[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Verslag van een schriftelijk overleg over de tussenstand van het Meldpunt Stagemisbruik (Kamerstuk 31524 en 31288-459)

Beroepsonderwijs en Volwassenen Educatie

Verslag van een schriftelijk overleg

Nummer: 2020D28934, datum: 2020-07-13, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-31524-470).

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van kamerstukdossier 31524 -470 Beroepsonderwijs en Volwassenen Educatie.

Onderdeel van zaak 2020Z13680:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2019-2020

31 524 Beroepsonderwijs en Volwassenen Educatie

31 288 Hoger Onderwijs-, Onderzoek- en Wetenschapsbeleid

Nr. 470 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 13 juli 2020

De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over de brief van 20 februari 2020 inzake de reactie op het verzoek van de commissie om een reactie inzake de tussenstand van het Meldpunt Stagemisbruik (Kamerstukken 31 524 en 31 288, nr. 459).

De vragen en opmerkingen zijn op 2 april 2020 aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap voorgelegd. Bij brief van 7 juli 2020 zijn de vragen beantwoord.

De voorzitter van de commissie,
Tellegen

De adjunct-griffier van de commissie,
Bosnjakovic

Inhoud blz.
I Vragen en opmerkingen uit de fracties 2
II Reactie van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap 6

I Vragen en opmerkingen uit de fracties

Inbreng van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de brief over het commissieverzoek een reactie te geven inzake de tussenstand van het Meldpunt Stagemisbruik. Zij hebben hierover nog enkele vragen.

Mbo

De leden lezen dat het FNV1 Meldpunt Zorg en Welzijn een groot aantal klachten had ontvangen van studenten die aangaven onvoldoende te worden begeleid en als volledige werknemer te worden ingezet. Is dit het enige meldpunt waar studenten zich kunnen melden als zij het gevoel hebben dat ze onvoldoende worden begeleid en als volledige werknemer worden ingezet? Waar kunnen studenten bij hun mbo-instelling terecht? Hoeveel meldingen zijn bij mbo-instellingen/SBB2 terecht gekomen? Zijn de meldingen die bij FNV en bij SBB zijn gedaan met elkaar vergeleken? Heeft FNV studenten ook verzocht om melding te doen bij hun eigen instelling of SBB? Zo nee, waarom niet? Bent u het met de leden eens dat het belangrijk voor de documentatie is dat er gewerkt wordt met duidelijke meldpunten, zodat we een volledig beeld krijgen van het probleem. Bent u het met de leden eens dat de aanwezigheid van meerdere meldpunten een negatieve invloed kan hebben op het aanpakken en oplossen van de ervaren problemen?

De leden lezen dat niet alle signalen en klachten terecht komen bij SBB. Hoe gaat de Minister ervoor zorgen dat dit in het vervolg wel het geval is? Is zij bereid om samen met de verschillende partners in overleg te treden, zodat zij in het vervolg de meldingen die binnenkomen doorverwijzen naar SBB? Is de Minister het met de leden eens dat de kaders van de AVG3 niet verbreed hoeven te worden, als de meldingen direct bij SBB worden gedaan in plaats van een tijdelijk meldpunt van FNV? Gaat de Minister in overleg met FNV dat zij bij hun Meldpunt Stagemisbruik doorverwijzen naar SBB, zodat SBB sneller kan optreden en er daadwerkelijk iets verandert, zo vragen de leden.

Hoger onderwijs

De leden lezen in de brief dat de Minister in het hoger onderwijs de verantwoordelijkheid van het maken van goede stageafspraken bij de betreffende hoger onderwijsinstelling en het bedrijf/instelling legt waar de stage plaatsvindt. Wat is, volgens de Minister, hierin de verantwoordelijkheid van de student zelf? Op welke manier kan een student bezwaar aantekenen als de stagebegeleiding in het hoger onderwijs tekortschiet? En als de student dan naar een klachteninstantie gaat, in hoeverre kan de kwaliteit van de stage dan direct worden verbeterd in plaats van dat een student een stage opnieuw moet doen en daarmee studievertraging oploopt? Kan de Minister een aantal concrete voorbeelden geven van hoe hogescholen en universiteiten in samenwerking met het bedrijf of de instelling waar de stage plaatsvindt op een snelle manier de kwaliteit van een stage heeft verbeterd zodat de student geen hinder heeft ondervonden van zijn klacht? Ziet de Minister dat er eventueel een kwetsbaarheid is als een student in het buitenland stage loopt en de begeleiding daar tekortschiet? Op welke manier evalueren hogescholen en universiteiten deze stageaanbieders in het buitenland?

De leden vragen eveneens op welke manier hogescholen en universiteiten hun studenten voorbereiden in het maken van een juiste keuze als het gaat om stage. Zijn er lijsten beschikbaar van goede stagebegeleiders? Wat gebeurt er met een bedrijf/instelling die heeft aangetoond geen goede stagebegeleider te zijn? Mogen zij het jaar daarop weer nieuwe studenten als stagiair aannemen of kent een onderwijsinstelling dan een algemeen beleid waarbij slechte stagebegeleiders worden uitgesloten in het aannemen van stagiairs van hun onderwijsinstelling? Hoe wordt het voor een student inzichtelijk waar degene juist wel of juist niet stage moet gaan lopen, zo vragen de leden.

Inbreng van de leden van de D66-fractie

De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de reactie inzake de tussenstand van het Meldpunt Stagemisbruik. Deze leden willen dat elke student er zeker van kan zijn dat ze op een veilige manier stage kunnen lopen, goed begeleid worden, tijd overhouden voor hun studie en niet als volledige kracht worden ingezet. Zeker in tekortsectoren zoals de zorg en de kinderopvang dienen bedrijven zuinig te zijn op hun toekomstige medewerkers. Deze leden willen de Minister nog enkele vragen voorleggen.

De leden zijn blij om te lezen dat de Minister en SBB voortvarend te werk zijn gegaan met de meldingen van de studenten waardoor er bij veel leerbedrijven verbetering is ingezet. Tevens hebben 200 leerbedrijven hun erkenning verloren. Deze leden vragen de Minister of er hierdoor nog voldoende stageplekken zijn voor de studenten. De leden lezen dat voornamelijk de thuiszorg onder de loep is genomen door SBB. Wat is er gebeurd met de signalen uit de andere sectoren zoals de kinderopvang, zo vragen deze leden.

