Verslag van een schriftelijk overleg over nucleaire veiligheid
Opwerking van radioactief materiaal
Verslag van een schriftelijk overleg
Nummer: 2020D28837, datum: 2020-07-08, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-25422-268).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: A.H. (Agnes) Mulder, voorzitter van de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat (Ooit CDA kamerlid)
- Mede ondertekenaar: G.B. Koerselman, adjunct-griffier
Onderdeel van kamerstukdossier 25422 -268 Opwerking van radioactief materiaal.
Onderdeel van zaak 2020Z13630:
- Indiener: S. van Veldhoven-van der Meer, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat
- 2020-09-02 13:45: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2020-09-09 10:15: Procedurevergadering commissie voor Infrastructuur en Waterstaat (Procedurevergadering), vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat
- 2021-01-25 11:00: Extra-procedurevergadering (groslijst controversieel verklaren)(via videoverbinding) (Procedurevergadering), vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat
- 2021-04-20 18:10: Tweeminutendebat over Nucleaire veiligheid (25422-273-268) (Plenair debat (tweeminutendebat)), TK
- 2021-05-12 14:15: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2019-2020 |
25 422 Opwerking van radioactief materiaal
25 268 Zelfstandige bestuursorganen
Nr. 268 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 8 juli 2020
De vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat over de brief van 17 januari 2020 over de wettelijke evaluatie Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming (ANVS) (Kamerstukken 25 422 en 25 268, nr. 263) en over de brief van 11 juni 2020 over verschillende onderwerpen op het terrein van nucleaire veiligheid en stralingsbescherming (Kamerstuk 25 422, nr. 266).
De vragen en opmerkingen zijn op 17 juni 2020 aan de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat voorgelegd. Bij brief van 6 juli 2020 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie,
Agnes Mulder
Adjunct-griffier van de commissie,
Koerselman
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de Staatssecretaris
Wettelijke evaluatie ANVS
1.
De leden van de VVD-fractie constateren dat de Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming (ANVS) goed functioneert. Toch, zo blijkt uit de aanbevelingen, is er ruimte voor verbetering. Het is belangrijk dat er serieus gekeken wordt naar de aanbevelingen. In de brief gaat de Staatssecretaris kort in op een aantal aanbevelingen. Deze leden zijn van mening dat deze inhoudelijke reactie aan de korte kant is, en dat sommige aanbevelingen helemaal onbesproken blijven. Zij vragen de Staatssecretaris dan ook alsnog in te gaan op de onbesproken gebleven aanbevelingen.
Antwoord 1
In mijn brief van 17 januari jl. heb ik uw Kamer het rapport over de wettelijke evaluatie van de ANVS toegezonden. Hierbij informeer ik u nader over de aanbevelingen zoals opgenomen in het rapport, en licht deze toe. Ik kan u verzekeren dat alle negen aanbevelingen zijn opgepakt c.q. worden geïmplementeerd:
Het betreft de volgende aanbevelingen:
a. Ontwikkel een doelmatigheidskader, met daarin een set van afspraken tussen ANVS en IenW om de doelmatigheid van de ingezette middelen en de gewenste omvang van de ANVS te kunnen monitoren en toetsen.
Voor het in beeld brengen van de doelmatigheid zullen in 2020 indicatoren worden ontwikkeld. Dit wordt ook een onderdeel van het IenW-brede traject voor de ontwikkeling van een doelmatigheidskader voor alle zbo’s die onder IenW vallen.
b. Pas zo veel mogelijk functiescheiding toe tussen beleidsadvisering, vergunningverlening en toezicht.
Per 1 januari 2020 is de ANVS gereorganiseerd. Hierbij is de functiescheiding tussen de taken beleidsadvies, vergunningverlening en toezicht nog verder doorgevoerd. Deze ontwikkeling hangt samen met punt d.
c. Bezie de mogelijkheden voor herziening van het vergoedingenbesluit voor stralingsbescherming.
De evaluatie van het Besluit Vergoedingen Kernenenergiewet is aangekondigd in het huidige Besluit. Bij de evaluatie zal het IenW-beleid inzake vergoedingen en het Kabinetsbeleid «Maat houden» worden betrokken. De evaluatie zal plaatsvinden in overleg met andere betrokken departementen (VWS en SZW).
d. Leg de beleidsverantwoordelijkheid voor Nucleaire veiligheid en Stralingsbescherming bij de beleidskern van IenW.
De verantwoordelijkheid voor de beleidsvoorbereiding is per 15 mei jl. overgeheveld naar de beleidskern van het Ministerie van IenW. In antwoord op de vragen van de leden van de fracties van D66 en de PVV zal hier nader op worden ingegaan.
e. Onderzoek de bruikbaarheid van het instrument bestuurlijke boete voor de ANVS.
Doel van de bestuurlijke boete is het versterken van de ANVS in haar rol als toezichthouder. Hiervoor stelt de ANVS een advies op waarbij een analyse naar de geschiktheid van dit instrument het uitgangspunt is.
f. Ontwikkel als gezamenlijke toezichthouders de «Staat van de Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming», waarmee een overzicht van de actuele veiligheid en naleving op de genoemde domeinen gegeven wordt.
In 2020 zal de ANVS een eerste proeve van de Staat van de Nucleaire Veiligheid uitbrengen. In de komende jaren wordt deze verder ontwikkeld tot een Staat van de Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming. (zie ook het antwoord op vraag 13)
g. Pas de structuur en werkwijze voor de advisering binnen de crisisbeheersing Nucleair aan, waarbij het gangbare nationale model als uitgangspunt genomen wordt.
ANVS en het RIVM werken samen aan het verder verstevigen van de samenwerking binnen het Crisis Expert Team straling en nucleair (CETsn). Daarnaast zal dit jaar verkend worden welke mogelijkheden er zijn om de huidige structuur en werkwijze op dit dossier verder in lijn te brengen met het gangbare nationale model.
h. Zet de interdepartementale samenwerking in de Hoogambtelijke Werkgroep Nucleair Landschap (HAW-NL) voort en beleg het voorzitterschap bij de DGMI vanuit de rol als coördinerend DG voor het onderwerp nucleaire veiligheid en stralingsbescherming.
De HAW wordt voortgezet. Voor de continuïteit blijft het voorzitterschap bij het Ministerie van EZK.
i. Ontwikkel onder regie van de HAW een rijksbrede kennis- en onderzoeksagenda voor het onderwerp nucleaire veiligheid en stralingsbescherming.
Nu het adviesrapport Commissie Van der Zande is afgerond zullen hierover nadere afspraken worden gemaakt. Zie ook het antwoord op de vragen 6, 7 en 8.
2.
De leden van de PVV-fractie vragen aan de Staatssecretaris welke gevolgen het heeft voor de onafhankelijkheid van de ANVS, de kosten en de bureaucratie, als de verantwoordelijkheid voor de beleidsvoorbereiding ten aanzien van nucleaire veiligheid en stralingsbescherming wordt belegd bij het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (IenW) in plaats van bij de ANVS, zoals nu het geval is.
