Rechtshandhaving (ongecorrigeerd stenogram)
Stenogram
Nummer: 2020D25477, datum: 2020-06-22, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Onderdeel van activiteiten:- 2020-06-22 13:00: Rechtshandhaving (Notaoverleg), vaste commissie voor Koninkrijksrelaties
Preview document (š origineel)
Tweede Kamer, Rechtshandhaving
VERSLAG VAN EEN NOTAOVERLEG
Concept
De vaste commissie voor Koninkrijksrelaties en de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid hebben op 22 juni 2020 overleg gevoerd met de heer Dekker, minister voor Rechtsbescherming, de heer Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid, en de heer Knops, staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, over:
de brief van de minister van Justitie en Veiligheid d.d. 20 mei 2020 inzake beleidsreactie op het inspectierapport "Aanpak van mensenhandel en mensensmokkel" (28638, nr. 180);
de brief van de minister voor Rechtsbescherming d.d. 15 mei 2020 inzake onderzoeksrapport "Invoering jeugdstrafrecht in Caribisch Nederland: een verkenning naar een jeugdstrafrechtmonitor" (31568, nr. 216);
de brief van de minister van Justitie en Veiligheid d.d. 14 mei 2020 inzake beleidsreactie op rapport Raad voor de rechtshandhaving "Bijdragen justitiƫle partijen aan de aanpak huiselijk geweld in Caribisch Nederland" (28345, nr. 232);
de brief van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties d.d. 9 april 2020 inzake 36ste voortgangsrapportage Sint-Maarten (35300-IV, nr. 52);
de brief van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties d.d. 23 maart 2020 inzake beantwoording vragen commissie over de IPKO-reis januari 2020 (33845, nr. 41);
de brief van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties d.d. 11 maart 2020 inzake kabinetsappreciatie afsprakenlijst Interparlementair Koninkrijksoverleg (IPKO) (33845, nr. 40);
de brief van de minister van Justitie en Veiligheid d.d. 13 februari 2020 inzake periodieke rapportage rechtshandhaving: hoofdlijnen JVO (35300-IV, nr. 48);
de brief van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties d.d. 28 januari 2020 inzake verslag van het werkbezoek aan de Benedenwindse Eilanden Aruba, Bonaire en CuraƧao van 13 tot 17 januari 2020 (35300-IV, nr. 45);
de brief van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties d.d. 13 november 2019 inzake reactie op de motie van het lid Van Dam c.s. over handhaving van de rechtsorde op Sint-Maarten (Kamerstuk 35300-IV, nr. 22) (35300-IV, nr. 34);
de brief van de staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties d.d. 16 oktober 2019 inzake reactie op verzoek commissie over de gevangenis SDKK op CuraƧao (2019Z19756);
de brief van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties d.d. 7 oktober 2019 inzake resultaten Team Bestrijding Ondermijning (TBO) in het Caribisch deel van het Koninkrijk sinds 2016 (35300-IV, nr. 14);
de brief van de minister van Justitie en Veiligheid d.d. 30 september 2019 inzake periodieke rapportage rechtshandhaving: hoofdlijnen JVO (35300-IV, nr. 9);
de brief van de minister van Justitie en Veiligheid d.d. 20 september 2019 inzake de Staat van de rechtshandhaving 2018 (29279, nr. 538);
de brief van de minister van Justitie en Veiligheid d.d. 20 september 2019 inzake onderzoeksrapport regionale good practices voor rechtshandhaving en veiligheid in Caribisch Nederland (31568, nr. 215);
de brief van de minister voor Rechtsbescherming d.d. 3 september 2019 inzake rapport over het (vervolg)onderzoek JICN en nulmeting nieuwbouw (24587, nr. 749);
de brief van de minister voor Rechtsbescherming d.d. 26 augustus 2019 inzake beleidsreactie op het rapport Reclassering en resocialisatie in Caribisch Nederland (29270, nr. 141);
de brief van de minister van Justitie en Veiligheid d.d. 20 augustus 2019 inzake toezeggingen gedaan tijdens het algemeen overleg Justitie- en Veiligheidsketen BES-eilanden van 14 februari 2019 (31568, nr. 214);
de brief van de minister van Justitie en Veiligheid d.d. 24 juni 2019 inzake reactie op verzoek commissie inzake de agenda en het verslag van het op Sint-Maarten gehouden JVO (Justitieel Vierpartijen Overleg) (35000-IV, nr. 60).
Van dit overleg brengen de commissies bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de vaste commissie voor Koninkrijksrelaties,
Paternotte
De voorzitter van de vaste commissie voor Justitie en
Veiligheid,
Van Meenen
De griffier van de vaste commissie voor Koninkrijksrelaties,
De Lange
Voorzitter: Paternotte
Griffier: De Lange
Aanwezig zijn vijf leden der Kamer, te weten: Bosman, Van Dam, Diertens, Kuiken en Paternotte,
en de heer Dekker, minister voor Rechtsbescherming, de heer Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid, en de heer Knops, staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
Aanvang 13.02 uur.
De voorzitter:
Dames en heren, damas y caballeros, ladies and gentlemen, goedemiddag.
Welkom in deze bijzondere setting van de Oude Zaal voor het notaoverleg
Koninkrijksrelaties en Rechtshandhaving. Dank aan de leden, maar
natuurlijk vooral ook dank aan de afvaardiging van het kabinet: de
minister van Justitie en Veiligheid, de staatssecretaris van
Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de minister voor
Rechtsbescherming. Van harte welkom.
Voordat wij dit notaoverleg beginnen, wil ik heel kort even stilstaan
bij het verdrietige bericht dat ons afgelopen zaterdagmiddag bereikte:
het feit dat na een heel kort ziekbed de oud-Voorzitter van het
parlement van CuraƧao, William Millerson, is overleden. Wij hebben er
bij het Koninkrijksoverleg bij stilgestaan dat hij er tot onze grote
spijt niet kon zijn, omdat hij twee weken geleden slecht nieuws kreeg.
Vorige week is hij nog in Nederland geweest om te kijken of er nog iets
gedaan kon worden, maar de boodschap was helaas dat er niets meer voor
hem gedaan kon worden. Hij is afgelopen zaterdag overleden.
De afgelopen jaren was Millerson, die unaniem door de Staten van CuraƧao
tot Voorzitter was gekozen, iemand die op een heel bijzondere, waardige
manier leiding heeft gegeven aan het parlement van CuraƧao maar ook aan
de relaties tussen het CuraƧaose parlement en het Nederlandse parlement,
waaronder afgelopen winter, toen hij het Koninkrijksoverleg voorzat. In
het verleden is hij namens Nederland uitgekomen bij meerdere
sportwedstrijden, waarbij hij heeft laten zien dat het iemand was met
wie niemand ruzie moest krijgen. Het was dan ook een man met wie op
CuraƧao opvallend weinig mensen ruzie hadden. We gaan hem ongelofelijk
missen. Ik wil bij dezen de condoleances overbrengen aan de bevolking
van CuraƧao, de Staten van CuraƧao en al zijn collega's. En ik wil zijn
opvolger, Ana-Maria Pauletta, heel veel sterkte wensen in haar nieuwe
rol.
Dat gezegd hebbende, wil ik beginnen aan het notaoverleg. De heer Van
Dam is initiatiefnemer van dit notaoverleg. Daarom leek het ons allen
goed als hij zo meteen als eerste van de zijde van de Kamer het woord
voert. Zoals te doen gebruikelijk volg ik daarna de begrotingsvolgorde,
hetgeen min of meer betekent dat de heer Bosman, vervolgens mevrouw
Diertens en vervolgens mevrouw Kuiken het woord zullen gaan voeren. De
spreektijden zijn zes minuten. Meneer Van Dam, ik geef u graag als
eerste het woord.
De heer Van Dam (CDA):
Voorzitter, dank u wel. Ik sluit me van harte aan bij de woorden die u
gesproken hebt over de heer Millerson en ik ben bijzonder blij dat u
daarmee dit overleg begonnen bent.
Voorzitter. Vandaag hebben wij een bijzonder overleg met drie
bewindspersonen over de rechtshandhaving in het Caribisch deel van ons
Koninkrijk, het Nederlands grondgebied en het grondgebied van andere
landen in ons Koninkrijk. Normaal worden justitiƫle onderwerpen
betreffende Caribisch Nederland besproken in de commissie J&V, maar
er zijn goede redenen om in breder Koninkrijksverband aandacht aan dit
onderwerp te geven, al is het maar eenmalig. Laat ik van de gelegenheid
gebruikmaken om ƩƩn ding voorop te zetten. Als het anno 2020 aan onze
fractie zou liggen, dan zouden wij naast buitenlands beleid en defensie
ook de rechtshandhaving willen definiƫren als een
Koninkrijksaangelegenheid. De voorbije jaren, maar ook de actualiteit
zoals die vandaag aan de orde zal komen, hebben ons die les geleerd. In
dat opzicht komen wij dan ook tot de conclusie dat wij hier in 2010
gezamenlijk met de beste bedoelingen wellicht de verkeerde afweging
hebben gemaakt.
De rechtsstaat is bijzonder moeilijk vorm te geven wanneer er sprake is
van een kleine gemeenschap. Dat geldt niet alleen voor landen als Aruba,
CuraƧao en Sint-Maarten, maar ook voor dorpen en steden in Nederland.
Politie, justitie, de gevangenis en andere justitiƫle instanties moeten
lokaal verbonden zijn, maar tegelijkertijd op basis van een zekere
afstand en onpartijdigheid georganiseerd worden. We weten allemaal hoe
ingewikkeld het is in kleine gemeenschappen. In dat verband heb ik een
vraag aan de staatssecretaris van Binnenlandse Zaken: hebben wij het
goed begrepen dat, nu naar aanleiding van de motie-Van Raak ook
Sint-Maarten bereid is aan tafel te gaan over de actualisatie van het
Statuut, daarbij ook het onderwerp rechtshandhaving aan de orde zal
komen?
Voorzitter. Ik heb een vraag voor de minister van Justitie en
Veiligheid. Hij voert enkele malen per jaar het Justitieel Vierpartijen
Overleg, het JVO. Dat is het overleg van de vier ministers van Justitie
van het Koninkrijk. Op 13 februari hebben wij een kort verslag van het
JVO gehad. Het was een uiterst optimistisch getoond verslag, terwijl ik
mij afvraag of daar nou echt reden voor is. Over het algemeen moet ik
overigens zeggen dat ik meer informatie krijg als er een JBZ-Raad is
geweest en het verslag daarvan voorbijkomt, dan wanneer het verslag van
een JVO voorbijkomt. Dat is karig. Maar goed. De zorgen zijn er. Hoe
staat het bijvoorbeeld met de drugscontrole op CuraƧao? Klopt het dat
feitelijk alle drugsscanapparaten op Hato Airport niet functioneren en
dat ook de scanapparatuur in de haven kapot is? Klopt het dat daarmee
CuraƧao letterlijk de controle op drugs afwentelt op Nederland, op
Schiphol? Welk beeld heeft de minister hiervan? Welke afspraken heeft
hij nu concreet gemaakt over de drugsbestrijding binnen het Koninkrijk?
Graag meer informatie daarover.
Dan heb ik een vraag over de marine. Wij hebben gesproken met de
commandant van de marine, tevens baas van de Kustwacht. Hij is heel
helder. Hij zegt dat hij veel meer kan. De marine kan veel meer bijstand
leveren aan de civiele autoriteiten, met name bij de bestrijding van
drugshandel, illegaliteit en wapenhandel. De Kustwacht is de politie op
het water, maar het moet wel op elkaar aansluiten. Waar staat die
samenwerking?
Voorzitter. Dan kom ik op het hoofdpunt van mijn inbreng in dit
notaoverleg. Als er tijd over is, zal ik ook nog wat andere punten
aanreiken, maar hier gaat het mij vooral om. Mijn fractie vindt dat er
moet worden ingegrepen in situatie in de gevangenis Pointe Blanche op
Sint-Maarten. Of dat gebeurt op basis van artikel 43, lid 2 van het
Statuut, of een andere rechtsbasis, laat ik graag aan het kabinet. Maar
ik zal uitleggen waar onze zorg zit. Al vele, vele jaren wordt met zorg
gesproken over deze detentiesituatie. In het hele Caribisch deel van het
Koninkrijk is dat een zorg. Niet voor niets is naar aanleiding van het
laatste IPKO tijdens het laatste JVO besloten dat er een
intereilandelijke taskforce detentie wordt ingesteld. Kan de
staatssecretaris overigens aangeven wat daarvan de stand van zaken is?
Of misschien moet ik die vraag stellen aan de minister voor
Rechtsbescherming.
Maar de situatie in Pointe Blanche spant de kroon. Afgelopen vrijdag is
door de rechtbank een procedure afgewezen om formele redenen. Iedereen
spreekt zijn zorgen uit en stelt klip-en-klaar dat de situatie
onhoudbaar is, in die procedure, maar ook in een artikel in Panorama
vorige week en in alle rapportages van de Raad voor de rechtshandhaving
en de voortgangscommissie, en zo zijn er nog heel veel andere organen,
zoals Amnesty International en het College voor de Rechten van de
Mens.
De voortgangscommissie geeft aan dat de situatie enkel verslechtert.
Inmiddels blijkt uit uitspraken van het Europees Hof in Straatsburg dat
Nederland aansprakelijk wordt gehouden voor misstanden in landen van het
Koninkrijk. Ik ga hier niet een uitgebreid juridisch exposƩ houden, maar
het idee dat wij in het Koninkrijk gecreƫerd hebben dat de landen er
zelf verantwoordelijk voor zijn en het daar ook moet gebeuren, wordt
buiten ons Koninkrijk niet altijd zo gezien. Daar ziet men ƩƩn voordeur
waar men aanbelt, en die voordeur staat vaak in Den Haag.
Een ander punt is artikel 43 van het Statuut. Lid 1 bepaalt dat landen
zelf verantwoordelijk zijn voor het realiseren en garanderen van
mensenrechten. Lid 2 bepaalt dat het Koninkrijk een taak heeft als ze er
zelf niet toe in staat zijn. Vooralsnog hebben wij alle kaarten dus op
Sint-Maarten gezet in dit verband, maar uit alle rapporten en
voortgangsrapportages mag toch blijken dat het niet lukt? Na tien jaar
moet je die conclusie toch trekken? En als je die conclusie trekt, kun
je niet wegkijken, niet wegkijken voor een gevangenis waar geweld de
boventoon voert en de hygiƫnische omstandigheden en de bejegening van
arrestanten dramatisch is. Mensen zitten 22 uur per dag op cel. De
hygiƫnische omstandigheden zijn beroerder dan op de slechtste camping
die ik ook in Frankrijk heb gezien. Het personeel is vast van goeden
wille, maar is totaal niet opgewassen tegen de situatie die zich daar
afspeelt.
Los daarvan: het volledige rechtssysteem stagneert. Als je geen
gevangenen meer kunt opsluiten, stel je verdachten van kapitale delicten
in vrijheid. Je stelt veroordeelden vervroegd in vrijheid. Dat gebeurt
nu op Sint-Maarten, met name ten aanzien van mensen die geen vaste woon-
of verblijfplaats op Sint-Maarten hebben. Mensen die kapitale delicten
hebben gepleegd, probeert men nu gewoon vervroegd in vrijheid te stellen
om ervan af te zijn. En je laat verdachten zo lang mogelijk in het
politiebureau opgesloten zitten. Daar heeft de rechtszaak bij het EHRM
betrekking op. Dat gebeurt nu op Sint-Maarten.
Voorzitter. De situatie is onhoudbaar en daar gaat de komende tijd niets
aan veranderen, zeker niet in deze coronatijd. Niet omdat er geen
middelen zijn. Sint-Maarten heeft de komende jaren zo'n 13,5 miljoen
euro gereserveerd op de begroting, onder druk van Nederland, maar er is
geen uitvoeringscapaciteit. Er zijn geen mensen die het kunnen fixen.
Nederland heeft goede diensten aangeboden, technische bijstand en er
zijn containercellen naartoe gestuurd, die ook nog steeds leeg staan weg
te rotten. Er moeten andere maatregelen genomen worden. Mijn fractie kan
tot geen andere conclusie komen dan dat er door Nederland moet worden
ingegrepen.
Ik heb nog ƩƩn minuut en wil een paar vragen aan de orde stellen, met
name het jeugdstrafrecht op de BES. Hoe zit het nou met de invoering van
het jeugdstrafrecht? Het wordt node gemist. Volgens mij staan alle zaken
ervoor klaar, maar wanneer wordt het feitelijk in werking gezet?
Een ander punt is de alcoholcontrole. Laat ik me dan vooral ook op
Caribisch Nederland richten. We zijn er in januari geweest. Er moest
tijdig een AMvB doorheen gejast worden. Is dat gebeurd? Vindt die
alcoholcontrole plaats? Ik heb in een eerder AO gemeld dat, vergeleken
met Europa, het aantal dodelijke slachtoffers bij verkeersongelukken
erger is dan in het beroerdste land in Europa, namelijk Roemeniƫ. De
Antillen gaan daar dik overheen, dus alcoholmisbruikbestrijding is van
groot belang.
