[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Memorie van toelichting

Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (XV) voor het jaar 2021

Memorie van toelichting

Nummer: 2020D33209, datum: 2020-09-15, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 2

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-35570-XV-2).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van kamerstukdossier 35570 XV-2 Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (XV) voor het jaar 2021.

Onderdeel van zaak 2020Z15362:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2020–2021
35 570XV Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (XV) voor het jaar 2021
Nr. 2

Memorie van toelichting

Ontvangen 15 september 2020

Geraamde uitgaven en ontvangsten

Figuur 1 Geraamde begrotingsgefinancierde uitgaven verdeeld over beleidsartikelen en niet-beleidsartikelen (bedragen x € 1 mln.). Totaal € 52.493.974.000,-

Figuur 2 Geraamde begrotingsgefinancierde ontvangsten verdeeld over beleidsartikelen en niet-beleidsartikelen (bedragen x € 1 mln.). Totaal € 1.837.107.000,-

Figuur 3 Geraamde premiegefinancierde uitgaven verdeeld over beleidsartikelen en niet-beleidsartikelen (bedragen x € 1 mln.). Totaal € 66.590.374.000,-

Figuur 4 Geraamde premiegefinancierde ontvangsten verdeeld over beleidsartikelen en niet-beleidsartikelen (bedragen x € 1 mln.). Totaal € 309.423.000,-

A. Artikelsgewijze toelichting bij het begrotingswetsvoorstel

Wetsartikel 1

De begrotingsstaten die onderdeel zijn van de Rijksbegroting, worden op grond van artikel 2.3, eerste lid, van de Comptabiliteitswet 2016 elk afzonderlijk bij de wet vastgesteld.

Het wetsvoorstel strekt ertoe om de onderhavige begrotingsstaat voor het aangegeven jaar vast te stellen.

Alle voor dit jaar vastgestelde begrotingswetten tezamen vormen de Rijksbegroting voor dat jaar. Een toelichting bij de Rijksbegroting als geheel is opgenomen in de Miljoenennota.

Met de vaststelling van dit wetsartikel worden de uitgaven, verplichtingen en de ontvangsten vastgesteld. De in de begrotingsstaat opgenomen begrotingsartikelen worden in onderdeel B van deze memorie van toelichting toegelicht (de zogenoemde begrotingstoelichting).

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

W. Koolmees

B. Artikelsgewijze toelichting bij de begrotingsartikelen

1. Leeswijzer

Opbouw begroting

De begroting van SZW is vormgegeven conform de Rijksbegrotingsvoorschriften (RBV), die zijn gestoeld op de Comptabiliteitswet 2016. Na deze leeswijzer volgen hoofdstukken met de beleidsagenda, de beleidsartikelen en de niet-beleidsartikelen. Hoofdstuk 5 bevat paragrafen met departementspecifieke informatie, hoofdstuk 6 de bijlagen.

Beleidsagenda

In de paragraaf beleidsprioriteiten van de beleidsagenda worden de hoofdlijnen van het beleid van SZW in de huidige kabinetsperiode beschreven. In de daarop volgende paragrafen wordt ingegaan op de budgettaire ontwikkelingen van de uitgaven die onder het Uitgavenplafond Sociale Zekerheid vallen en zijn enkele ingevolge de RBV verplichte tabellen opgenomen en toegelicht.

Beleidsartikelen

De beleidsdoelstellingen van SZW zijn in afzonderlijke beleidsartikelen opgenomen. De begroting van SZW bestaat uit 13 beleidsartikelen. Alle beleidsartikelen hebben dezelfde opbouw. Allereerst wordt de algemene doelstelling en de rol en verantwoordelijkheid van de Minister toegelicht. Daarna komen de beleidswijzigingen 2021 aan de orde. Vervolgens worden de budgettaire gevolgen van beleid in tabelvorm vermeld. In zeven van de dertien artikelen is naast begrotingsuitgaven sprake van premiegefinancierde uitgaven, welke eveneens in tabelvorm worden weergegeven. Ten slotte wordt in elk artikel een toelichting gegeven op de financiële instrumenten. Hierbij wordt gefocust op:

  1. het doel van het financiële instrument;
  2. wie er voor in aanmerking komen;
  3. de financiële regeling;
  4. de budgettaire ontwikkeling;
  5. de beleidsrelevante kerncijfers.

De begrotingsuitgaven en premiegefinancierde uitgaven luiden in constante prijzen. In de Miljoenennota 2021 is een voorziening gecreëerd voor de loon- en prijsbijstellingen op alle begrotingshoofdstukken. De hiervoor gereserveerde middelen worden via de eerste suppletoire wetten 2021 naar de departementale begrotingen overgeboekt. Bij de premiegefinancierde uitgaven wordt het effect van deze loon- en prijsstijging op een afzonderlijke regel «nominaal» in de tabellen van deze begroting opgenomen.

Niet-beleidsartikelen

De begroting van SZW bevat drie niet-beleidsartikelen. Deze artikelen bevatten de apparaatsuitgaven en de middelen die niet rechtstreeks aan een beleidsdoelstelling kunnen worden gekoppeld.

Departementspecifieke informatie

Voor de paragrafen «Sociale fondsen SZW» en «Koopkracht en specifieke inkomensaspecten» zijn geen RBV-modellen voorgeschreven. De horizontale overzichtsconstructie integratiebeleid etnische minderheden bevat een interdepartementaal overzicht van doelstellingen op dit beleidsterrein en is op de RBV gebaseerd, hoewel voor deze bijlage geen model is voorgeschreven.

Bijlagen

De begroting van SZW bevat zes bijlagen. De eerste vijf van deze bijlagen zijn op basis van de RBV verplicht. Deze bijlagen betreffen de bijlage Rechtspersonen met een wettelijke taak en zelfstandige bestuursorganen, het Verdiepingshoofdstuk, de bijlage Moties en toezeggingen, het Subsidieoverzicht en het Overzicht evaluaties en overig onderzoek. De lijst van afkortingen is niet verplicht.

Begrotingsgefinancierde en premiegefinancierde regelingen en Uitgavenplafond Sociale Zekerheid

De Minister van SZW is beleidsverantwoordelijk voor de begrotingsgefinancierde regelingen zoals opgenomen in deze begroting. Hij is daarnaast ook beleidsverantwoordelijk voor een aantal regelingen die niet begrotings- maar (grotendeels) premiegefinancierd zijn. In de begrotingen en de jaarverslagen van het Ministerie van SZW wordt daarom gerapporteerd over zowel begrotingsgefinancierde als premiegefinancierde regelingen. In de beleidsartikelen waar premiegefinancierde uitgaven en ontvangsten voorkomen zijn deze opgenomen in een afzonderlijke budgettaire tabel. In de beleidsagenda (in de paragraaf Uitgavenplafond Sociale Zekerheid) en in de verdiepingsbijlage wordt gedetailleerd ingegaan op de ontwikkeling van het totaal van deze uitgaven. De analyse in de paragraaf Uitgavenplafond Sociale Zekerheid komt inhoudelijk in belangrijke mate overeen met de in de RBV voor de beleidsagenda voorgeschreven overzichtstabel van belangrijke beleidsmutaties. Laatstgenoemde tabel is daarom niet in de begroting 2021 van SZW opgenomen.

Groeiparagraaf

Bij de begrotingsbehandeling 2020 heeft de Tweede Kamer gevraagd of er betekenisvolle additionele informatie over misbruik, fraude en handhaving aan de begroting toegevoegd kan worden in aanvulling op de reeds opgenomen overkoepelende kerncijfers op het gebied van preventie, opsporing en sanctionering. Voor de beantwoording van deze vraag is gekeken naar het totaal van periodieke informatie dat aan de Tweede Kamer wordt gestuurd over misbruik en fraude in de sociale zekerheid. Naast de begroting en het jaarverslag ontvangt de Kamer op verschillende momenten in het jaar informatie over handhaving. Zo zijn er de Signaleringsbrief, de Stand van de Uitvoering en de verantwoordingsstukken van UWV en SVB. Daarnaast informeert het kabinet de Kamer tussentijds indien daar aanleiding toe is. Er is geen sprake van een tekort aan informatie, maar veeleer aan een te weinig gerichte informatiestroom. UWV en SVB werken daarom toe naar een meerjarige handhavingsplanning die meer inzicht geeft in de structurele, meerjarige aanpak van fraude en misbruik door UWV en SVB. In een Meerjarenplan moet de ambitie en visie op de aanpak van fraude langjarig en transparant worden vastgesteld. Ook wordt daarbij nagedacht of er meer overkoepelende informatie over misbruik, fraude en handhaving kan worden opgenomen.

Rol en verantwoordelijkheid: taakverdeling Minister en Staatssecretaris

In de Comptabiliteitswet is in artikel 3.2 geregeld dat de Minister verantwoordelijk is voor het beheer van de begroting(en) van een ministerie. Daarom wordt de begrotingswet ook ondertekend door de Minister. Dit komt in de beleidsartikelen tot uitdrukking onder het kopje «Rol en verantwoordelijkheid». De Staatssecretaris wordt hier niet expliciet genoemd. Het begrip Staatssecretaris komt in de Comptabiliteitswet niet voor. De verhouding tussen Minister en Staatssecretaris is in de Grondwet (artikel 46) geregeld. De Staatssecretaris wordt belast met een deel van de taken van de Minister. Minister en Staatssecretaris verdelen de taken onderling op aanwijzing van de Minister. Voor SZW betekent dit dat de Staatssecretaris verantwoordelijk is voor een groot aantal beleidsinstrumenten die in de begroting zijn opgenomen, zoals in de beleidsartikelen 2 (o.a. macrobudgetbudget participatiewetuitkeringen), 4 (Wajong), 7 (kinderopvang), 9 (Anw), 10 (tegemoetkoming ouders) en 11 (uitvoeringskosten SVB).

Bronvermelding tabellen met kerncijfers

In tabellen waarin realisatiegegevens van kerncijfers zijn opgenomen wordt in noten onder de tabel verwezen naar de bron van deze gegevens. Hierbij wordt uitgegaan van de meest recente informatie. Dit betekent dat deze cijfers kunnen afwijken van gegevens die in vorige publicaties werden gepresenteerd. Ramingen van de kerncijfers komen – tenzij anders vermeld – voor rekening van het Ministerie van SZW.

Motie Schouw

In juni 2011 is de motie Schouw ingediend en aangenomen. Deze motie zorgt er voor dat de landenspecifieke aanbevelingen van de Raad op grond van de nationale hervormingsprogramma's een eigenstandige plaats krijgen in de departementale begrotingen. De Europese Commissie heeft aanbevolen dat Nederland in 2020 en 2021 actie onderneemt om de effecten op de werkgelegenheid en de sociale effecten van de crisis te beperken en adequate sociale bescherming van zelfstandigen te stimuleren (aanbeveling 2). In de beleidsagenda wordt ingegaan op de uitwerking van de deze aanbeveling.

Duurzame Ontwikkelingsdoelen

Het kabinet heeft zich verbonden aan het behalen van de 17 Duurzame Ontwikkelingsdoelen (SDG’s) in 2030. De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking coördineert de Nederlandse inzet op de SDG’s. In deze begroting is het daarvoor noodzakelijke beleid opgenomen voor wat betreft het domein van SZW. Het gaat met name om de doelstellingen op het gebied van armoedebestrijding, gendergelijkheid, goede banen en het verminderen van ongelijkheid.

2. Beleidsagenda

2.1 Beleidsprioriteiten

De afgelopen regeerperiode heeft het kabinet belangrijke stappen gezet om de werking van de arbeidsmarkt en de sociale zekerheid te verbeteren. Met de inwerkingtreding van de Wet arbeidsmarkt in balans op 1 januari 2020 is het aantrekkelijker geworden voor werkgevers om vaste contracten aan te bieden. Om werken en zorgen beter te kunnen combineren, is het tweede gedeelte van de Wet Invoering Extra Geboorteverlof per 1 juli 2020 ingegaan, waardoor partners van moeders vijf weken extra betaald verlof krijgen in de eerste zes levensmaanden van het kind. De afspraken uit het pensioenakkoord van 2019 zijn verder uitgewerkt en zullen de komende tijd tot wet- en regelgeving leiden waarmee we tot een modern en transparant pensioenstelsel komen. Daarnaast kunnen gemeenten vanaf 1 januari 2021 beginnende schulden bij mensen eerder signaleren, een belangrijke maatregel uit de Brede Schuldenaanpak. Met de aanpak Breed Offensief zorgen we ervoor dat het voor werkgevers eenvoudiger wordt om mensen met een beperking in dienst te nemen. Dankzij de vereenvoudiging van de Wajong gaat werken meer lonen voor mensen met een Wajong-uitkering. Om de kans op het vinden van een nieuwe baan te vergroten, biedt UWV dienstverlening op maat aan werkzoekenden met een WW-, Wajong of WGA-uitkering. Al met al hebben we uiteenlopende maatregelen genomen die bijdragen aan een sterke, goed functionerende arbeidsmarkt, met kansen voor iedereen.

Het is goed dat we hebben gewerkt aan deze stapsgewijze hervormingen voordat de coronacrisis uitbrak. We stonden er relatief gunstig voor, en dat blijkt ook uit de cijfers. De werkloosheid lag in februari 2020 met 2,9% op een historisch laag niveau, de koopkracht trok aan en de staatsschuld was relatief laag. Maar toen het coronavirus ons land binnen kwam, werd al snel duidelijk dat het virus niet alleen tot een gezondheidscrisis, maar ook tot een economische crisis zou leiden. Om banen en inkomens zo veel mogelijk te behouden, heeft het kabinet snel en fors ingegrepen. Ruim 3 miljoen werkenden zijn in de eerste maanden door de overheid ondersteund via de Noodmaatregel ter Overbrugging van Werkgelegenheid (NOW) en de Tijdelijke ondersteuningsmaatregel voor zelfstandig ondernemers (Tozo). Met grote inzet van UWV en gemeenten zijn er twee noodpakketten ontworpen en uitgevoerd, zodat zoveel mogelijk werk behouden kon blijven en om inkomensondersteuning te bieden aan mensen die hun inkomen door de crisis plotsklaps zagen wegvallen.

De verwachting is dat we komend jaar te maken zullen hebben met een veranderende economie: gedeeltelijk herstel en een oplopende werkloosheid. Het CPB verwacht dat de economie in 2021 groeit met 3,5%, na een verwachte krimp van 5% in 2020. Het werkloosheidspercentage loopt in de raming van het CPB in 2021 verder op naar 5,9% van de beroepsbevolking. De verslechterende arbeidsmarkt kan een grote impact hebben op de financiële situatie van huishoudens, hoewel dat slecht gereflecteerd wordt in de koopkrachtramingen. Koopkracht geeft namelijk de inkomensontwikkeling weer voor een gemiddeld huishouden voor wie de (arbeidsmarkt)situatie niet verandert. De belangrijkste voorspeller van koopkrachtbehoud in 2021 is het behoud, of opnieuw vinden, van werk. Naar verwachting zullen vooral mensen die al kwetsbaar waren, doordat zij een beperking hebben, laagopgeleid zijn of een migratie-achtergrond hebben extra getroffen worden door de crisis. Ook bij mensen die al vóór de crisis veel flexibel werk verrichtten of schulden hadden, kunnen de problemen zich opstapelen.

Voor het kabinet betekent dit dat we het komend jaar de economie blijven ondersteunen en tegelijkertijd mensen helpen om zich aan te passen aan de economische gevolgen van het coronavirus. Zo verlengt het kabinet de steunmaatregelen zoals de NOW en de Tozo, zodat werkgelegenheid zoveel mogelijk behouden blijft en bedrijven verder kunnen. Tegelijkertijd kan het kabinet niet altijd voorkomen dat mensen ontslagen worden en dat bedrijven failliet gaan. Daarom heeft het kabinet besloten tot een aanvullend sociaal pakket van circa € 1,4 miljard. Onderdelen van dit pakket zijn een goede begeleiding van werk(loosheid) naar werk, bij- en omscholing, de aanpak van jeugdwerkloosheid en de bestrijding van armoede en schulden.

Tegelijkertijd gaat het kabinet verder op de ingeslagen weg. We werken de afspraken rondom het pensioenakkoord uit tot concrete wetsvoorstellen, zodat pensioenfondsen uiterlijk in 2026 kunnen overgaan naar een moderner, persoonlijker stelsel. Komend najaar wordt het wetsvoorstel Breed Offensief behandeld in de Tweede Kamer, om mensen met een arbeidsbeperking gemakkelijker aan het werk te helpen en iedereen naar vermogen mee te laten doen. Ook gaat in 2021 het nieuwe inburgeringsstelsel van start, waarbij nieuwkomers zo snel mogelijk gaan werken en de Nederlandse taal leren.

Hieronder gaan we verder in op: 1) het stimuleren van zekerheid en het verbeteren van de werking van de arbeidsmarkt, 2) mensen ondersteunen om naar vermogen mee te doen in de samenleving en 3) het verbeteren van de uitvoering en handhaving.

2.1.1 Beleidsprioriteit 1: het stimuleren van zekerheid en het verbeteren van de werking van de arbeidsmarkt

De situatie op de arbeidsmarkt is in 2020 snel verslechterd. Begin dit jaar was er nog sprake van grote krapte. In het voorjaar veranderde de situatie op de arbeidsmarkt ineens snel doordat het coronavirus uitbrak. Het kabinet was genoodzaakt maatregelen te nemen om het virus onder controle te krijgen. In eerste instantie vertaalde de nieuwe situatie zich niet direct in hogere werkloosheid, mede vanwege de noodpakketten om banen te behouden, maar wellicht ook omdat mensen die hun baan verloren en andere werkzoekenden zich tijdelijk terugtrokken van de arbeidsmarkt. Inmiddels is goed zichtbaar dat de effecten op de arbeidsmarkt groot zijn. Het aantal werkenden is gedaald van 9,1 miljoen mensen in februari 2020 naar 8,9 miljoen mensen in juli. De werkloosheid is tussen februari en juli gestegen met bijna 150 duizend personen. Dat is een stijging van meer dan 50%. Het werkloosheidspercentage bedraagt in juli 4,5%.

De pijn is niet gelijk verdeeld. Er zijn sectoren waar nog volop werk is, zoals in de zorg. In andere sectoren ligt de vraag naar arbeid nog ver beneden het eerdere niveau. Het meest kwetsbaar voor de gevolgen van de crisis zijn mensen die geen vast dienstverband hebben. Dit zijn mensen met flexibele contracten, veelal jongeren, in sectoren die te maken hebben met een grote terugval in de vraag naar werk, zoals de horeca, de cultuursector en de detailhandel.

Ondanks de verwachte economische groei vanaf het derde kwartaal van 2020, loopt de werkloosheid in 2021 verder op. Werkloosheid en faillissementen volgen namelijk met enige vertraging op de economische omslag. Het CPB verwacht dat het werkloosheidspercentage nog verder oploopt naar 5,9% van de beroepsbevolking in 2021, ofwel 550 duizend mensen. De komende maanden zal duidelijker worden hoe de crisis zich ontwikkelt en wat dat betekent voor de arbeidsmarkt. Volgens het CPB zijn deze effecten mede door het steunpakket wel duidelijk beperkter dan in andere landen.

Het kabinet heeft uitzonderlijke maatregelen genomen in de eerste twee noodpakketten vanwege de impact van corona op de economie en werkgelegenheid. Zo worden (zelfstandige) ondernemers en zzp-ers ondersteund voor het verlies van omzet via compensatie in loonkosten, levensonderhoud en bedrijfskapitaal via de NOW en de Tozo. Via de Tijdelijke Overbruggingsmaatregel voor Flexibele Arbeidskrachten (TOFA) kunnen flexwerkers met inkomensverlies die niet terug kunnen vallen op sociale zekerheid een aanvraag doen voor een financiële tegemoetkoming. Via NL leert door krijgen mensen de mogelijkheid om kosteloos (online) om- en bijscholing en ontwikkeladviezen te ontvangen. Ouders die de eigen bijdrage voor de kinderopvang hebben doorbetaald in de tijd dat de kinderopvang gesloten was, hebben in juli de vergoeding eigen bijdrage kinderopvang ontvangen. Het calamiteitenfonds van Voedselbanken Nederland heeft een eenmalige subsidie van € 4 miljoen ontvangen als vangnet. De rijksbijdrage Wet sociale werkvoorzieningen (Wsw) is verhoogd met € 90 miljoen. De Tijdelijke subsidieregeling loonkosten en inkomensverlies Caribisch Nederland biedt werkgevers, zelfstandigen en werknemers op Bonaire, Saba en Sint Eustatius ondersteuning. Voor de extra kosten die gemeenten hebben gemaakt om de noodopvang voor kinderen van ouders met een cruciaal beroep te organiseren is ook geld beschikbaar gesteld.

NOW 1.0
waarvan programmamiddelen NOW 1.0 7.887,4 779 97,4 0 0
waarvan uitvoeringkosten NOW 1.0 UWV 20 50 15 0 0
waarvan uitvoeringskosten NOW SZW2 3,0 8,0 4,0 0 0
Coronagerelateerde uitvoeringskosten UWV3 105,0 0 0 0 0
Tijdelijke subsidieregeling Caribisch Nederland 11,5 0 0 0 0
Middelen eilandelijk beleid4 1 0 0 0 0
Tozo 1.0 (incl. uitvoeringskosten) 2.500 0 0 0 0
waarvan leningen 500 0 0 0 0
Subsidie Voedselbanken Nederland 4 0 0 0 0
Vergoeding eigen bijdrage kinderopvang (incl. uitvoering)5 339,5 2 0 0 0
Noodopvang Kinderopvang4 23 0 0 0 0
Totaal 10.894,4 839,0 116,4 0 0
  1. Bron: Kamerbrief noodpakket banen en economie, Incidentele suppletoire begroting inzake noodpakket banen en economie, 2e Incidentele suppletoire begroting inzake noodpakket banen en economie.
  2. De verdeling tussen NOW 1 en NOW 2 uitvoeringskosten van SZW volgt later.
  3. Uitvoeringskosten als gevolg van corona (extra WW-volumes en frictiekosten).
  4. Inmiddels overgemaakt naar het ministerie van BZK.
  5. Hiervan is 11,8 mln overboekt naar andere departementen.
NOW 2.0
waarvan programmamiddelen NOW 2 4.860 1.020 120 0 0
waarvan uitvoeringkosten NOW 2 UWV 20 50 15 0 0
Tijdelijke subsidieregeling Caribisch Nederland 14,5 0 0 0 0
Middelen eilandelijk beleid2 1,3 0 0 0 0
Tozo 2.0 (incl. uitvoeringskosten) 800 0 0 0 0
waarvan leningen 100 0 0 0 0
NL Leert door 30 20 0 0 0
TOFA
waarvan TOFA 18 0 0 0 0
waarvan uitvoeringskosten 3,1 0,2 0,1 0 0
Totaal 5.746,93 1.090,2 135,10 0 0
  1. Bron: Kamerbrief noodpakket 2.0, 3e Incidentele suppletoire begroting inzake noodpakket banen en economie.
  2. Inmiddels overgemaakt naar het ministerie van BZK.
NOW 3.0
waarvan programmamiddelen NOW 3 2.196,5 3094,4 0 0 0
waarvan uitvoeringskosten NOW 3 UWV2 7 110 0 0 0
Tijdelijke subsidieregeling Caribisch Nederland 6,6 16 0 0 0
Middelen eilandelijk beleid3 0,5 1 0 0 0
Tozo 3.0 (incl. uitvoeringskosten) 250 360 0 0 0
waarvan leningen 30 30 0 0 0
Flankerend beleid4
waarvan van werk(loosheid) naar Werk/gemeenten 104 318 228 0 0
waarvan Jeugdwerkloosheid 13 104 100 88 42
waarvan Scholing 0 214 18 0 0
waarvan Armoede en Schulden 23 78 45 0 0
waarvan Overig 0,2 0,7 0,7 0 0
Totaal 2.600,8 4.296,1 391,7 88,0 42,0
  1. Bron: Kamerbrief steun- en herstelpakket, 4e Incidentele suppletoire begroting inzake steun- en herstelpakket.
  2. De uitvoeringskosten worden op een later moment meerjarig verdeeld.
  3. Inmiddels overgemaakt naar het ministerie van BZK.
  4. Een deel van deze middelen staat gereserveerd op de begroting van het ministerie van EZK/BZK/OCW.

Het kabinet heeft de NOW en Tozo verlengd tot 1 juli 2021, zodat werkgelegenheid en bedrijvigheid zoveel mogelijk behouden blijven. De NOW en de Tozo worden in fases verantwoord aangescherpt en specifieker gericht, met meer ruimte voor herstructurering als die nodig is. Naast het verlengen van de overbruggingsmaatregelen treft het kabinet een omvangrijk sociaal pakket met aanvullende maatregelen. Onderdelen van het pakket zijn een goede begeleiding van werk(loosheid) naar werk, bij- en omscholing, de aanpak van jeugdwerkloosheid en de bestrijding van armoede en schulden. Hiervoor reserveert het kabinet over de jaren 2020-2024 cumulatief ongeveer € 1,4 miljard. 

Er is de afgelopen maanden ontzettend veel werk verzet, door de uitvoeringsorganisaties UWV en SVB, door gemeenten en door de ambtenaren op het departement om de noodmaatregelen in recordtempo te realiseren. Het kabinet is trots op de flexibiliteit van de uitvoering en het werk dat zij verzetten. Corona betekent ook een overbelasting van de SZW-organisatie. De prioriteit wordt gelegd bij wat nodig is om de corona- en ontstane economische crisis het hoofd te bieden en aan trajecten die op grond van het regeerakkoord en/of maatschappelijke urgentie prioritair zijn. Dit betekent dat op onderdelen vertragingen ontstaan of al zijn gemeld. Beperkende maatregelen kunnen geplande debatten in de Tweede Kamer uitstellen met als gevolg vertragingen in wetgevingstrajecten.

Het kabinet heeft belangrijke stappen gezet om de verschillen in de behandeling van werkenden op de arbeidsmarkt te verkleinen. Het kabinet heeft de Wet Arbeidsmarkt in Balans (WAB) ingevoerd en maatregelen genomen rondom loondoorbetaling bij ziekte. De wijzigingen maken het aantrekkelijker voor werkgevers om mensen in vaste dienst te nemen. Voor zelfstandigen zonder personeel is in het pensioenakkoord een verplichte arbeidsongeschiktheidsverzekering (AOV) opgenomen. Het kabinet streeft ernaar om begin 2021 een uitgewerkt voorstel AOV ZZP naar de Tweede Kamer te verzenden. Deze maatregelen dragen bij aan het verkleinen van verschillen tussen vast en flexibel werk en aan een beter vangnet voor alle werkenden. In aanvulling op de eerder aangekondigde maatregelen heeft het kabinet besloten om de zelfstandigenaftrek met ingang van 2021 versneld af te bouwen. In 2021 worden zelfstandigen gecompenseerd via een verhoging van de arbeidskorting en een verlaging van het tarief in de eerste schijf van de inkomstenbelasting. Dit creëert een gelijker speelveld met gelijker speelveld tussen personen die voor zichzelf, en voor een werkgever werken.

Er zal ook de komende jaren aandacht nodig zijn voor het toekomstbestending maken van de arbeidsmarkt. Volgens de commissie regulering naar werk onder leiding van Borstlap worden in huidige stelsel duurzame arbeidsrelaties te veel ontmoedigd, externe flexibiliteit te veel gestimuleerd en is het stelsel van contractvormen onoverzichtelijk en moeilijk te handhaven. Ook zouden werkenden zich beter en sneller moeten kunnen aanpassen aan veranderingen in de economie en kan het socialezekerheidsstelsel nog pro-actiever worden ingezet om mensen aan het werk te krijgen. De arbeidsmarkt van de toekomst zou volgens de commissie daarom gestoeld moeten zijn op uitgangspunten ‘wendbaarheid’, ‘duidelijkheid’, ‘weerbaarheid’ en ‘wederkerigheid’. De situatie op de arbeidsmarkt als gevolg van corona, onderstreept deze analyse. Kwetsbare mensen worden het hardst geraakt en verschillen tussen werkenden zijn groot. De bevindingen van de commissie sterken het kabinet dan ook in het streven naar een nieuwe balans op de arbeidsmarkt. Er zullen meer maatregelen nodig zijn om de arbeidsmarkt toekomstbestendig te maken. Ook de komende regeerperiodes zal aandacht voor deze onderwerpen nodig zijn.

Het kabinet blijft inzetten in op Leven Lang Ontwikkelen. Ontwikkeling tijdens de loopbaan is van groot belang om ervoor te zorgen dat mensen inzetbaar blijven op een veranderende arbeidsmarkt. De coronacrisis onderstreept dat belang. Door te blijven ontwikkelen in werk en zo nodig bij- of om- te scholen blijven vaardigheden up-to-date en kan werkloosheid worden voorkomen. Het kabinet streeft er daarom naar dat het vanzelfsprekend wordt te investeren in de ontwikkeling van mensen tijdens de hele loopbaan. Naast de scholingsmaatregelen die voortkomen uit het steun- en herstelpakket werkt het kabinet door aan de invoering van de STAP-regeling (Stimulans Arbeidsmarktpositie). Deze regeling vervangt de huidige fiscale aftrek voor scholing. Ook is er in 2021 weer circa € 50 miljoen beschikbaar vanuit de SLIM-regeling, waarmee werkgevers in het mkb, maar ook grotere werkgevers in de sectoren horeca, de landbouw en de recreatie, worden gestimuleerd om te investeren in de ontwikkeling van werkenden. Het meerjarig programma voor LLO loopt ook in 2021 door.

Om te komen tot een duurzaam houdbaar pensioenstelsel gaat het kabinet in 2021 de vernieuwing van het aanvullend pensioenstelsel uitwerken in wetgeving. Het kabinet streeft ernaar deze wetgeving op 1 januari 2022 in werking te laten treden. De afspraken die zijn uitgewerkt zorgen voor een duurzaam houdbaar pensioenstelsel dat beter aansluit bij ontwikkelingen in de maatschappij en op de arbeidsmarkt. Met de afspraken wordt het pensioen straks transparanter en persoonlijker. Ook biedt het nieuwe pensioenstelsel perspectief op een koopkrachtig pensioen, wat ook betekent dat het pensioen directer meebeweegt met de economie.

Naast afspraken over herziening van het tweede pijler pensioen, bevat het pensioenakkoord afspraken over een minder snelle stijging van de AOW-leeftijd en duurzame inzetbaarheid die eraan moeten bijdragen dat mensen hun AOW-leeftijd gezond werkend kunnen bereiken; ook degenen die zwaar werk verrichten. Het kabinet stelt € 1 miljard beschikbaar in de periode 2021 tot en met 2024 voor het faciliteren van sectorale maatwerkafspraken rondom duurzame inzetbaarheid, langer doorwerken en eerder uittreden. Ook is in 2021 € 10 miljoen beschikbaar van de middelen die het kabinet structureel beschikbaar stelt als bijdrage aan beleid gericht op gezond werken tot het pensioen.

In 2020 is het wetsvoorstel ‘RVU, verlofsparen en bedrag ineens’ ingediend bij de Tweede Kamer. Dit wetsvoorstel regelt een tijdelijke vrijstelling van de RVU-heffing (tot een bepaald bedrag) waardoor vervroegde uittreding mogelijk wordt gemaakt voor werknemers die niet in staat zijn werkend de AOW-leeftijd te bereiken. Daarnaast wordt de mogelijkheid geïntroduceerd om op de pensioeningangsdatum een deel van de waarde van de aanspraken op ouderdomspensioen als bedrag ineens op te nemen. Tot slot wordt de bestaande regeling waarbij werknemers fiscaal gefaciliteerd vakantieverlof en compensatieverlof kunnen opsparen verruimd. De beoogde inwerkingtredingsdatum voor de versoepeling van de RVU-heffing en verlofsparen is 1 januari 2021 en voor bedrag ineens 1 januari 2022.

In navolging van het advies van de Stichting van de Arbeid zal het nabestaandenpensioen worden gestandaardiseerd, waardoor risico’s worden verkleind. De belangrijkste wijziging is dat het partnerpensioen bij overlijden voor pensioendatum alleen nog maar mogelijk zal zijn op risicobasis. De dekking zal fiscaal gemaximeerd worden op 50% van het salaris, zonder rekening te houden met een franchise en zal diensttijdonafhankelijk zijn. Daarnaast wordt er ook een wijziging voorgesteld ter verbetering van het wezenpensioen. Het kabinet verwacht hier in 2021 verdere stappen te kunnen zetten.

Om het aantal werknemers te reduceren dat geen pensioen opbouwt, heeft de Stichting van de Arbeid (STAR) een aanvalsplan ‘witte vlek’ uitgebracht. Een van de aanbevelingen is het schrappen van de uitzonderingsbepaling voor de wachttijd voor pensioenopbouw in de uitzendsector. Deze aanbeveling is door het kabinet overgenomen, en de Pensioenwet zal in die richting worden aangepast.

Het kabinet wil ouders ontzorgen en tegelijk investeren in de ontwikkeling van kinderen. Keuzevrijheid blijft hierbij een belangrijk uitgangspunt. Uit het Interdepartementaal Beleidsonderzoek (IBO) Deeltijdwerk en de Brede maatschappelijke heroverweging ‘Kwalitatief goed onderwijs met kansen voor iedereen’ blijkt dat de combinatie van het Nederlandse stelsel van (kind)voorzieningen en de Nederlandse cultuur tot gevolg heeft dat veel vrouwen al vanaf de start van hun loopbaan in deeltijd werken. Het werken in (kleine) deeltijdbanen door vrouwen leidt ertoe dat zij minder verdienen dan mannen en minder ontwikkelkansen op de arbeidsmarkt hebben. Ook maakt het hen kwetsbaarder voor armoede, als zij niet economisch zelfstandig zijn. Bovendien zijn er kansen om het stelsel van kindvoorzieningen te verbeteren ten gunste van de ontwikkeling van het kind. Daarnaast is de vormgeving van de toeslagen, waaronder de kinderopvangtoeslag, gestoeld op gerichtheid en tijdigheid van betaling, waardoor het ook complex is en voor onzekerheid zorgt. Dit komt ook naar voren in het IBO Toeslagen. Het kabinet heeft besloten verschillende scenario’s te verkennen voor de toekomstige vormgeving van het stelsel van kindvoorzieningen: Scenariostudie Vormgeving Kindvoorzieningen.

