Verslag van een schriftelijk overleg over de Informele Raad Werkgelegenheid en Sociaal Beleid van 9 juni 2020
Raad voor de Werkgelegenheid, Sociaal Beleid, Volksgezondheid en Consumentenzaken
Verslag van een schriftelijk overleg
Nummer: 2020D23004, datum: 2020-06-11, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-21501-31-566).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: M.R.J. Rog, voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Ooit CDA kamerlid)
- Mede ondertekenaar: E.M. Witzke, adjunct-griffier
Onderdeel van kamerstukdossier 21501 31-566 Raad voor de Werkgelegenheid, Sociaal Beleid, Volksgezondheid en Consumentenzaken.
Onderdeel van zaak 2020Z10610:
- Indiener: W. Koolmees, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- 2020-06-15 11:30: Procedures en brieven (Procedurevergadering), vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- 2020-06-16 15:45: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2020-07-10 12:00: Informele Raad Werkgelegenheid en Sociaal Beleid van 17 juli 2020 (Inbreng schriftelijk overleg), vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- 2021-10-27 14:00: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2019-2020 |
21 501-31 Raad voor de Werkgelegenheid, Sociaal Beleid, Volksgezondheid en Consumentenzaken
Nr. 566 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 11 juni 2020
De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de brief van 30 maart 2020 over het verslag van de informele ministeriële videoconferentie van de Raad WSBVC, onderdeel Werkgelegenheid en Sociaal Beleid, van 19 maart 2020 (Kamerstukken 21 501-31 en 25 295, nr. 552), over de brief van 30 april 2020 over de geannoteerde agenda voor de informele Raad Werkgelegenheid en Sociaal Beleid van 5 mei 2020 (Kamerstuk 21 501-31, nr. 556), over de brief van 11 mei 2020 over de antwoorden op vragen commissie over de geannoteerde agenda voor de informele Raad Werkgelegenheid en Sociaal Beleid van 5 mei 2020 (Kamerstuk 21 501-31, nr. 559), over de brief van 11 mei 2020 over het verslag van de Informele ministeriële videoconferentie werkgelegenheid en sociaal beleid van 5 mei 2020 (Kamerstukken 21 501-31 en 25 295, nr. 560) en over de brief van 2 juni 2020 over de geannoteerde agenda Informele Raad WSBVC 9 juni 2020 (Kamerstuk 21 501-31, nr. 561).
De vragen en opmerkingen zijn op 3 juni 2020 aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid voorgelegd. Bij brief van 10 juni 2020 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie,
Rog
Adjunct-griffier van de commissie,
Witzke
Inhoudsopgave
I | Vragen en opmerkingen vanuit de fracties | 2 |
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie | 2 | |
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie | 3 | |
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie | 4 | |
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie | 7 | |
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie | 7 | |
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie | 8 | |
II | Antwoord/ Reactie van de Minister | 8 |
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda. Deze leden blijven de Minister steunen in het standpunt dat het van groot belang is de interne Europese markt te herstellen. Ook benadrukken zij opnieuw dat een beleidsreactie op het niveau van de Europese Unie (EU) de nationale bevoegdheden voor het sociale zekerheidssysteem moet respecteren. Deze leden hebben daarnaast nog enkele opmerkingen en vragen.
Voortgangsrapportage herziening Coördinatie Sociale Zekerheid
De leden van de VVD-fractie steunen de inzet van de Minister voor een beter resultaat.
Herstelpakket
De leden van de VVD-fractie zijn kritisch op het steeds terugkerende voorstel van de Europese Commissie voor een Europees minimumloon en de verbinding daarvan aan een Europees herstelpakket. Deelt de Minister de analyse dat de Europese Commissie al pre-corona beleidswensen had ten aanzien van het minimumloon en dat een heldere link met corona ontbreekt? Zo niet, wat is in zijn ogen dan de directe link? Wat is eigenlijk de juridische basis voor Europese regelgeving ten aanzien van minimumloon? Deelt de Minister de analyse dat op basis van art. 153, vijfde lid, Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) regelgeving ten aanzien van beloning exclusief toebehoort aan de lidstaten? Zo nee, wat is in zijn ogen de competentieverdeling ten aanzien van minimumloonwetgeving op basis van het EU-recht? Deelt de Minister – los van de vraag of dergelijke wetgeving op EU-niveau thuishoort – de opvatting dat Europese afspraken over minimumbeloning er niet toe mogen leiden dat lidstaten met een (in absolute zin) hoog minimumloon dit niveau verder verhogen, terwijl landen met een (in absolute zin) laag minimumloon geen enkele wijziging doorvoeren? Is de Minister bereid om een loskoppeling te bepleiten van de voorstellen voor een Europees minimumloon en het herstelpakket? Is de Minister daarbij ook voornemens om te benadrukken dat voorstellen moeten voldoen aan de bepalingen in het VWEU, zoals bijvoorbeeld neergelegd in art. 153, en in te zetten op het voorkomen van verdere divergentie op loonkosten tussen lidstaten?
Demografische uitdagingen in de EU
De leden van de VVD-fractie zijn benieuwd wat de concrete vervolgstappen zijn met betrekking tot de demografische uitdagingen in de EU. Deze leden zien dat de Minister bij de voorgaande informele Raad de noodzaak van een toekomstbestendig pensioenstelsel heeft benadrukt en dat hij hierin is bijgevallen door zijn collega’s. Deze leden constateren dat hiervoor het primaat bij de lidstaten ligt en tegelijkertijd de aandacht voor toekomstbestendige pensioenstelsels terecht is. Daarnaast vragen deze leden de Minister om duidelijk te maken dat de vergrijzing niet opgevangen kan, noch zou moeten worden met «meer migratie». Dit is wat deze leden betreft geen acceptabele oplossingsrichting.
Kwartaalrapportage ESF+
De leden van de VVD-fractie vernemen dat de Tweede Kamer op een later moment geïnformeerd zal worden over de sectorale voorstellen, inclusief het Europees Sociaal Fonds Plus (ESF+). Wat deze leden betreft is het expliciete en belangrijkste doel van ESF+ het in stand houden en bevorderen van werkgelegenheid en deze leden vragen de Minister om dit te bevestigen. Daarnaast zijn deze leden benieuwd wat de Minister benoemt als Nederlandse prioriteiten op dit gebied.
Kwartaalrapportage Gendergelijkheid in RvB/RvC
De leden van de VVD-fractie ondersteunen de lijn van de Minister tégen de Europese richtlijn met betrekking tot vrouwenquota. Het staat alle lidstaten die wel voorstander zijn van deze richtlijn vrij om quota en andere maatregelen zelf in te voeren. Deze leden vinden dan ook dat lidstaten die daar behoefte aan hebben, daar zelf mee aan de slag kunnen gaan. Het verbaast deze leden dat in de kwartaalrapportage niet wordt gerept over nationale ontwikkelingen die een indicatie geven dat de noodzaak voor een Europese richtlijn niet bestaat.
Belang omscholing en bijscholing
De leden van de VVD-fractie ondersteunen de agendering van dit thema. Deze leden zijn benieuwd naar de strekking van het «meer investeren» in beleid gericht op Leven Lang Ontwikkelen (LLO). Wat is de verwachting en wat is het beoogde resultaat? Kan de Minister inzetten op slimmer investeren in LLO-beleid? Wat vindt de Minister van de huidige internationale uitwisseling als het gaat om bijvoorbeeld volwassenenonderwijs en leerwerkplekken? Wat ziet de Minister als mogelijkheden voor verruiming van dit soort mogelijkheden? Welke rol kan het Erasmus-programma spelen in post-initieel onderwijs?
Gezond en veilig werken
De leden van de VVD-fractie vragen de Minister tot slot om ook gezond en veilig werken tijdens corona aan de orde te stellen. Op welke manier kan de European Labour Authority (ELA) ondersteuning bieden aan het bevorderen van duidelijkheid en naleving als het gaat om arbeidsomstandigheden, met name van Europese arbeidsmigranten?
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda van de Informele Raad WSBVC op 9 juni 2020. Deze leden vragen waarom de Minister bij het onderwerp herziening Coördinatieverordening Sociale Zekerheid niet als inzet heeft om helemaal geen export van uitkeringen uit de Nederlandse Werkloosheidswet (WW) toe te staan door onder andere Poolse arbeidsmigranten? Waarom slechts de inzet van een «zo kort mogelijke exportduur»?
De leden van de PVV-fractie vragen waarom de Minister zich bemoeit met de sociale zekerheidsstelsels van andere lidstaten door te stellen dat deze activerender moeten worden. Is de Minister het met deze leden eens dat lidstaten daar volledig zelf over zouden moeten gaan? Zo nee, waarom niet?
De leden van de PVV-fractie vragen of de Minister het eens is dat de huidige coronacrisis eens te meer laat zien dat we Nederlandse miljarden keihard nodig hebben voor ons eigen land. Zo ja, wanneer stopt de Minister dan met de valse EU-solidariteit die ons land alleen maar meer geld kost? Is de Minister bereid om niet in te stemmen met meer geld of garanties vanuit Nederland voor andere EU-lidstaten, of dit nu leningen of schenkingen zijn? Is de Minister tevens bereid om het herstelfonds van 750 miljard euro naar de prullenbak te verwijzen en niet in te stemmen met de introductie van Europese belastingen in welke vorm dan ook, dan wel verhoging van de EU-begroting?
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de onderhavige stukken. Deze leden hebben daarover de volgende vragen en opmerkingen.
Geannoteerde agenda Informele Raad WSBVC 9 juni 2020
Voortgangsrapportage herziening Coördinatieverordening Sociale Zekerheid
De leden van de CDA-fractie lezen dat de Minister schrijft dat tijdens de coronacrisis gebleken is dat «de huidige Verordening zijn functie goed vervult en voldoende bescherming biedt, en dat voor zover nodig lidstaten binnen het kader van de huidige Verordening onderling praktische oplossingen hebben uitgewerkt». Kan de Minister hiervan enkele voorbeelden geven? Verwacht de Minister dat de blokkerende minderheid waar Nederland deel van uitmaakt in stand blijft?
