Antwoord op vragen van het lid Kuiken over afspraken met Griekenland over de opvang van minderjarige asielzoekers
Antwoord schriftelijke vragen
Nummer: 2020D30095, datum: 2020-07-17, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (ah-tk-20192020-3555).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: A. Broekers-Knol, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid ()
Onderdeel van zaak 2020Z12168:
- Gericht aan: A. Broekers-Knol, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
- Indiener: A.H. Kuiken, Tweede Kamerlid
- Voortouwcommissie: TK
Preview document (đ origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2019-2020 | Aanhangsel van de Handelingen |
Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden |
3555
Vragen van het lid Kuiken (PvdA) aan de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid over afspraken met Griekenland over de opvang van minderjarige asielzoekers (ingezonden 25Â juni 2020).
Antwoord van Staatssecretaris Broekers-Knol (Justitie en Veiligheid) (ontvangen 17 juli 2020). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2019â2020, nr. 3538.
Vraag 1
Vanaf wanneer treden de afspraken met Griekenland over de opvang van alleenstaande minderjarige asielzoekers in werking?1 Waarom ontbreekt in het Memorandum of Understanding (MoU) een begindatum?
Antwoord 1
In tegenstelling tot verdragen treden MoUâs niet in werking. Het MoU bevestigt per direct de reeds gemaakte afspraken. Op 18Â juni jl. heb ik uw Kamer geĂŻnformeerd over de ondertekening van het Memorandum of Understanding betreffende dit initiatief.2
Vraag 2
Waarom wordt het elders genoemde aantal van 500 te plaatsen kinderen niet in het MoU genoemd? Betekent dit dat er ook meer of minder kinderen geplaatst kunnen worden?
Antwoord 2
Het MoU biedt de kaders voor de verdere uitwerking van het programma op basis van wat ik eerder met mijn Griekse collega overeen ben gekomen. Uitgangspunt is de 48 opvangplekken voor alleenstaande minderjarige asielzoekers. Bij het opstellen van deze plannen is uitgegaan van een gemiddelde verblijfsduur van drie maanden hangende de asielprocedure. Op basis hiervan is de verwachting dat er in drie jaar 500 alleenstaande minderjarigen kunnen worden geholpen. Een deel van de alleenstaande minderjarigen komt bijvoorbeeld in aanmerking voor gezinshereniging, in Griekenland of elders, en zal dus daar de uitkomst van de procedure afwachten. Anderen zullen in Griekenland de asielprocedure doorlopen, waarna, afhankelijk van de uitkomst van de procedure, elders een traject wordt ingezet gericht op integratie (in combinatie met begeleid of zelfstandig wonen) danwel terugkeer. Het uiteindelijke aantal is afhankelijk van onder meer de ontwikkeling van de snelheid van de Griekse asielprocedure en de samenstelling van de groep alleenstaande minderjarigen die zal worden opgevangen. In geval van individuele bijzondere omstandigheden, zoals kinderzwangerschappen, gezondheids- en/of verslavingsproblemen, kan de gemiddelde verblijfsduur hoger uitvallen.
Vraag 3 tot en met 7
Welke praktische stappen zijn er na de ondertekening van het MoU gezet die moeten gaan leiden tot het plaatsen van genoemde asielzoekers? Welke stappen moeten er nog worden gezet voordat deze kinderen daadwerkelijk geplaatst gaan worden?
Vanaf welke datum zullen concreet de eerste asielzoekers op basis van dit MoU geplaatst worden?
Is het al bekend waar de locatie van de opvangvoorziening komt? Zo ja, waar is die locatie? Zo nee, waarom niet?
Welke NGO gaat de opvanglocatie beheren? Waarom wordt er niet gekozen voor een Griekse NGO met kennis van zaken over het voogdijsysteem en de praktijk in Griekenland?
Hoe beoordeelt u de stelling in het artikel van De Groene d.d. 18 juni, van mevrouw Eirini Agapidaki (Greek Special Secretary for the Protection of Unaccompanied Minor Asylumseekers) dat er een lang traject nodig is voor een shelter voor 48 kinderen in het licht van uw brief van 7 mei jl., dat «op korte termijn 48 alleenstaande minderjarige asielzoekers veilige opvang krijgen, bekostigd door Nederland' (Kamerstuk 27 062, nr. 111)?