Het kabinet kiest voor de invoering van negen weken betaald ouderschapsverlof voor beide ouders. Na uitbreiding van het verlof voor partners naar vijf dagen direct na de geboorte op 1 januari 2019, en vijf weken in het eerste half jaar vanaf 1 juli 2020 (middels de Wet Invoering Extra Geboorteverlof), neemt het kabinet een derde stap. Het kabinet voert 9 weken deels betaald ouderschapsverlof in. Het doel van deze uitbreiding is om beide partners de kans te geven om tijd met hun kind door te brengen in het eerste jaar na de geboorte. Daarnaast kan het verlof zorgen voor een gelijkere verdeling van werk- en zorgtaken tussen ouders. In deze negen weken hebben ouders recht op een uitkering tot 50% van het maximum dagloon. De maatregel zal per augustus 2022 ingaan.

Werk mag niet leiden tot gezondheidsschade. Goede arbeidsomstandigheden zijn daarbij essentieel. Het kabinet werkt daarom aan een Arbovisie 2040, waarvan momenteel de beleidsvoorbereiding in samenwerking met het veld in volle gang is. De Tweede Kamer zal hierover een hoofdlijnennotitie ontvangen en daarnaast zal advies worden gevraagd aan de sociale partners in de SER. In 2021 zal verder gewerkt worden aan de uitwerking van de reactie van het kabinet op het rapport van de commissie-Heerts om het proces van schadeafhandeling bij beroepsziekten door blootstelling aan gevaarlijke stoffen te verbeteren. Er wordt in dat kader onder meer gewerkt aan een tegemoetkomingsregeling voor werkenden die een ernstige beroepsziekte hebben opgelopen als gevolg van blootstelling aan gevaarlijke stoffen. Ook in Europees verband zetten we in op grenswaarden voor gevaarlijke stoffen.

In 2021 wordt verder gewerkt aan de maatschappelijke beweging aanpak burn-out, waarbij tevens de hernieuwde aandacht voor thuiswerken en de consequenties daarvan voor de vitaliteit en het welbevinden van werkenden worden betrokken. Verder wordt in 2021 prioriteit gegeven aan de voortzetting van het beleid op het terrein van gevaarlijke stoffen – inclusief de uitwerking van de beleidsreactie Asbest – en de versterking van de handhavingsketen. Vanuit het Meerjarenprogramma Risico- Inventarisatie en Evaluatie (RI&E) zullen bedrijven worden ondersteund bij het opstellen en naleven van de RIE om de naleving van deze verplichting te verbeteren.

De ruim 400.000 in Nederland werkzame arbeidsmigranten hebben net als alle andere werkenden recht op een eerlijk loon en gezonde en veilige werkomstandigheden. De gevolgen van de uitbraak van het coronavirus hebben belang hiervan des te duidelijker gemaakt. SZW werkt daarbij samen met andere departementen, decentrale overheden, sociale partners en maatschappelijke organisaties aan goede arbeidsvoorwaarden en arbeidsomstandigheden voor arbeidsmigranten en goed werkgeverschap bij bedrijven. Zo wordt onder meer gewerkt aan een complete en actuele woonregistratie van arbeidsmigranten en aan extra eisen waarmee malafide uitzendbureaus uit de markt worden geweerd. Ook wordt in samenwerking met andere departementen één centraal informatie­knooppunt opgericht waar arbeidsmigranten met vragen terecht kunnen. Bij de uitwerking van deze maatregelen betrekt het kabinet de aanbevelingen van het Aanjaagteam bescherming arbeidsmigranten onder aanvoering van Emile Roemer om de werk- en leefomstandigheden van arbeidsmigranten te verbeteren. Mede dankzij de capaciteitsuitbreiding van de Inspectie SZW uit het regeerakkoord kan de aanpak van misstanden ook verder worden versterkt. 

Het kabinet draagt ook in 2021 internationaal actief bij aan het gesprek over het sociaaleconomisch herstel. In de Internationale Arbeidsorganisatie (ILO) wordt gewerkt aan het creëren van een bijdetijds stelsel van instrumenten, waardoor de ILO effectief de uitdagingen in de snel veranderende wereld van werk (met onder andere nieuwe vormen van werk en veranderende arbeidsverhoudingen) kan adresseren. Hiernaast wordt de inzet op socialezekerheidsverdragen voortgezet. 

2.1.2 Beleidsprioriteit 2: mensen ondersteunen om naar vermogen mee te doen in de samenleving

Het kabinet wil zoveel mogelijk mensen aan het werk helpen, omdat werk de sleutel is tot inkomen, maatschappelijke participatie en integratie. Voor bepaalde groepen mensen is het lastiger om een baan te vinden, zoals mensen met een arbeidsbeperking of mensen met een migratie-achtergrond. Daarom werkt het kabinet aan een inclusieve arbeidsmarkt waar mensen kunnen meedoen. Juist nu is het van groot belang dat mensen worden aangemoedigd mee te doen, om mensen met schulden perspectief te bieden en voor mensen met een arbeidsbeperking om aan het werk te komen en te blijven.

De afgelopen jaren heeft het kabinet samen met het UWV een robuuste dienstverlening voor WW-, WGA- en Wajong-ers neergezet. Het voortzetten van deze dienstverlening is de komende tijd hard nodig. Nu meer mensen in de WW terechtkomen, is een aanzienlijke opschaling van de capaciteit nodig, al wordt deze beperkt door opleidings- en inwerkmogelijkheden. De hoge instroom in combinatie met het tekort aan uitvoeringscapaciteit heeft zowel op de korte als de langere termijn consequenties voor de dienstverlening. Het kabinet houdt de vinger aan de pols hoe de dienstverlening de komende tijd wordt vormgegeven.

Als gevolg van het coronavirus neemt de problematiek bij mensen die al kwetsbaar waren toe, waardoor gemeenten voor grote uitdagingen staan om burgers tijdig de juiste ondersteuning te bieden. Er is een toenemend beroep op bijstand en bijzondere bijstand. In sommige wijken is sprake van een stapeling van problematiek op het terrein van onderwijs, criminaliteit, veiligheid, gezondheid en armoede. Als gevolg van het coronavirus is de problematiek niet alleen verergerd, maar is ook sprake van een bredere maatschappelijke impact, signaleert ook de tijdelijke werkgroep Sociale Impact, de ‘werkgroep Halsema’. Specifieke maatregelen die zijn genomen zijn een coulante opstelling van schuldeisers, tijdelijk geen huisuitzettingen, noodsteun aan voedselbanken en aandacht voor kinderen in een kwetsbare positie door Leergeld en Nationaal Fonds Kinderhulp.

Voor mensen met een beperking is het kabinet aan de slag gegaan met de aanpak «Het Breed Offensief». Het Breed Offensief maakt het voor werkgevers eenvoudiger om mensen met een beperking in dienst te nemen en biedt mogelijkheden voor ondersteuning op maat. Voor 2020 en 2021 heeft de regering in totaal € 53 miljoen vrijgemaakt. Ook is er € 40 miljoen structureel beschikbaar gesteld voor de nieuwe vrijlating van arbeidsinkomsten voor mensen die in deeltijd met loonkostensubsidie werken. Op termijn (tot 2026) moeten 125.000 extra werkplekken voor mensen met beperkingen zijn gerealiseerd. Verder is er ruimte om in de structurele situatie 30.000 beschutte werkplekken te realiseren. Dit is een proces van langere adem, waarvoor de inspanningen van alle partijen nodig zijn: van werkgevers, werkzoekenden en werknemers, gemeenten, UWV, en Rijk, zowel in de arbeidsmarktregio’s als landelijk. Het kabinet acht de voorgestelde beleidsinzet als zeer urgent met het oog op de gevolgen van de coronacrisis op de werkgelegenheid van mensen met een arbeidsbeperking.

Het moet voor mensen met een beperking makkelijker worden om (meer) te gaan werken. Met het project Simpel Switchen worden drempels weggenomen om te gaan werken. Gemeenten zijn bij uitstek de partij om mensen hierin te ondersteunen en een brug te zijn tussen bijvoorbeeld participatie, (jeugd)zorg en schuldhulpverlening. 

Op 1 januari 2021 wordt het Besluit SUWI aangepast zodat werkgevers en werkzoekenden elkaar makkelijker kunnen vinden en meer mensen (duurzaam) aan het werk geholpen kunnen worden. Gemeenten en UWV bieden in iedere regio één gezamenlijk aanspreekpunt voor werkgevers met één basispakket aan dienstverlening. Ook gaan we door met de uitvoering van de actieplannen Perspectief op Werk, waar we door samenwerking van publieke en private partijen in alle arbeidsmarktregio’s mensen die niet zelfstandig werk kunnen vinden aan een baan of een leerwerkplek willen helpen. De middelen vanuit het Europees Sociaal Fonds geeft een boost aan de regionale samenwerking.

De evaluatie van de Participatiewet door het Sociaal en Cultureel Planbureau laat positieve ontwikkelingen zien als het gaat om het aan het werk helpen van jongeren met een arbeidsbeperking. Tegelijkertijd zijn er belangrijke aandachtspunten. Samen met gemeenten werken we daaraan. Het gaat erom dat gemeenten actief het gesprek voeren met alle bijstandsgerechtigden om te bezien op welke wijze zij met een passend aanbod op maat kunnen worden ondersteund in hun persoonlijke ontwikkeling en naar vermogen kunnen bijdragen aan de maatschappij.

Ook voor de uitbraak van het coronavirus nam het kabinet extra maatregelen om armoede tegen te gaan, zoals de inzet op een verhoging van de koopkracht van gezinnen met lage inkomens en het lonender maken van (meer uren) werk. De ambitie is om kinderen in armoede beter te bereiken, het aantal huishoudens met kinderen dat onder de armoedegrens leeft te verlagen en de brede kansenarmoede onder kinderen in beeld te brengen en te bestrijden. In 2021 volgt de eerste brief over de voortgang van de ambities kinderarmoede en een evaluatie van de bestuurlijke afspraken met de VNG over de bestrijding van kinderarmoede.

Samen met gemeenten en maatschappelijke organisaties streeft het kabinet ernaar dat mensen die het financieel moeilijk hebben niet nog verder in de (financiële) problemen terechtkomen als gevolg van het coronavirus. Zo zijn er maatregelen gericht op behoud van werkgelegenheid en het voorkomen van schulden. Gemeenten hebben tijdelijk de ruimte om af te wijken van de vier weken zoektermijn in de Participatiewet zodat maatwerk voor jongeren die hun baan verliezen mogelijk is. In het aanvullende sociale pakket zijn middelen beschikbaar gesteld via een Waarborgfonds om mensen met problematische schulden te ondersteunen.

De Brede Schuldenaanpak heeft een omslag teweeggebracht in de wijze waarop alle partijen de schuldenproblematiek benaderen en in het denken over mensen met schulden. Zowel de wijziging van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening, waarmee het vroegtijdig signaleren van schuldenproblematiek een wettelijke basis krijgt, als de Wet vereenvoudiging beslagvrije voet zullen op 1 januari 2021 in werking treden. De parlementaire behandeling van de wetgeving gericht op verbreding van het beslagregister (wetsvoorstel stroomlijning keten voor derdenbeslag) zal in 2021 plaatsvinden. 

Om bestaande en nieuwe risicogroepen als gevolg van het coronavirus niet (verder) in armoede- en schuldenproblematiek terecht te laten komen, zijn in de zomer van 2020 ronde tafels georganiseerd. Deze ronde tafels dragen bij aan een gedragen, versnelde en integrale armoede- en schuldenaanpak en waar nodig en mogelijk extra acties. Voor het versnellen van deze aanpak is geld beschikbaar gekomen in het aanvullende steun- en herstelpakket. De resultaten van deze (online) bijeenkomsten met tientallen betrokkenen worden in het najaar 2020 naar de Tweede Kamer gestuurd.

Meedoen in de samenleving is de beste weg naar een succesvolle inburgering. In het nieuwe inburgeringsstelsel dat op 1 juli 2021 in werking treedt zorgen gemeenten ervoor dat nieuwkomers zo snel mogelijk de Nederlandse taal leren en meedoen, het liefst via betaald werk. In het nieuwe stelsel geldt een hogere ambitie voor het taalniveau dan voorheen en combineren asielmigranten taallessen met (vrijwilligers-)werk of stage. In het nieuwe inburgeringstelsel krijgen asielzoekers meer begeleiding. Voor de invoering van het stelsel ontvangen gemeenten eenmalig € 36,5 miljoen. Voor hun rol in het nieuwe stelsel is structureel € 35,2 miljoen extra beschikbaar gemaakt, naast de € 70 miljoen die in het regeerakkoord beschikbaar is gesteld.

Met het programma Verdere Integratie op de Arbeidsmarkt (VIA) draagt het kabinet bij aan gelijke kansen op de arbeidsmarkt voor iedereen. In de praktijk blijkt dat Nederlanders met een niet-westerse migratieachtergrond, óók bij vergelijkbare kwalificaties, een minder stevige positie op de arbeidsmarkt hebben. Tot en met 2021 wordt in acht pilots onderzocht ‘wat werkt’ om de arbeidsmarktpositie en –participatie van mensen met een niet-westerse migratieachtergrond te verbeteren. Ook wordt met, en door, (koepels van) gemeenten, werkgevers en onderwijsinstellingen gewerkt aan het verspreiden en toepassen van effectief gebleken aanpakken. Vanaf 2021 wordt aanvullende monitoring ingezet om veranderingen in de arbeidsmarktpositie en –participatie van mensen met een niet-westerse migratieachtergrond te meten.

Met een versterkte inzet op preventie bevordert het kabinet samenleven in een steeds grotere diversiteit. Het kabinet zet in op versterking van de weerbaarheid op het niveau van het individu, de groep, de samenleving en de lokale overheid. In de weerbaarheidsagenda die later dit jaar naar de Tweede Kamer wordt verzonden wordt uiteengezet hoe we samen met gemeenten, gemeenschappen en professionals de samenleving versterken.

De afgelopen jaren zijn betekenisvolle stappen gezet om de levensstandaard voor inwoners van Caribisch Nederland te verhogen. Het kabinet heeft een ijkpunt vastgesteld voor het sociaal minimum en het minimumloon en de daaraan gekoppelde uitkeringen verhoogd. In 2021 wordt onderzocht wat de verdere ruimte is om het wettelijk minimumloon te verhogen, rekening houdend met de economie en de arbeidsmarkt. Het wetsvoorstel Kinderopvang Caribisch Nederland wordt in 2021 ingediend aan de Tweede Kamer. Vooruitlopend hierop is de tijdelijke subsidieregeling kinderopvang Caribisch Nederland van kracht om de kwaliteit en beschikbaarheid van de kinderopvang te verbeteren. Verder wordt in 2021 € 3 miljoen beschikbaar gesteld vanuit de regio-envelop Caribisch Nederland voor verbetering van de huisvesting kinderopvang. In het aanvullende sociale pakket is de tijdelijke subsidieregeling loonkosten en inkomensverlies met negen maanden verlengd en wordt de dienstverlening met betrekking tot arbeidsbemiddeling tijdelijk geïntensiveerd.

2.1.3 Beleidsprioriteit 3: Het verbeteren van de uitvoering en handhaving

Voor de uitvoering zijn het bijzondere tijden. Niet alleen zijn UWV en SVB geconfronteerd met de implementatie van nieuwe regelingen die in recordtempo moeten worden ingevoerd, ook voor de uitvoering van andere wetten zijn de consequenties van het coronavirus aanzienlijk. Zo neemt het aantal mensen dat een beroep doet op een WW-uitkering toe met ongekende aantallen en moeten werkwijzen worden aangepast op de anderhalvemetersamenleving. Op een aantal lopende trajecten is vertraging ontstaan, bijvoorbeeld in de ICT-portfolio. De uitvoering van de noodpakketmaatregelen en de stijging van volumes betekent voor de uitvoering dat de capaciteit om nieuwe wet- en regelgeving op te pakken beperkt is. Ook zullen lopende zaken vertragen.

De uitvoering van sociale zekerheid is kwetsbaar en de continuïteit in het verlenen van de juiste dienstverlening staat onder druk. Burgers en bedrijven raken hierdoor in toenemende mate in de knel. De oorzaken zijn divers: een combinatie van herhaalde taakstellingen, digitaliseringsoperaties, implementatie van complexe beleidsopgaven en personeelstekorten. Vele wetswijzigingen hebben elkaar opgevolgd en de complexiteit van de regelgeving stelt hoge eisen aan de uitvoering. Hierdoor is er weinig ruimte geweest voor de modernisering van het bestaande ICT-landschap en daarmee het verbeteren van de functionaliteit van de dienstverlening. Ook is er, met name bij de SVB, achterstand in noodzakelijk onderhoud opgebouwd. Dat de druk op de uitvoering groot is blijkt ook uit deze crisistijd.

Via de Ministeriële Commissie Uitvoering en daarbij behorende ‘Werkagenda voor de uitvoering’ werkt het kabinet hard aan het toekomstbestendig maken van de uitvoering. In het rapport ‘Werk aan uitvoering fase II – handelingsperspectieven en samenvatting probleemanalyse’ zijn concrete handelingsperspectieven opgenomen voor verbetering van de dienstverlening, wendbaarheid en toekomstbestendigheid die zijn in te zetten voor de korte en langere termijn. In het najaar 2020 volgt een kabinetsreactie op het rapport met de ‘Werkagenda voor de uitvoering’. Belangrijke onderdelen zijn verbeterde digitale toegang, eenvoudigere wetten en regels, dienstverlening op maat en een herwaardering van de uitvoering. Vooruitlopend op de uitkomsten van WAU investeert het kabinet € 100 miljoen in UWV, SVB en BKWI vanaf 2022 in knelpunten op het gebied van ICT, handhaving en dienstverlening. Vanwege het grote belang en noodzaak van deze investering is het kabinet bereid geweest hier budget voor vrij te maken binnen de begroting van SZW.

Een goede werking van de arbeidsmarkt en een gedragen stelsel van sociale zekerheid kan niet zonder handhaving van de regels. Misbruik ondermijnt het draagvlak voor ons sociaal stelsel, veroorzaakt oneerlijke concurrentie tussen zowel bedrijven als werkenden en brengt de gezondheid en veiligheid van werkenden in gevaar. Het kabinet versterkt de handhaving door slimmer te werken met data en door oog te hebben voor maatwerk in de uitvoering. Door beschikbare data goed te gebruiken kan misbruik effectiever en met minder last voor de burger worden opgespoord. Hierbij zoekt het kabinet naar een juiste balans tussen het maatschappelijk belang van fraudebestrijding en de inbreuk op het privéleven van mensen. Over de gemaakte keuzes wordt zo transparant mogelijk gecommuniceerd.

Het kabinet heeft aandacht voor een goede balans tussen handhaving en dienstverlening. Handhaving begint bij goede dienstverlening en duidelijke communicatie naar burgers, zodat eenieder weet waar hij zich aan moet houden. De crisismaatregelen maken dat er extra aandacht nodig is om de balans tussen dienstverlening en handhaving te bewaren. De snelheid waarmee de noodmaatregelen als de NOW en de Tozo tot stand zijn gekomen en worden uitgevoerd zorgt ervoor dat er een groter risico is op misbruik. De toename van uitkeringsaanvragen leidt tot vraagstukken over de inzet van capaciteit. Het kabinet beziet de komende tijd samen met het UWV hoe de dienstverlening aan werklozen optimaal kan worden vormgegeven binnen de huidige arbeidsmarktsituatie.

Het kabinet zet in op een betere naleving van arbeidswetten door een internationaal gelijk speelveld te creëren en door fors te investeren in de Inspectie SZW. Deze middelen worden conform het Inspectie Control Framework ingezet voor de bevordering van een eerlijke arbeidsmarkt, van gezond en veilig werken, en bestaanszekerheid. Na de Mid-term Review van eind 2020 wordt bezien welke herprioritering nodig is op basis van de ontwikkelingen en risico’s, inclusief de directe effecten van corona alsmede de indirecte effecten, zoals de aanbevelingen van het Aanjaagteam Arbeidsmigranten.

2.1.4 Kerncijfers

Fraude en handhaving UWV, SVB en gemeenten

Bij het ontvangen van een uitkering gelden diverse verplichtingen, zoals het tijdig verstrekken van gegevens over het inkomen en het melden van samenwonen. De naleving van deze verplichtingen is een belangrijke voorwaarde voor een goed werkend stelsel van sociale zekerheid. UWV, de SVB en de gemeenten zetten diverse instrumenten in om de naleving en handhaving van wet- en regelgeving te bevorderen. Het gaat zowel om voorkomen (bijvoorbeeld door gedragsbeïnvloeding en voorlichting) als om controleren en sanctioneren (bijvoorbeeld opleggen van boetes). In tabellen 4 en 5 is een overzicht gegeven van de kerncijfers op het gebied van handhaving bij UWV, SVB en gemeenten. De toelichting op deze kerncijfers over voorgaande jaren wordt in het jaarverslag 2019 van het ministerie gegeven.

2017 2018 2019 2017 2018 2019
UWV1 19 8,3 9 47 26 25
SVB2 3,5 3,9 10,5 7,8 7,9 10,6
Gemeenten3 31 33 31 69 70 67
Totaal 4 4 4 123 104 103
  1. UWV, Jaarverslag.
  2. SVB, Jaarverslag.
  3. CBS, Bijstandsdebiteuren- en fraudestatistiek.
  4. Betreft het aantal vorderingen vanwege een overtreding van de inlichtingenplicht. Eén overtreding kan meerdere vorderingen tot gevolg hebben. Vanwege het definitieverschil wordt geen totaal weergegeven.
2017 2018 2019 2017 2018 2019 2017 2018 2019
UWV1 12,7 4,9 4,8 7,6 4,9 4,3 8,6 5,8 6,6
SVB2 2,4 1,8 2,3 1,7 1,3 1,4 7,0 5,0 9,6
Gemeenten3 11,3 13,7 11,8 8,8 8,7 7,9 10,1 11,3 9,9
Totaal 26,4 20,3 19 18 14 14 26 22 26
  1. UWV, jaarverslag.
  2. SVB, jaarverslag.
  3. CBS, Bijstands- en fraudestatistiek.
UWV1 76% 75% 69% 59% 39% 22%
SVB2 52% 54% 52% 51% 35% 21%
Gemeenten3 39% 37% 35% 31% 23% 12%
  1. UWV, Jaarverslag.
  2. SVB, Jaarverslag.
  3. CBS, Bijstands- en fraudestatistiek.

Re-integratie

Tabel 7 geeft weer hoeveel mensen met een arbeidsbeperking UWV aan het werk heeft geholpen. In 2019 vonden 13.100 mensen met een arbeidsbeperking een baan, iets minder dan in 2018.

Mensen met recht op WAO-/WAZ-uitkering 300 400 300 2
Mensen met recht op Ziektewetuitkering 1.800 1.000 700 2
Mensen met recht op WIA-uitkering 2.500 2.900 3.500 3
Mensen met recht op Wajong 8.400 9.000 8.600 8.000
Totaal 13.000 13.300 13.100
  1. De aantallen zijn op verschillende manieren berekend. Bij de Wajong worden alleen de mensen die een arbeidsovereenkomst van minimaal zes maanden voor minimaal twaalf uur per week hebben aanvaard geteld. Bij de WIA, WAO en WAZ worden de mensen van wie het re-integratiedienstverleningstraject is beëindigd omdat ze voor hun resterende verdiencapaciteit werk hebben aanvaard geteld. Voor de Ziektewet worden uitsluitend de mensen die na een re-integratietraject aan het werk zijn gekomen geteld.
  2. Door de aard van deze regelingen kan geen streefwaarde worden opgesteld.
  3. Bij het ontwikkelen van de persoonlijke dienstverlening met de extra middelen van het kabinet wordt tevens ingezet op een verbetering van het inzicht in de resultaten van deze dienstverlening. Hierdoor kunnen naar verwachting in de toekomst ook voor de WIA streefwaarden worden opgesteld.

2.2 Budgettaire ontwikkeling uitgavenplafond Sociale Zekerheid

De Minister van SZW is binnen het kabinet verantwoordelijk voor het uitgavenplafond Sociale Zekerheid. In deze paragraaf wordt een beeld gegeven van de ontwikkelingen binnen deze sector. In de begrotingsregels van dit kabinet is afgesproken dat voor mutaties van de werkloosheidsuitgaven (WW en bijstand) die niet het gevolg zijn van beleidsmatige keuzes het uitgavenplafond wordt aangepast. Dit bevordert de automatische stabilisatie van de overheidsfinanciën. Voor beleidsmatige mutaties van werkloosheidsuitgaven en bijstand wordt het plafond niet aangepast. Daarnaast wordt het plafond aangepast voor de loon- en prijsontwikkeling. Het uitgavenplafond Sociale Zekerheid wordt ook aangepast voor de maatregelen die zijn genomen in antwoord op de coronacrisis, omdat het kabinet het niet wenselijk acht hiervoor andere uitgaven te verminderen.

2.2.1 Opbouw uitgavenplafond Sociale Zekerheid

Het uitgavenplafond Sociale Zekerheid bevat zowel uitgaven van regelingen die begrotingsgefinancierd zijn als uitgaven van regelingen die premiegefinancierd zijn. De begrotingsgefinancierde uitgaven worden gefinancierd uit belastingopbrengsten. De premiegefinancierde uitgaven komen ten laste van de sociale fondsen: deze uitgaven worden gedaan door UWV en SVB. Tabel 8 bevat een toelichting op de opbouw van de uitgaven die tot het uitgavenplafond Sociale Zekerheid worden gerekend.

Totaal uitgaven begrotingsgefinancierd 61,8 52,5 47,9 47,9 48,4 49,1
-/- Dubbeltelling rijksbijdragen 20,6 22,8 23,4 23,7 24,2 25,1
-/- Uitgaven plafond Rijksbegroting 0,8 1,5 1,2 1,2 1,2 1,0
-/- Correctie ontvangsten begrotingsgefinancierd 0,5 0,5 0,5 0,5 0,5 0,5
+ Loon- en prijsbijstelling 0,0 0,4 0,6 0,9 1,2 1,6
+ Overig 0,0 0,0 0,1 0,1 0,1 0,1
A. SZ-uitgaven begroting 39,9 28,2 23,5 23,4 23,7 24,1
Totaal uitgaven premiegefinancierd 62,5 66,6 68,4 69,6 71,0 73,2
-/- Correctie ontvangsten premiegefinancierd 0,3 0,3 0,3 0,3 0,3 0,3
B. SZ-uitgaven premie 62,2 66,3 68,1 69,3 70,6 72,8
C. Integratie-uitkering sociaal domein 2,0 1,9 1,9 1,8 1,8 1,7
Totale SZ-uitgaven (lopende prijzen) (A+B+C) 104,1 96,4 93,5 94,5 96,1 98,7

Allereerst wordt voor een dubbeltelling gecorrigeerd omdat sociale fondsen voor een deel worden gefinancierd uit begrotingsmiddelen, dit is de correctie voor rijksbijdragen. Dit betreft hoofdzakelijk een bijdrage aan het Ouderdomsfonds, die nodig is om de AOW-uitgaven te kunnen dekken. De opbrengsten van de AOW-premie zijn namelijk onvoldoende toereikend voor de AOW-uitgaven. In 2021 worden de uitgaven onder het uitgavenplafond hierdoor met € 22,8 miljard gecorrigeerd. Ook zijn er uitgaven op de SZW-begroting die onder het uitgavenplafond Rijksbegroting vallen, waarvoor met € 1,5 miljard wordt gecorrigeerd. Dit betreft onder meer verschillende subsidies en opdrachten en de apparaatsuitgaven van SZW.

Voor het gedeelte van de ontvangsten dat tot de niet-belastingontvangsten wordt gerekend wordt eveneens gecorrigeerd: € 0,5 miljard (terugontvangsten Kinderopvang en terugontvangsten Tegemoetkoming ouders). Het uitgavenplafond Sociale Zekerheid wordt in lopende prijzen uitgedrukt, wat betekent dat rekening wordt gehouden met toekomstige loon- en prijsontwikkelingen en de gevolgen daarvan voor de uitgaven. Voor de begrotingsgefinancierde regelingen zijn hiervoor middelen gereserveerd (€ 0,4 miljard in 2021). Deze middelen staan niet op de SZW-begroting, maar op een afzonderlijke begrotingspost die door de Minister van Financiën wordt beheerd. De post overig bestaat uit middelen die op de aanvullende post bij Financiën staan. Hierin is de in=uittaakstelling ook verwerkt, dit is de tegenhanger van de eindejaarsmarge. Met de eindejaarsmarge worden middelen toegevoegd aan het volgende jaar, wat leidt tot uitgaven bovenop het afgesproken plafond. De in=uittaakstelling wordt geboekt om te voorkomen dat het plafond door het toevoegen van de eindejaarsmarge wordt overschreden.

De premiegefinancierde uitgaven zijn uitgedrukt in lopende prijzen. De post wordt gecorrigeerd voor de premie gefinancierde ontvangsten. Het gaat hier om de ontvangsten uit de Ufo (Uitvoeringsfonds voor de overheid) die overheidswerkgevers betalen ten behoeve van de WW.

De middelen voor de Wsw en het participatiebudget maken onderdeel uit van de integratie-uitkering sociaal domein (IUSD) en staan daarom niet op de SZW-begroting. Deze uitgaven (€ 1,9 miljard in 2021) zijn wel onderdeel van het uitgavenplafond Sociale Zekerheid en worden bijgeteld. In lopende prijzen bedragen de uitgaven onder het uitgavenplafond Sociale Zekerheid € 96,4 miljard in 2021.

2.2.2 Uitgaven uitgavenplafond Sociale Zekerheid 2020-2025

In tabel 9 wordt de opbouw van het uitgavenplafond Sociale Zekerheid per cluster van regelingen getoond. De uitgaven zijn gesaldeerd met de ontvangsten. In 2021 bedragen de totale uitgaven € 96,4 miljard. Hieronder vallen ook de uitgaven uit de noodpakketten gerelateerd aan de coronacrisis, deze vallen voornamelijk in 2020. In de jaren van 2021 tot 2025 stijgen de verwachte uitgaven van € 96,4 miljard naar € 98,7 miljard. De stijging is voor een groot deel toe te wijzen aan de nominale ontwikkeling (aanpassing aan de loon- en prijsontwikkeling). Deze post bedraagt € 1,7 miljard in 2021 en stijgt naar € 7,4 miljard in 2025. Gecorrigeerd voor de nominale ontwikkeling blijven de uitgaven onder uitgavenplafond Sociale Zekerheid min of meer gelijk. Een overzicht van het verloop van de uitgaven over de jaren 2020 t/m 2025 is te vinden in de Horizontale toelichting in de bijlagen bij de Miljoenennota.

De grootste uitgavenpost onder uitgavenplafond Sociale Zekerheid voor 2021 is de AOW (€ 41,2 miljard). Resterende grote uitgavenposten zijn de arbeidsongeschiktheidsregelingen (€ 13,9 miljard), de WW en bijstand (tezamen € 13,0 miljard) en de kindregelingen (€ 9,6 miljard). De verwachte uitgaven aan de AOW lopen op als gevolg van een toenemend aantal AOW-gerechtigden. De WW- en bijstandsuitgaven lopen naar verwachting de komende jaren op als gevolg van de ontwikkelingen rond het coronavirus, waarna de verwachting is dat zij in de jaren daarna weer zullen dalen. De uitgaven die samenhangen met de crisispaketten vallen in de categorie ‘overig’ en zorgen in de jaren 2020 en 2021 voor substantieel hogere uitgaven dan in de andere jaren.

Arbeidsmarkt
LIV/jeugd-LIV/LKV 0,7 0,6 0,5 0,5 0,6 0,5
Transitievergoeding/Compensatieregeling TV MKB 0,8 0,4 0,2 0,2 0,2 0,2
Werkloosheid/Bijstand
WW-uitgaven (werkloosheid) 4,3 6,1 6,5 5,9 5,4 5,0
Macrobudget participatiewetuitkeringen (bijstand) 6,4 6,8 7,2 7,2 7,1 7,0
Ziekte/arbeidsongeschiktheid/verlofregelingen
ZW-uitgaven 1,8 1,8 1,8 1,8 1,8 1,8
WIA/WAO/WAZ/Wajong 13,8 13,9 14,0 14,3 14,5 14,7
WAZO/geboorteverlof/ouderschapsverlof 1,4 1,5 1,7 1,9 2,0 2,0
Ouderdom/Nabestaanden
AOW 40,3 41,2 41,5 41,8 42,3 43,2
Inkomensondersteuning AOW 1,0 1,0 1,0 1,0 1,0 1,1
Anw 0,3 0,3 0,3 0,3 0,3 0,3
Kinderopvang en kindregelingen
KOT 3,3 3,2 3,2 3,2 3,3 3,3
AKW/WKB 6,4 6,3 6,2 6,2 6,2 6,1
Re-integratie/Participatie
Re-integratieuitgaven arbeidsongeschiktheid 0,2 0,2 0,2 0,2 0,2 0,2
Integratie-uitkeringen sociaal domein 2,0 1,9 1,9 1,8 1,8 1,7
Uitvoeringskosten en overige uitgaven
Uitvoeringskosten (UWV/SVB etc.) 2,4 2,6 2,5 2,5 2,5 2,5
Overige uitgaven 19,0 6,7 1,7 1,5 1,5 1,6
Nominale ontwikkeling 0,0 1,7 2,8 4,1 5,6 7,4
Totaal SZ-uitgaven 104,1 96,4 93,5 94,5 96,1 98,7

2.2.3 Mutaties uitgaven uitgavenplafond Sociale Zekerheid 2020-2025

Tabel 10 geeft de mutaties weer tussen ontwerpbegroting 2020 en de ontwerpbegroting 2021. Grootste mutaties zijn de opwaartse bijstellingen in de WW- en bijstandsuitgaven als gevolg van de oploop in werkloosheid en de uitgaven aan de maatregelen uit de crisispaketten in 2020 en 2021 (voornamelijk NOW en Tozo). De verwachte nominale ontwikkeling (indexatie van de uitkeringsregelingen aan loon- en prijsontwikkelingen) is meerjarig naar beneden bijgesteld op basis van CPB-cijfers.

