[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Verslag van een schriftelijk overleg over o.a. storing leerlingvolgsysteem zorgt voor vertraging uitslagbepaling eindexamen voortgezet onderwijs (Kamerstuk 31289-399)

Voortgezet Onderwijs

Verslag van een schriftelijk overleg

Nummer: 2020D28224, datum: 2020-07-07, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-31289-425).

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van kamerstukdossier 31289 -425 Voortgezet Onderwijs.

Onderdeel van zaak 2020Z13299:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2019-2020

31 289 Voortgezet Onderwijs

30 079 VMBO

35 300 VIII Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2020

Nr. 425 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 7 juli 2020

De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap hebben enkele fracties de behoefte om vragen en opmerkingen voor te leggen over de brieven van de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs over de volgende brieven inzake:

• Storing leerlingvolgsysteem zorgt voor vertraging uitslagbepaling eindexamen voortgezet onderwijs d.d. 14 juni 2019 (Kamerstuk 31 289, nr. 399)

• Vertraging uitslagbepaling eindexamen Calvijn College te Amsterdam d.d. 14 juni 2019 (Kamerstuk 31 289, nr. 401)

• Stand van zaken uitslagbepaling eindexamen bij het Calvijn College d.d. 18 juni 2019 (Kamerstuk 31 289, nr. 398)

• Stand van zaken uitvoering herstel schoolexamens Calvijn College d.d. 24 juni 2019 (Kamerstuk 31 289, nr. 402)

• Afronding eindexamen 2019 voor leerlingen Calvijn College d.d. 1 juli 2019 (Kamerstuk 31 289, nr. 403)

• Versterking van de examenorganisatie op scholen d.d. 17 oktober 2019 (Kamerstuk 31 289, nr. 408)

• Toetsing en examinering in het voortgezet onderwijs 2019 d.d. 4 februari 2020 (Kamerstuk 31 289, nr. 412)

• Reactie op verzoek commissie over de brief van het Altena College met betrekking tot een regeling voor meermaals gezakte vwo-leerlingen om alsnog een havodiploma te halen d.d. 21 februari 2020.

• Evaluatierapport 2014–2018 en jaarverslag 2019 College voor Toetsen en Examens d.d. 20 april 2020 (Kamerstuk 35 300-VIII, nr. 158)

• Voortgang herstel bij VMBO Maastricht en Stichting Limburgs Voortgezet Onderwijs d.d. 28 april 2020 (Kamerstuk 30 079, nr. 112)

De vragen en opmerkingen zijn op 5 juni 2020 aan de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs voorgelegd. Bij brief van 2 juli 2020 zijn de vragen beantwoord.

De voorzitter van de commissie,
Tellegen

Adjunct-griffier van de commissie,
Verouden

Inhoud

I Vragen en opmerkingen uit de fracties 2
II Reactie van de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media 12

I Vragen en opmerkingen uit de fracties

Inbreng van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de brieven met betrekking tot examens en hebben hier nog enkele vragen over.

Voortgang herstel bij VMBO Maastricht en Stichting Limburgs Voortgezet Onderwijs

De leden van de VVD-fractie lezen dat bij de Stichting Limburgs Voortgezet Onderwijs (hierna: LVO) van de acht scholen die herstelopdrachten hebben ontvangen, nog drie scholen het oordeel onvoldoende hebben ontvangen. Wat is het gevolg van het feit dat deze scholen wederom een onvoldoende hebben gescoord? Tot wanneer vindt de Minister het acceptabel dat de scholen het oordeel «onvoldoende» hebben?

Deze leden lezen dat VMBO Maastricht nog onder geïntensiveerd toezicht van de Inspectie van het Onderwijs (hierna: Inspectie) staat. Wat betekent dat concreet? Daarnaast lezen deze leden dat de Minister de Stichting LVO en haar scholen waardeert om de grote en goede inspanning die geleverd wordt. Wanneer kunnen de leerlingen van de verschillende scholen van de Stichting LVO uiterlijk verwachten dat zij onderwijs krijgen die tenminste het oordeel «voldoende» krijgt van de Inspectie?

Evaluatierapport 2014–2018 en jaarverslag 2019 College voor Toetsen en Examens

Deze leden lezen dat, naast het positieve beeld dat naar voren komt uit het onderzoek, Oberan ook een aantal aandachtspunten benoemt en op basis daarvan een drietal aanbevelingen doet. Kan de Minister ingaan op elke aanbeveling en op welke manier hij deze gaat monitoren, zodat ze ook daadwerkelijk worden opgevolgd?

Reactie op verzoek commissie over de brief van het Altena College met betrekking tot een regeling voor meermaals gezakte vwo-leerlingen om alsnog een havodiploma te halen

Deze leden hebben geen vragen bij deze brief en zijn het eens met de reactie.

Beleidsreactie themaonderzoek toetsing en afsluiting in het voortgezet onderwijs

De leden van de VVD-fractie maken zich zorgen over de conclusie van het themaonderzoek van de Inspectie die stelt dat de toetsing en examinering in het voortgezet onderwijs nog onvoldoende zorgvuldig verlopen. Deze leden maken zich eveneens zorgen dat er maar liefst 192 herstelopdrachten zijn gegeven door de Inspectie over tekortkomingen in de examenorganisatie. Deze leden vragen dan ook welke termijn de Minister zichzelf en scholen stelt om alle herstelopdrachten op een correcte manier te implementeren en daarmee de tekortkomingen in de toetsing en examinering weg te nemen.

Deze leden lezen dat de meeste herstelopdrachten die de Inspectie heeft gegeven zijn uitgevoerd. Op welke manier blijft de Inspectie toezicht houden om de kwaliteit van de toetsing en examinering te borgen op scholen die een herstelopdracht hebben gekregen? Is de Minister van mening dat dit voldoende is om de kwaliteit van examinering en toetsing te borgen? Daarnaast lezen de leden dat op twintig procent van de onderzochte scholen de bevindingen en herstelopdrachten tot een onvoldoende op de standaard OP8 uit het onderzoekskader van de Inspectie heeft geleid. Wat zijn de gevolgen hiervan voor de betreffende scholen?

Deze leden lezen dat de Inspectie opmerkt dat gegeven de uitkomsten van het onderzoek, verdere versterking van de scholen nog nodig is. Hoe gaat de Minister opvolging geven aan deze conclusie van de Inspectie?

Deze leden lezen dat de Inspectie heeft aangegeven om dit themaonderzoek te herhalen, zodra de eerder aangekondigde maatregelen voor versterking van de examenorganisatie in werking zijn getreden. Vanaf wanneer is dat geval? Hoe wordt de kwaliteit van de toetsing en examinering in de tussentijd geborgd? Daarnaast lezen deze leden dat toetsing en afsluiting verankerd wordt in het reguliere toezicht, welke sancties kan de Inspectie opleggen als scholen niet voldoen aan dit specifieke onderdeel van toetsing en afsluiting? Hoe borgt de Minister dat elk diploma die wordt uitgegeven zijn waarde heeft, zo vragen zij.

De aan het woord zijnde leden lezen dat de VO-raad heeft aangegeven de voortgang op de actielijnen in de komende jaren te gaan monitoren en hier periodiek verslag over uit te brengen. Wat is de frequentie van dit periodieke verslag?

Deze leden lezen dat de Inspectie op drie grote lijnen verbetering wil zien, op het gebied van duidelijke verantwoordelijkheidsverdeling, de organisatie en uitvoering van het examenprogramma binnen de school en de keuzes van scholen over de invulling en inzet van het schoolexamen. De Minister geeft een samenvatting over de huidige situatie maar gaat niet in op welke concrete maatregelen de Minister gaat regelen zodat de verbeteringen ook daadwerkelijk worden omgezet in concrete voorstellen en resultaten. Hoe gaat de Minister concreet, langs de drie geschetste lijnen, de situatie monitoren en verbeteren? Kan de Minister specifiek ingaan op elk afzonderlijke lijn van verbetering?

Deze leden lezen in de conclusie dat de Minister verwacht van besturen en scholen dat zij de komende periode een forse inspanning zullen leveren om de examenorganisatie over de gehele linie op orde te brengen. Welke concrete stappen gaat de Minister hiertoe nemen en wat doet de Minister als blijkt dat de inspanning onvoldoende is om de kwaliteit van de toetsing en examinering op orde te brengen, zo vragen zij.

Toetsing en examinering in het voortgezet onderwijs 2019

De leden van de VVD-fractie lezen dat PISA 20181 een daling laat zien in de leesvaardigheid van vijftienjarige leerlingen. Welke concrete maatregelen gaat de Minister nemen om de leesvaardigheid van vijftienjarige leerlingen in Nederland te verbeteren? Kijkt de Minister dan enkel naar de curriculumherziening, of ziet de Minister mogelijkheden om in de tussentijd deze daling te stoppen en om te zetten in een stijging van het niveau van de leesvaardigheid? Indien dat laatste, hoe gaat de Minister dat doen?

Deze leden lezen dat in 2019 in totaal 3523 leerlingen gebruik maakten van de mogelijkheid om vakken op een hoger niveau af te ronden. Op welke manier borgt de Minister dat dit maatwerkdiploma ook toegang geeft tot een universitaire opleiding, waarbij een leerling een havo-diploma heeft behaald maar daarbij wel relevante vakken op vwo-niveau heeft afgerond?

Deze leden lezen dat de Minister van mening is dat digitalisering van het correctieproces op dit moment onwenselijk is. De Minister is in zijn voorbeeld uitgegaan van een proces, waarbij alles digitaal verloopt. Ziet de Minister mogelijkheden om een mix te kiezen tussen digitaal en fysieke verwerken van het correctiewerk? Zodat bij het verdwijnen van postzakken, er nog wel digitaal een back-up aanwezig is? Is de Minister bereid om hier het aankomende schooljaar een experiment mee te starten, zodat de betrouwbaarheid van het correctieproces kan worden verhoogd?

Voornoemde leden lezen dat de CvTE2 de opdracht krijgt om in de tussenliggende periode (met ingang van dit examenjaar) de cesuur voor de vakken Frans en Duits tijdelijk licht aan te passen vanuit het motief om leerlingen niet onevenredig te benadelen. Waarom heeft de Minister er niet voor gekozen om tijdelijk de aandacht voor de vakken Duits en Frans te verhogen, zodat meer leerlingen zullen zijn op het niveau dat nodig is voor het behalen van diploma met eindexamenvakken Frans en Duits? Daarnaast lezen deze leden dat de vaksecties Frans en Duits van de vakvereniging Levende Talen goed bij de verdere uitwerking van de lengte van het examen Frans worden betrokken. Op welke manier is dat het geval? Wordt er ook gekeken naar de tussentijdse oplossing om het niveau van Frans en Duits voor leerlingen te verhogen, zo vragen deze leden.

Afronding eindexamen 2019 voor leerlingen Calvijn College

De leden van de VVD-fractie lezen dat het bestuur van ZAAM besloten heeft dat zij vanuit het perspectief van zelfevaluatie een opdracht zal geven aan externe onderzoekscommissie om onderzoek te doen naar de oorzaak van wat zich heeft voorgedaan. Heeft dat onderzoek inmiddels plaatsgevonden en welke lessen heeft het bestuur daaruit getrokken? Daarnaast vragen deze leden op welke manier de Inspectie extra onderzoek heeft gedaan naar het Calvijn College over de afsluiting van dit schooljaar.

Inbreng van de leden van de CDA-fractie

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de onderhavige brieven bij dit schriftelijk overleg. Zij hebben nog enige vragen.

De leden vragen de Minister of hij zich al een beeld kan vormen van hoe de afgelopen examenperiode is verlopen in deze bijzondere tijd van COVID-19, waardoor het centraal eindexamen niet doorging. Zijn de lessen die getrokken kunnen worden uit de diverse onderzoeken naar hoe scholen de examenorganisatie op orde hebben, zowel kwalitatief als organisatorisch, ook al afgelopen schooljaar zichtbaar geweest bij de voorbereiding van de examens tot aan de sluiting van de scholen vanwege corona? Hebben scholen de regie bij de examenorganisatie beter vastgelegd en hebben scholen laten zien dat de check op alle regels en protocollen voldoende prioriteit kreeg zodat onvolkomenheden minder snel kunnen voorkomen? Hebben de scholen die een overvol PTA3 hadden hier afgelopen schooljaar verandering in gebracht om het risico op fouten en onvolkomenheden te verkleinen? Tot slot op dit punt, vragen deze leden wanneer de Minister een volledig beeld heeft van hoe de afgelopen examenperiode is verlopen, zowel qua organisatie als qua slagingspercentage.

De afgelopen jaren is er veel discussie geweest over de tweede correctie. Deze leden vragen de Minister aan te geven op welke wijze de afgelopen jaren deze correctie is uitgevoerd, wat de knelpunten waren en op welke wijze deze zijn weggenomen of niet. Ook is zoals al meerdere jaren het geval is er veel kritiek op de inhoud van de examens voor onder andere de moderne vreemde talen. Op welke wijze wil de Minister deze kritiek tegemoet komen? Is hij voornemens zaken te veranderen hiervoor? Zo ja, welke? Zo nee, waarom niet, zo vragen deze leden.

