Verslag van een schriftelijk overleg over de reactie op verzoek commissie over reiskostenvergoeding voor basisschoolleerlingen ten behoeve van dansopleiding
Primair Onderwijs
Verslag van een schriftelijk overleg
Nummer: 2020D27366, datum: 2020-07-02, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-31293-542).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: O.C. Tellegen, voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (Ooit VVD kamerlid)
- Mede ondertekenaar: E.M. Verouden, adjunct-griffier
Onderdeel van kamerstukdossier 31293 -542 Primair Onderwijs.
Onderdeel van zaak 2020Z12776:
- Indiener: A. Slob, minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2020-09-02 13:45: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2020-09-03 10:00: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2020-09-10 14:15: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2024-02-29 12:35: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2019-2020 |
31 293 Primair onderwijs
Nr. 542 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 2 juli 2020
De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media over de brief van 3 maart 2020 over de reactie op verzoek commissie over reiskostenvergoeding voor basisschoolleerlingen t.b.v. dansopleiding (2020D08580).
De vragen en opmerkingen zijn op 27 maart 2020 aan de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media voorgelegd. Bij brief van 30 juni 2020 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie,
Tellegen
De adjunct-griffier van de commissie,
Verouden
Inhoud | blz. | ||
I | Vragen en opmerkingen uit de fracties | 2 | |
• | Inbreng van de leden van de VVD-fractie | 2 | |
• | Inbreng van de leden van de D66-fractie | 3 | |
II | Reactie van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap | 3 |
I Vragen en opmerkingen uit de fracties
Inbreng van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de brief over reiskostenvergoeding voor basisschoolleerlingen ten behoeve van een dansopleiding en hebben hierover nog enkele vragen.
Deze leden lezen dat de DaMu1-regeling alleen in een tegemoetkoming in de reiskosten voorziet voor leerlingen in het voortgezet onderwijs. De vooropleiding balletacademie begint al rond het tiende levensjaar. Deze kinderen, met door de balletacademie geïndiceerd talent, zitten dan nog op de basisschool. Waarom is er in de opzet van de DaMu-regeling voor gekozen dat er enkel een tegemoetkoming voor de reiskosten bestaat voor leerlingen die ingeschreven staan op een DaMu-school of bij een hbo-vooropleiding dans of muziek? Welke bezwaren zijn er om die regeling open te stellen voor basisscholen? Wat zijn de financiële consequenties? Op welke manier kunnen we het mogelijk maken dat de DaMu-regeling ook voor basisschoolleerlingen die de vooropleiding balletacademie volgen geldt?
Deze leden kennen de beleidsregel LOOT2 waardoor jonge geïndiceerde topsporters in staat worden gesteld om de combinatie onderwijs en topsport te maken. Het mooie aan deze beleidsregel is, dat er geen willekeur kan ontstaan, omdat de indicatie van talent door de sportsector zelf gebeurt, namelijk door de sportbonden op basis van eisen van NOC*NSF. Klopt het dat de LOOT-regel ruimer is dan de huidige DaMu-regeling? Zo ja, hoe zorgen we ervoor dat leerlingen uit de DaMu-regeling ook gebruik kunnen maken van de ruimere LOOT-regeling? Zo nee, waarom niet? Daarnaast willen de leden weten welke operationele aspecten nodig zijn om de kennis en expertise van de stichting LOOT in het begeleiden van geïndiceerde toptalenten ook in te zetten voor de begeleiding van DaMu-leerlingen? Voornoemde leden onderschrijven dat de stichting LOOT, door zijn jarenlange ervaring, veel expertise heeft opgebouwd om geïndiceerde talenten te begeleiden. Op welke manier kunnen we deze expertise gebruiken om een grotere doelgroep, naast sporttalenten, te begeleiden, bijvoorbeeld op het gebied van dans en muziek? Kan de Minister een overzicht geven welke ondersteuning topsporttalenten en talenten in dans en muziek momenteel kunnen krijgen vanuit scholen en gemeenten op het gebied van bijvoorbeeld reiskostenvergoeding? Deze leden vragen eveneens hoe de regionale spreiding is geborgd met de DaMu-regeling en de LOOT-beleidsregel, zodat talent niet afhankelijk is van woonplaats om te kunnen ontwikkelen. Daarnaast vragen deze leden welke mogelijkheden kinderen in het primair onderwijs momenteel hebben om zich te ontwikkelen in muziek en dans, bijvoorbeeld om ervaring om te doen in voorstellingen van professionele musicalproducties. Welke ondersteuning is er voor hen beschikbaar, zodat zij ook de kans krijgen om hun volledige talenten te kunnen benutten, zo vragen deze leden.
Inbreng van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben de brief van de Minister gelezen en hebben daar nog een enkele vraag over.