SZ-uitgaven ontwerpbegroting 2020 85,2 87,8 90,3 93,2 96,3
Arbeidsmarkt ‒ 0,1 ‒ 0,1 ‒ 0,1 ‒ 0,1 ‒ 0,1
Werkloosheid/Bijstand 0,8 2,9 3,2 2,2 1,3
Arbeidsongeschiktheid/Ziekte en zwangerschap 0,1 0,2 0,2 0,2 0,3
Ouderdom/Nabestaanden ‒ 0,1 ‒ 0,1 0,0 0,0 0,0
Kinderopvang en kindregelingen 0,1 0,2 0,1 0,0 0,0
Uitvoeringskosten (UWV/SVB etc.) ‒ 0,1 0,4 0,3 0,2 0,2
EU-ouderschapsverlof 0,0 0,0 0,1 0,4 0,4
NOW (inclusief uitvoeringskosten) 14,8 4,9 0,2 0,0 0,0
Tozo (inclusief uitvoeringskosten) 3,1 0,3 0,0 0,0 0,0
Compensatie eigen bijdrage kinderopvang 0,3 0,0 0,0 0,0 0,0
Overige uitgaven ‒ 0,3 ‒ 0,1 ‒ 0,2 ‒ 0,2 ‒ 0,2
Nominale ontwikkeling 0,2 ‒ 0,1 ‒ 0,8 ‒ 1,5 ‒ 1,9
SZ-uitgaven ontwerpbegroting 2021 104,1 96,4 93,5 94,5 96,1 98,7

2.2.4 Uitgaven uitgavenplafond Sociale Zekerheid en toetsing aan ijklijn

De ijklijn van het uitgavenplafond Sociale Zekerheid wordt jaarlijks conform de begrotingsregels bijgesteld voor loon- en prijsontwikkelingen, niet-beleidsmatige mutaties van de werkloosheidsuitgaven (WW en bijstand), overboekingen met andere uitgavenplafonds en statistische correcties. Daarnaast wordt het uitgavenplafond aangepast voor de maatregelen uit de crisispaketten en voor het verhogen van het WKB-bedrag vanaf het derde kind. De WKB-verhoging wordt namelijk binnen het inkomstenkader gedekt. Als gevolg hiervan is de ijklijn voor het uitgavenplafond Sociale Zekerheid in 2021 met € 8,4 miljard verhoogd.

Ijklijn SZ-plafond ontwerpbegroting 2020 84,9 87,6
Correcties 19,1 8,4
Ijklijn SZ-plafond ontwerpbegroting 2021 104,0 96,0

De actuele uitgavenramingen uitgavenplafond Sociale Zekerheid, zoals deze zijn weergegeven in tabel 9, dienen volgens de regels budgetdiscipline voor 2021 te worden getoetst aan de actuele ijklijn van het uitgavenplafond Sociale Zekerheid zoals weergegeven in tabel 11. Deze plafondtoetsing wordt weergegeven in tabel 12. De uitgaven onder uitgavenplafond Sociale Zekerheid zijn in 2021 bijgesteld naar € 96,4 miljard, terwijl de ijklijn uitkomt op € 96,0 miljard. Hiermee wordt de ijklijn in 2021 overschreden met afgerond € 0,4 miljard.

Totale SZ-uitgaven 104,1 96,4
Ijklijn SZ-uitgaven 104,0 96,0
Over-/onderschrijding ijklijn SZ 0,1 0,4

2.3 Overzicht niet-juridisch verplichte uitgaven

1 Arbeidsmarkt 5.875.149 5.864.980 99,8 10.169 0,2 Opdrachten (10.169)
2 Bijstand, Participatiewet en Toeslagenwet 8.148.597 8.115.690 99,6 32.907 0,4 Subsidies (3.673) en Opdrachten (29.234)
3 Arbeidsongeschiktheid 10.722 722 6,7 10.000 93,3 Bijdragen aan ZBO's/RWT's (10.000)
4 Jonggehandicapten 3.484.285 3.484.285 100 0 0,0
5 Werkloosheid 142.369 142.369 100 0 0,0
6 Ziekte en zwangerschap 12.612 12.612 100 0 0,0
7 Kinderopvang 3.550.009 3.518.621 99,1 31.388 0,9 Subsidies (1.005), Opdrachten (20.523) en Bijdragen aan agentschappen (9.861)
8 Oudedagsvoorziening 26.178 26.178 100 0 0,0
9 Nabestaanden 1.370 1.370 100 0 0,0
10 Tegemoetkoming ouders 6.521.835 6.521.835 100 0 0,0
11 Uitvoering 655.858 655.858 100 0 0,0
12 Rijksbijdragen 22.756.024 22.756.024 100 0 0,0
13 Integratie en maatschappelijke samenhang 237.197 230.077 97,0 7.120 3,0 Subsidies (4.685) en Opdrachten (2.434)
Totaal niet-juridisch verplichte uitgaven 91.584

De uitgaven op de beleidsartikelen van SZW zijn voor 99,8% juridisch verplicht voor het jaar 2021. Het hoge percentage komt doordat een groot deel van de SZW-begrotingsuitgaven voortvloeit uit bestaande wetgeving die het parlement reeds aanvaard heeft. Dit geldt bijvoorbeeld voor de inkomensoverdrachten uit hoofde van de Participatiewet, de Wajong en de Kinderopvangtoeslag, maar ook voor de rijksbijdragen en de tegemoetkomingen voor ouders. Een wijziging in deze uitgaven vereist een wijziging van de desbetreffende wetten. Deze uitgaven kunnen dus niet worden aangepast door een wijziging van de begroting van SZW.

Naar verwachting is een beperkt deel van de uitgaven over 2021 niet juridisch verplicht. Het betreft enkele subsidies en opdrachten, en bijdragen aan agentschappen in het kader van kinderopvang en bijdragen aan ZBO’s/RWT’s in het kader van een scholingsexperiment voor WGA-gerechtigden. In veel gevallen liggen er wel bestuurlijke afspraken aan deze voorgenomen uitgaven ten grondslag. De niet-juridisch verplichte uitgaven zijn dan ook niet te beschouwen als middelen die zonder meer vrijelijk beschikbaar zijn voor alternatieve aanwending. Op de totale begroting van SZW gaat het om een bedrag van € 91,6 miljoen aan nog niet juridisch verplichte uitgaven. Dit alles heeft alleen betrekking op de begrotingsgefinancierde uitgaven.

Premiegefinancierde uitgaven, die ook in de begroting van SZW worden toegelicht, kunnen niet worden aangepast middels een wijziging van de begroting. Premie-uitgaven vallen immers niet onder het budgetrecht van de Staten-Generaal. De premiegefinancierde uitgaven voor 2021 zijn overigens 100% juridisch verplicht. De premiegefinancierde uitgaven bestaan enerzijds uit uitkeringsregelingen zoals de AOW, WIA en WW, anderzijds uit bijdragen aan UWV en de SVB voor de uitvoering van die wetten en re-integratie (UWV). De uitkeringsgelden zijn juridisch verplicht omdat deze voortvloeien uit bestaande wetgeving. De uitvoeringsbudgetten worden bij de goedkeuring van de jaarplannen van de ZBO’s vastgelegd.

2.4 Meerjarenplanning beleidsdoorlichtingen

In het kader van de operatie Inzicht in Kwaliteit ontwikkelt SZW een Strategische Onderzoek- en Evaluatieagenda (SEA). Deze agenda vervangt op termijn de meerjarenplanning beleidsdoorlichtingen als uitgangspunt voor de agendering van evaluaties. Het doel is om het inzicht in doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid verder te vergroten. Hierbij onderzoekt SZW of er meer verbinding gelegd kan worden tussen evaluaties en ander­soortige onderzoeken.

SZW experimenteert hier al mee in de pilot Evaluatie- en onderzoeksplanning Kinderopvang. Aan de hand van de beleidstheorie en geplande of toegezegde (evaluatie)onderzoeken over kinderopvang wordt in deze pilot inzichtelijk gemaakt welke evaluatie- en kennisvragen er zijn en hoe deze op welke termijn ingevuld gaan worden. Hierbij wordt gekeken wat een goede timing en prioritering is van (evaluatie)onderzoeken en van periodieke synthese-onderzoeken. Het doel van de pilot is om de link tussen uitkomsten van (evaluatie)onderzoeken en beleid te versterken, en de Tweede Kamer vaker te informeren over inzichten in doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid.

Tijdig en goed nadenken is niet nieuw bij SZW. Een goed voorbeeld hiervan is de beleidsdoorlichting over artikel 11 Uitvoering (uiterlijk eind 2021 naar de Tweede Kamer). Bij de start van deze beleidsdoorlichting is op basis van een omvattend plan van aanpak tijdig nagedacht waar de kennisbehoefte ligt en hoe verschillende (evaluatie)onderzoeken (met name naar de doelmatigheid en de doeltreffendheid van de uitvoering) samengenomen kunnen worden. Zo wordt de beleidsdoorlichting onder andere gecombineerd met de evaluatie Wet SUWI en de evaluatie van de doeltreffendheid en doelmatigheid van de zbo’s (conform artikel 39 Kaderwet zbo’s).1 

Door de coronacrisis is de ontwikkeling van een complete SEA verschoven naar de tweede helft van 2020. In de nog te ontwikkelen SEA is ook aandacht voor het evalueren van de coronamaatregelen. Daarnaast wordt de Tweede Kamer, zolang daaraan behoefte is bij de Kamer, maandelijks geïnformeerd over het beroep op de SZW-maatregelen uit het noodpakket en over het beeld op de arbeidsmarkt.

Art. Naam artikel 2019 2020 2021 2022 2023 2024 20251
1 Arbeidsmarkt
2 Bijstand, Participatiewet en Toeslagenwet
3 Arbeidsongeschiktheid
4 Jongehandicapten
5 Werkloosheid
6 Ziekte en zwangerschap
7 Kinderopvang2
8 Oudedagsvoorziening
9 Nabestaanden
10 Tegemoetkoming ouders
11 Uitvoering
12 Rijksbijdragen3
13 Integratie en maatschappelijke samenhang
  1. Voor 2025 zijn vooralsnog geen beleidsdoorlichtingen gepland. In de ontwikkeling van de SEA nemen we de planning van synthese-onderzoeken voor 2025 op.
  2. Voor artikel 7 Kinderopvang start in de zomer 2020 de pilot evaluatie- en onderzoekplanning Kinderopvang. Het eerste synthese-onderzoek in de pilot verschijnt in 2022. Deze pilot wordt uitgevoerd in het kader van de SEA en is hiermee een andere invulling van de beleidsdoorlichting die voor 2021 gepland stond. De Tweede Kamer wordt uiterlijk de week voor Prinsjesdag hierover geïnformeerd.
  3. Artikel 12, Rijksbijdragen, is een technisch artikel. Er wordt op basis van dit artikel geen specifiek beleid gevoerd. Om die reden wordt dit artikel niet doorgelicht. De evaluatie van het beleid waarvoor deze rijksbijdragen zijn bedoeld, vindt plaats wanneer de artikelen waar dit beleid onderdeel van is worden doorgelicht.

Voor het meest recente overzicht van de realisatie van beleidsdoorlichtingen, klik op deze link: Status beleidsdoorlichtingen. Voor een verdere onderbouwing van de meerjarenprogrammering, zie bijlage 5 «Evaluatie- en overig onderzoek».

2.5 Overzicht risicoregelingen

13 (Integratie en maatschappelijke samenhang) Inburgering 285.031 divers

Asielstatushouders die inburgeringsplicht hebben, kunnen via het sociaal leenstelsel een bijdrage krijgen om hun inburgeringsonderwijs te bekostigen. Slechts in het geval dat deze asielstatushouders onvoldoende inspanningen hebben verricht om het inburgeringsdiploma of NT2-diploma tijdig te behalen dient de lening terugbetaald te worden. Gezins- en overige migranten kunnen een beroep doen op het sociaal leenstelsel wanneer zij niet over voldoende middelen beschikken om hun inburgering zelf te bekostigen. In tegenstelling tot de asielstatushouders dienen gezins- en overige migranten de lening altijd terug te betalen. In beide gevallen geldt dat de lening niet wordt uitbetaald aan de nieuwkomer maar rechtstreeks aan de onderwijsinstantie.

Het kabinet is voornemens per 1 juli 2021 een nieuw inburgeringsstelsel in werking te laten treden. Het sociaal leenstelsel is niet van toepassing op asielstatushouders die na 1 juli inburgeringsplichtig worden. Gezins- en overige migranten kunnen in het nieuwe stelsel wel gebruik blijven maken van het sociaal leenstelsel.

3. Beleidsartikelen

Artikel 1 Arbeidsmarkt

A. Algemene doelstelling

De overheid draagt bij aan evenwichtige arbeidsverhoudingen en ­-voorwaarden door kaders te stellen en waar van toepassing toe te zien op de naleving daarvan. De overheid bevordert en stimuleert een inclusieve arbeidsmarkt en gezonde en veilige arbeidsomstandigheden.

De overheid bevordert het functioneren van de arbeidsmarkt door bescherming te bieden en de belangen van werknemers te waarborgen in evenwicht met de belangen van de onderneming. De overheid voorziet hierbij in een minimumniveau van arbeidsrechtelijke bescherming, onder andere ten aanzien van de arbeidsomstandigheden, arbeidsverhoudingen en arbeidsvoorwaarden, met inachtneming van de eigen verantwoordelijkheid van werkgevers en werknemers. Daarnaast draagt zij zorg voor een op de arbeidsmarkt toegesneden arbeidsmigratiebeleid.

De overheid vindt het belangrijk dat werknemers en zelfstandigen hun werk onder goede condities kunnen verrichten. Dit is ook van belang voor het vergroten van de arbeidsparticipatie en de arbeidsproductiviteit, het beperken van uitval door ziekte en arbeidsongeschiktheid, en het bevorderen van de duurzame inzetbaarheid van werknemers.

De overheid geeft invulling aan bovenstaand beleid door de vormgeving van een stelsel van wet- en regelgeving. Ook ziet de overheid toe op de naleving daarvan. Concreet gaat het daarbij om:

  1. gezond en veilig werken, waaronder de Arbeidsomstandighedenwet (Arbowet) en de Arbeidstijdenwet (ATW);
  1. arbeidsverhoudingen, waaronder de Wet op de collectieve arbeidsovereenkomst (cao), de Wet op het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten (avv) en de Wet op de ondernemingsraden (WOR);
  1. arbeidsrechtelijke bescherming, waaronder de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag (Wml), wet- en regelgeving met betrekking tot gelijke behandeling en de Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs (Waadi);
  1. toelating van arbeidsmigranten, waaronder de Wet arbeid vreemdelingen (Wav);
  1. de Wet arbeidsvoorwaarden gedetacheerde werknemers in de Europese Unie (WagwEU);
  1. maatregelen tegen schijnconstructies van werkgevers, waaronder de Wet aanpak schijnconstructies (Was);
  1. de Wet tegemoetkomingen loondomein (Wtl);
  1. de Wet arbeidsmarkt in balans (Wab).

Bij het realiseren van deze doelstelling is een belangrijke taak weggelegd voor sociale partners. Zij zijn verantwoordelijk voor het maken van onderlinge afspraken over arbeidsvoorwaarden en arbeidsverhoudingen en het bieden van veilige en gezonde werkomstandigheden. De overheid bevordert dat sociale partners hier vorm en uitvoering aan geven en voert hiertoe overleg met hen.

B. Rol en verantwoordelijkheid

De Minister stimuleert met financiële instrumenten het in dienst nemen van mensen met een kwetsbare positie op de arbeidsmarkt, initiatieven die bijdragen aan gezonde en veilige arbeidsomstandigheden en aan goede arbeidsverhoudingen en arbeidsvoorwaarden. De Minister regisseert met wet- en regelgeving het stelsel van minimumeisen. Hij is in deze rollen verantwoordelijk voor:

  1. de vormgeving, het onderhoud en de werking van dit stelsel;
  1. de vaststelling van de hoogte van het wettelijk minimumloon (Wml) en het maximumdagloon;
  1. het bevorderen van goede arbeidsverhoudingen, onder andere door het recht op onderhandeling door sociale partners te waarborgen en het in stand houden van een adequate overlegstructuur met de sociale partners;
  1. het bevorderen dat werkgevers en werknemers gezonde en veilige arbeidsomstandigheden en een goed werktijden- en verzuimbeleid realiseren;
  1. het bevorderen dat werkenden gezond en vitaal kunnen doorwerken tot de pensioengerechtigde leeftijd;
  1. het zorgdragen voor gelijke kansen voor en tijdens arbeidsdeelname;
  2. het stimuleren en faciliteren van postinitiële scholing ten behoeve van het optimaal functioneren van de arbeidsmarkt;
  1. de handhaving van de wet- en regelgeving door de Inspectie SZW.

De Minister van Financiën is primair verantwoordelijk voor de fiscale wet- en regelgeving. Wanneer fiscale instrumenten worden ingezet om doelstellingen in het kader van het arbeidsmarktbeleid te realiseren, is de Minister van SZW hiervoor medeverantwoordelijk.

C. Beleidswijzigingen

Wet tegemoetkomingen loondomein

De temporisering van de verhoging van de AOW-leeftijd (Kamerstukken II 2018/19, 32 043, nr. 457) wordt deels gedekt met middelen uit de Wet tegemoetkomingen loondomein (Wtl). Daarnaast is in het pensioenakkoord de afspraak gemaakt dat werkgevers in overleg met het kabinet onderzoeken of voor het geheel aan instrumenten in de Wtl tot een effectievere invulling gekomen kan worden. Daarbij is expliciet afgesproken dat het bezuinigingsbedrag binnen de Wtl niet kan veranderen en geldt het huidige instrumentarium van de Wtl als kader waarbinnen de gelden worden besteed. 

Uitkomst van de gesprekken met werkgevers is dat het LIV wordt omgevormd tot een loonkostenvoordeel voor potentieel kwetsbare jongeren (LKV jongeren). Daarnaast wordt het LKV banenafspraak structureel gemaakt (Kamerstukken II 2018/19, 34 352, nr. 138, p. 25). Zo worden werkgevers gestimuleerd om mensen met een (potentieel) kwetsbare positie op de arbeidsmarkt in dienst te nemen en te houden. Met de uitvoering wordt de vroegst mogelijke termijn van invoering bekeken. In de brief van 6 juli 2020 (Kamerstukken II 2019/20, 34 304, nr. 15) is de Tweede Kamer geïnformeerd over de hoofdlijnen van een effectievere Wtl.

Duurzame inzetbaarheid en leven lang ontwikkelen

Met het Pensioenakkoord is structureel € 10 miljoen vrijgekomen voor een meerjarig investeringsprogramma duurzame inzetbaarheid en leven lang ontwikkelen. Dit programma richt zich op twee sporen: het creëren van bewustwording en het verzamelen, toepasbaar maken en verspreiden van kennis op dit terrein. Vanaf 2020 worden middelen via een subsidieregeling beschikbaar gesteld om te experimenteren of pilots uit te voeren om toepassing in de praktijk te bevorderen.

Stimuleringsregeling LLO in MKB (SLIM)

Aan de al bestaande stimuleringsregeling voor scholing en ontwikkeling van werknemers in MKB bedrijven, worden in 2021 extra middelen toegevoegd. De uitbreiding is een gevolg van de door de coronacrisis ontstane extra behoefte aan scholing en begeleiding.

Stimulans arbeidsmarktpositie (STAP)

In 2021 worden er voorbereidingen getroffen door UWV en DUO voor de uitvoering van het STAP-budget. Het STAP-budget is een uitgavenregeling, ter vervanging van de fiscale aftrek scholingsuitgaven, waarmee het individu in staat wordt gesteld om scholing in te zetten voor de eigen ontwikkeling en duurzame inzetbaarheid. Naar verwachting gaat het STAP-budget van start per 1 januari 2022.

Arbeidsmarktmaatregelen coronapandemie

In voorjaar 2020 is de subsidieregeling Tijdelijke noodmaatregel overbrugging voor werkbehoud (NOW) ingevoerd. De regeling is bedoeld om werkgevers die te maken hebben met omzetverlies als gevolg van corona tegemoet te komen. Hierdoor kunnen zij hun werknemers in dienst houden. De regeling is in juni 2020 verlengd met vier maanden. De regeling is in juni 2020 verlengd met vier maanden. De daarop volgende derde verlenging kent een looptijd van 9 maanden tot 1 juli 2021. Deze derde tranche kent een aflopende tegemoetkoming van de loonsom en biedt ruimte de loonsom te laten dalen zonder dat dit ten koste gaat van de subsidie. De eerste drie maanden wordt 80% uitgekeerd waarna iedere 3 maanden het uitkeringspercentage met 10 procent-punt afneemt. Tevens geldt dat vanaf 1 januari 2021 het omzetverlies tenminste 30 procent moet zijn.

Een soortgelijke regeling is voor Caribisch Nederland ontwikkeld. Die regeling ziet op gedeeltelijke compensatie van loon en inkomstenverlies.

Als gevolg van corona wordt geïnvesteerd in scholing en ontwikkeling. De overheid ondersteunt door het bekostigen van ontwikkeladviezen en (online) scholing. Het pakket biedt (niet) werkenden de mogelijkheid een eerste stap te zetten in een mogelijke (her)oriëntatie op hun arbeidsmarktpositie. De subsidieregeling loopt in 2020 en 2021.

Maatwerkregeling duurzame inzetbaarheid en eerder uittreden (MDI&EU)

Een van de maatregelen uit het pensioenakkoord betreft een tijdelijke subsidieregeling die ziet op het faciliteren van sectorale maatwerkafspraken rondom duurzame inzetbaarheid, langer doorwerken en eerder uittreden. Voor het faciliteren van maatwerk duurzame inzetbaarheid en het mogelijk maken van eerder uittreden heeft het kabinet vorig jaar € 800 miljoen beschikbaar gesteld (4 x € 200 miljoen vanaf 2021). Het kabinet is met de sociale partners als onderdeel van de uitwerking van het pensioenakkoord overeengekomen om dit budget met € 200 miljoen te verhogen naar € 1 miljard.

Herziening Wet arbeid vreemdelingen (Wav) en aanpassing Besluit uitvoering Wav

De Wet arbeid vreemdelingen wordt herzien om de wet meer flexibel en toekomstbestendig te maken. Hierin past ook de wijziging dat een tewerkstellingsvergunning (twv) voor ten hoogste drie jaar kan worden verleend. Verder worden er wijzigingen doorgevoerd om de positie van werknemers te versterken en oneerlijke concurrentie tegen te gaan. Om startups in Nederland beter in staat te stellen om internationaal talent aan te trekken, wordt daarnaast een verblijfsregeling gecreëerd voor essentieel personeel van startups in de vorm van een driejarige pilot.

Arbovisie

Het kabinet werkt aan een Arbovisie 2040. De sociale partners in de SER worden om advies gevraagd, waar in 2021 een kabinetsreactie op zal volgen.

Transitievergoeding MKB

Per 2021 hebben kleine werkgevers die hun onderneming stoppen vanwege pensionering of ziekte, onder voorwaarden, recht op compensatie van de transitievergoeding. Ook als de werkgever komt te overlijden en dit leidt tot bedrijfsbeëindiging kan de betaalde transitievergoeding voor compensatie in aanmerking komen.

D. Budgettaire gevolgen van beleid

Verplichtingen 816.502 15.452.005 5.844.818 1.306.534 1.083.805 1.089.799 844.700
Uitgaven 813.555 15.377.516 5.875.149 1.313.166 1.089.618 1.095.861 875.988
waarvan juridisch verplicht 99,8%
Inkomensoverdrachten 798.804 729.673 578.672 547.080 549.317 554.301 528.885
Vakantiedagen 7 0 0 0 0 0 0
Lage-inkomensvoordeel 509.639 524.611 391.198 373.606 372.755 371.899 0
Minimumjeugdloonvoordeel 123.754 62.691 18.767 18.767 18.767 18.767 0
Loonkostenvoordelen 165.404 142.371 168.707 154.707 157.795 163.635 528.885
Subsidies (regelingen) 1.877 14.624.966 5.273.419 740.002 514.085 514.566 320.457
Duurzame inzetbaarheid en leven lang ontwikkelen 0 4.198 9.870 9.870 9.870 9.870 8.870
Stimuleringsregeling LLO in MKB 0 1.414 90.856 49.400 49.356 49.400 106.967
Stimulans Arbeidsmarktpositie 0 0 0 202.497 202.101 202.551 202.275
Tijdelijke Noodmaatregel Overbrugging Werkgelegenheid 0 14.538.875 4.808.400 207.375 0 0 0
Compensatie loonkosten en inkomstenverlies CN 0 32.600 16.000 0 0 0 0
Nederland leert door 0 26.600 95.400 18.000 0 0 0
Tofa 0 18.000 0 0 0 0 0
Maatwerkregeling DI en eerder uittreden 0 0 250.000 250.000 250.000 250.000 0
Overige subsidies algemeen 1.877 3.279 2.893 2.860 2.758 2.745 2.345
Opdrachten 7.642 17.493 17.532 16.858 17.440 18.218 17.870
Bekostiging 675 550 550 550 100 100 100
Bijdrage aan (andere) begrotingshoofdstukken 0 42 792 4.492 4.492 4.492 4.492
Ministerie van EZK 0 40 100 3.800 3.800 3.800 3.800
Ministerie van VWS 0 2 692 692 692 692 692
Bijdrage aan agentschappen 4 557 4 792 4 184 4 184 4 184 4 184 4 184
RIVM 4 557 4 625 4 017 4 017 4 017 4 017 4 017
CJIB 0 167 167 167 167 167 167
Ontvangsten 10.904 9.654 24.975 25.110 25.180 25.180 25.180
Algemene ontvangsten 31 854 975 1.110 1.180 1.180 1.180
Boeten 10.873 8.800 24.000 24.000 24.000 24.000 24.000

Budgetflexibiliteit

Inkomensoverdrachten:

De inkomensoverdrachten zijn gebaseerd op wet- en regelgeving en derhalve voor 100% juridisch verplicht. Het betreft de uitgaven aan de regelingen Lage-inkomensvoordeel (LIV), Loonkostenvoordelen (LKV’s) en Minimumjeugdloonvoordeel (Jeugd-LIV).

Subsidies:

Bijna 100% van het subsidiebudget is juridisch verplicht. Dat komt met name door de Tijdelijke Noodmaatregel Overbrugging Werkgelegenheid, Tijdelijke subsidieregeling DI en eerder uittreden en de subsidieregeling Stimuleringsregeling LLO in MKB die allen 100% juridisch verplicht zijn.

Opdrachten:

Het juridisch verplichte deel voor opdrachten bedraagt 42%. De middelen worden ingezet voor specifieke onderzoeken op het gebied van onder andere gezond en veilig werken en arbeidsverhoudingen en ten behoeve van communicatiecampagnes als bijvoorbeeld arbeidsmarktdiscriminatie en leven lang ontwikkelen (LLO).

Bekostiging:

Deze middelen dienen voor de bekostiging van de Commissie Klachtenbehandeling Aanstellingskeuringen (CKA) en voor Netspar en zijn 100% juridisch verplicht.

Bijdrage aan (andere) begrotingshoofdstukken:

De bijdragen aan andere begrotingen zijn voor 100% juridisch verplicht. Dit betreft de jaarlijkse bijdrage aan onder meer de Gezondheidsraad en het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb).

Bijdrage aan agentschappen:

De bijdragen aan agentschappen zijn voor 100% juridisch verplicht. Dit is de jaarlijkse kennisvraag aan het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) en de bijdrage aan het Centraal justitieel incassobureau (CJIB).

Budgettaire gevolgen van beleid premiegefinancierd

Uitgaven 0 788.671 469.873 253.344 257.000 257.000 257.000
Inkomensoverdrachten 0 788.671 447.570 233.512 233.512 233.512 233.512
Transitievergoeding na 2 jaar ziekte 0 788.671 412.570 198.512 198.512 198.512 198.512
Compensatieregeling Transitievergoeding MKB 0 0 35.000 35.000 35.000 35.000 35.000
Nominaal 0 0 22.303 19.832 23.488 23.488 23.488
Ontvangsten 0 0 0 0 0 0 0

E. Toelichting op de financiële instrumenten

Inkomensoverdrachten

De inkomensoverdrachten in dit artikel vallen onder de Wet tegemoetkomingen loondomein (Wtl). Onder de Wtl vallen het Lage-inkomensvoordeel, het Minimumjeugdloonvoordeel en de Loonkostenvoordelen. Alle regelingen zijn tegemoetkomingen in de loonkosten aan werkgevers voor het in dienst nemen van specifieke doelgroepen. De tegemoetkomingen worden na afloop van het kalenderjaar uitbetaald. Werkgevers krijgen bijvoorbeeld in 2021 de tegemoetkoming uitbetaald voor werknemers die in 2020 in dienst zijn. De Wtl-tegemoetkomingen gelden niet voor werknemers boven de AOW-gerechtigde leeftijd.

Lage-inkomensvoordeel

Het Lage-inkomensvoordeel (LIV) bestaat sinds 2017. Het LIV is een tegemoetkoming in de loonkosten aan werkgevers met als doel banen te creëren en te behouden voor werknemers met een laag inkomen. Met ingang van 2020 is de tegemoetkoming voor werkgevers per werknemer met een uurloon tussen de 100 en 125% van het minimumloon € 0,51 per uur en maximaal € 1.000 per kalenderjaar. Omdat het LIV bedoeld is om substantiële banen te creëren, behoren werknemers alleen tot de LIV-doelgroep als zij minimaal 1.248 uur per jaar gewerkt hebben.

Budgettaire ontwikkelingen

De begrote uitgaven aan het LIV dalen vanaf 2021 omdat met ingang van 2020 (uitbetaling in 2021) het hoge tarief van het LIV is gehalveerd van maximaal € 2.000 naar maximaal € 1.000 per jaar en vanaf 2022 vanwege de taakstelling ter dekking van het temporiseren van de AOW-leeftijd.

Werkgevers hebben daarnaast in overleg met het kabinet onderzocht of voor het geheel aan instrumenten in de Wet tegemoetkomingen loondomein tot een effectievere invulling gekomen kan worden. Uitkomst van deze gesprekken is dat de LIV-gelden per 2025 elders binnen de Wtl worden ingezet. Hierdoor zijn er structureel geen uitgaven meer aan het LIV.

Minimumjeugdloonvoordeel

Het minimumjeugdloonvoordeel (Jeugd-LIV) bestaat sinds 2018. Het is geïntroduceerd ter compensatie van de verhoging van het minimumjeugdloon per 1 juli 2017 en per 1 juli 2019. Het Jeugd-LIV compenseert werkgevers tijdelijk voor deze loonkostenstijgingen.

Budgettaire ontwikkelingen

De uitgaven aan het Jeugd-LIV dalen vanaf 2021. Het Jeugd-LIV is met ingang van 2020 (uitbetaling 2021) gehalveerd en wordt met ingang van 2024 (uitbetaling 2025) afgeschaft ter dekking van de temporisering van de verhoging van de AOW-leeftijd. Door de verlaging en afschaffing van het jeugd-LIV ontvangen werkgevers voor werknemers van 18 tot 21 jaar respectievelijk vanaf 2020 een lagere bijdrage en vanaf 2024 geen bijdrage meer voor de hogere loonkosten door de verhoging van het minimumjeugdloon per 2017 en 2019. Daarnaast dalen de uitgaven door de verlaging van de leeftijd die recht geeft op het reguliere minimumloon per 1 juli 2019, waardoor sommige jongeren niet meer in het Jeugd-LIV vallen.

Loonkostenvoordelen

De Loonkostenvoordelen (LKV’s) bestaan sinds 2018. Er zijn vier typen LKV: LKV Ouderen, LKV Arbeidsgehandicapten, LKV Herplaatsing Arbeidsgehandicapten en LKV Doelgroep Banenafspraak en scholingsbelemmerden. De LKV’s zijn tegemoetkomingen in de loonkosten voor werkgevers met als doel werkgevers te stimuleren om specifieke groepen met een kwetsbare positie op de arbeidsmarkt in dienst te nemen.

LKV Ouderen, LKV Arbeidsgehandicapten en LKV Herplaatsing Arbeidsge-handicapten

  1. Als een werkgever een uitkeringsgerechtigde aanneemt van 56 jaar of ouder, geeft dat recht op het LKV Ouderen.
  1. Als een werkgever een werknemer aanneemt met een WIA-uitkering, geeft dat recht op het LKV Arbeidsgehandicapten. Werknemers vallen onder voorwaarden ook onder deze LKV-doelgroep als zij na afloop van de WIA-wachttijd minder dan 35% arbeidsongeschikt zijn, of als zij een WAO- of WAZ-uitkering hebben.
  1. Als een werknemer met een WIA-uitkering de werkzaamheden bij zijn huidige werkgever hervat, geeft dat recht op het LKV Herplaatsing Arbeidsgehandicapten. Werknemers vallen onder voorwaarden ook onder deze LKV-doelgroep als zij een WAO-uitkering hebben en de werkzaamheden bij de oude werkgever hervatten.

De tegemoetkoming voor het LKV Ouderen, het LKV Arbeidsgehandicapten en het LKV Herplaatsing Arbeidsgehandicapten is € 3,05 per uur en maximaal € 6.000 per jaar. De maximale duur van deze tegemoetkomingen is 3 jaar minus de eventuele tijd dat de werkgever voor de betreffende werknemer een mobiliteitsbonus ontving. Uitzondering hierop is de LKV Herplaatsing Arbeidsgehandicapten.

LKV Banenafspraak en scholingsbelemmerden

Als een werkgever een werknemer uit de doelgroep Banenafspraak in dienst neemt, is er recht op het LKV Banenafspraak en scholingsbelemmerden. Dit betreft bijvoorbeeld mensen die onder de Participatiewet vallen en geen wettelijk minimumloon kunnen verdienen, mensen die op een reguliere werkplek werken met een Wsw-indicatie en Wajongers met arbeidsvermogen. Hetzelfde geldt voor zogenoemde scholingsbelemmerden, die de afgelopen 5 jaar door ziekte of gebrek belemmering hebben ondervonden bij het volgen van onderwijs. De tegemoetkoming is € 1,01 per uur en maximaal € 2.000 per jaar.