Voortgang herstel bij VMBO Maastricht en Stichting Limburgs Voortgezet Onderwijs

De leden van de CDA-fractie vragen de Minister wat de reden is dat bijna twee jaar na het onderzoek naar de gang van zaken op acht scholen die onder het bestuur van de Stichting LVO vallen, er bij drie scholen sprake van is dat de herstelopdrachten van de Inspectie nog steeds onvoldoende zijn uitgevoerd. Deze leden vragen de Minister welke onderdelen dit betreft en wat de Minister en de Inspectie een acceptabele termijn vinden waarbinnen de drie scholen de herstelopdrachten naar behoren hebben uitgevoerd.

Versterking van de examenorganisatie op scholen

De leden van de CDA-fractie vragen de Minister naar de nadere uitwerking van de diverse in de brief aangekondigde maatregelen. Tevens vragen deze leden of de Minister een beeld heeft hoe scholen het afgelopen schooljaar, voor de sluiting van de scholen vanwege COVID-19, de kwaliteitsborging en organisatie van de examens hebben versterkt in hun eigen organisatie. Komt de Inspectie in hun reguliere inspectieonderzoeken nog vaak onregelmatigheden tegen op dit punt? In hoeverre hebben scholen gekeken of het punt van de overladenheid van het PTA dat volgens onderzoek bijdraagt aan onregelmatigheden, ook voor hun school geldt en dit indien nodig aangepast, zo vragen deze leden.

Inbreng van de leden van de D66-fractie

De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van aanhangige stukken over examens en willen de Minister nog enkele vragen voorleggen.

Corona en examens

De leden van de D66-fractie vragen de Minister welke lessen de Minister trekt uit de coronacrisis en het cancelen van de centrale eindexamens. Gaat de Minister de functie en de balans tussen schoolexamens en centrale eindexamens heroverwegen?

De leden constateren dat de Minister en de Inspectie al voor de coronacrisis stellen dat er duidelijk verbetering nodig is van de (school)examenorganisatie. Hoe kijkt de Minister naar de schoolexamens in het licht van de coronacrisis en het verschil in aanpak tussen scholen wat betreft de zwaarte van de schoolexamens? Deze leden vragen de Minister hoe hij uitvoering geeft aan een eerder aangekondigde maatregel om een examencommissie in te stellen op elke school. Voorts vragen de leden hoe de Minister de rol van de medezeggenschapsraad ziet bij de invulling van een onderwijs- en toetsvisie.

Deze leden vragen de Minister hoe de examenmonitor van DUO4 voor dit schooljaar wordt aangepast.

Voornoemde leden vragen in het bijzonder naar de eindexamens in het voortgezet speciaal onderwijs. Deelt de Minister de opvatting dat we moeten gaan werken naar een vergelijkbare situatie tussen het regulier en speciaal onderwijs, waarbij lessen op het voortgezet speciaal onderwijs door vakdocenten worden gegeven en de scholen een examenlicentie hebben? Deze leden vragen de Minister of hij bereid is dit zo snel mogelijk te bewerkstelligen?

Voortgang herstel bij VMBO Maastricht en Stichting Limburgs Voortgezet Onderwijs

De leden van de D66-fractie vragen de Minister of de Stichting LVO nog steeds het enige voortgezet onderwijs bestuur is in de regio Maastricht. Hoe wenselijk acht de Minister die situatie en hebben leerlingen en ouders voldoende keuze voor goed onderwijs gezien drie scholen nog steeds het oordeel onvoldoende hebben?

Toetsing en examinering in het voortgezet onderwijs 2019

De leden van voornoemde fractie lezen dat er meer leerlingen zijn die vakken op een hoger niveau afsluiten, maar dat een significant verschil zit in de mate waarin binnen de schoolsoorten en leerwegen gebruik wordt gemaakt van maatwerkmogelijkheden. Deze leden vragen de Minister nader toe te lichten welke significante verschillen hier zichtbaar zijn en welke mogelijke oorzaken er zijn. Bieden de vmbo-gt-, havo- en vwo-scholen5 voldoende de mogelijkheid om een vak in een hoger niveau af te sluiten? Deze leden vragen de Minister of de hoger afgesloten vakken ook een toegang bieden tot specifieke vervolgopleidingen, zoals afgesproken in het regeerakkoord.

Voornoemde leden maken zich grote zorgen over het dalend niveau in de leesvaardigheid van vijftienjarigen. Het is onvoorstelbaar dat het leerlingen het funderend onderwijs verlaten zonder goed te kunnen lezen of schrijven. Deze leden vragen de Minister om een uitgebreide reactie en hoe het leesniveau van jongeren kan worden verbeterd.

Deze leden vragen de Minister een onderzoek te doen naar de effecten van de kernvakkenregeling. Zijn de beoogde doelstellingen van de kernvakkenregeling gehaald en waaruit blijkt dat? Wat zijn de neveneffecten van de regeling op het optimaal tot wasdom komen van talenten van leerlingen in de brede zin, zo vragen deze leden.

De leden van de GroenLinks-fractie hebben de onderliggende stukken van de agendapunten van dit schriftelijk overleg examens gelezen. Deze leden hebben nog enkele vragen hierover.

Beleidsreactie themaonderzoek toetsing en afsluiting in het voortgezet onderwijs

De leden van de GroenLinks-fractie schrokken van de conclusies van de Inspectie dat toetsing en examinering onvoldoende zorgvuldig verlopen in het voortgezet onderwijs. Op 60 procent van de 104 onderzochte scholen leidden de geconstateerde tekortkomingen tot één of meer herstelopdrachten van de Inspectie. Kan de Minister aangeven of de herstelopdrachten inmiddels zijn uitgevoerd door de scholen die ze opgelegd hebben gekregen? Zijn deze herstelopdrachten uitgevoerd vóór de schoolexamens van afgelopen maand? Zeker omdat deze schoolexamens door het schrappen van het centraal schriftelijk examen dit jaar nu de basis van het diploma vormen. Kan de Minister reflecteren op de kwaliteit van de afgenomen schoolexamens dit jaar, ook in het licht van de conclusies van de Inspectie dat niet elke school het schoolexamen inzet als afsluitend instrument? De Minister schrijft dat de Inspectie dit themaonderzoek zal herhalen, wanneer zal dit herhalende themaonderzoek plaatsvinden?

Deze leden lezen dat het voor de Minister ook nieuw was dat er op zoveel scholen sprake was van tekortkomingen. Hoe kan het dat de Minister dit niet wist? Is misschien te concluderen dat er structureel iets mis is met de examenorganisatie in het voorgezet onderwijs? Was dit zonder de excessen bij VMBO Maastricht en het Calvijn College ook aan het licht gekomen? Deze leden ontvangen graag een reactie van de Minister op dit punt.

Voornoemde leden lezen dat de Minister een heel aantal acties en maatregelen neemt om toetsing en examinering in de toekomst beter te laten verlopen. Wanneer is de Minister van plan om de acties die wet- en regelgeving vereisen in werking te stellen, zoals bijvoorbeeld het verplicht stellen van examencommissies? Aangezien zo’n wetgevingstraject meestal wel even duurt; hoe worden scholen in de tussentijd gemotiveerd om een examencommissie in te stellen en het PTA en examenreglement aan te scherpen? Hoe gaat de Minister bevorderen dat er daadwerkelijk toetsvisies ontwikkeld worden op scholen? Wat verstaat de Minister eigenlijk onder een toetsvisie? Wanneer verwacht de Minister resultaten uit pilot die is opgestart met tien besturen, gericht op kwaliteitszorg? Is de Minister het met deze leden eens dat bij alle maatregelen ook goed gekeken moet worden naar de effecten op de werkdruk en de transparantie? Deze leden lezen dat de Minister met de Inspectie in gesprek gaat over de balans in het toezicht ten aanzien van het centraal examen in relatie tot het schoolexamen, wat bedoelt de Minister daarmee, zo vragen deze leden.

Toetsing en examinering in het voortgezet onderwijs 2019

De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat er een stijgende lijn is in het aantal leerlingen dat vakken op een hoger niveau afsluit. Wel is er een significant verschil in de mate waarin er binnen de schoolsoorten en leerwegen gebruik wordt gemaakt van maatwerkmogelijkheden. Deze leden vragen of deze mogelijkheid wel voldoende op elke schoolsoort wordt aangeboden en hoe de Minister kan stimuleren dat er op elke school voldoende aandacht is voor de mogelijkheid hiervoor.

De Minister schrijft dat er verdiepend onderzoek wordt gedaan naar de teruglopende leesvaardigheid, wanneer verwacht de Minister hier ongeveer resultaten van? Wat gebeurt er in de tussentijd concreet op scholen om de leesvaardigheid te verbeteren? Vooral op het vmbo, waar de Minister constateert dat de leesvaardigheid onder druk staat en leerlingen moeite hebben om de opdrachten bij de examens te lezen en begrijpen, zo vragen deze leden.

De leden van voornoemde fractie lezen dat scholen helaas nog niet altijd goed op de hoogte zijn van aanpassingsmogelijkheden bij examens voor leerlingen met een beperking. De Minister wil de brochure van het CvTE hieromtrent nog beter onder de aandacht brengen. Is dat wel genoeg? Wat kan de Minister nog meer doen om ervoor te zorgen dat leerlingen met een beperking evenveel mogelijkheden en rechten hebben bij examens als leerlingen zonder beperking?

Breder gesteld, waarom wordt in deze overzichtsbrief over toetsing en examinering in het voortgezet onderwijs 2019, de toetsing en examinering in het voortgezet speciaal onderwijs niet meegenomen? Dat is toch ook onderdeel van het voortgezet onderwijs? Kan de Minister cijfers en een reflectie geven over hoe het examineren daar is gegaan? Deze leden snappen dat de examens daar op een andere manier worden afgenomen, namelijk via het staatsexamen, maar is er ook een evaluatie over de staatsexamens in 2019? Aangezien dit een schriftelijk overleg is over examens, toch ook een aantal vragen over examens in het vso6. Op dit moment is het zo dat leerlingen van het vso aansluiten bij staatsexamens, deze leden vragen echter of deze examens inhoudelijk wel altijd evengoed aansluiten bij de belevingswereld van de leerlingen. Zo moest een autistische leerling bijvoorbeeld in een examen een situatie beschrijven over een schoolfeestje, waar hij gezien zijn beperking, nog nooit is geweest. Nu is dit maar een voorbeeld, maar deze leden vragen of de Minister ooit heeft nagedacht om vso-leerlingen niet langer aan te laten sluiten bij staatsexamens, maar examens te maken die beter aansluiten op de capaciteiten en de belevingswereld van deze leerlingen. Is daar onderzoek naar gedaan? Hoe staat de sector hierin? Daarnaast blijkt dat het slagingspercentage op het vso nogal verschilt per leerweg.7 Is bekend wat de oorzaken zijn?

Voornoemde leden hebben ook nog een vraag over leerlingen die zijn ingeschreven op een reguliere vo8-school, maar waarvan de ouders het kind ook hebben ingeschreven voor het staatsexamen. Deze leden krijgen signalen dat hier gemixte boodschappen over worden afgegeven, of dit kan en mag. Is het mogelijk om staatsexamen te doen als de leerling ook is ingeschreven op een reguliere vo-school? Of kan dit alleen als de leerling is ingeschreven bij het voortgezet speciaal onderwijs? Wat als er geen vso-school in de buurt is die onderwijs op havo/vwo-niveau aanbiedt en deze leerling gebaat is bij de rust en het maatwerk dat staatsexamen biedt? Deze leden ontvangen graag een reactie hierop.

Inbreng van de leden van de SP-fractie

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de stukken betreffende de examens in het voortgezet onderwijs. Zij hebben daarover vragen en opmerkingen.

Versterking van de examenorganisatie op scholen

De leden van deze fractie vragen de Minister wat de status is van de afspraak die de VO-raad met de sector maakte om uiterlijk in de zomer van 2020 een examencommissie te hebben op alle vo-scholen. In hoeverre gaat dit lukken mede gezien de coronacrisis, zo vragen deze leden.

Toetsing en examinering in het voortgezet onderwijs 2019

In hoeverre heeft het Project Ieders Examen (PIEx) eraan bijgedragen dat docenten voldoende eigenaar zijn van de toetspraktijk? In hoeverre krijgen docenten naast deelname aan dit project de mogelijkheid om zich verder te bekwamen in het ontwikkelen van toetsen? Krijgen docenten hier voldoende de tijd voor volgens de Minister zonder dat al het andere werk zich opstapelt? In hoeverre worden vakverenigingen betrokken bij het opstellen van het centraal schriftelijk eindexamen in eerste instantie, zo vragen de leden van deze fractie.

Resultaatverbeteringstoetsen

Wat is de reactie van de Minister op de artikelen «Zo kan het niet eerlijk»9 en «Rv-toets benadeelt herkansers mvt»?10 Heeft de Minister bij het besluit over het invoeren van resultaatverbeteringstoetsen overleg gevoerd met leraren door middel van bijvoorbeeld vakverenigingen? Zo ja, wat is er besproken? Zo nee, waarom niet? Wat heeft de Minister met signalen uit onder andere deze artikelen gedaan? Wat is volgens de Minister belangrijker; een eerlijke kans bij een eventuele resultaatverbeteringstoets op basis van het onderwijs dat je gekregen hebt of het voorkomen dat verschillen ontstaan in de toetsing met andere vakken, zo vragen deze leden.

mocht afnemen met de aanwezigheid van een externe examinator, zoals de motie verzocht. Is de Minister desalniettemin bereid om de ingevoerde maatregel te evalueren en indien positief bevonden ook in het vervolg te laten gelden? Zo nee, waarom niet, zo vragen deze leden.