Deze leden vinden het van belang dat kinderen vanaf jonge leeftijd, ongeacht hun achtergrond of de financiële situatie van hun ouders, zoveel mogelijk ondersteund en gestimuleerd worden door de overheid om hun talenten en kansen te benutten. Voornoemde leden constateren dat door het gelimiteerde aanbod aan Nederlandse culturele (voor)opleidingen, sommige kinderen ver moeten reizen om hun (voor)opleiding te kunnen doen. Wanneer deze kinderen nog naar het primair onderwijs gaan, zijn zij niet in staat om op kamers te gaan of aanspraak te maken op een studentenreisproduct, met als gevolg dat de reiskosten flink kunnen oplopen. Deze leden maken zich zorgen of deze kinderen niet buiten de boot dreigen te vallen. Deelt de Minister deze zorgen? Kan de Minister voorts toelichten welke (financiële) regelingen, zoals Stichting Leergeld, bestaan voor kinderen die naast dat zij het primair onderwijs volgen, ook nog een dans- of muziekschool (of een vooropleiding hiervan) volgen? In hoeverre is er voor deze doelgroep de mogelijkheid om aanspraak te maken op een reisvergoeding? Indien dit niet het geval is, waarom niet?
Voorts vragen bovengenoemde leden of de Minister kan aangeven welke lessen er geleerd kunnen worden voor de ondersteuning van jonge talentvolle kinderen in culturele disciplines, uit andere sectoren, zoals bijvoorbeeld de sport?
Welke ondersteunende (financiële) regelingen, zoals Stichting Leergeld, bestaan er voor kinderen tussen de 12 en 18 jaar die naast dat zij het voortgezet onderwijs volgen, ook nog naar een dans- of muziekschool (of een vooropleiding hiervan) gaan?
Is de Minister bereid te onderzoeken of de huidige regelingen voldoende toereikend zijn voor deze doelgroep, en dan met name of er geen kinderen buiten de boot vallen omdat zij een vooropleiding doen, en de Kamer te informeren over de uitkomsten, zo vragen deze leden.
II Reactie van de Minister van Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media
Ik dank de leden van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap voor hun inbreng en de gestelde vragen. Hieronder ga ik in op de vragen in de volgorde van het verslag.
De leden van de VVD-fractie vragen waarom er in de opzet van de DaMu-regeling voor gekozen is dat er enkel een tegemoetkoming voor de reiskosten bestaat voor leerlingen die ingeschreven staan op een DaMu-school of bij een hbo-vooropleiding dans of muziek.
De Beleidsregel verstrekking DAMU-licentie VO en de Subsidieregeling reiskosten DAMU-leerlingen gaat alleen over leerlingen die staan ingeschreven bij een hbo-vooropleiding dans en muziek en op een DAMU-school. Het gaat dus alleen om toptalenten dans en muziek die les krijgen in het vo en daarmee een reëel perspectief hebben om door te stromen naar een dans- of muziekopleiding op hbo-niveau.
Voornoemde leden vragen ook welke bezwaren er zijn om die regeling open te stellen voor basisscholen en wat de financiële consequenties zijn.
Deze leden vragen ook op welke manier het mogelijk gemaakt kan worden dat de DaMu-regeling ook voor basisschoolleerlingen geldt die de vooropleiding balletacademie volgen.
Ik ben voornemens een regeling op te zetten om ook een tegemoetkoming in reiskosten voor dans- en muziekleerlingen in het primair onderwijs te kunnen realiseren. Om in aanmerking te komen voor deze regeling zullen vergelijkbare voorwaarden gesteld worden als bij de reiskostenregeling voor het voortgezet onderwijs. De regeling voor dans- en muziekleerlingen in het primair onderwijs zal voorlopig twee jaar gelden. Daarna wordt deze geëvalueerd.
Met deze regeling geef ik uitvoering aan de motie van het lid Rudmer Heerema c.s. die op 23 juni 2020 is aangenomen.3
Leden van de VVD-fractie vragen of het klopt dat de LOOT-regel ruimer is dan de huidige DaMu-regeling. Indien dat het geval is, vragen deze leden hoe ervoor gezorgd kan worden dat leerlingen uit de DaMu-regeling ook gebruik kunnen maken van de ruimere LOOT-regeling. Indien dat niet het geval is, vragen deze leden waarom dat niet zo is.