Om de duurzaamheid van de banen voor mensen uit de doelgroep banenafspraak te vergroten, vinden er per 2024 twee wijzigingen plaats in het LKV banenafspraak. Het LKV banenafspraak wordt structureel beschikbaar in plaats van maximaal drie jaar na in dienst treden. Daarnaast kunnen werkgevers het LKV banenafspraak vanaf 2024 toepassen voor alle werknemers die ze in dienst hebben en niet alleen voor de werknemers die onlangs in dienst zijn getreden.

Budgettaire ontwikkelingen

Het LKV is per januari 2018 ingevoerd. Naar verwachting stijgen de uitgaven aan het LKV doordat werkgevers nog bekend moeten raken met de nieuwe systematiek van de loonkostenvoordelen en door de groeiende doelgroep van het LKV Banenafspraak. Daarnaast zijn er vanaf 2025 middelen gereserveerd voor het structureel beschikbaar maken van het LKV Banenafspraak voor iedereen uit de doelgroep en voor de invoering van het LKV Jongeren.

Transitievergoeding na 2 jaar ziekte

Vanaf 1 april 2020 worden werkgevers gecompenseerd voor de transitievergoeding die zij moeten betalen bij ontslag van een twee jaar zieke werknemer. De regeling wordt met terugwerkende kracht ingevoerd. Voor 1 oktober 2020 dienen aanvragen voor compensatie van vergoedingen betaald tussen 1 juli 2015 en 31 maart 2020 te zijn ingediend. De compensatie is afhankelijk van de hoogte van de betaalde transitievergoeding.

Budgettaire ontwikkelingen

In 2020 en 2021 vindt de compensatie van transitievergoeding voor de periode 1 juli 2015 tot en met 31 maart 2020 plaats. Daarom zijn de uitgaven in deze jaren hoger dan vanaf 2022 het geval is.

Compensatieregeling Transitievergoeding MKB

In 2021 start de compensatieregeling Transitievergoeding MKB bij bedrijfsbeeindiging vanwege pensionering, ziekte of overlijden. De compensatie is afhankelijk van de hoogte van de betaalde transitievergoeding. Over de jaren is een gelijk gebruik verondersteld.

Subsidies

Duurzame inzetbaarheid en leven lang ontwikkelen

De subsidie voor duurzame inzetbaarheid (DI) en leven lang ontwikkelen (LLO) heeft betrekking op het meerjarige investeringsprogramma DI en LLO (€ 10 miljoen per jaar), dat is voortgekomen uit het pensioenakkoord. De afwijking van de € 10 miljoen vanaf 2021 is een saldo van een kasschuif van € 4 miljoen van 2020 naar de vier opvolgende jaren en middelen die zijn overgeboekt naar artikel 96 ter dekking van de personele kosten voor dit programma.

Stimuleringsregelig LLO in MKB

In 2020 is de Stimuleringsregeling leven lang ontwikkelen voor mkb-bedrijven (SLIM) en specifiek voor drie sectoren (landbouw, horeca en recreatie) gestart. Omdat de subsidie achteraf wordt uitgekeerd is in 2021 als eerste jaar het volledige budget beschikbaar; activiteiten vinden al wel in 2020 plaats. In 2025 is het budget hoger omdat daar zowel de middelen voor de subsidies die dat jaar worden afgerekend als in dat jaar worden toegekend zijn opgenomen. Een gedeelte van de middelen (bijna € 11 miljoen) is overgeboekt naar het Ministerie van OCW om toe te voegen aan de bestaande subsidieregeling praktijkleren. Werkgevers in de betreffende drie sectoren krijgen extra subsidie voor het aanbieden van bbl-leerplekken.

Voor 2021 is er in verband met de door de coronacrisis ontstane extra behoefte aan scholing en begeleiding een extra compartiment toegevoegd aan de SLIM-regeling. Hierdoor kunnen mkb-bedrijven meer subsidie krijgen voor het versterken van de leercultuur op de werkvloer via bedrijfsscholen en leerambassadeurs. Voor deze activiteiten is een extra bedrag van € 41,5 miljoen opgenomen.

Stimulans arbeidsmarktpositie

Vanaf 2022 zijn er middelen beschikbaar voor de subsidieregeling STimulering ArbeidsmarktPositie (STAP). Deze regeling vervangt de fiscale regeling voor de aftrek van scholing. In de jaren tot en met 2025 is het budget lager. Dit komt doordat eerder middelen naar voren zijn geschoven ten behoeve van het actieprogramma LLO en voor de implementatiekosten van STAP die onder andere UWV in 2020 en 2021 maakt.

Tijdelijke noodmaatregel overbrugging werkgelegenheid

De NOW bestaat uit meerdere tranches. Voor de eerste twee tranches (NOW1 en NOW2) die een looptijd hebben tot 1 oktober 2020 vinden ook in 2021 en 2022 uitgaven plaats. De NOW kent namelijk een bevoorschotting van 80%. Bij de definitieve vaststelling van de subsidie vinden eventuele nabetalingen plaats. Daarnaast start vanaf 1 oktober NOW3.

Compensatie loonkosten en inkomstenverlies Caribisch Nederland

De uitgaven aan de noodregeling voor Caribisch Nederland bedragen naar verwachting in 2021 € 16 miljoen.

NL leert door

In 2021 is er ruim € 95 miljoen beschikbaar voor de subsidieregeling NL leert door. Dit betreffen middelen ten behoeve van online scholing (€ 42 miljoen) en ontwikkeladviezen (€ 30 miljoen). Een gedeelte van de middelen is bestemd voor het afrekenen van in 2020 gestarte activiteiten. In 2022 is € 18 miljoen gereserveerd voor online scholing.

Tijdelijke subsidieregeling DI en eerder uittreden

Een van de maatregelen uit het pensioenakkoord betreft een tijdelijke subsidieregeling die ziet op het faciliteren van sectorale maatwerkafspraken rondom duurzame inzetbaarheid, langer doorwerken en eerder uittreden. Sociale partners in sectoren kunnen in gezamenlijk overleg subsidieaanvragen indienen met als doel het duurzaam inzetbaar houden van werkenden en het faciliteren van langer doorwerken, het wegnemen van knelpunten bij het realiseren van regelingen die vrijgesteld zijn van RVU-heffing (na inwerkingtreding van de betreffende wetgeving). Daarnaast kan subsidie aangevraagd worden om faciliteiten voor werkenden te introduceren om inzicht te krijgen in de effecten op het inkomen en pensioenuitkering bij het gebruik maken van diverse regelingen. 

Overige subsidies algemeen

Dit betreft verschillende subsidies op het beleidsterrein van arbeidsverhoudingen en gezond en veilig werken. Onder andere wordt subsidie verleend aan de SER ten behoeve van het programma Diversiteit in bedrijf, aan stichting De letselschade Raad en aan de Long Alliantie Nederland ter preventie van werkgerelateerde longziekten. Met de subsidieregeling Eerlijk en Gezond Werk worden projecten in branches en bedrijven die hieraan een bijdrage leveren financieel ondersteund.

Opdrachten

Dit budget wordt divers ingezet voor het stimuleren van gezond en veilig werken en evenwichtige arbeidsverhoudingen. Daarnaast zijn er middelen gereserveerd voor onderzoek en voorlichtingscampagnes.

Bekostiging

Het bedrag voor bekostiging betreft de jaarlijkse bijdrage aan de SER Commissie Klachtenbehandeling Aanstellingskeuringen en de bijdrage aan Netspar.

Bijdrage aan (andere) begrotingshoofdstukken

Dit betreft de jaarlijkse bijdrage aan onder meer de Gezondheidsraad en het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb).

Bijdrage aan agentschappen

Ten behoeve van de jaarlijkse kennisvraag aan het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) is ruim € 4 miljoen gereserveerd.

Voor de uitvoeringskosten voor het innen van de bestuurlijke boetes opgelegd door de Inspectie SZW is structureel € 0,2 miljoen geraamd ten behoeve van het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB).

Ontvangsten

Dit betreft met name boeteontvangsten (€ 24,0 miljoen). De raming van de boeteontvangsten van de Inspectie SZW is met onzekerheid omgeven. Boeteontvangsten hangen onder andere af van het aantal inspecties en wat er wordt waargenomen bij deze inspecties. Overigens zijn boeteontvangsten niet taakstellend voor de Inspectie SZW. Zij stuurt niet op het behalen van de geraamde boeteontvangsten. De Inspectie SZW stuurt uiteraard wel op het innen van de opgelegde boetes.

Daarnaast gaat het om ontvangsten uit eigen bijdragen van medewerkers ten behoeve van een andere dienstauto dan het standaardaanbod (€ 1,0 miljoen).

Extracomptabele fiscale regelingen

Naast de in dit begrotingsartikel genoemde instrumenten, zijn er fiscale regelingen die betrekking hebben op dit beleidsterrein. De Minister van Financiën is hoofdverantwoordelijk voor de wetgeving en uitvoering van deze regelingen en voor de budgettaire middelen. In onderstaande tabel is ter informatie het budgettaire belang van deze regelingen vermeld. De cijfers zijn ontleend aan de corresponderende bijlage ‘Fiscale regelingen’ in de Miljoenennota. Naast de fiscale regelingen die in onderstaande tabel zijn opgenomen, heeft ook de Levensloopverlofkorting betrekking op dit beleidsartikel. Voor een beschrijving van de regelingen, de doelstelling, de ramingsgrond, een verwijzing naar de laatst uitgevoerde evaluatie en het beoogde jaar van afronding van de volgende evaluatie, wordt verwezen naar de bijlage bij de Miljoenennota ‘Toelichting op de fiscale regelingen’.

Arbeidskorting 18.943 20.845 23.012
Inkomensafhankelijke combinatiekorting 1.842 1.775 1.661
BTW Verlaagd tarief arbeidsintensieve diensten 849 807 847

Kerncijfers

Arbeidsmarkt

De afgelopen jaren is de werkloosheid steeds gedaald. Als gevolg van de coronacrisis zal de werkloosheid dit jaar en volgend jaar sterk toenemen.

Beroepsbevolking (x 1.000) 9.017 9.125 9.267
Werkzame beroepsbevolking (x 1.000) 8.579 8.774 8.953
Werkloze beroepsbevolking (x 1.000) 438 350 314
Werkloosheidspercentage 4,9 3,8 3,4
15 tot 25 jaar (jeugdwerkloosheid) 8,9 7,2 6,7
25 tot 45 jaar 3,7 2,8 2,8
45 tot 75 jaar 4,4 3,6 2,7

De werkzame beroepsbevolking kan worden uitgesplitst in vaste en flexibele arbeidsrelaties en zelfstandigen. Het aandeel werkenden met een vaste arbeidsrelatie stijgt met het opleidingsniveau (Figuur 5). Vooral voor lager opgeleiden vormen flexibele arbeidsrelaties een relatief groot deel van de niet-vaste contractvormen. Het aandeel zelfstandigen is bij de groep hoger opgeleiden groter.

Figuur 5 Werkzame beroepsbevolking: aandeel contractvorm naar opleidingsniveau

Bron: CBS, Statline

Gezond en veilig werken

In 2019 heeft 1,5% van de werknemers een arbeidsongeval gehad met ten minste een dag verzuim. Het ziekteverzuim is in 2019 ten opzichte van 2018 met 0,1%-punt toegenomen. Het betreft een beperkte toename; het ziekteverzuim is in de periode 2017–2019 0,4%-punt toegenomen. Werknemers verzuimden in 2019 gemiddeld 4,4 op de honderd werkdagen.

In 2019 vonden 3 incidenten met gevaarlijke stoffen plaats. In meerjarig perspectief schommelt het aantal tussen 3 en 6.

Werknemers met een arbeidsongeval met ten minste een dag verzuim (%)1 1,6 1,5 1,5
Zelfstandigen met een arbeidsongeval met ten minste een dag verzuim (%)2 1,3
Ziekteverzuim (%)3 4,0 4,3 4,4
Aantal incidenten met grote hoeveelheden gevaarlijke stoffen4 3 1 3
Naleving zorgplicht Arbowet (%)5 81
Werknemers met een volgens henzelf door een arts vastgestelde beroepsziekte (%)6 3,7
Zelfstandigen met een volgens henzelf door een arts vastgestelde beroepsziekte (%)2 1,8
  1. CBS/TNO, nationale enquête arbeidsomstandigheden.
  2. CBS/TNO, zelfstandigenenquête arbeidsomstandigheden. Deze enquête wordt tweejaarlijks uitgevoerd.
  3. CBS, kwartaalenquête ziekteverzuim.
  4. Inspectie SZW, administratie, conform de waarde uit het EU-systeem. Een incident uit de realisatie 2017 heeft in 2016 plaatsgevonden.
  5. Inspectie SZW, monitor Arbo in bedrijf. De monitor wordt tweejaarlijks uitgevoerd.
  6. CBS/TNO, nationale enquête arbeidsomstandigheden. In deze enquête wordt tweejaarlijks gevraagd naar beroepsziekten.

Arbeidsverhoudingen en -voorwaarden

De ontwikkeling van het aantal werknemers dat onder een cao valt, kan deels worden toegeschreven aan cao’s die in het ene jaar wel, en het andere jaar geen actuele looptijd kennen. Daarnaast speelt een rol dat niet elk jaar evenveel werknemers onder de lopende cao’s vallen.

Tussen 2018 en 2019 was er sprake van een toename van het aantal afgegeven tewerkstellingsvergunningen. Er is een stijging in met name twee categorieën waargenomen, te weten tewerkstellingsvergunningen voor bijkomende werkzaamheden voor buitenlandse studenten (van 3.300 in 2018 naar 4.500 in 2019) en tewerkstellingsvergunning dan wel positieve adviezen voor een gecombineerde vergunning voor verblijf en arbeid die zijn afgegeven op de regeling voor de Aziatische horeca (van 1.900 in 2018 naar 3.100 in 2019).

Aantal werknemers onder cao (x 1.000, ultimo)1 5.518 5.615 5.654
bij direct aan bedrijfstak- en ondernemingscao's gebonden werkgevers 4.714 4.790 4.668
bij door algemeen verbindendverklaring gebonden werkgevers 804 825 841
Aantal verleende tewerkstellingsvergunningen (x 1.000, ultimo)2 8,9 10,1 13,3
  1. SZW, administratie.
  2. UWV, jaarverslag.

Handhaving

De Inspectie SZW is de toezichthouder en opsporingsinstantie op het terrein van het Ministerie van SZW. Met haar toezicht draagt de Inspectie SZW bij aan gezond, veilig en eerlijk werk en bestaanszekerheid voor iedereen. Daarnaast voert de Inspectie SZW in opdracht van het Ministerie van VWS strafrechtelijke onderzoeken uit naar fraude in de zorg en signaleert ze op grond van bevindingen uit strafrechtelijke onderzoeken aan de Minister van VWS. Net als de strafrechtelijke opsporing op het terrein van SZW vinden deze onderzoeken plaats onder gezag van het Openbaar Ministerie.

In het regeerakkoord 2017-2021 is € 50 miljoen per jaar vrijgemaakt voor versterking van de handhavingsketen van de Inspectie SZW conform het Inspectie Controle Framework (ICF). Eind 2018 is dat bedrag aangevuld met een extra € 0,5 miljoen voor de aanpak van arbeids(markt)discriminatie bij werving en selectie (Kamerstukken II, 2018/19, 29 544, nr. 846). Het regeerakkoord bevestigt hiermee het belang van handhaving als een randvoorwaarde voor een werkende arbeidsmarkt en een functionerend stelsel van sociale zekerheid. In de SZW Begroting 2018 en 2019 en in diverse Kamerbrieven zijn de met deze extra ICF-middelen te behalen doelen verwoord (Kamerstukken II 2017/18, 34 775 XV, nr. 1, Kamerstukken II 2017/18, 34 775 XV, nr. 74, Kamerstukken II 2018/19, 35 000 XV, nr. 1, Kamerstukken II 2018/19, 29 544, nr. 846). De Inspectie SZW stuurt met de kengetallen «Inspectie Control Framework» op het behalen van deze doelen. Daarnaast investeert de Inspectie SZW in de verdere ontwikkeling van haar werkwijze. Naast de genoemde versterking van de inspectieketen betreft dit de verdere verankering binnen de organisatie van het programmatisch werken en de beweging van ‘streepjes naar effect’. Dat uit zich onder meer in de opname van kengetallen voor het ICF in de SZW Begroting sinds 2018. Vanaf het Jaarplan Inspectie SZW 2018 wordt per programma het beoogde maatschappelijk effect verwoord en wordt hier in de Jaarverslagen van de Inspectie SZW over gerapporteerd.

De impact van de coronacrisis is ongekend. De directe gevolgen voor de arbeidsmarkt zijn groot, omdat hele sectoren tijdelijk hun deuren hebben moeten sluiten, zelfstandigen opdrachten zagen wegvallen en werknemers in onzekerheid thuiszaten of wel doorwerkten in sterk veranderde omstandigheden. Het zet de bekende risico’s verbonden aan het verrichten van arbeid in een ander daglicht. Het leidt ook tot nieuwe risico’s voor veilig, gezond en eerlijk werk plus risico’s op fraude met regelingen ter ondersteuning van bedrijven tijdens de coronacrisis. In haar Jaarverslag 2019 heeft de Inspectie SZW de aanpassingen in haar werkwijze en programmering al kort benoemd. Uit de aanbevelingen van het Aanjaagteam Arbeidsmigranten (Kamerstukken II 2019/20, 29 861, nr. 51) vloeien ook aanpassingen voort.

In overeenstemming met het kabinetsbeleid zijn inspecties en recherche­onderzoeken van 13 maart tot begin juni 2020 ter plekke beperkt tot spoedeisend ongevalsonderzoek en urgente benadelingssituaties. Sinds begin juni 2020 worden inspecties en rechercheonderzoeken ter plekke uitgevoerd, mits gewerkt kan worden overeenkomstig de risicobeperkende maatregelen die voortvloeien uit de Risico Inventarisatie en Evaluatie. De Inspectie SZW zal ook tot in 2021 blijven meebewegen als de omstandigheden en kabinetsbesluiten daartoe aanleiding geven, bijvoorbeeld een geleidelijke openstelling van sectoren.

Dit aanpassen van de werkwijze doorkruist uiteraard de voorgenomen inzet van de Inspectie SZW uit haar Meerjarenplan 2019-2022 (MJP) in het algemeen en haar Jaarplan 2020 in het bijzonder. Het Jaarplan 2020 van de Inspectie SZW is daarom bijgesteld (Kamerstukken II 2019/20, 35 300 XV, nr. 96). Eind 2020 komt zoals gepland de Mid-term Review van het Meerjarenplan 2019-2022 gereed. Aan de hand van de resultaten van deze review wordt bezien of, en zo ja, welke (her-)prioritering nodig zal zijn op basis van de huidige en nieuwe ontwikkelingen en risico’s, inclusief de directe effecten van de coronacrisis alsmede de indirecte effecten, zoals de genoemde aanbevelingen van het Aanjaagteam Arbeidsmigranten.

Ook in 2021 organiseert de Inspectie SZW haar activiteiten in programma’s. Per programma wordt bepaald wat de beoogde maatschappelijke effecten zijn, met welke resultaten de Inspectie SZW wil bijdragen aan de realisatie ervan en met welke (mix van) interventies zij die resultaten wil realiseren. Daarbij zoekt de Inspectie SZW de samenwerking met relevante publieke en private partners in de handhavingsketen. Dit alles gericht op maximaal maatschappelijk effect. Daar waar effect wordt bereikt, is het vaak niet mogelijk om een causaal verband tussen interventies en effect aan te tonen. In die gevallen zal de Inspectie SZW zich richten op het plausibel maken van dit verband in het eigen Jaarverslag, zoals ook vanaf het Jaarverslag 2018 per programma is gedaan. Dit borgt tevens een doeltreffende en doelmatige inzet van de uit het ICF voortvloeiende middelen. De Inspectie SZW gaat jaarlijks in haar Jaarplan specifieker in op de per programma beoogde resultaten en effecten. Het Jaarplan 2021 wordt in november openbaar gemaakt.

Naast het benoemen van de resultaten en effecten van de toezichtsprogramma’s, hanteert de Inspectie SZW een set indicatoren zoals opgenomen in tabel 22. Deze indicatoren geven op hoofdlijnen de ontwikkelingen van de in het ICF genoemde punten weer en de bijdrage van de Inspectie SZW aan de realisatie van maatschappelijk effect.

Inspectie Control Framework

De Inspectie SZW wil met de bij het regeerakkoord vrijgemaakte extra middelen de voor 2020 en 2023 geformuleerde ICF-doelen bereiken. Dat zijn voor 2020 een herstel van de balans tussen ongevalsonderzoeken en actieve op preventie gerichte inspecties op het terrein van Veilig en Gezond en verhoging van het aandeel gezamenlijke inspecties bij Brzo-bedrijven naar tenminste 90%. Daarnaast wil de Inspectie SZW in 2023 het niveau van informatiegestuurd werken van 2 naar 3 brengen (zie de derde voetnoot bij de tabel voor de definitie van deze niveaus). Bovendien streeft de Inspectie SZW naar een verdubbeling van de inspectiedekking eerlijk werk in 2023 naar 2%.

Capaciteitsinzet

De kerncijfers «Capaciteitsinzet» geven weer hoe de beschikbare capaciteit is verdeeld over de diverse domeinen. De beoogde capaciteitsverdeling is een uitvloeisel van de inzet van de ICF-middelen uit het regeerakkoord en de meerjarenprogrammering van de Inspectie SZW. Het streven is dat in 2023 het relatieve aandeel van toezicht op ‘eerlijk werk’ zal zijn toegenomen.

Effect

De bijdrage van de Inspectie SZW aan de realisatie van het beoogde maatschappelijk effect wordt op hoofdlijnen afgemeten aan de informatie over het handhavingspercentage. Het handhavingspercentage bij eerste inspectie biedt een indicatie voor de mate waarin de Inspectie SZW erin slaagt om risicogericht werkgevers te bezoeken die de wet overtreden. Het streven is dat bij meer dan de helft van de bij eerste inspectie bezochte bedrijven hiervan sprake is. Als de Inspectie SZW daarin slaagt, ligt het handhavingspecentage bij eerste inspectie boven de 50%. Het handhavingspercentage bij herinspectie zegt iets over de mate waarin de Inspectie SZW erin slaagt om een gedragsverandering te realiseren bij niet-nalevende werkgevers. Het streven is dat meer dan de helft van de bij herinspectie bezochte bedrijven de regels alsnog naleven. Als de Inspectie SZW daarin slaagt, ligt het handhavingspecentage bij herinspectie onder de 50%.

Inspectie Control Framework
Verhouding actief/reactief in Gezond en Veilig (excl. Brzo; %) 25:75 50:50 1 1
Deelname Inspectie SZW aan gezamenlijke Brzo-inspecties (%)2 70 >90 1 1
Niveau informatiegestuurd werken (schaal 0-5)3 1 1 3
Inspectiedekking Eerlijk werk (%)4 1 1 2
Capaciteitsinzet5
Gezond en Veilig (%) 42 1 1 34
Gevaarlijke Stoffen (%) 13 1 1 13
Arbeidsdiscriminatie (%) 3 1 1 2
Eerlijk (%) 40 1 1 50
Werk en Inkomen (%) 2 1 1 1
Effect6
Handhavingspercentage eerste inspectie Gezond en Veilig (excl. Brzo) 46 >50 >50 >50
Handhavingspercentage herinspectie Gezond en Veilig (excl. Brzo) 16 <50 <50 <50
Handhavingspercentage Brzo7 43 40 40 <40
Handhavingspercentage eerste inspectie Eerlijk 47 >50 >50 >50
Handhavingspercentage herinspectie Eerlijk 42 <50 <50 <50
  1. De Inspectie SZW heeft voor de tussenliggende jaren geen doelen geformuleerd. De uitbreiding richt zich op doelen in 2020 of 2023. Voor de tussenliggende jaren zijn geen betekenisvolle doelen mogelijk.
  2. De definitie van deze indicator is met ingang van 2019 aangepast aan de definitie zoals deze wordt gehanteerd in de rapportage van de Brzo-partners.
  3. Definitie niveau 2: "Interne informatie wordt gestructureerd verzameld in de eigen organisatie en informatie geeft antwoord op wat het probleem is". Definitie niveau 3: "Interne en externe informatie wordt gestructureerd verzameld en geanalyseerd. Informatie heeft een sturende rol". Een implementatieplan is opgesteld om in stappen van activiteiten in 2023 niveau 3 te bereiken. In de tussenliggende jaren is de realisatie niet uit te drukken in een realisatiecijfer.
  4. Dit betreft het aandeel van alle bedrijven waar oneerlijk werk een potentieel risico is en waar de Inspectie SZW toezicht heeft gehouden. Voor 2019 is geen realisatie beschikbaar. Het kerncijfer is geconcretiseerd voor 2020, waarbij naast inspecties ook het bereik van andere interventies wordt meegenomen. In haar Jaarverslag 2020 zal de Inspectie SZW over de stand van zaken rapporteren.
  5. Betreft alleen de capaciteitsinzet in de programma's.
  6. In 2019 is sprake geweest van een wijziging in het registratiesysteem. Dit heeft tot gevolg dat de berekening van het handhavingspercentage 2019 is gewijzigd. Dit heeft een beperkte invloed op de hoogte van het percentage.
  7. Bij het inspecteren van Brzo-bedrijven bestaat er geen onderscheid tussen eerste inspecties en herinspecties. De werkwijze is dat de Inspectie SZW blijft inspecteren totdat een onvolkomenheid of overtreding is opgeheven.

Artikel 2 Bijstand, Participatiewet en Toeslagenwet

A. Algemene doelstelling

De overheid ondersteunt bij het vinden van werk en biedt inkomensondersteuning en aangepaste arbeid aan hen die dat nodig hebben.

Wie kan werken, moet dat ook doen. Dit is in de eerste plaats in het belang van de betrokkene zelf: werk zorgt voor economische en financiële zelfstandigheid, draagt bij aan het gevoel van eigenwaarde en biedt kansen om volop mee te doen in de samenleving. De overheid streeft naar een transparant en activerend sociaal zekerheidsstelsel dat mensen enerzijds ondersteunt en prikkelt om (weer) aan het werk te gaan als dat kan en dat hen anderzijds de zekerheid biedt van een adequaat vangnet als dat echt nodig is.

Mensen hebben de verantwoordelijkheid om in het eigen inkomen te voorzien en nemen daartoe zelf het initiatief. Alleen als het vinden van werk op eigen kracht niet lukt, helpt de overheid hierbij door ondersteuning bij re-integratie of beschut werk aan te bieden. Aan mensen die (tijdelijk) niet in hun eigen levensonderhoud kunnen voorzien biedt de overheid een sociaal vangnet in de vorm van bijstand. Daarbij streeft de overheid ernaar om het aantal loketten waar uitkeringsgerechtigden mee te maken hebben te beperken.

De overheid biedt inwoners van Caribisch Nederland waar nodig re-integratieondersteuning en inkomensondersteuning op grond van de Onderstandsregeling.

B. Rol en verantwoordelijkheid

De Minister heeft een systeemverantwoordelijkheid. In dit kader stimuleert de Minister het vinden van werk door middelen beschikbaar te stellen aan gemeenten ten behoeve van re-integratie-inspanningen, sociale werkvoorziening en loonkostensubsidies, en financiert hij de inkomensondersteuning en de loonkostensubsidies.

De Minister is verantwoordelijk voor:

  1. de vormgeving, het onderhoud en de werking van het stelsel van wet- en regelgeving;
  1. de vaststelling van de hoogte van de algemene bijstandsniveaus;
  1. het ter beschikking stellen aan en verdelen van middelen onder gemeenten voor de inkomensvoorziening en de loonkostensubsidies vanuit de Participatiewet, waarin begrepen zijn de IOAW, IOAZ en algemene bijstand voor zelfstandigen;
  1. het ter beschikking stellen aan en verdelen van middelen onder gemeenten voor de uitvoering van het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004;
  1. het houden van systeemtoezicht; het toepassen van interbestuurlijke toezichtinstrumenten indien de medeoverheden op ernstige wijze onrechtmatig handelen of nalaten rechtmatig te handelen. Het verzamelen van informatie om op landelijk geaggregeerd niveau te kunnen beoordelen of het systeem werkt, en zo niet, wanneer en in welke vorm aanpassingen van dat systeem wenselijk zijn;
  1. de budgetmutaties en de extrapolatie van de meerjarenraming van het in de integratie-uitkering sociaal domein opgenomen SZW-aandeel en de verdeling daarvan die aansluit bij de gedecentraliseerde taak;
  1. de sturing van en het toezicht op de rechtmatige, doeltreffende en doelmatige uitvoering door de SVB (AIO, bijstand buitenland) en UWV (TW);
  1. de organisatie van de eigen uitvoering binnen het verband van de Rijksdienst Caribisch Nederland (RCN).

Het Rijk verschaft gemeenten middelen voor de uitvoering en geeft de wet- en regelgeving vorm waarbinnen deze uitvoering plaatsvindt. Binnen deze wettelijke kaders hebben gemeenten beleidsvrijheid om maatwerk te bieden waarmee participatie zo optimaal mogelijk wordt ondersteund. Het Rijk stelt een toereikend macrobudget aan de gemeenten beschikbaar om loonkostensubsidies en bijstandsuitkeringen te betalen. Hierbij is ook aandacht voor de gevolgen van corona voor het beroep op de bijstand. Het macrobudget wordt zoveel mogelijk op basis van objectieve factoren onder de gemeenten verdeeld. Gemeenten zijn verantwoordelijk voor de rechtmatige en doeltreffende uitvoering van de Participatiewet en aan genoemde wet verwante wetten en voorzieningen. Gemeenten zijn hiermee onder meer verantwoordelijk voor de handhaving van de naleving van verplichtingen door personen die een beroep doen op deze wetten. Bij ernstig onrechtmatig handelen of nalaten rechtmatig te handelen in de gemeentelijke uitvoering van de Participatiewet kan de Minister een aanwijzing geven aan een college, overgaan tot het optreden namens een nalatige gemeente dan wel een besluit tot vernietiging door de Kroon voordragen. De interbestuurlijke interventie heeft geen betrekking op de doelmatigheid en de doeltreffendheid van de uitvoering, welke een louter gemeentelijke aangelegenheid zijn.

C. Beleidswijzigingen

Breed Offensief

Om de arbeidskansen van mensen met een beperking te vergroten heeft het kabinet een breed offensief gelanceerd (Kamerstukken II 2018/19, 34 352, nr. 115, nr. 138, nr. 163). Het breed offensief bevat verschillende maatregelen die ervoor moeten zorgen dat meer mensen met een beperking aan het werk komen en blijven. Belangrijke onderdelen zijn het vereenvoudigen van de inzet van het instrument loonkostensubsidie, het bevorderen van ondersteuning op maat, en het werken lonender maken voor mensen met een beperking. Voor een aantal van de voorstellen is wetswijziging noodzakelijk. Het daartoe strekkende wetsvoorstel tot wijziging van de Participatiewet (uitvoeren Breed Offensief) is op 13 februari 2020 bij de Tweede Kamer ingediend (Kamerstukken II 2019/20, 35 394, nr. 2). Op 11 juni jl. is de Nota naar aanleiding van het verslag naar de Tweede Kamer gestuurd (Kamerstukken II 2019/20, 35 394, nr. 8). De Tweede Kamer heeft inmiddels besloten dat de behandeling van het wetsvoorstel na de zomer plaatsvindt. Het streven is dat het wetsvoorstel op 1 juli 2021 wordt ingevoerd.

In verband met het voorstel om een gedeelte van de inkomsten van mensen die in deeltijd met loonkostensubsidie werken vrij te laten, is structureel € 40 miljoen toegevoegd aan het macrobudget voor participatiewetuitkeringen. Voor de overige voorstellen uit het breed offensief is incidenteel € 53 miljoen beschikbaar gesteld. Hiervan is reeds € 22 miljoen ingezet voor maatregelen uit het wetsvoorstel. De bestemming van de resterende middelen wordt momenteel met gemeenten besproken om tot een doelmatige besteding te komen.

Armoede en schulden

De huidige coronacrisis raakt ons allen, financieel kwetsbare personen in het bijzonder. Het kabinet zet zich, samen met gemeenten en maatschappelijke organisaties, ervoor in dat mensen die het financieel moeilijk hebben niet nog verder in de financiële problemen komen als gevolg van de corona-uitbraak. Er is gelukkig een goede infrastructuur in Nederland om mensen in armoede en met schulden te ondersteunen. Bovendien heeft het kabinet al een aantal extra tijdelijke maatregelen genomen in het licht van de coronacrisis, zoals noodsteun aan de voedselbanken en afspraken dat in principe geen uithuiszettingen plaatsvinden (Kamerstukken II 2019/20, 35 415, nr. 11). 

De verwachting is desondanks dat het aantal mensen met problematische schulden en met een risico op armoede zal toenemen. Voor de aanpak hiervan heeft het kabinet in het kader van het steun- en herstelpakket in totaal ongeveer € 150 miljoen beschikbaar gesteld. Onderdeel van deze aanpak is dat het kabinet wil komen tot een versnelling en intensivering van het armoede- en schuldenbeleid. Het kabinet is hierover thans met veel betrokken partijen in gesprek. Later dit jaar zal het kabinet de Tweede Kamer informeren over de resultaten van deze gesprekken.

Het kabinet heeft bij de aanpak van armoede bijzondere aandacht voor de positie van kinderen. In 2021 zet het kabinet de aanpak van kinderarmoede met kracht voort. In 2019 heeft het kabinet in samenwerking met de VNG vier ambities kinderarmoede geformuleerd (Kamerstukken II 2018/19, 24 515, nr. 484). Deze zijn erop gericht dat ieder kind in een gezin met een laag inkomen kan meedoen; op een daling van het aantal huishoudens met kinderen met een laag inkomen; op het bieden van inzicht in kansarmoede onder kinderen; en op het verzamelen en delen van goede voorbeelden. De ambities zijn dit jaar nader uitgewerkt. In lijn met de duurzame ontwikkelingsdoelen streeft het kabinet naar een afname van het aantal kinderen in armoede van 9,2 procent in 2015 naar 4,6 procent in 2030 (Kamerstukken II 2019/20, 24 515, nr. 494). Het kabinet zal elke twee jaar over de voortgang van de ambities rapporteren. In 2021 zal het kabinet de eerste rapportage evenals een evaluatie van de bestuurlijke afspraken met de VNG over kinderarmoede aan het parlement aanbieden.