Staatsexamens leerlingen voortgezet speciaal onderwijs

Het mondeling college-examen is niet alleen lastig voor leerlingen in het vso nu er sprake is van de coronacrisis. Ook voor deze crisis was daar al sprake van. Naar aanleiding van de ingediende motie van het lid Kwint c.s.11 heeft de Minister in samenspraak met het CvTE besloten dat de eigen docent aanwezig mag zijn bij het mondeling college-examen en de vraag die de examinator stelt mag herhalen. Deze leden vinden dit een goede stap richting een ontspannen examenafname voor leerlingen die het echt nodig hebben, zoals de Minister dit ook verwoordt. Al hadden deze leden liever gezien dat de eigen docent het examen zelf.

Inbreng van de leden van de PvdA-fractie

De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de onderhavige stukken over de examinering. Zij vinden de examinering van groot belang voor het civiele effect van de diploma’s die de scholen uitreiken. Daarom is het zaak dat scholen op reguliere basis blijven reflecteren over of er genoeg vooruitgang is. Niet alleen met een opdracht van externe instanties, zoals het Ministerie van OCW, maar ook sowieso intern. Deelt de Minister deze mening?

De conclusie van het themaonderzoek van de Inspectie naar toetsing en afsluiting in het voortgezet onderwijs is dat de toetsing en examinering in het voortgezet onderwijs nog onvoldoende zorgvuldig verlopen. Op 60 procent van de 104 onderzochte scholen leidden de geconstateerde tekortkomingen tot één of meer herstelopdrachten van de Inspectie en in totaal heeft de inspectie 192 herstelopdrachten gegeven. De Minister meent dat het goed organiseren en vastleggen van en het verantwoorden over het examenproces hoort tot de basistaak van elke school, maar noemt een brede verbeterslag nodig bij de examenorganisatie. Hoe verklaart de Minister echter dat er zoveel misgaat? Deze leden kunnen zich namelijk niet voorstellen dat leraren willens en wetens er een potje van maken bij de examinering. In hoeverre speelt overbelasting van leraren ook een rol en welke mogelijkheden ziet de Minister om hier wat aan te doen, zo vragen deze leden.

Voor wat het de Stichting LVO, VMBO Maastricht en het Calvijn College te Amsterdam aangaat, betreuren deze leden dat de problematiek rond de schoolexamens bij deze scholen pas aan het licht kwam toen het echt helemaal fout ging met de naleving van de programma’s van toetsing en afsluiting. Deze leden beschouwen dit als zaken die zouden moeten worden opgemerkt bij de routinebezoeken van de Inspectie. Natuurlijk is het goed dat er verscherpt toezicht is op de scholen die nog steeds zijn beoordeeld als onvoldoende, maar ook voor de scholen die nu wel het gewenste niveau halen, is het verstandig dat de Inspectie een oogje in het zeil houdt en proactief om gaat met signalen van ouders, leerlingen en docenten. In hoeverre is dit inmiddels staande praktijk?

Onderzoeksbureau Oberon beveelt in het evaluatieonderzoek van CvTE aan om actief te sturen op de ketensamenwerking met meer aandacht voor het werken aan onderlinge relaties, voor het werken aan kennisdeling en voor het kweken van een gemeenschappelijke mindset en/of inspirerende ketendoelstelling. Wat heeft het CvTE inmiddels met deze aanbeveling gedaan en wat gaat er de komende tijd nog gebeuren?

Dit schooljaar hebben examenkandidaten vanwege de coronacrisis noodgedwongen geen centrale examens kunnen afleggen en behalen zij hun diploma op grond van hun schoolexamenresultaten. Heeft de Minister hierbij ook juist good practices waargenomen? Welke lessen trekt de Minister hieruit voor de toekomst van de examinering?

Er lijkt sprake van een wildgroei aan schaduwonderwijs en (vaak kostbare) examentrainingen. Wat betekent dit voor de gelijke kansen van examenleerlingen, zo vragen deze leden.

Inbreng van de leden van de SGP-fractie

De leden van de SGP-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de brieven inzake examinering. Zij hebben nog enkele vragen.

Deze leden vinden het belangrijk dat de examenorganisatie grondig is onderzocht en dat bezien wordt of aanscherpingen nodig zijn. Deze leden vragen echter hoe voorkomen wordt dat veel aandacht uitgaat naar procedures en protocollen die afleiden van de daadwerkelijk beoogde (cultuur)verbetering. Deze leden vragen welke lessen de Minister op dit punt trekt uit de gang van zaken in sectoren als het hoger onderwijs. Deze leden constateren dat er ook veel scholen zijn die op deugdelijke, onafhankelijke wijze de examinering vormgeven zonder de verplichting van onder meer een examencommissie. Is de inzet van de Minister om bij het wetsvoorstel zoveel mogelijk ruimte te bieden om de bestaande goede praktijken zonder nieuwe lasten te kunnen voortzetten?

Voornoemde leden constateren dat de verantwoordelijkheid voor het vormgeven van de functie van het schoolexamen vooral bij de scholen lijkt te worden gelegd. Deze leden vinden dat een goed uitgangspunt, maar zij constateren ook dat de ruimte van scholen materieel onvermijdelijk beperkt wordt door de werking van het centraal examen. Deze leden vragen of de Minister wil verkennen in hoeverre extra bestuurlijke en institutionele prikkels eraan kunnen bijdragen dat scholen daadwerkelijk de ruimte benutten om het schoolexamen een onderscheidend profiel te geven.

Deze leden veronderstellen dat het niet meer mogelijk noch wenselijk is om de nieuwe wettelijke verplichtingen per schooljaar 2021–2022 te laten ingaan. Zij vragen wat het nieuwe tijdpad wordt voor deze maatregelen.

Reactie op verzoek commissie over de brief van het Altena College met betrekking tot een regeling voor meermaals gezakte vwo-leerlingen om alsnog een havodiploma te halen

De leden van de SGP-fractie lezen dat de door het Altenacollege beschreven examenmogelijkheid volgens de Minister niet bestond. Zij vragen of de Minister wil toelichten hoe het kan dat volgens de heer de V. ook DUO het bestaan leek te erkennen en wist te melden dat er door andere scholen ook gebruik van werd gemaakt. Heeft de Minister hierover contact gehad met DUO? Eveneens vragen deze leden wat de Minister vindt van de beschreven voorbeelden, waarin vwo-leerlingen voortijdig schoolverlaters worden terwijl zij met de genoemde route met een havodiploma het onderwijs verlieten. In hoeverre ziet hij kans om meer maatwerk in de regels te bieden zonder afbreuk te doen aan het karakter van het staatsexamen, zo vragen deze leden.

II Reactie van de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs

Ik dank de leden van uw Kamer voor de vragen en opmerkingen naar aanleiding van enkele brieven aangaande examinering in het voortgezet onderwijs. In de vragen van de fracties komt een aantal thema’s prominent naar voren. Ik zal de vragen van uw leden daarom zoveel mogelijk met een thematische samenhang beantwoorden. Eerst beantwoord ik de vragen die zijn gesteld over schoolexamens en het versterken van de examenorganisatie. Daarna ga ik in op de vragen over de brief Toetsing en examinering in het voortgezet onderwijs 2019 en de vragen over VMBO Maastricht en het Calvijn College. Tot slot ga ik nog in op de vragen ten aanzien van corona en examinering en de overige vragen.

Schoolexamens & het versterken van de examenorganisatie

De leden van de VVD-fractie maken zich zorgen over de conclusies van het themaonderzoek van de Inspectie van het Onderwijs (hierna: inspectie) en de 192 herstelopdrachten. Ze vragen dan ook welke termijn wordt gesteld om alle herstelopdrachten die gegeven zijn in het kader van het themaonderzoek van de inspectie naar toetsing en afsluiting in het voortgezet onderwijs te implementeren. De leden van de GroenLinks-fractie vragen ook of de herstelopdrachten inmiddels zijn uitgevoerd en of dit gebeurd is vóór de schoolexamens van afgelopen maand. De herstelopdrachten die de inspectie heeft gegeven aan de onderzochte scholen tijdens dit themaonderzoek zijn inmiddels allemaal uitgevoerd, waarvan het merendeel nog in 2019.

De leden van de VVD-fractie vragen op welke manier de inspectie toezicht blijft houden om de kwaliteit van toetsing en examinering te borgen op de scholen die een herstelopdracht hebben gekregen. Zij vragen ook of ik van mening ben of dit voldoende is om de kwaliteit van examinering en toetsing te borgen. Zodra een school een herstelopdracht heeft afgerond, valt de school daarna weer onder regulier toezicht. De onderzoeksstandaard toetsing en afsluiting wordt hierin standaard meegenomen. Als signalen daar aanleiding toe geven, komt de inspectie eerder in beeld. Naast het toezicht van de inspectie bereid ik een wijziging van het Eindexamenbesluit VO voor waarin de eisen omtrent de kwaliteit van de schoolexaminering worden aangescherpt.

De leden van de VVD-fractie vragen wat de gevolgen zijn voor de onderzochte scholen waarbij de bevindingen en herstelopdrachten tot een onvoldoende op de standaard OP8 uit het onderzoekskader hebben geleid. De gevolgen hiervan zijn dat besturen en scholen herstelopdrachten hebben gekregen om tekortkomingen rond toetsing en afsluiting alsnog weg te nemen. De tekortkomingen van de scholen met een onvoldoende beoordeelde standaard OP8zaten in het Programma van Toetsing en Afsluiting (hierna: PTA) of het examenreglement, maar ook in de uitvoering ervan. Om na te gaan of aan de herstelopdrachten is voldaan en tekortkomingen weggenomen zijn, hebben herstelonderzoeken plaatsgevonden. Deze zijn allemaal afgerond.

De leden van de VVD-fractie vragen hoe ik opvolging ga geven aan de conclusie van de inspectie op basis van de uitkomsten van het onderzoek dat verdere versterking van de scholen nog nodig is. Alle aanbevelingen van de inspectie worden overgenomen en verwerkt in de maatregelen en acties die al ondernomen zijn naar aanleiding van de voorvallen bij VMBO Maastricht en het Calvijn College, en het onderzoek van de Commissie Kwaliteit Schoolexaminering. Zoals aangegeven in mijn brief van 4 maart 2020 laten de aanbevelingen uit het rapport van de inspectie zien dat de maatregelen die ik heb ingezet de juiste maatregelen zijn. Concrete voorbeelden van de maatregelen zijn: het aanscherpen van de rol van de examensecretaris, het verplicht stellen van een examencommissie op alle scholen en het nadrukkelijker in het PTA aangeven met welke toetsen de verplichte eindtermen worden afgesloten.

De leden van de VVD-fractie vragen vanaf wanneer de eerder aangekondigde maatregelen voor de versterking van de examenorganisatie in werking zijn getreden zodat de inspectie het themaonderzoek op OP8 kan herhalen. Zij vragen ook hoe de kwaliteit van toetsing en examinering in de tussentijd wordt geborgd. Ik streef ernaar dat alle aangekondigde maatregelen voor de start van het schooljaar 2021–2022 in werking zijn getreden. Een deel van de aangekondigde maatregelen is al geëffectueerd. De maatregelen die nog moeten worden geëffectueerd vragen om een aanpassing van het Eindexamenbesluit Voortgezet Onderwijs (EVBO). Het betreft aanscherping van de regels ten aanzien van het PTA, het verplichten van een examencommissie en het versterken van de positie van de examensecretaris. De kwaliteit van toetsing en examinering wordt geborgd door het onderzoekskader van de inspectie. De inspectie heeft het toezicht op de toetsing en examinering meegenomen als standaard in haar regulier onderzoekskader.

De leden van de VVD-fractie vragen welke sancties de inspectie kan opleggen als scholen niet voldoen aan een specifiek onderdeel van de onderzoeksstandaard toetsing en examinering. Daarnaast vragen de leden hoe ik borg dat elk diploma dat wordt uitgegeven zijn waarde heeft. De inspectie kan herstelopdrachten geven aan de besturen en scholen indien er tekortkomingen zijn binnen toetsing en afsluiting. De uiterste mogelijkheid is het opleggen van een bekostigingssanctie, wanneer het gaat om het niet naleven van een wettelijke eis. Scholen moeten voldoen aan de wettelijke eisen voor het eindexamen. Daarvoor is toezicht ingericht. Indien scholen niet voldoen aan de wettelijke eisen moet herstel plaatsvinden. Daarmee wordt de kwaliteit van diploma's geborgd.

De leden van de VVD-fractie vragen wat de frequentie is waarmee de VO-raad verslag uitbrengt over het monitoren van de actielijnen. Vooralsnog is de VO-raad van plan jaarlijks te monitoren en heeft zij toegezegd hierover te rapporteren. De monitor die zij voor de zomervakantie had willen uitvoeren is door de coronacrisis verschoven en zal naar verwachting in het najaar plaats vinden.