Tot slot een punt dat de deelnemers al voelen aankomen, namelijk de
doorgeefvraag van een staatssecretaris naar dit overleg. Dat is de
nieuwe hobby. Hoe staat het met huiselijk geweld, en dan met name met de
Wet tijdelijk huisverbod? In 2018, zo blijkt uit brieven van het
Kabinet, is gezegd dat de openbare lichamen erop gaan studeren of dat
een optie is. Er worden allerlei maatregelen genomen die ertoe leiden
dat de slachtoffers uit huis gaan en moeten vertrekken. Maar ach, laten
we dan het exportproduct uit Nederland daarnaartoe halen dat degene die
mept moet vertrekken en niet degene die het slachtoffer is.
Voorzitter, dank u wel.
De voorzitter:
Dank aan de heer Van Dam. Dan ga ik verder naar de heer Bosman. Het
woord is aan u.
De heer Bosman (VVD):
Dank, voorzitter. Dit notaoverleg gaat over de rechtshandhaving in het
Caribisch deel van het Koninkrijk. Daar is echt nog wel iets over te
zeggen, maar laat ik beginnen met de positieve kant. De Raad voor de
rechtshandhaving is positief over de ontwikkelingen ten aanzien van die
staat van de rechtshandhaving op Bonaire, Saba en Sint-Eustatius. Dat is
goed om te horen. Het is ook van belang om te blijven melden dat er
successen worden behaald. Zijn er nog zaken die beter kunnen? Jazeker,
maar de trend is positief en er komen nog meer stappen aan, zoals
bijvoorbeeld het jeugdstrafrecht.
Voorzitter. Ook het Team Bestrijding Ondermijning is een succes. Mijn
collega Van Raak en ik waren in 2015 van mening dat de georganiseerde
criminaliteit, die bezig was zich een plek te verwerven in het openbaar
bestuur, keihard moest worden aangepakt. Ook die resultaten zijn ernaar.
Gerrit Schotte is in de gevangenis en Theo Heyliger is op weg ernaartoe,
allemaal dankzij goed speur- en onderzoekswerk van dat team. Van belang
is dan wel dat dat speurwerk ook zijn vervolg vindt in de behandeling
door het Openbaar Ministerie, een uitspraak van de rechter en
uiteindelijk het in de gevangenis belanden van alle criminelen die bezig
zijn zichzelf te verrijken, ten koste van de inwoners van Aruba, CuraƧao
en Sint-Maarten.
Voorzitter. Ik heb geen naam genoemd van iemand op Aruba, maar toen ik
laatst een keer in een debat de naam Serlimar noemde, zijn er veel
ontwikkelingen geweest op het eiland, dus ik wacht in spanning af. Het
Openbaar Ministerie in het gebied verdient onze waardering, maar vooral
ook onze steun. Als je daar werk moet doen, sta je onder hoogspanning.
Dat is echt topsport. Het zijn kleine eilanden met gesloten culturen,
met mensen die alles van elkaar weten en dus ook niks over elkaar
loslaten. Dan heb je mensen nodig bij het Openbaar Ministerie die
daarmee om kunnen gaan, die er langer kunnen blijven en zich daardoor in
die cultuur kunnen inwerken. Ook de ondersteuning op het gebied van
bijvoorbeeld ICT verdient bij het Openbaar Ministerie op de Cariben meer
aandacht. Is de minister dat met mij eens? Het lijkt er soms namelijk op
dat het Openbaar Ministerie op de eilanden aan de laatste mem ligt ten
aanzien van de financiƫle ondersteuning, verbetering en vernieuwing van
systemen. Graag een toelichting.
De ministers van Justitie hebben in het Justitieel Vierlanden Overleg ā
mijn collega had het er al over ā een samenwerking afgesproken op het
gebied van detentie. Die stamt uit januari 2020. Kan de minister een
toelichting geven over hoe dat overleg gaat en of daar concrete zaken
uit naar voren zijn gekomen?
Nu we het toch over de gevangenissen hebben: de Point Blanche-gevangenis
op Sint-Maarten is een permanente steen des aanstoots, zoals mijn
collega Van Dam ook al zei. Dat weet iedereen. Ook de regering van
Sint-Maarten weet het, maar doet er met opzet helemaal niets aan.
Natuurlijk kan er gezegd worden dat er geen capaciteit is. Maar om met
de minister van Justitie van Sint-Maarten Cornelius de Weever ā ik
herhaal zijn woorden nog maar weer eens ā te spreken: "Als het probleem
groot genoeg wordt, wordt het vanzelf een probleem van het Koninkrijk."
Er is sprake van onwil: geen onkunde, maar onwil. Men weet wat men moet
doen om de gevangenis op standaard te krijgen, maar men doet het niet.
De druk wordt wel steeds groter binnen dit Koninkrijk. Er wordt ook
verwezen naar artikel 43, lid 2. Er is een brief van de orde van
advocaten binnengekomen. Ik zeg het iedere keer, maar dan staat daar
toch weer zo'n adres op: "Zijne Excellentie de heer drs. M. Rutte,
Binnenhof 19, 's-Gravenhage". Altijd Den Haag, maar we gaan daar niet
over. Collega Van Dam had het over het Europees Hof. Natuurlijk spreken
zij Nederland aan, maar ze bedoelen het Koninkrijk der Nederlanden.
Alleen, niemand snapt wat het Koninkrijk der Nederlanden is. Sterker
nog: ik ben geen jurist, maar volgens mij snappen de advocaten het ook
niet. Hier lees ik namelijk "het Koninkrijk" en dan staat er tussen
haakjes "althans voor deze de rechtspersoonlijkheid bezittende landen".
Daar zit al een kleine disclaimer aan: wie is dat Koninkrijk ook alweer?
Nou, de advocaat snapt ook niet wie hij moet aanspreken.
Als we het Koninkrijk aanspreken, dan staat er in artikel 43, lid 2: de
rechtspersoonlijkheid betreffende landen. Maar dan is het toch
automatisch weer Sint-Maarten dat we aan moeten spreken en niet
Nederland? Kortom, we hebben te maken met een cafetariastatuut. Ik
herhaal daarbij: we gaan hier niet uitkomen, want Sint-Maarten heeft
gewoon de kans om weg te kijken en Nederland heeft de mogelijkheid om
niets te doen. We kunnen door iedereen worden aangesproken maar
uiteindelijk sturen we die hete aardappel overal naartoe. Wie is er de
dupe van? De inwoner van Sint-Maarten maar ook die van Nederland. Het
zijn inderdaad mensen met een Nederlands paspoort. Een crimineel die
wordt veroordeeld stapt op het vliegtuig en is zo in Nederland. De
staatssecretaris kent mijn frustratie over dit Statuut maar volgens mij
ziet nu ook de minister van Justitie het en merken veel meer
bewindslieden dat dit Statuut een belemmering is voor datgene wat we
zouden moeten doen. De verantwoordelijkheden zijn niet belegd waar ze
zouden moeten worden belegd, waar er sprake is van redres.
De voorzitter:
Er is een interruptie voor u van de heer Van Dam van het CDA.
De heer Van Dam (CDA):
Op een ding kan ik geen kritiek hebben bij de heer Bosman en dat is zijn
consistente lijn waar het gaat om het kijken naar het Statuut en naar de
rollen in het Koninkrijk. Maar wat betekent dat nou voor deze casus? Bij
zo'n opmerking van de minister van Justitie die gezegd zou hebben "als
we lang genoeg wachten dan wordt het een zaak voor het Koninkrijk", voel
ik de demotivatie in mij opkomen om überhaupt iets aan deze hele kwestie
te doen. Echter, als ik dan lees in welke situatie die mensen zitten en
als ik artikel 43, lid 2 van het Statuut tot mij neem, waarin volgens
mij staat dat als landen daar niet in voorzien, er een rol is voor het
Koninkrijk, dan ben ik toch wel benieuwd hoe u inmiddels kijkt naar deze
situatie en wat we wel of niet zouden moeten doen.
De heer Bosman (VVD):
Maar dat is het probleem. In principe is artikel 43, lid 2, alleen van
toepassing op het moment dat er geen sprake meer is van redres. Als ik
het schrijven van de orde van advocaten lees, dan klagen ze nu het
Koninkrijk aan, maar volgens mij is er nog geen aanklacht geweest naar
de minister van Justitie of naar het land Sint-Maarten. Er is dus een
mogelijkheid van redres. Die wordt niet gepakt. Nee, er wordt gelijk
gekeken naar artikel 43, lid 2. Daarnaast geldt in dat artikel als
waarborgfunctie het Koninkrijk. Alleen, wie is het Koninkrijk? Het
Koninkrijk heeft geen begroting en geen zeggenschap. Daarmee ontstaat
gelijk de problematiek. Ook de orde van advocaten zegt: het Koninkrijk,
in casu de Rijksministerraad; dat is een beetje lastig. Het is dus niet
duidelijk. Natuurlijk moet er iets gebeuren maar dan vind ik wel dat het
daar moet gebeuren waar dat hoort, en dat is op Sint-Maarten. Dat is ook
iets wat ik blijf herhalen. De bestuurders op Sint-Maarten ā ik kom daar
straks nog op ā werken opzettelijk niet mee. Dat blijf ik herhalen. Dan
kunnen we zeggen dat we gaan ingrijpen, maar ze werken opzettelijk niet
mee. En met kwaaie honden is het volgens mij moeilijk hazen
vangen.
De heer Van Dam (CDA):
In de opmerking van de minister die u aanhaalt, beluister ik dat het
probleem ook financieel opgelost mag worden in het Koninkrijk. Laat ik
daar helder over zijn. Ik vind dat het probleem in de begroting van
Sint-Maarten opgelost moet worden. Maar ik geloof er niet meer in ā daar
heb ik echt niet meer de finale rechtszaak op Sint-Maarten voor nodig ā
dat dit tot stand gaat komen. Daarom vind ik dat we in moeten
grijpen.
De heer Bosman (VVD):
Dat snap ik. Alleen, op het moment dat we in gaan grijpen, wordt het
heel interessant, want wat gaan we doen als de regering van Sint-Maarten
niet wil? Hoe grijpen we dan in? Dat is het probleem met dit Statuut. De
uiteindelijke uitvoering van wat we willen ⦠Ik kom er zo meteen nog wel
op. Misschien zitten er nog wel stappen tussen. Ik snap de frustratie
van collega Van Dam, want ook ik zie dat. Maar ik weet dat we het niet
gaan oplossen door in te grijpen, want het probleem zit veel dieper in
het Koninkrijk, zit veel dieper in het Statuut. Daar zit het probleem.
Door in te stappen en in te grijpen los je het probleem van de
gevangenis op, maar niet het probleem van het Statuut.
De voorzitter:
U vervolgt uw betoog.
De heer Bosman (VVD):
Voorzitter. Dat redres is dus van belang. Daar heb ik net over
gesproken. Als we het dan toch over de gevangenis hebben: er zijn
gevangenen naar Nederland gekomen. Hoeveel zijn dat er ondertussen? Zijn
er alweer gevangenen teruggestuurd? Gaan ze teruggestuurd worden? Zeker
aangezien de problematiek van de gevangenis op Sint-Maarten nu zodanig
is dat ze volgens mij niet teruggestuurd kunnen worden, mag ik toch
aannemen dat we nooit meer gevangenen naar Nederland gaan halen.
Voorzitter. De bestuurders op Sint-Maarten werken niet mee. Kijk maar
naar de vliegveldterminal. Die heeft ook jaren vertraging opgelopen
omdat het land geen governance wilde die internationaal de standaard zou
zijn. Bestuurders op Sint-Maarten willen geen toezicht. De bestuurders
willen geld. En daar pas ik voor.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank aan de heer Bosman van de VVD. Dan geef ik nu het woord aan mevrouw
Diertens van D66.
Mevrouw Diertens (D66):
Dank u wel, voorzitter. Een functionerend rechtssysteem met goede
rechtshandhaving in het Caribisch deel van ons Koninkrijk is in het
belang van het hele Koninkrijk: om burgers veiligheid te bieden,
internationale criminaliteit tegen te gaan en rechtshulp te kunnen
bieden aan wie dat nodig heeft. D66 vindt het belangrijk dat Nederland
hierin zijn verantwoordelijkheid neemt, zodat fundamentele mensenrechten
beschermd worden. Helaas valt op dat punt nog een hoop te
verbeteren.
Allereerst de toegang tot rechtshulp voor vreemdelingen op CuraƧao. D66
heeft daar al vaker aandacht voor gevraagd, maar helaas vordert de
verbetering maar mondjesmaat, als daar al sprake van is. De
staatssecretaris zegt dat er toegang is tot juridische ondersteuning,
maar lokale ngo's zeggen van niet. Nieuwe aangekomen vreemdelingen
schijnen direct door te gaan naar detentie, zonder een advocaat te zien
of te spreken. Wat is nu waar? Kan de staatssecretaris aantonen dat de
vreemdelingen toegang hebben tot juridische hulp?
De autoriteiten zouden ook samen gaan werken met ngo's op dit vlak. Is
dat gebeurd? Met welke ngo's? En in hoeverre hebben die ngo's voldoende
mensen en expertise in huis om een goede rechtsondersteuning te kunnen
bieden? D66 heeft daar twijfels over en wil meer investeren om de lokale
rechtsbijstand in staat te stellen zijn werk goed uit te voeren. Dat is
in het belang van het hele rechtssysteem. Is de staatssecretaris bereid
te kijken naar mogelijkheden om de lokale advocatuur te versterken en
haar kennisniveau te vergroten?
Ook de detentieomstandigheden blijven problematisch. De omstandigheden
in zowel de gevangenis op Sint-Maarten ā de heer Van Dam refereerde er
al aan ā als de barakken op CuraƧao zijn vaak mensonterend. Op 13
januari jongstleden uitte onze commissie gezamenlijk nog haar zorgen
over de barakken aan de staatssecretaris. Een langer verblijf dan twee
maanden is vanwege de slechte sanitaire en medische voorzieningen
onmenselijk. Ook is er nauwelijks sprake van privacy. Toch heeft een
groep van tien tot vijftien asielzoekers bijna een jaar vastgezeten in
de barakken. Dat is wat D66 betreft Koninkrijk onwaardig. Wat is de
voortgang van het verbeteren van de situatie in de
vreemdelingenbarakken? Welke concrete resultaten heeft de ingestelde
taskforce naar aanleiding van het Justitieel Vierpartijen Overleg
inmiddels bereikt?
Voorzitter. Het opsommen van deze problemen brengt mij tot het volgende
inzicht. Volgens het Statuut zijn landen dan wel zelf verantwoordelijk
voor fundamentele rechten, maar het Statuut stelt ook dat het waarborgen
van deze rechten een verantwoordelijkheid van het Koninkrijk is. We
hebben het er al over gehad: volgens artikel 3, eerste lid, onder g van
het Statuut is het stellen van algemene voorwaarden voor toelating en
uitzetting van vreemdelingen een aangelegenheid van het Koninkrijk.
Kortom, Nederland heeft hierin samen met de eilanden een
verantwoordelijkheid, om te zorgen dat de mensenrechtensituatie in het
hele Koninkrijk op orde is. Waarom regelen we dit dan ook niet samen met
de eilanden in een consensuswet, een wet waarover alle landen het eens
moeten zijn? Dan kunnen we de problemen in de praktijk, die we duidelijk
zien, als Koninkrijk gezamenlijk oplossen. Dit draagt bij aan het op een
fatsoenlijke manier reguleren van migratie, maar is ook in het belang
van bijvoorbeeld de bestrijding van internationale criminaliteit. Graag
een uitgebreide reactie van de staatssecretaris.
De heer Bosman (VVD):
Hoor ik D66 hier nu pleiten voor een rijkswet voor toelating en
uitzetting?
Mevrouw Diertens (D66):
Ik denk dat een consensuswet voldoende mogelijkheid geeft om in
samenwerking met de eilanden tot een beter systeem te komen. Ik wil er
niet op voorsorteren dat er daarvoor misschien een vernieuwing van of
aanvulling op de wet moet komen, maar ik denk wel dat een
consensusrijkswet daarbij behulpzaam kan zijn.
De heer Bosman (VVD):
Het is niet heel concreet nu. Er heeft een rijkswet voor toelating en
uitzetting voorgelegen, ook in gesprekken met de landen. Kent mevrouw
Diertens die historie? Weet zij wat daar is gebeurd?
Mevrouw Diertens (D66):
Die historie ken ik niet tot op het bot. Ik probeer hier alleen aan te
geven hoe we dit, wat al jaren speelt en wat voor de mensen op de
eilanden en de mensen die in de verdrukking zitten, heel slecht is,
kunnen oplossen. Als daarvoor oude voorstellen kunnen worden afgestoft,
vind ik dat prima. Maar het lijkt mij dat we daar in ieder geval het
gesprek weer over moeten gaan voeren.
De voorzitter:
U gebruikt uw tweede interruptie; dat kan. De heer Bosman.
De heer Bosman (VVD):
Die landen waren tegen. Die landen wilden gewoon geen rijkswet
toelating/uitzetting. Dus: een prima plan, maar dan zie ik misschien
graag een mooi initiatiefvoorstel van D66.