Agendapunt: Het herstelpakket: bijdragen op nationaal en EU-niveau om nationaal werkgelegenheids- en sociaal beleid robuuster en arbeidsmarkten veerkrachtiger te maken om de gevolgen van de huidige crisis te overwinnen
De leden van de CDA-fractie lezen dat Nederland zal inbrengen dat «voor het structurele groeipotentieel van belang is dat lidstaten structurele hervormingen doorvoeren». Waar ziet de Minister dat het knelt?
Horizontale Opinie van het Werkgelegenheids Comité en het Sociaal beschermingscomité over de 2020 cyclus van het Europees Semester
De leden van de CDA-fractie lezen dat de opinie een analyse bevat van de implementatie van de landenspecifieke aanbeveling 2019. Gesteld wordt dat lidstaten progressie hebben geboekt maar dat structurele uitdagingen blijven bestaan. Wat stelt deze opinie over Nederland, de implementatie van landenspecifieke aanbevelingen en eventuele structurele uitdagingen? Wat is de reactie van de Minister daarop? Verder lezen deze leden «Nederland kan naar verwachting instemmen met de opinie.» Waar is instemming van afhankelijk?
Conclusies over belang omscholing en bijscholing
De leden van de CDA-fractie onderschrijven het belang van om- en bijscholing en van digitale vaardigheden in de herstelfase na de uitbraak van de coronacrisis. In de conclusies lezen deze leden over de oproep aan lidstaten om «te streven naar een strategische aanpak voor omscholing en bijscholing in de herstelfase en meer te investeren in beleid gericht op leven lang ontwikkelen». Waarop wordt gebaseerd dat er «meer moet worden geïnvesteerd»? en «meer» ten opzichte van wat precies? Deze leden ondersteunen het pleidooi voor om- en bijscholing en zijn benieuwd hoe de Minister ervoor gaat zorgen dat het scholingspakket NL leert door niet beperkt blijft tot de zoveelste, op zichzelf staande scholingsmaatregel, maar als multiplier voor LLO? En hoe geven andere lidstaten invulling aan de om- en bijscholingsopgave die voortkomt uit de coronacrisis? Wat is mogelijk interessant voor Nederland om kennis van te nemen?
Conclusies over welzijn op het werk
De leden van de CDA-fractie vragen op welke wijze Nederland wordt versterkt, conform de oproep aan de lidstaten, in zijn kennispositie rondom thema’s als stress en burn-outs. Is de coronacrisis hier nog een factor?
Conclusies over demografische uitdagingen in de EU
De leden van de CDA-fractie vragen of binnen de EU ook discussie plaatsvindt over de effecten van het vrij verkeer voor demografie in uitzendende en ontvangende lidstaten. Rond maart 2020 werd een rapport van de Europese Commissie verwacht over demografie, die is nog niet verschenen. Wanneer is de verwachting dat deze alsnog gepresenteerd wordt? Worden deze conclusies ook betrokken bij de lopende Verkenning Bevolking 2050?
Kwartaalrapportage: EGF 2021–2027
De leden van de CDA-fractie lezen dat de besprekingen als gevolg van de coronacrisis tot nader order tot stilstand zijn gekomen door de quarantaine naar aanleiding van COVID-19. Wat betekent dit voor het tijdspad van de onderhandelingen?
Kwartaalrapportage: ESF +
De leden van de CDA-fractie lezen dat de Minister schrijft dat de Tweede Kamer later separaat via een Kamerbrief over de sectorale voorstellen, inclusief het ESF+, van het nieuwe meerjarig financieel kader (MFK) en herstelfonds zal worden geïnformeerd. Kan de Minister een indicatie geven van wanneer de Kamer deze brief kan verwachten?
Kwartaalrapportage: Richtlijn Gendergelijkheid in Raden van Bestuur/ Commissarissen
De leden van de CDA-fractie lezen dat de nieuwe Commissie «haar intentie [heeft] uitgesproken om het dossier weer op te starten». Is bekend hoe en op welk moment de Commissie dit wil gaan doen?
Verslag van de informele ministeriële videoconferentie van de Raad WSBVC, onderdeel Werkgelegenheid en Sociaal Beleid, van 19 maart 2020
De leden van de CDA-fractie waarderen het dat Nederland aandacht heeft gevraagd voor de situatie van grensarbeiders, bijvoorbeeld in relatie tot thuiswerken. Deze leden lezen dat de Commissie aankondigde met praktische richtsnoeren te komen voor grenswerkers, detachering en seizoenarbeiders. Zijn deze richtsnoeren reeds gepubliceerd en hoe werken deze? Resteren er nog obstakels? Wordt het beeld gedeeld dat door de verschillende coronamaatregelen grenswerkers alsnog tussen wal en schip kunnen vallen?
Antwoorden op vragen commissie over geannoteerde agenda voor de informele Raad Werkgelegenheid en Sociaal Beleid van 5 mei 2020 (Kamerstuk 21 501-31, nr. 556)
De leden van de CDA-fractie lezen in antwoord op eerdere vragen dat er een «trilaterale Cross Border Taskforce Corona» is ingericht waarin grensoverschrijdende issues worden besproken. Hierin participeren ambtenaren van relevante ministeries van België, Nederland en van de Duitse deelstaten Noordrijn-Westfalen en Nedersaksen. Vindt daarnaast ook overleg op bewindspersonenniveau plaats, zouden deze leden graag willen weten? Bijvoorbeeld om harmonisatie van wet- en regelgeving aan de orde te stellen, daar waar mensen tussen wal en schip van regelingen dreigen te vallen? Uit de antwoorden op de eerdere vragen maken deze leden op dat er doorlopend contact met andere landen is over (de afbouw van) beperkende coronamaatregelen. Tegelijkertijd merken zij op dat landen nogal eens verrast lijken te zijn over elkaars beleid, bijvoorbeeld als het gaat om het versoepelen van maatregelen, zoals opening van horeca en familiebezoek over de grens, en ongewenste effecten die dat teweeg brengt. Hoezeer is hier aandacht voor?
Verslag van de Informele ministeriële videoconferentie werkgelegenheid en sociaal beleid van 5 mei 2020
De leden van de CDA-fractie vragen in hoeverre nationale protocollen voor gezond en veilig werken in tijden van corona door lidstaten worden afgestemd, zodat bijvoorbeeld werknemers aan de ene kant van de grens eenzelfde bescherming genieten als aan de andere kant van de grens? Deze leden lezen dat Nederland in samenwerking met krimpregio’s werkt aan Regio Deals. Wanneer wordt meer bekend over de inhoud hiervan?
Overige
De leden van de CDA-fractie lezen dat de Commissie een Noodpakket heeft gepresenteerd. Kan de Minister aangeven hoe hij tegen het deel voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid uit het Noodpakket aankijkt? Een van de concept-landenspecifieke aanbevelingen aan Nederland betreft: «De effecten op de werkgelegenheid en de sociale effecten van de crisis beperken en adequate sociale bescherming van zelfstandigen stimuleren.» Kan de Minister hierop reageren? In 2019 was een van aanbevelingen aan Nederland: «De prikkels voor zelfstandigen zonder personeel verminderen en adequate sociale bescherming voor zelfstandigen bevorderen, en schijnzelfstandigheid aanpakken. Levenslang leren versterken en vaardigheden verbeteren, met name voor mensen aan de rand van de arbeidsmarkt en inactieven.» Kan de Minister kort ingaan op hoe Nederland met deze punten aan de slag is gegaan?
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda voor de informele Raad Werkgelegenheid en Sociaal Beleid van 9 juni. Deze leden hebben daarover nog enkele vragen.
De leden van de D66-fractie vragen of de Minister mogelijk al een eerste appreciatie kan geven van de elementen op het gebied van werkgelegenheid uit het Noodpakket. Deze leden vragen of al duidelijk is op welke manier en onder welke voorwaarden aanspraak gemaakt kan worden op de extra fondsen binnen het ESF+ voor baanbehoud, kortdurende werkregelingen en ondersteuning voor zelfstandigen. Deze leden vragen wanneer deze fondsen tot uitkering zouden moeten komen en of Nederland daar ook mogelijk aanspraak op zou kunnen maken.
De leden van de D66-fractie vragen of de Minister een eerste appreciatie kan geven van de concept-landenspecifieke aanbevelingen waarbij vooral wordt gewezen op mogelijkheden om het economisch herstel te bevorderen, zoals het vervroegen van investeringsprojecten, aanjagen van particuliere investeringen en investeringen in opleidings- en ontwikkelingsfondsen (O&O fondsen) en menselijk kapitaal om de groei van de productiviteit op lange termijn te kunnen ondersteunen.
De leden van de D66-fractie vragen tot slot of de conclusies over langdurige zorg en de werk-privé balans ook worden besproken in het kader van de huidige coronacrisis. Deze leden vragen of de Minister herkent dat er juist de afgelopen maanden nog meer informele zorg bij vrouwen terecht is gekomen, en wat het beeld daarvan is in andere lidstaten.
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de stukken met betrekking tot het schriftelijk overleg over de Informele Raad Werkgelegenheid en Sociaal Beleid van 9 juni aanstaande. Deze leden hebben hierover nog een aantal vragen en opmerkingen.
Geannoteerde agenda Informele Raad WSBVC 9 juni 2020
De leden van de SP-fractie baart het zorgen dat zowel de Europese Commissie als rapporteur Bischoff aandringen aan op een snelle afronding van de herziening Coördinatieverordening Sociale Zekerheid. Hoe gaat de Minister ervoor zorgen dat de coronacrisis niet misbruikt wordt om dit zwaar omstreden onderwerp er alsnog doorheen te drukken? Is de Minister in het geval dit dreigt te gebeuren alsnog bereid aan de noodrem te trekken middels de daarvoor beschikbare procedure?
