Openbaarmaking inspectierapport en addendum over een uitzetting naar Bahrein
Terugkeerbeleid
Brief regering
Nummer: 2020D28148, datum: 2020-07-02, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-29344-143).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: A. Broekers-Knol, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid ()
Onderdeel van kamerstukdossier 29344 -143 Terugkeerbeleid.
Onderdeel van zaak 2020Z13271:
- Indiener: A. Broekers-Knol, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2020-09-02 13:45: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2020-09-09 15:30: Procedures en brieven (Procedurevergadering), vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2022-01-19 14:15: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2019-2020 |
29 344 Terugkeerbeleid
Nr. 143 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 2 juli 2020
Met deze brief doe ik uw Kamer mijn reactie toekomen met betrekking tot het Inspectieonderzoek «Uitzetting naar Bahrein».
Tegelijk met deze brief stuur ik u de beantwoording van de Kamervragen van de leden Voordewind en Groothuizen die zien op dezelfde zaak.
Bij brieven aan uw Kamer van 13 en 17 december 2019 (Kamerstukken 29 344, nrs. 138 en 139) heb ik het rapport en de zienswijze van de Inspectie van Justitie en Veiligheid (hierna: «Inspectie») over de openbaarmaking van het rapport vertrouwelijk aan uw Kamer aangeboden. Met mijn brief van 12 februari jl. (Kamerstuk 29 344, nr. 141) heb ik u geïnformeerd dat ik de Inspectie, gelet op de relevantie voor het onderzoek, heb verzocht nadere vertrouwelijke informatie van de Inspectie te betrekken. Het addendum op het Inspectierapport heb ik vervolgens op 28 mei jl. ontvangen en daarop heb ik uw Kamer de gelegenheid gegeven dit vertrouwelijk in te zien.Het onderzoek van de Inspectie is daarmee afgerond.
Motie inzake openbaarmaking rapport
Ik heb de aangenomen motie1 van 18 december 2019 van de leden Jasper van Dijk en Kuiken over de openbaarmaking van het rapport van de Inspectie inzake de uitzetting van een Bahreinse asielzoeker in overweging genomen.
Ik begrijp dat uw Kamer het rapport openbaar wil bespreken en daar het debat over wil voeren. Ik hecht evenzeer aan een goede parlementaire controle en het periodiek afleggen van verantwoording door bewindspersonen en overheidsorganen.
Echter, zoals ik uw Kamer eerder heb gemeld, staan zwaarwegende redenen openbaarmaking in de weg. Ik noem hieronder deze redenen, deels in herhaling op eerdere communicatie aan uw Kamer.
De gebruikelijke werkwijze is dat de Inspectie het rapport publiceert direct nadat de betrokken bewindspersoon het rapport heeft toegezonden aan de Kamer. De Inspectie moet echter afzien van publicatie wanneer het Staatsbelang zich daartegen verzet of wanneer daarmee zwaarwegende belangen van betrokken personen worden geschaad. De Inspectie concludeert dat hier sprake is van een zwaarwegend belang dat zich tegen openbaarmaking verzet en heeft mij om die reden geadviseerd het Inspectierapport niet openbaar te maken. Voor het addendum gelden volgens de Inspectie dezelfde gronden ten aanzien van de openbaarmaking als ten aanzien van het hoofdrapport.
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft mij eveneens geadviseerd het rapport en het addendum niet openbaar te maken.
Ook kom ikzelf tot die conclusie vanwege de belangen van de betrokkene en mogelijk ook die van zijn in Bahrein verblijvende familieleden, en de persoonlijke levenssfeer van de persoon die met openbaarmaking geschaad zouden worden. Op dit moment geldt dit risico nog sterker, nu in de strafzaak van betrokkene nog cassatie aanhangig is.
Daarnaast geldt dat ik gehouden ben aan het asielrecht. Persoonlijke, asielgerelateerde informatie mag niet openbaar gemaakt worden. Uit het Vluchtelingenverdrag en de Europese Procedurerichtlijn volgt dat de in het kader van een asielaanvraag naar voren gebrachte informatie vertrouwelijk is en niet bekend mag worden gemaakt aan de autoriteiten van landen van herkomst.