Mevrouw Diertens (D66):
Ik denk gewoon dat we inmiddels weer wat verder zijn en dat het echt
goed is om alles weer in overweging te nemen inzake wat het hier beste
is. Ik ben heel erg geschrokken van het bezoek aan de gevangenis op
CuraƧao, maar ook van mensen die op straat zwerven, vrouwen die min of
meer verplicht de prostitutie in moeten en dat er totaal geen
ondersteuning is op juridisch vlak. Ik hoop dus dat we met elkaar daar
wat stappen kunnen zetten.
De voorzitter:
Vervolgt u uw betoog. U heeft nog ruim drie minuten.
Mevrouw Diertens (D66):
Voorzitter. Dan de Kustwacht, want ook daar zijn aandachtspunten. Ik was
blij toen ik een jaar geleden heb kunnen constateren dat daar in ieder
geval ā om even positief te zijn ā hele goede vorderingen zijn gemaakt.
Een sterke Kustwacht is nodig om de strijd van internationale
criminaliteit tegen te gaan. Ze hebben een grote verantwoordelijkheid in
de strijd van drugs en wapenhandel. De Kustwacht bewaakt de grenzen,
maar mag zelf niet over de grens gaan in het beschermen daarvan. In dat
kader heb ik de volgende vragen voor de staatssecretaris. Wat is de
stand van zaken met betrekking tot het versterken van de Kustwacht? Ik
hoor signalen dat er recent een bootje met migranten zou zijn gezonken.
Wat kan de staatssecretaris daarover vertellen? Is de staatssecretaris
het met D66 eens dat de Kustwacht een belangrijke rol heeft bij de
bestrijding van internationale criminaliteit, maar tegelijkertijd een
belangrijke verantwoordelijkheid heeft als het gaat om het respecteren
van mensenrechten, en het niet zo mag zijn dat de Kustwacht bijvoorbeeld
personen weerhoudt van het aanvragen van asiel op de eilanden, de
zogeheten push-backs?
Ten slotte de preventie op de BES-eilanden; de heer Van Dam refereerde
er ook al even aan. Ik sprak er vorige week in het AO Sociaal minimum
ook al over. Het is spijtig dat het niet altijd soepel gaat met
taakstraffen via de reclassering. In tegenstelling tot jongeren in
Nederland krijgen jongeren op Bonaire geen tweede kans. Des te
belangrijker is het om in te zetten op preventie. Hoe zet de
staatssecretaris zich hiervoor in? Hoe gaat het met de vorderingen
omtrent de procedures, zoals Halt? Ziet de staatssecretaris dan ook kans
om Krusada te ondersteunen in psychosociale begeleiding en re-integratie
van jongeren nadat zij hun straf hebben gehad? Hoe sneller deze jongeren
een goede begeleiding krijgen, hoe kansrijker zij weer terug kunnen
keren in de samenleving.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Diertens. Dan geef ik ten slotte het woord aan
mevrouw Kuiken van de Partij van de Arbeid.
Mevrouw Kuiken (PvdA):
Dank u wel, voorzitter. Fijn om hier drie bewindspersonen te treffen. Ik
ga iets geks doen, maar ik ga kortheidshalve eerst even aansluiten bij
de vragen die zijn gesteld over alcoholcontrole, over de marine, over de
drugsscanners, over het jeugdstrafrecht, over het versterken van het OM
en over de ICT, en bij alle vragen gesteld over de detentie en Pointe
Blanche. Waar ik vragen stel, probeer ik aanvullend te zijn op hetgeen
al door mijn collega's is gevraagd.
Ten eerste even over mensenhandel. Er ligt een vrij obligaat briefje
over hoe we mensenhandel in het Koninkrijk der Nederlanden willen
aanpakken. Gelijktijdig werd ik, ook op mijn privƩbezoek op Bonaire,
door een Venezolaanse ⦠Het was geen vluchteling, want hij was er
legaal. Hij zei dat er heel veel huizen waren waar zich groepen illegale
Venezolanen bevinden, inclusief kinderen die niet naar school gaan,
buiten het zicht van de overheid. We kunnen de mond dus vol hebben van
mensenhandel en grote smokkel, maar als we al kunnen pinpointen waar
huizen zich bevinden, die voor iedereen tastbaar en aanwijsbaar zijn,
waarom zijn we dan niet beter in staat om daar een vuist te maken, zeker
als het gaat om de BES?
Aanvullend op de vragen die zijn gesteld over het jeugdstrafrecht: ik
vind het goed dat er een poging toe wordt gewaagd, maar ik wil wel
zeggen dat er ook nog veel te doen is in de jeugdzorg. Op het moment dat
er onvoldoende opvangplekken zijn, op het moment dat jongeren worden
losgelaten wanneer ze 18 zijn, op het moment dat de begeleiding
onvoldoende is en ook terugkeer in de maatschappij ingewikkeld is omdat
er eigenlijk geen goede gezinsvervangende plekken of
begeleidwonenplekken zijn, dan vraagt dat wel om recidive. Want ook het
rapport dat ik heb gelezen, laat zien dat heel veel nog niet eens ⦠Het
is niet allemaal moord en doodslag. Het is meer kruimelwerk, dat veel
meer met armoede en het ontbreken van perspectief te maken heeft. Niet
iedereen is meteen een grote zware jongen. Met die randvoorwaarden kun
je volgens mij heel veel betekenen. Het betekent ook dat we niet alleen
puur moeten bekijken hoe we het strafrecht gaan inrichten, maar er ook
voor moeten zorgen dat we de randvoorwaarden goed in het oog
hebben.
Mevrouw Diertens heeft vragen gesteld over de gevangenis op CuraƧao. Ik
zou graag concreet horen hoeveel Venezolaanse vreemdelingen nu nog
vastzitten. En hoelang zitten ze er al vast? Er zijn hele duidelijke
afspraken over gemaakt, maar meten is weten. Het is gewoon schrijnend.
Ik wil het graag inzichtelijk hebben.
Voorzitter. Ik zou ook een aanvullende vraag willen stellen over het
thema van het huiselijk geweld. Er is sprake van grote armoede en
onvoldoende opvangplekken voor vrouwen en kinderen. De huisvesting is
krap en de jeugdzorg is gebrekkig. Het is dan niet zo heel gek dat
huiselijk geweld een terugkerend fenomeen is, zeker als we instrumenten
als een huisverbod niet geregeld krijgen. Ook daarvoor geldt dat dat
geldt voor de hele keten. Ik roep het kabinet op om dit als een
totaalpakket te zien. Een meldcode huiselijk geweld klinkt heel
dienstbaar, maar is eigenlijk iets heel schattigs, omdat het een heel
klein instrumentje is in het geheel van het pakket van zaken die moeten
plaatsvinden.
Voorzitter, hoeveel tijd heb ik nog?
De voorzitter:
U heeft nog drie minuten en tien seconden.
Mevrouw Kuiken (PvdA):
O, dat is heel spijtig voor u. Ten slotte wil ik nog een aantal vragen
stellen over de Bibob. In de brief schrijft het kabinet dat men
voornemens is om te bekijken of de Wet Bibob van toepassing kan zijn. Ik
weet dat de wet ook in de Nederlandse context best wel een ingewikkeld
administratief instrument is, maar ook heel succesvol. Kunnen we niet
kijken of we, desnoods in een meer afgeslankte vorm, een Wet Bibob van
toepassing kunnen verklaren? Ik ben heel erg benieuwd welke stappen
hierin inmiddels zijn gezet. Wat zouden we daarin kunnen betekenen?
Gezien het bestuursrechtelijk kader en gezien de uitdagingen waar de
landen en de eilanden tegen aanlopen, zou het heel dienstbaar kunnen
zijn.
Voorzitter, ik rond af. Ik kijk even heel specifiek naar de heer
Grapperhaus in zijn rol als minister van Justitie en Veiligheid en naar
de heer Dekker in zijn rol van minister voor Rechtsbescherming. Waar
liggen uw allereerste prioriteiten als u kijkt naar de landen en de
BES-eilanden? U bent er allebei geweest. U kent de slepende en
langlopende kwesties. Wat is nou het eerste waar we u over een halfjaar
op kunnen aanspreken dat u hebt gerealiseerd? Ik hoor het heel
graag.
Dat was het, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel, ook voor deze laatste interessante vraag. Er is nog een
interruptie van de heer Van Dam van het CDA.
De heer Van Dam (CDA):
Collega Kuiken spreekt over de mensen die in dat SDKK op CuraƧao zitten.
Wij zijn daar als Kamerleden in januari geweest. Vorige week zijn er
mensen vrijgelaten, maar er zitten er nu nog twee, waarvan de een sinds
14 februari 2019 en de ander sinds mei 2019. De mensen die wij toen
bezochten, hadden schurft. Een collega-parlementslid van CuraƧao die ook
huisarts is, heeft dat geconstateerd. Ik hoor u zeggen: er zijn
afspraken gemaakt over wat wij daar wel of niet mee doen. Van links tot
rechts in de Kamer vonden wij het allemaal niet kunnen dat mensen daar
zo lang zitten. Wat vindt u dat er gebeuren moet?
Mevrouw Kuiken (PvdA):
Dat is bijna een open deur, maar zo is de vraag waarschijnlijk niet
bedoeld. Ik vind het gewoon niet acceptabel; dat moet gewoon beƫindigd
worden. Dat je mensen enkele dagen ophoudt om te kijken wat je met ze
moet, prima, maar je kunt mensen niet onder die omstandigheden lang
vasthouden. Die omstandigheden waren echt schrijnend. We hebben gelukkig
wel alles mogen zien ā daarvoor onze complimenten ā maar er moet echt
iets gebeuren. Dank dat u mij dwingt om dat nog iets stelliger te
brengen.
De voorzitter:
We hebben hiermee ook kennis kunnen nemen van hoe de heer Van Dam er
zelf naar kijkt. Er is nog een tweede vraag.
De heer Van Dam (CDA):
Los daarvan, mevrouw Kuiken zei dat er afspraken over zijn gemaakt. Dat
was eigenlijk het punt, maar dat heb ik niet goed naar voren gebracht,
waarvan ik denk: hƩ, daar sla ik op aan; wat bedoelt u daarmee?
Mevrouw Kuiken (PvdA):
Laat ik het anders zeggen. Wij als commissie hebben met elkaar
vastgesteld dat dit onacceptabel is. Wij hebben heel duidelijk aan het
kabinet gevraagd om daar een einde aan te maken. Wij hebben ook met
elkaar geconstateerd ... Nogmaals, je kunt je voorstellen dat mensen
voor een paar dagen worden opgehouden, ook omdat je even moet
onderzoeken wie mensen zijn en of er criminele antecedenten zijn. Maar
dat dat niet acceptabel is, daarover zijn we het allemaal eens. Ik vind
eigenlijk dat dat een afspraak is waar we het kabinet aan kunnen houden,
omdat we het daar Kamerbreed ā in Tweede Kamer en Eerste Kamer ā over
eens waren.
Mevrouw Diertens (D66):
Als u het daarmee eens bent, zou ik deze vraag dan misschien nog wat
kunnen verbreden? Als mensen vrijgelaten worden, wat vorige week bij
dertien mensen gebeurd is, en er geen geld, geen telefoon, geen enkele
ondersteuning, geen documenten en geen opvang is ā terwijl mij in een
ander debat is toegezegd dat in verband met covid geen mensen het land
zouden worden uitgezet ā hoe moeten deze mensen dan hun weg gaan? Ik
denk dat het ook onze verantwoordelijkheid is: hoe kunnen we ze
begeleiden en hoe kunnen ze wel juridische steun ontvangen?
Mevrouw Kuiken (PvdA):
Laten we deze vraag doorgeleiden naar het kabinet. Dat is een terechte
oproep.
De voorzitter:
Bij dezen; waarvan akte. Daarmee zijn we gekomen aan het einde van de
eerste termijn van de Kamer. Tenminste, u was klaar met uw betoog?
Mevrouw Kuiken (PvdA):
Ja, ik heb het wat samengevat. Dan gaat het snel.
De voorzitter:
U had overigens nog ƩƩn minuut en tien seconden. Dank u voor het
spaarzame gebruik van uw spreektijd. Het aardige is dat, omdat de
bewindspersonen met z'n drieƫn zijn, ze efficiƫnt kunnen werken. Is het
haalbaar om over tien minuten weer te beginnen? De bewindspersonen
vragen om een kwartiertje. Ik schors voor een kwartier. De beantwoording
gaat als volgt: eerst de staatssecretaris van BZK, dan de minister van
JenV en tot slot de minister voor Rechtsbescherming.
De vergadering wordt van 13.39 uur tot 13.57 uur geschorst.
De voorzitter:
Dames en heren, van harte welkom terug bij het notaoverleg
Rechtshandhaving in het Koninkrijk. Ik geef zo meteen als eerste het
woord aan staatssecretaris Knops voor de beantwoording. Vervolgens is
het woord aan de minister van Justitie en Veiligheid. De minister van
Justitie en Veiligheid moet na zijn beantwoording de vergadering
verlaten in verband met een overleg in het kader van de coronacrisis.
Eventueel aan hem gerichte vragen kunnen verder worden beantwoord door
de minister voor Rechtsbescherming.
Het woord is aan staatssecretaris Knops.
Staatssecretaris Knops:
Dank u wel, voorzitter. Voordat ik met mijn inbreng begin, wil ik ook
stilstaan bij het plotselinge overlijden van de Statenvoorzitter van
CuraƧao William Millerson, iemand waarvan we weten dat hij met hart en
ziel begaan was met de CuraƧaose zaak, maar ook met de Koninkrijkszaak.
We hebben hem natuurlijk meegemaakt in het kader van de
geschillenregeling. U heeft hem nog vaker meegemaakt in het kader van
het IPKO. Ik had recent nog contact met hem. Ik moet eerlijk zeggen dat
ik er wel door getroffen ben dat er geen betere vooruitzichten waren en
dat hij zo snel is overleden. Ik wil mijn condoleances dus ook
overbrengen aan de Staten van CuraƧao en de bevolking van CuraƧao
vanwege dit grote verlies.
Rechtshandhaving is bijna onlosmakelijk met de rechtsstaat verbonden. Ik
heb al eens eerder gezegd dat het een voorwaarde is voor economisch
herstel. Het is een van de pijlers waarop een goed functionerend land
staat en gestut wordt. Criminaliteit en ondermijning werken ontwrichtend
in een samenleving; dat zien we niet alleen in de landen van het
Koninkrijk, maar ook wereldwijd. Als je met een samenleving een andere
kant op wilt, als je daarin wilt investeren en als je toekomstgericht
wilt denken, dan zijn dat grote hindernissen waar je dagelijks mee te
maken hebt. Wij zitten hier nu ook in deze samenstelling, met drie
collega's, twee andere collega's uit het kabinet, omdat het belangrijk
is dat we ons breed vanuit het Nederlandse kabinet inspannen voor en
betrokken voelen bij de rechtshandhaving in de landen. We weten
uiteraard ook dat dat niet zo gegaan is als de heer Van Dam ons in
retrospectief schetste, namelijk dat het misschien beter was geweest als
⦠Maar de situatie is dat het geen Koninkrijkstaak is en dat we er toch
over spreken. Ik denk dat dat al duidelijk maakt hoe hybride de situatie
in praktische zin is.
Ik denk dat het goed is om zaken die wel goed gaan ook te noemen, naast
de dingen die niet goed gaan. Dat wil ik ook graag doen, zonder de
kritische punten die van de zijde van de Kamer zijn ingebracht te
bagatelliseren, want er is nog heel veel te doen. Maar ik wil toch ook
even zeggen wat er wel goed gaat. We werken op het gebied van recherche
al heel lang samen met het Recherche Samenwerkingsteam. 43 mensen van de
Koninklijke Marechaussee zijn op dit moment betrokken bij de versterking
van het grenstoezicht. Door de aanvulling op de rechterlijke macht in
het Caribisch gebied met Nederlandse officieren, opleidingen en
uitgezonden rechters en officieren levert het ministerie van Justitie en
Veiligheid een heel belangrijk aandeel aan de opbouw van de
rechtshandhaving in het Caribisch gebied.
Bij het grenstoezicht op Sint-Maarten zien we ook een verbetering. Dat
was indertijd een van de voorwaarden om hulp te verlenen na de orkaan
Irma. Er zijn veel dingen die daar beter kunnen, maar op dat vlak gaat
het eigenlijk heel goed en is er ook sprake van een goede samenwerking.
Dat is ook de reden waarom Sint-Maarten en Nederland hebben besloten om
die samenwerking ook na 2020 voort te zetten, zodat de resultaten die we
geboekt hebben, ook behouden kunnen blijven. Kortom, als je dingen samen
doet en als je het er ook over eens bent waar je naartoe moet, dan kan
dat ook leiden tot onomkeerbare resultaten.