De regeling Topsporttalentschool VO (voorheen de LOOT-regeling) is een regeling die bedoeld is voor topsporttalentleerlingen met een officiële NOC*NSF status. Door de aangenomen gewijzigde motie van het lid Rudmer Heerema4 kunnen ook niet-Topsporttalentscholen begin volgend jaar (uitgaande van de huidige planning) een aanvraag indienen voor hun individuele topsporttalenten, zodat deze topsporttalenten gebruik kunnen maken van de faciliteiten van de regeling Topsporttalentschool VO. De verruiming van de mogelijkheden geldt alleen voor de individuele topsporttalentleerlingen en niet voor de individuele dans,- en muziekleerlingen. De DAMU-regeling is van toepassing op dans- en muziektalenten die een hbo-vooropleiding dans en muziek volgen. Deze regeling is dus gekoppeld aan de inschrijving bij een vooropleiding. Hierin verschilt de DAMU-regeling van de regeling Topsporttalentschool VO en de nieuwe mogelijkheid voor niet-Topsporttalentscholen. Bij de DAMU-regeling zijn er overeenkomsten en afspraken over lesinhoud van de dans- en muziekleerlingen tussen de DAMU-scholen en de hbo-instellingen dans en muziek. Een voorwaarde in de huidige DAMU-regeling is namelijk de samenwerking tussen een vo-school en een hbo-instelling dans en muziek. Deze hogescholen kunnen hierdoor hun verantwoordelijkheid voor de inhoud van het vooropleidingstraject waarmaken. Zij hebben de expertise op het gebied van dans- en muziekonderwijs. Bijkomend voordeel van de samenwerking tussen vo-scholen en hbo-instellingen dans en muziek is dat docenten van de hogescholen hierdoor ook zicht hebben op de schoolprestaties van leerlingen. Volgens de hogescholen, zo blijkt uit de evaluatie, is dit een voordeel ten opzichte van leerlingen van niet-DAMU-scholen die een vooropleiding volgen. Er zijn daarom maximaal 12 DAMU-scholen, om zo de kwaliteit van het dans- en muziekonderwijs voor toptalenten te bewaren. Het is dus niet wenselijk om de DAMU-regeling ruimer te maken.
Daarnaast willen deze leden weten welke operationele aspecten nodig zijn om de kennis en expertise van de stichting LOOT in het begeleiden van geïndiceerde toptalenten ook in te zetten voor de begeleiding van DaMu-leerlingen.
Stichting LOOT is een stichting bestaande uit 29 Topsporttalentscholen. De stichting en de Topsporttalentscholen zijn gericht op de optimale afstemming tussen topsport en onderwijs. Stichting DAMU is gericht op de 12 dans- en muziekscholen met toptalenten dans en muziek. De stichting DAMU heeft specifieke expertise opgebouwd op het gebied van onderwijs aan toptalenten dans en muziek. Stichting DAMU is net zo goed als Stichting LOOT in staat om haar expertise in te zetten voor haar leerlingen.
De leden van de VVD-fractie vragen om een overzicht welke ondersteuning topsporttalenten en talenten in dans en muziek momenteel kunnen krijgen vanuit scholen en gemeenten op het gebied van bijvoorbeeld reiskostenvergoeding. Ook de leden van de D66-fractie vragen mij toe te lichten welke (financiële) regelingen, zoals Stichting Leergeld, bestaan voor kinderen die naast dat zij het primair onderwijs volgen, ook nog een dans- of muziekschool (of een vooropleiding hiervan) volgen. Tevens vragen de leden van de D66-fractie welke ondersteunende (financiële) regelingen, zoals Stichting Leergeld, er bestaan voor kinderen tussen de 12 en 18 jaar die naast dat zij het voortgezet onderwijs volgen, ook nog naar een dans- of muziekschool (of een vooropleiding hiervan) gaan.
Zoals ik hierboven heb aangegeven wordt er een regeling opgezet voor twee jaar om ook een tegemoetkoming in reiskosten voor dans- en muziekleerlingen in het primair onderwijs te kunnen realiseren. Voor het voortgezet onderwijs zijn er twee regelingen beschikbaar, namelijk de DAMU-regeling en de regeling Topsporttalentschool VO. Voor de DAMU-scholieren is er ook de regeling Reiskosten DAMU.5 Het NOC*NSF heeft een Talentvoorziening voor minder draagkrachtige topsporttalentleerlingen. Daarnaast biedt het Jeugdfonds Sport en Cultuur ondersteuning door een bijdrage te bieden aan sport- en cultuuractiviteiten. Dit fonds ondersteunt ouders met een kind onder de 18 jaar. Hier kan een aanvraag gedaan worden voor een bijdrage voor sport- en cultuuractiviteiten wanneer je als ouder een inkomen op minimumniveau hebt. Stichting Leergeld werkt samen met plaatselijke stichtingen om sport, cultuur, welzijn en onderwijs te vergoeden. Dit fonds is bedoeld voor kinderen van 4 tot 18 jaar. De Stichting Leergeld ontvangt onder andere middelen van de gemeente. Het beleid wordt op lokaal niveau bepaald en de middelen worden voor een groot deel door gemeenten ter beschikking gesteld. Het Nationaal fonds Kinderhulp biedt financiële ondersteuning aan kinderen en jongeren in armoede onder de 21 jaar op de gebieden ontwikkeling, ontspanning, basale zaken en bijzondere zaken. Ook gemeenten hebben vaak mogelijkheden om minder draagkrachtige ouders van talentvolle kinderen bij te staan.
