loopt goed. Maar daar kom ik speciaal in een brief op
terug.
De voorzitter:
Dank u wel. Daarmee eindigt de tweede termijn van de zijde van de
minister.
De beraadslaging wordt gesloten.
De voorzitter:
Over de ingediende moties zal volgende week dinsdag, 16 juni, worden
gestemd. Daar kunt u dus nog even over nadenken. Ik dank de minister,
zijn ambtenaren, de leden, onze onvolprezen ondersteuning in alle
gedaanten en iedereen die dit debat gevolgd heeft. Ik wens u allen nog
een mooie dag toe.
Sluiting 13.01 uur.
ONGECORRIGEERD STENOGRAM Verslag OSV 61 (2019-2020) van 8 juni 2020 |
---|
Aan ongecorrigeerde verslagen kan geen enkel recht worden ontleend. Uit ongecorrigeerde verslagen mag niet letterlijk worden geciteerd. Inlichtingen: verslagdienst@tweedekamer.nl |