Antwoord op vragen van het lid Baudet over de aanhouding van tientallen boeren bij vreedzame demonstratie
Antwoord schriftelijke vragen
Nummer: 2020D32573, datum: 2020-08-27, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (ah-tk-20192020-3887).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid
- Mede namens: K.H. Ollongren, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Onderdeel van zaak 2020Z13904:
- Gericht aan: F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid
- Indiener: T.H.P. Baudet, Tweede Kamerlid
- Voortouwcommissie: TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2019-2020 | Aanhangsel van de Handelingen |
Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden |
3887
Vragen van het lid Baudet (FvD) aan de Minister van Justitie en Veiligheid over de aanhouding van tientallen boeren bij vreedzame demonstratie (ingezonden 13 juli 2020).
Antwoord van Minister Grapperhaus (Justitie en Veiligheid), mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (ontvangen 27 augustus 2020). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2019–2020, nr. 3660.
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Tientallen boeren gearresteerd bij demonstratie in Wijster»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2, 3
Hoe beoordeelt u dat in de drie meest noordelijke veiligheidsregio’s tijdelijk een algeheel verbod geldt om met tractoren te demonstreren? Waarom is in plaats van het instellen van een algeheel verbod, niet gekozen voor het stellen van bepaalde beperkingen aan het gebruik van tractoren bijvoorbeeld door het aantal te maximeren, bepaalde locaties aan te wijzen, etc.?
Indien het algehele verbod op demonstraties met tractoren is ingesteld om verkeershinder te voorkomen, zoals wordt gesteld, waarom geldt het dan slechts voor een bepaalde tijd?
Antwoord 2, 3
Het is niet aan mij om een oordeel uit te spreken over de door u genoemde tijdelijke algehele verboden om met tractoren te demonstreren in de drie meest noordelijke veiligheidsregio’s. Die besluiten alsmede de onderliggende afwegingen zijn een aangelegenheid van de voorzitters van die veiligheidsregio’s.
Vraag 4
Bent u ermee bekend dat de tractor hét symbool is van de boerenprotestbeweging? Zo ja, erkent u dan dat het verbieden van de tractor moet worden aangemerkt als een inhoudelijke beperking van het demonstratierecht? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 4
Het stellen van voorschriften of beperkingen aan demonstraties is op grond van de Wet openbare manifestaties (Wom) alleen mogelijk voor zover dat nodig is om de gezondheid te beschermen, in het belang van het verkeer en/of voor de bestrijding of voorkoming van wanordelijkheden. Een voorschrift mag niet over de inhoud van de boodschap gaan. Wel kunnen demonstraties voorschriften krijgen die betrekking hebben op de uitingsvorm, plaats, duur en het tijdstip van de betoging. Tegen een besluit op grond van de Wom kan overigens bezwaar worden gemaakt bij de burgemeester. Daarna is er nog de mogelijkheid om tegen het besluit van de burgemeester in (hoger) beroep te gaan bij de bestuursrechter.
Vraag 5
Hoeveel personen zijn bij de actie in Wijster in totaal aangehouden? Hoeveel van hen waren jonger dan 18 en hoeveel jonger dan 12 jaar? Hoeveel van hen worden nog steeds verdacht van een strafbaar feit? Welke strafbare feiten betreft dit?
Antwoord 5
Er zijn in totaal 62 aanhoudingen verricht. Zeven personen waren jonger dan 18 jaar en geen van hen was jonger dan 12 jaar. Alle arrestanten zijn aangehouden voor overtreding van artikel 11 Wom.
Vraag 6
In welke mate is het toegestaan om kinderen die worden verdacht van een strafbaar feit, niet zijnde een misdrijf, aan te houden en op te sluiten?
Antwoord 6
Het is mogelijk dat een kind bij verdenking van een strafbaar feit door de politie wordt aangehouden en vastgehouden. Het uitgangspunt is echter «geen kinderen in de politiecel» en er wordt, als dit niet mogelijk is, gezocht naar een alternatieve verblijfslocatie. Vaak is dit het huisadres. Als het in de ophoudingsfase niet anders kan, dan is het verblijf in een politiecel zo kort mogelijk. Bovendien worden de ouders/voogd in kennis gesteld en uitgenodigd op het bureau te komen en heeft het kind recht op een advocaat. Tevens krijgt elke minderjarige bij insluiting door de politie duidelijk uitgelegd welke rechten hij of zij heeft.