Gaat het dan ook op alle vlakken op die manier? Nee, helaas niet. De
werkelijkheid is wat rauwer, want de rechtsstaat staat onder druk in de
landen en het vraagt ook heel veel van de landen. Je kunt je inderdaad
retorisch gezien de vraag stellen of de taak van de rechtshandhaving een
taak is die de landen zelfstandig helemaal kunnen dragen. De heer Van
Dam stelde die vraag. De heer Bosma heeft dat ook al eens gedaan. We
hebben daar al eerder een debat over gehad. We hebben het toen ook over
de autonomie gehad en over wat landen wel en niet kunnen dragen. Dit is
dus een element waarbij je ziet dat als Nederland nu zou besluiten om
zijn aandeel terug te trekken, er onmiddellijk een gigantisch probleem
ontstaat. Dat zit 'm voor een deel inderdaad in de bereidheid en de wil
om middelen ter beschikking te stellen, maar het zit 'm ook in een
stukje cultuur. Willen wij die strijd aangaan? Geloven wij erin dat je
een beter land creƫert als je ondermijning aanpakt? Om een toch een
voorbeeld te noemen: het is positief dat de regering van Sint-Maarten
recentelijk besloten heeft om meer middelen uit te trekken. Dat is
jarenlang niet gebeurd, waardoor er inderdaad ook echt niks kon
gebeuren. Maar dat neemt niet weg dat er nog steeds een aantal problemen
bestaan, want je kunt nu middelen vrijmaken, maar dat leidt er niet toe
dat je morgen meteen een betere situatie hebt. Dat vraagt dus van de
landen om scherp aan de wind te zeilen, en dat tegen de achtergrond van
een wereldwijde crisis die de landen in het Koninkrijk onevenredig
raakt.
Ik deel de zorgen van de Kamer op dit vlak en ik zie inmiddels een hele
reeks aan moties van de leden van de Kamer, vaak onder aanvoering van de
heer Van Dam, die deze zorgen adresseren en ook wel met
oplossingsrichtingen komen, omdat als we niets doen, het niet vanzelf
beter wordt. Dat laatste deel ik met hen.
Ik zoom even in op de detentieomstandigheden op Sint-Maarten. Wij zijn
er vanuit het kabinet alle drie geweest. U bent er geweest. We hebben
allemaal gezien dat dat geheel niet voldoet aan de standaarden die wij
in het Koninkrijk daaraan stellen. Het College voor de Rechten van de
Mens heeft daar zorgen over geuit, er zijn uitspraken van het Europees
Hof met betrekking tot de politiecellen en nog steeds zie je dat een
aantal zaken niet goed loopt, dat in ieder geval die gevangenis
nauwelijks verbeterd is. Er zijn wel wat dingen gebeurd, maar het is
allemaal heel langzaam gegaan.
Ik herinner mij de verschillende ministeriƫle overleggen die ik in de
afgelopen twee jaar met collega Dekker heb gehad. Als je dan ziet wat er
uiteindelijk gerealiseerd wordt, is dat buitengewoon mager. Dat maakt
ook meteen duidelijk hoe weerbarstig de praktijk is. Het is een kwestie
van wil en capaciteit. En dan nog heb je niet meteen de dag erna
resultaat. Dit vraagt dus ook om meer dan alleen maar vragen: wilt u uw
zaken op orde brengen? Er ligt een motie van de Kamer waarin is gevraagd
om dit als voorwaarde op te nemen bij volgende tranches
liquiditeitssteun. Ik begrijp die motie heel goed en ik vind het
volstrekt legitiem om dat te doen, juist vanwege het belang van een goed
functionerende rechtsstaat en de rechtshandhaving daarbinnen. Dus dit
element zal ook in de volgende tranches een plek krijgen.
In het kader van duidelijk zijn naar elkaar binnen het Koninkrijk en de
verantwoordelijkheden daar leggen waar ze thuishoren, hebben wij
afspraken gemaakt. In de ministeriƫle overleggen zijn afspraken gemaakt,
in dit geval met Sint-Maarten, om te kijken hoe die detentiesituatie
verbeterd kan worden. In het afgelopen jaar waren er vier ministers van
Justitie op Sint-Maarten, was er een sg die vervangen is, was er een
gevangenisdirecteur die ontslagen is en was er een vacature die lang
openstond. Dan kunt u zich voorstellen dat als je zo'n overleg hebt, je
af en toe het idee hebt dat je weer helemaal van voren af aan beginnen,
omdat er allemaal nieuwe mensen om de tafel zitten. En dat schiet
natuurlijk niet echt op. Het moet niet afhankelijk zijn van mensen. Dit
moet beter geborgd zijn. Politieke wisselingen moeten ook niet het
effect hebben dat alles in elkaar stort. En dat is helaas wel gebeurd.
Er is gewoon veel te weinig voortgang geweest op dit vlak.
Ik heb zelf ook vanuit het Rijksvastgoedbedrijf aangeboden om te helpen,
met die containers en noem maar op. En er is ook vanuit andere
entiteiten vanuit de rijksoverheid hulp aangeboden. Daar is geen gebruik
van gemaakt. En dan ga je natuurlijk twijfelen. Dan denk je: wacht eens
even, we hebben toch afspraken gemaakt, we zouden dingen beter doen;
waarom gebeurt dat niet? Want we doen het niet voor de mensen hier in
Nederland, we doen voor de mensen, de gedetineerden, daar. Maar een
goede rechtsstaat impliceert ook dat je goed omgaat met mensen die
gedetineerd zijn en dat mensen niet de straat op worden gestuurd, worden
heengezonden, omdat er geen capaciteit is.
Ondermijning is een groot probleem. Dat betekent dat ondanks de
geweldige inspanning van de Openbaar Ministeries ā dat is door een
aantal van u gezegd, onder anderen door de heer Bosman ā om de goede
dingen te doen, je wel de hele keten op orde moet hebben om de effecten
daarvan te zien en om een goed voorbeeld te geven aan de samenleving.
Zaken die niet deugen, moeten worden aangepakt en degenen die daarvoor
verantwoordelijk zijn, moeten worden gestraft. Je kunt niet ontkennen
dat er de afgelopen tijd veel, te veel politici met strafbare feiten in
aanraking zijn gekomen. Dit zou niet de norm moeten zijn, maar moet
gewoon zijn rechtsgang krijgen. Ik voel me gesteund door een brede
meerderheid in de Kamer, zelfs een unanieme Kamer, die zegt: ga door met
de aanpak van de ondermijning, want op het moment dat we dat laten
lopen, vervallen alle basisvoorwaarden om te komen tot een goed
functionerende rechtsstaat. Dat is een zaak van lange adem en vergt veel
uithoudingsvermogen. Ik zie ook mooie en goeie voorbeelden van ook
politici op de eilanden, die zich openlijk uitspreken om dat te willen
aanpakken. Dat vind ik een positief signaal. Er zijn nog weleens andere
beelden neergezet en er zijn er te veel die dat jarenlang ontkend en
genegeerd hebben, maar ik vind echt dat hier steeds meer politici zijn
die zeggen dat dit een probleem is. Dat zegt iets over het
investeringsklimaat en de problematiek waarin we nu zitten, waarbij
overheidsmiddelen ergens in zakken van mensen verdwijnen. Dat is
maatschappelijk geld, geld van alle burgers van de eilanden dat ten
goede zou moeten komen aan alle burgers.
De heer Van Dam zegt, na een paar moties te hebben ingediend en de
afgelopen anderhalf jaar dit dossier gehad te hebben, nauwelijks
vooruitgang te zien. Ook sprak hij over het hele vraagstuk van de
verkeerde postbus: er worden brieven gestuurd naar het Torentje die hier
niet zouden moeten komen. Wij moeten meer doen dan we nu doen; dat is
wat de heer Van Dam zegt. Daarbij verwijst hij naar artikel 43, lid 2
van het Statuut, waarin de waarborgfunctie om de hoek komt kijken. Zoals
heel vaak met elkaar bediscussieerd is, is de waarborgfunctie aan de
orde als er geen redres meer mogelijk is. Ik ben het met de heer Bosman
eens dat dit nog steeds mogelijk is. Ik vind dus dat we eerst moeten
signaleren dat het niet is wat het zou moeten zijn en dat we meerdere
stappen zouden moeten zetten in de goede richting. We moeten dan ook de
landen erop aanspreken. In dit geval hebben we Sint-Maarten erop
aangesproken. Het positieve resultaat daarvan is dat Sint-Maarten
middelen heeft vrijgemaakt op de begroting voor de rechtshandhaving. Wij
zijn nu ook in gesprek met Sint-Maarten over een businessplan voor een
nieuwe gevangenis. Overigens vind ik ook daarvan dat het allemaal nog
niet snel genoeg gaat. We hebben echt hulp en middelen aangeboden om
daarover mee te denken, maar dan moeten die wel worden opgepakt. Dan
moet niet meteen de reflex zijn: ja, maar daar gaan jullie niet over,
want dat doen wij zelf. Dat is het punt: zelf doen jullie het niet, dus
wij worden aangesproken op onze waarborgfunctie, op onze
koninkrijkstaak, via de postbus aan het Binnenhof. Ik vind dat wij dan
ook van de landen mogen vragen dat ze alles doen wat in hun macht ligt
om, liefst samen met ons, een aantal stappen te zetten.
De afgelopen periode zijn heel veel moties aangenomen over de
rechtshandhavingsketen en over de verantwoordelijkheidsverdeling, zoals
de motie-Van Raak. De heer Van Dam vroeg daar nog naar: hoe zit het nu
eigenlijk; doet Sint-Maarten nu ook mee? Ja, Sint-Maarten heeft
inmiddels aangegeven dat het die gesprekken aangaat, maar de agenda voor
die gesprekken is nog niet bepaald. Nu lijkt het me onwaarschijnlijk dat
het thema van de rechtshandhaving daar niet op zou staan, maar in
formele zin is die agenda nog niet bepaald. Dus het antwoord is: ja, ze
doen mee. Wat is de follow-up? Daar zijn we nog over in gesprek. De
eerlijkheid gebiedt te zeggen dat het door de manier waarop we nu met de
landen spreken over de voorwaarden voor de liquiditeitssteun, processen
zijn die in elkaar gaan lopen. Diezelfde onderwerpen komen daarbij
natuurlijk ook aan de orde, hoewel de aanleiding een andere was.
Even terug naar het punt van de heer Van Dam. Ik vind pas dat je artikel
43, lid 2 kunt toepassen op het moment dat je alle andere opties die
daaraan voorafgaan, hebt geprobeerd en uitgeput zijn. Dat gevoel heb ik
nog niet. Ik ben niet tevreden over het tempo, maar ik heb nog niet het
gevoel dat al die opties benut zijn. Ik noemde u net de voorbeelden van
een nieuw businessplan voor de gevangenis. Ik vind ook dat de regering
die er nu zit op Sint-Maarten de kans moet krijgen om te laten zien dat
wat wij de afgelopen tweeƫnhalf jaar ervaren hebben, nu anders gaat. Men
moet met de eerste stap om die middelen vrij te maken, ook de serieuze
bereidheid hebben om te blijven investeren in de rechtshandhaving. Men
moet ook de afspraken nakomen die wij, collega Dekker en ik, daarover
gemaakt hebben. Als je een afspraak niet nakomt, dan moet je aangeven
waarom je die niet na kunt komen. Als je hem gewoon niet nakomt, dan is
dat geen goede basis voor samenwerking.
De heer Van Dam (CDA):
Ik begrijp het standpunt van de staatssecretaris in dezen. Het is
overigens niet zozeer het feit dat ik nu anderhalf jaar geduld heb
moeten hebben voordat er iets veranderde. In aanloop naar dit overleg
heb ik van de Raad voor de rechtshandhaving een soort overview gevraagd
over de afgelopen jaren, en idem dito van de voortgangscommissie over de
afgelopen jaren. Beide organen hebben we hier ook in de Kamer gehad. Ik
heb om een rondetafelgesprek gevraagd. We hebben hier uitgebreid over
gesproken. Een constatering van de voortgangscommissie is dat het
eigenlijk onmogelijk is om de conclusies die ze jarenlang op papier
hebben gezet in een soort overleg met bewindspersonen, om te zetten in
activiteiten. Dat is ƩƩn.
Een tweede punt is dat ik gisteravond zelf met een aantal
parlementariƫrs heb mogen spreken over deze motie. We hebben laatst bij
het IPKO afgesproken dat we vaker contact met elkaar zullen zoeken als
dit soort dingen aan de orde zijn. Ik denk dat het ook goed was dat we
dat gedaan hebben, dat we daarover gesproken hebben. Het initiatief om
dat te doen, de acceptatie, kwam uitdrukkelijk van hun kant. Ik kan niet
aan de indruk ontkomen dat ook zij zeggen: onze mogelijkheden om dit op
te pakken zijn wel heel beperkt. Je kunt dus wel van een regering
verwachten dat ze het gaan doen ... Ik zie de voorzitter kijken. Om mijn
interpellatie kort te houden: waar haalt de staatssecretaris nu het
vertrouwen vandaan dat het met deze regering wel gaat lukken of dat de
toekomst zo positief is? Ik heb het oprecht niet. Dat heeft niet zozeer
te maken met onwil van mensen, maar meer met de spankracht die
Sint-Maarten op dit vlak op de mat kan leggen.
De voorzitter:
U noemde de interruptie zelf al een interpellatie. Dat zegt natuurlijk
iets over de lengte.
Staatssecretaris Knops:
Ik heb eerder in het debat al aangegeven: als ik achter de stapel
rapporten van de Raad voor de rechtshandhaving of de voortgagscommissie
ga zitten, dan ben ik onzichtbaar. Dan ziet u mij niet meer. Zoveel
rapporten zijn er in de afgelopen jaren gemaakt. Die rapporten wijzen
heel vaak op hetzelfde. Zij signaleren iedere keer dezelfde problemen.
Dat is nou precies de reden dat collega Dekker en ik in het ministerieel
overleg een hele actiepuntenlijst hebben doorgenomen, ook op het niveau
van de gevangenis. Ik weet inmiddels redelijk wat er op operationeel
niveau allemaal in zo'n gevangenis moet gaan gebeuren. Dat was overigens
heel vaak niet een kwestie van ontoereikend budget; het ging vooral om
aanbestedingen, goed management, personeelslijsten op orde brengen en de
veiligheid van cipiers op orde brengen. Het gaat er dus gewoon om hoe je
een gevangenis managet. We hebben keer op keer kennis en kunde
aangeboden ā en dat doe ik nu weer ā om Sint-Maarten daarbij te helpen.
We hebben ook aangeboden om in het kader van een nieuwe gevangenis te
kijken of we het onderzoek naar een businessplan voor een deel mee
kunnen financieren. Zo'n businessplan zal moeten uitwijzen wat de
structurele lasten zijn van zo'n gevangenis en of een land die wel of
niet kan dragen of dat je onrendabele toppen zou moeten affinancieren of
wat dies meer zij.
Ik vind dus toch vooral dat Sint-Maarten de afgelopen jaren door het
totale ontbreken van budgettaire middelen op de begroting kon zeggen: we
kunnen het niet, want we hebben er niks voor gereserveerd. Dat is nu
veranderd. Dat vind ik positief. Daarmee is er nog geen nieuwe
gevangenis, maar ik wil deze regering wel het voordeel van de twijfel
geven op dit punt. Die afspraken zijn door hun ambtsvoorgangers met ons
gemaakt vanuit dezelfde context die u ook aangeeft, namelijk dat het
Koninkrijk ā lees: Nederland ā wordt aangesproken op het nalaten van
Sint-Maarten. Ik wil dat dat tot het verleden gaat behoren. We kunnen
natuurlijk zeggen: dat gaat allemaal niks worden. Ik heb nog steeds de
hoop dat het op die manier kan, omdat ik geloof in samenwerking. Ik denk
dat dat een effectievere manier is dan uw motie overnemen en zeggen ā ik
vertaal het even wat vrijelijk ā we nemen het allemaal over, en daarmee
feitelijk het Statuut even partieel herschrijven. Dat is eigenlijk toch
wel de consequentie daarvan.
De heer Van Dam (CDA):
Als ik achter diezelfde stapel ga zitten, kijk ik er nog net overheen,
maar dat heeft iets te maken met mijn postuur in vergelijking met dat
van de staatssecretaris. Ik wil de dag niet meemaken dat ik er niet meer
overheen kan kijken. Als ik de staatssecretaris heel goed beluister, dan
hoor ik hem toch ook zeggen dat hij al van alles heeft aangeboden en van
alles heeft gedaan. Dat heb ik ook gezien. We weten allemaal hoe
ingewikkeld de politieke situatie op Sint-Maarten kan zijn. Om dan te
zeggen: ik koers op deze regering ... Ik koers op wat je minimaal aan
gedetineerden moet aanbieden. Ik heb dat vertrouwen er niet meer in. Dat
wilde ik nog toelichten.
Staatssecretaris Knops:
Voorzitter, misschien mag ik daar even kort op reageren, want dat zijn
op zich harde woorden, dat u het vertrouwen niet meer hebt. Ik moet
eerlijk zeggen dat ik dit, juist in het kader van eerder ingediende
moties en het traject dat we nu met de landen ingaan, een element vind
om als voorwaarde op te nemen voor verdere begrotingssteun. Dat gaan we
nog allemaal uitwerken, maar dat geeft aan hoe belangrijk wij het
vinden. Maar los van deze voorwaarde voor begrotingsliquiditeitssteun,
merk ik ook wel dat op Sint-Maarten de tijd van ontkennen dat hier een
probleem mee is, voorbij is. Ik vind nog steeds dat we de mogelijkheden
om samen tot iets te komen, moeten verkennen. Het Statuut is wat het is.