Antwoord 2
De overdracht van de verantwoordelijkheid voor de beleidsvoorbereiding borgt de onafhankelijkheid van de ANVS als toezichthouder. Zoals ook wordt aangegeven in de wettelijke evaluatie kan de ANVS zich hierdoor beter profileren en versterken in haar rol als toezichthouder en vergunningverlener.
Het formuleren van het uitvoeringsbeleid, i.c. de wijze waarop de ANVS, als onafhankelijke toezichthouder, uitvoering geeft aan haar taken op het terrein van vergunningverlening, toezicht en handhaving, alsmede haar rol als deskundig adviseur richting IenW en andere departementen en overheden, blijft de verantwoordelijkheid van de ANVS.
De overdracht van de verantwoordelijkheid voor de beleidsvoorbereiding, en de daarmee samenhangende beperkte formatie-overdracht van de ANVS naar het Ministerie van IenW heeft geen noemenswaardige invloed op de kosten. Het personeel van de ANVS was al door het ministerie ter beschikking gesteld en gefinancierd.
Het zbo ANVS werkte voor de overdracht van de verantwoordelijkheid voor de beleidsvoorbereiding al samen met het ministerie conform de reguliere governance voor zelfstandige bestuursorganen, daar verandert in beginsel niets aan.
3.
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de conclusie dat de ANVS de afgelopen jaren goed heeft gefunctioneerd. Wel onderschrijven zij het belang om negen geïdentificeerde verbeteringen zorgvuldig door te voeren. Zij maken zich daarbij zorgen over de beslissing van de Staatssecretaris om het formuleren van beleid bij de toezichthouder te leggen en niet op het Ministerie van IenW. Deze leden vragen de Staatssecretaris om uitgebreider toe te lichten waarom ervoor is gekozen om deze aanbeveling niet door te voeren.
Antwoord 3
De vierde aanbeveling uit de wettelijke evaluatie is het overdragen van de verantwoordelijkheid voor de beleidsvoorbereiding van de ANVS naar het Ministerie van IenW. Die aanbeveling is doorgevoerd met de overheveling van de verantwoordelijkheid voor de beleidsvoorbereiding per 15 mei jl. naar de beleidskern van het ministerie. Reden hiervoor is dat door de overdracht van deze taak de toezichthouder zich scherper op zijn kerntaken kan richten. Deze overdracht heeft in mei jl. met de ondertekening van een protocol van overdracht formeel plaatsgevonden.
4.
De leden van de D66-fractie vragen de Staatssecretaris verder hoe ervoor gezorgd wordt dat de nieuw op te richten eenheid binnen het ministerie voldoende deskundigheid heeft om dit complexe thema te behandelen, natuurlijk met voldoende aandacht voor kennisborging en het voorkomen van versnippering van kennis binnen de ANVS.
Antwoord 4
De nieuwe eenheid bestaat onder meer uit voormalige medewerkers van de ANVS die hun specifieke kennis inbrengen. Er zijn goede afspraken gemaakt over de samenwerking tussen de nieuwe eenheid en de ANVS. Onderdeel van deze afspraken is dat de eenheid zich, waar dat nodig is, laat adviseren door de ANVS, op basis van haar deskundigheid. Versnippering van de deskundigheid wordt daarmee zoveel mogelijk voorkomen.
5.
De leden van de SP-fractie willen allereerst ingaan op het evaluatierapport over de ANVS. Vanwege de enorme gevolgen die een incident met nucleair materiaal kan hebben, is het voor deze leden van groot belang dat de ANVS goed georganiseerd is en goed haar werk kan doen. Zo vragen deze leden of de Staatssecretaris duidelijk uiteen kan zetten hoe de functie van beleidsvoorbereiding van de ANVS eruit gaat zien. Voor deze leden is de functie van toezichthouder zeer belangrijk omdat dat, bij goed functioneren, in grote mate de veiligheid van de omwonenden waarborgt. Andere functies, die deze kwaliteit van toezicht verslechteren, zouden volgens deze leden door anderen moeten worden vervuld.
Kan de Staatssecretaris duidelijk aangeven hoe de verschillende functies worden gescheiden? Is er voldoende capaciteit om de verschillende functies uit te voeren? Zo nee, hoe gaat de Staatssecretaris ervoor zorgen dat de functies allemaal op goed niveau kunnen worden uitgevoerd? Kan de Staatssecretaris ook aangeven op welke termijn een «Staat van Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming» verwacht wordt?
Antwoord 5
Zoals ook aangegeven bij het antwoord op de derde vraag is een van de aanbevelingen uit het evaluatierapport het overbrengen van de verantwoordelijkheid voor de beleidsvoorbereiding van de ANVS naar het Ministerie van IenW. Daartoe is inmiddels een eenheid ingericht binnen mijn ministerie met voldoende capaciteit. Hierdoor kan de ANVS zich beter profileren en versterken in haar rol als toezichthouder en vergunningverlener. Met de reorganisatie van de ANVS is dat per 1 januari 2020 ook organisatorisch tot uitdrukking gebracht door een scherpere scheiding tussen de taken vergunningverlening, toezicht en beleidsadvisering. Het evaluatierapport concludeert verder dat de indruk is dat de formatie van de ANVS toereikend is om de toebedeelde taken uit te voeren.
Voor wat betreft de «Staat van de Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming»; zie het antwoord op vraag 13.
Kennisinfrastructuur
6.
De leden van de VVD-fractie constateren dat er inmiddels stappen gezet worden wat betreft het versterken van de kennisinfrastructuur van de gehele sector van nucleaire technologie en stralingstoepassingen. Deze leden juichen dit toe. In de brief wordt aangegeven dat het rapport besproken zal worden met relevante partijen, waarna vervolgstappen bepaald zullen worden. Deze leden benadrukken dat het versterken van de kennisinfrastructuur van belang is en moedigen de Staatssecretaris aan snel in gesprek te gaan met de relevante partijen. Wanneer kunnen deze leden meer informatie verwachten over de voortgang van de gesprekken en de vormgeving van de vervolgstappen?
7.
De leden van de CDA-fractie reageren positief op het rapport van de commissie onder leiding van de heer Van der Zande dat gaat over het versterken van de nationale kennisinfrastructuur voor de nucleaire- en stralingssector. Wat bovengenoemde leden betreft moet nucleaire kennis niet alleen vanuit het perspectief van de ministeries van Economische Zaken en Klimaat en Infrastructuur en Waterstaat worden bekeken, maar ook breder vanuit een onderzoeks- en kennisperspectief. Graag ontvangen deze leden een uitgebreide reactie van de Staatssecretaris en andere betrokken partijen op de vier hoofdaanbevelingen van de commissie. Deze leden vragen de Staatssecretaris te schetsen wat de verdere vervolgstappen zijn en wanneer die worden genomen.
8.
De leden van de D66-fractie onderschrijven nogmaals het belang van een goede nationale kennisinfrastructuur voor de nucleaire- en stalingssector. Deze leden vragen de Staatssecretaris wanneer meer duidelijkheid komt over de vervolgstappen en zij vragen de Staatssecretaris de Kamer kort na de zomer 2020 te informeren over de status hiervan.