De leden lezen dat het Meldpunt Stagemisbruik van FNV inmiddels is gesloten. Waar kunnen studenten terecht met hun klachten, zonder dat ze het risico lopen een negatieve beoordeling te krijgen? Heeft SBB een klachtenmeldpunt? Is het mogelijk dat andere organisaties, zoals FNV, doorverwijzen naar het juiste meldpunt, zodat de signalen wel gemeld blijven worden, zo vragen de leden.

De leden constateren dat een deel van de klachten van het stagemisbruik zich toespitst op het hoger onderwijs. Dat valt niet onder het werkingsgebied van SBB. Deze leden vragen de Minister te verhelderen waar deze studenten wel met hun signalen van stagemisbruik terecht kunnen. Is de in de reactie van de Minister genoemde klachteninstantie de reguliere interne klachtenregeling van de instelling? Op welke wijze worden ervaringen over stages bij studenten opgehaald en komen die in het accreditatieproces aan de orde? Kan de Minister aangeven of stagemisbruik ook in de regionale overlegstructuren tussen het hoger beroepsonderwijs en het werkveld aan de orde komt, zo vragen de leden.

De leden van de GroenLinks-fractie merken op dat dit schriftelijk overleg wordt gevoerd in een onwerkelijke tijd, midden in de coronacrisis. De leden willen daarom allereerst wederom hun waardering uitspreken voor de enorme inspanningen die op dit moment geleverd worden door alle professionals en professionals in wording in vitale sectoren, zoals zorg en onderwijs. Van thuishulpprofessionals tot mbo-stagiairs in de verpleging, van docenten die nu opeens afstandsonderwijs moeten geven tot mbo-gediplomeerden in de levensmiddelenbranche: allemaal doen ze nu wat ze kunnen om ons zorgsysteem en onze samenleving draaiende te houden.

Ieder van hen heeft ooit het vak moeten leren. Allemaal hebben zij ergens werkervaring opgedaan, vaak met een stage. Dat is de basis en aan die basis wordt soms gemorreld. Stagemisbruik ontmoedigt studenten, stelt ze op achterstand en leidt er zelfs toe dat talentvolle studenten helemaal afzien van een verdere carrière in de zorg. Dat terwijl we deze talenten keihard nodig hebben. De kwaliteit van iemands stage kan bepalend zijn voor het verdere verloop van zijn of haar carrière. Kansengelijkheid begint, zo menen deze leden, bij een kwalitatief hoogwaardige stage bieden aan elke mbo-student.

De leden zien dat de Minister en SBB zich inspannen om stagemisbruik te voorkomen en wanneer nodig aan te pakken. Zij hebben hier nog een aantal vragen over.

Deze leden horen waarschuwingen uit het veld dat de situatie die door de coronacrisis is ontstaan, zou kunnen leiden tot een toename van stagemisbruik. Hoe kijkt de Minister hier tegenaan? De leden begrijpen heel goed dat zorginstellingen in een vrijwel onmogelijke positie zitten. Nog meer dan vóór de coronacrisis geldt: werkgevers in de zorg moeten met de beperkte middelen die zij tot hun beschikking hebben, wél de allerbeste kwaliteit aan zorg blijven leveren. Daarbij verdienen ze alle steun die nodig is. Veel mbo-stagiairs en mbo-docenten met een zorgachtergrond doen alles wat ze kunnen om daaraan een belangrijke bijdrage te leveren. Deze leden willen de Minister echter wel vragen hoe ervoor gezorgd kan worden dat dit op een veilige en verantwoorde manier gebeurt. Welke maatregelen hebben de Minister en leer-werkorganisaties daarvoor getroffen?

Het FNV Meldpunt Zorg en Welzijn heeft concrete gevallen van stagemisbruik aan het licht gebracht. De leden vrezen dat dit slechts het topje van de ijsberg is en dat dit probleem breder speelt dan in de zorg. Tijdens gesprekken met mbo-studenten hebben deze leden verschillende voorbeelden gehoord over stagemisbruik in andere sectoren, zoals retail. Hoe wordt stagemisbruik op dit moment gemonitord? Graag ontvangen zij een reactie van de Minister.

Kan de Minister tevens aangeven op welke manier wordt geborgd dat studenten en docenten actief geïnformeerd worden over de mogelijkheid aangifte over stagemisbruik te melden bij SBB? Is de Minister bereid om hier de komende periode extra op in te zetten? Zo ja, op welke manier? Zo nee, waarom niet?

SBB geeft aan dat een complicerende factor is dat niet alle signalen en klachten SBB bereiken. Voor een deel heeft dat te maken met privacyregels en daarover vinden gesprekken plaats met het Meldpunt Stagemisbruik van de FNV en met de Autoriteit Persoonsgegevens om te bezien of er binnen de wettelijke kaders meer mogelijkheden zijn om signalen uit te wisselen. Van studenten horen deze leden ook vaak dat bestaande meldpunten versnipperd zijn, te veel op afstand staan van de studenten zelf en dat studenten zich afvragen of het veel zin heeft om een klacht in te dienen. Zij vragen de Minister om in overleg met SBB, MBO Raad en JOB4 te bezien of er op iedere school een laagdrempelig juridisch studentenloket zou kunnen komen, waar studenten stagemisbruik en stagediscriminatie kunnen melden en waar ze ook advies en hulp kunnen krijgen voor het nemen van vervolgstappen.

Ten slotte hebben de leden een vraag over de erkenning van leer-werkorganisaties. SBB stelt een onderzoek in als er signalen binnenkomen dat studenten bij een leerbedrijf niet goed erkend worden. SBB nam in 2019 de leerbedrijven in de thuiszorg onder de loep en dit leidde tot de intrekking van 200 erkenningen. Zien de Minister en SBB op basis van de in 2019 geleerde lessen, aanleiding om de criteria voor het verstrekken van een erkenning aan te passen? Zo ja, welke mogelijkheden zien zij? Is de Minister bereid met SBB in gesprek te gaan over de mogelijkheden voor het formuleren van een sectorale aanvulling voor erkenningen van leer-werkorganisaties in de zorg? Met andere woorden, is het mogelijk om stagemisbruik nog meer vooraf te voorkomen, zo vragen de leden.