De leden van de SP-fractie vragen de Minister om een reactie op de Sociale Zaken en Werkgelegenheid-gerelateerde elementen uit het Noodpakket. Wat is bijvoorbeeld de mening van de Minister over het oprekken van bestaande instrumenten zoals het ESF+, het EU Minstbedeeldenfonds (FEAD) en het EU Globaliseringsfonds (EGF)? Klopt het dat dit geld vooral gericht zal zijn op lidstaten die de grootste economische problemen door de coronacrisis ondervinden?
Verslag van de Informele ministeriële videoconferentie werkgelegenheid en sociaal beleid van 5 mei 2020
De leden van de SP-fractie lezen dat verschillende lidstaten benadrukken dat reeds aangekondigde voorstellen van de Commissie geen vertraging zouden mogen oplopen vanwege de pandemie. Deze leden vragen de Minister om er ook in Europa voor te waken dat voorstellen de juiste procedures worden gevolgd. Is de Minister bereid om bij de informele raad een lans te breken voor democratische en transparante besluitvorming, juist ten tijde van deze coronacrisis?
Overige
De leden van de SP-fractie constateren dat van de landenspecifieke aanbevelingen voor Nederland er één direct op het terrein van Sociale Zaken en Werkgelegenheid gericht is. Deze aanbeveling roept onder andere op tot adequate sociale bescherming van zelfstandigen. Is de Minister van mening dat het met de verlengde Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers (Tozo) waarbij in vergelijking tot de aanvankelijke regeling uitgerekend veel zelfstandigen de inkomenssteun verliezen, voldoet aan die aanbeveling? Deze leden vragen een uitgebreide toelichting op dit antwoord.
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie
De leden van de PvdA-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda van de Informele Raad WSB en hebben hierover enkele vragen en opmerkingen.
Voortgangsrapportage herziening Coördinatieverordening Sociale Zekerheid
De leden van de PvdA-fractie maken zich zorgen dat veel zelfstandigen die in Nederland werken, maar aan de andere kant van de grens wonen nu geen ondersteuning via de Tozo krijgen en bovendien krijgen zij ook geen ondersteuning van het woonland. Deelt de Minister de zorgen van deze leden? Deze leden willen van de Minister weten hoeveel zelfstandigen nu tussen wal en schip vallen omdat er niet wordt gecoördineerd tussen Nederland, België en Duitsland. Is de Minister het verder eens met deze leden dat de Tozo onder de Coördinatieverordening Sociale Zekerheid valt? Is de Minister om die reden bereid voor deze groep zelfstandigen een oplossing te zoek door hen onder de Tozo te laten vallen of eventueel samen met Duitsland en België? Verder willen de leden van PvdA-fractie weten welke stappen, via de Coördinatieverordening Sociale Zekerheid, de Minister gaat zetten om premieshoppen in Europa aan te pakken?
Kwartaalrapportage: EGF 2021–2027
De leden van de PvdA-fractie willen weten hoe de Minister, met een wereldwijde economische crisis voor de deur en een klimaatcrisis, van plan is om werkloosheid door digitalisering, globalisering en klimaatverandering op te vangen als de Minister tegelijkertijd wil snijden in het budget van het Europees Globaliseringsfonds.
II Antwoord/ Reactie van de Minister
Herstelpakket
1. VVD: De leden van de VVD-fractie zijn kritisch op het steeds terugkerende voorstel van de Europese Commissie voor een Europees minimumloon en de verbinding daarvan aan een Europees herstelpakket. Deelt de Minister de analyse dat de Europese Commissie al pre-corona beleidswensen had ten aanzien van het minimumloon en dat een heldere link met corona ontbreekt? Zo niet, wat is in zijn ogen dan de directe link?
In juli 2019 kondigde de voorzitter van de Europese Commissie aan met een voorstel te komen voor een raamwerk van minimumlonen. Op 14 januari jl. is de Commissie gestart met een consultatie onder sociale partners, gevolgd door de start van een tweede consultatie op 3 juni jl. De voornemens van de Europese Commissie op dit terrein dateren dus inderdaad al van voor de COVID-19 uitbraak. In de overkoepelende mededeling over het Europese herstelpakket1 wordt onder meer gerefereerd aan dit initiatief. De Europese Commissie stelt dat het voor het herstel van belang is om te waarborgen dat alle werknemers in de EU een fatsoenlijk inkomen hebben. In zijn algemeenheid onderschrijf ik dat een fatsoenlijk inkomen kan bijdragen aan het herstel. Tegelijkertijd is een snel herstel afhankelijk van vele factoren, ik zie daarom ook geen directe aanleiding om het proces rondom dit initiatief te versnellen. Ik heb ook niet de indruk dat het proces versneld wordt, de tweede consultatie was reeds voor de COVID-19 uitbraak aangekondigd.
2. VVD: Wat is eigenlijk de juridische basis voor Europese regelgeving ten aanzien van minimumloon? Deelt de Minister de analyse dat op basis van art. 153, vijfde lid, Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) regelgeving ten aanzien van beloning exclusief toebehoort aan de lidstaten? Zo nee, wat is in zijn ogen de competentieverdeling ten aanzien van minimumloonwetgeving op basis van het EU-recht?
Artikel 153, lid 5, stelt inderdaad dat beloning een nationale competentie is. De Commissie refereert in de tweede consultatie aan artikel 153, lid 1b (arbeidsvoorwaarden), als mogelijke juridische basis, maar stelt daarbij ook dat ieder voorstel binnen de grenzen dient te blijven van lid 5. De Europese Commissie stelt daarbij de nationale bevoegdheden ten aanzien van het minimumloon volledig te zullen respecteren. Ik zal elk voorstel van de Europese Commissie beoordelen aan de hand van het toetsingskader dat ik in mijn brief van 24 mei 2019 aan uw Kamer heb gepresenteerd2. Zoals beschreven in deze brief vormt het respecteren van de bestaande bevoegdheidsverdeling daarbij een belangrijk uitgangspunt voor het kabinet.
3. VVD: Deelt de Minister – los van de vraag of dergelijke wetgeving op EU-niveau thuishoort – de opvatting dat Europese afspraken over minimumbeloning er niet toe mogen leiden dat lidstaten met een (in absolute zin) hoog minimumloon dit niveau verder verhogen, terwijl landen met een (in absolute zin) laag minimumloon geen enkele wijziging doorvoeren?
Ja, opwaartse sociaaleconomische convergentie is één van de belangrijkste doelstellingen van de EU en, zoals beschreven in de eerdergenoemde brief, dan ook een prioritair thema voor het kabinet van de sociale dimensie van de EU. Voorstellen op sociaaleconomisch terrein zullen daar in de ogen van het kabinet dan ook aan moeten bijdragen. Het is positief dat de Europese Commissie opwaartse convergentie als één van de uitgangspunten van een toekomstig voorstel benoemt en stelt dat een initiatief zou moeten bijdragen aan een gelijk speelveld binnen de EU.
4. VVD: Is de Minister bereid om een loskoppeling te bepleiten van de voorstellen voor een Europees minimumloon en het herstelpakket? Is de Minister daarbij ook voornemens om te benadrukken dat voorstellen moeten voldoen aan de bepalingen in het VWEU, zoals bijv. neergelegd in art. 153, en in te zetten op het voorkomen van verdere divergentie op loonkosten tussen lidstaten?
Zoals toegelicht in het antwoord op vraag 2 zijn er thans geen signalen dat de planning van de Europese Commissie ten aanzien van dit voorstel zullen wijzigingen als gevolg van de presentatie van het herstelpakket. In lijn met de brief over de toekomst van de sociale dimensie van de EU zal het kabinet in contacten in aanloop naar publicatie van een voorstel benadrukken dat voorstellen de bestaande bevoegdheidsverdeling zoals vastgelegd in het VWEU moeten respecteren en dat het van belang is dat een voorstel bijdraagt aan de convergentie van loonkosten.
Demografische uitdagingen in de EU
5. VVD: De leden van de VVD-fractie zijn benieuwd wat de concrete vervolgstappen zijn met betrekking tot de demografische uitdagingen in de EU. Deze leden zien dat de Minister bij de voorgaande informele raad de noodzaak van een toekomstbestendig pensioenstelsel heeft benadrukt en dat hij hierin is bijgevallen door zijn collega’s. Deze leden constateren dat hiervoor het primaat bij de lidstaten ligt en tegelijkertijd de aandacht voor toekomstbestendige pensioenstelsels terecht is. Daarnaast vragen deze leden de Minister om duidelijk te maken dat de vergrijzing niet opgevangen kan noch zou moeten worden met «meer migratie». Dit is wat de leden betreft geen acceptabele oplossingsrichting.
De Europese Commissie heeft aangekondigd voor de zomer te zullen komen met een rapportage over de impact van demografische veranderingen. In de discussie hierover in de informele Raad WSBVC van 5 mei waren lidstaten het er over eens dat de demografische uitdagingen per lidstaat sterk verschillen. Zo kent een aantal lidstaten een aanzienlijke bevolkingskrimp terwijl dat in Nederland niet aan de orde is. Deze situatie impliceert dat ook voor de maatregelen om de negatieve effecten van vergrijzing te beperken lidstaatspecifieke oplossingen nodig zijn. De demografische uitdagingen waar lidstaten in Europa voor staan vragen gerichte oplossingen. Welke oplossingen dat voor Nederland moeten zijn zal verder bekeken worden wanneer ook de Nederlandse rapporten zoals de Verkenning bevolking 2050 gepubliceerd zijn. Deze rapporten vormen de start van de nationale discussie over demografie en haar oplossingen.
Kwartaalrapportage ESF+
6. VVD: De leden van de VVD-fractie vernemen dat de Tweede Kamer op een later moment geïnformeerd zal worden over de sectorale voorstellen, inclusief het Europees Sociaal Fonds Plus (ESF+). Wat deze leden van de VVD-fractie betreft is het expliciete en belangrijkste doel van ESF+ het instandhouden en bevorderen van werkgelegenheid en deze leden vragen de Minister om dit te bevestigen. Daarnaast zijn deze leden benieuwd wat de Minister benoemt als Nederlandse prioriteiten op dit gebied.