Momenteel loopt een verkenning door de SER van het thema werkende armen. Deze verkenning kan het kabinet aanleiding geven om ook op dit terrein nadere maatregelen te nemen.

Op 15 juni 2020 is de Tweede Kamer geïnformeerd over de voortgang en de resultaten van de brede schuldenaanpak (Kamerstukken II 2019/20, 24 515, nr. 533). Die aanpak is gericht op preventie en vroegsignalering van schulden, ontzorgen en realiseren van een maatschappelijk verantwoorde incasso. Het komend jaar staat onverminderd in het teken van wetgeving en het uitvoeren en verder uitwerken van de plannen en maatregelen. Zowel de wijziging van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening, waarmee het vroegtijdig signaleren van schuldenproblematiek een wettelijke basis krijgt, als de Wet vereenvoudiging beslagvrije voet zullen op 1 januari in werking treden. Beide wetten zijn gezien de verwachte toename van mensen met problematische schulden van extra waarde. Het is mede daarom dat het kabinet ook wanneer wellicht nog niet alle betrokken partijen de Wet vereenvoudiging beslagvrije voet per 1 januari volledig kunnen uitvoeren, toch tot invoering van deze wet - die het bestaansminimum van mensen met schulden beter borgt - wil overgaan. Het naar verwachting beperkte aantal partijen dat per 1 januari nog niet volledig uitvoering kan geven aan de wet, zal een korte overgangstermijn worden geboden om alsnog de implementatie verantwoord te kunnen afronden (Kamerstukken II 2019/20, 24 515, nr. 532). De parlementaire behandeling van de wetgeving gericht op verbreding van het beslagregister (wetsvoorstel stroomlijning keten voor derdenbeslag) zal in 2021 plaatsvinden.

Onverminderd en met urgentie wordt in 2021 doorgewerkt aan de brede schuldenaanpak.

Handhaving

Begin 2020 is een voorstel tot wijziging van de Participatiewet ingediend bij de Tweede Kamer, met als doel het wegnemen van de onterecht gunstige positie van mensen met fraudevorderingen bij de toegang tot het recht op bijstand. Dit wordt bereikt door alle vorderingen en boetes wegens schending van de inlichtingenplicht binnen de gehele sociale zekerheid uit te sluiten als schuld bij de vermogenstoets.

Het kabinet streeft ernaar, nadat het wetsvoorstel door de Eerste Kamer is aangenomen, dit zo snel mogelijk in werking te laten treden. Naar verwachting is dit in de eerste helft van 2021.

Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten

De banenafspraak uit het Sociaal Akkoord van 2013 heeft tot doel om meer mensen met een arbeidsbeperking aan het werk te helpen bij reguliere werkgevers. Met de sociale partners is afgesproken 125.000 banen voor deze doelgroep te creëren. De opgave voor markt en overheid tot en met 2019 was om 55.000 extra banen te realiseren ten opzichte van de nulmeting; 40.000 in de sector markt en 15.000 in de sector overheid. De doelstelling van 55.000 banen is met 61.615 extra banen ruim gehaald.

Met 51.829 banen heeft de sector markt de doelstelling van 40.000 banen weer gehaald. Helaas hebben de overheidswerkgevers de doelstelling ook in 2019 niet gehaald. Ten opzichte van de nulmeting heeft de sector overheid 9.786 extra banen gerealiseerd. Het resultaat van de sector overheid over 2019 geeft dus geen aanleiding om de quotumregeling te deactiveren. De coronacrisis heeft geen invloed gehad op de resultaten over 2019. De mogelijke effecten van de coronacrisis worden pas zichtbaar in de resultaten over 2020.

De Staatssecretaris van SZW heeft in november 2018 (Kamerstukken II 2018/19, 34 352, nr. 137) de vereenvoudiging van de Wet banenafspraak aangekondigd. Gevolg gevend aan de uitvoering van de motie Nijkerken-de Haan c.s. (Kamerstukken II 2018/19, 34 352, nr. 126) heeft de Staatssecretaris anticiperend op deze vereenvoudiging in het wetsvoorstel deactivering en uitstel quotumheffing het opleggen van de quotumheffing opgeschort tot uiterlijk 1 januari 2022. De wet die dit regelt, is vanaf 1 januari 2020 in werking getreden. In juli 2019 (Kamerstukken II 2018/19, 34 353, nr. 168) heeft zij de Kamer geïnformeerd over de uitwerking van de vereenvoudiging. Het wetsvoorstel hiervoor zal naar verwachting eind 2020 aan de Kamer aangeboden worden.

Cumulatief aantal extra banen arbeidsbeperkten marktsector t.o.v. nulmeting op 1-1-2013 51.829 40.000 50.000 60.000
Cumulatief aantal extra banen arbeidsbeperkten overheidssector t.o.v. nulmeting op 1-1-2013 9.786 15.000 17.500 20.000
  1. Berekening SZW op basis van metingen UWV.
  2. Streefwaarden afkomstig uit memorie van toelichting bij de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten. Tweede Kamer, 2013-2014, 33 981, nr. 3, blz. 6, tabel «Aantal te realiseren banen voor beoordeling activering quotumheffing».

D. Budgettaire gevolgen van beleid

Verplichtingen 6.898.061 10.826.180 8.133.112 8.210.753 8.154.324 8.094.511 8.053.926
Uitgaven 6.927.241 10.834.530 8.148.597 8.216.853 8.155.799 8.094.574 8.053.926
waarvan juridisch verplicht 99,6%
Inkomensoverdrachten 6.875.960 10.751.439 8.080.148 8.164.055 8.109.028 8.047.692 8.002.107
Macrobudget participatiewetuitkeringen en intertemporele tegemoetkoming 6.084.680 6.378.333 6.845.226 7.245.067 7.176.450 7.100.839 7.028.259
Participatiebudget 700 0 0 0 0 0 0
TW 442.200 470.163 496.673 504.476 499.309 492.811 487.587
AIO 309.006 335.141 365.962 389.494 408.996 429.661 461.835
Tozo en Bijstand zelfstandigen bedrijfskrediet (Bbz 2004) 35.027 3.560.916 365.029 17.640 16.784 16.784 16.784
Bijstand overig 1.168 1.000 960 910 860 820 780
Onderstand (Caribisch Nederland) 3.179 5.886 6.298 6.468 6.629 6.777 6.862
Subsidies (regelingen) 36.278 48.578 24.489 20.660 14.522 13.424 13.361
Sectorplannen 2.745 1.042 0 0 0 0 0
Armoede en schulden 4.335 3.040 1.140 95 0 0 0
DWSRA 6.061 8.000 0 0 0 0 0
Europees fonds meestbehoeftigen 90 100 100 0 0 0 0
Regionale kansen kinderen 1.635 414 0 0 0 0 0
Alle kinderen doen mee 10.904 10.079 11.431 13.780 10.000 10.000 10.000
Overige subsidies algemeen 7.447 22.791 8.704 3.671 1.408 247 247
SBCM 2.810 2.800 2.800 2.800 2.800 2.800 2.800
NIBUD 251 312 314 314 314 377 314
Opdrachten 3.125 22.595 32.482 20.660 20.771 21.980 26.980
Bekostiging 1.655 1.739 1.297 1.297 1.297 1.297 1.297
ZonMw 1.655 1.739 1.297 1.297 1.297 1.297 1.297
Bijdrage aan ZBO's/RWT's 223 170 172 172 172 172 172
ZonMw 223 170 172 172 172 172 172
Bijdrage aan sociale fondsen 10.000 10.000 10.000 10.000 10.000 10.000 10.000
Pensioenfonds Wsw 10.000 10.000 10.000 10.000 10.000 10.000 10.000
Bijdrage aan (inter-)nationale organisaties 0 9 9 9 9 9 9
Contributie CASS 0 9 9 9 9 9 9
Ontvangsten 28.393 20.458 4.415 12.859 120.825 182.426 185.293
Algemene ontvangsten 28.393 20.458 4.415 12.859 19.325 19.526 20.093
Tozo retour kapitaal verstrekkingen 0 0 0 0 101.500 162.900 165.200

Budgetflexibiliteit

Inkomensoverdrachten:

De inkomensoverdrachten zijn voor 100% juridisch verplicht. In algemene zin geldt dat inkomensoverdrachten die worden gedeclareerd en gebaseerd zijn op wet- en regelgeving voor 100% juridisch verplicht zijn. Dit geldt voor de rijksbijdragen aan uitvoerende instellingen, zoals gemeenten (Macrobudget participatiewetuitkeringen € 7 miljard) dat vóór oktober 2020 wordt toegekend/verplicht en betrekking heeft op 2021, maar ook voor UWV (Toeslagenwet € 0,5 miljard) en de SVB (AIO € 0,4 miljard).

Subsidies:

De subsidies zijn voor 85% juridisch verplicht. De circa 15% kasmiddelen waarvoor nog ruimte is om verplichtingen aan te gaan hebben betrekking op subsidies voor armoede onder kinderen en voor overige (incidentele) subsidies algemeen.

Opdrachten:

De opdrachten zijn voor 10% juridisch verplicht. Het gaat om circa € 3,2 miljoen. Zie ook de toelichting van het financiële instrument Opdrachten.

Bekostiging:

Met de goedkeuring in 2015 van het meerjarige kennisprogramma, zoals dat door ZonMw wordt uitgevoerd, is het kasbudget 100% juridisch verplicht.

Bijdrage aan ZBO's/RWT's:

Analoog aan het instrument bekostiging is de bijdrage voor de uitvoeringskosten van ZonMw ook voor 100% verplicht.

Bijdrage aan sociale fondsen:

De bijdragen aan sociale fondsen zijn 100% juridisch verplicht en vormen compensatie van gestegen werkgeverslasten, onder de voorwaarde dat de werkgevers (de gemeenten) en werknemers die verantwoordelijk zijn voor de pensioenen van de Wsw een akkoord bereiken over een structurele oplossing voor het pensioenfonds PWRI. De financiële compensatie wordt jaarlijks gegeven tot uiterlijk 2057.

Bijdrage aan (inter-)nationale organisaties:

De bijdrage aan de CASS bedraagt € 0,009 miljoen per jaar en is per 2020 overgegaan van I&W naar SZW en is 100% verplicht en geldt tot nader order.

E. Toelichting op de financiële instrumenten

Inkomensoverdrachten

Macrobudget participatiewetuitkeringen

Het Macrobudget participatiewetuitkeringen voorziet in de middelen voor bijstandsuitkeringen, loonkostensubsidies, IOAW, IOAZ en bijstand voor levensonderhoud van ondernemers. Voor alle gemeenten tezamen wordt het macrobudget voor 2021 geraamd op bijna € 7 miljard. In 2021 wordt hiervan een bedrag van € 13,8 miljoen gereserveerd voor de vangnetregeling 2019. Bij de verdeling van het voorlopig macrobudget wordt hiermee rekening gehouden. De vangnetuitkering is bedoeld voor gemeenten waarvan het tekort op het budget op grond van artikel 69 Participatiewet de geldende eigenrisicorempel overstijgt. Alle gemeenten met een tekort, dat over 2019 meer bedraagt dan 7,5% en over 2017, 2018 en 2019 samen ook meer bedraagt dan 7,5% van het budget 2019, kunnen een beroep doen op de vangnetregeling 2019 (te financieren uit het macrobudget 2021). In tabel 25 wordt de opbouw van het budget gespecificeerd.

Macrobudget participatiewetuitkeringen 6.084.6801 6.378.333 6.845.226 7.245.067 71.764.450 7.100.839 7.028.259
Macrobudget participatiewetuitkeringen 6.072.605 6.374.957 6.845.226 7.245.067 7.176.450 7.100.839 7.028.259
Algemene bijstand en loonkostensubsidies 5.658.801 5.968.726 6.424.094 6.836.550 6.772.650 6.713.643 6.678.818
IOAW 350.536 328.387 316.248 323.192 316.971 299.169 260.871
IOAZ 31.838 30.719 30.999 32.478 33.982 35.180 35.723
BBZ2 31.429 47.125 73.885 52.847 52.847 52.847 52.847
Correctie verdeelmodel 12.075 3.376
  1. Toelichting definitief macrobudget 2019; berekening SZW.
  2. In 2019 betreft dit enkel het budget voor levensonderhoud voor startende ondernemers (BBZ). Vanaf 2020 is het budget voor levensonderhoud voor gevestigde ondernemers hieraan toegevoegd.

Algemene bijstand en loonkostensubsidies

De Participatiewet voorziet in een sociaal vangnet voor personen die niet zelfstandig in hun bestaan kunnen voorzien.

Wie komt er voor in aanmerking?

Iedereen die rechtmatig in Nederland verblijft en woont en onvoldoende over eigen middelen van bestaan beschikt, kan in aanmerking komen voor bijstand.

Hoe hoog is de bijstand?

De hoogte van de bijstandsuitkering is afhankelijk van leeftijd en leefsituatie. In tabel 26 zijn de bijstandsnormen opgenomen voor gehuwden/samenwonenden en alleenstaanden/alleenstaande ouders van 21 jaar tot de AOW-gerechtigde leeftijd die niet samenwonen met meerderjarige medebewoners. Voor gehuwden en alleenstaanden van 21 jaar of ouder die samenwonen met één of meer meerderjarige personen waarmee kosten kunnen worden gedeeld, geldt op grond van de kostendelersnorm een lager bedrag. Bijstandsgerechtigden van 18 tot 21 jaar ontvangen een lagere uitkering.

Gehuwd / samenwonend 1.512,901
Alleenstaande (ouder) 1.059,031
  1. Bron: Overzicht uitkeringbedragen per 1 juli 2020

Budgettaire ontwikkelingen

Hieronder volgt een toelichting op de bijstellingen voor de algemene bijstand en loonkostensubsidies.

De invoering van een aantal wetswijzigingen leidt tot een oploop in de raming van de bijstandsuitgaven. Dit zijn onder andere de invoering van de Participatiewet en de invoering van het onderdeel WW-duurverkorting in de Wet werk en zekerheid. Als gevolg van de coronacrisis en op basis van de CPB-raming van de werkloosheid wordt in 2021 en 2022 een hoger bijstandsbestand verwacht, dat na 2022 langzaam daalt.

Beleidsrelevante kerncijfers

Tabel 27 toont de gerealiseerde en geraamde omvang van het aantal bijstandsuitkeringen. De Factsheet Participatiewet bevat meer informatie over de ontwikkeling en samenstelling van het bijstandsvolume.

Volume Participatiewetuitkering (x 1.000 huishoudens, jaargemiddelde) 361 382 412
  1. CBS, Bijstandsuitkeringenstatistiek.

Tabel 28 bevat informatie over re-integratie door gemeenten. De voorzieningen die gemeenten aanbieden bestaan onder meer uit proefplaatsingen, jobcoaching, trainingen en opleidingen. Sinds de invoering van de Participatiewet in 2015 hebben gemeenten ook de beschikking gekregen over het instrument structurele loonkostensubsidie en zijn zij verantwoordelijk voor het naar behoefte creëren van beschut werk. Bovendien is geen nieuwe instroom in de Wsw meer mogelijk.

Aantal voorzieningen Participatiewet (x 1.000, ultimo)1 256 270 231
Aantal personen met een voorziening Participatiewet (x 1.000, ultimo)1 190 198 175
Aantal gestarte banen na re-integratievoorziening door gemeenten (x 1.000, ultimo)2 45 46 213
Werkenden met een voorziening Participatiewet (x 1.000, ultimo)1 44 52 49
waarvan personen met een loonkostensubsidie Participatiewet 9,1 13 18
Werknemersbestand Wsw (x 1.000, ultimo)4 87 83 78
Aantal detacheringen als percentage van het totaal aantal arbeidsplaatsen4 37 38 37
Aantal gerealiseerde plaatsen in begeleid werken als percentage van het totaal aantal arbeidsplaatsen4 6,6 6,4 6,7
  1. CBS, Statistiek re-integratie gemeenten.
  2. CBS, Uitstroom na re-integratie.
  3. Het cijfer over 2019 betreft de eerste twee kwartalen.
  4. Panteia, WSW-rapportage.

Tabel 29 bevat informatie over mensen die werken onder de Banenaf-spraak, of op een beschutte werkplek onder de Wsw of de Participatiewet. Dit zijn veelal mensen die niet zelfstandig het wettelijk minimumloon kunnen verdienen, maar niet duurzaam arbeidsongeschikt zijn. Per saldo zijn over de drie wettelijke kaders eind 2019 ruim 20% meer mensen aan het werk dan eind 2015.

Totaal werkend met een arbeidsbeperking (x 1.000, ultimo) 149 162 167
waarvan werkend binnen de Banenafspraak (x 1.000, ultimo)1 99 113 120
waarvan werkend op een interne plaatsing Wsw (x 1.000, ultimo)2 49 47 43
waarvan werkend met positief advies beschut werk (x 1.000, ultimo)3 1,2 2,5 4,0
  1. UWV, Factsheet banenafspraak.
  2. Onder «interne» plaatsing valt ook «werken op locatie» (WOL), waarbij begeleiding plaatsvindt vanuit het Sw-bedrijf. Panteia, Jaarrapportage Wsw-statistiek.
  3. UWV, Rapportage beschut werk.

Wetten inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW) en gewezen zelfstandigen (IOAZ)

De IOAW-uitkering is een aanvulling op het (gezins)inkomen tot bijstandsniveau voor oudere werkloze werknemers. Anders dan bij de Participatiewet hoeven werkloze ouderen, die vaak vermogen in spaargeld of eigen huis hebben, in de IOAW hun vermogen niet aan te spreken.

De IOAZ is een uitkering voor ouderen die noodgedwongen zijn gestopt met hun werk als zelfstandige, omdat de inkomsten daaruit onvoldoende waren. De IOAZ-uitkering vult het (gezins)inkomen aan tot het bijstandsniveau. In de IOAZ wordt rekening gehouden met de bijzondere positie van zelfstandigen en hun (bedrijfs)vermogen.

Wie komt er voor in aanmerking?

De belangrijkste doelgroepen van de IOAW-regeling zijn:

  1. Werkloze werknemers die op het moment dat zij werkloos worden ten minste 50 jaar zijn en geboren zijn voor 1 januari 1965, die recht hebben op een uitkering op grond van de WW van meer dan drie maanden en die de volledige uitkeringsduur daarvan hebben doorlopen;
  1. Werknemers die geboren zijn voor 1 januari 1965, na hun 50e verjaardag recht hebben gekregen op een loongerelateerde WGA-uitkering en van wie de WGA-uitkering is beëindigd, omdat zij niet langer ten minste 35% arbeidsongeschikt zijn.

De IOAZ is bedoeld voor oudere zelfstandigen tussen de 55 jaar en de AOW-gerechtigde leeftijd, die hun bedrijf of zelfstandig beroep na hun 55e verjaardag hebben beëindigd. Om in aanmerking te komen voor een uitkering moet de gewezen zelfstandige onder andere voldoen aan voorwaarden betreffende het gemiddeld jaarinkomen in de drie jaar voorafgaand aan de aanvraag, het verwachte inkomen uit beroep of bedrijf bij voortzetting van het bedrijf en het aantal uren en de duur van de werkzaamheden als zelfstandige.

Hoe hoog is de IOAW/IOAZ?

De hoogte van de IOAW/ IOAZ uitkering is afhankelijk van de leefsituatie. Een overzicht van de bruto bedragen staat in tabel 30. In de IOAW en IOAZ geldt sinds 2015 de kostendelersnorm voor alleenstaande kostendelers. Voor alleenstaanden en alleenstaande ouders is de norm 50% van de gehuwdennorm, indien zij samenwonen met één of meer meerderjarige personen.

Gehuwd / samenwonend 1.689,30
Alleenstaande (ouder) zonder meerderjarige medebewoners 1.328,71
Alleenstaande (ouder) met een of meer meerderjarige medebewoners 844,65

Budgettaire ontwikkelingen

De IOAW-uitgaven dalen in 2021 door de beperkende voorwaarde dat het IOAW-recht alleen geldt voor personen geboren voor 1965. Dit leidt ertoe dat in 2021 minder mensen een beroep kunnen doen op de IOAW. Vanaf 2022 is de verslechterde conjunctuur als gevolg van de coronacrisis terug te zien in de volumeontwikkeling van de IOAW, dat komt door de vertraagde doorwerking van de conjunctuur. De vertraging treedt op doordat het grootste deel van de IOAW-instroom eerst WW-gerechtigd is geweest. In de meerjarenraming wordt rekening gehouden met de verhoging van de AOW-leeftijd. Dit heeft een opwaarts effect op de uitgaven, doordat mensen later de AOW-leeftijd bereiken. De uitgaven aan de IOAZ nemen vooral toe door de verhoging van de AOW-gerechtigde leeftijd.

Beleidsrelevante kerncijfers

Volume IOAW (x 1.000 huishoudens, jaargemiddelde) 23 22 21
Volume IOAZ (x 1.000 huishoudens, jaargemiddelde) 1,9 1,9 1,9
  1. CBS, Bijstandsuitkeringenstatistiek.

Bijstand zelfstandigen levensonderhoud (Bbz 2004)

De toelichting op het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004 staat later in het artikel. Alleen het deel dat onderdeel is van het Macrobudget participatiewetuitkeringen wordt hier toegelicht. Dit is het onderdeel bijstand dat kan worden verstrekt om te voorzien in de kosten van levensonderhoud voor zelfstandigen.

Wie komt er voor in aanmerking?

Startende ondernemers vanuit een uitkering en gevestigde zelfstandigen die aan de voorwaarden van het Bbz voldoen, zoals wanneer hulp via een andere weg niet meer mogelijk is, het inkomen onvoldoende is of de onderneming levensvatbaar is.

Hoe hoog is de Bbz-uitkering?

De uitkering voor levensonderhoud is in principe gelijk aan die van de algemene bijstand (zie tabel 26) als aanvulling voor levensonderhoud.

Budgettaire ontwikkelingen

De uitgaven voor Bbz levensonderhoud in 2021 worden geraamd op € 74 miljoen. Na afloop van de Tozo per 1 juli 2021 is de verwachting dat een deel van de Tozo-gerechtigden door zal stromen naar het Bbz. Uitgaven in 2021 vallen daardoor hoger uit.

Beleidsrelevante kerncijfers

Volume Bbz (x 1.000 huishoudens, jaargemiddelde) 3,1 2,8 4,4
  1. CBS, Bijstandsuitkeringenstatistiek.

Handhaving

Het is primair de bevoegdheid en verantwoordelijkheid van het lokale bestuur om een goede invulling te geven aan de handhaving. Waar nodig en mogelijk faciliteert het Ministerie van SZW daarbij, veelal in samenwerking met de VNG en Divosa. Dit doet zich onder andere voor bij de aanpak van complexe misbruikrisico’s, zoals verzwegen vermogen in het buitenland, of wijzigingen in wet- en regelgeving. De VNG rapporteert in de signaleringsbrief jaarlijks over de signalen op het gebied van fraude en doet beleidsaanbevelingen. Het komende jaar verkent de VNG de mogelijkheden tot het zetten van gerichte stappen om te komen tot een eenduidige registratie van fraudesignalen en de afhandeling van fraudesignalen door gemeenten. Daarnaast wordt ingezet op de doorontwikkeling van handhaving als onderdeel van de integrale voorwaardelijke dienstverlening. Het Ministerie van SZW faciliteert de VNG hierbij.

Preventie1 Gepercipieerde detectiekans (%) 75 72 73
Kennis van de verplichtingen (%) 88 86 86
Opsporing2 Aantal vorderingen in verband met geconstateerde overtredingen met financiële benadeling (x 1.000)3 31 33 31
Totaal benadelingsbedrag (x € 1 mln.) 69 70 67
Sanctionering2 Aantal boetes (x 1.000) 11 14 12
Totaal boetebedrag (x € 1 mln.) 8,8 8,7 7,9
Ontstaansjaar vordering
2017 2018 2019
Terugvordering4 Incassoratio fraudevorderingen (boete + benadelingsbedrag) ultimo 2019 (%) 31 23 12
  1. Ipsos «Kennis der verplichtingen en detectiekans».
  2. CBS, Bijstandsdebiteuren- en fraudestatistiek.
  3. Dit kerncijfer betreft het aantal vorderingen wegens overtreding van de inlichtingenplicht. Eén overtreding kan meerdere vorderingen tot gevolg hebben. Het aantal overtredingen ligt dus lager. Uit CBS onderzoek naar de lopende vorderingen in maart 2019 (BDFS K – Gesplitste vorderingen) blijkt dat het aantal overtredingen circa 11% lager ligt dan het aantal vorderingen. CBS onderzoekt in 2020 of het mogelijk is de jaarlijkse gegevens hier structureel voor te corrigeren.
  4. CBS, bijstandsdebiteuren- en fraudestatistiek.

Toeslagenwet (TW)

De TW vult uitkeringen op grond van de werknemersverzekeringen aan tot het normbedrag voor het relevante sociaal minimum als het totale inkomen (exclusief TW-uitkering) van de uitkeringsgerechtigde en diens eventuele partner daaronder ligt.

Wie komt er voor in aanmerking?

Uitkeringsgerechtigden komen in aanmerking voor een toeslag als zij een uitkering ontvangen op grond van één van de zogenoemde moederwetten. Dit zijn de WIA, WAO, WAZ, Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening militairen (Wamil), Wajong, IOW, WW, ZW en WAZO. Ook als een werkgever in het tweede ziektejaar minder loon doorbetaalt dan het voor de werknemer geldende sociaal minimum, komt de betrokkene in aanmerking voor een toeslag. De volgende personen kunnen recht hebben op een toeslag:

  1. Een gehuwde/samenwonende met een gezamenlijk inkomen dat lager is dan het bruto minimumloon;
  1. Een alleenstaande met een inkomen dat lager is dan 70% van het netto minimumloon;
  2. Een alleenstaande van 21 jaar of ouder, die samenwoont met één of meer meerderjarige personen waarmee kosten kunnen worden gedeeld, met een inkomen dat lager is dan 50% van het netto minimumloon.

Hoe hoog is de toeslag?

De toeslag vult de uitkering in beginsel aan tot het TW-normbedrag dat op de uitkeringsgerechtigde van toepassing is. Indien het dagloon lager is dan het TW-normbedrag, dan vult de toeslag aan tot dit lagere dagloon.

Gehuwd / samenwonend 77,24
Alleenstaande van 21 jaar en ouder 56,57
Alleenstaande van 21 jaar en ouder met een of meer meerderjarige medebewoners 35,96

Budgettaire ontwikkelingen

De uitkeringslasten van de Toeslagenwet nemen tot en met 2022 met enkele tientallen miljoenen toe als gevolg van de coronacrisis. De hogere werkloosheid als gevolg van de coronacrisis leidt tot meer mensen met een WW-, ZW- en IOW-uitkering. Hierdoor zijn er naar verwachting ook meer mensen die een TW-aanvulling ontvangen op een van deze uitkeringen. In 2020 bedraagt het gemiddeld jaarvolume naar verwachting 110.000 uitkeringsjaren, in 2021 118.000 uitkeringsjaren. Na een piek van zo'n 121.000 uitkeringsjaren in 2022 normaliseren de TW-volumes zich naar verwachting vanaf 2023 weer. Deze normalisering gaat gepaard met de verwachte normalisering van de werkloosheidscijfers vanaf 2022.

Beleidsrelevante kerncijfers

De gemiddelde toeslag per jaar blijft naar verwachting redelijk constant in 2020 en 2021.

Gemiddeld jaarvolume TW (x 1.000 uitkeringsjaren) 105 110 118
Gemiddelde toeslag per jaar (x € 1) 3.489 3.547 3.502
  1. UWV, Juninota.

Handhaving

Samen met UWV wordt momenteel onderzocht hoe risico’s in de uitvoering van de Toeslagenwet kunnen worden beperkt en of er aanpassingen in wet- en regelgeving en/of de uitvoeringspraktijk nodig zijn. Sinds 2019 worden door middel van extern onderzoek de misbruikrisico's van regelingen die UWV uitvoert in kaart gebracht.

De TW kerncijfers fraude en handhaving over 2019 vertonen een stabiel beeld ten opzichte van 2018.

De incassoratio geeft weer in hoeverre fraudevorderingen ontstaan in een bepaald jaar ultimo 2019 zijn geïncasseerd. Dit percentage ligt hoger naarmate het ontstaansjaar van de vordering langer geleden is, omdat fraudevorderingen gedurende 10 jaar kunnen worden ingevorderd.

Opsporing1 Aantal onderzochte fraudesignalen (x 1.000) 2,7 1,8 2,0
Aantal geconstateerde overtredingen met financiële benadeling (x 1.000)2 2,0 1,2 1,4
Totaal benadelingsbedrag (x € 1 mln.) 6,7 4,5 4,7
Sanctionering1 Aantal waarschuwingen (x 1.000) 0,1 0,4 0,5
Aantal boetes (x 1.000) 1,3 0,8 0,8
Totaal boetebedrag (x € 1 mln.) 0,9 0,7 0,6
Ontstaansjaar vordering
2017 2018 2019
Terugvordering1 Incassoratio fraudevorderingen (boete + benadelingsbedrag) ultimo 2019 (%) 36 23 17
  1. UWV, jaarverslag.
  2. Cijfers betreffen alle overtredingen van de inlichtingenplicht met financiële benadeling.

Aanvullende Inkomensvoorziening Ouderen (AIO)

Ouderen met een onvolledig AOW-pensioen kunnen recht hebben op algemene bijstand. Deze bijstand kan worden aangevraagd bij de SVB.

Wie komt er voor in aanmerking?

Personen die de AOW-gerechtigde leeftijd hebben, rechtmatig in Nederland wonen en niet genoeg inkomen of vermogen hebben om in hun levensonderhoud te voorzien.

Hoe hoog is de AIO?

De AIO is een uitkering op huishoudenniveau en vult aan tot bijstandsniveau. De hoogte van de AIO-uitkering hangt af van het inkomen en de leefsituatie. In onderstaande tabel zijn de normen opgenomen voor gehuwden/samenwonenden en alleenstaanden zonder meerderjarige medebewoners. Voor AIO-gerechtigden die samenwonen met één of meer meerderjarige personen waarmee kosten kunnen worden gedeeld, geldt op grond van de kostendelersnorm een lager bedrag.

Gehuwd / samenwonend 1.606,88
Alleenstaande (ouder) 1.184,26

Budgettaire ontwikkelingen

De uitkeringslasten van de AIO nemen de komende jaren toe. Deze budgettaire ontwikkeling houdt verband met de verwachte stijging van het aantal AIO-gerechtigden vanwege vergrijzing en doorwerking van de afschaffing van de partnertoeslag vanaf 2015. Vanaf 2022 nemen de uitgaven minder snel toe, omdat de AOW-leeftijd dan weer wordt verhoogd. In het Pensioenakkoord is een 2/3-koppeling van de AOW-leeftijd vanaf 2025 afgesproken. Hierdoor zal de AOW-leeftijd in 2025 niet worden verhoogd. De uitgaven nemen hierdoor in 2025 sneller toe dan in eerdere jaren.

Beleidsrelevante kerncijfers

Aantal huishoudens AIO (x 1.000, jaargemiddelde) 47 50 54
  1. CBS, Bijstandsuitkeringenstatistiek.

Handhaving

De SVB heeft in 2019 extern onderzoek laten verrichten naar de wijze waarop de SVB haar handhaving invulling geeft. Uit dit onderzoek blijkt dat de SVB alle misbruikrisico’s in beeld heeft en dat er voldoende interne en externe mogelijkheden zijn ingericht om misbruiksignalen op te vangen (Kamerstukken II 2019/20, 26 448, nr. 630). De SVB rapporteert in de signaleringsbrief jaarlijks over de signalen en fenomenen op het gebied van fraude. In de signaleringbrief van juni 2020 heeft de SVB geen nieuwe frauderisico’s gesignaleerd (Kamerstukken II 2019/20, 17 050, nr. 595). De SVB geeft aan door de contactbeperkende maatregelen vanwege corona een lager aantal onderzoeken te kunnen verrichten dan gepland. De verhoging van het handhavingsrisico is naar inschatting van de SVB vooralsnog beperkt.

Preventie1 Gepercipieerde detectiekans (%) 77 73 67
Kennis van de verplichtingen (%) 89 87 85
Opsporing2 Aantal onderzochte fraudesignalen (x 1.000) 1,0 0,9 0,6
Aantal geconstateerde overtredingen met financiële benadeling (x 1.000)3 1,2 0,9 0,8
Totaal benadelingsbedrag (x € 1 mln.) 2,3 2,0 1,7
Sanctionering2 Aantal waarschuwingen (x 1.000) 1,3 1,4 1,0
Aantal boetes (x 1.000) 0,4 0,3 0,3
Totaal boetebedrag (x € 1 mln.) 0,5 0,3 0,2
Ontstaansjaar vordering
2017 2018 2019
Terugvordering2 Incassoratio fraudevorderingen (boete + benadelingsbedrag) ultimo 2019 (%) 28 17 10
  1. Ipsos «Kennis der verplichtingen en detectiekans».
  2. SVB, Jaarverslag.
  3. Cijfers betreffen alle verwijtbare overtredingen van de inlichtingenplicht met financiële benadeling.

Bijstand zelfstandigen bedrijfskrediet (Bbz 2004)

Startende, gevestigde en beëindigende zelfstandigen kunnen voor financiële ondersteuning onder voorwaarden een beroep doen op het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004. Met dit besluit wordt beoogd kansrijke vanuit een uitkering startende ondernemers een steuntje in de rug te geven en zelfstandigen met tijdelijke financiële moeilijkheden in staat te stellen hun werkzaamheden voort te zetten. De bijstand kan worden verstrekt in de vorm van een uitkering om te voorzien in de kosten van levensonderhoud en in de vorm van bedrijfskredieten.

Wie komt er voor in aanmerking?

Startende ondernemers vanuit een uitkering en gevestigde zelfstandigen die aan de voorwaarden van het Bbz voldoen, zoals wanneer hulp via een andere weg niet meer mogelijk is en het inkomen onvoldoende is.