We weten hoe dat in elkaar zit. Daar heeft de heer Bosman al heel vaak
iets over gezegd. Hij heeft daar inmiddels ook allerlei benamingen voor.
Wij kijken naar de daden van het land Sint-Maarten. Dat de situatie op
Pointe Blanche onhoudbaar is, daar zijn we het allemaal over eens. Dat
het een landsaangelegenheid is ook. Dat Nederland daarbij wil helpen
ook. Dat is volgens mij de meest effectieve weg om hiermee om te
gaan.
De voorzitter:
Een interruptie van mevrouw Diertens, D66.
Mevrouw Diertens (D66):
Die is in het verlengde daarvan. U schetst dat u eigenlijk best wel
hoopvol bent en dat u vindt dat het eind nog niet bereikt is, ondanks
het feit dat de papieren huizenhoog zijn. Aan de andere kant zegt u dat
u er weinig vertrouwen in hebt dat het tot nu toe gebeurd is, wat wij
ook steeds voorgesteld hebben. Er is nu een nieuwe regering. U heeft
weer nieuwe hoop en zegt dat u merkt dat deze regering een kans moet
krijgen. Maar als je dit nu doorstart, afgezien van regeringsniveau, dan
moet er heel veel gebeuren in die gevangenis. Wat zijn de concrete
stappen die gezet moeten worden, waar wij misschien ook invloed op uit
kunnen oefenen?
Staatssecretaris Knops:
Volgens mij moeten we onderscheid maken tussen hoop en resultaten uit
het verleden. De resultaten uit het verleden zijn nul, nagenoeg nul, en
de hoop is gebaseerd op het feit dat er nu middelen zijn vrijgemaakt in
de begroting. Het is niet aan mij om op dit moment hier even het
businessplan van een gevangenis te schrijven. Ik zie ook dat het Lalie
Center en de politiecellen wel zijn opgepakt. Het is dus niet dat er
niets gebeurd is, maar het gaat heel langzaam. En elke keer als er een
nieuwe regering aantreedt, zegt die: we moeten even het dossier
inkijken. Ik snap dat, maar dan veranderen er ook nog wat ambtelijke
posities en sta je weer op nul. Zo heb je elke keer het idee dat je een
soort processie van Echternach doorloopt. Daar moeten we dus van af. Die
voorwaarden naar de toekomst toe gaan we gewoon hard stellen, juist
omdat we dit punt zo belangrijk vinden; dat deel ik volledig met uw
Kamer. Dat businessplan ā en daar willen we dus graag aan meebetalen ā
moet uitwijzen wat er haalbaar is op de schaal van Sint-Maarten en wat
niet. Daar kan ik nu niet meer over vertellen dan dat.
De voorzitter:
De vraag van mevrouw Diertens is hiermee beantwoord. Dan ga ik naar
mevrouw Kuiken, Partij van de Arbeid.
Mevrouw Kuiken (PvdA):
De staatssecretaris wordt straks wellicht met een motie geconfronteerd,
die het al dan niet gaat halen, om het op het niveau van de
Rijksministerraad te beleggen. Dat zou zomaar kunnen. Dan heeft de Kamer
misschien iets meer handvatten nodig dan "ik heb vertrouwen in". Wat is
dan een point of welslagen, zal ik maar zeggen? Wanneer kun je zeggen
dat we de kritische vertrouwensgrens zijn gepasseerd? Kun je dan de
ultieme overtreffende trap nemen? We kennen deze staatssecretaris als
wellicht wat klein van stuk, maar groot in gebaren. Ik twijfel er dus
niet aan dat hij dat level heeft, maar wat is het moment dat het
komt?
Staatssecretaris Knops:
Voordat je nucleair gaat, zeg ik maar even, moet je alle daartussen
liggende stappen hebben doorlopen. Dat hebben we ook in een aantal
andere gevallen gedaan. Ik ben niet bevreesd om uiteindelijk een stap te
nemen die in de richting gaat van de heer Van Dam, maar we weten
allemaal ā laten we heel eerlijk zijn ā wat de consequentie daarvan is.
Dat heeft een enorme consequentie voor de wijze waarop Nederland zich
verhoudt tot de landen binnen het Koninkrijk. Dat is feitelijk een
amendering van het Statuut. En dat dan nog los van de financiƫle
consequenties die daaraan vastzitten. Maar we weten ook dat de situatie
zoals die nu is niet acceptabel is. Ik denk dat er nog een aantal
stappen tussen zitten. Ik heb in de brief van 5 juni aangegeven hoe ik
dat zie, overigens in lijn met de aangenomen Kamermotie die verzocht om
het onderdeel te maken van het proces van afspraken met de landen
waarbij het niet alleen om de rechtshandhaving gaat, maar ook over
compliance, belastinginning, sociale zekerheid en topsalarissen. Al die
voorbeelden hebben we allemaal genoemd. Daar hoort dit dus ook een plek
te krijgen. Daar gaan we gewoon afspraken over maken. Ik ben het met
mevrouw Diertens eens dat het de afgelopen jaren niet echt succesvol
was. Elke keer denk je "we zijn er bijna" en dan is er weer een aannemer
die afhaakt bij de gevangenis, een aanbesteding die mislukt of een
directeur die vertrekt. Zo schiet je natuurlijk niet op. Maar laten we
duidelijk zijn: ik ervaar de steun vanuit de Kamer op dit vlak echt,
maar ik vind dat ik vanuit mijn verantwoordelijkheid wel alle stappen
moet doorlopen voordat ik dat ultimum remedium ā dat is toch waar de
heer Van Dam aan raakt ā bereik. Ik kan daar niet onzorgvuldig in zijn.
De landen hebben er ook recht op dat ik daar consequent in ben. Ik zeg
wel: afspraak is afspraak. Als u dadelijk begrotingssteun krijgt en we
de afspraak maken dat dit een van de voorwaarden is, dan moet u het ook
realiseren. Het is geen free right, echt niet.
Mevrouw Kuiken (PvdA):
Ik kijk ook even naar de horizon. We hebben nog acht maanden tot de
verkiezingen. Of wat is het? Help mij even!
De voorzitter:
Negen maanden.
Mevrouw Kuiken (PvdA):
Negen maanden mag ook, give or take. Hebben we er dan zicht op? Want
voor je het weet zitten we straks in een demissionaire periode. Die kan
kort of lang duren. Voor je het weet zijn we straks anderhalf jaar
verder. En dan moeten wij nog opstarten. Dan ben je twee jaar verder en
kunnen die erbarmelijke omstandigheden er nog steeds zijn. Kortom,
waarom vraag ik dit zo specifiek? Ik ben eigenlijk helemaal niet genegen
om op dit moment voor deze nucleaire optie te gaan, omdat de
staatssecretaris mij dat heel expliciet vraagt. Maar dan moet je wel
ergens een perspectief hebben op wanneer de ultieme stap gezet gaat
worden. Want het kan niet een soort vrijblijvendheid zijn.
Staatssecretaris Knops:
Daar kan ik twee dingen op zeggen. Wat mevrouw Kuiken zegt, klopt.
Sommige onderwerpen zijn afhankelijk van verkiezingen in Nederland. Ik
denk dat dit onderwerp niet echt afhankelijk is van verkiezingen in
Nederland. Dat zeg ik ook in de richting van de andere kant van de
oceaan. De Kamer is heel breed eensgezind over het feit dat dit een
belangrijk punt is, of er nu een demissionair kabinet zit of dadelijk
een andere regering of als mevrouw Kuiken hier zit. Ik heb niet de
indruk dat dit beleid gaat veranderen. Dat idee heb ik niet. Toch?
De voorzitter:
Daarmee loopt de staatssecretaris wellicht enigszins op de zaken
vooruit.
Staatssecretaris Knops:
Het andere punt, mijn tweede antwoord zou zijn dat we een traject met
tranches ingaan. Daarin maken we afspraken met de landen. Elke keer
wordt er op het einde van zo'n tranche bekeken wat er is gebeurd met de
afspraken die er gemaakt zijn. Zijn die geĆÆmplementeerd? Dan kunnen we
weer door naar de volgende tranche. Daar zal dit onderdeel van uitmaken,
dus ruim voor de verkiezingen zal echt duidelijk zijn of Sint-Maarten
hier een stap in gaat zetten of niet en of dan niet alsnog een andere
optie gekozen zou moeten worden.
De voorzitter:
De staatssecretaris haalde net even de processie van Echternach aan. Ik
moest die even opzoeken. Dat is een jaarlijkse processie op de dinsdag
na Pinksteren in de gelijknamige Luxemburgse stad ter herdenking van
Sint-Willibrord. Die processie verloopt doorgaans behoorlijk traag. De
staatssecretaris zegt: twee stappen vooruit en een stap achteruit. Ik
las net ook: twee stappen vooruit en drie stappen achteruit. Er zijn
verschillende definities. Staatssecretaris, gaat u verder.
Staatssecretaris Knops:
Kortom, de enige manier waarop de rechtshandhaving in alle landen ā we
hebben het nu vooral over Sint-Maarten, omdat Point Blanche door de heer
Van Dam als voorbeeld genoemd werd ā op een hoger niveau kan komen, is
dat de landen daar voldoende middelen voor vrijmaken en dat wij onze
ervaringen, kennis en kunde aanbieden. Dat hebben wij de afgelopen jaren
via het OM en andere trajecten rondom de vreemdelingenopvang ook gedaan.
Dat kunnen wij voor elkaar betekenen in het Koninkrijk. Maar als we zo'n
aanbod doen, of dat nou een aanbod van het Rijksvastgoedbedrijf of een
ander is, ga ik ervan uit dat dat ook wordt opgevolgd, wordt opgepakt en
dat daar iets mee gedaan wordt.
Dan kom ik bij vragen ...
De voorzitter:
Voordat we verdergaan, is er nu toch nog een interruptie van de heer Van
Dam.
De heer Van Dam (CDA):
Ja, het is een korte opmerking die in uw lijstje zonder meer als een
interruptie geturfd zal worden, en terecht. Ik wil toch nog even
reageren op de nucleaire optie. Want dat is nogal een term, als je dat
zo naar voren brengt. Ik wil op twee dingen wijzen. In de eerste plaats
wijs ik op de motie die ik heb ingediend bij de suppletoire begroting
over de rechtshandhaving in de gevangenis op Sint-Maarten. Die had voor
mij primair een financieel doel. Eerder was de gevangenis ook al
onderdeel van de financiƫle afspraken tussen het Koninkrijk en
Sint-Maarten. Ik wilde dat dat niet ineens van tafel ging. Dat was het
doel.
Een tweede opmerking gaat over een motie die ik eerder heb ingediend bij
de begroting vorig jaar om te vragen of we niet in een soort beheer- en
gezagsconstructie kunnen komen, zoals ook in Nederland voor
gevangenissen en heel veel andere dingen geldt, dus dat het beheer
landelijk ligt ā de gevangenis is eigenlijk een slecht voorbeeld ā en
dat bij de politie het lokale gezag ligt. Ik heb begrepen dat dat geen
succesnummer is geworden op Sint-Maarten. In zoverre denk ik oprecht dat
ik stappen heb gezet om te kijken of we dat met minder varianten kunnen
doen. Het kabinet heeft ook allemaal stappen gezet. U hebt ze zelf net
genoemd. De voortgangscommissie heeft ook bij herhaling aangegeven welke
stappen er allemaal zijn gezet met een detentieplan. In zoverre ben ik
niet zo enthousiast om op nucleaire knoppen te drukken. Maar dit leidt
mij wel tot de overtuiging dat ā en dan neem ik ook in acht dat er
mensen in die gevangenis zittenā ik me niet wil laten bijsturen door het
Europese Hof voor de Rechten van de Mens. Wij hebben hier als Kamer zelf
de verantwoordelijkheid om te kijken naar dingen. In zoverre ben ik het,
met alle respect voor de staatssecretaris, niet eens dat dit een inbreuk
op het Statuut zou zijn. Dit Ćs volgens mij het Statuut. Dat wou ik nog
even naar voren brengen.
Staatssecretaris Knops:
Daar verschillen wij toch een klein beetje van mening over, omdat de weg
naar toepassing van artikel 43, lid 2 een aantal doordachte
tussenstappen veronderstelt waarbij je alle mogelijkheden onderzoekt om
te voorkomen dat je uiteindelijk in dat ultimum remedium terechtkomt.
Daar zit volgens mij nog de ruimte om een aantal stappen te zetten, ook
de komende tijd. Het is echt geen verhaal van afschuiven op de langere
termijn. Ik vind echt dat dit op de korte termijn moet gebeuren, omdat
ik hetzelfde ongemak voel als de heer Van Dam. Maar juist omdat ik het
primair als een landsaangelegenheid zie, vind ik ook dat wij in het
kader van die voorwaarden van het land mogen vragen om de juiste stappen
te zetten om hier verbetering in aan te brengen. De motie met die
strekking die u dan mogelijk gaat indienen, gaat verder, maar ik zou
bijna willen zeggen dat dat het voorland is als de landen niet
meewerken. Maar goed, het is aan uw Kamer om daar iets van te vinden. Ik
vind dat ik de stappen op de juiste manier moet doorlopen. Ik ben het
dus eens met de analyse van het probleem, maar ik ben het niet helemaal
eens met het tempo van de stappen naar de oplossing.
Er zijn een aantal vragen gesteld over de vreemdelingenbewaring en de
voortgang van de verbetering. Mevrouw Diertens vroeg daarnaar. Wij
hebben een en andermaal gewisseld dat ook hiervoor geldt dat dat
uiteraard primair een landsaangelegenheid betreft. In die fase dat met
name Venezolaanse vreemdelingen aankwamen, hebben wij de landen die
totaal niet waren berekend op die toestroom, geholpen om procedures op
orde te brengen. Wij hebben ze ook financieel gesteund om de
faciliteiten adequaat in te richten. Daar hebben wij behoorlijk wat geld
voor vrijgemaakt. Het blijft een landsaangelegenheid. Ngo's spreken ons
daar ook op aan. Die posten dan ook brieven en die komen bij ons
terecht. Daarvan zeg ik dan: wij willen de landen helpen, maar het is
aan de landen om te voldoen aan de internationaalrechtelijke
verplichtingen die uit verdragen voortvloeien.
Mevrouw Diertens (D66):
Ik heb daar toch wel een vraag over. Wij hebben natuurlijk een
noodpakket naar de eilanden gedaan in verband met covid. Daar werden ook
eisen en voorwaarden aan gesteld. Het betrof ook weleens zaken waar het
eiland zelf voor verantwoordelijk is. Ik vroeg mij dus af of het toch
niet mogelijk is om in gesprekken, in overleg, dit met wat meer
klemmende verzoeken te gaan regelen. Daar gaat het namelijk eigenlijk
om. Het is niet voorradig, er is geen toegang en het is wel heel erg
schrijnend wat daar gebeurt. Ik voel mij daar best wel
medeverantwoordelijk voor, vandaar.
Staatssecretaris Knops:
Ik kan me voorstellen dat u zich moreel medeverantwoordelijk voelt, maar
juridisch bent u het niet. Dat zeg ik toch maar even. Als we de exegese
van het Statuut zo gaan maken dat iedereen voor alles verantwoordelijk
is, dan bewijzen we daar niemand een dienst mee. Volgens mij moeten we
scherp kijken naar het Statuut en de keuzes die door de landen zelf
indertijd zijn gemaakt. Sommigen zeggen daarvan nu dat dat misschien
anders had gemoeten, maar het is zoals het is. Daarbinnen helpen wij de
landen op die vlakken waar wij formeel geen verantwoordelijkheid dragen,
maar de landen capaciteitsproblemen of kennisproblemen hebben. Dat geldt
dus hiervoor. Dat vind ik toch iets anders dan de noodhulp, want de
noodhulp vloeit rechtstreeks voort uit het feit dat er een totale
economische crisis is ontstaan als gevolg van een wereldwijd virus.
Daarvan hebben wij gezegd: wij bieden onvoorwaardelijk noodhulp aan
iedereen die op dat eiland woont, waarbij wij geen verschil maken tussen
gedocumenteerden en ongedocumenteerden. Wel is duidelijk geworden dat nu
de schaduwzijde zich toont van het feit dat mensen zonder status
jarenlang illegaal verblijven op de eilanden, daarvan gebruik maken ā
als ik dat zo mag zeggen ā en onderdeel uitmaken van de informele
economie. Over dit soort zaken rondom vreemdelingenbeleid en toelating
moet je duidelijke afspraken maken als je naar toekomstbestendige landen
toe gaat. Dat hebben we ook in de gesprekken met de minister-presidenten
van de landen aangegeven. Dit hebben de landen voor een deel natuurlijk
zelf laten gebeuren. Het puur humanitaire deel als gevolg van Venezuela
niet, maar wel het feit dat er heel veel illegalen op de eilanden
zitten, die juist in deze situatie de hoogste tol betalen. Ik vind het
onderscheid tussen of wij verplicht zijn om hulp te bieden rondom de
opvang van vreemdelingen en noodhulp echt twee verschillende
onderwerpen.