Op 27 mei jl. presenteerde de Europese Commissie een aangepast voorstel voor de Europese meerjarenbegroting voor de periode 2021–2027 (het Meerjarig Financieel Kader, MFK) en herstelfonds. De analyse en beoordeling van de 22 deelvoorstellen is nog in volle gang. Uw Kamer zal via een Kamerbrief worden geïnformeerd over de kabinetsappreciatie van de sectorale voorstellen, waaronder de aangepaste ESF+ verordening.
Het onderhandelingsproces over het nieuwe voorstel van de Europese Commissie over de Europese meerjarenbegroting 2021–2027 (het MFK) moet nog van start gaan en er is nog geen duidelijkheid over de hoogte van het ESF+-budget voor Nederland. Er is daarom nog niet bekend wat de weerslag op het toekomstige ESF+-programma zal zijn. Ik ben voornemens om het ESF+ voor de toekomstige programmaperiode te focussen op één hoofddoel, namelijk het ondersteunen van mensen met een kwetsbare arbeidsmarktpositie – zowel werkzoekenden als werkenden – in de 35 arbeidsmarktregio’s in Nederland. Dit is ook in lijn met de twee investeringsbehoeften die de Europese Commissie voor Nederland heeft geïdentificeerd: het verbeteren van de toegang tot de arbeidsmarkt en het stimuleren van een leven lang leren.
Kwartaalrapportage Gendergelijkheid in RvB/RvC
7. VVD: De leden van de VVD-fractie ondersteunen de lijn van de Minister tégen de Europese richtlijn met betrekking tot het vrouwenquota. Het staat alle lidstaten die wel voorstander zijn van deze richtlijn vrij om quota en andere maatregelen zelf in te voeren. De leden vinden dan ook dat lidstaten die daar behoefte aan hebben, daar zelf mee aan de slag kunnen gaan. Het verbaast de leden dat in de kwartaalrapportage niet wordt gerept over nationale ontwikkelingen die een indicatie geven dat de noodzaak voor een Europese richtlijn niet bestaat.
De kwartaalrapportage richt zich op de stand van zaken van de onderhandelingen in Brussel. Mocht er beweging op dit dossier komen dan wordt uw Kamer hierover geïnformeerd. De nationale ontwikkelingen worden in dat geval meegenomen bij de argumentatie en inzet van het kabinet.
Belang omscholing en bijscholing
8. VVD: De leden van de VVD-fractie ondersteunen de agendering van dit thema. Deze leden zijn benieuwd naar de strekking van het «meer investeren» in beleid gericht op Leven Lang Ontwikkelen (LLO) Wat is de verwachting en wat is het beoogde resultaat? Kan de Minister inzetten op slimmer investeren in LLO-beleid? Wat vindt de Minister van de huidige internationale uitwisseling als het gaat om bijvoorbeeld volwassenenonderwijs en leerwerkplekken? Wat ziet de Minister als mogelijkheden voor verruiming van dit soort mogelijkheden? Welke rol kan het Erasmus-programma spelen in post-initieel onderwijs?
De Raadsconclusies betreffen een oproep aan alle lidstaten om meer te investeren in leven lang ontwikkelen (LLO). Nederland doet het in Europese context goed op het terrein van LLO. Het Nederlands kabinet onderschrijft het belang van investeringen in LLO en is voornemens, mede naar aanleiding van de toezegging in de Kamerbrief over de Groeistrategie voor Nederland3 van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat uit december 2019, om uw Kamer over de lange termijn ambities m.b.t. LLO na de zomer te informeren. In deze Kamerbrief zal een routekaart worden opgenomen voor LLO. Hierbij zullen ook de bevindingen van de commissie Borstlap4 en de rapporten van de Brede Maatschappelijke Heroverwegingen5 werkgroepen worden betrokken, waarin ook vragen m.b.t. de investeringen in LLO beleid aan bod komen.
Het kabinet is bewust van het toegenomen belang van LLO in het licht van de structurele veranderingen op de arbeidsmarkt n.a.v. de recente coronacrisis. Het kabinet presenteert daarom, in aanvulling op het bestaande noodpakket6, op korte termijn het flankerend crisispakket genaamd «NL leert door». Het kabinet beoogt met dit pakket een eerste impuls te geven aan het mitigeren van de gevolgen voor de mensen die hun werk als gevolg van de crisis dreigen te verliezen of al verloren hebben en de transitie naar ander kansrijk werk zullen moeten maken.
Het kabinet is positief over de internationale uitwisseling op het gebied van LLO en basisvaardigheden. Dit verloopt via verschillende gremia zoals het netwerk van nationale coördinatoren voor de implementatie van de Europese agenda voor volwassenenonderwijs en de ET2020 werkgroep voor volwassenenonderwijs. Daarnaast heeft de Europese Commissie in haar werkprogramma voor 2020 aangegeven na de zomer een voorstel doen voor een vervolg van het strategische samenwerkingskader voor onderwijs en opleiding na 2020. Het kabinet vindt voortzetting van deze uitwisseling over nationaal beleid van groot belang en zet in op een integrale benadering, gezien de wenselijkheid van doorlopende leerlijnen tussen onderwijsvormen en het toenemend belang van «continu leren» gedurende het hele leven. Het EU-programma Erasmus+ biedt tenslotte verschillende subsidiemogelijkheden voor grensoverschrijdende leermobiliteit en samenwerkingsprojecten in het volwassenenonderwijs. Ook in het toekomstige Erasmusprogramma (2021–2027) zullen hier mogelijkheden voor zijn.
Gezond en veilig werken
9. De leden van de VVD-fractie vragen de Minister tot slot om ook gezond en veilig werken tijdens corona aan de orde te stellen. Op welke manier kan de European Labour Authority (ELA) ondersteuning bieden aan het bevorderen van duidelijkheid en naleving als het gaat om arbeidsomstandigheden met name van Europese arbeidsmigranten?
Er zijn twee agentschappen betrokken bij dit vraagstuk. Het EU agentschap voor veilig en gezond werken (EU OSHA) heeft richtsnoeren («guidance») opgesteld voor de EU lidstaten over hoe om te gaan met terugkeer naar de werkplek (on «COVID-19: BACK TO THE WORKPLACE»). De ELA is ondersteunend aan lidstaten als het gaat om arbeidsmobiliteit, bijvoorbeeld ook rondom informatievoorziening over arbeidsomstandigheden van Europese arbeidsmigranten. De ELA bekijkt op dit moment hoe zij lidstaten kan ondersteunen in goede informatievoorziening en bij het opzetten van gezamenlijke inspecties.
Voortgangsrapportage herziening Coördinatieverordening Sociale Zekerheid
10. PVV: De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda van de Informele Raad WSBVC op 9 juni 2020. Deze leden vragen waarom de Minister bij het onderwerp herziening Coördinatieverordening Sociale Zekerheid niet als inzet heeft om helemaal geen export van uitkeringen uit de Nederlandse Werkloosheidswet (WW) toe te staan door onder andere Poolse arbeidsmigranten? Waarom slechts de inzet van een «zo kort mogelijke exportduur»?
Het volledig schrappen van export van de werkloosheidsuitkeringen vormde geen onderdeel van het herzieningsvoorstel van de Europese Commissie. De Europese Commissie heeft juist een verlenging voorgesteld van de periode om met behoud van de werkloosheidsuitkering in een andere lidstaat naar werk te zoeken. De discussie in Europa gaat over deze verlenging van de exporttermijn en de duur van de verlenging en niet over afschaffing daarvan. Voor het afschaffen van de exportperiode bestaat overigens ook geen draagvlak binnen de EU.
11. PVV: De leden van de PVV-fractie vragen waarom de Minister zich bemoeit met de sociale zekerheidsstelsels van andere lidstaten door te stellen dat deze activerender moeten worden. Is de Minister het met deze leden eens dat lidstaten daar volledig zelf over zouden moeten gaan? Zo nee, waarom niet?
In reactie hierop zij opgemerkt dat het EU-recht lidstaten vrij laat wat betreft de inrichting van hun socialezekerheidsstelsels. Het EU-recht beperkt zich tot de coördinatie van socialezekerheidsstelsels, zodat het vrije verkeer van werknemers hierdoor niet wordt belemmerd. Zo wordt voorkomen dat werknemers dubbel of niet verzekerd zijn of hun opgebouwde rechten verliezen als zij in een andere lidstaat gaan werken. Mijn bemoeienis richt zich op de Europese coördinatieregels. Ik ben er voorstander van dat deze Europese regels het activerende karakter van de sociale zekerheidsstelsels ondersteunen, bijvoorbeeld door bij export van uitkeringen te voorzien in samenwerkingsmechanismen die werkhervatting bevorderen. Verder voer ik het gesprek met mijn collega’s van andere lidstaten over het belang van het activerend karakter van deze stelsels, uiteraard zonder te treden in hun bevoegdheid tot inrichting van hun stelsel.
Herstelpakket
12. PVV: De leden van de PVV-fractie vragen of de Minister het eens is dat de huidige coronacrisis eens te meer laat zien dat we Nederlandse miljarden keihard nodig hebben voor ons eigen land. Zo ja, wanneer stopt de Minister dan met de valse EU-solidariteit die ons land alleen maar meer geld kost? Is de Minister bereid om niet in te stemmen met meer geld of garanties vanuit Nederland voor andere EU-lidstaten of dit nu leningen of schenkingen zijn. Is de Minister tevens bereid om het herstelfonds van 750 miljard euro naar de prullenbak te verwijzen en niet in te stemmen met de introductie van Europese belastingen in welke vorm dan ook dan wel verhoging van de EU-begroting?
Uw Kamer zal separaat via een Kamerbrief worden geïnformeerd over de kabinetsappreciatie van het nieuwe voorstel van de Europese Commissie voor het Meerjarig Financieel Kader (MFK) en herstelfonds.