Hoe hoog is de Bbz-uitkering en het bedrijfskapitaal?

De maximale hoogte van de bijstand voor bedrijfskapitaal wordt in onderstaande tabel vermeld. De bedragen worden jaarlijks aangepast voor gestegen prijzen.

Startende zelfstandige 37.398
Gevestigde zelfstandige 203.135

Budgettaire ontwikkelingen

Hier wordt het onderdeel van het Bbz over bedrijfskredieten toegelicht. Het bijstandsonderdeel van het Bbz om te voorzien in de kosten van levensonderhoud is onderdeel van het macrobudget en wordt toegelicht onder Macrobudget participatiewetuitkeringen. Per 1 januari 2020 is de financieringssystematiek van het Bbz vereenvoudigd. Gemeenten ontvangen niet langer voorschotten om bedrijfskredieten te verstrekken. Achteraf worden de door gemeenten verstrekte bedrijfskredieten voor 75% vergoed met een vertraging van twee jaar. Tot en met 2022 loopt de aanvullende uitkering door uit de oude financieringssystematiek. In 2021 worden daardoor alleen uitgaven gedaan voor verrekeningen en de aanvullende uitkering. Vanaf 2022 stijgen de uitgaven omdat dan de door gemeenten vanaf 2020 uitgegeven kapitaalverstrekkingen worden vergoed.

Tijdelijke overbruggingsregeling voor zelfstandige ondernemers (Tozo)

Gemeenten geven uitvoering aan een extra tijdelijke voorziening voor zelfstandigen, de Tijdelijke overbruggingsregeling voor zelfstandige ondernemers (Tozo). Ondernemers van wie het inkomen als gevolg van de coronacrisis onder het sociaal minimum is geraakt, kunnen een beroep doen op ondersteuning voor levensonderhoud in de vorm van aanvullende bijstand. Daarnaast kunnen zelfstandigen met een liquiditeitsprobleem een lening voor bedrijfskapitaal aanvragen. De Tozo betreft een tijdelijke regeling en vanaf 1 juli 2021 is het niet langer mogelijk een aanvraag voor levensonderhoud of bedrijfskapitaal op grond van de Tozo in te dienen. Uitkeringen ten behoeve van levensonderhoud lopen 1 juli 2021 af.

Wie komt er voor in aanmerking?

Zelfstandigen van wie het inkomen als gevolg van de coronacrisis onder het sociaal minimum is geraakt en die aan de overige voorwaarden voldoen, ontvangen aanvullende bijstand. Bij uitkeringen die voor 1 juni 2020 zijn aangevraagd is geen sprake van een partnerinkomens- of vermogenstoets. Deze uitkeringen lopen maximaal drie maanden. Tussen 1 juni 2020 en 1 oktober 2020 kunnen zelfstandigen ondersteuning voor levensonderhoud ontvangen, daarbij geldt de partnerinkomenstoets. Vanaf 1 oktober 2020 kunnen zelfstandigen alleen nog ondersteuning voor levensonderhoud aanvragen wanneer zij tevens voldoen aan een beperkte vermogenstoets. Ondernemers die als gevolg van de coronacrisis liquiditeitsproblemen ervaren, kunnen gedurende de hele looptijd van de Tozo een lening voor bedrijfskapitaal aanvragen.

Hoe hoog is de Tozo-uitkering en het krediet?

De maximale hoogte van de aanvullende bijstand is gelijk aan de bijstandsnormen voor algemene bijstand (tabel 26). Voor bedrijfskredieten geldt dat er een lening van maximaal € 10.157,- wordt verstrekt.

Budgettaire ontwikkelingen

De Tozo is een tijdelijke regeling in 2020 en 2021. Gemeenten geven uitvoering aan de Tozo en ontvangen daarvoor voorschotten. Op basis van declaratie worden de werkelijke uitgaven van gemeenten vergoed. De uitvoeringskosten worden vergoed op basis van een vast bedrag per besluit op aanvraag. In 2021 en 2022 verantwoorden gemeenten hun uitgaven en vindt voorlopige verrekening plaats. In 2022 en 2023 vindt definitieve verrekening plaats. Vooralsnog is onzeker of dat voor SZW tot extra uitgaven of ontvangsten zal leiden.

Bijstand overig

Onder bijstand overig vallen de bijstand buitenland- en de repatriëringsregeling. Verlening van bijstand aan een in het buitenland gevestigde Nederlander wordt alleen nog voortgezet ingeval het recht op uitkering vóór 1 januari 1996 is vastgesteld. Sinds 1996 zijn er dus geen nieuwe gerechtigden meer toegelaten.

Budgettaire ontwikkelingen

De verwachte uitkeringslasten voor de bijstand buitenland nemen de komende jaren af, omdat het aantal gerechtigden naar verwachting afneemt. Voor de repatriëringsregeling zijn geen uitgaven voorzien.

Beleidsrelevante kerncijfers

Het aantal personen dat in het buitenland een bijstandsuitkering ontvangt, daalt de komende jaren naar verwachting licht.

Volume bijstand buitenland (x 1.000 gerechtigden, ultimo) 0,1 0,1 0,1
  1. SVB, Jaarverslag.

Onderstand Caribisch Nederland

De rijksoverheid biedt aan inwoners van Caribisch Nederland inkomensondersteuning in de vorm van Onderstand. Het betreft zowel algemene als bijzondere onderstand. Laatstgenoemde component heeft betrekking op uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten die de belanghebbende zelf niet kan voldoen.

Budgettaire ontwikkelingen

Als gevolg van demografische ontwikkelingen stijgen de uitgaven voor de Onderstand in 2021 en latere jaren in lichte mate.

Beleidsrelevante kerncijfers

Volume Onderstand Caribisch Nederland (x 1.000 huishoudens, ultimo) 0,6 0,6 0,6
  1. RCN-unit SZW.

Subsidies

In totaal is in 2021 € 24,5 miljoen voor subsidies beschikbaar. € 11,4 miljoen is beschikbaar voor het armoedebeleid specifiek voor kinderen. Verder is € 9,9 miljoen beschikbaar voor overige (incidentele) subsidies en € 2,8 miljoen voor subsidie aan de Stichting Beheer Collectieve Middelen. Verder is nog € 0,4 miljoen beschikbaar voor EFMB en NIBUD.

Opdrachten

De € 32,5 miljoen beschikbare middelen voor opdrachten zijn met name bestemd voor activiteiten op de terreinen van bevordering arbeidspartici-patie (circa € 19,2 miljoen), armoedebestrijding en schuldhulpverlening (circa € 12,8 miljoen) en bevordering ondernemerschap (circa € 0,5 miljoen).
De middelen bevordering arbeidsparticipatie worden mede ingezet ten behoeve van diverse programma’s, zoals de programma’s Matchen op Werk (verbeteren werkgeversdienstverlening en matchen op werk), Perspectief op Werk (betere matching in de arbeidsmarktregio’s), Aanpak Multiprobleem Huishoudens en Simpel Switchen. Daarnaast vindt ook inzet plaats via een ondersteuningsaanbod op het terrein van Breed Offensief, handhaving, vakmanschap, aansluiting onderwijs-arbeidsmarkt en laaggeletterdheid. Uit de middelen voor armoedebestrijding en schuldhulpverlening worden diverse ondersteuningsprogramma’s gefinancierd op het terrein van het (gemeentelijk) armoedebeleid en de (gemeentelijk) schuldhulpverlening met specifieke aandacht voor implementatie vereenvoudiging beslagvrije voet en keten derdenbeslag als ook het programma Brede Schuldenaanpak, waarover de Kamer periodiek wordt bericht.

Bekostiging

Voor de bekostiging van het meerjarig Kennisprogramma vakkundig aan het werk, dat wordt uitgevoerd door ZonMw, is in 2021 € 1,3 miljoen beschikbaar.

Bijdrage aan ZBO's/RWT's

Voor de uitvoering van het meerjarig Kennisprogramma vakkundig aan het werk is voor uitvoeringskosten voor ZonMw bijna € 0,2 miljoen beschikbaar in 2021.

Bijdrage aan sociale fondsen

Met ingang van 2018 wordt een financiële tegemoetkoming van € 10 miljoen per jaar beschikbaar gesteld aan het Wsw-pensioenfonds PWRI onder de voorwaarde dat de werkgevers (de gemeenten) en werknemers die verantwoordelijk zijn voor de pensioenen van de Wsw zelf tot een structurele oplossing komen voor het fonds. De financiële compensatie wordt jaarlijks gegeven tot uiterlijk 2057.

Bijdrage aan (inter-)nationale organisaties

Vanaf 2020 is de financiering van de contributie van het Administratief Centrum voor de sociale zekerheid van de Rijnvarenden (CASS) overgegaan van het Ministerie van I&W naar SZW.

Ontvangsten

In het Bestuursakkoord Verhoogde Asielinstroom is een intertemporele tegemoetkoming afgesproken. De terugbetaling van de intertemporele tegemoetkoming van 2016 en 2017 vindt in 8 jaar plaats vanaf respectievelijk 2018 en 2019, waarvoor in 2021 € 3,8 miljoen ontvangsten zijn geraamd. Verder worden als gevolg van de gewijzigde financieringssystematiek van het Besluit bijstandverlening zelfstandigen de terugontvangsten van gemeenten op verleende kredieten voortaan niet meer gesaldeerd, maar vanaf 2022 onder de ontvangsten verantwoord en worden hier ook de aflopende terugontvangsten van oude jaren geraamd. In 2021 worden ontvangsten geraamd op € 0,6 miljoen vanwege vaststellingen over 2018 en 2019.

In 2020 en 2021 worden door gemeenten leningen voor bedrijfskapitaal uitgegeven vanuit de Tijdelijke overbruggingsregeling voor zelfstandige ondernemers. Zelfstandigen zullen deze leningen vanaf 2021 aan gemeenten terugbetalen. Gemeenten dragen deze terugontvangsten met een vertraging af aan SZW, in 2023 zullen de eerste ontvangsten binnenkomen.

Artikel 3 Arbeidsongeschiktheid

A. Algemene doelstelling

De overheid beschermt werknemers tegen de inkomensgevolgen van arbeidsongeschiktheid en stimuleert hen te blijven werken of het werk te hervatten.

De overheid vindt dat werknemers die loon derven als gevolg van arbeidsongeschiktheid verzekerd moeten zijn van een redelijk inkomen. Daarom zijn werknemers verplicht verzekerd op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA). De WIA omvat twee uitkeringsregimes: de Inkomensvoorziening voor volledig en duurzaam arbeidsongeschikten (IVA) en de Regeling werkhervatting gedeeltelijk arbeidsgeschikten (WGA). De Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) is bij de introductie van de WIA ingetrokken, maar geldt nog wel voor mensen die vóór 1 januari 2004 door ziekte of gebrek arbeidsongeschikt zijn geworden. Op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen (WAZ) waren ondernemers verplicht verzekerd tegen de inkomensgevolgen van arbeidsongeschiktheid. De WAZ is per 1 augustus 2004 ingetrokken, maar geldt nog wel voor zelfstandigen die op dat moment een uitkering ontvingen.

Als het totale inkomen van de uitkeringsgerechtigde WIA, WAO of WAZ en diens eventuele partner onder het sociaal minimum ligt, kan de uitkeringsgerechtigde een toeslag ontvangen tot het sociaal minimum op grond van de Toeslagenwet (TW), zie beleidsartikel 2.

De overheid stimuleert met behulp van financiële prikkels voor zowel uitkeringsgerechtigden als werkgevers dat uitkeringsgerechtigden aan het werk blijven of (op termijn) weer aan het werk gaan. Daarnaast biedt de overheid gerichte re-integratieondersteuning aan uitkeringsgerechtigden die ondersteuning nodig hebben. De overheid kent daarbij een groot belang toe aan de eigen verantwoordelijkheid en het meewerken aan re-integratie door de uitkeringsgerechtigde.

Aan werknemers in Caribisch Nederland wordt met de Ongevallenverzekering (OV) een inkomensvoorziening geboden in geval van arbeidsongeschiktheid door een bedrijfsongeval.

B. Rol en verantwoordelijkheid

De Minister stimuleert aan het werk blijven of het werk hervatten met een bijdrage voor re-integratieinspanningen aan UWV. De Minister financiert de inkomensondersteuning met begrotingsgefinancierde uitkeringsregelingen. Bij de premiegefinancierde uitkeringsregelingen regisseert de Minister. Hij is in deze rollen verantwoordelijk voor:

  1. de vormgeving, het onderhoud en de werking van het stelsel van wet- en regelgeving;
  1. de vaststelling van het niveau van de uitkeringen van de onderscheiden regelingen;
  1. de sturing van en het toezicht op de rechtmatige, doeltreffende en doelmatige uitvoering door UWV;
  1. de organisatie van de eigen uitvoering binnen het verband van de Rijksdienst Caribisch Nederland (RCN).

De Minister van Financiën is hoofdverantwoordelijk voor de fiscale wet- en regelgeving. Wanneer fiscale instrumenten worden ingezet om doelstellingen in het kader van het arbeidsongeschiktheidsbeleid te realiseren, is de Minister van SZW hiervoor medeverantwoordelijk.

C. Beleidswijzigingen

WIA-criterium voor werknemers met loonkostensubsidie

UWV en SZW zijn in gesprek over de criteria om in aanmerking te komen voor de WIA voor werknemers die met loonkostensubsidie werken in de Participatiewet en vervolgens ziek worden. Voor deze groep geldt namelijk dat zij volgens de criteria van de WIA altijd volledig arbeidsongeschikt zijn, omdat er getoetst wordt of zij functies kunnen vervullen tegen minimaal het minimumloon. Dat is per definitie niet het geval, waardoor de uitkomst van de WIA-beoordeling (volledig arbeidsongeschikt) geen recht doet aan hun feitelijke mogelijkheden om te participeren. In de tweede helft van 2020 zal de Tweede Kamer worden geïnformeerd over het vervolg. Een aanpassing in de criteria zal op zijn vroegst plaats kunnen vinden per 1 januari 2022, een jaar later dan gemeld in de begroting van 2020.

Maatregelen loondoorbetaling bij ziekte

Met het wetsvoorstel «RIV-toets UWV door arbeidsdeskundigen» wordt geregeld dat in 2021 het advies van de bedrijfsarts over de belastbaarheid van de werknemer leidend wordt bij de RIV-toets door UWV. Deze maatregel komt voort uit de afspraken die gemaakt zijn met werkgevers en werknemers over het alternatieve pakket voor de regeerakkoordmaatregelen Loondoorbetaling bij ziekte en WIA (Kamerstukken II 2018/19, 29 544, nr. 873 en Kamerstukken II 2018/19, 32 716, nr. 37). De RIV-toets zal in 2021 volledig uitgevoerd worden door arbeidsdeskundigen van UWV. Als werkgever en werknemer de re-integratie-inspanningen hebben gepleegd die passend zijn bij het medisch advies van de bedrijfsarts, kan een RIV-toets niet meer leiden tot een sanctie. Hiermee wordt onzekerheid voorkomen over het te voeren re-integratietraject voor werkgever en werknemer.

Scholingsexperiment voor WGA-gerechtigden

Conform het regeerakkoord is het scholingsexperiment voor WGA-gerechtigden in verdere voorbereiding (Kamerstukken II 2018/19, 29 544, nr. 922). Doel van het scholingsexperiment is in de praktijk beproeven in hoeverre gerichte scholing WGA-gerechtigden dichter bij de arbeidsmarkt brengt en hun werkhervattingskansen vergroot.

Aanpassing AO-tegemoetkoming

Bij de behandeling van het wetsvoorstel Wajong maatregelen heeft de Staatssecretaris van SZW aan de Eerste Kamer toegezegd het overgangsrecht voor een specifieke groep werkende Wajongers aan te passen. De kosten voor deze wijziging bedragen naar schatting € 2,5 miljoen per jaar en worden gedekt door verlaging van de AO-tegemoetkoming. De AO-tegemoetkoming komt hierdoor vanaf 2021 € 2,- netto per jaar lager uit dan anders het geval geweest zou zijn.

D. Budgettaire gevolgen van beleid

Verplichtingen 943 3.696 10.722 10.745 4.767 790 802
Uitgaven 943 3.696 10.722 10.745 4.767 790 802
waarvan juridisch verplicht 6,7%
Inkomensoverdrachten 643 696 722 745 767 790 802
Ongevallenverzekering (Caribisch Nederland) 643 696 722 745 767 790 802
Bijdrage aan ZBO's/RWT's 300 3.000 10.000 10.000 4.000 0 0
Individuele plaatsing & steun CMD 300 0 0 0 0 0 0
Scholingsexperiment WGA 0 3.000 10.000 10.000 4.000 0 0
Ontvangsten 0 0 0 0 0 0 0

Budgetflexibiliteit

Inkomensoverdrachten:

De inkomensoverdrachten zijn gebaseerd op wet- en regelgeving en derhalve voor 100% juridisch verplicht. Het betreft uitkeringslasten van de Ongevallenverzekering Caribisch Nederland.

Bijdrage aan ZBO's/RWT's:

De bijdrage aan ZBO’s en RWT’s zijn 0% juridisch verplicht. Het betreft budget voor een scholingsexperiment voor WGA-gerechtigden.

Budgettaire gevolgen van beleid premiegefinancierd

Uitgaven 10.143.785 10.558.203 10.746.341 11.042.074 11.428.673 11.822.527 12.211.760
Inkomensoverdrachten 10.064.310 10.453.206 10.487.399 10.636.898 10.852.756 11.042.514 11.201.982
IVA 2.863.571 3.252.200 3.505.081 3.774.013 4.069.595 4.357.330 4.604.754
WGA 2.838.210 3.081.124 3.203.380 3.315.836 3.424.495 3.552.479 3.698.296
WGA eigenrisicodragers 313.001 336.121 355.793 378.325 403.715 428.802 446.582
WAO 3.935.120 3.682.025 3.334.925 3.087.649 2.882.028 2.640.095 2.397.338
WAZ 114.408 101.736 88.220 81.075 72.923 63.808 55.012
Bijdrage aan ZBO’s/RWT’s 79.475 104.997 110.911 122.248 124.082 126.146 123.997
Re-integratie WIA/WAO/WAZ/ZW/WW 79.475 104.997 110.911 122.248 124.082 126.146 123.997
Nominaal 0 0 148.031 282.928 451.835 653.867 885.781
Ontvangsten 0 0 0 0 0 0 0

E. Toelichting op de financiële instrumenten

Inkomensoverdrachten

Ongevallenverzekering (OV) (Caribisch Nederland)

Werknemers in de private sector van Caribisch Nederland die door een bedrijfsongeval geheel of gedeeltelijk arbeidsongeschikt zijn geraakt, krijgen op basis van de Ongevallenverzekering een uitkering (ongevallengeld). De uitkering is gekoppeld aan het laatstverdiende loon van de werknemer.

Budgettaire ontwikkelingen

Als gevolg van demografische ontwikkelingen stijgen de uitgaven voor de Ongevallenverzekering in 2021 en latere jaren in lichte mate.

Beleidsrelevante kerncijfers

Volume uitkeringen Ongevallenverzekering (x 1.000, ultimo) 0,1 0,1 0,1
  1. RCN-unit SZW.

Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen

De WIA geeft werknemers die na een wachttijd van twee jaar ten minste 35% arbeidsongeschikt zijn recht op een uitkering, mits aan de voorwaarden daarvoor voldaan is. In de WIA staat werk voorop. Het accent ligt op wat mensen wel kunnen. Tegelijkertijd is er sprake van inkomensbescherming. De WIA bestaat uit twee uitkeringsregimes. De IVA verstrekt een loondervingsuitkering aan werknemers die duurzaam en volledig arbeidsongeschikt zijn. Wie nog gedeeltelijk kan werken of bij wie herstel op termijn nog mogelijk is, krijgt een uitkering op basis van de WGA. De WIA wordt uitgevoerd door UWV. Werkgevers kunnen daarbij eigenrisicodrager worden voor de WGA-lasten van hun (ex-)werknemers. Dit betekent dat ze een lagere premie aan UWV betalen, omdat zij het gros van de verplichtingen van UWV met betrekking tot re-integratie en uitkeringsbetaling overnemen.

Wie komt er voor in aanmerking?

Werknemers die op of na 29 december 2005, na een wachttijd van twee jaar, 35% of meer arbeidsongeschikt zijn als gevolg van ziekte.

Hoe hoog is de IVA-uitkering en wat is de duur?

Iemand die ten minste 80% arbeidsongeschikt is en niet meer kan herstellen of een geringe kans op herstel heeft, komt op basis van de IVA in aanmerking voor een uitkering van 75% van het laatstverdiende loon, met een maximum van 75% van het maximumdagloon. Het maximumdagloon bedraagt per 1 juli 2020 € 222,78, dat is afgerond € 4.845,47 per maand. De IVA-uitkering bedraagt maximaal € 3.634,10 bruto per maand (inclusief vakantiegeld). Daarnaast ontvangen IVA-gerechtigden jaarlijks een tegemoetkoming (in 2020 netto € 182,69) mits zij op 1 juli van het kalenderjaar recht hebben op een IVA-uitkering. Deze tegemoetkoming arbeidsongeschikten is bedoeld om een arbeidsongeschikte tegemoet te komen in de kosten die hij/zij moet maken door zijn/haar handicap. Het recht op uitkering wordt beëindigd bij het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd.

Hoe hoog is de WGA-uitkering en wat is de duur?

  1. Iemand die ten minste 35% arbeidsongeschikt is komt in aanmerking voor een uitkering op basis van de WGA. De eerste twee maanden bedraagt de uitkering 75%, daarna 70% van het loonverlies (oude maandloon minus eventueel inkomen). Het totale inkomen neemt toe naarmate de betrokkene meer werkt.
  1. Indien het loonverlies meer dan 35% maar minder dan 80% bedraagt, is er sprake van gedeeltelijke arbeidsgeschiktheid. Afhankelijk van het arbeidsverleden heeft de gedeeltelijk arbeidsgeschikte minimaal 3 tot maximaal 24 maanden recht op een loongerelateerde uitkering. De maximale duur is vanaf 2016 stapsgewijs – met een maand per kwartaal – teruggebracht van 38 naar 24 maanden per 1 april 2019.
  2. De gedeeltelijk arbeidsgeschikte wordt geacht te gaan of te blijven werken. Om dit te stimuleren wordt de uitkering na de loongerelateerde fase afhankelijk van het verdiende inkomen. Is dat inkomen ten minste 50% van de resterende verdiencapaciteit, dan wordt het loon aangevuld met 70% van het loonverlies. Als de betrokkene na afloop van de loongerelateerde uitkering geen werk heeft of minder verdient dan 50% van de resterende verdiencapaciteit, dan wordt een uitkering verstrekt die gerelateerd is aan het arbeidsongeschiktheidspercentage en het wettelijk minimumloon.
  1. Indien het loonverlies ten minste 80% bedraagt en herstel op termijn nog mogelijk is, is er sprake van volledige arbeidsongeschiktheid. De volledig arbeidsongeschikte houdt ook na de loongerelateerde fase recht op een uitkering van 70% van het loonverlies.
  1. WGA-gerechtigden die op 1 juli van het kalenderjaar recht hebben op een WGA-uitkering ontvangen evenals IVA-gerechtigden een tegemoetkoming arbeidsongeschikten van (in 2020) netto € 182,69.
  1. Evenals bij de IVA-uitkering geldt ook bij de WGA-uitkering het maximumdagloon.
  1. Het recht op uitkering kan doorlopen tot de AOW-gerechtigde leeftijd.

Budgettaire ontwikkelingen

In 2021 stijgen de uitkeringslasten WIA (IVA en WGA) inclusief de lasten voor eigenrisicodragers met circa € 400 miljoen. De WIA is een nog ingroeiende regeling die nog niet het structurele niveau heeft bereikt. Naarmate het WIA-bestand meer ingroeit zal er ook meer doorstroom plaatsvinden van de WGA naar de IVA omdat het WGA-bestand groeit. Hierdoor stijgen de IVA-uitgaven relatief harder dan de WGA-uitgaven.

Beleidsrelevante kerncijfers

De kerncijfers WIA zijn gecombineerd met de kerncijfers WAO in tabel 46.

Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO)

De WAO is per 29 december 2005 vervangen door de WIA. De WAO blijft gelden voor werknemers die op 1 januari 2004 een WAO-uitkering ontvingen. De WAO verstrekt uitkeringen tot aan de AOW-gerechtigde leeftijd. Daarom zullen er nog decennia lang mensen zijn die een beroep blijven doen op de WAO. De WAO wordt uitgevoerd door UWV.

Wie komt er voor in aanmerking?

De werknemer die op 1 januari 2004 al een WAO-uitkering ontving, behoudt deze zolang aan de uitkeringsvoorwaarden wordt voldaan:

  1. Hij is 15% of meer arbeidsongeschikt;
  1. Hij heeft de AOW-gerechtigde leeftijd nog niet bereikt.

De WAO blijft ook gelden voor werknemers die hun eerste ziektedag hadden vóór 1 januari 2004 of van wie het recht op WAO-uitkering is geëindigd, indien zij binnen vijf jaar (opnieuw) arbeidsongeschikt worden door dezelfde oorzaak. Hierdoor worden alleen nog nieuwe WAO-uitkeringen toegekend bij herleving van een oud recht.

Hoe hoog is de WAO-uitkering?

De WAO-uitkering bestaat uit twee fasen.

  1. In de eerste fase ontvangt een WAO-gerechtigde een loondervingsuit-kering die gerelateerd is aan het arbeidsongeschiktheidspercentage en het dagloon. De uitkering bedraagt maximaal 75% van het maximumdagloon. Dat is per 1 juli 2020 maximaal € 3.634,10 bruto per maand (inclusief vakantiegeld). De duur van de loondervingsuitkering is afhankelijk van de leeftijd op de ingangsdatum van de WAO-uitkering.
  1. In de tweede fase ontvangt de WAO-gerechtigde een vervolguitkering die gerelateerd is aan het arbeidsongeschiktheidspercentage en het vervolgdagloon. De hoogte van het vervolgdagloon is onder andere afhankelijk van de leeftijd die iemand heeft op de ingangsdatum van de WAO-uitkering. De vervolguitkering kan in principe doorlopen tot de AOW-gerechtigde leeftijd.
  1. WAO-gerechtigden die op 1 juli van het kalenderjaar recht hebben op een WAO-uitkering en ten minste 35% arbeidsongeschikt zijn ontvangen daarnaast een tegemoetkoming arbeidsongeschikten van (in 2020) netto € 182,69.

Budgettaire ontwikkelingen

Er is alleen nog instroom in de WAO door herleving van uitkeringen. Er worden dan ook nauwelijks nog nieuwe WAO-uitkeringen toegekend. Tegelijkertijd worden er in 2021 bijna 20.000 uitkeringen beëindigd. De uitkeringslasten WAO dalen in 2021 met krap € 350 miljoen. Het WAO-bestand en de uitkeringslasten nemen de komende jaren af, met name door het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd van het zittend bestand.

Beleidsrelevante kerncijfers

De AOW-leeftijd is in 2020 en 2021 bevroren. Ten opzichte van 2019, waar de AOW-leeftijd wel werd verhoogd, levert dit een hogere uitstroom richting de AOW op.

IVA, WGA en WAO
Bestand in uitkeringen (x 1.000, ultimo) 564 564 564
waarvan IVA 127 139 148
waarvan WGA 200 210 219
waarvan WAO 237 215 196
Bestand als percentage van de verzekerde populatie (%) 7,7 7,5 7,4
Instroom in uitkeringen (x 1.000) 46,4 47,9 46,5
waarvan IVA 11,7 12,3 12,3
waarvan WGA 34,0 35,1 33,7
waarvan WAO 0,6 0,5 0,5
Instroomkans (%) 0,6 0,6 0,6
Uitstroom uit uitkeringen (x 1.000) 37,5 49,3 46,5
waarvan IVA 8,9 13,0 13,9
waarvan WGA 11,0 14,2 13,0
waarvan WAO 17,6 22,1 19,6
Doorstroom van WGA naar IVA (x 1.000) 12,4 11,4 11,1
Uitstroomkans WAO + WIA (%) 6,2 8,7 8,2
WGA
Aandeel werkend WGA (%, ultimo) 21 2 2
Aandeel werkende WGA'ers met resterende verdiencapaciteit (%, ultimo) 48 2 2
  1. UWV, jaarverslag.
  2. Dit aandeel wordt niet geraamd.

Handhaving

In 2020 is een doorlichting gestart van de misbruikrisico’s op het terrein van de ZW en WIA. Deze doorlichting wordt naar verwachting oktober 2020 afgerond. Vervolgens zal het afwegingskader worden uitgebreid met misbruikrisico’s van de ZW en WIA en zal onderzocht worden of aanvullende beheersmaatregelen genomen worden, en er aanpassingen in wet- en regelgeving en/of de uitvoeringspraktijk nodig zijn. De kengetallen op het gebied van handhaving in voorgaande jaren tonen een stabiel beeld.

Preventie1 Gepercipieerde detectiekans (%) 79 74 71
Kennis van de verplichtingen (%) 89 88 90
Opsporing2 Aantal onderzochte fraudesignalen (x 1.000) 2,7 4,2 4,6
Aantal geconstateerde overtredingen met financiële benadeling (x 1.000)3 1,2 1,2 1,7
Totaal benadelingsbedrag 7,4 7,2 7,0
Sanctionering2 Aantal waarschuwingen (x 1.000) 0,7 1,4 1,8
Aantal boetes (x 1.000) 0,8 0,8 1,0
Totaal boetebedrag (x € 1 mln.) 0,8 1,0 1,1
Ontstaansjaar vordering
2017 2018 2019
Terugvordering2 Incassoratio fraudevorderingen (boete + benadelingsbedrag) ultimo 2019 (%) 50 38 23
  1. Ipsos «Kennis der verplichtingen en detectiekans». Kerncijfers preventie hebben alleen betrekking op WGA en WAO. De IVA is bij het onderzoek «Kennis der verplichtingen en detectiekans» buiten beschouwing gebleven.
  2. UWV, Jaarverslag.
  3. Cijfers betreffen alle overtredingen van de inlichtingenplicht met financiële benadeling.

Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen (WAZ)

De WAZ is een verplichte verzekering voor zelfstandigen, beroepsbeoefenaren, directeuren-grootaandeelhouders en meewerkende echtgenoten tegen de inkomensgevolgen van langdurige arbeidsongeschiktheid. De WAZ is op 1 augustus 2004 ingetrokken. Sindsdien kunnen ondernemers zelf bepalen of zij de inkomensrisico’s al dan niet willen afdekken, bijvoorbeeld via een particuliere arbeidsongeschiktheidsverzekering. De WAZ blijft gelden voor zelfstandigen die op 1 augustus 2004 een uitkering ontvingen. De WAZ wordt uitgevoerd door UWV.

Wie komt er voor in aanmerking?

De zelfstandige die op 1 augustus 2004 al een WAZ-uitkering ontving, behoudt deze zolang aan de uitkeringsvoorwaarden wordt voldaan:

  1. Hij is 25% of meer arbeidsongeschikt;
  1. Hij heeft de AOW-gerechtigde leeftijd nog niet bereikt.

Hoe hoog is de WAZ-uitkering?

De hoogte van de WAZ-uitkering hangt af van de mate van arbeidsongeschiktheid en het feitelijk gederfde inkomen per dag, mits dat niet hoger is dan het wettelijk minimumloon (de maximale grondslag). De uitkering voor volledig arbeidsongeschikten is 75% van de grondslag en bedraagt per 1 juli 2020 maximaal € 1.260,00 bruto per maand (exclusief vakantiegeld). Heeft de betrokkene voortdurend oppas en verzorging nodig, dan kan de uitkering worden verhoogd tot maximaal 100% van de grondslag. WAZ-gerechtigden die op 1 juli van het kalenderjaar recht hebben op een WAZ-uitkering en ten minste 35% arbeidsongeschikt zijn ontvangen daarnaast een tegemoetkoming arbeidsongeschikten van (in 2020) netto € 182,69.

Budgettaire ontwikkelingen

De toegang voor zelfstandigen tot de WAZ is per 1 augustus 2004 beëindigd. In de WAZ is nog slechts in beperkte mate sprake van nieuwe instroom, die bestaat uit herleving van uitkeringen. Het WAZ-bestand en de uitkeringslasten nemen de komende jaren af, met name door het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd van het zittend bestand. In 2021 bedraagt de afname van de uitkeringslasten circa € 14 miljoen.

Beleidsrelevante kerncijfers

Doordat de WAZ een afgesloten regeling is neemt het aantal uitkeringen jaarlijks af.

Bestand in aantal uitkeringen (x 1.000, ultimo) 9,7 8,4 7,3
  1. UWV, jaarverslag.

Bijdrage aan ZBO's/RWT's

Scholingsexperiment voor WGA-gerechtigden

Conform het regeerakkoord is het scholingsexperiment voor WGA-gerechtigden in verdere voorbereiding (Kamerstukken II 2018/19, 29 544, nr. 922). Hiervoor is in totaal € 30 miljoen beschikbaar gekomen, verdeeld over de jaren 2020 t/m 2022. Op basis van de uitkomsten van dit experiment kan een bredere inzet van scholing worden overwogen.

Re-integratie WIA/WAO/WAZ/ZW/WW

Voor de re-integratie van uitkeringsgerechtigden in de WIA, WAO, WAZ, ZW en WW zet UWV middelen in om hen zo nodig te begeleiden op weg naar werk en te ondersteunen zodra zij werk hebben. UWV zet deze middelen in voor de inkoop van trajecten en diensten gericht op het vinden van werk. Daarnaast koopt UWV voorzieningen (waaronder jobcoaching en vervoersvoorzieningen) in voor het ondersteunen van werkenden met een structurele functionele beperking.

UWV beschikt vanaf 2015 over een geïntegreerd taakstellend re-integratiebudget voor de inzet van trajecten en van voorzieningen voor de re-integratieondersteuning van gedeeltelijk arbeidsgeschikten (inclusief Wajongers). Dit budget wordt jaarlijks aan UWV beschikbaar gesteld en door UWV verantwoord via de reguliere rapportages. Het begrotingsgefinancierde gedeelte van het re-integratiebudget wordt verantwoord in beleidsartikel 4.