De leden van de VVD-fractie vragen welke concrete maatregelen ik ga nemen zodat de verbeteringen ook daadwerkelijk worden omgezet in concrete voorstellen en resultaten. En hoe ik langs de drie geschetste lijnen (verantwoordelijkheidsverdeling, de organisatie en uitvoering van het examenprogramma en de keuzes van scholen over de invulling en inzet) ga monitoren en verbeteren. De leden van de CDA-fractie vragen eveneens naar de nadere uitwerking van de diverse in de brief aangekondigde maatregelen. Op dit moment is er een wijziging van het Eindexamenbesluit VO in voorbereiding die verplicht gaat stellen dat een school een examencommissie heeft. Hierbij wordt de rol van examencommissie aangegeven en de positie van de eindexamensecretaris verduidelijkt. Dit draagt bij aan een duidelijkere rolverdeling in de school. Verder worden scholen verplicht in het PTA duidelijk te maken met welke toetsen de verplichte schoolexamenonderdelen worden afgesloten. Verder worden aan het afsluiten van de schoolexamenperiode en het vaststellen van het schoolexamencijfer scherpere eisen gesteld. Daarnaast zullen scholen zich actief bij de inspectie moeten melden als zij aanpassingen doen in het PTA na 1 oktober. Dit draagt bij aan het verbeteren van de examenorganisatie. Als laatste zullen de aanscherping van de eisen voor het PTA en de ontwikkeling van een visie op toetsing binnen school, waar de VO-raad op inzet, bijdragen aan het bewust keuzes maken door de school bij de invulling van het schoolexamen. Naast deze wettelijke verplichtingen heeft de VO-raad checklists en handreikingen ontwikkeld ter ondersteuning van de scholen bij het borgen- en verbeteren van de kwaliteit van de schoolexamens. Deze kunnen scholen gebruiken bij het verbeteren van hun werkwijzen.

De leden van de VVD-fractie vragen welke concrete stappen er worden gezet door mij zodat besturen en scholen de kwaliteit van de toetsing en examinering op orde brengen en wat er gebeurt als besturen en scholen dit onvoldoende doen. Ik ga ervanuit dat scholen en besturen na de gebeurtenissen in de zomer van 2018 hun verantwoordelijkheid nemen en stevig inzetten op verbetering van de kwaliteit van de toetsing en examinering. Wanneer blijkt dat scholen en besturen dat onvoldoende doen, kan de inspectie verscherpt toezicht uitvoeren. Hetgeen uiteindelijk kan leiden tot een bekostigingssanctie als de wet- en regelgeving niet wordt nageleefd.

De leden van de CDA-fractie vragen of de lessen die getrokken kunnen worden uit de diverse onderzoeken naar hoe scholen de examenorganisatie op orde hebben, zowel kwalitatief als organisatorisch, ook afgelopen schooljaar zichtbaar zijn geweest bij de voorbereiding van de examens tot aan de sluiting van de scholen vanwege corona. Deze leden vragen eveneens of scholen de regie op het eindexamen beter hebben vastgelegd en of zij hebben laten zien dat de check op alle regels en protocollen voldoende prioriteit kreeg, zodat onvolkomenheden minder snel kunnen voorkomen. In het rapport van de inspectie met betrekking tot het themaonderzoek toetsing en examinering in het voortgezet onderwijs, constateert zij dat de gebeurtenissen van de zomer van 2018 het onderwijsveld onmiskenbaar heeft wakker geschud. De schoolexaminering staat inmiddels hoog op de agenda van besturen en scholen. Er wordt door de scholen met veel inspanning gewerkt aan de verbetering van de schoolexaminering. Scholen maken met ondersteuning van onder meer de VO-raad op dit moment een inhaalslag. De inspectie geeft in de themarapportage aan dat de resultaten daarvan zichtbaar zijn. De PTA’s en examenreglementen van het huidige schooljaar zijn beter dan vorig schooljaar en er is meer aandacht voor het verloop van de schoolexaminering.

De leden van de CDA-fractie vragen of de scholen die een overvol PTA hadden hier afgelopen schooljaar verandering in hebben aangebracht om het risico op fouten en onvolkomenheden te verkleinen. Zij vragen ook in hoeverre scholen hebben gekeken of het punt van overladenheid van het PTA ook voor hun school geldt en dit indien nodig hebben aangepast. De leden van deze fractie vragen ook of de lessen die getrokken kunnen worden uit de diverse onderzoeken naar hoe scholen de examenorganisatie op orde hebben, zowel kwalitatief als organisatorisch, ook afgelopen schooljaar zichtbaar zijn geweest bij de voorbereiding van de examens tot aan de sluiting van de scholen vanwege corona. In het rapport van de inspectie met betrekking tot het thema onderzoek toetsing en examinering in het voortgezet onderwijs, constateert zij dat de gebeurtenissen van de zomer van 2018 het onderwijsveld onmiskenbaar heeft wakker geschud. De schoolexaminering staat inmiddels hoog op de agenda van besturen en scholen. Er wordt door de scholen met veel inspanning gewerkt aan de verbetering van de schoolexaminering. Scholen maken met ondersteuning van onder meer de VO-raad op dit moment echt een inhaalslag. Daarvan zijn inmiddels resultaten zichtbaar geeft de inspectie aan. De PTA’s en examenreglementen van het huidige schooljaar zijn beter dan vorig schooljaar en er is meer aandacht voor het verloop van de schoolexaminering. Met betrekking tot overladen PTA’s is er verder geen specifiek onderzoek gedaan naar welke scholen een overladen PTA hadden en hoe deze PTA's er nu uit zien.

De leden van de CDA-fractie vragen of ik een beeld heb van hoe scholen het afgelopen schooljaar, voor de sluiting van de scholen vanwege COVID-19, de kwaliteitsborging en organisatie van de examens hebben versterkt in hun eigen organisatie. Zij vragen of de inspectie in hun reguliere inspectieonderzoeken nog vaak onregelmatigheden tegenkomt op dit punt. De inspectie heeft aangegeven dat zij in haar themaonderzoek naar OP8 tot de conclusie is gekomen dat scholen voortvarend aan de slag zijn gegaan met het verbeteren van de examenorganisatie. De VO-raad concludeert dat er veel interesse is in de door hen gemaakte handreikingen en checklists. Toch ziet de inspectie vanuit haar toezicht nog regelmatig dat de kwaliteitsborging en organisatie van examens bij besturen en scholen tekortkomingen bevatten. In voorkomende gevallen ontvangt het bestuur herstelopdrachten om deze tekortkomingen weg te nemen.

De leden van de D66-fractie vragen hoe ik uitvoering geef aan een eerder aangekondigde maatregel om een examencommissie in te stellen op elke school. Op dit moment wordt gewerkt aan een aanpassing van het Eindexamenbesluit VO (EBVO) waarin een examencommissie ten behoeve van de borging van de kwaliteit van examinering voor iedere school verplicht wordt gesteld. Daarnaast betreft een van de actielijnen van de VO-raad de ambitie om al met ingang van september 2020 een examencommissie op iedere school te hebben.

De leden van de D66-fractie vragen hoe ik de rol van de medezeggenschapsraad zie bij de invulling van een onderwijs- en toetsvisie. De medezeggenschapsraad heeft vanuit de Wet op de Medenzeggenschap Scholen (WMS) artikel 10, instemmingsrecht op het vaststellen en wijzigen van aspecten zoals onderwijskundige doelstellingen, schoolplan, leerplan, onderwijs- en examenreglement. Het is verder aan het bestuur en de schoolleiding om eigenaarschap en goede communicatie vorm te geven met betrekking tot de stakeholders in en van de school.

De leden van de GroenLinks-fractie vragen of ik wil reflecteren op de kwaliteit van de afgenomen schoolexamens dit schooljaar, ook in het licht van de conclusies van de Inspectie dat niet elke school het schoolexamen inzet als afsluitend instrument. De inspectie constateert inderdaad dat er door scholen bewuster omgegaan moet worden met de inzet van het schoolexamen als afsluitend instrument. Het gaat er daar bij om dat scholen naast de minimaal verplichte eindtermen nadenken over hoe zij gebruik kunnen maken van de ruimte die er is om het schoolexamen een eigen invulling te geven. Dat betekent dat scholen in het verlengde van de eigen onderwijsvisie van de school het PTA opstellen zonder dat het PTA onnodig gevuld wordt met tussentoetsen en onderdelen uit het centraal examen. In de COVID-19 monitor volgt de inspectie op hoofdlijnen hoe de scholen dit jaar met de schoolexamens omgaan en rapporteert hier periodiek over.

De leden van de GroenLinks-fractie vragen wanneer het themaonderzoek naar OP8 zal worden herhaald. De inspectie heeft aangegeven het themaonderzoek te willen herhalen nadat de maatregelen ter verbetering van de examenorganisatie in werking zijn getreden.

De leden van de GroenLinks-fractie vragen hoe het kan dat ik niet wist dat er op zoveel scholen sprake was van tekortkomingen. Zij vragen of misschien te concluderen is dat er structureel iets mis is met de examenorganisatie in het voorgezet onderwijs. Zij vragen of dit zonder de excessen bij VMBO Maastricht en het Calvijn College ook aan het licht gekomen zou zijn. Besturen zijn eindverantwoordelijk voor een zorgvuldig verloop van het eindexamen. Uit het onderzoek van de inspectie bleek dat zij die eindverantwoordelijkheid nu invullen door te vertrouwen op de kwaliteitsbewaking door de scholen. Ook verwachtten zij dat zij op tijd worden geïnformeerd over tekortkomingen en dat in geval van onregelmatigheden scholen effectieve maatregelen nemen. Hierdoor zijn tekortkomingen onopgemerkt gebleven. De inspectie constateert in het themaonderzoek dat er nergens problemen zijn aangetroffen die vergelijkbaar zijn met de aard en de omvang van de tekortkomingen bij eerdere examenincidenten. Daarnaast geeft de inspectie aan dat de examinering zorgvuldiger moet gaan verlopen dan nu gebeurt. Daartoe is het toezicht op dit punt uitgebreid en wordt de regelgeving aangescherpt. De inspectie herhaalt het themaonderzoek na inwerkingtreding van de nieuwe maatregelen.

De leden van de GroenLinks-fractie vragen hoe scholen in de tussentijd gemotiveerd worden om het PTA en het examenreglement aan te scherpen en een examencommissie in te stellen. De scholen hebben de situatie rondom VMBO Maastricht ervaren als wake-up call. De inspectie en de VO-raad constateren dat er vanuit scholen actief gewerkt wordt aan de verbetering van de borging van de kwaliteit van het examen. In aanloop naar de invoering van aangescherpte regels voor examinering, werkt de VO-raad samen met de sector aan de realisatie van een verbeteragenda op het gebied van schoolexaminering, in de vorm van negen actielijnen.

De leden van de GroenLinks-fractie vragen hoe ik ga bevorderen dat er daadwerkelijk toetsvisies ontwikkeld worden op scholen en wat ik onder een toetsvisie versta. De onderwijsvisie en de daarop aansluitende toetsvisie is de verantwoordelijkheid van het bestuur en de school. De VO-raad heeft een handreiking gepubliceerd die scholen en besturen kunnen gebruiken bij de verdere ontwikkeling van een toetsvisie. Een visie op toetsing en examinering hangt samen met een visie op onderwijs en is een onderdeel van het onderwijsconcept van de school. Het zou versterkend moeten werken op het realiseren van de onderwijsdoelen van de school. Hierbij geeft de school antwoord op de vragen: Waarom toetsen wij? Wat toetsen wij? Hoe toetsen wij? en Hoe borgen wij?

De leden van de GroenLinks-fractie vragen wanneer de resultaten uit de pilot die is opgestart met tien besturen, op het gebied van kwaliteitszorg, worden verwacht. De pilot is gestart in voorjaar 2020, vlak voor de coronacrisis. Door de omstandigheden is er vertraging ontstaan, maar inmiddels zijn de trajecten met alle besturen in de pilot opgestart. De resultaten van de pilot worden rond de zomer van 2021 verwacht.

De leden van de GroenLinks-fractie vragen of ik het er mee eens ben dat bij alle maatregelen ook goed gekeken moet worden naar de effecten op de werkdruk en de transparantie. Ik ben het daarmee eens. Bij het wijzigen van de regelgeving streef ik er naar dat de lasten voor scholen en leraren zo min mogelijk worden verhoogd en scholen zo transparant mogelijk blijven opereren. Daar staat wel tegenover dat de kwaliteit van de schoolexaminering op orde moet zijn en daarvoor zullen enkele maatregelen nodig zijn die extra lasten met zich mee kunnen brengen.