Voortgangsrapportage herziening Coördinatieverordening Sociale Zekerheid
13. CDA: De leden van de CDA-fractie lezen dat de Minister schrijft dat tijdens de coronacrisis gebleken is dat «de huidige Verordening zijn functie goed vervult en voldoende bescherming biedt, en dat voor zover nodig lidstaten binnen het kader van de huidige Verordening onderling praktische oplossingen hebben uitgewerkt». Kan de Minister hiervan enkele voorbeelden geven? Verwacht de Minister dat de blokkerende minderheid waar Nederland deel van uitmaakt in stand blijft?
Een voorbeeld van een praktische oplossing in het kader van de huidige Verordening, betreft de toepasselijke wetgeving voor de sociale zekerheid. Deze wijzigt niet als grensarbeiders ten gevolge van de Coronacrisis verplicht thuis moeten werken in plaats van in het werkland. Dankzij de mogelijkheden die de Europese regels bieden konden EU-lidstaten het voor grensarbeiders mogelijk maken vanuit huis te werken, zonder dat dit consequenties heeft voor hun sociale zekerheidspositie.
Daarnaast zijn er praktische afspraken op EU-niveau gemaakt over grensoverschrijdende zorg ingeval van Corona. Het betreft het versneld verstrekken van de EHIC-kaart, de voorafgaande toestemmingverklaring en de vergoeding van de zorgkosten.
Of de blokkerende minderheid waarvan Nederland onderdeel uitmaakt in stand blijft, hangt onder andere af van het Europees Parlement. Als het Europees Parlement zijn ambities op het gebied van toepasselijke wetgeving loslaat en dus niet meer kiest voor aanscherping van de regels voor A1-verklaringen en detachering, dan kan dit ertoe leiden dat Oost-Europese lidstaten de blokkerende meerderheid verlaten. Tijdens de bijeenkomst van ambassadeurs op 3 juni jl. bleek dat er weinig is veranderd in de standpunten van de lidstaten over de herziening.
Agendapunt: Het herstelpakket: bijdragen op nationaal en EU-niveau om nationaal werkgelegenheids- en sociaal beleid robuuster en arbeidsmarkten veerkrachtiger te maken om de gevolgen van de huidige crisis te overwinnen
14. CDA: De leden van de CDA-fractie lezen dat Nederland zal inbrengen dat «voor het structurele groeipotentieel van belang is dat lidstaten structurele hervormingen doorvoeren». Waar ziet de Minister dat het knelt?
De uitdagingen verschillen sterk per lidstaat. In sommige lidstaten zijn er onevenwichtigheden op arbeidsmarkten, terwijl in andere lidstaten uitdagingen liggen ten aanzien van bijvoorbeeld bureaucratie, de inrichting van het belastingstelsel, de houdbaarheid van het pensioen- of het zorgstelsel, of de vormgeving op de woningmarkt. Deze onevenwichtigheden worden nauw gemonitord in het kader van het Europees Semester, zo bevatten de landenrapporten van de Europese Commissie per lidstaat grondige analyses over onevenwichtigheden.
Horizontale Opinie van het Werkgelegenheids Comité en het Sociaal beschermingscomité over de 2020 cyclus van het Europees Semester
15. CDA: De leden van de CDA-fractie lezen dat de opinie een analyse bevat van de implementatie van de landenspecifieke aanbeveling 2019. Gesteld wordt dat lidstaten progressie hebben geboekt maar dat structurele uitdagingen blijven bestaan. Wat stelt deze opinie over Nederland, de implementatie van landenspecifieke aanbevelingen en eventuele structurele uitdagingen? Wat is de reactie van de Minister daarop?
Verder lezen deze leden «Nederland kan naar verwachting instemmen met de opinie.» Waar is instemming van afhankelijk?
De horizontale opinie gaat niet in op individuele landen, maar trekt algemene conclusies. De landenrapportage 2020 over Nederland, welke door de Europese Commissie is gepubliceerd in februari 2020, gaat wel specifiek in op Nederland. Dit document bevat het diepteonderzoek naar mogelijke macro-economische onevenwichtigheden in de Nederlandse economie, een analyse van overige structurele economische ontwikkelingen en een beoordeling door de Commissie van de voortgang wat betreft de implementatie van de landspecifieke aanbevelingen uit het vorige Semester (2019). In het Nationaal Hervormingsprogramma 20207, dat op 27 maart 2020 naar de Kamer is gestuurd, staat een samenvatting en een kabinetsappreciatie van de landenrapportage.
Toen de Geannoteerde Agenda werd opgesteld, was er nog geen definitieve versie van de tekst beschikbaar, vandaar het voorbehoud v.w.b. instemming. Inmiddels is er wel een definitieve tekst, waar Nederland mee kan instemmen.
Conclusies over belang omscholing en bijscholing
16. CDA: De leden van de CDA-fractie onderschrijven het belang van om- en bijscholing en van digitale vaardigheden in de herstelfase na de uitbraak van de coronacrisis. In de conclusies lezen deze leden over de oproep aan lidstaten om «te streven naar een strategische aanpak voor omscholing en bijscholing in de herstelfase en meer te investeren in beleid gericht op leven lang ontwikkelen». Waarop wordt gebaseerd dat er «meer moet worden geïnvesteerd»? en «meer» ten opzichte van wat precies? Deze leden ondersteunen het pleidooi voor om- en bijscholing en zijn benieuwd hoe de Minister ervoor gaat zorgen dat het scholingspakketNL leert door niet beperkt blijft tot de zoveelste, op zichzelf staande scholingsmaatregel, maar als multiplier voor LLO? En hoe geven andere lidstaten invulling aan de om- en bijscholingsopgave die voortkomt uit de coronacrisis? Wat is mogelijk interessant voor Nederland om kennis van te nemen?
Nederland kan de Raadsconclusies steunen. Het Nederlands kabinet onderschrijft het belang van investeringen in leven lang ontwikkelen (LLO). LLO is van belang voor de hele beroepsbevolking om bij te blijven gelet op de snelle ontwikkelingen op de arbeidsmarkt. Het uitgangspunt blijf uiteraard dat extra investeringen gericht worden ingezet om barrières van LLO weg te nemen. Tijdens een crisis neemt het belang van LLO toe, omdat structurele veranderingen dan sneller plaatsvinden op de arbeidsmarkt.
Het crisispakket «NL leert door» is bedoeld, in aanvulling op de andere noodmaatregelen8, om tijdelijk te voorzien in de extra behoefte aan ontwikkeladvies en scholing die voortvloeit uit de coronacrisis. Het geeft mensen de mogelijkheid om een eerste oriëntatie te doen. Wat op de iets langere termijn nodig is, is nog onderwerp van bespreking. Naast dit crisispakket is er uiteraard de reguliere inzet op LLO, waaronder het SLIM-budget9 voor LLO in het MKB. Daarnaast zal het STAP-budget10, een publiek leer- en ontwikkelbudget voor werkenden en werkzoekenden voor de bekostiging van scholing en ontwikkeling als structurele maatregel beschikbaar komen vanaf 2022. Het kabinet zal uw Kamer, zoals aangegeven in de beantwoording van de vraag van de VVD over omscholing en bijscholing, na de zomer separaat informeren over de plannen met LLO gericht op de langere termijn.
Op 31 maart en 1 april jl. heeft een uitwisseling tussen lidstaten plaatsgevonden over de coronacrisis en de impact hiervan op LLO en basisvaardigheden tijdens een virtuele vergadering van de ET2020 werkgroep volwassenonderwijs. Deze werkgroep is tevens voornemens om op korte termijn een rapport te publiceren over de huidige stand van zaken in de lidstaten en een oriëntatie op de toekomst. Ik kijk uit naar de uitkomsten van dit rapport en hopen deze inzichten te kunnen benutten in de Nederlandse context.
Conclusies over welzijn op het werk
17. CDA: De leden van de CDA-fractie vragen op welke wijze Nederland wordt versterkt, conform de oproep aan de lidstaten, in zijn kennispositie rondom thema’s als stress en burn-outs. Is de coronacrisis hier nog een factor?
De Raadsconclusies moedigen lidstaten onder andere aan om hun kennispositie rondom thema’s gerelateerd aan psychosociale arbeidsbelasting (stress, burn-out, depressie) te versterken en hier aandacht aan te besteden in hun nationale beleid. In Nederland doen we dit al. Graag verwijs ik bijvoorbeeld naar de brief van Staatsecretaris van Ark van 19 december 2019 over de tussenresultaten van het onderzoek naar burn-outklachten (Kamerstuk 25 883, nr. 370) en naar het Algemeen Overleg Gezond & Veilig werken van 20 februari 2020. Inmiddels wordt er een verkenning gedaan naar de in de brief van 19 december jl. genoemde brede maatschappelijke samenwerking met sociale partners, maatschappelijke organisaties en betrokken departementen. De Raadsconclusies zijn dan ook een ondersteuning van het beleid van Nederland. De coronacrisis onderstreept het belang van gezond en veilig werken.
Conclusies over demografische uitdagingen in de EU
19. CDA: De leden van de CDA-fractie vragen of binnen de EU ook discussie plaatsvindt over de effecten van het vrij verkeer voor demografie in uitzendende en ontvangende lidstaten. Rond maart 2020 werd een rapport van de Europese Commissie verwacht over demografie: die is nog niet verschenen. Wanneer is de verwachting dat deze alsnog gepresenteerd wordt? Worden deze conclusies ook betrokken bij de lopendeVerkenning Bevolking 2050?
Het klopt inderdaad dat het rapport over demografie nog niet verschenen is. Het rapport wordt voor de zomer verwacht. De conclusies van dit rapport kunnen niet worden meegenomen in de Verkenning Bevolking 2050, want dit rapport, met de demografische projecties die het NIDI en het CBS hebben opgesteld, is gereed en wordt binnenkort aan de Tweede Kamer aangeboden.