Budgettaire ontwikkelingen

Voor het premiegefinancierde gedeelte van het re-integratiebudget is in 2021 € 111 miljoen beschikbaar.

Extracomptabel overzicht re-integratiebudget

In tabel 49 is het totale budget dat voor UWV beschikbaar is voor de inkoop van re-integratietrajecten en werkvoorzieningen te zien, voor zowel WIA/WAO/WAZ/ZW/WW als Wajong. Aandachtspunt is dat een deel van het begrotingsgefinancierde budget gericht is op de subsidieregeling voor scholing en re-integratie van personen met arbeidsbeperkingen en ernstige scholingsbelemmeringen (ESB-regeling). Het overige begrotingsgefinancierde deel is samen met het premiegefinancierde deel beschikbaar voor inkoop van trajecten en diensten.

Premiegefinancierd (WIA/WAO/WAZ/ZW/WW) 79.475 104.997 110.911 122.248 124.082 126.146 123.997
Begrotingsgefinancierd (Wajong) 91.100 90.133 96.407 88.239 85.875 83.227 78.347
waarvan ESB 13.000 14.000 14.000 14.000 14.000 14.000 14.000
Totaal beschikbaar budget voor inkoop 157.575 181.130 193.318 196.487 195.957 195.373 188.344

Extracomptabele fiscale regelingen

Naast de in dit begrotingsartikel genoemde instrumenten, zijn er fiscale regelingen die betrekking hebben op dit beleidsterrein. De Minister van Financiën is hoofdverantwoordelijk voor de wetgeving en uitvoering van deze regelingen en voor de budgettaire middelen. In onderstaande tabel is ter informatie het budgettaire belang van deze regelingen vermeld. De cijfers zijn ontleend aan de corresponderende bijlage ‘Fiscale regelingen’ in de Miljoenennota. Naast de fiscale regelingen die in onderstaande tabel zijn opgenomen, heeft ook de Startersaftrek bij arbeidsongeschiktheid betrekking op dit beleidsartikel. Voor een beschrijving van de regelingen, de doelstelling, de ramingsgrond, een verwijzing naar de laatst uitgevoerde evaluatie en het beoogde jaar van afronding van de volgende evaluatie, wordt verwezen naar de bijlage bij de Miljoenennota ‘Toelichting op de fiscale regelingen’.

Arbeidsongeschiktheidsverzekering premieaftrek 518 518 523
Arbeidsongeschiktheidsverzekering belaste uitkering ‒ 383 ‒ 388 ‒ 391

Artikel 4 Jonggehandicapten

A. Algemene doelstelling

De overheid biedt jonggehandicapten arbeids- en inkomensondersteuning.

De Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong) bestaat met ingang van 2021 uit twee groepen jonggehandicapten: Wajongers met mogelijkheden tot arbeidsparticipatie en Wajongers die duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie hebben.

De groep met mogelijkheden tot arbeidsparticipatie bestaat uit jonggehandicapten die zijn ingestroomd vanuit de «oude Wajong» (tot 2010) en de «Wajong2010» (2010 tot 2015). Voor deze groep staat arbeidsparticipatie centraal. De overheid zet in op het via arbeidsondersteuning vergroten van de arbeidsparticipatie van deze groep. Daarnaast zet de overheid in op inkomensondersteuning, waarbij (meer) gaan werken moet lonen. Sinds 2015 is er geen nieuwe instroom meer van jonggehandicapten met mogelijkheden tot arbeidsparticipatie.

De tweede groep heeft duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie. Deze groep bestaat uit mensen die vanuit de «oude Wajong», «Wajong2010» en de «Wajong2015» (sinds 2015) zijn ingestroomd. De overheid heeft voor deze groep als doel te voorzien in een inkomensvoorziening. Zij hebben geen recht op arbeidsondersteuning.

Als het totale inkomen van een Wajonger en diens eventuele partner onder het sociaal minimum ligt, kan de uitkeringsgerechtigde een toeslag ontvangen tot het sociaal minimum op grond van de Toeslagenwet (TW), zie beleidsartikel 2.

B. Rol en verantwoordelijkheid

De Minister stimuleert het vinden van werk met een bijdrage voor re-integratieinspanningen aan UWV en een subsidieregeling voor scholing aan jongeren met arbeidsbeperkingen en ernstige scholingsbelemmeringen. De Minister financiert de inkomensondersteuning via het verstrekken van uitkeringen. Hij is in deze rollen verantwoordelijk voor:

  1. de vormgeving, het onderhoud en de werking van het stelsel van wet- en regelgeving;
  1. de vaststelling van het niveau van de uitkeringen uit hoofde van de Wajong;
  1. het ter beschikking stellen van middelen voor het aan het werk helpen van mensen die arbeidsmogelijkheden hebben;
  1. de sturing van en het toezicht op de rechtmatige, doeltreffende en doelmatige uitvoering door UWV.

De Minister van Financiën is hoofdverantwoordelijk voor de fiscale wet- en regelgeving. Wanneer fiscale instrumenten worden ingezet om doelstellingen in het kader van het jonggehandicaptenbeleid te realiseren, zoals bijvoorbeeld de jonggehandicaptenkorting, is de Minister van SZW hiervoor medeverantwoordelijk.

C. Beleidswijzigingen

De beleidsdoorlichting Wajong (Kamerstukken II 2017/18, 30 982, nr. 40) heeft laten zien dat de Wajong, met drie verschillende regelingen en verschillen in rechten en plichten tussen deze regelingen, een complex geheel was geworden. Bovendien was er sprake van een aantal knelpunten die voor de participatie van mensen met een Wajong-uitkering een belemmering zijn. In het wetsvoorstel «Vereenvoudiging regelgeving Wajong», dat op 26 mei 2020 is aangenomen door de Eerste Kamer, zijn daarom maatregelen uitgewerkt die ervoor zorgen dat meer (gaan) werken loont, dat Wajongers altijd terug kunnen vallen op de Wajong en dat Wajongers hun uitkering behouden als zij onderwijs volgen. Vanaf september 2020 (conform de aangenomen motie Ester c.s., Kamerstukken I 2019/20, 35 213, nr. J) betekent dit het schrappen van de studieregeling in de Wajong2010 en het schrappen van de uitsluitingsgrond studerende in de Wajong2015. Vanaf 1 januari 2021 betekent dit een aanpassing van de regels voor het eindigen en herleven van het recht op oude Wajong en Wajong2010, harmonisatie van het passend werkaanbod in de oude Wajong en Wajong2010, het afsluiten van de instroom in de oude Wajong, het creëren van een mogelijkheid om af te zien van de oude Wajong en een harmonisering van de regels voor inkomensondersteuning. Met ingang van 2021 spreken we over twee groepen in de Wajong: een groep met mogelijkheden voor arbeidsparticipatie en een groep die duurzaam geen mogelijkheden voor arbeidsparticipatie heeft.

Met drie aangenomen amendementen is het wetsvoorstel op onderdelen gewijzigd. Het amendement Bruins c.s. (Kamerstukken II 2019/20, 35 213, nr. 15) regelt dat ook Wajongers die duurzaam geen mogelijkheden hebben direct erop vooruitgaan als zij gaan werken. Het amendement Stoffer/Baudet (Kamerstukken II 2019/20, 35 213, nr. 27) regelt dat de termijn waarbinnen het garantiebedrag kan herleven is verlengd naar 12 maanden. Het amendement Renkema/Gijs van Dijk (Kamerstukken II 2019/20, 35 213, nr. 28) regelt dat Wajongers die werken met loondispensatie altijd worden aangevuld tot het loon dat ze zouden hebben ontvangen zonder loondispensatie. De motie Nijkerken-de Haan c.s. (Kamerstukken II 2019/20, 35 213, nr. 20) roept de regering op, op korte termijn te komen tot heldere en goede voorlichting over deze harmonisatie en de gevolgen daarvan richting de mensen die gebruikmaken van de Wajong, en hierbij cliëntenorganisaties en UWV te betrekken.

Naar aanleiding van het debat in de Eerste Kamer heeft de Staatssecretaris van SZW met haar brief van 25 mei 2020 (Kamerstukken I 2019/20, 35 213, nr. Q) toegezegd conform de aangenomen motie Stienen c.s. (Kamerstukken I 2019/20, 35 213, nr. L) in de zomer van 2020 met een brief de Eerste Kamer te informeren over de stappen die moeten worden gezet om de crisisbestendigheid van het garantiebedrag te borgen. De in de aangenomen motie Schalk (Kamerstukken I 2019/20, 35 213, nr. M) geschetste optie om de termijn voor de duur van de crisis met twee jaar te verlengen wordt daarbij betrokken. Bij de verzamelwet SZW 2021 wordt een bevoegdheid gecreëerd om de termijn tijdelijk te kunnen verlengen, indien monitoring en evaluatie daartoe aanleiding geven. De aangenomen motie Pareren (Kamerstukken I 2019/20, 35 213, nr. P) vraagt om compensatie voor de groep die door de harmonisering van de Wajong erop achteruit gaat. Aan deze motie wordt reeds voldaan met het garantiebedrag. De motie Ester c.s. (Kamerstukken I 2019/20, 35 213, nr. K) roept de regering op om de Wajong maatregelen nauwgezet te monitoren, breed te evalueren en met ingang van 1 juli 2021 jaarlijks over de bevindingen te rapporteren en op basis daarvan mogelijke verbeteringen van het Wajong-beleid te presenteren en over de invoering daarvan met de Kamer te overleggen .

In reactie op het verzoek van senator Oomen heeft de Staatssecretaris met haar brief van 25 mei 2020 tevens toegezegd voor een specifieke groep Wajongers die, op het moment van inwerkingtreding van de Wajong maatregelen, sinds januari 2015 onafgebroken hebben gewerkt, de berekening van het garantiebedrag te wijzigen. Het garantiebedrag wordt voor hen vastgesteld op basis van de inkomensregels uit de voortgezette werkregeling. Hiertoe wordt een wetswijziging voorbereid.

D. Budgettaire gevolgen van beleid

Verplichtingen 3.329.000 3.433.722 3.484.285 3.484.868 3.501.353 3.521.093 3.568.671
Uitgaven 3.329.000 3.433.722 3.484.285 3.484.868 3.501.353 3.521.093 3.568.671
waarvan juridisch verplicht 100%
Inkomensoverdrachten 3.237.900 3.343.589 3.387.878 3.396.629 3.415.478 3.437.866 3.490.324
Wajong 3.237.900 3.343.589 3.387.878 3.396.629 3.415.478 3.437.866 3.490.324
Bijdrage aan ZBO's/RWT's 91.100 90.133 96.407 88.239 85.875 83.227 78.347
Re-integratie Wajong 91.100 90.133 96.407 88.239 85.875 83.227 78.347
Ontvangsten 24.026 22.340 0 0 0 0 0

Budgetflexibiliteit

Inkomensoverdrachten:

De inkomensoverdrachten zijn gebaseerd op wet- en regelgeving en zijn derhalve voor 100% juridisch verplicht. Het betreft uitkeringslasten Wajong.

Bijdrage aan ZBO's/RWT's:

De bijdragen aan ZBO’s en RWT’s zijn 100% juridisch verplicht. Het betreft een re-integratiebudget voor Wajongers.

E. Toelichting op de financiële instrumenten

Inkomensoverdrachten

Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong)

De Wajong biedt inkomensondersteuning aan mensen die voor het bereiken van de 18-jarige leeftijd arbeidsgehandicapt zijn geworden en geen arbeidsverleden hebben en aan hen die tijdens hun studie voor het bereiken van de 30-jarige leeftijd arbeidsgehandicapt zijn geworden. De Wajong wordt uitgevoerd door UWV.

Wie komt er voor in aanmerking?

Mensen die voor het bereiken van de 18-jarige leeftijd of tijdens hun studie arbeidsgehandicapt zijn geworden en geen arbeidsverleden hebben. Voor de Wajong2015 geldt hierbij als voorwaarde dat zij duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie hebben.

Hoe hoog is de Wajong-uitkering?

Met ingang van januari 2021 zijn de inkomensregelingen in de oude Wajong, Wajong2010 en Wajong2015 geharmoniseerd.

Voor Wajongers in de oude Wajong, Wajong2010 en Wajong2015 die duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie hebben is de uitkering 75% van het wettelijk minimumloon. Per 1 juli 2020 is dit € 1.260,00 bruto per maand (exclusief vakantiegeld) voor mensen van 21 jaar en ouder. Voor jongeren is de uitkering 75% van het wettelijk minimumjeugdloon. Op het moment dat deze Wajongers toch gaan werken en een inkomen ontvangen, wordt 75% van dit inkomen verrekend met de uitkering.

Voor Wajongers in de oude Wajong en Wajong2010 die mogelijkheden tot arbeidsparticipatie (arbeidsvermogen) hebben is de uitkering 70% van het wettelijk minimumloon. Per 1 juli 2020 is dit € 1.176,00 bruto per maand (exclusief vakantiegeld) voor mensen van 21 jaar en ouder. Op het moment dat Wajongers met arbeidsvermogen gaan werken en een inkomen ontvangen, wordt maximaal 70% van dit inkomen verrekend met de uitkering. Voor Wajongers die werken met loondispensatie wordt afhankelijk van de loonwaarde een kleiner deel van het inkomen verrekend. Daarnaast worden Wajongers die werken met loondispensatie, tenminste aangevuld tot het inkomen dat zij zouden hebben verdiend wanneer zij zonder loondispensatie aan het werk zouden zijn.

Naast de uitkering ontvangen alle Wajong-gerechtigden in 2020 een tegemoetkoming van netto € 182,69 mits zij op 1 juli van het kalenderjaar recht hebben op een Wajong-uitkering. Deze tegemoetkoming arbeidsongeschikten is bedoeld om een arbeidsongeschikte tegemoet te komen in de kosten die hij/zij moet maken door zijn/haar handicap. Het recht op uitkering wordt beëindigd bij het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd.

Budgettaire ontwikkelingen

De uitkeringslasten stijgen in 2021 ten opzichte van 2020. De belangrijkste factoren zijn:

  1. Een hogere gemiddelde uitkering voor werkende Wajongers door de harmonisatie van de inkomensregelingen;
  2. Een verhoogde instroom in de Wajong2015 als gevolg van het schrappen van het volgen van een studie als uitsluitingsgrond in september 2020;
  3. Een hogere gemiddelde uitkering omdat nieuwe instroom duurzaam geen arbeidsmogelijkheden heeft en daarom een volledige uitkering zal ontvangen;
  4. Een verhoogde gemiddelde uitkering doordat van de personen die uitstromen een deel een gedeeltelijke uitkering zal hebben, omdat zij wel over arbeidvermogen beschikken.

Beleidsrelevante kerncijfers

Bij het opstellen van de kerncijfers waren nog geen cijfers beschikbaar over het effect van de coronacrisis. Naar aanleiding van de motie Stienen c.s. zal de Staatssecretaris in de zomer van 2020 met een brief de Eerste en Tweede Kamer informeren, indien monitoring en evaluatie daartoe aanleiding geven, over de wijze waarop wordt ingezet op het versterken van de crisisbestendigheid van het garantiebedrag. Daarbij zal ook worden ingegaan op het effect van de coronacrisis op de arbeidsparticipatie van Wajongers.

Volume Wajong totaal (x 1.000 uitkeringen, ultimo) 244 244 243
waarvan oude Wajong (tot 2010) 168 164 160
waarvan met arbeidsvermogen 41 41 41
waarvan Wajong2010 (2010 tot 2015) 64 63 62
waarvan werkregeling (%) 68 74 73
waarvan studieregeling (%) 4,4 0 0,0
waarvan duurzaam geen arbeidsmogelijkheden (%) 27 26 27
waarvan Wajong2015 12,4 18 22,0
Instroom Wajong totaal (x 1.000 uitkeringen) 5,8 8 8,0
Uitstroom Wajong totaal (x 1.000 uitkeringen) 6,8 8 7,0
Aandeel Wajongers met arbeidsvermogen dat werkt (%) 51 51 51
  1. UWV, jaarverslag.

Handhaving

Sinds 2019 worden door middel van een extern onderzoek de misbruikrisico’s van regelingen die UWV uitvoert in kaart gebracht. Dit heeft inmiddels plaatsgevonden voor de WW. In oktober wordt naar verwachting het onderzoek naar de ZW en de WIA afgerond. De Wajong zal de volgende wet zijn waar onderzoek naar wordt uitgevoerd . De kengetallen op het gebied van handhaving tonen in 2019 een stabiel beeld in vergelijking met het voorgaande jaar.

Preventie1 Gepercipieerde detectiekans (%) 68 61 72
Kennis van de verplichtingen (%) 82 79 85
Opsporing2 Aantal onderzochte fraudesignalen (x 1.000) 3,7 3,6 3,6
Aantal geconstateerde overtredingen met financiële benadeling (x 1.000)3 2,4 2,2 2,3
Totaal benadelingsbedrag (x € 1 mln) 7,5 5,6 5,6
Sanctionering2 Aantal waarschuwingen (x 1.000) 1,0 0,8 0,7
Aantal boetes (x 1.000) 1,1 1,1 1,0
Totaal boetebedrag (x € 1 mln) 0,8 0,8 0,7
Ontstaansjaar vordering
2017 2018 2019
Terugvordering2 Incassoratio fraudevorderingen (boete + benadelingsbedrag) ultimo 2019 (%) 40 30 13
  1. Ipsos «Kennis der verplichtingen en detectiekans».
  2. UWV, jaarverslag.
  3. Cijfers betreffen alle overtredingen van de inlichtingenplicht met financiële benadeling.

Bijdrage aan ZBO's/RWT's

Re-integratie Wajong

Voor jonggehandicapten is een re-integratiebudget beschikbaar om hen zo nodig te begeleiden op weg naar werk en te ondersteunen zodra zij werk hebben. Dit budget is bestemd voor de inzet van trajecten gericht op het vinden van werk, voorzieningen na werkaanvaarding (waaronder jobcoaching) en voor de financiering van de subsidieregeling voor scholing aan jongeren met arbeidsbeperkingen en ernstige scholingsbelemmeringen. Jonggehandicapten met arbeidsvermogen zijn verplicht om mee te werken aan re-integratie. UWV beschikt vanaf 2015 over een geïntegreerd taakstellend re-integratiebudget voor de inzet van trajecten en voorzieningen voor de ondersteuning van gedeeltelijk arbeidsgeschikten (Wajong, WIA, WAO, WAZ, ZW en WW). Het premiegefinancierde deel van het re-integratiebudget heeft betrekking op de WIA, WAO, WAZ, ZW en WW en wordt verantwoord in artikel 3. In tabel 49 is het totale budget dat voor UWV beschikbaar is voor de inkoop van re-integratietrajecten en werkvoorzieningen te zien, voor zowel WIA/WAO/WAZ/ZW/WW als Wajong.

Budgettaire ontwikkelingen

Voor het jaar 2021 is voor het begrotingsgefinancierde gedeelte van het re-integratiebudget € 96 miljoen beschikbaar. Meerjarig neemt het begrotingsgefinancierde gedeelte van het re-integratiebudget geleidelijk af. Dit hangt samen met de Participatiewet, waarin geregeld is dat de instroom in de Wajong2015 wordt beperkt tot mensen die duurzaam geen arbeidsmogelijkheden hebben. De afname in het re-integratiebudget Wajong voor deze groep, is gelijk aan de toename in het re-integratiebudget Participatiewet.

Extracomptabele fiscale regelingen

Naast de in dit begrotingsartikel genoemde instrumenten, is er een fiscale regeling die betrekking heeft op dit beleidsterrein. De Minister van Financiën is hoofdverantwoordelijk voor de wetgeving en uitvoering van deze regeling en voor de budgettaire middelen. In onderstaande tabel is ter informatie het budgettaire belang van deze regeling vermeld. De cijfers zijn ontleend aan de corresponderende bijlage ‘Fiscale regelingen’ in de Miljoenennota. Voor een beschrijving van de regeling, de doelstelling, de ramingsgrond, een verwijzing naar de laatst uitgevoerde evaluatie en het beoogde jaar van afronding van de volgende evaluatie, wordt verwezen naar de bijlage bij de Miljoenennota ‘Toelichting op de fiscale regelingen’.

Jonggehandicaptenkorting 180 182 183

Artikel 5 Werkloosheid

A. Algemene doelstelling

De overheid beschermt werknemers tegen de financiële gevolgen van werkloosheid en stimuleert hen het werk te hervatten.

De overheid biedt werknemers die hun baan verliezen en geheel of gedeeltelijk werkloos worden, bescherming tegen het verlies aan loon als gevolg van werkloosheid. Zij kunnen een beroep doen op een uitkering die voorziet in een tijdelijk inkomen om de periode van werkloosheid te overbruggen. Hiervoor zijn werknemers verplicht verzekerd op grond van de Werkloosheidswet (WW). Door middel van instrumenten als bijvoorbeeld de sollicitatieplicht, het besluit passende arbeid en inkomstenverrekening stimuleert de overheid een terugkeer naar werk.

Werklozen die bij instroom in de WW ouder zijn dan 60 jaar en 4 maanden, komen na afloop van hun WW-recht in aanmerking voor een uitkering op minimumniveau op grond van de Wet inkomensvoorziening oudere werklozen (IOW).

Als het totale inkomen van de uitkeringsgerechtigde WW of IOW en diens eventuele partner onder het sociaal minimum ligt, kan de uitkeringsgerechtigde een toeslag ontvangen tot het sociaal minimum op grond van de Toeslagenwet (TW), zie beleidsartikel 2.

Werknemers in Caribisch Nederland ontvangen bij beëindiging van de dienstbetrekking anders dan door de schuld van de werknemer op grond van de Cessantiawet een eenmalige uitkering, te betalen door de werkgever. Als de werkgever wegens faillissement of surseance van betaling niet in staat is om de uitkering (tijdig) te betalen, neemt de overheid deze verplichting over.

B. Rol en verantwoordelijkheid

De Minister financiert de inkomensondersteuning met begrotingsgefinancierde uitkeringsregelingen. Daarnaast stimuleert de Minister met financiële instrumenten initiatieven die bijdragen aan de werking van de arbeidsmarkt. Bij de premiegefinancierde uitkeringsregelingen regisseert de Minister. Hij is in deze rollen verantwoordelijk voor:

  1. de vormgeving, het onderhoud en de werking van het stelsel van wet- en regelgeving;
  1. de vaststelling van het niveau van de uitkeringen van de onderscheiden regelingen;
  1. het borgen van het activerend karakter van de regelingen en van hun bijdrage aan de werking van de arbeidsmarkt;
  1. de sturing van en het toezicht op de rechtmatige, doeltreffende en doelmatige uitvoering door UWV;
  1. de organisatie van de eigen uitvoering binnen het verband van de Rijksdienst Caribisch Nederland (RCN).

C. Beleidswijzigingen

Uitstel Business Case Verwijtbare Werkloosheid

Om de coronacrisis het hoofd te kunnen bieden heeft de divisie Uitkeren van UWV capaciteit vrij moeten maken door onder andere het vakteam verwijtbare werkloosheid tijdelijk op te heffen (Stand van de uitvoering juni 2020). Hierdoor loopt de implementatie van de risicomodellen tenminste één jaar vertraging op ten opzichte van de oorspronkelijk voorziene start in 2020 en wordt verwijtbare werkloosheid gecontroleerd op de ‘oude wijze.’ Deze vertraging leidt tot een temporisering van de dit voorjaar ingeboekte netto besparing van structureel € 21 miljoen.

Tijdelijke regeling tegemoetkoming Westhaven

De Minister van SZW stelt een tijdelijke tegemoetkoming beschikbaar voor werknemers in de Westhaven (Stcrt. 2020, 27737). Deze tegemoetkoming is voor werknemers die als gevolg van de sluiting van de Hemwegcentrale hun baan kwijtraken en daardoor inkomensverlies lijden. De regeling is op 20 mei 2020 in werking getreden.

Verlenging regeling Tijdelijk scholingsbudget UWV 2019

De regeling ‘Tijdelijk scholingsbudget UWV 2019’ wordt vanaf 2021 met één jaar verlengd. Voor 2021 zal € 8 miljoen beschikbaar zijn voor het financieren van scholing voor WW-gerechtigden richting een krapteberoep. Met deze verlenging blijft UWV over budget beschikken voor scholing van WW-gerechtigden tot en met de invoering van de STAP-regeling vanaf 1 januari 2022. Daarnaast heeft het kabinet € 18 miljoen extra beschikbaar gesteld voor het scholingsbudget in 2021 als onderdeel van het Steun en herstelpakket om de economische gevolgen van de coronacrisis op te vangen.

D. Budgettaire gevolgen van beleid

Verplichtingen 126.669 132.779 140.839 132.766 168.336 199.796 212.586
Uitgaven 124.430 133.322 142.369 133.271 168.841 200.396 212.586
waarvan juridisch verplicht 100%
Inkomensoverdrachten 102.672 116.606 114.839 132.766 168.336 199.796 212.586
IOW 102.626 116.386 114.418 132.343 168.077 199.691 212.481
Cessantiawet (Caribisch Nederland) 46 106 107 107 107 105 105
Tijdelijke regeling tegemoetkoming Westhaven 0 114 314 316 152 0 0
Subsidies (regelingen) 11.506 6.046 1.530 505 505 600 0
Experimenten 50+ 0 703 0 0 0 0 0
Scholing en plaatsing oudere werklozen 6 0 0 0 0 0 0
Ontwikkeladvies 45+ 10.707 4.800 0 0 0 0 0
Overige subsidies algemeen 793 543 1.530 505 505 600 0
Opdrachten 272 130 0 0 0 0 0
Bijdrage aan ZBO's/RWT's 9.980 10.540 26.000 0 0 0 0
Scholing WW 9.980 10.540 26.000 0 0 0 0
Ontvangsten 10.789 1.285 0 0 0 0 0

Budgetflexibiliteit

Inkomensoverdrachten:

De inkomensoverdrachten zijn gebaseerd op wet- en regelgeving en derhalve voor 100% juridisch verplicht. Het betreft uitkeringslasten voor de IOW, de Cessantiawet (Caribisch Nederland) en de Tijdelijke regeling tegemoetkoming Westhaven.

Subsidies:

De subsidies zijn voor 100% juridisch verplicht. Het betreft budget voor een centraal aanspreekpunt voor werkgevers en de Ambachtsacademie.

Bijdrage aan ZBO's/RWT's:

De bijdragen aan ZBO’s en RWT’s zijn 100% juridisch verplicht. Het betreft een tijdelijk budget voor het inkopen van scholingstrajecten voor werklozen met een kwetsbare arbeidsmarktpositie. Het betreft budget van UWV dat bij de goedkeuring van het jaarplan UWV wordt vastgesteld.

Budgettaire gevolgen van beleid premiegefinancierd

Uitgaven 3.916.464 4.529.269 6.540.477 6.975.804 6.500.068 6.045.916 5.784.000
Inkomensoverdrachten 3.916.464 4.529.269 6.449.130 6.777.079 6.209.473 5.668.406 5.312.052
WW 3.916.464 4.529.269 6.449.130 6.777.079 6.209.473 5.668.406 5.312.052
Nominaal 0 0 91.347 198.725 290.595 377.510 471.948
Ontvangsten 260.000 259.999 309.423 321.435 328.743 334.974 341.993
Ufo 260.000 259.999 305.149 312.328 314.103 314.103 314.103
Nominaal 0 0 4.274 9.107 14.640 20.871 27.890

E. Toelichting op de financiële instrumenten

Inkomensoverdrachten

Wet inkomensvoorziening oudere werklozen (IOW)

De IOW geeft werklozen die bij aanvang van de WW-uitkering 60 jaar en vier maanden of ouder zijn, na afloop van hun WW-uitkering recht op een vervolguitkering. Ook gedeeltelijk arbeidsgeschikten die bij aanvang van de loongerelateerde WGA-uitkering 60 jaar en vier maanden of ouder zijn, kunnen na afloop van hun loongerelateerde uitkering recht hebben op IOW.

De IOW is een tijdelijke regeling. Oudere WW’ers en WGA’ers kunnen in aanmerking komen voor een IOW-uitkering als zij vóór 1 januari 2024 werkloos of gedeeltelijk arbeidsongeschikt worden. De IOW wordt uitgevoerd door UWV.

Wie komt er voor in aanmerking?

  1. Werklozen die bij aanvang van de WW-uitkering 60 jaar en vier maanden of ouder zijn en die recht hebben op meer dan drie maanden WW-uitkering, komen bij beëindiging van hun WW-uitkering wegens het bereiken van de maximale duur in aanmerking voor een IOW-uitkering.
  1. Gedeeltelijk arbeidsgeschikte ouderen hebben na hun loongerelateerde WGA-uitkering recht op IOW als de loongerelateerde WGA is toegekend op of na het bereiken van de leeftijd van 60 jaar en vier maanden.

Hoe hoog is de IOW-uitkering?

Deze uitkering is maximaal 70% van het netto minimumloon. Dit is op 1 juli 2020 € 1.230,40 bruto per maand (exclusief vakantietoeslag). De uitkering kan lager zijn dan 70% van het netto minimumloon als:

  1. De WW- of loongerelateerde WGA-uitkering lager was dan 70% van het minimumloon;
  1. De betrokkene tijdens de IOW-uitkering andere inkomsten heeft, bijvoorbeeld loon of een andere uitkering.

Budgettaire ontwikkelingen

De IOW-uitkeringslasten blijven in 2021 nagenoeg constant. In de jaren daarna wordt als gevolg van de coronacrisis en de stijging van de AOW-leeftijd een forse toename van de uitkeringslasten verwacht.

Door de crisis stromen naar verwachting een stuk meer oudere werklozen de WW in. Een groot deel van deze mensen stroomt na het einde van hun WW-uitkering de IOW in. Dit zorgt voor een vertraagde doorwerking van de hogere werkloosheidscijfers op de IOW-uitgaven. Het effect treedt pas op vanaf 2022 en leidt tot een stijging van de IOW-uitkeringslasten met enkele tientallen miljoenen.

Ook de stijging van de AOW-leeftijd werkt door in de uitgaven. Als de AOW-leeftijd hoger ligt, is de IOW-duur langer. Daarnaast is de instroom in de IOW hoger bij een hogere AOW-leeftijd, omdat meer mensen na hun WW- of loongerelateerde WGA-uitkering de periode tot AOW moeten overbruggen met een IOW-uitkering. Een andere factor die bijdraagt aan het oplopende uitgavenpatroon, is de verkorting van de maximale WW-duur van 38 naar 24 maanden. Dit leidt ertoe dat mensen eerder doorstromen van de WW naar de IOW, met als gevolg een hogere IOW-instroom en een langer verblijf in de IOW.

Beleidsrelevante kerncijfers

Volume IOW (x 1.000 uitkeringsjaren) 7,6 8,3 8,8
  1. UWV, jaarverslag.

Cessantiawet (Caribisch Nederland)

Werknemers in Caribisch Nederland die werkzaam zijn in de private sector ontvangen bij beëindiging van de dienstbetrekking anders dan door de schuld van de werknemer op grond van de Cessantiawet een eenmalige uitkering, te betalen door de werkgever. Als de werkgever wegens faillissement of surseance van betaling niet in staat is om de uitkering (tijdig) te betalen, neemt SZW deze verplichting over.

Budgettaire ontwikkelingen

Er wordt een in de tijd constant uitgavenpatroon verondersteld. In de praktijk kunnen uitgaven echter van jaar tot jaar sterk fluctueren, afhankelijk van het aantal bedrijven dat failliet is gegaan en het aantal betrokken werknemers.

Beleidsrelevante kerncijfers

Volume Cessantiawet (x 1.000 uitkeringen) <0,1 <0,1 <0,1
  1. RCN-unit SZW.

Tijdelijke regeling tegemoetkoming Westhaven

De Minister van SZW stelt een tijdelijke tegemoetkoming beschikbaar voor werknemers in de Westhaven. Deze tegemoetkoming is voor werknemers die als gevolg van de sluiting van de Hemwegcentrale hun baan kwijtraken en daardoor inkomensverlies lijden. De subsidieregeling is op 20 mei 2020 in werking getreden.

Onder normale omstandigheden wordt er vanuit de overheid geen directe aanvullende tegemoetkoming geboden aan werknemers voor arbeidsmarkteffecten die het gevolg kunnen zijn van overheidsbeleid. In dit unieke geval wordt een aanvullende tegemoetkoming voor werknemers wel wenselijk geacht. Het personeel bij de Hemwegcentrale en de daaraan nauw verbonden bedrijven hebben niet/nauwelijks tijd gehad om te anticiperen op sluiting van de centrale. Met het oog op het voorkomen van (langdurige) werkloosheid, heeft het kabinet daarom besloten tot de inrichting van het zogenaamde Westhavenarrangement. Als onderdeel hiervan is op 1 november 2019 het Mobiliteitscentrum Kolenketen Westhaven (MCKW) operationeel geworden. Aanvullend op de dienstverlening door het MCKW, wordt een tijdelijke individuele tegemoetkoming mogelijk gemaakt als onderdeel van het Westhavenarrangement. Mogelijke werkgelegenheidseffecten bij de elektriciteitscentrale en daaraan nauw verwante bedrijven hangen direct samen met het door de overheid ingestelde verbod op kolen voor de Hemwegcentrale per 1 januari 2020.

Wie komt er voor in aanmerking?

De werknemer die aan alle volgende eisen voldoet komt in aanmerking:

  1. De werknemer had een vaste dienstbetrekking;
  2. De werknemer was werkzaam bij de Hemwegcentrale of een daarmee nauw verbonden bedrijf in de kolenoverslag of afvoer van bijproducten in het Westhavengebied;
  3. De werknemer heeft de pensioengerechtigde leeftijd nog niet bereikt;
  4. De werknemer heeft zich voor dienstverlening gemeld bij het MCKW voor 1 september 2020;
  5. De werknemer is ontslagen of herplaatst tussen 1 oktober 2019 en 1 juli 2021; het ontslag of herplaatsing was het gevolg van de sluiting van de Hemwegcentrale; en
  6. De werknemer lijdt door het ontslag of herplaatsing inkomensverlies.

Hoe hoog is de uitkering?

De hoogte van de totale tegemoetkoming bedraagt maximaal 35% van het referentie jaarinkomen.