Antwoord 6, 7 en 8
Ioniserende straling kent veel verschillende toepassingen. Het beperkt zich niet tot nucleaire energie voor de productie van elektriciteit, maar wordt ook gebruikt voor de productie van medische isotopen, bij medische toepassingen, door de industrie en de Douane voor het uitvoeren van controles. In totaal zijn er meer dan 1000 bedrijven met een vergunning om radioactieve bronnen te mogen gebruiken.
Hiermee bestrijkt de sector van de nucleaire technologie en stralingsbescherming meerdere departementen. Voor de veilige toepassing van straling in deze sector is de vergunninghouder verantwoordelijk. De ANVS is verantwoordelijk voor het toezicht op de veiligheid voor bevolking en milieu.
Om deze verantwoordelijkheden nu en in de toekomst goed waar te kunnen maken is het hebben van een goede kennisinfrastructuur noodzakelijk. Ik onderschrijf dan ook, samen met de Minister van Economische Zaken en Klimaat (EZK) en de Minister voor Medische Zorg en Sport, het rapport van de Commissie Van der Zande. Wij gaan daarom, samen met een aantal andere betrokken partijen, onderzoeken op welke manier de kennisinfrastructuur in Nederland het beste versterkt kan worden. U zult voor het einde van 2020 over de voortgang op de vier hoofdaanbevelingen van de commissie worden geïnformeerd.
9.
De leden van de SP-fractie hebben ook kennisgenomen van het rapport Naar een Agenda en Platform Nucleaire Technologie en Straling. Zij vinden dat er bij dit rapport wel erg wordt uitgegaan van een toekomst voor nucleaire energie in Nederland. De commissie wil ruim investeren in verschillende onderdelen. Deze leden willen benadrukken dat zij geen toekomst zien voor nucleaire energie, zolang er geen 100% veilige manier voor de berging van afval is. Ook de enorme bedragen voor het bouwen van een nieuwe kerncentrale zien deze leden liever geïnvesteerd in duurzame energie. Hoe ziet de Staatssecretaris dit? Waarom zoveel investeren in bewustwording, onderzoek, onderwijs en internationale samenwerking, wanneer de laatste kerncentrale binnen vijftien jaar ontmanteld gaat worden?
Antwoord 9
Zoals ik in mijn antwoord op de vragen 6,7 en 8 heb aangegeven beperkt het gebruik van ioniserende straling zich niet tot de productie van elektriciteit, maar wordt ioniserende straling ook in vele andere sectoren in Nederland toegepast. Een voorbeeld daarvan is de gezondheidzorg voor o.a. bestraling van patiënten. Ook wordt er in de onderzoeksreactoren in Petten en Delft onderzoek gedaan.
Daarnaast is er een aantal landen in Europa die doorgaan met nucleaire energie voor de elektriciteitsproductie, en er blijft kennis nodig om de eventuele gevolgen van een incident voor Nederland te kunnen bestrijden en mitigeren. Ook is behoud en verdere ontwikkeling van kennis op het gebied van beheer en verwerking van radioactief afval en op het gebied van ontmanteling van (nucleaire) installaties van groot belang om de veiligheid te borgen.
Voor zowel het veilige gebruik van de ioniserende straling bij de diverse toepassingen, als voor vergunningverlening en toezicht daarop is het noodzakelijk voldoende kennis in eigen land aanwezig te hebben. Daarom is het nodig om hierop te investeren, ook indien er geen kernenergiecentrale meer in Nederland aanwezig is.
Toekomst kernenergie
10.
De leden van de PVV-fractie vragen aan de Staatssecretaris of zij het met deze leden eens is dat kernenergie een zeer veilige en betrouwbare manier is om Nederland van energie te voorzien en, zo ja, of zij zich gaat inzetten voor de bouw en exploitatie van nieuwe kerncentrales.
Antwoord 10
Zoals is aangeven bij het Klimaatakkoord is kernenergie als CO2-arme energiebron een optie voor de toekomstige energiemix. De keuze om een kernenergiecentrale te bouwen ligt bij markpartijen. Indien zij hiertoe zouden besluiten zullen zij onder meer bij de Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming (ANVS) een vergunning moeten aanvragen op grond van de Kernenergiewet. De ANVS toetst aan de gestelde eisen voor nucleaire veiligheid en stralingsbescherming.
Inspraak Eindberging België
11.
De leden van de CDA-fractie lezen dat er in het grensgebied tussen Nederland en België zorgen leven over de opslag van kernafval in het grensgebied. Deze leden staan daarom positief tegenover het contact dat de Staatssecretaris zoekt met haar Belgische collega. Het is goed dat Nederlandse belanghebbenden op landelijk, regionaal en lokaal niveau worden betrokken, zoals de Staatssecretaris ook heeft aangegeven bij haar Belgische collega. Ook is het belangrijk dat een veelvoud aan actoren, zoals drinkwaterbedrijven, non-gouvernementele organisaties (ngo’s) en burgers, betrokken wordt bij het ontwerpplan voor de eindberging van radioactief afval van de lidstaten van de EU.
Hoe is dit gesprek met de verantwoordelijke Belgische bewindspersoon gegaan, zo willen deze leden weten.
Deze leden worden graag op de hoogte gehouden van de gesprekken met de Belgische verantwoordelijke Minister en het Belgische instituut NIRAS. Hoe kunnen Nederlandse actoren inspraak geven en hoe worden zij hierover geïnformeerd? Daarnaast vragen deze leden welke mogelijkheden de Staatssecretaris ziet om meer grensoverschrijdende samenwerking aan te gaan met België, als het gaat om nucleaire veiligheid.
12.
De leden van de GroenLinks-fractie hebben vernomen dat er in België tot 13 juni 2020 een online publieksbevraging door NIRAS werd gehouden over de eindberging van hoogradioactief kernafval. Hierbij wordt gezocht naar locaties in het hele land. Potentiële locaties voor geologische berging bevinden zich in de nabijheid van de Nederlandse, Luxemburgse en Duitse grensregio’s en bevinden zich eveneens deels in natuurbeschermingsgebieden en waterwingebieden. Met name in het zuiden van Nederland zijn er grote zorgen over de manier waarop het kernafval voor honderdduizenden jaren wordt opgeslagen in België. Deze leden hebben van hun collega’s in België vernomen dat er alle schijn is dat dit lastige besluit in de schaduw van de coronacrisis wordt genomen en dat er geen recht wordt gedaan aan het grote maatschappelijke belang van deze besluitvormingsprocedure. Deze leden maken zich zorgen over het voorstel van NIRAS, want als het in de Belgische grensgebieden fout gaat, kunnen er ook in Nederland grote gevolgen zijn door ongecontroleerde verspreiding van kernafval in het milieu. Helaas is er in België geen gehoor gegeven aan het pleidooi van GroenLinks en de groene partijen van Duitsland en Luxemburg om inspraak te verlenen aan de inwoners en relevante instellingen van deze respectievelijke landen. Gezien het grote belang van een zorgvuldige uitwerking van de eindberging van kernafval in België, vragen deze leden de Staatssecretaris om er bij haar Belgische collega op aan te dringen dat inspraak van Nederlandse inwoners en relevante instellingen (in grensgebieden) in dit besluitvormingsproces van groot belang is.