Inbreng van de leden van de PvdA-fractie

De leden van de PvdA-fractie hebben met zorg ervan kennisgenomen dat honderden leerlingen in de zorg en kinderopvang overwegen om te stoppen met hun opleiding na vervelende ervaringen bij hun stagebedrijf. De zogenoemde beroepspraktijkvorming vormt een belangrijke component van beroepsopleidingen en nu stagiairs vooral tijdens vakanties en ziektes van werknemers blijken te worden ingeroosterd als volledige kracht en er meldingen zijn van onveilige situaties, dreigt teveel jong talent voor werk in de zorg en kinderopvang onnodig verloren te gaan. In hoeverre ziet de Minister dat men deze zorg ook deelt bij de leerbedrijven?

Wat de zorg specifiek betreft, vinden de leden het van groot belang dat de studenten goed en adequaat worden begeleid. Zij mogen niet als 100% werknemer worden ingezet. Problemen in de zorg qua personeel en inzetbaarheid daarvan mogen geen excuus vormen waarom studenten nu op deze manier worden ingezet. In hoeverre ligt de oorzaak van de gesignaleerde problematiek erin dat er onvoldoende personeel is in de sectoren zorg en kinderopvang. Is de Minister bereid om te inventariseren hoeveel extra fte’s er nodig zijn om begeleiding te garanderen en om te voorkomen dat leerlingen te snel volledig en onverantwoord worden ingezet? Bestaat de enige duurzame oplossing niet erin om deze tekorten zo spoedig mogelijk op te lossen? Wat kan en wil de Minister daaraan doen?

De leden hebben al jarenlang bijzondere aandacht voor de kwaliteit van de beroepspraktijkvorming. Zo vormde deze aandacht in 2014 voor het toenmalige PvdA-Kamerlid Jadnanansing de beweegreden om haar initiatiefnota Elke mbo’er een goede stage; borging stagebegeleiding en stagegarantie bij het mbo5 in te dienen. Een belangrijk element in deze nota was de begeleiding die te vaak te wensen overliet, zowel vanuit het leerbedrijf als vanuit de opleiding. Terecht noemt de Minister het nu de verantwoordelijkheid van werkgevers én scholen om te zorgen dat stagiairs goed worden begeleid. SBB noemt het echter een complicerende factor dat niet alle signalen en klachten SBB bereiken. Signalen die terechtkomen bij bijvoorbeeld scholen, de Inspectie van het Onderwijs of Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd kunnen in verband met privacy niet altijd worden gedeeld met SBB. Kan de Minister toelichten wat scholen wèl kunnen en moeten doen zodra deze zulke signalen krijgen van stagiairs, als waarvan het FNV Meldpunt Zorg en Welzijn op 18 december 2019 melding maakte? Hoe vaak komt het nog voor dat men ook vanuit de opleiding onvoldoende de vinger aan de pols houdt bij de beroepspraktijkvorming, zodat stagiairs ook niet goed elders terechtkunnen met hun klachten en signalen dan bij het FNV Meldpunt Zorg en Welzijn? Kan de Minister ook melden in hoeverre bij het FNV Meldpunt Zorg en Welzijn of via een andere weg seksueel grensoverschrijdend gedrag jegens stagiairs in beeld komt? Deelt zij de mening dat het extra belangrijk is dat dat dit laagdrempelig kan worden gemeld? Hoeveel meldingen zijn dan daarvan bekend? Weten mbo-studenten wat hun rechten zijn, wat ze mogen verwachten en waar zij terecht kunnen voor klachten, alvorens ze aan hun stage beginnen? De leden waarderen dat SBB in 2019 alle erkende leerbedrijven in de thuiszorg extra onder de loep heeft genomen en de kwaliteit van deze leerbedrijven met de scholen heeft besproken. Maar hoe beziet de Minister de huidige begeleiding vanuit scholen, ook, juist, vóórdat er meldingen worden gedaan?

Het valt de leden op dat naar aanleiding van de instelling van het FNV Meldpunt Zorg en Welzijn er ineens veel meer meldingen kwamen van slechte stage-ervaringen. Wijst dit niet op een noodzaak dat er één meldpunt komt voor zulke klachten? Hoe denkt de Minister over het pleidooi van de JOB, CNV6Jongeren en FNV Jong, zoals vertegenwoordigd in de Studentenkamer van SBB, voor een juridisch/studentenloket op iedere school, waar discriminatie-issues kunnen worden gemeld en studenten ook het juiste en goede advies krijgen hoe ze met deze zaak verder kunnen. Hoe gaat de Minister de JOB, CNV Jongeren en FNV Jong betrekken bij de uitvoering van de motie van de leden Van den Berge en Kuik over een app voor laagdrempelige melding van stagediscriminatie7.

In het hoger onderwijs ligt de verantwoordelijkheid voor het maken van goede stageafspraken bij de betreffende hoger onderwijsinstelling en het bedrijf/instelling waar de stage plaatsvindt. Indien de stagebegeleiding vanuit een onderwijsinstelling niet zou voldoen, hebben bekostigde instellingen een klachteninstantie waar studenten terecht kunnen. In hoeverre komt het in het hoger onderwijs voor dat studenten met klachten hun weg naar deze klachtinstantie weten te vinden? Kan de Minister ook toelichten in hoeverre het voorkomt dat zulke studenten dan de weg kwijtraken tussen de betrokken instanties, met alle gevolgen van dien voor hun studievoortgang en het verloop van hun stage? Kan zij uit zulke gevallen ook lessen trekken, zo vragen de leden.

II Reactie van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

Ik dank de leden van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap voor hun inbreng en de gestelde vragen. Vooruitlopend op de antwoorden wil ik uw Kamer laten weten dat ik SBB heb gevraagd de voortgang in de aanpak van de problematiek aan mij te laten weten. De voortgangsbrief van SBB volgt na de zomer. Ik zal deze ook aan uw Kamer sturen. Hieronder ga ik in op de vragen in de volgorde van het verslag.

VVD

MBO

De leden van de VVD-fractie vragen of het tijdelijk meldpunt van de FNV het enige meldpunt is waar studenten zich kunnen melden als zij het gevoel hebben dat ze onvoldoende worden begeleid en als volledige werknemer worden ingezet.