Antwoord 3 tot en met 7
Momenteel wordt samen met Griekenland uitvoering aan het MoU gegeven. Mijn Griekse ambtgenoot en ik wensen zo snel mogelijk voortgang te boeken, zowel op het gebied van voogdij (zie beantwoording vraag 8) als op het gebied van opvang. Op 13 en 14 juli jl., spoedigst na het opheffen van de grensmaatregelen, bezocht een hoog ambtelijke missie onder leiding van plaatsvervangend DG Internationale Migratie en directeur Nidos Griekenland. Dit bezoek stond in het teken van de eerste gezamenlijke hoog-ambtelijke stuurgroep op 14 juli jl. Onze inspanningen zijn erop gericht om de 48 opvangvoorzieningen versneld op te zetten en in gebruik te nemen. Op de korte termijn betekent dit dat zo veel mogelijk concrete stappen worden gezet ten aanzien van de locatie, de financiering en het beheer â inclusief garanties voor de juiste begeleiding â van de 48 opvangvoorzieningen. De Griekse autoriteiten zullen zorgen voor de selectie en overplaatsing van de eerste amvâs. Ik hecht eraan te benadrukken dat behalve snelheid ook zorgvuldigheid is geboden. Dit vergt â onvermijdelijk â tijd, waarbij alles op alles wordt gezet om de opvangvoorzieningen zo snel mogelijk gereed te krijgen.
Mijn Griekse ambtgenoot en de Griekse viceminister van Werkgelegenheid en Sociale Zaken hechten groot belang aan dit samenwerkingsverband en zij zijn â net als ik â gecommitteerd aan concrete resultaten. De Special Secretary for the Protection of Unaccompanied Minor Asylumseekers is hier ook nauw bij betrokken. Uiteraard geldt dat de procedures op zorgvuldige wijze moeten worden uitgevoerd. Zo dienen de betrokken organisaties te beschikken over de juiste registraties. Daarom wordt samenwerking gezocht met Griekse en Nederlandse organisaties die reeds over dergelijke registraties beschikken en aantoonbare ervaring hebben op dit terrein. Met de verschillende partners is afgesproken dat de locaties van de opvangvoorzieningen zich in de regio rond Athene zullen bevinden. Aldaar wordt reeds naar geschikte panden gekeken. Een eerste voorstel is in week 28 ontvangen en wordt op dit moment met voorrang binnen het Ministerie van Justitie en Veiligheid beoordeeld. Van Griekse zijde is tijdens het genoemde bezoek wederom alle medewerking verzekerd om te zorgen dat deze plekken zo snel mogelijk worden opgezet en in gebruik genomen.
Vraag 8
Hoe ziet de hulp bij het opzetten van een voogdijprogramma er concreet uit? Hoe wordt het probleem van onvoldoende beschikbare voogden in Griekenland, aangepakt? Wat is het verschil tussen deze intenties en de huidige samenwerking tussen NIDOS en de Griekse autoriteiten binnen het al langer bestaande European Guardianship Network?
Antwoord 8
Het bestaande Griekse voogdijprogramma kent in de praktijk vele uitdagingen en behoeft diverse verbeteringen. Concrete afspraken over de exacte activiteiten om deze te realiseren moeten nog worden bevestigd. In de besprekingen die hebben geleid tot het MoU is al een aantal ideeën naar voren gekomen die ook in het MoU worden benoemd, waaronder de versterking van het trainingsprogramma en de begeleiding van voogden, het opzetten van een monitorings- en evaluatiesysteem en het opzetten van een klachtenprocedure.
Nidos heeft de afgelopen jaren in verschillende (afgeronde Ă©n nog lopende) Europese projecten samengewerkt met diverse Europese partners, waaronder ook uit Griekenland. Het betrof mede door de EU gefinancierde projecten gericht op EU-brede samenwerking bij het verbeteren van de kwaliteit van voogdij en opvang. Deze projecten waren noch zijn specifiek gericht op het opzetten van een Grieks voogdijprogramma voor amvâs. Wel zijn in het kader van deze projecten onder meer algemene aanbevelingen opgesteld en instrumenten ontwikkeld op het gebied van voogdij en opvang. Het European Guardianship Network (EGN), waarvan NIDOS lid is, is hier een voorbeeld van. Dit netwerk is in maart 2019 opgericht en bevindt zich in de opstartfase. Het wordt gefinancierd door de Europese Commissie in een 3-jarig project. EGN heeft als doel de ontwikkeling en verbetering van de voogdij over amvâs in de lidstaten van de EU en het verbinden van de instanties die deze voogdij uitvoeren. De leden en partners van het netwerk streven ernaar om nauw samen te werken aan de verwezenlijking van deze doelen. Dit doen zij door middel van het uitwisselen van good practices, expertise en andere relevante informatie over gemeenschappelijke uitdagingen en grensoverschrijdende aspecten.