Antwoorden 11 en 12
Zoals ik ook tijdens het Algemeen Overleg Nucleaire Veiligheid van 27 november 2019 heb gemeld (Kamerstuk 25 422, nr. 264), heb ik op 22 november vorig jaar een gesprek gevoerd met de Belgische federale Minister over het belang van grensoverschrijdende inspraak bij nucleaire aangelegenheden. Wij hebben over en weer bevestigd het belangrijk te vinden dat er inspraak wordt geregeld aan weerskanten van de grens, en onze burgers dus betrokken kunnen zijn bij de voorbereiding van besluiten over nucleaire activiteiten met grensoverschrijdende milieueffecten. Wanneer België een nieuw Kabinet heeft, zal ik met de nieuwe betrokken Minister kennismaken en bezien hoe ik de samenwerking met België verder kan verdiepen en verbreden.
Wanneer een project belangrijke nadelige grensoverschrijdende milieueffecten kan hebben, en een m.e.r.-procedure verplicht is, is het Verdrag van Espoo1 van toepassing. Kern van het verdrag is dat in dergelijke gevallen het publiek en autoriteiten in het buurland op dezelfde manier en op het hetzelfde moment bij de m.e.r.-procedure worden betrokken als het publiek en autoriteiten in het land waar de activiteit gaat plaatsvinden.
Daarnaast zijn er afspraken met België rond nucleaire veiligheid en grensoverschrijdende samenwerking. Tussen België (Vlaanderen) en Nederland zijn in 1994 bilaterale uitvoeringsafspraken gemaakt. Deze bestaan uit wederzijdse raadpleging en informatie-uitwisseling tussen de betrokken overheden voor het geval dat activiteiten worden gepland met mogelijke nadelige grensoverschrijdende effecten op het milieu, en waarvoor een milieueffectrapportage moet worden opgesteld.
In dat kader hebben de ANVS en FANC (het Belgische Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle) afspraken gemaakt voor gezamenlijke inspecties van de Belgische centrales en bij EPZ. Ook hebben de ANVS en FANC, naar aanleiding van een aanbeveling uit het rapport Samenwerken aan nucleaire veiligheid van de Onderzoeksraad Voor Veiligheid uit 2018, afspraken gemaakt over grensoverschrijdende informatievoorziening en inspraak bij vergunningprocedures voor kerncentrales in de grensregio.
In het kader van de Belgische inspraakprocedure op het ontwerpplan voor het langetermijnbeheer van hoogradioactief en/of langlevend afval en het bijbehorende milieueffectrapport was het voor eenieder, ook in Nederland, tot en met 13 juni 2020 mogelijk om een reactie te geven. Beide documenten zijn gepubliceerd op de website van NIRAS. Ik begrijp dat diverse partijen van deze mogelijkheid gebruik hebben gemaakt. De ANVS heeft via haar website en Twitter geattendeerd op de mogelijkheden voor inspraak. Mijn ambtenaren en die van de ANVS hebben de provincies Limburg, Zeeland en Noord-Brabant actief geattendeerd op de inspraakmogelijkheden. Ik begrijp de zorgen in het zuiden van Nederland rond mogelijke grensoverschrijdende effecten van een geologische eindberging in België. Ik heb in mijn brief aan NIRAS het belang van consultatie van Nederlandse betrokkenen op landelijk, regionaal en lokaal niveau, alsmede drinkwaterbedrijven, ngo’s en ook burgers benadrukt.
Staat van de Nucleaire Veiligheid
13.
De leden van de D66-fractie zien uit naar de rapportage Staat van de Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming. Deze leden vragen de Staatssecretaris op welke termijn de Kamer deze kan verwachten.
Antwoord 13
In 2020 zal ANVS een eerste proeve van de Staat van de Nucleaire Veiligheid uitbrengen. Ik zal die ook naar de Kamer sturen. In de komende jaren wordt de Staat van de Nucleaire Veiligheid verder ontwikkeld tot een Staat van de Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming.
Stresstest Kerncentrale Borssele (KCB)
14.
De leden van de D66-fractie hebben er met interesse kennis van genomen dat de stresstestmaatregelen bij Borssele grotendeels zijn afgerond. Deze leden begrijpen dat er nog wordt gewerkt aan het verder verbeteren van een systeem voor het verzamelen en verwerken van ervaringen met bedrijfsvoering en van ervaringen met vergunning en toezicht. Deze leden vragen de Staatssecretaris of verwacht wordt dat deze ervaringen leiden tot significante veranderingen in de bedrijfsvoering en in de vergunning en het toezicht.
Antwoord 14
Zoals ik in mijn brief van 11 juni jl. heb aangegeven, zijn alle stresstest-maatregelen afgerond. De genoemde acties waaraan o.a. de ANVS nog werkt, zijn niet aan de stresstest gerelateerd, maar betreffen aanbevelingen van het IAEA, zowel in algemene zin als specifiek voor Nederland.
Wat verder doorontwikkeld wordt, is het bestaande systeem waarmee, in het proces van voortdurend verbeteren, ervaringen in binnen- en buitenland worden verzameld om van te leren: het gaat om enerzijds bedrijfservaringen zoals storingen (in het internationale jargon «operational experience feedback»), anderzijds ervaringen van de ANVS en andere autoriteiten (in het internationale jargon «regulatory experience feedback»). Afhankelijk van de gebeurtenissen en de evaluatie ervan, kan dit proces leiden tot significante veranderingen in de techniek of de procedures van de nucleaire installaties, en in beleid, wetgeving, vergunningverlening en toezicht.
Naar aanleiding van het ongeval in Fukushima Dai-Ichi, zijn reeds significante aanpassingen doorgevoerd bij de kerncentrale Borssele. Ook de vergunning is aangepast, en zijn de (naar aanleiding van het ongeval) aangescherpte veiligheidseisen van WENRA (Western European Nuclear Regulators Association) eraan verbonden.
Het doorontwikkelen van het systeem zal niet tot andere significante veranderingen naar aanleiding van het ongeval in Fukushima Dai-Ichi leiden.
Toetsingsconferentie Verdrag Nucleaire Veiligheid (CNS)
15.
De leden van de D66-fractie begrijpen dat in verband met de COVID-19-pandemie de toetsingsconferentie voor het Verdrag inzake Nucleaire Veiligheid (CNS) is uitgesteld. Deze leden vragen de Staatssecretaris om te onderzoeken of deze conferentie op een veilige en eventueel digitale manier toch op korte termijn doorgang kan vinden.
Antwoord 15
De toetsingsconferentie van het Verdrag Nucleaire Veiligheid (CNS) wordt georganiseerd door de verdragslanden, met ondersteuning en medewerking van het IAEA.
Begin maart zijn alle deelnemende partijen geïnformeerd over de verwachte impact van de zich toen nog uitbreidende pandemie op de organisatie van de conferentie in Wenen. Op basis van de ontvangen reacties hierop, heeft de voorzitter van de CNS-conferentie in eerste instantie besloten de conferentie tot nader order uit te stellen. Inmiddels is een nieuwe datum gekozen: de toetsingsconferentie zal plaatsvinden van 15 t/m 26 maart 2021.