Dit is niet het geval. Studenten in het mbo kunnen klachten doorgeven aan SBB.

Daarnaast vragen de leden waar de studenten bij hun mbo-instelling terecht kunnen.

Wanneer de student klachten heeft over de stage, is de docent of stagebegeleider de eerste persoon om dit te laten weten. Samen kan worden gekeken hoe problemen met het leerbedrijf kunnen worden opgelost.

Ook vragen de leden hoeveel meldingen bij mbo-instellingen/SBB terecht zijn gekomen.

Het aantal meldingen dat bij SBB is binnengekomen naar aanleiding van het meldpunt stagemisbruik van FNV Zorg&Welzijn is niet bekend.

De leden vragen of de meldingen die bij FNV en bij SBB zijn gedaan, met elkaar zijn vergeleken en of FNV studenten heeft verzocht om melding te doen bij hun eigen instelling of SBB.

Vanwege de privacy van de melders was het niet mogelijk om de meldingen direct door te geven aan SBB. Op verzoek van SBB heeft FNV bijna 800 melders van wie het e-mailadres bekend was, benaderd met de oproep zich bij SBB te melden. Daarnaast heeft FNV binnen de grenzen van de AVG aan SBB doorgegeven van welke bedrijven meer dan 5 meldingen zijn ontvangen.

De leden vragen of het bestaan van meerdere meldpunten een negatieve invloed kan hebben op het aanpakken en oplossen van de ervaren problemen.

Op deze vraag kan ik een bevestigend antwoord geven. Studenten zijn zeker gebaat bij een eenduidig meldpunt.

De leden vragen hoe ik ga zorgen dat signalen en klachten terechtkomen bij SBB en of ik bereid ben in overleg te gaan met SBB en FNV.

Hierop kan ik u melden dat FNV en SBB al met elkaar in gesprek zijn om te komen tot een eenduidige aanpak van meldingen over begeleiding en werkzaamheden in de zorg. FNV heeft het meldpunt inmiddels gesloten en verwijst studenten met signalen over de kwaliteit van leerbedrijven door naar SBB. FNV is ook vertegenwoordigd in de sectorkamer Zorg, welzijn en sport van SBB waar de aanpak van stagemisbruik in de sector besproken wordt door het georganiseerde bedrijfsleven en het onderwijs. Zelf houd ik een vinger aan de pols door dit onderwerp periodiek te bespreken in het bestuurlijk overleg met SBB. Daarnaast is er een briefwisseling geweest met SBB over dit onderwerp, die ook aan uw Kamer is toegestuurd.

De leden vragen of ik het eens ben dat de kaders van de AVG niet verbreed hoeven te worden als de meldingen direct bij SBB worden gedaan in plaats van bij een tijdelijk meldpunt van FNV.

Hierop kan ik bevestigend antwoorden.

Hoger onderwijs

De leden van de VVD-fractie lezen in de brief dat de Minister in het hoger onderwijs de verantwoordelijkheid van het maken van goede stageafspraken bij de betreffende hoger onderwijsinstelling en het bedrijf/instelling legt waar de stage plaatsvindt. Zij vragen wat daarin de verantwoordelijkheid is van de student zelf.

Het goede verloop van een stage in het hoger onderwijs is een gedeelde verantwoordelijkheid tussen het stagebedrijf, de instelling en de student. De student is een actieve participant in het vormgeven van de stage en heeft net zoals het stagebedrijf/-instelling en de hoger onderwijsinstelling een inspanningsverplichting om de stage goed te laten verlopen. Door voorafgaand aan de stage heldere afspraken te maken over bijvoorbeeld de werkzaamheden, aansprakelijkheid, werktijden en terugkomdagen naar de instelling kunnen eventuele teleurstellingen door uiteenlopende verwachtingen worden voorkomen.

De leden vragen voorts op welke manier een student bezwaar kan aantekenen als de stagebegeleiding in het hoger onderwijs tekortschiet.

Als de stagebegeleiding vanuit de instelling tekortschiet dan kan een student dit binnen de eigen instelling kenbaar maken. Het in de ogen van de student tekortschieten kan zijn oorsprong hebben in een misverstand of onduidelijkheid over afspraken met betrekking tot de begeleiding tijdens de stage. Als het tekortschieten niet duidt op een misverstand, maar op een duidelijke (structurelere) tekortkoming van de stagebegeleiding vanuit de instelling, dan kan een student een klacht- of bezwaarprocedure opstarten. De Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW) schrijft voor dat instellingen de verplichting hebben een toegankelijke faciliteit in te richten waar studenten een klacht, beroep of bezwaar kunnen indienen (Artikel 7.59a WHW). Op opleidings- of instellingsniveau is er een klachtencoördinator en/of -commissie die opvolging geeft aan een door de student ingebrachte klacht. Tevens heeft het Interstedelijk Studenten Overleg (ISO) een Stagemeldpunt ingericht waar een student problemen over de stagebegeleiding kan melden.

De leden vragen in vervolg op voorgaande vraag in hoeverre, als de student dan naar een klachteninstantie gaat, de kwaliteit van de stage dan direct kan worden verbeterd in plaats van dat een student een stage opnieuw moet doen en daarmee studievertraging oploopt.

De unieke context waarin de stage gelopen wordt, vraagt om een maatwerkoplossing. Leidend bij de aangedragen oplossingen moet in beginsel zijn dat dit de student met behoud van de kwaliteit van de stage geen studievertraging oplevert. Vaak kan met een simpele ingreep de kwaliteit van de stage aanmerkelijk verbeterd worden, bijvoorbeeld door het wisselen van de stagebegeleider vanuit het bedrijf of de instelling of door het aanpassen van de aard van de stagewerkzaamheden of -opdracht. In uitzonderlijke gevallen is het probleem te omvangrijk waardoor dit niet mogelijk is.

De leden vragen tevens of ik een aantal concrete voorbeelden kan geven van hoe hogescholen en universiteiten, in samenwerking met het bedrijf of de instelling waar de stage plaatsvindt, op een snelle manier de kwaliteit van een stage heeft verbeterd, zodat de student geen hinder heeft ondervonden van zijn klacht.