Kwartaalrapportage: EGF 2021–2027
19. CDA: De leden van de CDA-fractie lezen dat de besprekingen als gevolg van de coronacrisis tot nader order tot stilstand zijn gekomen door de quarantaine naar aanleiding van COVID-19. Wat betekent dit voor het tijdspad van de onderhandelingen?
Het is nog moeilijk in te schatten wanneer de onderhandelingen voor EGF weer van start gaan. Het EGF is onderdeel van het MFK; de afronding van de onderhandelingen zal afhankelijk zijn van het verloop van de bredere MFK-onderhandelingen.
Kwartaalrapportage: ESF +
20. CDA: De leden van de CDA-fractie lezen dat de Minister schrijft dat de Tweede Kamer later separaat via een Kamerbrief over de sectorale voorstellen, inclusief het ESF+, van het nieuwe meerjarig financieel kader (MFK) en herstelfonds zal worden geïnformeerd. Kan de Minister een indicatie geven van wanneer de Kamer deze brief kan verwachten?
Op 27 mei jl. presenteerde de Europese Commissie een aangepast voorstel voor de Europese meerjarenbegroting voor de periode 2021–2027 (het Meerjarig Financieel Kader, MFK) en herstelfonds. De analyse en beoordeling van de 22 deelvoorstellen is nog in volle gang. Zoals aangegeven bij vraag 6 (VVD) zal uw Kamer op een later moment via een Kamerbrief worden geïnformeerd over de kabinetsappreciatie van de sectorale voorstellen, waaronder de aangepaste ESF+ verordening.
Kwartaalrapportage: Richtlijn Gendergelijkheid in Raden van Bestuur/ Commissarissen
21. CDA: De leden van de CDA-fractie lezen dat de nieuwe Commissie «haar intentie [heeft] uitgesproken om het dossier weer op te starten.» Is bekend hoe en op welk moment de Commissie dit wil gaan doen?
De nieuwe Commissie heeft deze intentie uitgesproken in haar politieke richtlijnen, aan het begin van haar mandaat. Het is echter niet de Commissie die aan zet is op dit dossier. Het dossier ligt vast in de onderhandelingen in de Raad, waar een blokkerende minderheid is. Sinds 2017 is er niet meer onderhandeld over dit dossier.
Verslag van de informele ministeriële videoconferentie van de Raad WSBVC, onderdeel Werkgelegenheid en Sociaal Beleid, van 19 maart 2020
22. CDA: De leden van de CDA-fractie waarderen het dat Nederland aandacht heeft gevraagd voor de situatie van grensarbeiders, bijvoorbeeld in relatie tot thuiswerken. Deze leden lezen dat de Commissie aankondigde met praktische richtsnoeren te komen voor grenswerkers, detachering en seizoenarbeiders. Zijn deze richtsnoeren reeds gepubliceerd en hoe werken deze? Resteren er nog obstakels? Wordt het beeld gedeeld dat door de verschillende coronamaatregelen grenswerkers alsnog tussen wal en schip kunnen vallen?
Ja, de richtsnoeren zijn op 13 mei gepubliceerd op de website over coronamaatregelen van de Europese Commissie. 11 Deze bieden aanbevelingen rondom het herstel van het vrije verkeer van personen binnen de EU. Doordat nog niet alle lidstaten de interne grenzen hebben opengesteld is er nog sprake van obstakels voor burgers, waaronder seizoens- en grenswerkers, die in andere lidstaten wensen te werken dan waar ze gebruikelijk wonen. Verschillende landen passen verschillende vereisten toe voor aanvragers van coronamaatregelen.
Antwoorden op vragen commissie over geannoteerde agenda voor de informele Raad Werkgelegenheid en Sociaal Beleid van 5 mei 2020 (Kamerstuk 21 501-31, nr. 556)
23. CDA: De leden van de CDA-fractie lezen in antwoord op eerdere vragen dat er een «trilaterale Cross Border Taskforce Corona» is ingericht waarin grensoverschrijdende issues worden besproken. Hierin participeren ambtenaren van relevante ministeries van België, Nederland en van de Duitse deelstaten Noordrijn-Westfalen en Nedersaksen. Vindt daarnaast ook overleg op bewindspersonenniveau plaats, zouden deze leden graag willen weten? Bijvoorbeeld om harmonisatie van wet- en regelgeving aan de orde te stellen, daar waar mensen tussen wal en schip van regelingen dreigen te vallen? Uit de antwoorden op de eerdere vragen maken deze leden op dat er doorlopend contact met andere landen is over (de afbouw van) beperkende coronamaatregelen. Tegelijkertijd merken zij op dat landen nogal eens verrast lijken te zijn over elkaars beleid, bijv. als het gaat om het versoepelen van maatregelen, zoals opening van horeca en familiebezoek over de grens, en ongewenste effecten die dat teweeg brengt. Hoezeer is hier aandacht voor?
Nederland, net als haar buurlanden, maakt beleidskeuzes op basis van de nationale situatie. Het doel van de Cross-Border Taskforce Corona is om zo goed en snel mogelijk buurlanden te informeren over de stand van zaken en het bespreken van de actualiteit in de grensregio’s. Ambtenaren en bewindspersonen overleggen met het oog op een zo optimaal mogelijke coördinatie van beleid, waarbij beleidskeuzes van andere landen en/of deelstaten gerespecteerd worden. In overleggen wordt afstemming nagestreefd, maar harmonisatie van wet- en regelgeving is niet altijd mogelijk of wenselijk. Ervaren knelpunten en signalen uit de grensstreken worden gedeeld, opdat deze kunnen worden beoordeeld en waar nodig aangepakt. De Taskforce probeert met haar inzet verrassingen zo veel mogelijk te beperken. Ondanks de inzet van de Cross-Border Taskforce kan het voorkomen dat nationale besluiten niet tijdig de autoriteiten aan de andere kant van de grens bereiken.
Verslag van de Informele ministeriële videoconferentie werkgelegenheid en sociaal beleid van 5 mei 2020
24.CDA: De leden van de CDA-fractie vragen in hoeverre nationale protocollen voor gezond- en veilig werken in tijden van corona door lidstaten worden afgestemd, zodat bijvoorbeeld werknemers aan de ene kant van de grens eenzelfde bescherming genieten als aan de andere kant van de grens? Deze leden lezen dat Nederland in samenwerking met krimpregio’s werkt aan Regio Deals. Wanneer wordt meer bekend over de inhoud hiervan?
De zgn. coronaprotocollen stellen sectoren/branches inderdaad zelf op om invulling te geven aan de 1,5 meter en andere RIVM richtlijnen. Protocollen komen tot stand in overleg tussen (vertegenwoordigers van) werkgevers en werknemers. De sectoren/branches kunnen bij het opstellen van hun protocol worden geadviseerd door de interdepartementale werkgroep die kan meelezen op concept protocollen en feedback kan geven. In Nederland gaat het dus om sectorale protocollen en niet om nationale protocollen zoals de vraag van CDA suggereert. En om die reden is er geen sprake van afstemming met andere lidstaat. Wel heeft het EU agentschap voor veilig en gezond werken (EU OSHA) richtsnoeren («guidance») opgesteld voor de EU lidstaten over hoe om te gaan met terugkeer naar de werkplek (on «COVID-19: BACK TO THE WORKPLACE»).
Verder is hier relevant dat op EU niveau gelijke minimumnormen gelden t.a.v. de rechten van werknemers op het gebied van arbeidsomstandigheden. Ook hierbij zijn sociale partners betrokken. EU-landen zijn vrij om strengere normen vast te stellen op nationaal niveau.
Het Rijk is deze kabinetsperiode gestart met samenwerking met regio’s middels de zogeheten Regio Deals. Het Rijk heeft een aantal Regio Deals met krimpregio’s gesloten. De inhoud van de verschillende Regio Deals kunt u vinden op deze website, hier staan de deals van de eerste, tweede en derde tranche.12
Overige
25. CDA: De leden van de CDA-fractie lezen dat de Commissie een Noodpakket heeft gepresenteerd. Kan de Minister aangeven hoe hij tegen het deel voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid uit het Noodpakket aankijkt?
Op 27 mei jl. presenteerde de Europese Commissie een aangepast voorstel voor de Europese meerjarenbegroting voor de periode 2021–2027 (het Meerjarig Financieel Kader, MFK) en herstelfonds. De analyse en beoordeling van de 22 deelvoorstellen is nog in volle gang. Uw Kamer zal ook separaat worden geïnformeerd via een Kamerbrief met de appreciatie van het kabinet m.b.t. de deelvoorstellen, waaronder over het ESF+ en FEAD. Ik wil daar nu niet op vooruit lopen.
26. CDA: Een van de concept landenspecifieke aanbevelingen aan Nederland betreft: «De effecten op de werkgelegenheid en de sociale effecten van de crisis beperken en adequate sociale bescherming van zelfstandigen stimuleren.» Kan de Minister hierop reageren? In 2019 was een van aanbevelingen aan Nederland: «De prikkels voor zelfstandigen zonder personeel verminderen en adequate sociale bescherming voor zelfstandigen bevorderen, en schijnzelfstandigheid aanpakken. Levenslang leren versterken en vaardigheden verbeteren, met name voor mensen aan de rand van de arbeidsmarkt en inactieven.» Kan de Minister kort ingaan op hoe Nederland met deze punten aan de slag is gegaan?
Op 5 juni 2020 heeft u de kabinetsreactie ontvangen op de landspecifieke aanbevelingen. Hierin staat ook een appreciatie van de aanbeveling over de effecten op de werkgelegenheid en de sociale effecten en adequate sociale bescherming voor zelfstandigen. In het Nationaal Hervormingsprogramma 202013, dat op 27 maart 2020 naar de Kamer is gestuurd, staat een uitgebreide toelichting over hoe het kabinet aan de slag is gegaan met de landspecifieke aanbevelingen uit 2019.