Mevrouw Diertens (D66):
Maar het is duidelijk dat door covid dingen nog schrijnender en
vervelender zijn geworden. Ik zie daar dus toch niet zo heel gescheiden
allerlei problemen in. Ik wil heel erg graag dat deze mensen ergens
terechtkunnen voor hulp omdat het heel essentieel is dat we dit nu ook
eens aanpakken, maar dat was ook voor covid zo.
Staatssecretaris Knops:
"Dat wƩ dit eens aanpakken": kijk, wij hebben de landen aangeboden om
kennis en kunde ter beschikking te stellen. We hebben financiƫle
middelen ter beschikking gesteld. De landen hebben hier zelf ā dat
erkennen ze ook; er is geen discussie over bij de landen ā een
verantwoordelijkheid in. Ik neem het ze niet kwalijk dat ze de
procedures niet op orde hadden, omdat deze situatie zich nooit eerder
voordeed, maar het is nu wel aan de landen om het op te volgen. En dan,
zoals u zegt, het punt dat mensen geen toegang hebben tot rechtshulp.
Mijn informatie van de autoriteiten van het land CuraƧao is dat
migranten die de wens hebben om te spreken met een advocaat dat ook
kunnen. Ik heb dus een heel ander verhaal. Ik vind het samen met u van
belang dat mensen toegang kunnen krijgen tot de advocatuur. Daar hebben
Nederland en CuraƧao ook afspraken over gemaakt. Toen het ging over de
projecten om de vreemdelingendetentie te verbeteren, hebben we ook
hierover gesproken. Mensen van JenV zijn daarnaartoe geweest en hebben
gezegd: als u de procedures inricht, moet u hieraan en daaraan aan
voldoen. We hebben indertijd een uitvraag gedaan. We hebben de twee
landen, Aruba en CuraƧao, brieven gestuurd en gezegd: we horen graag
waarmee we u kunnen helpen. Dat zou dan bij wijze van spreken in de vorm
van een bijstandsverzoek moeten. Maar tot op heden heb ik geen signalen
van de landen zelf dat op dit vlak er vanuit Nederland te weinig hulp
zou zijn geboden.
De voorzitter:
De laatste vraag voor mevrouw Diertens.
Mevrouw Diertens (D66):
Vanuit de samenleving daar bereiken mij toch andere geluiden. Wat zou u
dan nog aanvullend kunnen doen? Ik denk dat dit zo'n groot probleem is,
ook in het kader van de mensenrechten en de hulpverlening, dat we er
echt wat meer effort op moeten zetten. Wat zou u nog aanvullend kunnen
doen?
Staatssecretaris Knops:
Het begint toch bij de landen, die moeten erkennen dat er ergens een
probleem is en aan Nederland vragen om bij te springen. U heeft signalen
gekregen, maar mijn gesprekspartners zijn de autoriteiten van de landen.
Wij hebben die signalen niet. Als ze er wel zouden zijn, hoor ik het
graag. Dan kunnen we dat bespreken met de landen. Maar de vraag om hulp
en bijstand zou in eerste instantie van de landen zelf moeten komen,
lijkt mij, gezien het onderwerp en gezien het feit dat het autonome
landen zijn. Als wij ons daar ongevraagd mee zouden gaan bemoeien, zou
ik dat ook ongepast vinden.
Mevrouw Diertens (D66):
Ten slotte ...
De voorzitter:
U heeft al vier interrupties geplaatst. Ik wil het hier even stoppen om
te voorkomen dat we uitlopen. Staatssecretaris, gaat u voort.
Staatssecretaris Knops:
Mevrouw Kuiken vroeg hoeveel vreemdelingen, Venezolanen, er op dit
moment nog vastzitten en voor hoelang. Dat is mij niet exact bekend. Ik
heb vernomen ā maar dat is niet uit directe, recente bron ā dat er
inderdaad nog twee langer vast zouden zitten. Ik weet wel dat er onlangs
een aantal vreemdelingen door CuraƧao in vrijheid zijn gesteld en zijn
overgebracht naar ngo's. Maar ik kan u op dit moment niet meer dan dit
melden.
Mevrouw Kuiken (PvdA):
Punt van orde, want ik heb nog een halve vraag. Ik zou het prettig
vinden dat we even geĆÆnformeerd worden ā dat mag op een logisch moment ā
en geĆÆnformeerd blijven over Venezolanen die langer in detentie worden
vastgehouden worden.
De voorzitter:
Kan de staatssecretaris dat toezeggen?
Staatssecretaris Knops:
Dat wil ik prima toezeggen. Het lijkt mij niet dat mevrouw Kuiken
bedoelt dat ik elk moment een soort actuele status geef. Maar met
informatie geven over de gevallen dat mensen langer worden vastgehouden
met de inkleuring die de heer Van Dam eraan gaf, kan ik leven.
De voorzitter:
Buiten de microfoon om zei mevrouw Kuiken: met een normale
voortgangsrapportage. Dat gaan we zo verwerken. Gaat u voort.
Staatssecretaris Knops:
Mevrouw Diertens vroeg nog hoe het zit met de samenwerking met ngo's en
of ngo's genoeg mensen en expertise hebben om de lokale rechtshulp te
versterken. Ik heb vernomen dat die samenwerking goed is. Er zijn ook
organisaties, zoals Human Rights Defence, die op verschillende terreinen
ondersteuning bieden. Vluchtelingenwerk ondersteunt hierbij en helpt bij
de capaciteitsopbouw.
Dan zijn er een aantal vragen over de Kustwacht. U weet dat de Kustwacht
met ingang van deze kabinetsperiode een verantwoordelijkheid is van de
minister van Defensie, maar omdat zij niet aanwezig is, zal ik proberen
om de vragen toch te beantwoorden. De vraag van mevrouw Diertens of ik
iets kan zeggen over een boot die is gezonken, kan ik niet beantwoorden.
Het bericht is mij niet bekend, wat niet wil zeggen dat het niet klopt.
In algemene zin kan ik zeggen dat de Kustwacht daarover intern direct
over rapporteert in de richting van Defensie. Als u daar meer over zou
willen weten, zou ik u willen verzoeken om die vraag bij Defensie neer
te leggen.
Mevrouw Diertens vroeg ook wat de stand van zaken is rondom het
versterken van de Kustwacht. In 2019 is Defensie gestart met het nemen
van maatregelen ter versterking van de maritieme grenzen en ter
verdichting van de zogenaamde blind spots, de blinde vlekken. Door
verbeterde sensoren wordt de kans op detectie en beheersing van een
plotselinge migratiestroom vanuit Venezuela over zee naar Aruba, Bonaire
en CuraƧao vergroot. De mobiele walradar is een aanvulling op het
bestaande netwerk van walradars, zodat je 360 graden kunt kijken, al is
met name 180 graden het meest relevant natuurlijk. Die radars werden al
ingezet, maar die zijn verouderd. Ook met camera's en drones wordt er nu
meer zicht verkregen op plaatsen waarvan de Kustwacht uit eigen ervaring
weet dat er frequent aanlandingen plaatsvinden. Een aan te leggen
steiger vergroot de mogelijkheden voor maritieme patrouilles rond
Bonaire. De drones zijn in 2019 aangeschaft en zijn operationeel.
Mevrouw Diertens vroeg ook nog of ik het ermee eens ben dat er geen
sprake mag zijn van push-backs. Dat ben ik met haar eens. Wanneer er op
zee nood is, voert de Kustwacht ook SAR-missies uit, ongeacht de
nationaliteit van de opvarenden. De Kustwacht doet niet aan de
zogenaamde push-backacties mee. De aangetroffen migranten worden dan aan
boord genomen bij de Kustwacht en aan de autoriteiten van het land
overgedragen. Nogmaals, er is bij mij geen informatie bekend dat er
recentelijk een schip of een bootje gezonken is.
Voorzitter, daarmee heb ik, volgens mij, alle aan mij gestelde vragen
beantwoord.
De heer Bosman (VVD):
De staatssecretaris is zeer te spreken over de relatie met Sint-Maarten.
Maar ik begrijp toch dat er recentelijk een brief is gekomen van de
president van Sint-Maarten voor de minister-president van Nederland
waarin staat dat ā ik citeer maar even uit de krant ā het gedrag van
deze staatssecretaris "ongepast, onvriendelijk en grof" zou zijn
geweest. In hoeverre is de relatie met Sint-Maarten dan zoals hij die
beschrijft?
Staatssecretaris Knops:
Ik herken me niet in deze bewoordingen. U kent mij als iemand die direct
communiceert en die het ook zegt als het niet goed is. Daar kun je over
van mening verschillen. Ik heb altijd geĆÆnvesteerd in een relatie met de
landen en met de verschillende regeringen, met name op Sint-Maarten,
want daar hebben natuurlijk heel veel kabinetswisselingen
plaatsgevonden. Het zijn spannende tijden op dit moment, niet alleen
voor de landen, maar ook voor Nederland. Er staat veel op het spel. Er
moeten vergaande maatregelen genomen worden. Daar hadden wij ook een
gesprek over. Nogmaals, ik herken mij niet in deze bewoordingen. Wij
gaan gewoon door met de afspraken zoals die eerder gemaakt zijn en ook
met de instemmingen zoals die gegeven zijn door de verschillende
regeringen in de Rijksministerraad ten aanzien van de voorwaarden die
gesteld zijn bij de tweede tranche liquiditeitssteun. Daar wil ik mij
graag op concentreren.
De voorzitter:
Waarvan akte. Dank aan de staatssecretaris. Dan ga ik naar de minister
van Justitie, de heer Grapperhaus. Het woord is aan u.
Minister Grapperhaus:
Voorzitter. Allereerst wil ik ook mijn deelneming uiten aan de Staten
van CuraƧao, maar ook aan familie en nabestaanden van William Millerson,
tot voor kort de voorzitter van de Staten van CuraƧao.
Voorzitter. Ik heb een aantal vragen op onderwerp gesorteerd. Ik begin
bij de vraag van de heer Van Dam over de drugscontroles op CuraƧao. Ik
heb uw Kamer eerder aangegeven dat de CuraƧaose autoriteiten mij hebben
bericht dat er in de zeehaven twee mobiele goederenscanners zijn die
sinds twee jaar defect zijn. De CuraƧaose autoriteiten werken aan de
reparatie van een van die twee. In de zeehaven wordt momenteel in
afwezigheid van de scanners fysiek gecontroleerd, deels
steekproefsgewijs en deels op basis van inlichtingen. De CuraƧaose
autoriteiten hebben verder aangegeven dat er een functionerende
bolletjesscanner aanwezig is op luchthaven Hato, maar dat die niet
volledig kan worden ingezet. Passagiers van vluchten afkomstig uit
CuraƧao worden op Schiphol onderworpen aan het 100%-controleregime van
de Douane. Daardoor zijn de consequenties van het niet-functioneren van
de apparatuur op Hato voor Nederland beperkt. Tijdens het laatste
Justitieel Vierpartijen Overleg, in januari van dit jaar, zijn vanuit
het zogenaamde baselinetraject een aantal voorstellen gedaan voor de
aanschaf van verschillende typen goederenscanners. Het is vervolgens aan
de landen om een eventueel advies over te nemen en dat te implementeren.
Tijdens dat JVO heeft CuraƧao aangegeven dat men de aanschaf van nieuwe
goederenscanners zelf met de minister van Financiƫn zou oppakken. Tot
zover de scanners.
Voorzitter. Mevrouw Kuiken had een vraag over de mensenhandel. Het
dossier aanpak mensenhandel en mensensmokkel is een prioritair thema
voor Caribisch Nederland. Al enkele jaren controleren het Korps Politie
Caribisch Nederland met de KMar, de Arbeidsinspectie en de openbare
lichamen regelmatig de risicosectoren, zoals de bouw, de horeca en de
prostitutie, op illegale arbeid en uitbuiting. Daar komen geen signalen
van grote problemen met betrekking tot illegaliteit uit. De
ketenpartners werken samen bij het verzamelen van de signalen van
mensenhandel en mensensmokkel in het themaregister en de komende tijd
zal die samenwerking worden geĆÆntensiveerd. De Kustwacht ziet op dit
moment weinig bewegingen vanuit Venezuela richting de ABC-eilanden
gedurende de COVID-19-crisis. Er is overigens door de BES-ketenpartners
voortdurend overleg met de humanitaire hulporganisaties over het bieden
van hulp aan legale en illegale vreemdelingen.
De voorzitter:
Er is op dit punt een interruptie van mevrouw Kuiken van de Partij van
de Arbeid.
Mevrouw Kuiken (PvdA):
Dank aan de minister voor de beantwoording maar het is meer het oplezen
van een antwoord dan dat ik het gevoel heb dat het antwoord ook
doorleefd is. Ik heb met Venezolaanse bewoners gesproken die zelf
zeggen: we hebben hier huizen waar prostitutie plaatsvindt en waar
kinderen wonen die buiten beeld zijn en niet naar school gaan. Dus ik
zou bijna willen zeggen: check niet alleen bij je ketenpartners maar
vraag ook aan de lokale ngo's en aan vertegenwoordigers van de
Venezolaanse gemeenschap van vluchtelingen op onder andere Bonaire die
met deze geluiden komen en die bijna aan de hand van straatnamen kunnen
aangeven waar die huizen zich bevinden, of zij zich hierin kunnen
herkennen.
Minister Grapperhaus:
Die contacten met de ngo's zijn er. We hebben juist hiervoor jaarlijks
middelen beschikbaar gesteld. De informatie die ik net aangaf, wil niet
zeggen dat er helemaal geen problematiek is maar dat die problematiek
wel overzichtelijk is. We werken nog steeds aan de versterking van de
signalen op het gebied van mensenhandel en illegaliteit, want dit is wel
een punt van continue zorg. U mag er dan ook op rekenen dat we daar echt
voortdurend over in gesprek blijven.
Mevrouw Kuiken en de heer Van Dam vroegen naar de alcoholcontroles. De
betreffende AMvB wordt per 1 juli aanstaande ingevoerd. Dan moet er nog
een ministeriƫle regeling worden opgesteld waaraan nu de laatste hand
wordt gelegd. Daarvoor hebben we nog bepaalde informatie van het
ziekenhuis op Bonaire nodig. Die hebben de afgelopen tijd prioriteit ten
aanzien van COVID-19 gehad, dus dat is gewoon vertraagd. Zonder die
ministeriƫle regeling kunnen we geen uitvoering geven aan dit onderdeel
van de wegenverkeersverordening. Maar ik wil u zeggen dat we alles in
het werk stellen om te zorgen dat het nu zo spoedig mogelijk rondkomt.
Er worden op dit moment overigens alcoholcontroles uitgevoerd, maar dat
gebeurt op basis van de oude regelgeving.
Dan het punt van de ondermijning. Dan kom ik eigenlijk ook meteen met
een soort drie in ƩƩn. Daar heb ik namelijk twee vragen over gekregen,
maar ik kreeg ook nog de vraag van mevrouw Kuiken: wat ziet u nou als uw
grootste prioriteit op de eilanden? Ik zie echt als prioriteit nummer
ƩƩn: de aanpak van ondermijning. Binnen die prioriteit onder ƩƩn, is een
heel belangrijke subprioriteit de verbetering van de
informatie-uitwisseling binnen het Koninkrijk, tussen ons en de landen.
We moeten informatie-uitwisseling tussen diensten krijgen, zodat we echt
een soort informatieknooppunt in Nederland op dat punt zouden kunnen
krijgen.
We investeren op dat punt aan de grens overigens in het walradarsysteem
van de Kustwacht. Dat is echt heel erg nodig voor de detectie van
bewegingen op zee, om zo de eilanden te beschermen tegen de aanlanding
van drugs, wapens en illegalen. Ik heb mij daar in april 2019 uitvoerig
in laten meenemen door de commandant van de Kustwacht. Hij heeft mij
laten zien hoe belangrijk het is dat we dat walradarsysteem straks
kunnen inzetten.
Een derde speerpunt bij de ondermijning is de aanpak van witwassen. Daar
liggen nog wel wat taken ā laat ik het zo zeggen. In de eerste plaats is
het heel erg belangrijk om het bewustzijn over witwassen bij
meldingsplichtige instanties te ontwikkelen. We moeten ook in de
intelligencecapaciteit van opsporingsdiensten blijven investeren. Dat
betekent dat het Korps Politie Caribisch Nederland komend jaar zal
beginnen met een inhaalslag op het gebied van het financieel
rechercheren. Daarvoor gaan we heel erg investeren in de
FinEc-opleiding, want dat is daar echt nodig. Als we de
meldingsplichtige instanties verder aanspreken op hun ontwikkeling op
dat punt, moeten we ook zorgen dat we expertise aan de kant van het KPCN
hebben. Ook intensiveren we de samenwerking tussen de FIOD en de
Belastingdienst Caribisch Nederland. Ik ga ook een speciale
antiwitwasofficier aanstellen op het Openbaar Ministerie van de
BES.