Zoals hierboven aangegeven kan het wisselen van de stagebegeleider bij het stagebedrijf of het herdefiniëren van de leerdoelen van de stage tot de gewenste ingreep leiden. Waar mogelijk wordt gekeken of de stagiaire op een andere plek binnen de organisatie, zonder in te boeten aan de kwaliteit van de stage, aan de slag kan. De genoemde oplossingen zijn erop gericht de voortgang van de studie van de student niet in het geding te brengen.

De leden vragen of ik zie dat er eventueel een kwetsbaarheid is als een student in het buitenland stage loopt en de begeleiding daar tekortschiet. Op welke manier evalueren hogescholen en universiteiten deze stageaanbieders in het buitenland, zo vragen de leden.

Een student die stage loopt in het buitenland is mogelijk kwetsbaar als de begeleiding tekort schiet. Voor stages die in Nederland en stages die het buitenland worden gelopen, gelden dezelfde kwaliteitseisen. De beoordeling van kwaliteit van de stages van een opleiding is een onderdeel van het accreditatietraject dat door de NVAO wordt uitgevoerd. De instelling blijft het eerste aanspreekpunt voor zowel de student als het stagebedrijf en heeft ook de verplichting de student te begeleiden en ondersteunen. De ervaring die een student en een stagebegeleider met een buitenlands stagebedrijf heeft opgedaan wordt, net zoals bij een stage in gelopen in Nederland, vastgelegd in een stageverslag. Deze stageverslagen worden in de regel door een stagebureau van de instelling of door een International Office binnen een instelling verzameld. Echter, er zijn geen gegevens beschikbaar in hoeverre instellingen evaluaties van buitenlandse stagebedrijven met de studenten deelt.

De leden vragen eveneens op welke manier hogescholen en universiteiten hun studenten voorbereiden in het maken van een juiste keuze als het gaat om stage. Zij vragen of er lijsten beschikbaar zijn van goede stagebegeleiders.

Er zijn geen lijsten beschikbaar waarop wordt aangegeven hoe goed stagebegeleiders zijn. Hogescholen en universiteiten ondersteunen studenten bij het maken van een juiste keuze bij het vinden van een stage. Dit kan bijvoorbeeld door het beschikbaar stellen van een lijst met geschikte stagebedrijven of door het aanbieden van een coachingstraject, waarbij de student door middel van opdrachten beter zicht krijgt op welk type stage of stagebedrijf het best past bij zijn leerbehoefte en door de opleiding opgelegde leerdoelen past.

De leden vragen vervolgens wat er gebeurt met een bedrijf/instelling die heeft aangetoond geen goede stagebegeleider te zijn. Zij vragen of deze bedrijven/instellingen het jaar daarop weer nieuwe studenten als stagiair mogen aannemen of dat een onderwijsinstelling dan een algemeen beleid kent waarbij slechte stagebegeleiders worden uitgesloten in het aannemen van stagiairs van hun onderwijsinstelling.

In de regel kennen veel onderwijsinstellingen geen algemeen beleid waarbij slechte stagebegeleiders direct worden uitgesloten in het aannemen stagairs. Het toekennen en begeleiden van een stage is maatwerk en een slechte ervaring met een stagebedrijf betekent niet altijd dat het stagebedrijf en/of stagebegeleider ongeschikt is voor toekomstige stages. Het is ook afhankelijk in hoeverre de begeleiding in gebreke is gebleven in het aanbieden en begeleiden van een kwalitatief goede en leerzame stage. De beslissing of het bedrijf wordt uitgesloten in het aannemen van stagairs wordt per casus bekeken.

Ten slotte vragen de leden hoe het voor een student inzichtelijk wordt waar hij juist wel of juist niet stage moet gaan lopen.

Waar een student het beste stage kan lopen is afhankelijk van de door de student te behalen leerdoelen zoals die door de opleiding zijn opgesteld. De specifiekere stageleerdoelen worden gezamenlijk door de student, de stagebegeleiders van de instelling en de begeleider van het stagebedrijf bepaald. Ter ondersteuning bieden veel instellingen een coachingstraject aan waarbij de student door middel van opdrachten beter zicht krijgt in welk type stage of stagebedrijf het best past bij zijn leerbehoefte en leerdoelen past.

D66

MBO

De leden van de D66-fractie geven aan blij te zijn met de voortvarendheid in de aanpak door SBB, waardoor er bij veel leerbedrijven verbetering is ingezet en 200 leerbedrijven hun erkenning verloren. Zij maken zich echter zorgen over de vraag of er nu nog voldoende stageplekken zijn voor de studenten.

De intrekkingen van de erkenningen hebben niet geleid tot een tekort aan stages en leerbanen in de zorg. Maar de omstandigheden zijn in korte tijd sterk veranderd. De effecten van de huidige coronacrisis op stages en leerbanen is nog onzeker. Op dit moment zijn er in de sector vooral voor derde en vierdejaars studenten volop mogelijkheden. Uiteraard blijft de kwaliteit van de begeleiding en de veiligheid van studenten een belangrijk punt van aandacht voor de leerbedrijven, scholen en SBB.

De leden lezen dat voornamelijk de thuiszorg onder de loep is genomen door SBB en vragen zich af wat er is gebeurd met de signalen uit de andere sectoren zoals de kinderopvang. Signalen van studenten over leerbedrijven uit de kinderopvang zijn onderzocht door SBB. Met deze leerbedrijven is een kwaliteitsgesprek gevoerd en zo nodig heeft een herbeoordeling van de erkenning plaatsgevonden.

De leden vragen waar de studenten terecht kunnen met klachten zonder een negatieve beoordeling te krijgen, nu het Meldpunt Stagemisbruik van FNV is gesloten. Zij vragen of SBB een klachtenmeldpunt heeft.

Studenten in het mbo kunnen klachten over de aard van de werkzaamhedenbegeleiding tijdens hun beroepspraktijkvorming of de begeleiding door erkende leerbedrijven inderdaad doorgeven aan SBB.

Ten slotte vragen de leden of het mogelijk is dat andere organisatie, zoals FNV, doorverwijzen naar SBB.

Dit is inderdaad mogelijk. Hierover hebben FNV en SBB al afspraken gemaakt.

Hoger onderwijs

De leden van de D66-fractie vragen mij te verhelderen waar studenten in het hoger onderwijs met hun signalen van stagemisbruik terecht kunnen. Zij vragen daarnaast of het de genoemde klachteninstantie de reguliere interne klachtenregeling van de instelling betreft.