Herstelpakket
27. D66: De leden van de D66-fractie vragen of de Minister mogelijk al een eerste appreciatie kan geven van de elementen op het gebied van werkgelegenheid uit het Noodpakket. Deze leden vragen of al duidelijk is op welke manier en onder welke voorwaarden aanspraak gemaakt kan worden op de extra fondsen binnen het ESF+ voor baanbehoud, kortdurende werkregelingen en ondersteuning voor zelfstandigen. De leden vragen wanneer deze fondsen tot uitkering zouden moeten komen en of Nederland daar ook mogelijk aanspraak op zou kunnen maken.
Op 27 mei jl. presenteerde de Europese Commissie een aangepast voorstel voor de Europese meerjarenbegroting voor de periode 2021–2027 (het Meerjarig Financieel Kader, MFK) en herstelfonds. Het kabinet informeert uw Kamer separaat via een Kamerbrief over het MFK en herstelfonds. De deelvoorstellen zijn net uitgekomen en worden nu nog bestudeerd. Uw Kamer zal ook separaat worden geïnformeerd over de deelvoorstellen van de Europese Commissie, waaronder over ESF+.
Semester
28. D66: De leden van de D66-fractie vragen of de Minister een eerste appreciatie kan geven van de concept landenspecifieke aanbevelingen waarbij vooral wordt gewezen op mogelijkheden om het economisch herstel te bevorderen, zoals het vervroegen van investeringsprojecten, aanjagen van particuliere investeringen en investeringen in opleidings- en ontwikkelingsfondsen (O&O fondsen) en menselijk kapitaal om de groei van de productiviteit op lange termijn te kunnen ondersteunen.
Op 5 juni 2020 heeft u de kabinetsreactie op de landspecifieke aanbevelingen ontvangen. Hierin staat onder andere dat het kabinet de analyse van de Europese Commissie onderschrijft dat technische en digitale vaardigheden en gekwalificeerde professionals cruciaal zijn voor het vermogen van de Nederlandse economie om te innoveren en voor inclusieve en duurzame productiviteitsgroei. Investeringen in menselijk kapitaal en een activerend arbeidsmarktbeleid door bijvoorbeeld omscholing/herscholing en daarmee een betere match van vraag en aanbod zijn daarom van belang. Werkenden en werkzoekenden kunnen bijvoorbeeld middels een leer- en ontwikkelbudget (STAP) hun digitale vaardigheden ontwikkelen. Speciale aandacht voor digitale vaardigheden en een goede balans tussen meer geavanceerde digitale vaardigheden en basisvaardigheden is hierbij een aandachtspunt. Daarnaast staat in de brief dat het kabinet onderschrijft dat aandacht voor missiegedreven onderzoek en innovatie kan bijdragen aan het vinden van oplossingen voor maatschappelijke uitdagingen, waaronder verduurzaming en digitalisering.
29. D66: De leden van de D66-fractie vragen tot slot of de conclusies over langdurige zorg en de werk privé balans ook worden besproken in het kader van de huidige coronacrisis. Deze leden vragen of de Minister herkent dat er juist de afgelopen maanden nog meer informele zorg bij vrouwen terecht is gekomen, en wat het beeld daarvan is in andere lidstaten.
Het beeld dat in deze vraag geschetst wordt herken ik. Dit is vergelijkbaar met de gevolgen in andere lidstaten, blijkt uit onderzoek van het Europees Instituut voor Gendergelijkheid. In de Raadsconclusies over langdurige zorg en de werk privé balans wordt ook aandacht besteedt aan de gevolgen van de COVID-19 crisis voor vrouwen. Het nationale kabinetsbeleid is er op gericht om de arbeidsparticipatie van vrouwen te bevorderen. Dit is een belangrijke voorwaarde om de onevenredige effecten van de crisis op vrouwen te bestrijden.
Geannoteerde agenda Informele Raad WSBVC 9 juni 2020
30. SP: De leden van de SP-fractie baart het zorgen dat zowel de Europese Commissie als rapporteur Bischoff aandringen aan op een snelle afronding van de herziening Coördinatieverordening Sociale Zekerheid. Hoe gaat de Minister ervoor zorgen dat de Corona-crisis niet misbruikt wordt om dit zwaar omstreden onderwerp er alsnog doorheen te drukken? Is de Minister in het geval dit dreigt te gebeuren alsnog bereid aan de noodrem te trekken middels de daarvoor beschikbare procedure?
Nederland heeft er steeds voor gepleit om voldoende tijd te nemen voor de onderhandelingen over dit complexe dossier en daarbij aangegeven dat een verbreding van het bereik van de onderhandelingen noodzakelijk is om een akkoord te bereiken dat op een breed draagvlak steunt. In het overleg van ambassadeurs van 3 juni jl. heeft Nederland dit herhaald.
Op verschillende momenten heb ik met uw Kamer van gedachten gewisseld over het inzetten van de noodprocedure op grond van artikel 48 van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie. Daarbij heb ik aangegeven dat deze procedure bedoeld is voor de situatie dat een wetgevingsvoorstel voor de betrokken lidstaat afbreuk zou doen aan belangrijke aspecten van haar sociale zekerheidsstelsel, met name het toepassingsgebied, de kosten en de financiële structuur ervan, of gevolgen zou hebben voor het financiële evenwicht van het stelsel. Het is evident dat de herziening van de verordening gevolgen heeft voor ons sociale zekerheidsstelsel, maar daarbij is onvoldoende sprake van afbreuk zoals bedoeld in artikel 48 VWEU. Ik zal daarom geen gebruik maken van de noodremprocedure.
31. De leden van de SP-fractie vragen de Minister om een reactie op de SZW-gerelateerde elementen uit het Noodpakket. Wat is bijvoorbeeld de mening van het kabinet over het oprekken van bestaande instrumenten zoals het Europees Sociaal Fonds plus (ESF+), het EU Minstbedeeldenfonds (FEAD) en het EU Globaliseringsfonds (EGF)? Klopt het dat dit geld vooral gericht zal zijn op lidstaten die de grootste economische problemen door de coronacrisis ondervinden?
Uw Kamer zal separaat via een Kamerbrief worden geïnformeerd over de kabinetsappreciatie van het nieuwe voorstel van de Europese Commissie voor het Meerjarig Financieel Kader (MFK) en herstelfonds. Uw Kamer zal ook separaat worden geïnformeerd over de appreciatie van het kabinet m.b.t. de deelvoorstellen, waaronder over het ESF+ en FEAD.
De Europese Commissie heeft laten weten dat lidstaten mogelijk aanvragen kunnen indienen voor ondersteuning uit het EU Globaliseringfonds (EGF) indien sprake is van twee kwartalen krimp. Het kabinet onderschrijft dat het EGF kan worden ingezet bij economische neergang en steunt het voornemen om het EGF toegankelijk te maken, voor het thans nog beschikbare bedrag, mocht er sprake zijn van twee kwartalen van economische krimp14.
Verslag van de Informele ministeriële videoconferentie werkgelegenheid en sociaal beleid van 5 mei 2020
32. SP: De leden van de SP-fractie lezen dat verschillende lidstaten benadrukken dat reeds aangekondigde voorstellen van de Commissie geen vertraging zouden mogen oplopen vanwege de pandemie. De leden vragen de Minister om er ook in Europa voor te waken dat voorstellen de juiste procedures worden gevolgd. Is het kabinet bereid om bij de informele raad een lans te breken voor democratische en transparante besluitvorming, juist ten tijde van deze corona-crisis?
Democratische en transparante besluitvorming in EU-verband is een belangrijk aspect van de Nederlandse inzet in de EU. De procedures om wetgeving of andere zaken in EU-verband aan te nemen zijn niet veranderd sinds de Corona-crisis, wel is sommige besluitvorming schriftelijk geworden. Dit doet niets af aan de bestaande procedures om uw Kamer zoals altijd via de gebruikelijke kanalen op de hoogte te houden van voortgang op individuele dossiers.
Overige
33. SP: De leden van de SP-fractie constateren dat van de landenspecifieke aanbevelingen voor Nederland er één direct op SZW-terrein gericht is. Deze aanbeveling roept onder andere op tot adequate sociale bescherming van zelfstandigen. Is de Minister van mening dat het met de verlengde TOZO-regeling waarbij in vergelijking tot de aanvankelijke regeling uitgerekend veel zelfstandigen de inkomenssteun verliezen, voldoet aan die aanbeveling? De leden vragen een uitgebreide toelichting op dit antwoord.
De aanbeveling ten aanzien van adequate sociale bescherming van zelfstandigen is niet direct gerelateerd aan de reactie op de COVID-19 uitbraak en de daaraan gerelateerde maatregelen, zoals de door de vraagsteller genoemde TOZO-regeling. Nederland kreeg afgelopen jaar immers een soortgelijk aanbeveling. De COVID-19 crisis maakt de relevantie van sociale bescherming in het algemeen wel duidelijk en geeft extra relevantie aan reeds in gang gezet beleid om sociale bescherming voor zelfstandigen vorm te geven. Eerder dit jaar hebben de sociale partners, op verzoek van het kabinet, een voorstel gedaan voor de vormgeving van een verplichte arbeidsongeschiktheidsverzekering voor zelfstandigen. Voor de zomer van 2020 zal het kabinet een reactie aan de Tweede Kamer sturen op het voorstel van sociale partners. Daarnaast heeft het kabinet bezien hoe zelfstandigen zich vrijwillig kunnen aansluiten bij een pensioenregeling. Momenteel wordt gekeken naar een fundamentele herziening van de pensioenwetgeving. In dit traject zullen ook de resultaten meegenomen worden van sectorale experimenten waarin zelfstandigen kunnen meedoen in tweede pijler pensioenregelingen.