Bij haar overwegingen om de toetsingsconferentie uit te stellen en er geen digitaal alternatief van te maken, heeft de voorzitter het volgende argument sterk laten meewegen: volledige deelname van de (meer dan 80) partijen volgens het gebruikelijke formaat is voor het succes en de effectiviteit van de conferentie van het grootste belang. Bij het zoeken naar een vroegst mogelijke nieuwe datum is rekening gehouden met het feit dat de pandemie nog niet voorbij is. Hierbij spelen organisatorische en logistieke aspecten ook een rol, evenals de beschikbaarheid bij het IAEA van voldoende capaciteit voor het ontvangen van alle delegaties.
Brand Dodewaard
16.
De leden van de D66-fractie zijn geschrokken van de brand bij kerncentrale Dodewaard. Gelukkig is de veiligheid niet in het geding geweest, maar dit laat wel zien dat bij branden in kerncentrales er zorgen ontstaan over de veiligheid. Deze leden vragen de Staatssecretaris om naast de publicatie van de ANVS op de website, ook per brief de Kamer te informeren over het onderzoek van de ANVS naar deze brand.
17.
De leden van de GroenLinks-fractie schrokken van de brand die plaatsvond op het terrein van voormalig kerncentrale Dodewaard. Zij vragen de Staatssecretaris hoe de brand heeft kunnen ontstaan en waarom er mogelijk gasflessen op het dak lagen. Deze leden lezen dat de gevelplaten van het reactorgebouw vlam hebben gevat. In welke mate is de betonnen constructie – waarbinnen zich radioactief materiaal bevindt – bestand tegen brand? En welke maatregelen worden er genomen om dergelijke incidenten in de toekomst te voorkomen? Deze leden vragen de Staatssecretaris ook of er voldoende oog is voor goede communicatie met bezorgde omwonenden. Deze leden vragen bovendien of dergelijke incidenten reden geven tot het vervroegen van de ontmanteling van de voormalige kerncentrale en of dat wenselijk zou zijn.
18.
De leden van de SP-fractie hebben naar aanleiding van de brand op het dak van de kerncentrale in Dodewaard vorige maand, ook een aantal vragen. Welke gezondheidsgevolgen zijn er nog, wanneer een brand niet tijdig geblust zou zijn? Wat zijn de risico’s? Waarom wordt deze centrale pas in 2045 definitief ontmanteld? Is het niet toch mogelijk dit eerder te doen? Hoe is de communicatie geweest rondom deze brand?
Antwoord 16, 17 en 18
Zoals ik in mijn brief van 11 juni 2020 heb aangegeven, zijn bij de brand bij de kerncentrale Dodewaard de nucleaire veiligheid en stralingsbescherming niet in het geding geweest. De kerncentrale is sinds 1997 uit bedrijf en er is geen splijtstof meer aanwezig. De brand was alleen aan de buitenkant van het reactorgebouw, en uit een eerste analyse kan de ANVS de volgende voorlopige conclusie trekken: de dikke betonnen wanden en het stalen dak van de kerncentrale zijn niet beschadigd geraakt door de brand, en hebben hun afdichtingsfunctie behouden. Op basis van kennis van de constructie van wanden en dak is de verwachting dat ook in het geval de brand niet geblust zou zijn geweest, het gebouw niet noemenswaardig zou zijn aangetast en de insluiting van het radioactieve materiaal ook in die situatie zou zijn gewaarborgd.
De verwachting is dat de vergunninghouder (GKN) de definitieve rapportage van het uitgebreide onderzoek naar ontstaan en gevolgen van de brand voor het einde van het jaar aan de ANVS zal worden aangeboden.
De Veiligheidsregio Gelderland-Zuid (VR GZ) is bij incidenten als eerste verantwoordelijk voor de communicatie naar de omwonenden. Omwonenden zijn via Twitter en Facebook geadviseerd om hulpdiensten de ruimte te geven, en bij rookoverlast ramen en deuren te sluiten. Zodra de woordvoerder van de Veiligheidsregio ter plaatse was, en van de ANVS bevestigd kreeg dat de nucleaire veiligheid of stralingsbescherming niet in het geding was, is daarover via Twitter en Facebook gecommuniceerd door zowel VR GZ als de gemeente Neder-Betuwe. Daarin is verwezen naar het statement van de ANVS over de nucleaire veiligheid op anvs.nl en Twitter. Burgemeester Jan Kottelenberg is direct geïnformeerd, en heeft een bezoek gebracht aan de locatie waar hij sprak met omwonenden, hulpdiensten en de pers om eventuele zorgen ten aanzien van nucleaire veiligheid en stralingsbescherming weg te kunnen nemen.
De periode van de «veilige insluiting» waarin de kerncentrale zich nu bevindt is vergund tot 2045. De vergunninghouder moet daarna met de ontmanteling beginnen, maar kan besluiten dit eerder te doen. De ANVS moet voor de ontmanteling een vergunning verlenen. De voorbereiding voor de ontmanteling en de procedure voor de vergunningaanvraag dient volgens de huidige vergunning vijf jaar eerder te beginnen (dus uiterlijk in 2040).
19.
De leden van de D66-fractie vragen de Staatssecretaris hoe het staat met de ontmanteling van Dodewaard. Hoe staat met het de financiële situatie rondom de ontmanteling en de juridische procedure?
20.
De leden van de GroenLinks-fractie merken op dat de Staatssecretaris tijdens het laatste algemeen overleg over nucleaire veiligheid op 27 november 2019 benoemde dat er een getuigenverhoor heeft plaatsgevonden in 2019 om te onderzoeken of de aandeelhouders aansprakelijk kunnen worden gehouden voor de ontmantelingskosten van de voormalige kerncentrale Dodewaard. Destijds kon de Staatssecretaris daar weinig over zeggen. Deze leden vragen of er inmiddels al meer over de voortgang bekend is.
Antwoorden 19 en 20
De Landsadvocaat heeft voorbereidingen getroffen voor het vervolg van de aansprakelijkheidsprocedure. In deze procedure houdt de Staat de aandeelhouders van GKN (i.c. de eigenaar van de Kerncentrale Dodewaard) aansprakelijk voor de kosten van de ontmanteling. Deze procedure wordt tijdelijk aangehouden omdat de aandeelhouders van de kerncentrale Dodewaard hebben aangegeven opnieuw te willen onderhandelen. De Staat is nu aan het verkennen of deze onderhandelingen zinvol zijn.
Financiële zekerheidstelling kerncentrale Borssele
21.
De leden van de D66-fractie vragen de Staatssecretaris naar de financiële situatie in Borssele. Zijn er voldoende reserves opgebouwd om de ontmanteling te financieren?
Antwoord 21
EPZ, vergunninghouder en eigenaar van de Kerncentrale Borssele, heeft een door de Staatssecretaris van IenW en de Minister van Financiën goedgekeurde financiële zekerheidstelling voor de kosten van de buitengebruikstelling en ontmanteling van de Kerncentrale Borssele. Hiermee is er voldoende zekerheid dat er op het moment van ontmanteling voldoende financiële middelen zijn om de ontmanteling te financieren. De financiële zekerheidstelling wordt periodiek geactualiseerd. EPZ dient de eerstvolgende actualisatie in 2022 in te dienen.