Het ligt in de rede dat in het kader van het nieuwe Grieks-Nederlandse samenwerkingsverband op deze eerdere initiatieven en resultaten wordt voortgebouwd en dat ook de opgebouwde netwerken actief worden benut. Tegelijkertijd biedt het Grieks-Nederlandse samenwerkingsverband een inhoudelijk breder programma en is het daarmee aanvullend op de hierboven genoemde Europese projecten. Bovendien is het nadrukkelijk gericht op de situatie in Griekenland, de hervormingen die daar worden doorgevoerd en de Griekse partner die deze moet realiseren.
Vraag 9
Hoe wordt uw eerdere belofte dat de kinderen in de voorzieningen psycho-sociale zorg, onderwijs, gezondheidszorg, juridische bijstand en andere vormen van hulp krijgen die vereist zijn voor hun welzijn en ontwikkeling, in de praktijk van de opvangvoorziening geborgd? Wat is de rol van de Nederlandse NGO hierbij?
Antwoord 9
Hierover vinden gesprekken met zowel de Griekse autoriteiten als met beoogde uitvoeringspartners. Daarbij wordt gekeken naar de praktische ervaringen en expertise van de ngoâs op dit vlak. Ik verwacht de komende weken meer duidelijkheid te krijgen over de uitvoering en de inbedding in het bredere Griekse beleid.
Vraag 10
Wat wordt bedoeld met de opmerking in het MoU dat het doel van het voogdijsysteem ook terugkeer naar het land van herkomst kan zijn? Wat is de rol van Nederland hierbij?
Antwoord 10
Net als in Nederland geldt ook in Griekenland dat asielaanvragen van amv om verschillende redenen afgewezen kunnen worden. Gezien de samenstelling van de populatie AMV in Griekenland en de (lage) erkenningspercentages van een deel van de betreffende nationaliteiten is dit in een aantal gevallen ook waarschijnlijk. Zo ligt het erkenningspercentage voor minderjarigen uit Pakistan en Bangladesh onder de 3%. In dat geval dient Griekenland zorg te dragen voor hun terugkeer. Dat kan ook aan de orde zijn bij de groep amv die in dit programma worden opgenomen. Voor Nederland is hierin geen rol voorzien. Griekenland krijgt via IOM en Frontex ondersteuning op het gebied van terugkeer.
Vraag 11
Hoe gaat u waarborgen dat er binnen drie jaar daadwerkelijk opvang is voor 500 kinderen? Waar moeten de kinderen naartoe als de gemiddelde doorlooptijd van 3,5 maand voorbij is? En waar gaan de kinderen naartoe als ze 18 jaar zijn geworden? Staan ze dan op straat? Wat is in dit verband uw reactie op het bericht dat Griekenland 11.000 erkende vluchtelingen waaronder gezinnen met kinderen na statusverlening uit de opvang zet?
Antwoord 11
Ten aanzien van de toelichting op de gemiddelde doorlooptijd, verwijs ik u kortheidshalve naar de beantwoording van vraag 2.
