Voortgang overkoepelend werkplan ter voorkoming van incidenten met fosfidetabletten in de binnenvaart
Zee- en binnenvaart
Brief regering
Nummer: 2020D25386, datum: 2020-06-22, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-31409-290).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: C. van Nieuwenhuizen Wijbenga, minister van Infrastructuur en Waterstaat (Ooit VVD kamerlid)
Onderdeel van kamerstukdossier 31409 -290 Zee- en binnenvaart.
Onderdeel van zaak 2020Z11822:
- Indiener: C. van Nieuwenhuizen Wijbenga, minister van Infrastructuur en Waterstaat
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat
- 2020-07-01 10:15: Procedurevergadering commissie voor Infrastructuur en Waterstaat (via videoconferentie) (Procedurevergadering), vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat
- 2020-07-01 13:00: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2020-12-03 10:00: Maritiem (Algemeen overleg), vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat
- 2020-12-09 14:30: Aansluitend aan de stemmingen: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2019-2020 |
31 409 Zee- en binnenvaart
Nr. 290 BRIEF VAN DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 22 juni 2020
Met deze brief informeer ik uw Kamer over de voortgang van het «overkoepelend werkplan» en de huidige stand van zaken inzake het voorkomen van nieuwe incidenten bij de overslag van met fosfidetabletten gegaste lading van zeeschepen naar binnenschepen. Over de problematiek en mijn aanpak is uw Kamer bericht in mijn brieven van 17 april1, 8 mei2 en in antwoord op vragen gesteld naar aanleiding van het Schriftelijk Overleg op 14 mei3.
Uit het onderzoek en het feitenrelaas van de «Onderzoekscommissie veiligheidsincidenten Centraal Nautisch Beheer Noordzeekanaalgebied» (hierna genoemd «de Onderzoekscommissie») blijkt dat ten tijde van het incident de voorschriften voor de overslag van gegaste lading onvoldoende voorzien in het (opnieuw) in werking treden van de fosfidetabletten, nadat de lading voldoende vrij van het toegepaste fosfine is verklaard. De havenmeester van Amsterdam en heeft aangegeven dat de in het onderzoek genoemde aanbevelingen van de Onderzoekscommissie opgevolgd worden.
In mijn brief van 8 mei is aangegeven dat, naar aanleiding van het onderzoek, de havenmeesters van Amsterdam en Rotterdam tijdelijke maatregelen hebben genomen, of deze gaan nemen4. In het Rijkshavenmeesteroverleg van 9 april 2020 is door de havenmeester van Amsterdam de oproep gedaan aan de andere havens om over deze maatregelen mee te denken zodat ook zij kunnen beoordelen of zij deze moeten vastleggen. Mijn Ministerie zal in samenwerking met SZW, in de uitwerking van het overkoepelend werkplan de te nemen maatregelen evalueren en in dit Rijkshavenmeesteroverleg inzetten op gelijkluidende afspraken ter voorkoming van vergelijkbare incidenten in alle Nederlandse havens, waar met fosfidetabletten gegaste lading overgeslagen wordt van zee- naar binnenschepen. In deze brief wordt de opzet voor een «overkoepelend werkplan» toegelicht.
Opzet voor een overkoepelend werkplan
Omdat het vervoer en overslag van met fosfidetabletten gegaste lading van een zeeschip op een binnenvaartschip plaatsvindt in een keten met verschillende wetgevingskaders en bevoegde gezagen, beoogt het overkoepelend werkplan bij te dragen aan een gelijke aanpak in alle betrokken Nederlandse havens. Het werkplan zal ingaan op drie sporen, zijnde:
• Wetgevend kader, rollen en verantwoordelijkheden
• Informatievoorziening
• Ketenverantwoordelijkheid
Wetgevend kader, rollen en verantwoordelijkheden
De inzet is een gelijkwaardige en afdoende bescherming van iedereen die betrokken is bij de overslag van gegaste lading naar een binnenvaartschip in alle relevante Nederlandse havens. Specifiek in het geval van het incident in december constateert de Onderzoekscommissie dat, ondanks de aanwezigheid van naar bleek nog actieve fosfidetabletten, de lading door een gassingsleider voldoende vrij van fosfine is verklaard.
In de havens zijn de Scheepvaartverkeerswet en de Arbeidsomstandighedenwet van kracht. Daarnaast is door de havens lokale regelgeving opgesteld (havenreglement, havenverordeningen) met een aantal aanvullingen. Ten aanzien van het (lokaal) wetgevend kader stelt de Onderzoekscommissie dat in de procedures die gehanteerd werden in de Haven van Amsterdam geen (aanvullende) eisen aan het gebruik van losse fosfidetabletten in de lading worden gesteld.