De leden van de SP-fractie vragen wat de status is van de afspraak die de VO-raad met de sector maakte om uiterlijk in de zomer van 2020 een examencommissie te hebben op alle vo-scholen. Zij vragen in hoeverre gaat dit lukken, mede gezien de coronacrisis. De leden van de VO-raad hebben de ambitie onderschreven dat alle scholen uiterlijk deze zomer een examencommissie hebben. Al voor de coronacrisis constateerde de VO-raad dat er hard werd gewerkt door scholen om dit voor elkaar te krijgen. De VO-raad is voornemens om de monitor die zij aanvankelijk voor de zomer had willen uitvoeren, maar die in verband met de corona-crisis niet heeft plaats gevonden in het najaar uit te voeren

De leden van de SP-fractie vragen in hoeverre docenten naast deelname aan dit project de mogelijkheid krijgen om zich verder te bekwamen in het ontwikkelen van toetsen en of docenten voldoende tijd krijgen voor professionalisering, zonder dat al het andere werk zich opstapelt. Het bevoegd gezag, in dit geval de directeuren van scholen, zijn verantwoordelijk voor het hebben van goed gekwalificeerd personeel. De prioritering en facilitering van de ontwikkeling en scholing van personeelsleden op dit thema valt onder de verantwoordelijkheid van de schooldirecteuren. Vanuit verschillende organisaties zoals Stichting Platforms Vmbo, het Platform Examensecretarissen en de VO-raad worden er mogelijkheden tot deskundigheidsbevordering en collegiale consultatie op bijvoorbeeld het gebied van schoolexamens, PTA’s en invulling van het examensecretariaat aangeboden. Van dit aanbod wordt veel gebruik gemaakt. Gezien de grote interesse voor het aanbod op dit terrein lijkt de toegenomen aandacht voor de kwaliteit van toetsing en examinering zich ook te vertalen naar deskundigheidbevordering. In mijn beleidsreactie op het themaonderzoek toetsing en afsluiting van 4 februari 2020 gaf ik aan dat ik in het verlengde hiervan samen met het veld ga onderzoeken welke behoefte er ligt voor vraaggerichte deskundigheidsbevordering op het gebied van toetsing.12 Hierover rapporteer ik op een geëigend moment aan uw Kamer.

De leden van de PvdA-fractie vinden de examinering van groot belang voor het civiele effect van de diploma’s die de scholen uitreiken. Daarom is het zaak dat scholen op reguliere basis blijven reflecteren over of er genoeg vooruitgang is. Niet alleen met een opdracht van externe instanties, zoals het Ministerie van OCW, maar ook intern. Zij vragen of ik deze mening deel. Dat is het geval. Besturen en scholen zijn professionele organisaties en van professionele organisaties mag verwacht worden dat zij de kwaliteit van het onderwijs en de organisatie monitoren en blijven verbeteren, waaronder de kwaliteit van de examinering.

De leden van de PvdA-fractie vragen hoe ik verklaar dat er zoveel mis gaat als het goed organiseren en vastleggen van en het verantwoorden over het examenproces hoort tot de basistaak van elke school. Zij vragen in hoeverre overbelasting van leraren ook een rol speelt en welke mogelijkheden ik zie om hier wat aan te doen. Uit het onderzoek van de inspectie komt naar voren dat er meerdere oorzaken ten grondslag liggen aan de geconstateerde tekortkomingen in het examenproces. Fouten kunnen ontstaan in de organisatie en uitvoering van het examenproces, door een onduidelijke rol- en verantwoordelijkheidsverdeling, maar ook door keuzes die worden gemaakt rond de invulling en inzet van schoolexamens. Ook kan een combinatie van voornoemde factoren leiden tot tekortkomingen. De inspectie constateert dat het organiseren en uitvoeren van de schoolexamens nog te vaak een administratief proces is en dat kwaliteitsbewaking onvoldoende goed is ingericht. Daarbij komt dat taken zijn gedelegeerd vanuit besturen aan directeuren, examensecretarissen en vaksecties. Hierdoor hebben besturen en scholen onvoldoende zicht op de eigen kwaliteit van de toetsing en examinering. Onterecht vertrouwen besturen er nog te veel op dat het vervolgens goed komt, terwijl zij hun eindverantwoordelijkheid voor de kwaliteit, organisatie en uitvoering van de schoolexamens onvoldoende kunnen nemen. Tekortkomingen blijven daardoor onopgemerkt. Uit de onderzoeken komt niet naar voren dat de overbelasting van leraren een specifieke factor is.

De leden van de PvdA-fractie vragen hoe voorkomen wordt dat veel aandacht uitgaat naar procedures en protocollen die afleiden van de daadwerkelijk beoogde cultuurverbetering. Zij vragen welke lessen ik op dit punt trek uit de gang van zaken in sectoren als het hoger onderwijs. In de vormgeving van de door mij aangekondigde regelgeving voor de versterking van de examenorganisatie wordt onder meer de evaluatie van de examencommissie in het hoger onderwijs meegenomen. Verder is de bereidheid in de sector groot om fundamenteel aan de slag te gaan met het verbeteren van de kwaliteit van de afname en organisatie van het examen.

De leden van de SGP-fractie vragen of er zoveel mogelijk ruimte wordt geboden aan scholen die bestaande goede praktijken hebben en ze die zonder nieuwe lasten kunnen voortzetten. Eerder heb ik aangegeven dat ik vind dat ruimte alleen kan bestaan bij de gratie van heldere kaders. Ik ben van mening dat deze landelijke kaders aangescherpt moeten worden in de vorm van de maatregelen die ik nu uitwerk. Ik hecht er bijvoorbeeld grote waarde aan dat iedere school een examencommissie heeft waarmee de kwaliteit van de schoolexaminering geborgd is. Scholen hebben ook binnen deze kaders nog steeds veel ruimte om de bestaande goede praktijken te kunnen voortzetten.

De leden van de SGP-fractie vragen of er een verkenning kan komen in hoeverre extra bestuurlijke en institutionele prikkels eraan bijdragen dat scholen de ruimte van het schoolexamen daadwerkelijk benutten. In mijn brief met betrekking tot visie op toetsing en examinering in het VO 201913 heb ik toegezegd om in gesprek te gaan met de inspectie over de balans tussen schoolexamens en centrale examens. In het najaar zal ik de uitkomsten van dit overleg met uw Kamer delen.

Deze leden van de GroenLinks fractie vragen wanneer ik van plan ben om de acties die wet- en regelgeving vereisen, zoals het verplicht stellen van examencommissies, in werking te stellen. De leden van de SGP-fractie veronderstellen dat het niet meer mogelijk is de nieuwe maatregelen per schooljaar 2021–2022 in te laten gaan en vragen naar een nieuw tijdpad. Om de maatregelen een plek te geven in de wetgeving is een wijziging van het Eindexamenbesluit VO nodig. Vooralsnog is mijn streven de wijziging per schooljaar 2021–2022 in te laten gaan.

Toetsing en examinering in het voortgezet onderwijs 2019

De leden van de fracties van VVD, D66 en GroenLinks vragen welke maatregelen worden genomen om het dalende leesniveau van onze leerlingen weer op peil te brengen.

Binnen het curriculum van het basis- en voortgezet onderwijs zal een prominente plek worden ingeruimd voor de leesvaardigheid en de leesmotivatie. Daarnaast heb ik samen met mijn college Van Engelshoven eind vorig jaar aangekondigd te starten met een Leesoffensief, en een plan van aanpak geschetst.14 Uw Kamer ontvangt voor het zomerreces een brief met een stand van zaken van het Leesoffensief, waar ik ook in zal gaan op de door uw Kamer genoemde punten.

De leden van de VVD-fractie vragen waarom ik er niet voor heb gekozen om de aandacht voor de vakken Duits en Frans te verhogen. Daarnaast vragen deze leden of er ook naar de tussentijdse oplossing wordt gekeken om het niveau van Frans en Duits van de leerlingen te verhogen. Zoals ik in mijn brief van 4 februari 2020 inzake de Toetsing en examinering in het voortgezet onderwijs 201915 heb geschetst, bestaat de lange termijnoplossing voor de problemen bij Frans en Duits in het havo niet alleen uit een actualisatie van het examenprogramma, maar zal daar ook worden gekeken naar de positie van de verschillende vakken binnen de profielen, ook in relatie tot het (maatschappelijk) belang van deze talen. Het is van belang dat er via de integrale curriculumherziening van het funderend onderwijs gewerkt wordt aan een duurzame en integrale oplossing, waarbij vanuit de curriculaire inhoud een goede balans wordt gevonden in de aandacht die wordt gegeven aan de verschillende vakken, waaronder Frans en Duits. Op basis van de vernieuwde curriculaire inhoud kan vervolgens het gewenste niveau bepaald worden en kan worden gekeken wat er nodig is om leerlingen dit gewenste niveau (voor deze en andere vakken) te laten behalen. Via een tussenoplossing wordt de prestatie-eis tijdelijk aangepast vanuit het motief om leerlingen nu niet onevenredig te benadelen voor het feit dat de huidige vaardigheid van de leerlingen en de vaardigheid die nodig is voor het behalen van een voldoende bij die examens bij deze vakken in de havo niet meer op elkaar aansluiten.

Deze leden vragen voorts hoe de leden van de vaksecties Frans en Duits van de vakvereniging Levende Talen goed bij de verdere uitwerking van de lengte van het examen Frans worden betrokken. Het College voor Toetsen en Examens (hierna: CvTE) en Cito hebben naar aanleiding van de examens 2019 en van de analyse prestatie-eis Duits en Frans havo meerdere gesprekken gevoerd met de secties Frans en Duits van Levende Talen. In deze gesprekken zijn verschillende mogelijkheden besproken ter beperking van de lengte van het examen. Waar dit gezien het tijdpad van de productie voor de examens 2020 nog mogelijk was, is dit meegenomen. Omdat de centrale examens 2020 dit jaar niet zijn afgenomen, is het niet mogelijk om het effect hiervan vast te stellen en samen met de vaksectie Frans van Levende Talen te evalueren. Ook bij de examens 2021 worden de besproken mogelijkheden ter beperking van de lengte van de examens wanneer dit haalbaar is meegenomen. De planning is dat na afloop van deze examens de effecten hiervan alsnog samen met de vaksectie Frans van Levende Talen geëvalueerd worden.

De leden van de CDA-fractie vragen op welke wijze ik de kritiek op de inhoud van de examens voor onder andere de moderne vreemde talen tegemoet wil komen, en of ik voornemens ben hiervoor zaken te veranderen. Docenten kunnen op meerdere momenten meedenken en feedback leveren bij het maken van de syllabus, de constructie en vaststelling van de opgave, én na de afname van de centraal examens. Volgend op de afname in het eerste tijdvak stuurt het CvTE een vragenlijst aan docenten over onder andere de inhoud van het afgenomen examen. Daarnaast kunnen docenten bij veel vakken via hun vakinhoudelijke vereniging een oordeel geven over het voor hun relevant examen. En ook via het Examenloket en de Examenlijn kunnen docenten hun vragen en kritiek over de examens aan het CvTE doorgeven. De vragen en klachten van leerlingen worden via het LAKS aan het CvTE doorgegeven. Het CvTE gebruikt al deze input om indien wenselijk de correctievoorschriften te verduidelijken en om indien nodig te compenseren voor een fout in een examen. Daarnaast worden de verzamelde reacties ook meegegeven aan de constructie en vaststellingsgroepen ten behoeve van de opvolgende examenjaren. Ik ben er van overtuigd dat door dit zorgvuldig ingerichte proces de kritiek op de inhoud van examens op de juiste plek terecht komt: bij de docenten en experts die verantwoordelijk zijn voor de totstandkoming van de centraal examens. Ik vertrouw er op dat zij op een integere en zorgvuldige wijze omgaan met de vragen en kritiek die zij ontvangen en hier de best passende vervolgacties aan koppelen.

De leden van de SP-fractie vragen in hoeverre vakverenigingen betrokken worden bij het opstellen van het centraal examen. Docenten zijn onmisbaar bij de totstandkoming van centrale examens. Daarom werken aan de totstandkoming van alle centrale examens docenten mee. Docenten in de constructiegroepen van Cito maken de examenopgaven; docenten in de vaststellingscommissies van het CvTE keuren de opgaven goed en stellen ze vast. Vacatures voor leden van beide commissies worden uitgezet via onder andere de vakverenigingen, zodat hun leden hier deel van kunnen uitmaken. Docenten voor de CvTE-vaststellingscommissies komen op voordracht van vakverenigingen en/of vakbonden in de commissie. Ook vindt de werving van de precorrectie en testcorrectie van de examens – waarbij docenten meedenken over de definitieve inhoud van het correctievoorschrift – via de betreffende vakvereniging plaats. Daarnaast dragen bij vernieuwing van syllabi vakverenigingen docenten voor ten behoeve van de samenstelling van een syllabuscommissie, en maakt (een vertegenwoordiging van) de desbetreffende vakinhoudelijke vereniging altijd deel uit van de vakvernieuwingscommissie die een nieuw examenprogramma opstelt. Docenten zijn actief betrokken bij elke stap in dit proces.

De leden van de SP-fractie vragen in hoeverre het Project Ieders Examen een bijdrage heeft geleverd aan het bereiken van voldoende eigenaarschap van docenten m.b.t. de toetspraktijk. Het doel van het Project Ieders Examen is om de betrokkenheid van docenten bij het examenproces te vergroten en transparant te zijn over het verloop van dit proces. Dankzij dit project worden veel meer docenten betrokken bij de totstandkoming van de centrale examens of daarover geïnformeerd door rechtstreeks contact met de examenmakers (veelal zelf docent). Het CvTE blikt jaarlijks terug op het verloop van het project en constateert dat de reacties van de betrokken docenten veelal zeer positief zijn en stelt daarmee vast dat het draagvlak en het eigenaarschap voor de centrale examens onder docenten is toegenomen.

