[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Antwoord op vragen van het lid Wiersma over het Manifest 'Toplocaties'

Antwoord schriftelijke vragen

Nummer: 2020D33059, datum: 2020-09-01, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (ah-tk-20192020-3950).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2020Z14213:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2019-2020 Aanhangsel van de Handelingen
Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden

3950

Vragen van het lid Wiersma (VVD) aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat over het Manifest «Toplocaties» (ingezonden 21 juli 2020).

Antwoord van Minister Van Engelshoven (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap), mede namens de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat (ontvangen 1 september 2020). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2019–2020, nr. 3677.

Vraag 1

Bent u bekend met het Manifest «Toplocaties»1, gepubliceerd door de tien topcampussen van Nederland?

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Hoe beoordeelt u de constatering in het manifest dat er momenteel nog te weinig aandacht is voor de ontwikkeling van campussen in Nederland?

Antwoord 2

In het Manifest «Toplocaties» wordt benoemd dat lokale, regionale en nationale overheden, samen met private organisaties, universiteiten en organisaties voor toegepast onderzoek, bijdragen aan de ontwikkeling van campussen. Gesteld wordt dat er in het nationale beleid te weinig aandacht is voor de ontwikkeling van campussen. Onze beoordeling is dat het kabinet voldoende aandacht heeft voor campussen en dat nationale instrumenten, direct en indirect, campussen faciliteren.

Vraag 3

Op welke manier investeert het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenscha en het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat momenteel in campusontwikkeling? Wat is hiervoor specifiek het Rijksbeleid?

Antwoord 3

Het kabinet investeert direct en indirect in campusontwikkeling. Het Ministerie van OCW investeert in campussen via de rijksbijdrage aan universiteiten, hogescholen en diverse onderzoeksinstituten. De rijksbijdrage stelt de instellingen in staat om hun kerntaken uit te voeren zoals onderzoek, onderwijs en kennisbenutting. In functie van het uitvoeren van deze kerntaken kunnen de instellingen zelf besluiten om bij te dragen aan de ontwikkeling van campussen. Daarnaast financiert het Ministerie van OCW diverse instrumenten waar onderzoeks- en onderwijsinstellingen gebruik van maken, vaak in samenwerking met hun partners op campussen. Voorbeelden zijn de Centres of Expertise in het hbo, het regionaal investeringsfonds (RIF) mbo, onderzoeksmiddelen die NWO toekent aan onderzoeksconsortia en financiering van grootschalige onderzoeksinfrastructuur. Op 29 april 2020 heeft NWO zeven aanvragen op de Nationale Roadmap voor Grootschalige Wetenschappelijke Infrastructuur gehonoreerd.2 Het gaat onder andere om onderzoeksinfrastructuren op de campussen in Leiden en Wageningen. Kennisinstellingen en bedrijven investeren ook zelf in onderzoeksinfrastructuur.

Het Ministerie van EZK heeft diverse instrumenten ter beschikking om investeringen in innovatie door bedrijven en financiering van (innovatieve) bedrijven te stimuleren, zoals de WBSO, het innovatiekrediet, vroegefase financiering, Seed Capital en Invest-NL. Op campussen zijn veel bedrijven gevestigd die hier gebruik van maken. Ook organisaties voor toegepast onderzoek (TO2-instellingen) zoals TNO en Deltares zijn in belangrijke mate op campussen gevestigd. Bedrijven en organisaties voor toegepast onderzoek bepalen zelf in welke mate en op welke wijze ze in de ontwikkeling van campussen investeren.

Daarnaast is er intensieve samenwerking tussen de rijksoverheid, provincies en gemeenten in diverse voor campussen relevante activiteiten. Regionale Ontwikkelingsmaatschappijen (ROM’s) investeren middelen en business development-capaciteit waar bedrijven op de campussen gebruik van maken. Europese Regelingen, zoals EFRO, zijn gericht op versterking van onderzoek, valorisatie-activiteiten en samenwerking in regio’s, waaronder op campussen. Hetzelfde geldt voor de Mkb-innovatiestimulering Regio en Topsectoren (MIT), waarmee het Rijk samen met provincies investeert in innovatieve mkb-bedrijven in de regio, waaronder bij campussen. De Regio Deals waarmee zowel Rijk als regio’s hebben geïnvesteerd in sociale, ecologische en economische opgaven, hebben geleid tot investeringen op campussen.3 Campussen zijn dus concentratiepunten van Rijksinvesteringen in onderzoek en innovatie. Daarnaast investeert het Rijk incidenteel in onderzoek naar de ontwikkeling van campussen.4

Vraag 4

Op welke manier werkt u samen met kennisinstellingen, gemeenten, provincies en het bedrijfsleven op het gebied van campusontwikkeling?

Antwoord 4

Zie het antwoord op vraag 3.

Vraag 5

Kunt u ingaan op de vijf specifieke aanbevelingen die het manifest doet rondom de ontwikkeling van campussen (pagina 9 van het manifest)? Hoe beoordeelt u deze vijf aanbevelingen? Bent u bereid in gesprek te gaan met de opstellers van het manifest over de aanbevelingen?