Historisch afval Petten
22.
De leden van de D66-fractie vragen de Staatssecretaris naar de stand van zaken rondom de financiële knelpunten van het historisch afval in Petten.
Antwoord 22
NRG is verantwoordelijk voor het afvoeren van het historisch afval naar COVRA. In 2018 heeft NRG een nieuwe kostenraming gemaakt voor het verwerken en afvoeren van het radioactief afval en de (toekomstige) ontmanteling van gebouwen. NRG heeft in 2018 een subsidie in de vorm van een lening van € 117 miljoen uit de regio-enveloppe gekregen ter gedeeltelijke financiering van het afvoeren van het radioactief afval en/of de ontmanteling van gebouwen. Hiermee heeft NRG voldoende middelen gereserveerd voor het afronden van het project op basis van de huidige raming. Er blijft echter onzekerheid in de kostenraming op de langere termijn gezien het unieke karakter van dit project.
URENCO
23.
De leden van de GroenLinks-fractie hebben ten eerste nog enkele vervolgvragen naar aanleiding van het verslag van een schriftelijk overleg over URENCO (Kamerstukken II, 25 422, nr. 265). De Minister van Financiën gaat in de beantwoording niet in op de rol van URENCO bij het Amerikaanse kernwapenprogramma en omzeilt in de antwoorden de vraag of het verrijkt uranium van URENCO mogelijk kan worden gebruikt voor de productie van kernwapen-tritium in de Verenigde Staten. Dat is voor deze leden een cruciale vraag en zij hopen hierop alsnog antwoorden te ontvangen. Bovendien schrijft de Minister dat alleen hoogverrijkt uranium van 20% of hoger geschikt is voor het gebruik als explosief in kernwapens (in tegenstelling tot «high-assay low enriched uranium» (HALEU) (tot 19,45% verrijkt uranium). Deze leden hebben echter vernomen dat het onderzoeksinstituut Stockholm International Peace Research Institute (SIPRI) al in 1983 meldde dat de kritische massa voor een kernbom al boven 10% verrijking afneemt. Zij vragen het kabinet daarom om meer verduidelijking rondom dit punt, aangezien deze leden willen voorkomen dat ons kernafval bijdraagt aan de instandhouding van het Amerikaanse kernwapenarsenaal.
Antwoord 23
Er zijn geen aanwijzingen dat verrijkt uranium van URENCO is gebruikt voor het Amerikaanse kernwapenprogramma. Hierbij verwijs ik naar de brief van 16 januari 20182. De levering valt onder het Verdrag van Washington waarin is vastgelegd dat het verrijkt uranium alleen mag worden gebruikt voor vreedzame, niet-explosieve doeleinden en is onderworpen aan de toepassing van internationale waarborgen. Hierop wordt toegezien onder het IAEA verificatie- en controlemechanisme.
Het is internationaal breed gebruik (zoals in IAEA-context) dat bij uranium verrijkt tot een gehalte boven de 20%, wordt gesproken van hoogverrijkt uranium. Alleen hoogverrijkt uranium is geschikt voor het gebruik als explosief in kernwapens. Een percentage van boven de 90% is gebruikelijk. Dergelijk hoogverrijkt uranium (>90%) wordt dan ook «weapons grade uranium» genoemd.
24.
De leden van de GroenLinks-fractie maken zich in zijn algemeenheid zorgen over het gebrek aan parlementaire controle over URENCO. Het valt deze leden op dat er absolute geheimhouding is rondom de Gemengde Commissie die toezicht houdt op URENCO, waaronder zelfs het reglement van orde. Daarom vragen deze leden hoe het parlement kan controleren wat er met het Nederlandse kernafval gebeurt en op welke manier het parlement invloed kan uitoefenen op te nemen besluiten.
Antwoord 24
Zoals uw Kamer eerder is gemeld3 , 4 houdt de Gemengde Commissie toezicht op de verplichtingen zoals opgenomen in het Verdrag van Almelo m.b.t. non-proliferatie, nucleaire waarborgen en beveiligingsmaatregelen, en kan hiertoe beslissingen nemen en richtlijnen uitvaardigen. Specifieke commerciële en technische overwegingen over het al dan niet verrijken van UF6 zijn voor rekening van de onderneming en vallen niet onder het toezicht van de Gemengde Commissie. Het wettelijk kader, de rol en verantwoordelijkheid, waaronder export en doorvoer van verarmd uranium, valt onder een stelsel waarover uw Kamer eerder is ingelicht.
Zoals in eerdere brieven uiteengezet, besluit URENCO op basis van bedrijfseconomische overwegingen wanneer verarmd UF6 niet verder herbruikbaar is. Het verarmd UF6 bij URENCO NL, waarvoor URENCO NL geen hergebruik voorziet, wordt in het buitenland omgezet in een vaste vorm en overgebracht naar COVRA voor opslag als radioactief afval. Het regelgevend kader voor de veilige opslag van radioactief afval in Nederland wordt gevormd door de Kernenergiewet. Daarin is geregeld dat de ANVS als zelfstandige autoriteit de vergunningen verleent en toezicht houdt ten aanzien van nucleaire veiligheid, stralingsbescherming en beveiliging.
25.
De leden van de SP-fractie merken op dat in de beantwoording van de Minister van Financiën van een schriftelijk overleg over URENCO, een aantal vragen niet worden beantwoord. De Gemengde Commissie van het Verdrag van Almelo houdt toezicht op URENCO. Deze leden vragen zich af of het reglement van orde openbaar is. Zo nee, waarom niet? Hoe kan de Kamer besluiten nemen aangaande het transport van verrijkt uranium? En hoe kan de Kamer dan controleren hoe en wat URENCO uitvoert?
Antwoord 25
Zoals u eerder is gemeld is het reglement als zodanig geen openbaar document. Wel kan worden aangegeven dat het praktische afspraken bevat over onder meer de frequentie van vergaderen, het voorzitterschap, de aanwezigheid van experts, de verantwoordelijkheid voor de agenda en de werktaal van de bijeenkomsten.
Uitvoeren van het dagelijks beleid, waaronder het sluiten van contracten, is een verantwoordelijkheid van het bestuur van de onderneming. Urenco is daarbij uiteraard verplicht zich te houden aan alle wettelijke verplichtingen, waar diverse toezichthouders op toezien. Op 11 december jl. bent u per brief ingelicht over het wettelijk kader, de rol en verantwoordelijkheid van de verschillende ministeries in relatie tot URENCO, en hoe het stelsel van waarborgen is ingericht.
26.
De leden van de SP-fractie vragen zich ook af hoe het met Ultra Centrifuge Nederland (UCN) staat. Hoe vaak zou deze onderneming geëvalueerd moeten worden? Wanneer is dit voor het laatst gebeurd?