Nieuwe wetgeving in Griekenland bepaalt dat statushouders de opvang binnen een maand moeten verlaten. Doel hiervan is om ruimte te creĂ«ren in de overvolle opvangvoorzieningen. Hoewel het is te verwelkomen dat Griekenland de doorstroming uit de centrale opvangvoorzieningen probeert te bevorderen, onderstreept dit des temeer de noodzaak voor Griekenland om te investeren in een adequaat integratiebeleid inclusief huisvestiging. Griekenland is pas recent een de facto bestemmingsland geworden. Voor en zelfs tijdens de migratiecrisis van 2015â2016 werd de Griekse asielstatus slechts in beperkte mate verleend: 1.975 personen in 2014, 4.025 in 2015 en 2.710 in 2016. Inmiddels zijn deze aantallen fors toegenomen: van 10.450 in 2017 tot 17.355 statushouders in het afgelopen jaar. Dit illustreert tevens dat de investeringen in het Griekse asielsysteem hun vruchten hebben afgeworpen. De verwachting is dan ook dat deze aantallen in 2020 nog verder zullen oplopen, mede vanwege de nieuwe Griekse asielwetgeving. Het probleem dat statushouders vanuit Griekenland illegaal danwel op een Grieks reisdocument voor erkende vluchtelingen doorreizen naar andere EU-lidstaten en daar opnieuw asiel aanvragen bestaat al langer, maar dreigt hiermee groter te worden. Bekend is dat Griekse statushouders momenteel dagelijks 200 a 250 reisdocumenten bij de Griekse autoriteiten aanvragen waarmee zij drie maanden binnen Schengen kunnen reizen. Een aantal lidstaten, waaronder Nederland, constateert dan ook een toename van inreizen van statushouders. Bij het ontwikkelen van een integratiebeleid, wordt Griekenland steun aangeboden vanuit de Europese Commissie en de IOM. Daarnaast heeft de Nederlandse ambassade enkele activiteiten op het gebied van integratie ontplooid.
Vraag 12
Kunt u, mede gezien het gebrek aan een aantal concrete afspraken in het MoU, garanderen dat hetgeen u in het notaoverleg van 3 juni jl. over asiel en migratie bevestigde, te weten dat de daadwerkelijke opvang (na de aankondiging van de plannen op 23 april) «geen weken of maanden mag duren» nog altijd in de praktijk bewaarheid zal worden? Zo nee, waarom niet en wanneer lukt dit dan wel?
Antwoord 12
Het MoU bevestigt de eerder overeengekomen uitgangspunten en legt deze vast. Daarmee biedt het een duidelijk kader waarbinnen het programma nader wordt ontwikkeld en uitgevoerd.3 Voor de verdere invulling van deze kaders verwijs ik u kortheidshalve naar de beantwoording van voorgaande vragen, in het bijzonder vragen 7 tot en met 9.
Vraag 13 en 14
Waarom kiest u ervoor om alle verantwoordelijkheid voor de opvang van alleenstaande minderjarige asielzoekers in Griekenland te laten en het verzoek om het land te ontlasten door een deel van deze kinderen over te nemen, af te wijzen?
Waarom zou, aangezien de situatie van asielzoekers al geruime tijd ook naar uw mening zorgelijk is en ondanks het feit dat Griekenland al jaren doorlopend ondersteund is bij het verbeteren van opvangomstandigheden, het programma op basis van het MoU nu wel tot substantiële verbetering gaan leiden?
Antwoord 13 en 14
Ik heb uw Kamer uitgebreid geĂŻnformeerd over de afweging die het kabinet heeft gemaakt om niet deel te nemen aan de oproep om een groep amv te herplaatsen uit Griekenland.4 In plaats daarvan heb ik mede naar aanleiding van een specifiek verzoek van mijn Griekse ambtgenoot, aangeboden bij te dragen aan een structurele verbetering van de situatie van amvâs in Griekenland.5 Dit zal bestaan uit drie elementen: 1)Â het opzetten van een voogdijvoorziening in Griekenland, 2)Â het opzetten en organiseren van opvang van alleenstaande minderjarige asielzoekers en 3)Â het bieden van hulp bij het begeleiden van alleenstaande minderjarigen nadat zij de asielprocedure hebben doorlopen. Zoals ik in het notaoverleg van 3Â juni jl. heb toegelicht ben ik mij er van bewust dat er veel nodig is om de situatie in Griekenland daadwerkelijk te verbeteren. Dit initiatief wordt door zowel mijn Griekse ambtgenoot als de Europese Commissie en relevante internationale organisaties gezien als een belangrijke bijdrage daaraan.
Over de verdere voortgang zal ik uw Kamer op periodieke basis blijven informeren.
https://www.rijksoverheid.nl/binaries/rijksoverheid/documenten/publicaties/2020/06/18/mou-griekenland---nederland/MoU+Griekenland+-+Nederland.pdfâ©ïž
Brief van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, d.d. 18 juni 2020 (Kamerstuk 27 062, nr. 112) en https://www.rijksoverheid.nl/documenten/publicaties/2020/06/18/mou-griekenland---nederlandâ©ïž
Brief van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, d.d. 18 juni 2020 (Kamerstuk 27 062, nr. 112)â©ïž
Kamerstuk 27 062, nr. 111â©ïž
Kamerstuk 27 062, nr. 111â©ïž