Oordeel over de motie van het lid Leijten over regie voor gedupeerde ouders via een derdengeldenrekening
Wijziging van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen in verband met uitbreiding van de hardheidsclausule en invoering van een hardheidsregeling en een vangnetbepaling (Wet hardheidsaanpassing Awir)
Brief regering
Nummer: 2020D31957, datum: 2020-08-19, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-35468-43).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: A.C. van Huffelen, staatssecretaris van Financiën
Onderdeel van kamerstukdossier 35468 -43 Wijziging van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen in verband met uitbreiding van de hardheidsclausule en invoering van een hardheidsregeling en een vangnetbepaling (Wet hardheidsaanpassing Awir) .
Onderdeel van zaak 2020Z14854:
- Indiener: A.C. van Huffelen, staatssecretaris van Financiën
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Financiën
- 2020-08-20 13:00: Start hersteloperatie kinderopvangtoeslag (Algemeen overleg), vaste commissie voor Financiën
- 2020-09-03 14:45: Aansluitend aan de stemmingen: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2020-09-09 13:45: Procedurevergadering Financiën (Procedurevergadering), vaste commissie voor Financiën
- 2020-09-30 15:10: Aansluitend aan de Stemmingen: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2019-2020 |
35 468 Wijziging van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen in verband met uitbreiding van de hardheidsclausule en invoering van een hardheidsregeling en een vangnetbepaling (Wet hardheidsaanpassing Awir)
Nr. 43 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 19 augustus 2020
Bij het debat over het wetsvoorstel Wet hardheidsaanpassing Awir op 17 juni jl. (Handelingen II 2019/20, nr. 84, item 6) heeft het lid Leijten een motie ingediend1 waarin zij verzoekt het mogelijk te maken voor ouders die als gevolg van onterechte terugvordering van kinderopvangtoeslag onder bewind zijn komen te staan, om hun toegekende compensatie op een derdengeldenrekening te laten plaatsen en met tussenkomst van een derde, regie over de hun toegekende compensatie te laten krijgen. Bij brief van 2 juli 2020 (Kamerstuk 35 468, nr. 42) heb ik uw Kamer bericht in overleg met het Ministerie van Justitie en Veiligheid te onderzoeken of het juridisch mogelijk is om compensatie op een derdengeldrekening te laten plaatsen indien de onder bewind gestelde ouder dat vraagt. Dit onderzoek heeft ertoe geleid dat ik de motie ontraad. Hieronder licht ik de reden hiervan, meden namens de Minister van Rechtsbescherming toe.
Het doel van beschermingsbewind is bescherming te bieden van meerderjarigen die al dan niet tijdelijk niet of onvoldoende in staat zijn zelfstandig hun vermogensrechtelijke belangen behoorlijk waar te nemen2. Dat kan bijvoorbeeld het geval zijn als sprake is van problematische schulden doordat iemand zijn schulden niet meer kan blijven betalen of is opgehouden deze te betalen. De onderbewindstelling is dan bedoeld ertoe bij te dragen dat de financiële situatie wordt gestabiliseerd.
De kantonrechter stelt op verzoek van de betrokkene of diens nabije familie beschermingsbewind in en benoemt een beschermingsbewindvoerder, waarbij de kantonrechter rekening houdt met de uitdrukkelijke voorkeur van de betrokkene. In de meeste gevallen wordt bewind ingesteld over het gehele vermogen van de betrokkene. Dat heeft tot gevolg dat het beheer over de onder bewind staande goederen toekomt aan de bewindvoerder3. De betrokkene kan dan niet meer zelfstandig over zijn vermogen beschikken. Dit brengt mee dat de bewindvoerder degene is die de ouders vertegenwoordigt bij de financiële afwikkeling van de compensatie, herziening of reparatie van het toeslagrecht. Met medewerking van de bewindvoerder of met machtiging van de kantonrechter kan hiervan worden afgeweken,4 bijvoorbeeld door voor dit specifieke geval de betrokkene toe te staan over de hem toegekende compensatie te laten beschikken. De compensatie, herziening of reparatie van het toeslagrecht kan er wel aan bijdragen dat de financiële zelfredzaamheid van de betrokkene toeneemt en de beschermingsbewindvoerder aan betrokkene meer zeggenschap over de financiën kan geven. Als hierdoor de financiële problemen van de betrokkene zijn opgelost of aanzienlijk zijn verminderd, kan de betrokkene, zijn naaste familie of de bewindvoerder de kantonrechter verzoeken het ingestelde beschermingsbewind te beperken of zelfs op te heffen. De kantonrechter kan hiertoe ook ambtshalve overgaan.5
Gelet op de ratio van het beschermingsbewind – dat wordt ingesteld als de betrokkene naar het oordeel van de kantonrechter tijdelijk of duurzaam niet in staat is ten volle zijn vermogensrechtelijke belangen behoorlijk waar te nemen – worden alle gelden tijdens het bewind (in beginsel) beheerd vanaf een aparte rekening. Een van de taken van de bewindvoerder na zijn benoeming is daarom het inlichten van de bank over het bewind en het openen van deze aparte rekening (de «beheerrekening») die de bewindvoerder ter vervulling van zijn taak gebruikt. De bewindvoerder is verplicht om uitsluitend voor de betalingen die hij bij de vervulling van zijn taak verricht of ontvangt zo veel mogelijk van deze rekening gebruik te maken6. De Aanbevelingen inzake meerderjarigenbewind, vastgesteld door het Landelijk Overleg Vakinhoud Civiel en Kanton & Toezicht (LOVCK&T) voor kantonrechters die zijn belast met de behandeling van bewindzaken, schrijven voor dat gelden van betrokkene niet op een tussenrekening of derdengeldrekening mogen staan, ook niet voor korte tijd7. Dit betekent dat de compensatie, herziening of reparatie van het toeslagrecht niet op een derdengeldrekening kan worden gestort. Zoals hiervoor reeds is benoemd, kunnen ouders – als zij het wenselijk achten dat het toeslagrecht toch op een andere rekening wordt gestort – deze kwestie met de bewindvoerder en zo nodig met de kantonrechter bespreken.