Klachten over misbruik tijdens een stage kunnen door een student binnen de instelling gemeld worden. Het verschilt per instelling of dit een stagebureau/-begeleider of -coördinator is. De klacht van de student wordt dan niet ingediend bij een door de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW) voorgeschreven in te richten klachteninstantie. Klachten ingediend bij deze instantie komen voort uit (vermeende nalatigheden) vanuit de instelling en niet vanuit een stagebedrijf.

De leden vragen daarnaast op welke wijze ervaringen over stages bij studenten worden opgehaald en of die in het accreditatieproces aan de orde komen. Ten slotte vragen de leden of ik kan aangeven of stagemisbruik ook in de regionale overlegstructuren tussen het hoger beroepsonderwijs en het werkveld aan de orde komt.

De stage is een onderdeel in de algehele kwaliteitsbeoordeling van een opleiding, maar er zijn hiervoor geen expliciete normen opgesteld. Tijdens een accreditatie heeft het panel de mogelijkheid om studenten te vragen naar hun ervaringen binnen de opleiding en stage-ervaringen in het bijzonder. Negatieve stage-ervaringen kunnen dan een onderdeel zijn van het onderzoek. Voor zover bekend heeft alleen de FNV in 2019 een onderzoek laten uitvoeren naar stagemisbruik. Dit onderzoek werd uitgevoerd in de sector Zorg& Welzijn, maar het is verder onbekend of stagemisbruik in de regionale overlegstructuren tussen het hoger onderwijs en het werkveld aan de orde komt.

De leden van de GroenLinks-fractie spreken hun waardering uit de enorme inspanningen die op dit moment geleverd worden door alle professionals en professionals in wording in vitale sectoren, zoals zorg en onderwijs. Tevens benadrukken de leden dat al deze professionals het vak hebben moeten leren en dat voorkomen moet worden dat mensen afzien van een carrière in de zorg door slechte ervaringen tijdens de stage.

Ik schaar me hier volledig achter.

De leden horen waarschuwingen uit het veld dat de situatie die door de coronacrisis is ontstaan, zou kunnen leiden tot een toename van stagemisbruik en vragen hoe ik hier tegenaan kijk.

Mij hebben geen signalen bereikt dat het stagemisbruik toeneemt en ook SBB signaleert geen toename van de klachten. In deze onzekere tijd blijft de kwaliteit van de begeleiding en de veiligheid van studenten uiteraard een belangrijk punt van aandacht voor de leerbedrijven, scholen en SBB.

De leden vragen daarnaast welke maatregelen leerbedrijven en ik heb getroffen om te zorgen dat stagiairs en mbo-docenten op een verantwoorde manier een bijdrage kunnen leveren aan de kwaliteit van de zorg.

De zorginstellingen hebben de verantwoordelijkheid te zorgen voor een veilige werkomgeving voor hun medewerkers, inclusief stagiairs of werknemers met een leerbaan. In het Servicedocument mbo-aanpak coronavirus COVID-19, dat samen met de MBO Raad en JOB is opgesteld, is opgenomen dat de beroepspraktijkvorming mag doorgaan, zolang dat mogelijk is met inachtneming van de richtlijnen van het RIVM en de GGD. Alleen onder die voorwaarde mogen stagiairs worden ingezet.

De leden geven aan te vrezen dat het probleem van stagemisbruik breder speelt dan in de zorg, wat blijkt uit gesprekken met mbo-studenten, en vragen hoe het stagemisbruik op dit moment wordt gemonitord.

Studenten kunnen klachten over erkende leerbedrijven melden bij SBB. De meldingen die SBB ontvangt komen uit diverse sectoren. Hierbij lijkt geen sprake van grootschalig stagemisbruik.

De leden vragen hoe wordt geborgd dat studenten en docenten actief geïnformeerd worden over de mogelijkheid stagemisbruik te melden bij SBB.

Scholen worden geïnformeerd door SBB over deze mogelijkheden, bijvoorbeeld via de contacten met adviseurs praktijkleren van SBB of digitale nieuwsbrieven. Studenten worden via veel bezochte platforms, zoals Stagemarkt.nl, geïnformeerd over wat zij kunnen doen als de stage niet is wat zij verwacht of gewild hadden.

Daarnaast vragen de leden of ik hierop de periode extra kan inzetten.

Ik zal met SBB bespreken hoe de mogelijkheid om klachten over de stage bij erkende leerbedrijven te melden bij SBB, nog beter onder de aandacht kan worden gebracht.

Voorts vragen de leden of ik in overleg met SBB, MBO Raad en JOB wil bezien of er op iedere school een laagdrempelig juridisch studentenloket zou kunnen komen, waar studenten stagemisbruik en stagediscriminatie kunnen melden en waar ze ook advies en hulp kunnen krijgen voor het nemen van vervolgstappen. Dit omdat de huidige meldpunten te versnipperd zijn en te veel op afstand van de studenten staan.

Het oprichten van juridische studentloketten vind ik een mooi initiatief. Het biedt studenten de mogelijkheid om elkaar verder te helpen. Het staat scholen vrij een juridisch studentenloket op te richten als daartoe onder studenten de bereidwilligheid en behoefte aan is. Soms maken de praktische omstandigheden dit echter niet mogelijk. Graag denk ik mee met JOB hoe scholen hieraan uitvoering kunnen geven.

Ten slotte hebben de leden gevraagd of SBB in de ervaringen bij de thuiszorg en het intrekken van de erkenning van 200 bedrijven aanleiding ziet om de criteria voor erkenning aan te passen. Ook is de vraag of ik in gesprek wil gaan met SBB over de mogelijkheden voor sectorale aanvullingen op de criteria in de zorg. Dit alles met het doel om stagemisbruik meer te voorkomen.

Wanneer daar aanleiding toe is, wordt er binnen de sectorkamers van SBB overlegd over de vraag of aanvullende maatregelen nodig zijn om stagemisbruik te voorkomen. In de sectorkamer Zorg, welzijn en sport is die aanleiding er en wordt hier op dit moment door beroepsonderwijs en bedrijfsleven gezamenlijk over nagedacht. Overigens is stagemisbruik niet altijd te voorkomen door extra maatregelen bij de erkenning. De situatie in een erkend leerbedrijf kan ook veranderen, bijvoorbeeld door het vertrek van een praktijkopleider. Met de huidige criteria handhaaft SBB en bij onvoldoende kwaliteit kan de erkenning van een leerbedrijf worden ingetrokken.