De leden van de D66-fractie vragen mij om een uitspraak te doen over de effecten van de invoering van de kernvakkenregeling, in het bijzonder op de talentontwikkeling van leerlingen in brede zin. Over de effecten van de invoering van de kernvakkenregeling wordt jaarlijks gerapporteerd via de examenmonitor voortgezet onderwijs. Deze rapportage wordt door DUO gemaakt en geeft inzicht in onder meer de effecten van de aanscherping van de exameneisen op gemiddelde cijfers, eindcijfers en slaagpercentages. Ook laat de rapportage zien in hoeverre er gebruik gemaakt wordt van maatwerkmogelijkheden in de afsluiting van het onderwijs, zoals het doen van een extra vak, een vak op hoger niveau of het aantal leerlingen dat een diploma cum laude behaalt. Op basis van de examenresultaten kan geen uitspraak worden gedaan over de effecten van de kernvakkenregeling op de brede talentontwikkeling van leerlingen. Wel kan worden gesteld dat met de invoering van de kernvakkenregeling de nadruk op deze vakken is toegenomen.

De leden van de VVD-fractie vragen of het mogelijk is om aankomend schooljaar een experiment te starten, waarbij er sprake is van een mix met het zowel fysiek als digitaal verwerken van het correctiewerk. Op sommige scholen is het al staande praktijk dat gemaakt examenwerk wordt gekopieerd en dat deze kopie ofwel fysiek ofwel digitaal wordt opgeslagen. Scholen die hiertoe de mogelijkheid hebben kunnen dus reeds een digitale back-up maken. Afhankelijk van de school en de inrichting en organisatie van het examenproces, kan het maken van een digitale kopie van ieder examen een grote organisatielast met zich meebrengen. Daarom wil ik dit scholen niet verplichten.

De leden van de GroenLinks-fractie vragen wat ik nog meer kan doen om ervoor te zorgen dat leerlingen met een beperking dezelfde mogelijkheden en rechten bij examens hebben als leerlingen zonder een beperking. Er zijn vele mogelijkheden voor scholen om met het doen van aanpassingen bij het examen een gelijk speelveld te creëren voor leerlingen met een beperking. Scholen zijn verantwoordelijk voor het aanvragen en faciliteren van deze aanpassingen aan het examen. Het CvTE kan scholen hierin desgewenst over adviseren. Ik verwacht van scholen dat zij hier in het belang van de leerling oog voor hebben en zal de VO-raad vragen dit onderwerp nogmaals onder de aandacht te brengen van scholen.

De leden van de VVD-fractie vragen op welke manier ik borg dat leerlingen met relevante vakken op hoger niveaus, toegang kan krijgen tot een hogere vervolgopleiding. De leden van de D66-fractie vragen ook of diploma's met vakken op hoger niveau toegang bieden tot een hogere vervolgopleiding zoals in het regeerakkoord is aangekondigd. Het is niet mogelijk om met een diploma met één of meerdere vakken op hoger niveau, direct vanuit het voortgezet onderwijs in te stromen tot vervolgopleidingen waarvoor een hoger diploma vereist is. Wel kanafsluiten van vakken op hoger niveau voordelen bieden in de vorm van vrijstellingen voor kandidaten die na het slagen willen opgaan voor dat hogere vo-diploma. Ook kan het afsluiten van bepaalde vakken op vwo-niveau voordelen bieden voor wie met een hbo-propedeuse wil instromen bij een universitaire bachelor. Daar worden immers naast de propedeuse soms nog aanvullende eisen gesteld voor toelating. Het in het regeerakkoord genoemde experiment om leerlingen met vakken op hogere niveaus direct toegang te geven tot een hogere soort vervolgonderwijs, bleek niet uitvoerbaar. Hierover is uw Kamer eerder geïnformeerd. Deze boodschap hebben de Minister van OCW en ik onlangs herhaald in het afschrift van onze antwoordbrief aan de groep ««Maatwerkdiploma, en dan?»« dat uw Kamer op 15 mei 2020 heeft ontvangen.16

De leden van de D66-fractie vragen mij het verschil toe te lichten tussen de mate waarin per schoolsoort en leerweg vakken op hoger niveau worden afgesloten en wat hiervan mogelijk oorzaken zijn. Uit de jaarlijkse Examenmonitor blijkt dat het merendeel van de kandidaten die vakken op hoger niveau afsluit, in de basisberoepsgerichte leerweg zit en vakken op kaderberoepsniveau afsluit. Het is aannemelijk dat een aantal specifieke factoren in het vmbo basisberoeps en kaderberoeps hieraan bijdraagt. Zo zit er veel inhoudelijke overlap tussen de examenprogramma's van deze twee leerwegen, bestaat er geen verschil in cursusduur zoals dat er wel is tussen vmbo-havo en havo-vwo, en moet een school die de kaderberoepsgerichte leerweg aanbiedt, ook altijd de basisberoepsgerichte leerweg aanbieden. Hierdoor kan de drempel lager zijn om een vak op hoger niveau te gaan of blijven volgen.

De leden van de GroenLinks-fractie vragen of de mogelijkheid tot het afsluiten van vakken op hoger niveau wel op iedere schoolsoort voldoende worden geboden en hoe ik dit kan stimuleren. Ook de leden van de D66-fractie vragen naar de mate waarin de mogelijkheid tot vakken op hoger niveau afsluiten buiten het beroepsgerichte vmbo wordt geboden. Hoewel ik iedere leerling in gelijke mate de kans gun om een vak op hoger niveau af te sluiten, zijn er factoren die het afsluiten van vakken op hoger niveau tussen het beroepsgerichte en theoretische vmbo, tussen vmbo-havo en havo-vwo kunnen bemoeilijken. Zo is ongeveer een derde van de vo-scholen een categorale school, en is het aandeel scholen dat niet alle niveaus aanbiedt nog groter. Dat wil overigens niet zeggen dat zij de mogelijkheid om vakken op hoger niveau af te sluiten niet aanbieden of stimuleren, bijvoorbeeld in samenwerking met een andere school. Het kan wel zijn dat die scholen om de voornoemde reden meer investeren in andere maatwerkmogelijkheden, zoals het afsluiten van extra vakken of het versneld examen doen. De bereidwilligheid van de leerlingen om voor dat vak af te reizen naar een andere school of zich voor dat vak bij het staatsexamen in te schrijven kan ook een rol spelen. De vraag of scholen daarmee voldoende de mogelijkheid bieden een vak op hoger niveau af te sluiten, kan ik daarom niet categoraal beantwoorden.

De leden van de CDA-fractie vragen op welke wijze de tweede correctie in de afgelopen jaren is uitgevoerd, welke knelpunten zich daarbij voordeden en hoe die zijn weggenomen.

De (tweede) correctie is een voor scholen verplicht onderdeel van de correctie- en beoordelingsprocedure van door leerlingen gemaakte centraal examens. Dit vindt jaarlijks plaats, mits het centraal schriftelijk examen wordt afgenomen.17 Scholen zijn daarbij aan zet om het correctieproces tijdig en goed te organiseren en docenten daarbinnen te faciliteren om de correctie goed uit te voeren. Uit het meest recente onderzoek naar de correctiepraktijk is onder meer gebleken dat de correctie soepeler verloopt op scholen waar aandacht wordt besteed aan het maken van afspraken over de organisatie van de correctie. Docenten ervaren in deze gevallen ook minder belasting.18 Om de externe randvoorwaarden voor het uitvoeren van de correctie te verbeteren is geïnvesteerd in het aanscherpen van correctievoorschriften van bepaalde vakken onder leiding van het CvTE, en zijn de termijnen voor het aanleveren van de correctie verruimd.

Vmbo Maastricht & het Calvijn College

De leden van de VVD-fractie vragen wat het gevolg is van het feit dat drie scholen van LVO nog een oordeel onvoldoende hebben ontvangen en tot wanneer ik het acceptabel vindt dat scholen dit oordeel hebben. De scholen die nog geen oordeel «voldoende» hebben ontvangen, blijven onder geïntensiveerd toezicht staan. In het sectorakkoord vo is afgesproken dat scholen met het oordeel onvoldoende twee jaar hebben om zich te verbeteren. Om hen hierbij te ondersteunen, kunnen deze scholen in het VO gebruik maken van het aanbod van Leren Verbeteren.

De leden van de VVD-fractie vragen wat geïntensiveerd toezicht concreet betekent. Geïntensiveerd toezicht houdt in dat de inspectie de school regelmatig bezoekt en dat er na verloop van tijd opnieuw een herstelonderzoek op die punten plaatsvindt. De leden van de VVD-fractie vragen wanneer de leerlingen van de verschillende scholen van LVO uiterlijk kunnen verwachten dat zij onderwijs krijgen dat tenminste het oordeel «voldoende» krijgt van de inspectie. Ik wil benadrukken dat de meeste van de onderzochte scholen reeds het oordeel «voldoende» hebben ontvangen. Zoals hiervoor aangegeven is in het sectorakkoord vo afgesproken dat de scholen met het oordeel onvoldoende twee jaar hebben om zich te verbeteren.

De leden van de CDA-fractie vragen wat de reden is dat bijna twee jaar na het onderzoek naar de gang van zaken op acht scholen van LVO, er drie scholen nog het oordeel «onvoldoende» hebben ontvangen. Deze leden vragen welke onderdelen dit betreft en wat ik en de inspectie een acceptabele termijn vinden waarbinnen de drie scholen de herstelopdrachten naar behoren hebben uitgevoerd. Voor de reden van de oordelen «onvoldoende» en welke onderdelen dit betreft, verwijs ik naar de inspectierapporten van de betreffende scholen. Ten aanzien van de termijn voor herstel verwijs ik naar het antwoord op de vraag hierover van de leden van de VVD-fractie.

De leden van de D66-fractie vragen of de Stichting LVO de enige aanbieder van voortgezet onderwijs in de regio Maastricht is. Dat is inderdaad het geval. Het schoolbestuur is verantwoordelijk voor de kwaliteit van het onderwijs. Het maakt daarvoor niet uit of het om een groot of om een klein bestuur gaat. De Stichting LVO en haar scholen hebben binnen korte tijd grote stappen vooruit gezet in het verbeteren van de kwaliteit van het onderwijs. Op sommige punten is echter nog verdere verbetering nodig. De scholen en het schoolbestuur werken daar hard aan. Deze scholen staan nog onder geïntensiveerd toezicht van de inspectie.

De leden van de PvdA-fractie vragen in hoeverre het staande praktijk is dat de inspectie proactief omgaat met signalen van ouders, leerlingen en docenten. Signalen maken structureel onderdeel uit van de jaarlijkse prestatieanalyse en de voorbereiding op onderzoeken die de inspectie doet. Vanaf schooljaar 2019/2020 beoordeelt de inspectie bij een «vierjaarlijks onderzoek bestuur en scholen» altijd de standaard «toetsing en afsluiting». Ook bij kwaliteitsonderzoeken naar risico’s komt dit onderwerp altijd aan de orde. Ernstige en urgente signalen over bijvoorbeeld (de organisatie van) schoolexamens op een school zijn voor de inspectie aanleiding om direct contact op te nemen met het schoolbestuur, los van gepland onderzoek.

De inspectie analyseert ieder kwartaal de binnengekomen signalen, per sector en onderwijsbreed. Deze analyse kan van invloed zijn op de keuzes die de inspectie maakt in haar stelselonderzoek. In februari 2020 heb ik het onderzoek van de inspectie Schoolexaminering in het voortgezet onderwijs; naar een zorgvuldig verloop en een betere kwaliteitsbewaking naar uw Kamer gestuurd. Op dit moment voert de inspectie bij een steekproef van scholen een controle op de gewijzigde PTA’s en examenreglementen uit. Indien er tekortkomingen zijn, spreekt de inspectie het bestuur aan en volgt een herstelopdracht. In het najaar zal de inspectie dit herhalen.

De leden van de VVD-fractie vragen of het onderzoek dat het bestuur van ZAAM, vanuit het perspectief van zelfevaluatie, door een externe onderzoekscommissie wilde laten doen, heeft plaatsgevonden en welke lessen het bestuur daaruit heeft getrokken.

Dit onderzoek is afgerond in september 2019. Voor de geleerde lessen verwijs ik naar het onderzoeksrapport op de website van het bestuur.19

De leden van de VVD-fractie vragen op welke manier de inspectie extra onderzoek heeft gedaan naar de afsluiting van dit schooljaar op het Calvijn College. Het Calvijn College heeft na het incidenteel onderzoek van juli 2019 herstelopdrachten ontvangen om de aanwezige tekortkomingen rond toetsing en afsluiting weg te nemen. Volgens de in het rapport gemaakte afspraken heeft het bestuur de inspectie op gezette tijden geïnformeerd over het herstel. Op 25 februari 2020 heeft de inspectie een herstelonderzoek met betrekking tot de standaard Toetsing en Afsluiting uitgevoerd bij het Calvijn College. Naast gesprekken met bestuur, schoolleiding, docenten en het examensecretariaat, heeft er een controle van de cijferadministratie plaatsgevonden. De inspectie heeft daarbij vastgesteld dat alle tekortkomingen zijn weggenomen. De school voldoet daarmee aan de basiskwaliteit voor de standaard Toetsing en Afsluiting. Daarnaast heeft er een voortgangsgesprek plaatsgevonden met het bestuur van het Calvijn College over de herstelopdrachten ten aanzien van de bestuurlijke kwaliteitszorg rond toetsing en afsluiting. In het najaar van 2020 vindt er een herstelonderzoek plaats bij het bestuur van het Calvijn College ten aanzien van de bestuurlijke kwaliteitszorg op het gebied van toetsing en afsluiting.