Ik merk verder op dat bij het benoemen van een bewindvoerder de kantonrechter de uitdrukkelijke voorkeur volgt van de rechthebbende8. Dit kan een persoon uit de directe familie of omgeving van de betrokkene zijn of een professionele bewindvoerder. Professionele bewindvoerders kunnen alleen worden benoemd als zij voldoen aan de kwaliteitseisen die zijn opgenomen in het Besluit kwaliteitseisen curatoren, beschermingsbewindvoerders en mentoren (hierna: Besluit kwaliteitseisen)9. Het gaat om kwaliteitseisen met betrekking tot opleiding, scholing en begeleiding, dossiervorming, bedrijfsvoering en het voorkomen van belangenverstrengeling10. De kantonrechter houdt toezicht op het functioneren van de beschermingsbewindvoerder. Voor de toets aan de kwaliteitseisen heeft de rechtspraak het Landelijk Kwaliteitsbureau (hierna: LKB) geïnitieerd. Om benoemd te kunnen worden, moeten kandidaten daar een toelatingsverzoek indienen. Na toelating moeten beschermingsbewindvoerders jaarlijks een handhavingsverzoek indienen bij het LKB. Door de introductie van de kwaliteitseisen heeft de rechtspraak beter zicht gekregen op de kwaliteit van beschermingsbewindvoerders. Als een beschermingsbewindvoerder door het LKB of een kantonrechter onbetrouwbaar wordt geacht, zal deze niet door de kantonrechter worden benoemd.
Wanneer de betrokkene van oordeel is dat de bewindvoerder zijn belangen niet goed heeft behartigd in een bepaalde aangelegenheid of niet capabel is hem te vertegenwoordigen, kan hij hierover met de bewindvoerder in gesprek. Als de betrokkene of zijn naaste familie een klacht heeft over de bewindvoerder, kunnen zij die indienen bij de bewindvoerder. Op grond van het Besluit kwaliteitseisen moet een bewindvoerder een klachtenregeling hebben11. Als de bewindvoerder is aangesloten bij een branchevereniging, kan ook daar een klacht worden ingediend. Het staat de betrokkene en zijn naaste familie verder altijd vrij om de rechter te benaderen. De rechter die toezicht houdt op het functioneren van de beschermingsbewindvoerder beslist vervolgens of er reden is om met de beschermingsbewindvoerder in gesprek te gaan of zelfs over te gaan tot ontslag. Het indienen van dit verzoek is in beginsel kosteloos. Op deze manier is een laagdrempelig loket voor klachten bij de rechter geborgd.
Ik concludeer hieruit dat, wanneer ouders na uitbetaling van hun compensatie, reparatie of herziening van het toeslagrecht schuldenvrij zijn en er voldoende aanleiding is om het bewind op te heffen, zij de regie over hun financiën terug zullen krijgen. Daarnaast hebben ouders de nadrukkelijk laagdrempelige mogelijkheid om actie te ondernemen wanneer zij niet tevreden zijn over hun bewindvoerder of wanneer zij het bewind willen laten opheffen wanneer zij zelf vinden dat ze op basis van de hun uitbetaalde compensatie de regie over hun financiën terug moeten krijgen.
Mogelijk zijn er ouders die niet goed op de hoogte zijn van de klachtprocedures en de mogelijkheid om opheffing van het bewind te verzoeken. Ik zal er daarom voor zorgen dat via de persoonlijk zaakbehandelaars de door de toeslagenaffaire gedupeerde ouders worden geïnformeerd over deze mogelijkheid wanneer daartoe aanleiding is. Het gesprek over het proces van compensatie, herziening of reparatie zal daarbij altijd plaatsvinden met de ouder, de bewindvoerder en de persoonlijk zaakbehandelaar. De ouder zal op ieder moment in het proces betrokken blijven.
Ik vertrouw erop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.
De Staatssecretaris van Financiën,
A.C. van Huffelen
Kamerstuk 35 468, nr. 30.↩︎
Artikel 1:431 lid 1 BW.↩︎
Artikel 1:438 lid 1 BW.↩︎
Artikel 1:438 lid 2 BW.↩︎
Artikel 1:449 lid 2 BW.↩︎
Artikel 1:436 lid 4 BW.↩︎
Aanbevelingen meerderjarigenbewind, vastgesteld door het LOVCK&T op 7 september 2018, p. 6.↩︎
Artikel 1:435 lid 3 BW.↩︎
Stb. 2014, nr. 46.↩︎
Artikel 1:435 lid 7 BW en nader uitgewerkt in het Besluit kwaliteitseisen curatoren, beschermingsbewindvoerders en mentoren.↩︎
Artikel 6 Besluit kwaliteitseisen curatoren, beschermingsbewindvoerders en mentoren.↩︎