[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Voortgang implementatie SER-advies 'Diversiteit in de top. Tijd voor versnelling'

Arbeidsmarktbeleid

Brief regering

Nummer: 2020D29410, datum: 2020-07-10, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-29544-1020).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van kamerstukdossier 29544 -1020 Arbeidsmarktbeleid.

Onderdeel van zaak 2020Z13847:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2019-2020

29 544 Arbeidsmarktbeleid

Nr. 1020 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 10 juli 2020

In de kabinetsreactie op het SER-advies «Diversiteit in de top. Tijd voor versnelling» van 7 februari 20201 heeft het kabinet aangegeven de aanbevelingen uit het SER-advies, gericht op diversiteit in de top, integraal over te nemen. Middels deze brief informeer ik uw Kamer, mede namens de Minister voor Rechtsbescherming, over de voortgang bij de implementatie in dit traject. Hierbij wordt achtereenvolgens ingegaan op de voortgang op het wetstraject voor meer vrouwen in de top, de uitwerking van de infrastructuur van de SER en de vormgeving van de transparantieverplichting en ten slotte de voortgang met betrekking tot de uitwerking van het SER advies voor de (semi-)publieke sector. Over de voortgang op de uitvoering van de adviezen omtrent culturele diversiteit zal de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid uw Kamer in het najaar van 2020 informeren, in de voortgangsbrief van het programma Verdere Integratie op de Arbeidsmarkt (VIA). Met deze activiteiten wordt uitvoering gegeven aan de motie van de leden Verhoeven (D66) en Geluk-Poortvliet (CDA) (Kamerstuk 35 300 XIII, nr. 55) en de motie van het lid Kuzu (DENK) (Kamerstuk 24 515, nr. 396) waarin het kabinet wordt verzocht het SER-advies integraal over te nemen.

1. Het wetstraject: nieuwe maatregelen voor meer vrouwen in de top

Zoals aangekondigd in de kabinetsreactie op het SER-advies komt er een wettelijke regeling voor meer vrouwen in de top van het bedrijfsleven. Het wetsvoorstel, dat een aanpassing van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek inhoudt, is op 13 april in internetconsultatie gegaan voor een periode van een maand. De ministerraad heeft ingestemd met het ter advisering aanhangig maken van het wetsvoorstel bij de Raad van State.

Dit wetsvoorstel ziet op het invoeren van een ingroeiquotum voor de raden van commissarissen (rvc) van beursgenoteerde vennootschappen en passende en ambitieuze streefcijfers voor de raden van bestuur (rvb), de rvc en de subtop van grote vennootschappen.

Op 1 januari 2020 is de wettelijke streefcijferregeling vervallen. Om de duur van het huidige wettelijk vacuüm te beperken is een voortvarende invoering van het wetsvoorstel belangrijk. Daarom streven de Minister voor Rechtsbescherming en ik ernaar om dit wetsvoorstel na advisering van de Afdeling advisering Raad van State zo spoedig mogelijk aan de Tweede Kamer aan te bieden. Wij streven naar inwerkingtreding van deze wet in 2021.

2. Infrastructuur SER en transparantie over diversiteit in de top

De SER pleit in zijn advies «Diversiteit in de top. Tijd voor versnelling» voor een integrale brede aanpak en het bevorderen van samenwerking tussen verschillende partijen om diversiteit in de top te vergroten. Aan de hand daarvan is de SER voortvarend aan de slag gegaan met de invulling van de ondersteunende infrastructuur. Een eerste belangrijke stap die is gezet in het bevorderen van de samenwerking, is dat de activiteiten van Stichting Topvrouwen en Diversiteit in Bedrijf onderdeel zijn geworden van de SER infrastructuur.

Een tweede doel van de infrastructuur is het ondersteunen van bedrijven bij hun diversiteitsbeleid, het monitoren van de streefcijferregeling en het stimuleren van het eigenaarschap. Hiervoor werkt de SER aan een adequaat monitoringssysteem, dat tevens onderdeel zal worden van de infrastructuur. Via dit systeem worden bedrijven verplicht hun voortgang te rapporteren en kunnen zij zich spiegelen aan anderen. De SER ontwikkelt hierbij een werkbare manier die bedrijven ondersteunt bij het voldoen aan de transparantieverplichting, waarbij er tegelijkertijd zorg wordt gedragen dat dit zo min mogelijk extra lasten meebrengt.