PvdA

MBO

De leden van de PvdA-fractie spreken hun zorg uit over het feit dat honderden leerlingen in de zorg en kinderopvang zeggen overwegen om te stoppen met hun opleiding na vervelende ervaringen bij hun stagebedrijf.

Ik deel uw zorg en ook ik vind dat we moeten voorkomen dat jong talent hierdoor verloren gaat voor beroepen in de zorg en de kinderopvang.

De leden vragen voorts in hoeverre ik zie dat men deze zorg ook deelt bij de leerbedrijven.

Mijn ervaring is dat ook (vertegenwoordigers van) leerbedrijven zich betrokken voelen bij de problematiek. In de zorgsector hebben zij aangegeven de signalen zorgelijk en onwenselijk te vinden. De werkgevers willen samen met het onderwijs en SBB optrekken om stagemisbruik te voorkomen.

De leden vragen daarnaast in hoeverre de oorzaak van het volledig inzetten van stagiairs als werknemer ligt in de personeelstekorten in de sectoren zorg en kinderopvang. Personeelstekorten spelen zeker een rol bij stagemisbruik in de zorg. Wanneer het personeel al onder druk staat en er vallen bijvoorbeeld ook nog collega’s uit door ziekte, is het verleidelijk om een stagiair volledig in te zetten. De zorgsector snijdt hiermee zichzelf in de vingers, doordat stagiairs de sector de rug toe keren na een vervelende ervaring op de stageplek. Het is dus niet alleen de verantwoordelijkheid van het leerbedrijf om voor voldoende en deskundige begeleiding te zorgen, maar ook in het eigen belang van dat leerbedrijf.

Ook vragen de leden of ik bereid ben te inventariseren hoeveel extra fte’s er nodig zijn om begeleiding te garanderen en om te voorkomen dat leerlingen te snel volledig en onverantwoord worden ingezet.

Er bestaat geen vaste verhouding tussen het aantal studenten en het aantal begeleiders. Zo’n inventarisatie is dan ook moeilijk uit te voeren. Wel wordt de beschikbaarheid van voldoende en deskundige begeleiding door SBB gehanteerd als een voorwaarde voor de erkenning als leerbedrijf. Onder meer de tijd die de begeleider aan de begeleiding van de student kan besteden naast het reguliere werk, speelt een belangrijke rol bij het bepalen of er sprake is van voldoende begeleiding. Echter, omstandigheden binnen een leerbedrijf kunnen altijd veranderen. Er ligt dus ook een verantwoordelijkheid bij het leerbedrijf om niet meer stagiairs aan te nemen dan het goede begeleiding kan bieden.

De leden vragen of de enige duurzame oplossing niet erin bestaat om de personeelstekorten in de zorg en de kinderopvang zo spoedig mogelijk op te lossen.

Personeelstekorten zijn niet de enige oorzaak van stagemisbruik, maar kunnen wel een rol spelen. Om de personeelstekorten te verminderen is er het Actieprogramma Werken in de Zorg. Het doel van dit actieprogramma is om te zorgen voor voldoende medewerkers, die goed zijn toegerust voor en tevreden zijn met het belangrijke werk dat zij doen. Het programma richt zich niet alleen op het vergroten van het aantal medewerkers, maar ook op beter en anders werken. De resultaten zijn positief, maar nog niet voldoende. Een onzekere factor op dit moment is hoe de coronacrisis de vraag naar personeel zal beïnvloeden.

De leden vragen toe te lichten wat scholen wél kunnen en moeten doen zodra deze zulke signalen krijgen van stagiairs, als waarvan het FNV Meldpunt Zorg en Welzijn op 18 december 2019 melding maakte. SBB heeft namelijk aangegeven dat een complicerende factor is dat niet alle signalen en klachten SBB bereiken. Signalen die terechtkomen bij bijvoorbeeld scholen, de Inspectie van het Onderwijs of Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd kunnen in verband met privacy niet altijd worden gedeeld met SBB.

Ik onderken dit probleem en samen met SBB roep ik de scholen op om signalen over leerbedrijven bij SBB te melden.

De leden vragen hoe vaak het voorkomt dat men ook vanuit de opleiding onvoldoende de vinger aan de pols houdt bij de beroepspraktijkvorming, zodat stagiairs ook niet goed elders terechtkunnen met hun klachten en signalen dan bij het FNV Meldpunt Zorg en Welzijn.

Het is niet bekend hoe vaak dit voorkomt. Wanneer de docent of stagebegeleider onvoldoende doortastend optreedt naar de mening van de student, kan deze altijd een melding doen bij SBB. Overigens neemt SBB ook contact op met de school om te bespreken wat vanuit de school al gedaan is met de melding van de student.

De leden vragen of ik kan melden in hoeverre bij het FNV Meldpunt Zorg en Welzijn of via een andere weg seksueel grensoverschrijdend gedrag jegens stagiairs in beeld komt en hoeveel meldingen er bekend zijn.

Bij het Meldpunt Zorg en Welzijn is dit niet geregistreerd. Een onderzoek van Stageplaza uit 2018 geeft een indicatie: 2% van de stagiaires geeft aan weleens een seksuele intimidatie te hebben ondergaan.

Daarnaast vragen de leden of ik de mening deel dat het belangrijk is dat seksueel grensoverschrijdend gedrag laagdrempelig kan worden gemeld.

Deze mening deel ik. Ik zie hier ook een belangrijke taak voor de BPV-begeleider vanuit school. Deze kan de student voorbereiden op sociale veiligheid tijdens de stage. Bijvoorbeeld door te oefenen hoe studenten onveilige situaties kunnen herkennen en hoe zij hiermee kunnen omgaan. Daarnaast kan de BPV-begeleider met de studenten bespreken waar zij terecht kunnen wanneer zich een onveilige situatie voordoet.

Voorts vragen de leden of mbo-studenten weten wat hun rechten zijn, wat ze mogen verwachten en waar zij terecht kunnen voor klachten, alvorens ze aan hun stage beginnen.