Antwoord 5

In het manifest staan de volgende aanbevelingen:

Investeringen in Shared Facilities en research infrastructuur.

Investeringen in de bereikbaarheid van campussen en scienceparks inclusief moderne vervoers-oplossingen.

Financiering van business developers per campus, specifiek gericht op crossovers.

Intensivering samenwerking van campussen, NFIA en innovatie attachées.

Basisfinanciering voor de campus organisaties.

We gaan graag in gesprek met de opstellers van het manifest. De vijf aanbevelingen zijn relevant voor de uitvoering van bestaande instrumenten, voor het voorgenomen Groeifonds en de kabinetsstrategie voor onderzoeks- en innovatie-ecosystemen die is aangekondigd in de Groeibrief van december 2019.5 Zoals beschreven in de Groeibrief is de dominante denkrichting onder innovatiedeskundigen en economen dat innovatie het beste floreert in hechte, goed aangesloten ecosystemen. In zo’n ecosysteem bestaat een sterke verwevenheid en samenwerking tussen onderwijs, fundamenteel onderzoek, toegepast onderzoek, innovatieactiviteiten van bedrijven en vermarkting van deze innovaties door het grote bedrijven, mkb en startups. Ook onderzoeksinfrastructuur, financieringsmogelijkheden en internationale samenwerking zijn hierbij belangrijk. We kunnen niet vooruitlopen op het voorgenomen Groeifonds, waarover u uiterlijk op Prinsjesdag 2020 wordt geïnformeerd, en niet op de kabinetsstrategie voor onderzoeks- en innovatie-ecosystemen, waarover u uiterlijk november 2020 wordt geïnformeerd.

Zoals benoemd in het antwoord op vraag drie, zijn investeringen in de ontwikkeling en toegankelijkheid van onderzoeksinfrastructuur belangrijk voor onderzoek en innovatie (aanbeveling A). Waar relevant, betreft dit investeringen in gezamenlijke, gedeelde onderzoeksinfastructuur, zoals onder andere blijkt uit de zeven aanvragen die NWO recent heeft gehonoreerd.6

De bereikbaarheid van campussen en scienceparks en het investeren daarin (aanbeveling B) is primair de verantwoordelijkheid van betrokken gemeenten en provincies, in samenwerking met onderwijs- en onderzoeksinstellingen en andere betrokken partijen. Op basis van afspraken tussen regio’s en het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (IenW) in het kader van de Bestuurlijke Overleggen over het Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport (MIRT) zijn projecten gestart met als doel de bereikbaarheid van verschillende campussen en scienceparks te verbeteren. Voorbeelden zijn Utrecht, Groningen en Nijmegen. Daarbij gaat het onder meer om de inzet van maatregelen op het gebied van veilige, slimme en duurzame mobiliteit en de fiets. Daarnaast is het zo dat een substantieel deel van het onderwijs voorlopig online blijft plaatsvinden. Voor het fysieke onderwijs hebben de sectorraden van middelbaar beroepsonderwijs en hoger onderwijs met vervoerdersorganisaties, IenW en OCW afspraken gemaakt over het spreiden van onderwijstijden om veilig vervoer van studenten van en naar de instellingen mogelijk te maken.

Capaciteit voor business development gericht op valorisatie van publieke kennis via Kennis Transfer Offices (KTO’s), incubators en campussen heeft onze aandacht (aanbeveling C). Vanuit EZK leveren we bijvoorbeeld een bijdrage aan de financiering van business developers van de ROM’s die in goed contact staan met partijen op campussen. Ook universiteiten investeren in business development, bijvoorbeeld met KTO’s die academische spin-offs begeleiden.

De samenwerking tussen campussen, de Netherlands Foreign Investment Agency (NFIA) en de innovatie attachés wordt gestimuleerd met, onder andere, de Thematische Technology Transfer-regeling (aanbeveling D).7

Financiering van de campusorganisatie is de verantwoordelijkheid van de direct betrokken organisaties, inclusief de organisaties die een rijksbijdrage ontvangen (aanbeveling E). Daarnaast kan gebruik worden gemaakt van EFRO en andere instrumenten, zoals toegelicht in het antwoord op vraag 3.

Vraag 6

Bent u het met de ondertekenaars van het manifest eens dat er momenteel nog geen, of onvoldoende, specifiek beleid gericht is op het fysieke aspect van innovatie-ecosystemen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke manier bent u bereid hierop specifiek beleid te maken en wanneer kan de Kamer hierover meer informatie verwachten?

Antwoord 6

Er is op dit moment geen reden om op nationaal niveau beleid te vormen dat specifiek is gericht op het fysieke aspect van onderzoeks- en innovatie-ecosystemen. Verschillende nationale instrumenten dragen, direct of indirect, bij aan de ontwikkeling van campussen en scienceparks. Zie het antwoord op de vragen 3 en 5.

Vraag 7

Op welke manier kan de samenwerking tussen innovatieve ecosystemen en universiteiten met startups en scale-ups verder worden gestimuleerd om nog innovatiever te worden en hun werkzaamheden uit te bouwen? Welke regels staan hier aan in de weg? Welk beleid is hier voor nodig?