Hiertoe zal een vast format worden ontwikkeld, dat aan drie eisen moet voldoen: het moet recht doen aan de wettelijke eis, het moet hanteerbaar zijn voor bedrijven en het moet het eigenaarschap ondersteunen. Om tot een werkbare aanpak te komen en te toetsen of het format hanteerbaar is in de praktijk, streeft de SER ernaar in de zomer van 2020 een aantal besprekingen met bedrijven en andere stakeholders te organiseren. Daarnaast zal de SER in het najaar van 2020 een pilot opzetten, zodat met de beoogde inwerkingtreding van de wet in 2021 het monitoringssysteem gereed is voor gebruik. De SER bouwt met deze aanpak voort op de inzet van het bedrijfsleven die is gebleken bij de totstandkoming van het SER-advies. Het format zal aansluiten bij de rapportageverplichting in het bestuursverslag. Dit zal nader uitgewerkt worden in het Besluit inhoud bestuursverslag.

3. Diversiteit in de (semi-)publieke sector

Voor het bereiken van meer vrouwen in de top heeft het kabinet in navolging van het advies van de SER besloten dat de maatregelen die gaan gelden voor de private sector een vertaling zullen krijgen naar de (semi-)publieke sector. In de kabinetsreactie op het SER-advies heeft het kabinet toegezegd nader uit te zullen werken voor welke (semi-)publieke sectoren en organisaties welke regeling gaat gelden. Vanwege de breedte en diversiteit van de organisaties die tot de (semi-)publieke sector behoren, is een one-size-fits-all regeling niet passend. Vandaar dat er een programma is ingericht om tot passende regelingen te komen.

Als eerste stap is – gegeven de complexiteit en grote onderlinge verschillen tussen organisaties in de (semi)publieke sector – besloten om een onafhankelijke adviesgroep om advies te vragen over passende regelingen voor de (semi-)publieke sector naar analogie van de regeling voor het bedrijfsleven (zo adviseerde de SER in zijn advies bijv. een quotum en een streefcijferregeling). De adviesgroep bestaat uit vijf deskundigen die een advies uitbrengen op basis van hun expertise op het gebied van het staats- en bestuursrecht, governance in de publieke sector en diversiteit en inclusie. De voorzitter van de adviesgroep is dr. C.J. Vinkenburg. De overige leden van de adviesgroep zijn dr. T.S. Ashikali, prof. dr. ir. R. Goodijk, prof. mr. S.E. Zijlstra en prof. dr. K. van Oudenhoven-van der Zee. Op 1 juli jl. is adviesgroep Vinkenburg van start gegaan.

De adviesgroep Vinkenburg brengt uiterlijk 1 december haar advies uit aan een Rijksbrede ambtelijke stuurgroep. Op basis van het advies en in afstemming met de betreffende instellingen en/of organisaties komt de stuurgroep met regelingen voor de (semi-)publieke sector die ter besluitvorming voorgelegd worden aan het kabinet. In het voorjaar van 2021 ontvangt uw Kamer het advies en een nadere beschrijving van regelingen die voor instellingen en/of organisaties van de (semi-)publieke sector gaan gelden. In de brief wordt ook ingegaan op de uitwerking van de regelingen en de bijbehorende tijdsplanning.

Afsluitend

Op 8 maart hebben wij alle bedrijven vallend onder de streefcijferregeling bij brief geïnformeerd over het SER-advies, de kabinetsreactie daarop en de voorgenomen wetswijziging van het kabinet zoals hiervoor beschreven. Bedrijven zijn dus op de hoogte van de aankomende wetswijziging en kunnen zich hierop voorbereiden.

Om de voortgang te volgen zal in het najaar wederom een bedrijvenmonitor worden opgesteld, onder toezicht van de Commissie Monitoring Topvrouwen. U wordt naar verwachting begin 2021 geïnformeerd over de resultaten daarvan.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
I.K. van Engelshoven


  1. Kamerstuk 29 544, nr. 999.↩︎