De Bibobwetgeving is op dit moment niet van kracht op Bonaire,
Sint-Eustatius en Saba, maar we werken met een werkgroep aan voorstellen
voor een Bibobvariant die daar werkzaam zou kunnen zijn. Dan is het heel
erg van belang dat die drie eilanden daarin ook gezamenlijk gaan
optrekken, want anders krijg je dat criminelen naar de zwakste schakel
van de drie toetrekken. We hebben een werkgroep met de openbare lichamen
zelf, met het Korps Politie Caribisch Nederland en met mijn ministerie,
inclusief het Openbaar Ministerie, om te kijken hoe we dit verder kunnen
brengen. Dit onderwerp zullen we, nu de eilanden weer toegankelijker
worden, stevig onder de aandacht brengen.
Dan nog iets over het JVO dat over enkele weken weer gehouden wordt. Dat
zal dit keer in de vorm van een videoconferentie zijn. Dat is helaas
niet anders, maar ik heb met de collega's van de drie andere landen
afgesproken dat we, als de ontwikkelingen rond COVID-19 dat toelaten,
toch kijken of we misschien ergens in oktober een fysieke ontmoeting
kunnen hebben. Dat JVO is namelijk echt van heel groot belang, juist ook
voor Caribisch Nederland, om goed te kijken hoe we elkaar justitieel
kunnen versterken. Ik wil dat toch nog eens benadrukken. Ik heb zelf wel
degelijk het gevoel dat dat JVO nog steeds zin heeft. Ik zal de kritiek
van de heer Van Dam, namelijk dat hij het gevoel heeft dat hij over de
JBZ-Raad beter wordt geĆÆnformeerd, in positieve zin oppakken, dus niet
in de negatieve zin dat ik de informatie over de JBZ-Raad zal
verminderen. Dus ik zal ook bij de collega's aankaarten dat we daar
misschien meer over naar buiten moeten brengen.
Voorzitter, volgens mij is dat wat ik aan beantwoording voor de leden
had.
De voorzitter:
Ik zie de heer Bosman nee schudden.
De heer Bosman (VVD):
Ja, want ik had nog een vraag over het Openbaar Ministerie in het
Caribisch gebied. Dat dreigt soms een beetje aan de laatste mem te
hangen. Is er binnen het Nederlandse Openbaar Ministerie aandacht voor
de investeringen die van belang zijn, juist voor dat gebied, en die zo
cruciaal zijn tegen die ondermijning?
De voorzitter:
Dank aan de heer Bosman voor de agrarische metafoor.
Minister Grapperhaus:
Ja, die aandacht is er. We hebben dezer maanden goed overleg gehad,
allereerst om te kijken of we behulpzaam konden zijn bij het vinden van
een geschikte kandidaat om de positie van pg voor Aruba over te nemen.
Dat is gelukt met de heer Bote ter Steege, die zeer ervaren is en een
aantal jaren werkzaam is geweest in Caribisch Nederland. We zitten nu
ook in de procedure van het zoeken naar de toekomstige vervanger van de
pg van CuraƧao, Sint-Maarten en de BES-eilanden. Het College van
procureurs-generaal is zeer bereidwillig om mee te denken, ook over
geschikte kandidaten van hier. Het kan ook een geschikte kandidaat van
daar zijn. Daarover zijn we met elkaar in goed overleg. De huidige pg
heeft zich bereid verklaard in ieder geval nog enige tijd aan te
blijven, zodat we rustig kunnen zoeken naar nieuwe kandidaten. Zijn
termijn zou in september aflopen, maar ook in verband met COVID-19 werd
dat allemaal erg moeilijk. We hebben hem bereid gevonden om nog enige
tijd aan te blijven. Dat is bijzonder plezierig. Hij is een van de
ervaren krachten van het Nederlandse Openbaar Ministerie.
De heer Bosman (VVD):
Dat is de personele kant. Die is heel belangrijk. Goede mensen die kant
op is zeker van belang. Zoals ik al zei: het is daar topsport bedrijven.
Maar het gaat ook om de financiƫle kant. Denk aan ICT-systemen die
vervangen moeten worden. Het moet niet op het laatste moment zijn: o, we
hebben ook nog een klein postje in het Caribisch gebied; dat werkt nog
met Windows 95. Het zou dus mooi zijn als dat totale pakket, voor het
Openbaar Ministerie in Nederland maar ook voor het Openbaar Ministerie
in het Caribisch gebied, gelijkelijk wordt verdeeld. Er is misschien nog
wel meer aandacht nodig voor het Caribisch gebied dan voor het deel van
Amsterdam; ik noem maar wat.
Minister Grapperhaus:
Daar heeft u gelijk in. U had daar een vraag over gesteld. We hebben op
dit moment een gemeenschappelijk traject van OM en Gemeenschappelijk
Hof. Dat komt overigens voort uit de schade die Irma destijds heeft
aangericht. Daarbij richten we ons zeer op de digitalisering in de
strafrechtketen. Sindsdien, althans, sinds 2018, werken we samen met
CuraƧao, Sint-Maarten en Caribisch Nederland aan ƩƩn digitaal
strafdossier. Daarmee hebben we dus echt een hele belangrijke stap gezet
op het punt van de, om het zo maar te zeggen, professionalisering
aldaar, ook met betrekking tot digitaal werken. Ik heb me daarvan ook
zelf in gesprekken met het OM ter plaatse ā de laatste keer was eind
april 2019 op CuraƧao ā op de hoogte gesteld. Daar wordt nu echt
aanzienlijke vooruitgang in geboekt.
De voorzitter:
De heer Bosman, voor de laatste keer, denk ik.
De heer Bosman (VVD):
Nee, dit is een interruptie. Dat andere was een vraag. Ik heb nu een
interruptie. De minister had het erover dat de informatie-uitwisseling
van belang is. Waar zit de problematiek in die uitwisseling? Wat is er
nodig om die uitwisseling van informatie tussen Nederland en het
Caribisch gebied beter te maken? Waar zit de "nee", om het zo maar te
zeggen? Waarom lukt het niet of wat zou er beter moeten?
De voorzitter:
Dat was inderdaad een interruptie. Dat was niet het vrije woord van de
heer Bosman. Dat kennen we niet in deze vergadering. Dus dat
klopt.
Minister Grapperhaus:
We zijn met elkaar aan het onderzoeken, in twee werkgroepen, hoe we de
informatie-uitwisseling veel beter kunnen laten verlopen met elkaar. Ik
heb ook al eerder gezegd dat dat echt een van de prioriteiten is, omdat
we merken dat dat veel beter kan. Dat gaan we op het eerstvolgende JVO
met elkaar nader uitwerken. Als het goed is, kan ik u aan de hand
daarvan vertellen waar we staan.
De voorzitter:
We zien het JVO-verslag tegemoet. Volgens mij was dat de beantwoording
van de zijde van de minister van Justitie en Veiligheid. Dank. Dan ga ik
nu naar de minister voor Rechtsbescherming, de heer Dekker. Het woord is
aan hem.
Minister Dekker:
Veel dank, voorzitter. Ook ik wil beginnen met het betuigen van mijn
medeleven aan de bevolking van CuraƧao en in het bijzonder aan de
familie van William Millerson. Ik heb hem ooit, jaren terug, mogen
ontmoeten in het kader van de Koninkrijksspelen die we hier toen in
Nederland, specifiek in Den Haag, organiseerden. Het was een imposante
man, die misschien wel de principes van de sport heeft overgebracht naar
de politiek: respect hebben voor je tegenstanders, ook je politieke
tegenstanders. Uiteraard wens ik ook mevrouw Pauletta, die in zijn
voetsporen treedt als nieuwe Statenvoorzitter, veel succes.
Voorzitter. Voordat ik begin over Sint-Maarten, wil ik kort iets zeggen
over Caribisch Nederland. Misschien kan ik beginnen met een licht
positieve noot. In een aantal van de doorlichtingen zie je dat
verschillende instellingen, zoals de Voogdijraad, de reclassering en het
Hof, goede diensten leveren op de drie eilanden. Dat geldt misschien wel
in het bijzonder voor de gevangenis op Bonaire, die in een van de
rapporten aangeduid wordt als een voorbeeld voor soortgelijke
inrichtingen in dat gebied. Ik denk dat we daar met z'n allen best een
beetje trots op mogen zijn. Het is in ieder geval een groot compliment
aan alle instanties en alle betrokkenen die daar op dat eiland zo hard
aan hebben getrokken.
Maar er is geen reden om achterover te leunen. Mevrouw Kuiken daagde
Ferd Grapperhaus en mij uit: wat zijn dan jullie ambities voor de
komende tijd? In het verlengde daarvan moeten we, denk ik, breder
kijken. Hoe zet je een straf zodanig in dat de tijd die iemand achter de
tralies zit, zo goed mogelijk wordt gebruikt om ervoor te zorgen dat hij
op een goede manier terugkeert? Daar discussieerden we hier in Nederland
onlangs nog over, rond het wetsvoorstel Straffen en beschermen: je moet
veel meer inzetten op gedragsverandering, op resocialisatie, op goede
afspraken. Dat moeten we ook daar op de eilanden realiseren. Dat is
misschien juist daar wel belangrijk, omdat die eilanden zo klein zijn
dat het, als je terugkomt en een vlekje of een stempel hebt, nog eens
extra moeilijk is om een baan of een dak boven je hoofd te vinden, als
je het vergelijkt met Nederland. In Nederland kun je altijd wel ergens
een nieuwe start maken, maar dat is daar toch vele malen ingewikkelder.
We zijn nu met heel veel instanties aan het kijken wat we kunnen doen
binnen detentie om dat veel meer een actieve invulling te geven. We zijn
met instanties bezig over wat we kunnen doen om na detentie de kans op
recidive verder te verkleinen, want die percentages liggen gewoon hoger,
hoger ook dan in het Europese deel van Nederland.
Voorzitter. In het verlengde daarvan zijn er afspraken gemaakt in het
JVO voor een taskforce detentie. Een aantal vroeg: hoe staat het daar nu
mee? Dat staat echt nog in de kinderschoenen, in die zin dat Aruba,
CuraƧao en Nederland inmiddels hebben aangegeven deel te willen nemen
aan de taskforce. We wachten nog op een reactie van Sint-Maarten. De
samenstelling van de taskforce zal in het komende JVO van 15 juli,
waarover de heer Grapperhaus zojuist sprak, opnieuw onderwerp zijn van
gesprek. Het idee is dat de taskforce ook wordt gebruikt om ervaringen
en kennis uit te wisselen, bijvoorbeeld in het
gevangenisdirecteurenoverleg, maar je kunt ook denken aan uitwisseling
van en aansluiting bij trajecten voor opleiding. Door COVID-19 heeft
alles, daar moet ik gewoon eerlijk over zijn ⦠U vraagt of ik niet wat
verder had kunnen zijn de afgelopen maanden. Ik denk dat wij sinds
februari, maart echt opgeslokt zijn door hele andere dingen en dat dit
op een iets lager pitje is gezet. Maar de ambitie om er nog steeds iets
van te maken, is er zeker.
Dan Sint-Maarten en detentie. Dat is natuurlijk toch een ā hoe zeg je
dat ā hoofdpijndossier. Wij zijn er met z'n tweeĆ«n heel veel mee bezig.
We hebben sinds de orkaan vrij veel gedetineerden overgenomen. Op dit
moment zitten nog 16 van de 31 gedetineerden die we hebben overgenomen
na Irma en Maria, in Nederland, wat betekent dat 15 gedetineerden zijn
teruggekeerd op het moment dat hun straf ten einde liep. Van de zestien
gedetineerden die nu nog in Nederland verblijven, zijn er vier die ook
in verband met een individueel veiligheidsrisico voorlopig in Nederland
blijven. Dat is onder een speciale regeling. De andere twaalf heb ik het
liefst zo snel mogelijk weer terug, maar dat is best ingewikkeld met de
toestand van de gevangenis aldaar. Het huidige regime is dus dat we die
terugsturen zodra hun straf ten einde komt of zodra de voorlopige
invrijheidsstelling eraan zit te komen. Dan ga je ook weer nadenken over
re-integratie en dat kun je beter daar doen dan hier.
De heer Bosman vroeg: wat leer je hiervan? Ga je in de toekomst nog
gedetineerden overnemen? Dit was een noodgreep, ook na de enorme schade
die de orkanen hadden aangericht. We hebben in principe staande
afspraken dat wij gevangenen overnemen daar waar er sprake is van
bijzondere gevallen, zoals ik het maar even noem. Die bijzondere
gevallen kunnen medisch van aard zijn, waarbij zorg niet geleverd kan
worden op het eiland. Dan staan wij aan de lat. Maar het gebeurt vaker
dat er een indringende reden is in het kader van veiligheid. Als er hele
zware boeven worden opgepakt, die soms ook vijanden hebben die daar in
de gevangenis zitten, is het niet verstandig om ze ertussen te zetten.
Ook in dat geval kunnen we ze overnemen of worden ze overgebracht naar
Bonaire. Het lijkt mij verstandig om dat, ondanks wat getouwtrek over de
tijd en moeite die het kost om de reguliere gevangeniscapaciteit en de
omstandigheden daar op orde te brengen, wel gewoon voort te
zetten.
De heer Bosman (VVD):
Ik denk dat dit het kopje was over de gevangenis op Sint-Maarten.
Volgens mij hebben we daar ook containercellen aangeboden. Worden die
benut? Wordt er al gebruik van gemaakt? Is daar al een plan voor?
Minister Dekker:
Dat klopt. Dat gaat nog terug naar een overigens vrij goede sessie die
wij destijds hadden met De Weever op Sint-Maarten, op een moment dat ik
dacht: hƩ, nu komen we een eind verder. We hebben toen hele concrete
afspraken gemaakt over tal van dingen die in gang gezet moeten worden,
met een tijdlijn, waarbij we hen ook hebben gevraagd om helder te zijn
over wat reƫel is. We maken liever reƫle afspraken die iets meer tijd
kosten dan irreƫle afspraken, om vervolgens over een halfjaar weer te
concluderen dat we niks zijn opgeschoten. Daar was dit onderdeel van,
omdat zij aangaven: in de tussentijd moeten we wat doen. Toen hebben wij
gezegd: wij zijn bereid om die containercellen beschikbaar te stellen
die wij toch in Bonaire over hadden vanwege de tijdelijke gevangenis
daar. Die eerste zending hebben wij gebracht. Ik weet niet waar op
Sint-Maarten ze inmiddels staan, maar figuurlijk staan ze nog steeds op
de kade; er gebeurt gewoon helemaal niks mee. Voor een deel zal dat best
een reden hebben. Het is ingewikkeld om het aan te leggen en het moet
natuurlijk aangesloten worden op allerlei voorzieningen, maar het duurt
dus langer dan ons lief is. We hebben inmiddels twee keer via de video
met de nieuwe regering gesproken. Het is geen kwestie van automatisch op
de blauwe ogen geloven. Het vertrouwen moet inmiddels echt wel worden
verdiend, maar zo'n nieuwe regering moet wel de kans worden geboden om
te laten zien of zij de bereidheid heeft om de daad bij het woord te
voegen en nu echt stappen te zetten.
Voorzitter. Dan het jeugdstrafrecht in Caribisch Nederland. Dat staat
echt op het punt om in te gaan. Wij hebben steeds gekoerst op 1 juli.
Vorig jaar hebben we voor een belangrijke AMvB die we nog hadden hangen,
het advies van de Raad van de State ontvangen. We willen dat commentaar
netjes verwerken, waardoor 1 juli niet lukt. We koersen nu op
inwerkingtreding per 1 augustus. Ik denk dat dat heel veel kansen biedt
om op een veel pedagogischer manier om te gaan met straffen. Binnen de
gevangenis op Bonaire zijn een aantal plekken voor jongeren gecreƫerd.
Er wordt inmiddels geƫxperimenteerd met taakstraffen, alternatieve
straffen, een beetje HALT-achtig, maar dan ondergebracht bij de
Voogdijraad. Dat wordt nu allemaal voorzien van een formeler juridisch
kader. Ik denk dat dat heel positief is.
De voorzitter:
Er is een interruptie van mevrouw Diertens.
Mevrouw Diertens (D66):
Kunt u aangeven of dat een beetje in de richting is vergelijkbaar met
onze HALT-procedures, waarin jongeren een tweede kans krijgen en Krusada
er eventueel bij betrokken wordt?
Minister Dekker:
Ja, wat dat laatste betreft moet ik er even induiken, maar we doen twee
dingen. Aan de voorkant zetten we in op preventie. Er is de erbarmelijke
situatie waarin kinderen soms al heel jong getuige zijn van huiselijk
geweld, een slechte jeugd hebben en opgroeien in armoede. Dat zijn niet
de omstandigheden die iemand een stabiele en zekere toekomst geven,
waardoor de kans dat ze het verkeerde pad op gaan groot is. Dat willen
we indammen en terugdringen met goede opleidingen, goede huisvesting en
goede trajecten voor kinderen en jongeren die school uitvallen. Krusada
of dat soort organisaties kunnen daar een rol in spelen. Ik zal ernaar
kijken.
Het tweede is dat we veel meer aan de achterkant moeten kijken wat er
nodig is om een goede terugkeer mogelijk te maken. Jeugdzorg is daar een
belangrijk onderdeel van. Dat ligt natuurlijk op het terrein van VWS,
maar ik zal dit samen met mijn collega daar oppakken.