Corona en examens

De leden van de CDA-fractie vragen of ik een beeld kan vormen van hoe de afgelopen examenperiode is verlopen in deze bijzondere tijd van Covid-19. De leden van de D66-fractie vragen daarnaast hoe dit jaar de examenmonitor zal worden aangepast.

De examenperiode is momenteel nog bezig. Tot 4 juni hebben scholen schoolexamens afgenomen en resultaten hiervan aangeleverd bij DUO. Tot het einde van het huidige schooljaar kunnen er resultaatverbeteringstoetsen worden gemaakt en zullen leerlingen die ziek waren nog gemiste toetsen inhalen. Het staatsexamen loopt nog iets langer door, vanwege de herkansingsmogelijkheden die plaatsvinden in het nieuwe schooljaar. DUO zal alle geregistreerde resultaten analyseren en ik zal deze analyse zoals ieder jaar gebruikelijk is met uw Kamer delen. In deze jaarlijkse examenmonitor zullen dit jaar geen resultaten staan van de centrale examens, omdat deze dit jaar zijn komen te vervallen. De overige opbouw van de examenmonitor zal zo veel mogelijk behouden blijven. De precieze invulling van de examenmonitor kan echter pas worden bepaald, als alle resultaten binnen zijn.

De leden van de D66-fractie vragen welke lessen ik trek uit het annuleren van de centrale examens in 2020 en hoe dit de balans tussen schoolexamens en centrale examens beïnvloedt.

Op dit moment gaat alle aandacht uit naar het zo goed mogelijk afronden van het nog lopende school- en examenjaar. In de zomer zal het verloop van de huidige examenperiode met de organisaties in de examenketen worden besproken en wordt er nagedacht over mogelijke aanpassingen die, indien nodig, aan het eindexamen van 2021 kunnen worden gedaan als de situatie daar om vraagt. Daarbij zullen de aanbevelingen uit het advies van de Onderwijsraad uiteraard ter harte worden genomen. Echter, vooralsnog wordt er voor aankomend schooljaar uitgegaan van een eindexamen zoals dat in reguliere jaren plaatsvindt. De functie van het eindexamen, en daarbinnen het centraal schriftelijk examen, is – zoals de Onderwijsraad ook aangeeft – onverminderd van belang. Zoals ik in 2019 aangaf in de Kamerbrief visie op toetsing en examinering voortgezet onderwijs wordt er gewerkt aan het verbeteren van de balans tussen het centraal schriftelijk examen en het schoolexamen, door onder andere in te zetten op de versterking van de positie van het schoolexamen.

De leden van de D66-fractie vragen hoe ik naar de schoolexamens(organisatie) kijk in het licht van de coronacrisis en in het bijzonder naar de verschillende aanpak van scholen bij het schoolexamen. De inzet op de versterking van de examenorganisatie binnen scholen is onverminderd van belang. In mijn brief over de versterking van de examenorganisatie heb ik maatregelen hiervoor aangekondigd.20 Daarin gaf ik ook aan dat er juist ruimte is voor verschillen in de vormgeving en invulling van schoolexamens tussen scholen, mits er wordt voldaan aan de landelijke kaders die de randvoorwaarden voor een goede schoolexaminering borgen. In aanloop naar de wettelijke verankering van de nieuw aangekondigde maatregelen werkt de vo-sector onder leiding van de VO-raad aan het realiseren van een verbeteragenda op het gebied van schoolexamens.

De leden van de PvdA-fractie vragen of ik in dit bijzondere examenjaar goede voorbeelden heb gezien van de afsluiting door scholen waar van geleerd kan worden voor de toekomst van examinering. Door de buitengewone omstandigheden waar we ons dit jaar in bevinden, is het ook een buitengewoon examenjaar geworden waarin diplomering op basis van schoolexamens plaatsvindt. Met inachtneming van de landelijke kaders geven scholen zelf invulling aan deze schoolexamens. De inspectie monitort alleen op hoofdlijnen of er door scholen gebruik wordt gemaakt van de ruimte die ze rond schoolexamens is geboden, maar kijkt (zoals gebruikelijk) niet naar inhoudelijke keuzes die scholen maken. In het antwoord op de vraag van de D66-fractie over welke lessen dit examenjaar oplevert voor toekomstige examinering heb ik aangegeven dat ik mij hier na de afronding van het lopende school- en examenjaar op zal beraden, zeker ook in aanloop naar het komende school- en examenjaar.

De leden van de GroenLinks-fractie vragen wat ik voor ogen heb met het aangekondigde gesprek met de inspectie over het toezicht op het eindexamen. Ik heb eerder geconstateerd dat binnen het eindexamen de nadruk in toenemende mate op het centraal examen is komen te liggen en heb aangekondigd in te zetten op de versterking van de positie van het schoolexamen. In die context heb ik aangegeven het gesprek aan te willen gaan met de inspectie over de rol die het toezicht hier nu in speelt. Ik wil in deze gesprekken verkennen in hoeverre het nodig, mogelijk of wenselijk is om ook vanuit het toezicht een bijdrage te leveren aan het herstellen van de balans in het eindexamen.

De leden van de SP-fractie vragen wat mijn reactie is op de artikelen «Zo kan het niet eerlijk»21en «Rv-toets benadeelt herkansers mvt»22 en of ik bij mijn besluit over het invoeren van resultaatverbeteringstoetsen (hierna: RV-toets) overleg gevoerd met leraren door middel van bijvoorbeeld vakverenigingen en wat de uitkomsten van dit overleg waren. Voorts vragen zij wat ik met de signalen uit de genoemde artikelen heb gedaan. Tevens vragen deze leden wat er volgens mij belangrijker is; een eerlijke kans bij een eventuele resultaatverbeteringstoets op basis van het onderwijs dat je gekregen hebt of het voorkomen dat verschillen ontstaan in de toetsing met andere vakken. In mijn brief van 8 juni jongstleden heb ik mijn reactie op beide berichten aan uw Kamer doen toekomen. De slaag-zakregeling 2020 is besproken met een brede groep organisaties: CvTE, Inspectie, VO-raad, Cito, CNV Onderwijs, AOb, FvOv, LAKS, Ouders en Onderwijs, NRTO, PO-Raad, MBO Raad, VH en VSNU. De vakverenigingen waren hierbij vertegenwoordigd door de Federatie van Onderwijsvakorganisaties (FvOv). Met deze organisaties is onder andere besproken dat er een balans moest worden gevonden tussen enerzijds leerlingen de mogelijkheid geven om hun resultaten te verbeteren, en anderzijds om dit op een uitvoerbare manier te doen. Ik vind het belangrijk dat leerlingen met de RV-toetsen een kans krijgen om hun cijfers te verbeteren. De RV-toetsen kunnen het vervallen van het centraal examen echter niet geheel compenseren en zijn hier ook niet voor bedoeld. Mede daarom mogen leerlingen voor twee vakken een RV-toets maken.

De leden van de D66-fractie vragen in het bijzonder naar de eindexamens in het voortgezet speciaal onderwijs. Zij vragen of ik de opvatting deel dat er moet worden toegewerkt naar een vergelijkbare situatie tussen het regulier en speciaal onderwijs waarbij lessen op het voortgezet speciaal onderwijs door vakdocenten worden gegeven en de scholen een examenlicentie hebben. Voorts vragen deze leden of ik bereid ben dit zo snel mogelijk te bewerkstelligen. Ik vind het van belang om ervoor te zorgen dat alle vso-leerlingen een gelijke kans hebben op het behalen van een diploma op een manier die tegemoet komt aan de behoeften van een leerling en recht doet aan de capaciteiten van een leerling. Ik deel echter de opvatting van de Kamer niet dat de manier waarop het vso het eindexamen organiseert nu standaard hetzelfde moet zijn als in het regulier onderwijs. Daarvoor zijn de verschillen tussen het reguliere onderwijs en het vso te groot, te beginnen bij de veel kleinere aantallen leerlingen waarvoor de afname van het eindexamen op een vso-school georganiseerd moet worden. Het examenstelsel zodat we dat nu kennen, biedt vso-scholen juist de mogelijkheid, en daarmee flexibiliteit, om te kiezen tussen verschillende manieren waarop hun leerlingen een diploma kunnen halen. Een vso-school kiest zelf voor één van deze mogelijkheden afhankelijk van wat past bij de school(organisatie) en de leerlingenpopulatie. De mogelijkheden zijn: 1. De vso-school examineert zelf indien de school een examenlicentie heeft. De school moet dan wel aan alle voorwaarden hiervoor kunnen voldoen, waaronder eerste en tweedegraads bevoegde vakdocenten; 2. Leerlingen doen examen bij een vavo; 3. Leerlingen doen examen bij een andere school als extraneus-kandidaat; 4. Leerlingen leggen het staatsexamen af. Deze examenvoorzieningen staan nader toegelicht in mijn brief van 3 april 201723, waarin ik in ga op de wijze waarop leerlingen in het vso examen afleggen. Het staatsexamen als een van de drie examenvoorzieningen heeft mijn nadrukkelijke aandacht omdat deze voorziening de afgelopen jaren onder druk is komen te staan. Dit heeft te maken met het aantal staatsexamenkandidaten, dat sterk is gestegen (een groei van 72 procent tussen 2011 en 2019).

De leden van de GroenLinks-fractie stellen vast dat leerlingen van het vso aansluiten bij het staatsexamen. De leden vragen zich af of deze examens inhoudelijk wel aansluiten bij de belevingswereld van de leerlingen en vragen of ik heb nagedacht over de mogelijkheid om vso-leerlingen niet langer te laten aansluiten bij de staatsexamens, maar examens te laten maken die beter aansluiten op de capaciteiten en de belevingswereld van deze leerlingen. De leden vragen of hier onderzoek naar is gedaan en hoe de sector hier in staat.

Zoals de leden van GroenLinks-fractie terecht constateren leggen de meeste vso-leerlingen in het uitstroomprofiel vervolgonderwijs het staatsexamen af. Het staatsexamen wordt niet alleen door vso-leerlingen afgelegd, maar ook nog door een grote gevarieerde groep andere kandidaten. Het staatsexamen bestaat uit een centraal examen dat voor alle examenkandidaten in Nederland gelijk is, en het college-examen dat is gebaseerd op de eindtermen van het schoolexamen. Bij de vertaling van de eindtermen in de daadwerkelijke college-examens wordt zo veel mogelijk rekening gehouden met de verschillende kandidaten, maar vanwege de grote diversiteit in deze groep kan het voorkomen dat de inhoud van een examen niet (goed) aansluit op de belevingswereld van een individuele kandidaat, zoals een vso-leerling. Het college-examen wordt veelal mondeling afgenomen, in sommige gevallen aangevuld met een schriftelijk deel. De mondelinge vorm van het college-examen geeft de examinatoren juist wel de mogelijkheid om in te spelen op de capaciteiten en belevingswereld van de individuele kandidaat.

Op dit moment is er geen onderzoek beschikbaar naar de aansluiting van de staatsexamens op de capaciteiten en de belevingswereld van de kandidaten. Het CvTE is voornemens om volgend schooljaar een tweetal onderzoeken uit te voeren naar de kwaliteit van de staatsexamens en naar de beleving van de kandidaten van het staatsexamen. Centraal in dit onderzoek staat de beleving van de staatsexamenkandidaten gedurende het volledige proces van deelname aan het staatsexamen, waarbij ook aandacht wordt besteed aan de inhoud en de afname van het staatsexamen.

De leden van de GroenLinks-fractie ontvangen gemixte signalen over of het mogelijk is om deel te nemen aan het staatsexamen als een leerling staat ingeschreven op een reguliere vo-school. De leden vragen of het mogelijk is om staatsexamen te doen als een leerling ook is ingeschreven op een reguliere vo-school of dat dit alleen kan als de leerling is ingeschreven bij het voortgezet speciaal onderwijs. Voorts vragen de leden wat dit betekent voor een leerling die niet in de buurt van een vso-school woont die havo-vwo-niveau aanbiedt en de leerling gebaat is bij de rust en het maatwerk dat het staatsexamen biedt.

Het regulier onderwijs en het staatsexamen zijn twee verschillende examenvoorzieningen die ieder volgens een eigen regime en met een andere insteek toewerken naar een diploma. Bij de eerste wordt toegewerkt naar het volledig afsluiten van een geheel eindexamen in één keer en kan je voor het volledige eindexamen zakken of slagen. Een mogelijkheid van het staatsexamen is dat er afzonderlijke vakken kunnen worden het afgesloten om zo een diploma bij elkaar te sprokkelen. Het is in principe niet mogelijk om deze voorzieningen met elkaar te combineren en dus is het niet mogelijk om deel te nemen aan het staatsexamen als een leerling staat ingeschreven op een reguliere vo-school. Een uitzondering op deze regel is voor het volgen van extra vakken. Een leerling die staat ingeschreven op een reguliere vo-school kan een extra vak volgen via het staatsexamen. De voorwaarden hiervoor zijn dat het vak niet wordt aangeboden op de eigen school en dat het vak geen onderdeel vorm van het verplichte vakkenpakket van de leerling.