Vraag 7
Klopt het dat demonstranten na het staken van het protest niet het afgezette gebied mochten verlaten? Zo ja, wat is de reden om hen dit te ontzeggen?
Antwoord 7
Ja dat klopt. Op het moment dat werd geconstateerd dat in strijd werd gehandeld met het besluit van de voorzitter van de veiligheidsregio om inzet van landbouwvoertuigen bij demonstraties te verbieden, heeft de politie ervoor gezorgd dat de situatie ongewijzigd bleef om handhaving mogelijk te maken.
Vraag 8
Erkent u dat de aanhoudingen hebben plaatsgevonden op een privéterrein, nadat de demonstratie al beëindigd was?
Antwoord 8
Ter plaatse is geconstateerd dat een deel van de demonstranten, waarvan was geconstateerd dat ze artikel 11 van de Wom hadden overtreden, zich verplaatsten naar het erf van een bedrijf. Vanwege die overtreding zijn ze daar aangehouden.
Vraag 9
Hebben de aangehouden personen zich op enige wijze verzet tegen medewerking, of konden zij niet voldoen aan de identificatieplicht?
Antwoord 9
De aangehouden personen hebben hun medewerking verleend en konden voldoen aan de identificatieplicht.
Vraag 10
Waarom is ervoor gekozen om vreedzame personen die worden verdacht van een overtreding aan te houden, in plaats van hen ter plekke een boete te geven? Hoe verhoudt zich dit met het proportionaliteitsvereiste?
Antwoord 10
Er is gehandeld in lijn met de door (boven)lokaal gezag vastgestelde tolerantiegrenzen. Nadat in eerste instantie was ingezet op verbinding en de-escalatie, bleek dat betrokkenen steeds minder geneigd waren om aanwijzingen van de politie op te volgen. Ook bleek dat met een grote groep actievoerders niet of nauwelijks afspraken te maken was en slechts beperkt informatie over acties beschikbaar werd gesteld. Om die reden is door de regionale driehoek gekozen voor een andere koers, waarin actief werd gehandhaafd op het verbod op demonstreren met landbouwvoertuigen van de Veiligheidsregio’s Groningen, Fryslân en Drenthe. Om handhaven bij zo’n grote groep demonstranten mogelijk te maken, was de gekozen werkwijze van aanhouden noodzakelijk.
Vraag 11
Klopt het dat bij het afvoeren van de arrestanten in een arrestantenbus geen rekening is gehouden met corona-maatregelen? Klopt het dat bij het vasthouden van de arrestanten in een politiebureau geen rekening is gehouden met corona-maatregelen? Zo één van deze vragen met ja is beantwoord, waarom is daar geen rekening mee gehouden?
Antwoord 11
Hoewel de verboden uit de regionale noodverordeningen COVID-19 niet van toepassing zijn op activiteiten die noodzakelijk zijn voor de voortgang van vitale processen, wordt de anderhalve meter wel zo veel mogelijk in acht genomen door de politie. In deze situatie is dat niet gelukt vanwege het onverwacht grote aantal arrestanten.
Vraag 12
Kunt u bevestigen dat bij een deel van de aangehouden personen vingerafdrukken zijn afgenomen en bij een ander deel niet? Hoe is besloten bij wie er vingerafdrukken zouden worden afgenomen? Wat is de wettelijke grondslag voor het afnemen van vingerafdrukken?
Antwoord 12
Om niet te veel in deze individuele zaken te treden vanwege het belang van de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van de arrestanten ga ik hier niet op in. De wettelijke grondslag voor het afnemen van vingerafdrukken is artikel 55c, tweede en derde lid, van het Wetboek van Strafvordering.
Nos.nl, 8 juli 2020↩︎