Antwoord 26
In de nota Deelnemingenbeleid rijksoverheid 20135 staat het voornemen om voor elke staatsdeelneming iedere zeven jaar te evalueren of het aandeelhouderschap door de staat als aanvullend borgingsinstrument, naast wet- en regelgeving en toezicht, nog steeds toegevoegde waarde heeft en daarmee wenselijk is. De Tweede Kamer wordt jaarlijks over de uitkomsten van de evaluaties geïnformeerd, via het Jaarverslag Beheer Staatsdeelnemingen. Sinds 2013 is voor tien staatsdeelnemingen geëvalueerd of het aandeelhouderschap door de staat nog meerwaarde heeft. Voor de overige staatsdeelnemingen, waaronder UCN, moet deze evaluatie nog plaatsvinden. Uw Kamer wordt jaarlijks via het Jaarverslag Beheer Staatsdeelnemingen geïnformeerd over de planning van deze evaluaties.
Communicatie Nucleaire Veiligheid
27.
De leden van de SP-fractie uitten al vaker hun zorgen over de communicatie tijdens een crisis. Zij zijn blij te lezen dat de ANVS hier stappen in de goede richting heeft gezet. Kan de Staatssecretaris inzichtelijk maken welke veiligheidsregio’s nu nog geen rampenbestrijdingsplan hebben aangaande een nucleaire ramp? Waarom is dat zo? En wanneer zijn die plannen wel op orde?
Antwoord 27
Het bestuur van de veiligheidsregio dient zich adequaat voor te bereiden op risico’s waarmee de regio geconfronteerd kan worden (Wet veiligheidsregio’s). Alle veiligheidsregio’s zijn verplicht een regionaal risicoprofiel en op basis daarvan een regionaal beleidsplan en een regionaal crisisplan op te stellen. De veiligheidsregio’s bepalen hiermee zelf op welke risico’s zij zich voorbereiden en de wijze waarop zij dat doen. Hiervoor kan een rampbestrijdingsplan worden opgesteld. Als er voor een bepaald ramptype geen rampbestrijdingsplan is, wil dit niet zeggen dat de regio niet adequaat kan reageren. De voorbereiding van het Rijk en de veiligheidsregio’s komt samen binnen de beheersstructuur die is opgezet rond het Nationaal Crisisplan Stralingsincidenten (NCS). Het NCS biedt een overkoepelend kader voor de aanpak van mogelijke stralingsongevallen.
Op de webpagina van de ANVS6 is inzichtelijk gemaakt welke veiligheidsregio’s een rampbestrijdingsplan hebben opgesteld.
28.
De leden van de SP-fractie hebben naar aanleiding van het jaarverslag van de ANVS ook een aantal vragen. Deze leden lezen in het jaarverslag van de ANVS: «Vanwege de complexiteit van kernongevallen hebben de veiligheidsregio’s behoefte aan advies van experts over de te nemen maatregelen en het tijdstip waarop deze moeten worden genomen. De tijd die het duurt om een advies vanuit de experts uit te brengen en de wens van de veiligheidsregio’s om snel tot actie over te gaan, kunnen op gespannen voet met elkaar staan.» Deze leden lezen ook dat het Rijk overleg heeft gehad met de veiligheidsregio’s. Wat is daar uitgekomen? Kunnen de veiligheidsregio’s nu overweg met een nucleaire ramp? Is de informatievoorziening tijdens een ramp op orde?
De voorzorgsmaatregel als gevolg hiervan voor Borssele die daaruit is voortgekomen, lijkt een tussenoplossing. Wanneer is er een definitief plan voor Borssele? Welke verbeterpunten zijn er uit de oefeningen die ANVS en het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) gekomen? Wanneer zullen deze verbeterpunten doorgevoerd zijn? Hoe staat dit met de andere kerncentrales die bij een ramp grote gevolgen kunnen hebben voor de Nederlandse samenleving?
Antwoord 28
Vanuit het overleg dat de veiligheidsregio’s en ik hebben, zijn zogenaamde voorzorgsmaatregelen ontwikkeld. Hieronder wordt een vooraf, met alle partijen afgesproken te nemen maatregel verstaan. Daarmee kunnen de veiligheidsregio’s in de allereerste fase van een nucleair ongeval noodzakelijke maatregelen uitvoeren, nog voordat er een advies van het Crisis Expert Team straling en nucleair (CETsn) ligt, of nationaal is opgeschaald. Dit maatregelpakket voor de Kerncentrale Borssele is de eerste stap. Aanvullende voorzorgsmaatregelen zullen worden ontwikkeld, zowel voor de Kerncentrale Borssele als voor de andere nucleaire installaties (in Nederland en net over de grens).
Het zorgdragen voor een heldere en eenduidige boodschap aan omwonenden is een cruciaal onderdeel van de voorzorgsmaatregelen. Voor de huidige voorzorgsmaatregelen zijn daarom afgestemde boodschappen ontwikkeld voor zowel de veiligheidsregio’s als de nationale partners.
Met Duitsland en België zijn afspraken gemaakt in het kader van ongevallen met (mogelijk) grensoverschrijdende gevolgen. Deze afspraken gaan over het snel melden en het elkaar alarmeren en informeren bij een ongeval.
Er wordt regelmatig geoefend met nationale en regionale partners en met verschillende nucleaire installaties. De aanbevelingen van de grote nationale oefening «Shining Spring» zijn met de Kamer gedeeld7. In deze Kamerbrief wordt ook ingegaan op de wijze waarop de aanbevelingen worden opgepakt.
Bij de oefeningen met het RIVM is naar voren gekomen dat het wenselijk is snel te meten of er ioniserende straling is vrijgekomen. Dit om de operationele besluitvorming te ondersteunen. Het RIVM heeft een GIS-applicatie aangeschaft zodat de betreffende beelden opgesteld kunnen worden. De implementatie is afgerond en wordt verder verbeterd.
Een ander verbeterpunt uit de oefeningen met het RIVM is de rolvastheid van de verschillende functionarissen binnen het CETsn. Hiervoor is een betere kennis van de taakverdeling noodzakelijk. In het najaar van 2019 is hiertoe een CETsn-netwerkdag georganiseerd, waarbij het doel van de dag kennisdelen was en elkaar beter leren kennen om de samenwerking in de warme fase van een incident te versterken. Ook worden opleidingsmomenten georganiseerd met het RIVM en de ANVS, waar de taken en rollen van de verschillende organisaties worden belicht. Verder zal dit punt in vervolgoefeningen extra geëvalueerd worden.
Eindberging radioactief afval Nederland
29.
De leden van de SP-fractie vragen ook naar het plan dat de ANVS op zou stellen waarin de veiligheidseisen van de eindberging worden geformuleerd. Hoe staat het met dat plan? Welke eisen zijn erin opgenomen? Is daar een wijziging van de wet voor nodig? Wat betekent dit voor mogelijke berging in Nederland? Wanneer start het maatschappelijke debat hierover dat het Rathenau Instituut voorbereidt? Hoe wordt ervoor gezorgd dat verschillende partijen daar gelijkwaardig aan deel kunnen nemen?