Dan het huiselijk geweld en in het bijzonder de huisverboden. Voordat ik
daarop inga, zeg ik dat er sinds een aantal jaren ook op de BES-eilanden
wordt gewerkt met een soort zorg- en veiligheidshuizen. Daarbij vindt
casusoverleg plaats over gezinnen waarover zorgen bestaan. Daar worden
goede ervaringen mee opgedaan. Er wordt de komende tijd met de betrokken
ministeries en het openbaar lichaam Bonaire gekeken of die initiatieven
die naar aanleiding van die pilotprojectsubsidies gestart zijn in 2015,
een structurelere plek kunnen krijgen. Dat wordt uiteindelijk meegenomen
in een plan dat eind dit jaar klaar moet zijn.
Het tweede is dat er op dit moment aan gewerkt wordt om in het
Burgerlijk Wetboek geestelijke, lichamelijke en andere vormen van
vernedering te verbieden. Dat is de uitvoering van de motie van het lid
Van der Graaf. Wij verwachten dat het mogelijk moet zijn om dat
wetsvoorstel in de tweede helft van 2020 in te dienen.
Tot slot. In het JVO is eind 2018 gesproken over de mogelijkheid die we
in Nederland maar nog niet op de BES-eilanden hebben, om huisverboden in
te stellen om huiselijk geweld ook echt te stoppen. Daarbij is wel
aangegeven dat, voordat wij daar in het Europese deel van Nederland ooit
mee begonnen, het wel een lang aanlooptraject met veel voorbereiding
heeft gekend voordat dat effect heeft gehad. Aan alleen een huisverbod
als juridisch instrument heb je niet zo vreselijk veel. Je hebt ook de
samenwerking van allerlei partners daaromheen nodig om dat goed te laten
verlopen. Het is daarna wel wat stil geweest, ook vanuit de openbare
lichamen, dus de laatste zaken rond de voorbereiding heb ik niet
helemaal helder voor ogen. Maar ik kan u toezeggen dat ik de openbare
lichamen om een snelle reactie zal vragen hoe het hier nu mee
staat.
De voorzitter:
Laten we iedereen nog een genade-interruptie gunnen. Meneer Van Dam om
te beginnen.
De heer Van Dam (CDA):
Oeps, de genade-interruptie als nucleaire optie.
De voorzitter:
Wacht, u had er nog een.
De heer Van Dam (CDA):
Ik heb een vraag aan de minister voor Rechtsbescherming op dit punt.
Eind 2018 is dit al voorgelegd aan de openbare lichamen. Ik heb er alle
begrip voor en vind het fijn als u dat nog een keer wilt doen, maar zou
u de Kamer daarover willen berichten, door daar apart een brief over te
schrijven op een passende termijn?
Minister Dekker:
Ik zal dat doen. Dan lijkt me dat het meest praktisch na het JVO ...
Nee, dat doen we even apart. Maar wellicht in het kielzog van de
terugkoppeling van het JVO.
De voorzitter:
Dank u wel, ik kijk even of de minister aan het einde was van zijn
beantwoording. Daarmee kunnen wij over naar de tweede termijn. Mij is
alleen te kennen gegeven dat de leden prijs zouden stellen op een korte
schorsing. Heeft u voldoende aan enkele minuten? Dan beginnen wij weer
om 15.15 uur.
De vergadering wordt van 15.09 uur tot 15.16 uur geschorst.
De voorzitter:
Dames en heren, van harte welkom terug. We zijn aangekomen bij de tweede
termijn van dit notaoverleg Koninkrijksrelaties en rechtshandhaving. De
spreektijd die ik heb afgesproken met de leden is twee minuten. Ik begin
bij de heer Van Dam. Aan hem het woord.
De heer Van Dam (CDA):
Voorzitter, dank u wel. Ik wil de leden van het kabinet danken voor hun
beantwoording. Laat ik mij nog beperken tot een opmerking over de
gevangenis Pointe Blanche op Sint-Maarten. Ik hoor de staatssecretaris
zeggen dat deze motie het probleem van de gevangenis oplost, maar niet
het probleem van het Statuut. Het is natuurlijk altijd gevaarlijk om er
ƩƩn opmerking uit te halen, omdat die altijd in de context van een
inbreng is gemaakt, maar ik denk dat daarin wel een stukje essentie zit
van wat we hier doen. Ik heb ook niet de ambitie om met deze motie het
probleem van het Statuut op te lossen, ook niet in de zin van het
bewerkstelligen van enorme veranderingen in de relatie tussen Nederland
en Sint-Maarten. Ik heb gisteravond een gesprek gehad met
parlementsleden van Sint-Maarten, en ik moet u eerlijk zeggen dat het
eigenlijk voor de eerste keer was in de tijd dat ik in deze commissie
zit dat we op een volwassen manier met elkaar over dit onderwerp
spraken. Daar was ik gewoon hartstikke blij mee. Ik trof mensen die ook
die verantwoordelijkheid voelen voor wat daar nu onder hun
verantwoordelijkheid niet tot stand komt. Ik ben iemand die afkomstig is
uit het bedrijf van de rechtshandhaving. Die kun je bedrijven als je
weet dat je het met een bepaald minimumfatsoen regelt. Dan kun je mensen
opsluiten en straffen uitdelen en dat soort dingen. En dat is wat mij in
dezen drijft.
Ik heb dus ook niet de ambitie om met deze motie het Statuut aan te
passen. Ik heb wel de ambitie om met deze motie bij te dragen aan de
oplossing van het probleem dat zich daar, voor een deel uit onmacht,
voordoet. Daarom kom ik tot de volgende motie.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de Raad voor de rechtshandhaving en de
Voortgangscommissie Sint Maarten bij herhaling rapporteren dat
gevangenis Pointe Blanche op Sint-Maarten zowel qua humane detentie als
qua werkplek volledig ongeschikt is en niet voldoet aan internationaal
gestelde wet- en regelgeving;
constaterende dat de Voortgangscommissie Sint Maarten stelt dat het
ministerie van Justitie op Sint-Maarten geen regie heeft op het
gevangeniswezen, hiervoor geen capaciteit heeft en zonder hulp van
buiten niet in staat is om de detentieproblematiek op te lossen;
overwegende dat overeenkomstig artikel 43, lid 2 van het Statuut het
waarborgen van fundamentele menselijke rechten en vrijheden en de
rechtszekerheid een aangelegenheid van het Koninkrijk is;
verzoekt de regering te realiseren dat ā op kosten van het land
Sint-Maarten ā de uitvoering van het gevangeniswezen op Sint-Maarten
voor een periode van vijf jaren geheel wordt overgenomen door de
Rijksministerraad,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van Dam en Bosman. Naar mij
blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 62 (35300-IV).
Dan dank ik de heer Van Dam voor zijn tweede termijn en geef ik het
woord aan de heer Bosman namens de VVD.
De heer Bosman (VVD):
Dank, voorzitter. Dank voor de brede beantwoording van de aan de
staatssecretaris en de ministers gestelde vragen. Het is goed dat dit
breed gedragen wordt en dat het goed op het netvlies staat dat er zorgen
zijn en dat de gesprekken van belang zijn. Ten aanzien van Bonaire, Saba
en Sint-Eustatius ben ik positief. Ten aanzien van Aruba, CuraƧao en
Sint-Maarten heb ik enige zorgen.
Collega Van Dam heeft een motie ingediend. Het is indrukwekkend dat hij
hier binnen anderhalf jaar al zegt: hup, we gaan ingrijpen. Het is ook
een beetje een verwijt aan mij dat ik al tien jaar bezig ben en dat de
heer Van Dam op deze korte termijn al tot dergelijke stappen komt. Maar
het is wel herkenbaar. Ik snap de frustratie en de teleurstelling, zeker
van iemand die uit het vakgebied komt. De staatssecretaris had het
artikel 43, lid 2. Hij zei dat alle stappen moeten worden gezet. Dat ben
ik met hem eens, maar als wij afhankelijk zijn van de stappen die gezet
moeten worden door de overkant, dan maak ik mij daar zorgen over. Als
iedere keer weer ⦠Nou ja, de Processie van Echternach werd al genoemd.
Terwijl het wel urgent is. Het probleem is zeker urgent.
Ik steun de motie van collega Van Dam dan ook van harte, want het is van
belang dat mensen snappen dat de tijd van pappen en nathouden echt wel
voorbij is. Deze staatssecretaris doet niet anders dan doorpakken en
duidelijk maken dat pappen en nathouden voorbij is, maar ze mogen aan de
overkant ook best weten dat de Kamer daar serieus mee bezig is. Daarom
is het van belang dat die motie er ligt. Het is helder dat het Statuut
wel aan aanpassing onderhevig is. Ik ben blij dat collega Van Dam dat
ook benoemt. Het is goed om te horen dat Sint-Maarten daar ook bij
aanhaakt, maar voordat we de zaak geregeld hebben, zullen we toch wel
een aantal afspraken met z'n allen moeten maken, zodat situaties die zo
schrijnend zijn dat ze aangepakt moeten worden, ook serieus worden
opgepakt. Vandaar de steun.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank aan de heer Bosman. Dan geef ik het woord aan mevrouw Diertens. Zij
spreekt namens D66.
Mevrouw Diertens (D66):
Dank u wel voor de beantwoording van de vragen. Ik ben ook heel blij dat
er in die zin aandacht is voor jeugdcriminaliteit dat we daar wat breder
naar kijken dan alleen "ƩƩn keer en dan achter de tralies". Ik heb wel
een vraag daarover: wanneer gaat die Haltprocedure ā ik noem het maar
even zo ā in? Het zou fijn zijn als daar een tijdslijn bij kan worden
gegeven.
Ik heb ƩƩn motie.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat er sinds 2019 op CuraƧao een nieuwe procedure voor
bescherming op grond van artikel 3 EVRM is;
overwegende dat de toegang tot rechtsbijstand in de praktijk onvoldoende
is;
overwegende dat er vreemdelingen aankomen op CuraƧao die direct in
detentie geplaatst worden zonder enige mogelijkheid tot contact met een
advocaat;
overwegende dat de omstandigheden in detentie niet of nauwelijks
verbeteren;
overwegende dat de Kamercommissie Koninkrijksrelaties in een brief aan
de staatssecretaris op 13 januari jongstleden zich gezamenlijk heeft
uitgesproken tegen de slechte omstandigheden;
verzoekt de regering te onderzoeken wat de mogelijkheden zijn om de
rechtsbijstand op CuraƧao, zowel qua capaciteit als qua kennisniveau, te
versterken, en hierover voor de begrotingsbehandeling aan de Kamer te
rapporteren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Diertens en Groothuizen. Naar
mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 63 (35300-IV).
Dank aan mevrouw Diertens voor haar tweede termijn. Ik zie dat er een
interruptie is van de heer Van Dam van het CDA.
De heer Van Dam (CDA):
Ik heb een vraag aan mevrouw Diertens, want het feit dat ik zo op wist
te lepelen wie er nog vastzitten doet vermoeden dat dit onderwerp mij
ook raakt. Hoe moeten we dat dictum nu lezen? Moet onze regering het
daar gaan regelen, of moet onze regering er met de regering daar over in
gesprek gaan dat zij het daar gaan regelen?
Mevrouw Diertens (D66):
Het heeft mijn voorkeur dat we dat samen gaan regelen, maar dat het
initiatief en de implementatie van dit soort dingen in wezen bij de
regering van CuraƧao blijven. Maar ik zou het wel heel fijn vinden als
ik daar met deze motie nog extra aandacht voor kan vragen.
De voorzitter:
Dank u wel. Daarmee zijn wij toegekomen aan de beantwoording in tweede
termijn. De moties worden op dit moment nog even gekopieerd en
verspreid. Het is natuurlijk wel zo dat de eerste motie van de heer Van
Dam al eerder het daglicht had gezien. Ik zie dat de staatssecretaris op
zich de beantwoording nu dus zou kunnen aanvangen. Dan gaan we dat doen.
Ik geef het woord aan de staatssecretaris.
Staatssecretaris Knops:
Dank u wel, voorzitter. Dank aan de leden voor hun inbreng in tweede
termijn. Ik zou heel kort kunnen zijn in de richting van de heer Van
Dam, maar ik zal iets langer zijn. Ik zou me kunnen aansluiten bij zijn
ambitie om oplossingen aan te dragen voor problemen die er zijn. Volgens
mij is dat ook hetgeen wat ons allemaal bindt. Ik ben het ook eens met
de heer Bosman, die zegt: dat moet je wel stap voor stap doen.
Natuurlijk, moties zijn ook politieke signalen. Dat begrijp ik. Die
signalen zullen ook buiten dit huis verspreid worden. Maar de Kamer mag
mij aanspreken op wat ik de komende tijd samen met Sint-Maarten doe.
Overigens, waar het gaat om de detentie doe ik dat veelal samen met
collega Dekker, omdat hij daar ook een verantwoordelijkheid in heeft. Ik
heb in eerste termijn al aangegeven dat er nog een aantal stappen te
zetten zijn, ook in de komende maanden. Dat is geen verhaal waarvan ik
denk: o, dat gaat nog jaren duren. Nee, de komende maanden zijn cruciaal
om te kijken of de hoop die we hebben ten aanzien van de nieuwe regering
van Sint-Maarten omgezet wordt in concrete actie, bijvoorbeeld ten
aanzien van het opstellen van het businessplan, maar ook ten aanzien van
daadwerkelijk stappen zetten om, nadat de middelen gereserveerd zijn, te
investeren in de rechtshandhaving en in het bijzonder de gevangenis. Dat
heb ik ook in mijn brief van 5 juni zo aangegeven. In het dictum van de
motie op stuk nr. 62 wordt de regering verzocht om op kosten van het
land Sint-Maarten ā daarmee treden we ook nog in de bevoegdheid van het
parlement van Sint-Maarten op dit punt ā het gevangeniswezen voor een
periode van vijf jaar over te nemen. Deze motie is wat mij betreft
ontijdig en moet ik daarom ontraden.
Dan de motie van mevrouw Diertens en de heer Groothuizen op stuk nr. 63.
De motie op stuk nr. 62 was overigens ook ondertekend door de heer
Bosman, begreep ik. De motie van mevrouw Diertens en de heer Groothuizen
verzoekt de regering ā dat zijn dan collega Dekker en ik, denk ik; toch?
ā te onderzoeken wat de mogelijkheden zijn om de rechtsbijstand op
CuraƧao zowel qua capaciteit als qua kennisniveau te versterken en
hierover voor de begrotingsbehandeling te rapporteren. Ondanks de
interruptie van de heer Van Dam en lezend wat er staat in het dictum
vraagt u iets aan deze regering om te doen wat een verantwoordelijkheid
is van het land CuraƧao. Dus volgens mij is dat staatkundig niet juist.
Dat is ƩƩn. Twee. Als CuraƧao behoefte heeft aan ondersteuning omdat men
ziet dat er knelpunten zijn, lijkt het mij heel aangelegen dat CuraƧao
in het JVO, of daarbuiten, een verzoek om bijstand op dit punt doet. Ik
wil echt dat het initiatief hiervoor bij CuraƧao ligt. Ten derde heeft
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid al eerder namens het
kabinet aangegeven dat er extra ondersteuning is voor de hele
vreemdelingenketen en het optimaliseren daarvan. Binnen de mogelijkheden
die we hebben geboden, is er ook voor CuraƧao de mogelijkheid om een
beroep te doen op de ondersteuning in het kader van de
rechtsbijstandsprocedure. Ik moet deze motie dus ook ontraden.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan kijk ik of de heer Dekker nog het woord wil
voeren.
Minister Dekker:
Ja, want er resteert ƩƩn vraag van mevrouw Diertens over de
Halt-trajecten. Nu worden die al vrijwillig uitgevoerd door de
Voogdijraad Caribisch Nederland. Met ingang van de nieuwe wet, per 1
augustus 2020, over anderhalve maand, gaan die over naar de voogdijraad
BES, die als het gaat om de werkwijze en de vormgeving van dat soort
trajecten inmiddels ook al contact heeft met Halt Nederland. Dat is dus
al op hele korte termijn.
De voorzitter:
Dank. Daarmee zijn wij aan het einde gekomen van de beantwoording en
daarmee ook aan het einde van dit notaoverleg. Dank aan de leden voor de
deelname en dank aan de minister voor Rechtsbescherming en de
staatssecretaris van BZK voor hun aanwezigheid en beantwoording. Deze
commissie beraadslaagt wederom op 1 julij, wanneer het verzamel-AO
Koninkrijksrelaties op de agenda staat. De stemmingen over deze moties
vinden niet morgen plaats, maar volgende week dinsdag. Dat is de 30ste
van juno. Dank aan allen.
Sluiting 15.29 uur.
ONGECORRIGEERD STENOGRAM Verslag OSV 72 (2019-2020) van 22 juni 2020 |
---|
Aan ongecorrigeerde verslagen kan geen enkel recht worden ontleend. Uit ongecorrigeerde verslagen mag niet letterlijk worden geciteerd. Inlichtingen: verslagdienst@tweedekamer.nl |