Dat is ook een van de aanbevelingen die volgde uit het onderzoek van de commissie Havermans in 2005 naar de terugkeer van uitgeprocedeerde Congolezen. Zelfs al zou informatie op een andere manier bekend kunnen zijn bij de autoriteiten van het land van herkomst, dan nog heb ik de plicht om er zorg voor te dragen dat ik niet actief (meer) vertrouwelijke informatie over de persoon openbaar maak.
Een ander heel belangrijk argument voor mij is dat het openbaar maken van informatie uit een individueel asieldossier een schending betekent van de vertrouwelijkheid jegens de asielzoeker. Zo wordt elk gehoor aangevangen met de mededeling dat de afgelegde verklaringen van betrokkene vertrouwelijk worden behandeld. Vertrouwelijkheid is van belang voor het creëren van een klimaat waarin de asielzoeker zich vrij voelt om te verklaren wat hij of zij wil. Openbaarmaking van stukken uit het asieldossier kan deze toegezegde vertrouwelijkheid schaden, ongeacht of hier in een bepaald geval toestemming voor gegeven is. Indien ik nu, in een individuele zaak, strijdig met het toegezegde vertrouwen zou handelen, kan dat belemmerend werken voor andere asielzoekers om in vrijheid te verklaren of reden zijn om af te zien van het verlenen van volledige medewerking aan hun asielprocedure. Dit zou het uitvoeren van de Vreemdelingenwet bemoeilijken. De Raad van State heeft deze strekking bij uitspraken van 2014 en 2018, in het kader van Wet openbaarheid van bestuur, onderschreven.2
Van belang is verder dat de advocaat die namens betrokkene optreedt een klacht tegen Nederland heeft ingediend bij het Europees Hof voor de Rechten van de Mens. In deze procedure zal Nederland mogelijk verweer moeten voeren. Openbaarmaking van het rapport kan het voeren van een effectief verweer belemmeren.
Reactie op het Inspectie rapport
Het rapport is opgesteld conform de toezegging aan uw Kamer om onderzoek te doen naar het verloop van de toelatingsprocedure en de vertrekprocedure, en de informatiepositie van de IND daarin. De Inspectie heeft in het rapport geen aanbevelingen gedaan.
De bevindingen van het aanvullend onderzoek zijn voor de Inspectie geen aanleiding om het eerdere rapport te wijzigen. Voorts onthoudt de Inspectie zich ook in dit addendum van een oordeel over de inhoud van de zaak, op dezelfde grond als in het rapport: het gebruik van informatie in de procedure is in ons rechtsbestel onderworpen aan rechterlijke toetsing.
De Inspectie volstaat in het rapport met een feitelijke weergave van de gang van zaken. Uit het onderzoek blijkt dat in de toelatingsprocedure alle gebruikelijke stappen zijn uitgevoerd.
In het aanvullende onderzoek heeft het Ministerie van Buitenlandse Zaken de gedane aanbeveling en de informatie van de ambassadeur op verzoek van de Inspectie toegelicht. De IND heeft hierop gereageerd en een toelichting gegeven op de wijze waarop de IND het ministerie betrekt bij de behandeling van asielaanvragen. De informatie van het ministerie en de ambassadeur, alsook de daarop gegeven toelichtingen en reacties zijn weergegeven in dit addendum.
Het onderzoek en het addendum leren mij dat de gevolgde asiel- en vertrekprocedure zorgvuldig en op de voorgeschreven wijze is verlopen.
Gelet op de huidige situatie van de betrokkene in zijn land van herkomst begrijp ik dat mijn conclusie vragen kan oproepen bij uw Kamer. Zoals hiervoor aangegeven hecht ik groot belang aan het voeren van een debat, maar dat debat kan om de genoemde redenen niet openbaar plaatsvinden op basis van de feiten van de individuele zaak.
Wel zie ik gelegenheid om uw Kamer op andere wijze te informeren die voldoende tegemoet kan komen aan uw controlerende taken en mijn verantwoordelijkheid als Staatssecretaris. De Inspectie heeft uw Kamer reeds aangeboden u vertrouwelijk te informeren over het gedane onderzoek.
Indien uw Kamer dat wenst, ben ik bereid om met u het gesprek over het Inspectieonderzoek in een vertrouwelijke setting te voeren.
De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
A. Broekers-Knol