Voortgangsrapportage herziening Coördinatieverordening Sociale Zekerheid
34. PVDA: De leden van de PvdA-fractie maken zich zorgen dat veel zelfstandigen die in Nederland werken, maar aan de andere kant van de grens wonen nu geen ondersteuning via de Tozo krijgen en bovendien krijgen zij ook geen ondersteuning van het woonland. Deelt de Minister deze zorgen van deze leden? Deze leden willen van de Minister weten hoeveel zelfstandigen nu tussen wal en schip vallen omdat er niet wordt gecoördineerd tussen Nederland, België en Duitsland. Is de Minister het verder eens met deze leden dat de Tozo onder de Coördinatieverordening Sociale Zekerheid valt? Is de Minister om die reden bereid voor deze groep zelfstandigen een oplossing te zoek door hen onder de Tozo te laten vallen of eventueel samen met Duitsland en België?
Elke lidstaat is bevoegd om zelf de kenmerken en voorwaarden te bepalen van de ondersteuning die zij willen bieden tijdens de coronacrisis. Elke lidstaat heeft dan ook de maatregelen genomen die passen bij het eigen land en met inachtneming van de uitvoerbaarheid. Het noodpakket in Nederland is een breed pakket om banen te behouden en de economische gevolgen voor zelfstandigen te beperken en bestaat uit allerlei steunmaatregelen. Eén van de crisismaatregelen in het Nederlandse noodpakket betreft een tijdelijk versoepelde bijstandsregeling, de Tozo. Het betreft een versoepelde de toegang tot de bijstand voor levensonderhoud voor zelfstandigen. Ook zelfstandigen die in Nederland wonen en een bedrijf in het buitenland hebben, kunnen een beroep doen op een Tozo-uitkering voor levensonderhoud. Verder kunnen ondernemers die in het buitenland wonen maar in Nederland ondernemen een aanvraag doen voor een lening voor bedrijfskapitaal. Er is dan dus in alle gevallen een territoriale band met Nederland.
De Staatssecretaris van SZW heeft bij brief aan de Kamer van 24 april aangegeven waarom de groep zelfstandigen die niet in Nederland woont, geen toegang heeft tot de Tozo-uitkering voor levensonderhoud.15 Voor de bijstand hanteren Nederland en de andere EU-lidstaten het territorialiteitsbeginsel. Dit impliceert dat iedere EU-lidstaat verantwoordelijk is voor de bijstand voor levensonderhoud voor de eigen inwoners. In die zin is er sprake van een sluitend systeem. De criteria voor de bijstand worden nationaal bepaald. Hoewel er dus sprake is van een sluitend systeem zijn er personen die niet aan alle bijstandscriteria in hun woonland voldoen.
In Duitsland is de bijstandsregeling, die ook het woonlandcriterium hanteert, ook tijdelijk versoepeld («Arbeitslosengeld II»). België heeft er niet voor gekozen de bijstand (leefloon) te versoepelen, maar gekozen voor een andersoortige regeling, het «overbruggingsrecht voor zelfstandigen», voor zelfstandigen met een bedrijf in België, ongeacht of zij woonachtig zijn in België of in een ander EU-land.
Hoeveel zelfstandigen niet in aanmerking komen voor de Tozo-uitkering voor levensonderhoud maar in het eigen woonland ook niet aan de criteria voor de bijstandsuitkering voldoen, is niet bekend.
Met betrekking tot Verordening (EG) 883/2004 (hierna: coördinatieverordening), het volgende. Sociale bijstand, zoals de Tozo, valt niet binnen de werkingssfeer van de coördinatieverordening.16 Daarnaast moet de uitkering verbonden zijn met één van de sociale zekerheidsrisico’s genoemd in artikel 3, eerste lid, van de coördinatieverordening (zoals ziekte, invaliditeit of werkloosheid) om onder de coördinatieverordening te vallen. Dat is hier niet het geval gezien het doel en de voorwaarden van de regeling. De doelgroep van de Tozo bestaat uit zelfstandigen, die worden geconfronteerd met een financieel probleem als gevolg van de coronacrisis. Deze financiële problemen kunnen door allerlei oorzaken ontstaan. Het kan bijvoorbeeld gaan om zelfstandigen die door quarantaine, ziekenhuisopname, vermindering van opdrachten, of om andere redenen van economische, organisatorische of persoonlijke aard, als gevolg van de coronacrisis, hun activiteit volledig of gedeeltelijk onderbreken. Maar het kan ook gaan om zelfstandigen die de activiteiten niet (volledig) onderbroken hebben, maar als gevolg van de coronacrisis wel te maken hebben met een inkomstenderving, die heeft geleid tot een financieel probleem. De uitkering wordt betaald aan zelfstandigen in Nederland zonder voldoende bestaansmiddelen als een aanvulling tot het sociaal minimum en heeft daarom een algemeen karakter.
Dat betekent dat er geen verplichting op grond van de coördinatieverordening is om ondernemers die in België of Duitsland wonen maar waarvan het bedrijf in Nederland is gevestigd, in aanmerking te laten komen voor de Tozo-uitkering voor levensonderhoud.
Gezien het bovenstaande is er geen aanleiding een andere afweging te maken ten aanzien van de toegang van niet in Nederland woonachtige zelfstandigen tot de Tozo-uitkering voor levensonderhoud. De niet in Nederland woonachtige zelfstandigen die in Nederland een bedrijf uitoefenen dienen voor bijstand ter voorziening in het levensonderhoud zich te wenden tot hun woonland. Dit sluit aan bij het uitgangspunt dat elke lidstaat verantwoordelijk is voor de bijstandsregeling voor zijn eigen inwoners.
35. PVDA: Verder willen de leden van PvdA-fractie weten welke stappen, via de Coördinatieverordening Sociale Zekerheid, de Minister gaat zetten om premieshoppen in Europa aan te pakken?
Bij de herziening van deze coördinatieverordening heeft Nederland zich ervoor ingezet om het hoofdstuk dat ziet op de bepaling van de toepasselijke wetgeving (met daarin de regels over o.a. detacheringen en A1-verklaringen) te verbeteren en de fraude en misbruik met A1-verklaringen en schijnconstructies te bestrijden. Op dit front zijn belangrijke maatregelen (voorlopig) overeengekomen. Zowel in de Raad als in het Europees Parlement was voldoende steun voor de volgende wijzigingen:
• Een aanscherping van de bemiddelingsprocedure bij geschillen over bijvoorbeeld de A1-verklaring.
• De verplichting voor de uitgevende instelling om een A1-verklaring met terugwerkende kracht in te trekken bij fraude;
• De mogelijkheid voor het werkland tot weigering van een A1-verklaring als die niet helemaal is ingevuld;
• De verlenging en codificatie van de termijn van voorafgaande verzekering (drie maanden) voor detachering en de codificatie van de onderbrekingsperiode (twee maanden) tussen twee detacheringen.
Dat er – zoals het er nu uitziet – al substantiële stappen worden gezet om misbruik tegen te gaan wil niet zeggen dat ik verdergaande maatregelen niet zal ondersteunen. Zoals ik heb aangegeven in de geannoteerde agenda kennen de onderhandelingen in de trilogen nog steeds een beperkt bereik. Met betrekking tot het tegengaan van premieshoppen wordt er nog gesproken over een verplichte voorafgaande melding van detacheringen. Of ik deze maatregel kan steunen hangt af van de wijze waarop deze wordt vormgegeven. De regeling moet er daadwerkelijk beter handhaafbaar door worden, zonder dat de administratieve lasten voor burgers, ondernemingen en overheidsinstellingen disproportioneel toenemen.
Daarnaast is het belangrijk om te onderstrepen dat er op dit moment geen akkoord kan worden bereikt op dit dossier omdat partijen het niet eens kunnen worden over de aanpassingen in het hoofdstuk werkloosheid en het hoofdstuk toepasselijke wetgeving. Nederland heeft meermaals naar voren gebracht dat een mogelijk akkoord over de herziening van de verordening zowel betrekking zou moeten hebben op het werkloosheidshoofdstuk als op het hoofdstuk toepasselijke wetgeving. Nederland heeft wensen op beide terreinen. Of Nederland kan instemmen met een dergelijke package deal hangt af van het bereikte resultaat op beide hoofdstukken.
Kwartaalrapportage: EGF 2021–2027
36. PVDA: De leden van de PvdA-fractie willen weten hoe de Minister, met een wereldwijde economische crisis voor de deur en een klimaatcrisis, van plan is om werkloosheid door digitalisering, globalisering en klimaatverandering op te vangen als de Minister tegelijkertijd wil snijden in het budget van het Europees Globaliseringsfonds.
De Europese Commissie heeft laten weten dat lidstaten mogelijk aanvragen kunnen indienen voor ondersteuning uit het EU Globaliseringfonds (EGF) indien sprake is van twee kwartalen krimp. Het kabinet staat positief tegenover inzetten van het EGF bij economische neergang en heeft eerder het voornemen om het EGF toegankelijk te maken gesteund.17
Europese Commissie, 27 mei 2020: Het moment van Europa: herstel en voorbereiding voor de volgende generatie↩︎
Zie Kamerstuk 21 501-31, nr. 527↩︎
Zie Kamerstuk 29 696, nr. 7↩︎
Zie link: https://www.reguleringvanwerk.nl/documenten/publicaties/2020/01/23/eindrapport-commissie-regulering-van-werk↩︎
Zie Kamerstuk 32 359, nr. 4↩︎
Zie Kamerstuk 35 420, nr. 38↩︎
Kamerstuk 21 501-07, nr. 1669↩︎
Kamerstuk 35 420, nr. 38↩︎
Kamerstuk 30 012, nr. 123↩︎
Kamerstuk 30 012, nr. 123↩︎
https://ec.europa.eu/info/live-work-travel-eu/health/coronavirus-response/jobs-and-economy-during-coronavirus-pandemic_en↩︎
https://www.rvo.nl/subsidie-en-financieringswijzer/regio-deals↩︎
Kamerstuk 21 501-07, nr. 1669↩︎
Kamerstuk 35 420, nr. 2↩︎
Kamerstuk 35 430, nr.1.↩︎
Artikel 3, vijfde lid, van de coördinatieverordening bepaalt dat sociale bijstand niet onder de reikwijdte van Verordening (EG) 883/2004 valt.↩︎
Zie Kamerstuk 35 420, nr. 2↩︎