In mijn brief van 17 april ben ik kort ingegaan op mijn visie op de rollen en verantwoordelijkheden van betrokken partijen bij de overslag van met fosfidetabletten gegaste lading op een binnenvaartschip. Naast wet- en regelgeving voor scheepvaart en arbeidsomstandigheden, is de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Wgb) een van de regelgevende kaders. Dit is een gezamenlijke wet van I&W en LNV. De zorgplicht in de Wgb regelt dat eenieder op zorgvuldige wijze moet omgaan met gewasbeschermingsmiddelen of biociden. Dit betekent dat diegene alles wat redelijkerwijs binnen zijn macht ligt moet doen of nalaten om mogelijk gevaar voor mens of milieu te voorkomen. Dit principe zal gehanteerd worden als uitgangspunt om te evalueren of de genomen en te nemen maatregelen in de Nederlandse havens afdoende zijn, of dat aanvullende maatregelen noodzakelijk zijn. In het kader van de Wgb, waaronder de vakbekwaamheidsbewijzen zoals die van de gassingsleider vallen, zal in de verdere uitwerking daarom ook geëvalueerd worden of de (extra) maatregelen die de havens treffen die betrekking hebben op de rol van de gassingsleider afdoende zullen zijn.
Om de zorgplicht nader te concretiseren, zal hierna ingaan worden op het belang van informatievoorziening en verdere verduidelijking van de ketenverantwoordelijkheid.
Informatievoorziening
Iedereen die betrokken is bij het toezicht op of een handeling met een gegaste lading moet uitdrukkelijk kunnen wijzen of worden gewezen op (potentiële) risico’s, zodat naleving van de zorgplicht bevorderd wordt. Met name als het gaat om het voorkomen van incidenten met achterblijvende reactieve fosfidetabletten. Ook de Onderzoekscommissie constateert dat het van belang is dat alle direct betrokkenen, waaronder binnenvaartschippers die de lading ontvangen, weten dat de lading behandeld is met fosfidetabletten.
Duidelijk moet zijn dat in alle relevante Nederlandse havens de communicatie over de (potentiële) risico’s van handelingen met gegaste lading op orde moet zijn. Hierbij is het belangrijk op te merken dat de haven van Amsterdam en Rotterdam maatregelen beogen te nemen ten einde de binnenvaartschipper te informeren over met fosfidetabletten gegaste ladingen. In de verdere uitwerking van het werkplan zal geëvalueerd worden of deze informatievoorziening aan de binnenvaartschipper in Nederlandse havens afdoende is om nader invulling te geven aan de zorgplicht voor de directbetrokkenen.
Ketenverantwoordelijkheid
In algemene zin geldt dat het werken met bestrijdingsmiddelen zorgvuldig en veilig plaats moet vinden. Het incident heeft aangetoond dat onveilige situaties kunnen ontstaan daar waar met fosfidetabletten gegaste lading overgeslagen wordt op binnenvaartschepen. Het voorkomen van vergelijkbare incidenten dient niet uitsluitend afhankelijk te zijn van toepassing van de zorgplicht, maar mogelijk ook van (verdere) verduidelijking van ieders taken en verantwoordelijkheden. Dit is leidraad voor het maken van afspraken, zowel in de keten van distributie en vervoer als tussen de toezichthoudende instanties, voor het vastleggen van procedures ter preventie van incidenten met fosfidetabletten gegaste lading en andersoortige gegaste ladingen.
Samenvattend
Op 4 december 2019 heeft een zeer ernstig incident met fosfidetabletten behandelde bulklading plaatsgevonden. Mijn inzet en die van de havens en haar gebruikers is erop gericht een herhaling van een dergelijk incident te voorkomen. In de verdere uitwerking van het werkplan zullen de in deze brief genoemde sporen nader uitgewerkt worden, en besproken worden met belanghebbenden. Ik wil hierbij benadrukken dat niet gewacht wordt tot het werkplan is voltooid alvorens noodzakelijke maatregelen genomen worden. U is bericht dat havens als Amsterdam en Rotterdam nu al maatregelen nemen, of deze in de nabije toekomst gaan nemen. Ik streef ernaar u voor het herfstreces te informeren over de uitwerking van het werkplan en het overleg dat ik hierover met belanghebbenden zal voeren, alsook de voortgang van de maatregelen die de havens nemen.
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,
C. van Nieuwenhuizen Wijbenga