Vanuit de zorgplicht van een school moet de vo-school waar de leerling staat ingeschreven de leerling in staat te stellen om het volledige eindexamen af te leggen. De school heeft hiervoor verschillende mogelijkheden om aanpassingen te doen in de afname van de examens zodat kan worden aangesloten bij de (ondersteunings-)behoeften van een leerling. Het CvTE brengt jaarlijks een brochure uit waarin de mogelijke aanpassingen worden beschreven. Als de omschreven aanpassingen geen soelaas bieden, kan de school contact opnemen met het CvTE om te zoeken naar een alternatieve aanpassing van het examen.

De leden van de SP-fractie merken op dat naar aanleiding van de ingediende motie van het lid Kwint ik in samenspraak met het CvTE heeft besloten dat de eigen docent van een leerling aanwezig mag zijn bij het mondeling college-examen en de vraag die de examinator stelt mag herhalen. De leden geven aan dit een goede stap richting een ontspannen examenafname te vinden voor leerlingen die dit echt nodig hebben. Maar de leden hadden liever gezien dat de eigen docent het examen zelf mocht afnemen met de aanwezigheid van een externe examinator, zoals de motie verzocht. Zij vragen of ik bereid ben om de ingevoerde maatregel te evalueren en indien positief bevonden ook in het vervolg te laten gelden. Indien het antwoord nee is, vragen de leden waarom niet. Zoals de leden van de SP-fractie aangeven is het dit jaar in individuele gevallen waarbij de leerling hierbij gebaat is mogelijk dat de eigen docent of mentor aanwezig is bij de afname van het mondelinge college-examen en mag de docent de vraag van de examinator herhalen. Deze maatwerkmogelijkheid is uitgebreid naar aanleiding van de huidige omstandigheden waarin we ons bevinden als gevolg van de uitbraak van het coronavirus. Vanwege het wegvallen van het centraal examen kan de druk op het college-examen voor individuele leerlingen als hoger worden ervaren. Om deze ervaren druk (deels) weg te nemen, mag de eigen docent ter geruststelling aanwezig zijn en zo nodig de vragen van de examinator herhalen. Vanaf volgend jaar wordt er weer een centraal examen afgenomen, waarmee de ervaren druk op het college-examen zal afnemen. Desalniettemin kunnen sommige leerlingen gezien hun beperking baat hebben bij de aanwezigheid van de eigen docent bij het mondeling college-examen. Het CvTE is (wettelijk) verantwoordelijk voor de afname van het staatsexamen en zal op basis van het verloop van de college-examens dit jaar evalueren en daarbij tevens aandacht besteden aan hierboven genoemde maatwerkmogelijkheid.

De leden van de GroenLinks-fractie constateren dat het slagingspercentage op het vso nogal verschilt per leerweg. De leden vragen of bekend is wat de oorzaken hiervan zijn.

Bij de beantwoording van deze vraag ga ik ervan uit dat leden van GroenLinks-fractie refereren aan de passage over het slagingspercentage bij de drie vso-scholen die een examenlicentie bezitten. In deze passage wordt aangegeven dat de slagingspercentages variëren per leerweg van 67 tot 100 procent. Bij de duiding van deze cijfers moet rekening worden gehouden met de zeer beperkte omvang van het aantal leerling waarover deze percentages zijn berekend. Het betreft drie scholen met in totaal 94 leerlingen in het profiel vervolgonderwijs verspreid over vier leerwegen en schoolsoorten (vmbo-bb, vmbo-kb, vmbo-gl/-tl en havo). Vanwege relatief kleine groepen leerlingen waarover de slagingspercentages zijn berekend, is de kans op sterk uiteenlopende resultaten veel groter dan wanneer deze percentages over een grotere statistische representatieve groep worden berekend.

De leden van de GroenLinks-fractie vragen voorts waarom er in de overzichtsbrief over toetsing en examinering in het voortgezet onderwijs 2019 de toetsing en examinering in het voortgezet speciaal onderwijs niet wordt meegenomen. Zij vragen of ik cijfers en een reflectie kan geven over hoe de examinering daar is gegaan. De leden geven aan dat zij snappen dat de examens daar op een andere manier worden afgenomen, namelijk via het staatsexamen, maar vragen of er ook een evaluatie over de staatsexamens in 2019 beschikbaar is. Ik ben het eens met de leden van de GroenLinks-fractie dat de toetsing en examinering in het voortgezet speciaal onderwijs eveneens onderdeel is van het voortgezet onderwijs. Zoals de leden al aangeven legt het grootste deel van de examenleerlingen in het vso examen af via het staatsexamen. Het CvTE, wettelijk verantwoordelijk voor het staatsexamen, brengt ieder jaar een jaarverslag uit waarin onder andere wordt teruggekeken op het verloop van de staatsexamens in het betreffende jaar. De populatie van het staatsexamen bestaat naast vso-kandidaten ook uit reguliere kandidaten, zoals kandidaten die zich zelfstandig voorbereiden op deze examens of kandidaten afkomstig van een particuliere school zonder examenlicentie. In het jaarverslag van CvTE wordt gerapporteerd over de gehele staatsexamenpopulatie, daarbij wordt onderscheid wordt gemaakt tussen vso- en reguliere kandidaten. Daarnaast rapporteert de inspectie over de resultaten van de vso-leerlingen in de Staat van het Onderwijs. Deze rapportage betreft niet alleen de kandidaten die staatsexamen afleggen, maar gaat over de gehele vso-populatie.

Overige vragen

De leden van de VVD-fractie merken op dat naast het positieve beeld dat naar voren komt in het onderzoek van Oberon ook een aantal aandachtspunten wordt benoemd waaruit een drietal aanbevelingen volgen. De leden vragen de mij om in te gaan op elke aanbeveling en aan te geven op welke manier ik deze gaat monitoren om te bezien of deze daadwerkelijk worden opgevolgd. Zoals de leden constateren laat het vijfjaarlijkse evaluatieonderzoek van het CvTE over de periode 2014 tot en met 2018 een positief beeld zien van het functioneren van het CvTE. Tegelijkertijd wordt er ook een aantal aandachtspunten genoemd door het onderzoeksbureau en worden op basis hiervan drie aanbevelingen gedaan. Dit betreft allereerst het uitvoeren van een risicoanalyse naar de continuïteit en interne back-up van de medewerkers van het bureau van het CvTE. De tweede en derde aanbeveling hebben betrekking op de samenwerking en de regievoering van het CvTE binnen de examenketen. Het onderzoeksbureau doet de aanbeveling om het begrip «ketenregie» gezamenlijk binnen de keten te definiëren en te operationaliseren door het maken van gezamenlijke afspraken. Ook beveelt het onderzoeksbureau aan dat er meer aandacht moet worden besteed aan de samenwerking en de onderlinge relaties binnen de keten. Voor elk van deze aanbevelingen geldt dat er momenteel vervolg aan wordt gegeven in de vorm van concrete acties. De uitvoering hiervan gebeurt door het CvTE in samenspraak met OCW en de rest van de keten. Allereerst vindt er een organisatiewijziging binnen het bureau van het CvTE plaats om de continuïteit en interne back-up van het bureau van het CvTE te verbeteren. Daarnaast worden er waar nodig samenwerkingsafspraken binnen de keten gemaakt en vastgelegd op basis van een gedeeld beeld van het begrip «ketenregie». Ook wordt daarbij aandacht besteed aan de onderlinge relaties tussen de verschillende partijen binnen de keten. OCW is actief betrokken bij de uitvoering hiervan. Zo wordt onder andere de voortgang besproken bij de reguliere periodieke overleggen tussen OCW en de ketenpartners. Tevens wordt de opvolging van de aanbevelingen van dit onderzoek onderdeel van de volgende evaluatie in 2024, waar de Tweede Kamer het verslag van ontvangt.

De leden van de PvdA-fractie vragen wat het CvTE met de aanbeveling van onderzoeksbureau Oberon heeft gedaan om actief te sturen op de ketensamenwerking met meer aandacht voor het werken aan onderlinge relaties, voor het werken aan kennisdeling en voor het kweken van een gemeenschappelijke mindset en/of inspirerende ketendoelstelling.

Zoals toegelicht in het antwoord op de vraag van de VVD-fractie wordt door het CvTE en de andere partners binnen de examenketen gewerkt aan een verbetering van de samenwerking binnen de keten. Er worden waar nodig samenwerkingsafspraken gemaakt en vastgelegd om de samenwerking te bestendigen. Tevens besteedt het CvTE aandacht aan de onderlinge relaties en kennisdeling binnen de keten en wordt toegewerkt naar een gemeenschappelijke mentaliteit en ketendoelstelling. Zo hebben medewerkers van het bureau van het CvTE de afgelopen periode heidagen georganiseerd met de ketenpartners Stichting Cito en DUO waarin nadere kennismaking, reflectie op de samenwerking en verbetering van de onderlinge relatie centraal stonden. Deze sessies krijgen voor zover nodig periodiek een herhaling. Op bestuurlijk niveau vindt meermalen per jaar overleg plaats met onder andere de ketenpartners waarin ook de onderlinge relatie, kennisdeling en het creëren of afstemmen van een gezamenlijk toekomstbeeld aan de orde komen.

De leden van de SGP-fractie vragen of ik wil toelichten hoe het precies zit met de examenconstructie die het Altenacollege gebruikt en of ik hierover contact heb gehad met DUO. Navraag bij DUO leert dat er mogelijk een misverstand is geweest tussen DUO en de vraagsteller over de precieze constructie rondom het volgen van een (extra) vak via het staatsexamen. In zijn brief spreekt het Altena College over een «regeling die is opgehouden te bestaan». Deze regeling zou er uit bestaan dat een vwo-leerling die examen doet via een reguliere school zich op hetzelfde moment inschrijven kan voor het afleggen van een extra vak op een lager niveau via de staatsexamens. Hierdoor zou de leerling als hij of zij zakt via de staatsexamens in september alsnog een havodiploma kunnen halen. In zijn brief geeft het Altena College aan dat DUO heeft laten weten dat deze «regeling» is afgeschaft. Dit is niet het geval want een dergelijke regeling heeft nooit bestaan. Wel heeft DUO in haar contact met de vraagsteller aangegeven dat het technisch mogelijk is dat een leerling in hetzelfde jaar vakken via het regulier onderwijs en (eventueel op een ander niveau) het staatexamen afrondt. Zo kan een leerling bijvoorbeeld een extra vak (dat niet door de eigen school wordt aangeboden) via het staatsexamen afronden, bijvoorbeeld het vak Chinees. Een belangrijke kanttekening hierbij is dat deze vakken geen onderdeel kunnen uitmaken van het (ondeelbaar) eindexamen op de reguliere school. Een leerling kan niet hetzelfde vak, of verschillende niveaus, zowel via de reguliere school én het staatsexamen in hetzelfde jaar afronden.


  1. Kamerstuk 35 300 VIII, nr. 135↩︎

  2. CvTE: het College voor Toetsen en Examens↩︎

  3. PTA: Programma van toetsing en afsluiting↩︎

  4. DUO: Dienst Uitvoering Onderwijs↩︎

  5. Vmbo-gt: voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs-gemengde/theoretische leerweg

    havo: hoger algemeen voortgezet onderwijs

    Vwo: voorbereidend wetenschappelijk onderwijs↩︎

  6. Vso: Voortgezet speciaal onderwijs↩︎

  7. Staat van het Onderwijs 2019 (Bijlage bij Kamerstuk 35 300 VIII, nr. 160)↩︎

  8. Vo: Voortgezet onderwijs↩︎

  9. Didactief, 9 april 2020, «Zo kan het niet eerlijk», https://didactiefonline.nl/blog/vriend-en-vijand/zo-kan-het-niet-eerlijk↩︎

  10. Didactief, 28 april 2020, «Rv-toets benadeelt herkansers mvt», https://didactiefonline.nl/blog/vriend-en-vijand/rv-toets-benadeelt-herkansers-mvt↩︎

  11. Kamerstuk 35 300 VIII, nr. 167↩︎

  12. Kamerstuk 31 289, nr. 413↩︎

  13. Kamerstuk 31 289 nr. 395↩︎

  14. Kamerstuk 35 300-VIII, nr. 136↩︎

  15. Kamerstuk 31 289, nr. 412↩︎

  16. Kamerstuk 31 289, nr. 421 p. 2↩︎

  17. In 2020 zijn de centraal schriftelijke examens komen te vervallen in verband met het coronavirus. Er heeft dit jaar daarom geen tweede correctie plaatsgevonden.↩︎

  18. Kamerstuk 31 289, nr. 391. Bijlage: Onderzoeksrapport «Correctiepraktijk en -proces van het centraal schriftelijk examen 2018» door SEO economisch onderzoek.↩︎

  19. https://www.zaam.nl/wp-content/uploads/2019/09/190926-Eindrapport-onderzoekscommissie-DEF.pdf↩︎

  20. Kamerstuk 31 289, nr. 408↩︎

  21. Didactief, 9 april 2020, «Zo kan het niet eerlijk», https://didactiefonline.nl/blog/vriend-en-vijand/zo-kan-het-niet-eerlijk↩︎

  22. Didactief, 28 april 2020, «Rv-toets benadeelt herkansers mvt», https://didactiefonline.nl/blog/vriend-en-vijand/rv-toets-benadeelt-herkansers-mvt↩︎

  23. Kamerstuk 31 289 nr. 346↩︎