Deze leden vragen eveneens hoe de regionale spreiding is geborgd met de DaMu-regeling en de LOOT-beleidsregel, zodat talent niet afhankelijk is van woonplaats om te kunnen ontwikkelen.
Met het toewijzen van de DAMU-licentie voor de scholen is rekening gehouden met regionale spreiding. Er zijn DAMU-scholen in Arnhem, Maastricht, Amsterdam (twee scholen), Rotterdam (twee scholen), Enschede, Den Haag, Tilburg, Bergen op Zoom, Venlo, Groningen en Haren. Deze DAMU-scholen hebben op dit moment zo’n 850 DAMU-leerlingen. Er is gekozen voor een beperkt aantal scholen om de expertise en kennis te bundelen. Er zijn op dit moment 29 topsporttalentscholen in Nederland. Het aantal topsporttalentleerlingen met een status op Topsporttalentscholen was in het schooljaar 2017/2018 3.493. Van alle topsporttalentleerlingen met een status in het voortgezet onderwijs (5.099) zit bijna 70 procent op Topsporttalentscholen en de andere leerlingen zitten op reguliere scholen.
Voornoemde leden vragen welke mogelijkheden kinderen in het primair onderwijs momenteel hebben om zich te ontwikkelen in muziek en dans en welke ondersteuning er voor hen beschikbaar is. De leden van de D66-fractie geven ook aan dat zij het van belang vinden dat kinderen vanaf jonge leeftijd, ongeacht hun achtergrond of de financiële situatie van hun ouders, zoveel mogelijk ondersteund en gestimuleerd worden door de overheid om hun talenten en kansen te benutten. Voornoemde leden stellen dat door het gelimiteerde aanbod aan Nederlandse culturele (voor)opleidingen, sommige kinderen ver moeten reizen om hun (voor) opleiding te kunnen doen. Zij geven aan dat wanneer deze kinderen nog naar het primair onderwijs gaan, zij niet in staat zijn om op kamers te gaan of aanspraak te maken op een studentenreisproduct, met als gevolg dat de reiskosten flink kunnen oplopen. Deze leden geven aan zich zorgen te maken of kinderen in de basisschoolleeftijd niet buiten de boot dreigen te vallen en vragen om een reactie.
De leden van de D66-fractie vragen mij in hoeverre er voor deze doelgroep de mogelijkheid is om aanspraak te maken op een reisvergoeding. Indien dit niet het geval is, waarom niet?
Voorts vragen de leden van de D66-fractie of de Minister kan aangeven welke lessen er geleerd kunnen worden voor de ondersteuning van jonge talentvolle kinderen in culturele disciplines, uit andere sectoren, zoals bijvoorbeeld de sport.
Zoals ik hierboven heb aangegeven, zal er een regeling worden opgezet voor twee jaar om ook een tegemoetkoming in reiskosten voor dans- en muziekleerlingen in het primair onderwijs te kunnen realiseren. Om in aanmerking te komen voor deze regeling zullen vergelijkbare voorwaarden gesteld worden als bij de reiskostenregeling voor het voortgezet onderwijs. De regeling voor dans- en muziekleerlingen in het primair onderwijs zal voorlopig twee jaar gelden. Daarna wordt deze geëvalueerd. Daarnaast kunnen kinderen buiten schooltijd, dicht bij huis muziek- of dansles volgen. Als de financiële situatie van de ouders het niet toelaat om de kosten daarvoor te dragen, zijn er diverse stichtingen die daar een oplossing voor bieden, zoals in de beantwoording hiervoor is aangegeven.
Tot slot vragen leden van de D66-fractie of ik bereid ben te onderzoeken of de huidige regelingen toereikend zijn voor deze doelgroep, en dan met name of er geen kinderen buiten de boot vallen omdat zij een vooropleiding doen, en de Kamer te informeren over de uitkomsten.
De DAMU-regeling en de regeling Topsporttalentschool VO zijn onlangs geëvalueerd. Beide evaluaties gaven aan dat men over het algemeen tevreden is met de regelingen. De Tweede Kamer is over deze uitkomsten eind vorig jaar geïnformeerd.6 Beide regelingen zullen binnenkort op kleine inhoudelijke en juridische punten worden aangepast. Na vier jaar worden de regelingen dan weer geëvalueerd.