Studenten ontvangen van de mbo-onderwijsinstelling voorlichting over de rechten en plichten rond de stage. De Jongeren Organisatie Beroepsonderwijs (JOB), CNV Jongeren en FNV Jong hebben speciaal voor mbo-studenten ook een Stagewijzer uitgebracht met alle relevante informatie. De Stagewijzer is onder meer beschikbaar via de website van JOB.

De leden spreken hun waardering uit over het feit dat SBB in 2019 alle erkende leerbedrijven in de thuiszorg extra onder de loep heeft genomen en de kwaliteit van deze leerbedrijven met de scholen heeft besproken. Maar de leden vragen zich af hoe ik de huidige begeleiding vanuit scholen bezie, ook, juist, vóórdat er meldingen worden gedaan.

SBB meet de kwaliteit van de stagebegeleiding door de school met behulp van de BPV-monitor. Daaruit blijkt dat een ruime meerderheid van de praktijkopleiders en studenten tevreden is over de stagebegeleiding vanuit school. Wel valt op dat de tevredenheid van studenten over de stagebegeleiding door school aanzienlijk lager is dan de tevredenheid over de stagebegeleiding door het leerbedrijf. De afgelopen jaren heeft een verbeterslag plaatsgevonden, maar het is belangrijk dat scholen aandacht blijven besteden aan verdere verbetering van de stagebegeleiding.

Het valt de leden op dat naar aanleiding van de instelling van het FNV Meldpunt Zorg en Welzijn er ineens veel meer meldingen kwamen van slechte stage-ervaringen. Zij vragen of dit wijst op een noodzaak voor één meldpunt.

Het aangewezen meldpunt voor slechte stage-ervaringen is SBB, omdat SBB vanuit zijn wettelijke taak direct betrokken is bij de leerbedrijven. Als er signalen of klachten zijn, kan SBB direct een onderzoek bij het leerbedrijf instellen en overleggen met de betrokken scholen en indien nodig de stagiairs. Bij een incident biedt SBB ondersteuning bij verbetering door het leerbedrijf of kan SBB in het uiterste geval de erkenning intrekken. Scholen worden geïnformeerd door SBB over deze mogelijkheden, bijvoorbeeld via de contacten met adviseurs praktijkleren van SBB of digitale nieuwsbrieven. Studenten worden via veel bezochte platforms, zoals Stagemarkt.nl, geïnformeerd over wat zij kunnen doen als de stage niet is wat zij verwacht of gewild hadden. Met FNV wordt gesproken over het doorverwijzen van klachten. Ik zal met SBB bespreken hoe de mogelijkheid om klachten over de stage bij erkende leerbedrijven te melden bij SBB, nog beter onder de aandacht kan worden gebracht.

De leden vragen hoe ik denk over het pleidooi van JOB, CNV Jongeren en FNV Jong, zoals vertegenwoordigd in de Studentenkamer van SBB, voor een juridisch/studentenloket op iedere school, waar discriminatie-issues kunnen worden gemeld en studenten ook het juiste en goede advies krijgen hoe ze met deze zaak verder kunnen.

Het oprichten van juridische studentloketten vind ik een mooi initiatief. Het biedt studenten de mogelijkheid om elkaar verder te helpen. Het staat scholen vrij een juridisch studentenloket op te richten als daartoe onder studenten de bereidwilligheid en behoefte aan is. Soms maken de praktische omstandigheden dit echter niet mogelijk. Graag denk ik mee met JOB hoe scholen hieraan uitvoering kunnen geven. Het is belangrijk dat studenten zich veilig voelen op school om discriminatie-issues te kunnen bespreken. Samen met de sector verken ik hoe we het bespreekbaar maken van discriminatie kunnen verbeteren. Ik zal uw Kamer hierover informeren.

De leden vragen bovendien hoe ik JOB, CNV Jongeren en FNV Jong ga betrekken bij de uitvoering van de motie van de leden Van den Berge en Kuik over een app voor laagdrempelige melding van stagediscriminatie. Tijdens het plenaire overleg van de wet Versterken positie mbo-student heb ik aangegeven dat als een meld-app een goed middel blijkt, ik graag bereid ben deze te laten ontwikkelen. Voordat een app wordt ontwikkeld, wil ik echter van studenten weten of zij zo’n app gaan downloaden. Immers, niet iedereen zal automatisch een dergelijke app op zijn of haar telefoon zetten voordat een melding kan worden gemaakt. Hierover ga ik dan ook graag met onder meer JOB, CNV Jongeren en FNV Jong in gesprek. Ik heb daartoe een formeel verzoek aan SBB gedaan om mij hierover te adviseren. Ik zal uw Kamer informeren over het formeel advies dat SBB zal uitbrengen.

Hoger onderwijs

De leden vragen in hoeverre het in het hoger onderwijs voorkomt dat studenten met klachten hun weg naar de klachtinstantie van de bekostigde instelling weten te vinden. Zij vragen mij toe te lichten in hoeverre het voorkomt dat zulke studenten dan de weg kwijtraken tussen de betrokken instanties en of ik hieruit ook lessen kan trekken.

Met de Wet versterking besturing is een toegankelijke faciliteit geïntroduceerd. Een loket waar de studenten hun klachten, bezwaren en beroepen kunnen indienen. De 1-loket benadering is juist bedoeld om te voorkomen dat studenten de weg kwijtraken. Er zijn geen algemene landelijke rapportages beschikbaar over de klachtenafhandeling met betrekking tot stages in het hoger onderwijs. Er is geen aanleiding om te veronderstellen dat de in de WHW voorgeschreven klachtenbehandelingsprocedure bij stages niet door de instellingen is ingericht of wordt gevolgd.


  1. FNV: Federatie Nederlandse Vakbeweging↩︎

  2. SBB: Samenwerkingsorganisatie Beroepsonderwijs Bedrijfsleven↩︎

  3. AVG: Algemene Verordening Gegevensbescherming↩︎

  4. JOB: Jongeren Organisatie Beroepsonderwijs↩︎

  5. Kamerstuk 33 880, nr. 2↩︎

  6. CNV: Christelijk Nationaal Vakverbond↩︎

  7. Kamerstuk 35 252, nr. 15↩︎