Antwoord 29
Het opstellen van veiligheidsvereisten van een eindberging voor radioactief afval en verbruikte splijtstoffen is een complex project. In het plan dat de ANVS hiervoor gaat opstellen, wordt gekeken naar hoe andere landen dit veiligheidskader hebben ingevuld en wordt aangesloten bij internationale gremia (zoals WENRA en IAEA). De veiligheidsvereisten kunnen vervolgens worden verankerd in regelgeving. Hiermee wordt vastgelegd aan welke veiligheidsvereisten een eindberging in Nederland minimaal moet voldoen. De ANVS neemt dit plan mee in de voorbereiding van de Artemis-missie8 in 2023.
Het Rathenau Instituut is op 1 juli 2019 begonnen met een vijfjarig traject waarin op participatieve wijze een maatschappelijk proces wordt ontworpen rond de besluitvorming over eindberging van radioactief afval en verbruikte splijtstoffen. Het advies voor deze besluitvorming komt tot stand op basis van onderzoek en dialoog tussen stakeholders, experts en burgers. Het traject van het Rathenau Instituut gaat onder meer in op kwesties rond wetenschap en technologie, ethische uitgangspunten, (internationale) wet- en regelgeving, en de kwaliteit van instituties. Per kwestie gaat het Rathenau Instituut op zoek naar hoe relevante actoren op een gelijkwaardige manier betrokken kunnen worden.
Aarhus en levensduur Kerncentrale Borssele
30.
De leden van de SP-fractie lazen in de brief van 11 juni 2020 dat nu blijkt dat er toch fouten zijn gemaakt bij de levensduurverlenging van kerncentrale Borssele, terwijl de Staatssecretaris eerder aangaf dat dit goed was verlopen. De levensduurverlenging van kerncentrale Borssele is in strijd met het verdrag van Aarhus verlopen. Hoe gaat de Staatssecretaris regelen dat iedereen wel toegang heeft tot alle benodigde informatie tijdens de inspraakprocedure? Op welke termijn? Is bekend of er een andere uitkomst zou zijn geweest wanneer dit in orde was geweest? Wat vindt de Staatssecretaris ervan dat het publiek nu geen inspraak heeft gehad? Is de Staatssecretaris het met deze leden eens dat omwonenden recht hebben op informatie op deze verkeerd gelopen procedure? Wat gaat zij doen om omwonenden te informeren?
Antwoord 30
Zoals eerder aan de Kamer aangegeven wordt in oktober 2021 de Bijeenkomst van de partijen (Meeting of the Parties, MoP) bij het Verdrag van Aarhus gehouden. Dan zal een besluit worden genomen over de bevindingen van het Aarhus Nalevingscomité (verder: Comité) inzake de klacht over de vergunning tot verlenging van de ontwerpbedrijfsduur van de Kerncentrale Borssele in 2013. Een dergelijke beslissing ziet op de toekomst en heeft geen rechtsgevolgen voor eerder verleende vergunningen of de uitkomsten van eerder doorlopen procedures. Over de eerdere besluitvorming over de verlenging van de ontwerpbedrijfsduur van de Kerncentrale Borssele en de daarvoor gevolgde procedure heeft de Raad van State in 2014 uitspraak gedaan en daarmee is de betreffende vergunning onherroepelijk geworden.
De aanbevelingen van het Comité zijn een belangrijke les voor de toekomst. Ik neem deze aanbevelingen dan ook uitermate serieus. Daarom ben ik al, vooruitlopend op de Bijeenkomst van Partijen, begonnen met de uitvoering ervan. Als partij bij het Verdrag van Aarhus en ook gelet op de positie van Nederland in het kader van dat Verdrag ten opzichte van andere landen, is het van belang dat de Nederlandse wetgeving in overeenstemming is met het Verdrag. Dit betekent dat ik mij zal richten op de toekomst, zodat gewaarborgd wordt dat toekomstige procedures voor beslissingen over nucleaire activiteiten in Nederland voldoen aan alle verplichtingen die voortvloeien uit het Verdrag van Aarhus.
Om zo snel mogelijk de wetgeving op orde te brengen, heb ik eerder al een wijziging van artikel 17, lid 4, van de Kernenergiewet in gang gezet. Hiermee wordt wettelijk geborgd dat inspraak altijd verplicht is bij vergunningswijzigingen die betrekking hebben op de duur (exploitatie- of ontwerpbedrijfsduur) van een nucleaire installatie. Dit voorstel heb ik aan uw Kamer meegedeeld in mijn brief van 24 april 20199.
Naar aanleiding van de eerste voortgangstoets van het Comité van eind februari 2020 heb ik nu aanvullend op die wetswijziging ook het voornemen twee artikelen (artikel 11 en artikel 15) van het Besluit kerninstallaties, splijtstoffen en ertsen (Bkse), een algemene maatregel van bestuur (AMvB) onder de Kernenergiewet, aan te passen. Door deze aanpassingen wordt zeker gesteld dat bij wijziging van de beperkingen en de voorschriften van een vergunning voor nucleaire installaties, altijd de relevante informatie die op grond van het Verdrag van Aarhus vereist is, voor een ieder (en daarmee ook voor omwonenden) beschikbaar is en voor inspraak ter inzage wordt gelegd, indien de wijziging belangrijke gevolgen voor het milieu kan hebben.
De procedure voor een wetswijziging kent een doorlooptijd van circa twee jaar en die voor de aanpassing van een AMvB ruim een jaar. Daarvan uitgaande zullen de wetswijziging en de wijziging van de AMvB op zijn vroegst begin 2022 respectievelijk medio 2021 in werking kunnen treden. Dit is later dan 1 oktober 2020, de door het Comité officieel gehanteerde deadline waarop de maatregelen in werking moeten zijn. Wel kan nog tot april 2021 de voortgang van de maatregelen door Nederland worden gemeld aan het Comité en in de rapportage van het voor de MoP van oktober 2021 worden meegenomen. Gezien bovenstaande samenloop van termijnen, sluit ik niet uit dat de MoP in oktober 2021 een besluit zal nemen over niet-naleving van Nederland in deze zaak, ondanks de in gang gezette en lopende maatregelen.
Daarnaast ben ik momenteel bezig te bezien of, naast de hierboven genoemde (aanvullende) maatregelen, nog andere maatregelen nodig zijn om te verzekeren dat relevante besluiten ten aanzien van nucleaire installaties altijd conform de eisen van het Verdrag van Aarhus over inspraak zullen worden voorbereid. Mocht dit toch tot nieuwe inzichten leiden, dan zal ik uw Kamer hierover informeren.
Convention on Environmental Impact Assessment in a Transboundary Context, zie https://www.unece.org/env/eia/about/eia_text.html↩︎
Kamerstuk 25 422, nr. 210↩︎
Kamerstuk 25 422, nr. 260↩︎
Kamerstuk 25 422, nr. 265↩︎
Kamerstuk 28 165, nr. 165↩︎
https://www.autoriteitnvs.nl/nucleaire-crisis-of-stralingsongeval/veiligheidsregios↩︎
Kamerstuk 25 422, nr. 249↩︎
Een ARTEMIS missie is gericht op het beheer van radioactief afval en verbruikte splijtstof, ontmantelings- en saneringsprogramma's. De missie bestaat uit een groep internationale experts onder leiding van het IAEA.↩︎
Kamerstuk 25 422, nr. 253↩︎