Antwoord 7

Met het startupbeleid zet het kabinet in op een sterk klimaat voor jonge innovatieve technologie gedreven bedrijven. Dit betekent een sterke verbinding tussen startups en scale-ups en andere organisaties in het onderzoeks- en innovatie-ecosysteem. Het beleid richt zich specifiek op het verbeteren van de toegang van startups en scale-ups tot talent, kapitaal, kennis, internationale netwerken en markten en de overheid. TechLeap.NL fungeert als kennis en expertisecentrum en versnelt de doorgroei tot scale-ups met het «Rise» programma.

Daarnaast komt het Ministerie van EZK dit najaar met een subsidieregeling voor de opschaling van succesvolle, regionale programma’s die startups ondersteunen. Dit kan bijvoorbeeld betrekking hebben op het omzetten van wetenschappelijke kennis in ondernemerschap. Het stimuleren van innovatieve startups op basis van wetenschappelijke kennis is een belangrijk onderdeel van het startupbeleid. Dit vraagt om een goed ingericht valorisatieproces. In de beleidsreactie op de evaluatie van het valorisatieprogramma heeft het kabinet aangegeven dat het aan de kennisinstellingen is om hun ambities met impact en valorisatie inhoudelijk, bestuurlijk en financieel te ondersteunen. Het kabinet heeft aangeven deze ambities te ondersteunen door de financiering en ondersteuning van impact en valorisatie een integraal onderdeel te maken van het beleid voor onderwijs, onderzoek en innovatie. Ook hebben EZK en OCW de regeling voor Thematische Technologie Transfer gelanceerd. Inmiddels maken de kennisinstellingen en bijvoorbeeld de Vereniging van Samenwerkende Universiteiten (VSNU) en de Vereniging Hogescholen serieus werk van hun ambities op het gebied van impact en valorisatie en zijn we met hen in gesprek over hoe het kabinet deze ambities beter kan ondersteunen.

Indien er regels zijn die in de weg zitten bij het verbinden van startups en scale-ups met universiteiten en andere partijen in onderzoeks- en innovatie-ecosystemen, kan dit uiteraard worden besproken met de relevante departementen.

Vraag 8

Kunt u een schattig geven van de bijdrage van innovatieve ecosystemen aan de groei van de Nederlandse economie? Hoe kan deze groei via innovatieve hubs zoals Brainport Eindhoven of Brightlands worden vergroot?

Antwoord 8

Onderzoeks- en innovatie-ecosystemen dragen met kennisontwikkeling, innovaties en valorisatie bij aan economische groei. Onderzoeks- en innovatie-ecosystemen leveren hiermee vaak ook een bijdrage aan het vinden van oplossingen voor maatschappelijke uitdagingen.8 Deze economische en bredere maatschappelijke effecten zijn vaak het resultaat van het samenspel in de kennisketen met verschillende typen onderzoeksinstellingen, bedrijven en gebruikers. Daarnaast trekken onderzoek en innovatie, die vaak regionaal geconcentreerd zijn, nieuw talent, gespecialiseerde verstrekkers van kapitaal en nieuwe bedrijven aan.

Het is echter moeilijk tot onmogelijk om exact vast te stellen hoe groot de bijdrage is van ecosystemen aan de economische groei in Nederland.

In de strategie voor onderzoeks- en innovatie-ecosystemen zullen indicatoren worden voorgesteld om het functioneren van ecosystemen te analyseren en, aan de hand van die analyse, te versterken. Hierbij zal ook aandacht zijn voor de effecten van ecosystemen.


  1. Het manifest is gepresenteerd tijdens een webinar op 1 juli 2020, website https://www.topcampussen.nl/.↩︎

  2. NWO, 29 april 2020, Nationale Roadmap: 93 miljoen euro voor zeven excellente grootschalige onderzoeksinfrastructuren.↩︎

  3. Het gaat, bijvoorbeeld, om de Regio Deal Brainport Eindhoven, de Regio Deal ESTEC en Space Campus Noordwijk en de Regio Deal Twente die o.a. is ingezet voor Kennispark Twente.↩︎

  4. Buck Consultants International (2018). Inventarisatie en meerwaarde

    van campussen in Nederland.↩︎

  5. Kamerbrief, 13 december 2019, Groeistrategie voor Nederland op de lange termijn, Kamerstuk 29 696, nr. 7.↩︎

  6. NWO, 29 april 2020, Nationale Roadmap: 93 miljoen euro voor zeven excellente grootschalige onderzoeksinfrastructuren.↩︎

  7. Kamerbrief, 11 december 2018, Beleidsreactie op de evaluatie van het Valorisatieprogramma 2010–2018, Kamerstuk 32 637, nr. 339.↩︎

  8. Hekkert, M. en Ossebaard, M. (2010). De innovatiemotor. Van Gorcum: Utrecht; het AWTI-advies Verspreiding, de onderbelichte kant van innovatie uit 2018 (en de achtergrondstudies) beschrijft het belang van ecosystemen voor innovatie.↩︎