Budgettaire ontwikkelingen

Voor deze regeling is cumulatief zo'n € 0,9 miljoen beschikbaar gesteld tot 1 januari 2024. Voor 2020 gaat het om een bedrag van € 100.000. Voor 2021 en 2022 gaat het om een bedrag van zo'n € 300.000 en voor 2023 om nog eens € 150.000.

Werkloosheidswet (WW)

De WW verzekert werknemers tegen de financiële gevolgen van werkloosheid. Het verlies aan inkomen kan voor een bepaalde periode gedeeltelijk opgevangen worden met een uitkering. Het recht op een WW-uitkering duurt minimaal 3 maanden. De maximale duur is afhankelijk van het aantal jaren dat iemand heeft gewerkt voordat hij werkloos werd. De maximale duur is vanaf 2016 stapsgewijs – met één maand per kwartaal – teruggebracht van 38 maanden naar 24 maanden per 1 april 2019. Per jaar arbeidsverleden bouwt een werknemer de eerste tien jaar één maand recht op een WW-uitkering op. Vanaf tien jaar arbeidsverleden bouwt een werknemer met elk extra gewerkt jaar een halve maand recht op WW-uitkering op. Voor gewerkte jaren vóór 2016 geldt een overgangsrecht. De WW wordt uitgevoerd door UWV. Hoofdstuk 5.1, Sociale fondsen SZW, gaat nader in op de financiering van de uitgaven aan de WW.

Wie komt ervoor in aanmerking?

Om voor een WW-uitkering in aanmerking te komen moet een werknemer in ieder geval:

  1. De AOW-gerechtigde leeftijd nog niet hebben bereikt;
  1. Verzekerd zijn voor de WW;
  1. Minimaal vijf arbeidsuren per week kwijtraken (of voor wie minder dan tien uur per week werkte, minimaal de helft van de arbeidsuren);
  1. Geen recht meer hebben op loon over die verloren arbeidsuren;
  1. Beschikbaar zijn om te gaan werken;
  1. Voldoen aan de wekeneis: in de 36 weken voor de eerste werkloosheidsdag in minimaal 26 weken in loondienst hebben gewerkt;
  1. Geen ZW-uitkering, WAO-uitkering bij volledige arbeidsongeschiktheid of IVA-uitkering ontvangen;
  1. Geen WGA-uitkering ontvangen (tenzij men naast de WGA-uitkering werkte, en die baan is kwijtgeraakt);
  1. Zich tijdig registreren als werkzoekende bij het UWV WERKbedrijf;
  1. Niet verwijtbaar werkloos zijn. Verwijtbaar werkloos is iemand die zelf ontslag heeft genomen of om een dringende reden is ontslagen. In dat geval krijgt de werknemer geen uitkering of een korting op de uitkering.

Hoe hoog is de WW-uitkering?

De eerste twee maanden bedraagt de uitkering 75%, daarna 70% van het WW-maandloon (dat maandloon wordt gebaseerd op het loon van de periode van 12 maanden voordat iemand werkloos werd). Inkomsten uit arbeid worden gedeeltelijk verrekend, zodat het totale inkomen toeneemt naarmate de WW-gerechtigde meer werkt. De hoogte van het maandloon is gemaximeerd, waardoor de 75%-uitkering per 1 juli 2020 maximaal € 3.634,10 bruto per maand bedraagt en de 70%-uitkering maximaal € 3.391,83 (beide bedragen inclusief vakantietoeslag).

Budgettaire ontwikkelingen

Als gevolg van de coronacrisis zal de werkloosheid dit jaar en volgend jaar sterk toenemen. De WW-uitgaven ademen met de werkloosheid mee. De recessie zal ook in de jaren na 2021 zichtbaar zijn in de WW-uitgaven. Dit komt doordat de economie tijd nodig heeft om te herstellen. Daarnaast kan een WW-gerechtigde nog tot twee jaar na aanvang recht hebben op een WW-uitkering. De piek van de uitgaven vindt plaats in 2022: € 6,8 miljard op jaarbasis. Daarna lopen de WW-uitgaven weer geleidelijk terug.

Beleidsrelevante kerncijfers

Het WW-volume gaat het komende jaar scherp stijgen tot 314.000 uitkeringsjaren in 2021 (tabel 59). Ook in 2020 stijgt het volume flink ten opzichte van vorig jaar.

De sterkste toename van het aantal WW-uitkeringen vindt dit jaar plaats: van 223.000 uitkeringen ultimo 2019 naar 340.000 eind 2020. Deze toename komt voornamelijk door de hoge WW-instroom in 2020 (522.000). Omdat een aanzienlijk deel van de instromers in het tweede deel van 2020 instroomt, tellen deze mensen maar deels mee in de uitkeringsjaren over heel 2020.

In 2021 neemt het aantal uitkeringen verder toe naar 415.000. Deze toename is wel beperkter. Dit komt met name door de fors hogere uitstroom. Dit zijn bijvoorbeeld mensen die in 2020 zijn ingestroomd, en in 2021 uitstromen omdat de maximale duur van hun WW-recht is verstreken of omdat ze nieuw werk hebben gevonden.

Volume WW (x 1.000 uitkeringsjaren) 201 226 314
Aantal lopende WW-uitkeringen (x 1.000, ultimo) 223 340 415
Aantal WW-instromers (x 1.000) 330 522 565
waarvan nieuwe uitkeringen (x 1.000) 296 2 2
waarvan herleefde uitkeringen (x 1.000)3 29 2 2
Aantal beëindigde WW-uitkeringen (x 1.000) 369 406 490
  1. UWV, jaarverslag.
  2. Dit getal wordt niet geraamd.
  3. Wie na afloop van een WW-uitkering binnen 26 weken weer werkloos wordt, kan de oude WW-uitkering weer terugkrijgen. Dit wordt «herleving» genoemd.

Werkhervatting

In tabel 60 is te zien dat de kans op werkhervatting vanuit de WW in 2019 stabiel is gebleven vergeleken met 2018. In 2019 was ongeveer 10% van de WW-instroom een herleefde uitkering (tabel 59).

Aandeel werkhervatting binnen 12 maanden na instroom 27 31 30
waarvan leeftijd bij instroom jonger dan 55 jaar 28 32 32
waarvan leeftijd bij instroom 55 jaar en ouder 21 24 24
Aandeel werkhervatting binnen 3 maanden na instroom 9 12 13

Handhaving

Het verbeteren van de handhaving in de WW blijft ook de komende jaren een belangrijk thema. Er is extra budget beschikbaar gesteld om de handhaving verder te versterken. Dit budget zal onder meer worden gebruikt voor het aanpassen van het adressenbeleid, de uitvoering van het vertaalbeleid en de ontwikkeling van verschillende risicomodellen.

Sinds 2019 worden door middel van extern onderzoek de misbruikrisico's van regelingen die UWV uitvoert in kaart gebracht.

Terugkijkend zien we dat de kerncijfers op het gebied van preventie een stabiel beeld vertonen in vergelijking met voorgaande jaren, met een hoge kennis van de verplichtingen. De kerncijfers op het gebied van opsporing zijn ook gestabiliseerd. Hiermee lijkt een einde gekomen te zijn aan de sterke daling van het aantal geconstateerde overtredingen ten opzichte van voorgaande jaren.

De incassoratio geeft weer in hoeverre fraudevorderingen ontstaan in een bepaald jaar ultimo 2019 zijn geïncasseerd. Dit percentage ligt hoger naarmate het ontstaansjaar van de vordering langer geleden is, omdat fraudevorderingen gedurende 10 jaar kunnen worden ingevorderd.

Preventie1 Gepercipieerde detectiekans (%) 79 78 77
Kennis van de verplichtingen (%) 97 96 96
Opsporing2 Aantal onderzochte fraudesignalen (x 1.000) 15 3,7 3,4
Aantal geconstateerde overtredingen met financiële benadeling (x 1.000)3 10 1,0 1,0
Totaal benadelingsbedrag (x 1 mln) 21 5,5 4,5
Sanctionering2 Aantal waarschuwingen (x 1.000) 4,5 1,7 1,4
Aantal boetes (x 1.000) 7,8 0,8 0,8
Totaal boetebedrag ( x 1 mln) 4,2 1,2 1,1
Ontstaansjaar vordering
2017 2018 2019
Terugvordering2 Incassoratio boete + benadelingsbedrag ultimo 2019 (%) 62 38 21
  1. Ipsos «Kennis der verplichtingen en detectiekans».
  2. UWV, jaarverslag.
  3. Cijfers betreffen alle overtredingen van de inlichtingenplicht met financiële benadeling.

Subsidies

Het betreft middelen die in 2016 beschikbaar zijn gesteld voor het Actieplan Perspectief voor vijftigplussers. In 2021 staan subsidies voor een centraal aanspreekpunt voor werkgevers (€ 0,6 miljoen) en de Ambachtsacademie (€ 0,9 miljoen). Het actieplan is grotendeels afgerond. In 2020 is het evaluatierapport van het Actieplan Perspectief voor vijftigplussers opgeleverd.

Bijdrage aan ZBO's/RWT's

De regeling ‘Tijdelijk scholingsbudget UWV 2019’ wordt vanaf 2021 met één jaar verlengd. Bij het besluit tot verlenging is voor 2021 € 8 miljoen beschikbaar gesteld voor het financieren van scholing voor WW-gerechtigden richting een krapteberoep. Met deze verlenging blijft UWV over budget beschikken voor scholing van WW-gerechtigden tot en met de invoering van de STAP-regeling vanaf 1 januari 2022. Daarnaast heeft het kabinet € 18 miljoen beschikbaar gesteld voor het scholingsbudget in 2021 als onderdeel van het Steun en herstelpakket om de economische gevolgen van de coronacrisis op te vangen.

Ontvangsten

Uitvoeringsfonds voor de overheid (Ufo)

De overheid is eigenrisicodrager voor de WW. UWV verstrekt WW-uitkeringen aan voormalige overheidswerknemers en verhaalt deze uitkeringen vervolgens op de betrokken overheidswerkgever. Dit wordt als ontvangsten Uitvoeringsfonds voor de overheid (Ufo) op dit beleidsartikel van de begroting opgenomen. De verwachting is dat, als gevolg van het effect dat de coronacrisis heeft op de arbeidsmarkt, de Ufo-ontvangsten in 2021 stijgen naar zo'n € 300 miljoen.

Artikel 6 Ziekte en zwangerschap

A. Algemene doelstelling

De overheid beschermt werknemers tegen de financiële gevolgen van ziekte en stimuleert hen het werk te hervatten. De overheid beschermt werknemers tegen de financiële gevolgen van zwangerschap en bevalling en komt tegemoet bij verlofopname wegens geboorte van een kind, adoptie of opname van een pleegkind.

De overheid vindt dat mensen die ziek worden en waarbij de loonbetalingsverplichting bij ziekte voor de werkgever niet van toepassing is, ook verzekerd moeten zijn van een tijdelijk loonvervangend inkomen. Zij kunnen het verlies aan inkomen daarom voor een periode van twee jaar, gelijk aan de periode van de loonbetalingsverplichting, opvangen met een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW). Door middel van verzuimbegeleiding en re-integratie stimuleert de overheid deze (gewezen) werknemers om zo snel mogelijk weer aan het werk te gaan.

Ook tijdens de periode van zwangerschaps- en bevallingsverlof voorziet de overheid in een tijdelijk loonvervangend inkomen. Op grond van de Wet arbeid en zorg (WAZO) komen zwangere werknemers en zelfstandigen in aanmerking voor een uitkering. Ook andere verlofvormen geven recht op een uitkering, namelijk: adoptie- en pleegzorgverlof en aanvullend geboorteverlof.

Mensen die lijden aan de ziekte maligne mesothelioom of asbestose door blootstelling aan asbest, kunnen van de overheid een tegemoetkoming of een voorschot op een schadevergoeding ontvangen op grond van de Regeling tegemoetkoming asbestslachtoffers (TAS).

Slachtoffers van het organo psycho syndroom (OPS), ook wel «schildersziekte» genoemd, kunnen in aanmerking komen voor een eenmalige financiële tegemoetkoming.

Werknemers in Caribisch Nederland die door ziekte of zwangerschap met loonderving geconfronteerd worden, ontvangen een uitkering op grond van de Ziekteverzekering (ZV).

B. Rol en verantwoordelijkheid

De Minister financiert de inkomensondersteuning met begrotingsgefinancierde uitkeringsregelingen. Bij de premiegefinancierde uitkeringsregelingen regisseert de Minister. Hij is in deze rollen verantwoordelijk voor:

  1. de vormgeving, het onderhoud en de werking van het stelsel van wet- en regelgeving;
  1. de vaststelling van het niveau van de uitkeringen van de onderscheiden regelingen;
  1. de sturing van en het toezicht op de rechtmatige, doeltreffende en doelmatige uitvoering door UWV en de SVB;
  1. de organisatie van de eigen uitvoering binnen het verband van de Rijksdienst Caribisch Nederland (RCN).

C. Beleidswijzigingen

Wet arbeid en zorg

Naar aanleiding van het IBO deeltijdwerk en tevens de Europese richtlijn (EU) 2019/1158 worden in 2021 voorbereidingen getroffen voor de uitvoering van de Wet betaald ouderschapsverlof die in augustus 2022 ingaat. Ook wordt de doelgroep van het geboorteverlof uitgebreid met partners uit de categorie niet-verzekerde werknemers. In genoemde wet is dit nader uitgewerkt. Naar verwachting wordt het wetgevingsproces in 2021 afgerond.

Onderzoeken no-riskpolis

Er lopen verschillende onderzoeken naar de no-riskpolis. Zo wordt onderzocht hoe de bekendheid van de no-riskpolis vergroot kan worden. Ook wordt onderzocht of er mogelijkheden zijn om de no-riskpolis eventueel uit te breiden naar een groep chronisch zieken die weliswaar een hoger risico op verzuim heeft, maar niet onder de no-riskpolis valt. De Tweede Kamer wordt voor de zomer 2021 geïnformeerd over de uitkomsten van deze onderzoeken (Kamerstukken II 2019/20, 29 544, nr. 1015).

Herijking en vereenvoudiging no-riskpolis

De raming van de ZW-uitgaven en respectievelijke uitname bij gemeenten voor de no-riskpolis wordt in 2021 herijkt op basis van realisaties 2019 en 2020 (Kamerstukken II 2016/17, 34 514, nr. 8). Daarnaast is in het kader van het Breed Offensief een wetsvoorstel voorbereid om onder andere administratieve knelpunten rondom de no-riskpolis weg te nemen. Dit wetsvoorstel is op 13 februari 2020 ingediend bij de Tweede Kamer (Kamerstukken II 2019/20, 34 352, nr. 192). Hiermee wordt geregeld dat gemeenten de loonkostensubsidie aan de werkgever niet meer hoeven stop te zetten bij ziekte en UWV de loonkostensubsidie bij ziekte niet langer hoeft uit te keren aan werkgevers. De middelen voor de no-riskpolis die hierop betrekking hebben, vloeien hiermee terug van de Ziektewet (UWV) naar gemeenten.

D. Budgettaire gevolgen van beleid

Verplichtingen 7.895 10.555 12.612 11.203 9.392 8.787 8.629
Uitgaven 7.652 10.798 12.612 11.203 9.392 8.787 8.629
waarvan juridisch verplicht 100%
Inkomensoverdrachten 7.395 10.555 12.612 11.203 9.392 8.787 8.629
TAS 4.296 4.952 4.706 4.706 4.706 4.706 4.706
Ziekteverzekering (Caribisch Nederland) 3.099 3.303 3.406 3.497 3.586 3.681 3.723
OPS-voorzieningsfonds 0 2.300 4.500 3.000 1.100 400 200
Subsidies (regelingen) 257 243 0 0 0 0 0
Kanker en werken 257 243 0 0 0 0 0
Ontvangsten 0 0 0 0 0 0 0

Budgetflexibiliteit

Inkomensoverdrachten:

De inkomensoverdrachten zijn gebaseerd op wet- en regelgeving en derhalve voor 100% juridisch verplicht. Het betreft uitkeringslasten TAS, OPS-voorzieningenfonds en uitkeringslasten ziekteverzekering Caribisch Nederland.

Budgettaire gevolgen van beleid premiegefinancierd

Uitgaven 3.060.903 3.170.200 3.378.667 3.600.311 3.948.852 4.062.085 4.171.969
Inkomensoverdrachten 3.060.903 3.170.200 3.332.003 3.497.050 3.767.521 3.802.627 3.825.283
ZW 1.725.947 1.814.906 1.848.386 1.844.111 1.849.702 1.848.946 1.847.133
WAZO 1.334.956 1.291.078 1.310.304 1.337.794 1.371.281 1.402.918 1.423.930
WAZO aanvullend geboorteverlof partners 0 64.216 173.313 179.145 186.538 190.763 194.220
Uitkeringslasten ouderschapsverlof 0 0 0 136.000 360.000 360.000 360.000
Nominaal 0 0 46.664 103.261 181.331 259.458 346.686
Ontvangsten 0 0 0 0 0 0 0

E. Toelichting op de financiële instrumenten

Inkomensoverdrachten

Tegemoetkoming asbestslachtoffers (TAS)

Mensen die lijden aan de ziekte maligne mesothelioom of asbestose als gevolg van arbeidsgerelateerde blootstelling aan asbest kunnen een tegemoetkoming ontvangen op grond van de TAS. Indien zij de ziekte maligne mesothelioom of asbestose hebben gekregen door te werken met asbest (in dienst van een werkgever) of maligne mesothelioom hebben opgelopen via werkkleding van een huisgenoot, dan is de (voormalige) werkgever hiervoor aansprakelijk en kunnen zij een schadevergoeding bij de werkgever eisen. Dit kan echter lang duren. Tegelijkertijd is de levensverwachting van mensen met de ziekte maligne mesothelioom vaak erg kort. De TAS heeft tot doel asbestslachtoffers bij leven maatschappelijke erkenning te bieden in de vorm van een tegemoetkoming. Deze wordt uitgekeerd in de vorm van een voorschot op de schadevergoeding van de werkgever. Als de (voormalige) werkgever later alsnog een schadevergoeding betaalt, wordt het voorschot hiermee verrekend. Indien de werknemer geen schadevergoeding ontvangt, wordt het voorschot omgezet in een tegemoetkoming. De TAS wordt uitgevoerd door de SVB.

Wie komt er voor in aanmerking?

Mensen die ziek zijn geworden door het werken met asbest, krijgen een voorschot als:

  1. Bij hen maligne mesothelioom of asbestose is vastgesteld;
  1. Zij, of in het geval van maligne mesothelioom ook een huisgenoot, in loondienst bij een werkgever in Nederland werkten;
  1. Zij, of in het geval van maligne mesothelioom ook een huisgenoot, op het werk zijn blootgesteld aan asbest;
  1. Zij nog geen schadevergoeding hebben gekregen of een schadevergoeding hebben ontvangen die lager is dan € 21.269 (prijspeil 2020, dit bedrag wordt jaarlijks geïndexeerd).

Hoe hoog is de TAS?

Zowel het voorschot als de tegemoetkoming is in 2020 € 21.269, waarop reeds van de werkgever ontvangen bedragen in mindering worden gebracht. Dit is een eenmalige uitkering. De hoogte van de TAS volgt de ontwikkeling van het wettelijk minimumloon.

Budgettaire ontwikkelingen

De uitkeringslaten van de TAS worden vanaf 2021 geraamd op circa € 4,7 miljoen per jaar. De uitgaven vallen vanaf 2021 € 0,25 miljoen lager uit dan in 2020. Dit komt door een nabetaling in 2020 aan de SVB over 2019.

Beleidsrelevante kerncijfers

Vanaf 1 januari 2020 is het nabestaandenbegrip in de TAS uitgebreid, zodat dit aansluit bij het Burgerlijk Wetboek. Door deze uitbreiding wordt het aantal toekenningen in de komende jaren hoger ingeschat dan in 2019. Verder blijft het aantal TAS-aanvragen de komende jaren naar verwachting stabiel, ondanks dat het werken met asbest al in 1993 is verboden.

Aantal toekenningen voorschot TAS (x 1.000 uitkeringen) 0,3 0,4 0,4
waarvan toekenning i.v.m. maligne mesothelioom 0,3 0,3 0,3
waarvan toekenning i.v.m. asbestose <0,1 <0,1 <0,1
Aantal terugontvangen voorschotten TAS (x 1.000 uitkeringen) 0,1 0,2 0,2
Aantal toekenningen maligne mesothelioom bij leven ten opzichte van totaal aantal toekenningen (%) 86 2 2
  1. SVB, jaarverslag.
  2. Deze cijfers worden niet geraamd.

Ziekteverzekering (ZV) (Caribisch Nederland)

Werknemers in de private sector van Caribisch Nederland die door ziekte of zwangerschap met loonderving geconfronteerd worden, ontvangen een uitkering (ziekengeld) op grond van de Ziekteverzekering. De uitkering is gerelateerd aan het loon van de werknemer.

Budgettaire ontwikkelingen

Als gevolg van demografische ontwikkelingen stijgen de uitgaven voor de Ziekteverzekering in 2021 en latere jaren in lichte mate.

Volume Ziekteverzekering CN (x 1.000 uitbetaalde ziektedagen) 66 67 69
  1. RCN-unit SZW.

OPS-fonds

De OPS problematiek is het gevolg van blootstellingen aan vluchtige oplosmiddelen in het werk die hoger waren dan volgens de destijds geldende wettelijke voorschriften waren toegestaan. De regeling is in maart 2020 in werking getreden. Bij de opzet van de regeling is zoveel mogelijk aangesloten bij regelingen voor asbestslachtoffers. De regeling wordt uitgevoerd door de SVB.

Wie komt er voor in aanmerking?

De tijdelijke en eenmalige regeling voor een financiële tegemoetkoming aan OPS-slachtoffers is toegankelijk voor personen die aan drie voorwaarden voldoen:

  1. Het slachtoffer kan aantonen dat hij aan de criteria van de regeling voldoet. Indien hij beschikt over een officiële diagnose Chronische Toxische Encephalopathie (CTE) van een van de Solvent Teams aan de universiteiten van Amsterdam en Twente is dat het geval. Slachtoffers die bij inwerkingtreding van de regeling nog niet beschikken over zo’n diagnose kunnen deze tot een half jaar na de inwerkingtreding van de regeling alsnog aanvragen bij het Solvent Team van de universiteit van Amsterdam. De diagnose levert een bevestiging van zowel de gezondheidsschade als van het feit dat deze arbeidsgerelateerd is;
  1. Het slachtoffer heeft geen enkele vorm van een financiële tegemoetkoming gehad voor de schade als gevolg van zijn OPS aandoening, of een bedrag dat lager is dan het normbedrag voor de financiële tegemoetkoming;
  1. Er moet sprake zijn van een blootstelling die in Nederland in loondienst heeft plaatsgevonden.

Hoe hoog is de tegemoetkoming?

Zowel het voorschot als de tegemoetkoming is gelijk aan de tegemoetkoming bij de TAS (in 2020 bedraagt deze € 21.269). Dit is een eenmalige uitkering.

Budgettaire ontwikkelingen

In de raming wordt ervan uitgegaan dat ongeveer 540 personen recht zullen hebben op een tegemoetkoming. Op grond hiervan wordt aangenomen dat er in totaliteit € 11,5 miljoen aan tegemoetkomingen uitgekeerd zal worden, verspreid over de jaren 2020-2025.

Ziektewet (ZW)

De ZW geeft zieke werknemers het recht op een uitkering als zij geen werkgever meer hebben die in geval van ziekte loon moet doorbetalen. De ZW bevat minimumnormen voor re-integratie. De ZW geldt ook voor een beperkte groep werknemers die wel in dienst zijn van een werkgever, namelijk werknemers die tijdelijk ongeschikt zijn voor het verrichten van hun werk wegens arbeidsongeschiktheid als gevolg van zwangerschap en orgaandonatie en werknemers met een zogenaamde no-riskpolis. De werkgever mag de ZW-uitkering dan verrekenen met het loon dat hij moet doorbetalen. De ZW wordt uitgevoerd door UWV of door werkgevers zelf wanneer zij ervoor gekozen hebben om eigenrisicodrager te zijn voor de ZW-uitkeringslasten.

Wie komt er voor in aanmerking?

In aanmerking voor een ZW-uitkering komen:

  1. Uitzendkrachten (zonder vast contract met het uitzendbureau);
  1. Oproepkrachten (afhankelijk van het soort oproepcontract);
  1. Personen met een arbeidscontract dat afloopt tijdens de ziekte;
  1. Personen die een WW-uitkering ontvangen en langer dan dertien weken ziek zijn;
  1. Vrouwen die ziek worden als gevolg van zwangerschap of bevalling. Wanneer vrouwen in loondienst werken hebben zij tijdens hun zwangerschapsverlof recht op een uitkering op grond van de Wet arbeid en zorg. Als deze vrouwen door de zwangerschap vóór of na de bevalling ziek worden, ontvangen zij een ZW-uitkering;
  1. Orgaandonoren die door hun donatie tijdelijk niet kunnen werken;
  1. Personen met een no-riskpolis die gedeeltelijk arbeidsongeschikt zijn en die binnen vijf jaar nadat ze in dienst zijn gekomen van een werkgever ziek worden;
  1. Ondernemers en directeuren-grootaandeelhouders kunnen alleen een beroep doen op de ZW als zij hiervoor een vrijwillige verzekering hebben.

Hoe hoog is de ZW-uitkering?

De ZW-uitkering bedraagt meestal 70% van het loon dat de betrokkene gemiddeld per dag verdiende in het jaar voordat hij ziek werd. De hoogte van het dagloon is per 1 juli 2020 gemaximeerd op € 222,78 bruto per dag. Hierdoor bedraagt de uitkering maximaal € 3.391,83 bruto per maand inclusief vakantiegeld. De uitkering duurt maximaal twee jaar. Er zijn enkele uitzonderingen. Orgaandonoren en werkneemsters die arbeidsongeschikt zijn als gevolg van de zwangerschap of bevalling hebben recht op een ZW-uitkering van 100% van het dagloon, wat neerkomt op een uitkering van maximaal € 4.845,47 bruto per maand inclusief vakantiegeld. Op verzoek van de werkgever kan UWV de ZW-uitkering van personen die onder de no-riskpolis vallen het eerste jaar op 100% van het dagloon vaststellen.

Budgettaire ontwikkelingen

De uitkeringslasten ZW nemen in 2021 met circa € 33 miljoen toe ten opzichte van 2020, omdat het aantal ZW-uitkeringen toeneemt. Dat komt vooral doordat er door de coronacrisis meer werklozen zijn die een beroep zullen doen op de ZW. Er wordt vanuit gegaan dat de stijging van het aantal zieke werklozen doorzet tot en met 2023, omdat de economie tijd nodig heeft om te herstellen. Deze toename wordt voor een deel afgezwakt, omdat verwacht wordt dat het aantal flexkrachten dat een beroep doet op de ZW in dezelfde periode juist afneemt. Ondanks de toename van het aantal ZW-uitkeringen, blijven de ZW-uitgaven vanaf 2021 relatief stabiel. Door de aanpak van administratieve knelpunten in het kader van het Breed Offensief vloeit vanaf 2022 een deel van de middelen voor de no-riskpolis van de ZW terug naar gemeenten. Een deel van het bedrag dat UWV bij ziekte uitkeert aan de werkgever verloopt vanaf 2022 via gemeenten.

Beleidsrelevante kerncijfers

Naar verwachting neemt het aantal uitkeringsjaren met circa 1.800 toe in 2021. Deze stijging komt vooral doordat het aantal zieke werklozen toeneemt en doordat meer personen vanuit de Banenafspraak of Beschut Werk met een no-riskpolis een beroep zullen doen op de ZW.

Volume ZW (x 1.000 uitkeringen, gemiddelde) 98 101 103
Instroom ZW (x 1.000 uitkeringen) 298 2 2
Uitstroom ZW (x 1.000 uitkeringen) 335 2 2
  1. UWV, jaarverslag.
  2. In- en uitstroom worden niet geraamd.

Handhaving

De kengetallen op het gebied van handhaving vertonen een stabiel beeld ten opzichte van voorgaande jaren. Sinds 2019 worden door middel van een extern onderzoek de misbruikrisico’s van regelingen die UWV uitvoert in kaart gebracht.

Preventie1 Gepercipieerde detectiekans (%) 80 77 77
Kennis van de verplichtingen (%) 95 93 93
Opsporing2 Aantal onderzochte fraudesignalen (x 1.000) 3,6 3,5 3,9
Aantal geconstateerde overtredingen met financiële benadeling (x 1.000)3 2,8 2,6 2,6
Totaal benadelingsbedrag (x € 1 mln) 3,4 2,9 3,5
Sanctionering2 Aantal waarschuwingen (x 1.000) 1,4 1,4 2,1
Aantal boetes (x 1.000) 1,6 1,4 1,1
Totaal boetebedrag (x € 1 mln) 1,0 0,8 0,7
Ontstaansjaar vordering
2017 2018 2019
Terugvordering2 Incassoratio fraudevorderingen (boete + benadelingsbedrag) ultimo 2019 (%) 58 41 20
  1. Ipsos «Kennis der verplichtingen en detectiekans».
  2. UWV, jaarverslag.
  3. Cijfers betreffen alle overtredingen van de inlichtingenplicht met financiële benadeling.

Wet arbeid en zorg (WAZO)

De WAZO bundelt een aantal wettelijke verlofvormen, zoals het zwangerschaps- en bevallingsverlof, kraamverlof, aanvullend geboorteverlof, adoptie- en pleegzorgverlof, ouderschapsverlof en kort- en langdurend zorgverlof. Soms bestaat er recht op (gedeeltelijke) loondoorbetaling of op een uitkering (zwangerschaps- en bevallingsuitkering, adoptie- en pleegzorguitkering). Deze uitkeringen op grond van de WAZO worden uitgevoerd door UWV.

Wie komt er voor in aanmerking?

In aanmerking voor een zwangerschaps- en bevallingsuitkering komen:

  1. Vrouwelijke werknemers;
  1. Andere vrouwelijke verzekerden voor de ZW (onder andere thuiswerksters en vrouwen die een ZW-, WW- of loongerelateerde WGA-uitkering ontvangen);
  1. Vrouwelijke vrijwillig verzekerden voor de ZW;
  1. Vrouwen van wie de vermoedelijke bevallingsdatum binnen 10 weken na het einde van de verplichte ZW-verzekering ligt, evenals vrouwen die later uitgerekend zijn, maar die toch binnen 10 weken na het einde van de verplichte verzekering bevallen.

In aanmerking voor adoptie- en pleegzorgverlof komt de werknemer die een kind heeft geadopteerd dan wel als pleegkind in zijn gezin heeft opgenomen. Er is een afzonderlijke uitkeringsregeling voor zwangere zelfstandigen, de regeling Zelfstandig en Zwanger (ZEZ). Vrouwelijke zelfstandigen, directeuren-grootaandeelhouders, meewerkende echtgenoten en beroepsbeoefenaars op arbeidsovereenkomst (hulpen in de huishouding voor minder dan vier dagen per week) hebben gedurende ten minste 16 weken recht op een uitkering. Zie ook beleidsartikel 12.

Hoe hoog is de WAZO?

De zwangerschaps- en bevallingsuitkering en de adoptie- en pleegzorguitkering bedraagt 100% van het laatstverdiende loon, tot een maximum van 100% van het maximumdagloon. Dit is per 1 juli 2020 gelijk aan € 4.845,47 bruto per maand inclusief vakantiegeld. De hoogte van de uitkering voor zelfstandigen is maximaal het wettelijk minimumloon (per 1 juli 2020 € 1.680,00 bruto per maand exclusief vakantiegeld).

Budgettaire ontwikkelingen

Als gevolg van een verwachte lichte toename van het aantal geboorten stijgen de uitgaven voor zwangerschaps- en bevallingsverlof in 2021 en latere jaren.

Beleidsrelevante kerncijfers

De verwachte lichte stijging van het aantal toekenningen in de WAZO is zichtbaar in onderstaande tabel. Er is geraamd dat in 2021 het aantal toegekende uitkeringen met naar schatting 3.000 zal toenemen.

Totaal aantal toekenningen zwangerschaps- en bevallingsverlofuitkering (x 1.000 uitkeringen) 142 143 146
Aantal toekenningen werknemers (x 1.000 uitkeringen) 130 131 134
Aantal toekenningen zelfstandigen (x 1.000 uitkeringen) 11,5 12,2 12,4
  1. SZW, berekening.

WAZO aanvullend geboorteverlof partners

Het aanvullend geboorteverlof is per 1 juli 2020 ingevoerd. Het verlof duurt maximaal 5 weken. Het verlof dient binnen 6 maanden na de geboorte te worden opgenomen. Ook deze regeling wordt door UWV uitgevoerd.

Wie komt er voor in aanmerking?

In aanmerking voor een aanvullend geboorteverlof uitkering komt de werknemer die echtgenoot of geregistreerde partner van de moeder van het kind is, de persoon met wie de moeder ongehuwd samenwoont of degene die het kind erkent.

Hoe hoog is de uitkering?

De hoogte van de uitkering voor aanvullend geboorteverlof bedraagt 70% van het laatstverdiende loon, tot een maximum van 70% van het maximumdagloon.

Budgettaire ontwikkelingen

In 2021 zijn de uitkeringslasten voor het aanvullend geboorteverlof hoger dan in 2020. Dat verschil wordt verklaard doordat het aanvullend geboorteverlof in 2020 per 1 juli is ingegaan en uitkeringslasten achteraf worden betaald. De uitgaven stijgen na 2021 bovendien licht als gevolg van een verwachte lichte toename van het aantal geboorten.

Beleidsrelevante kerncijfers

Naar verwachting gaan ongeveer 96.000 partners per jaar verlof opnemen in 2021.

Totaal aantal toekenningen aanvullend geboorteverlof (x 1.000 uitkeringen) 36 96
Duur van de uitkering (in weken) 3,5 3,5

WAZO betaald ouderschapsverlof

Vanaf 2 augustus 2022 wordt een uitkering verstrekt aan werknemers bij opname van ouderschapsverlof. De uitkeringsduur is maximaal 9 weken. De uitkering wordt alleen verstrekt indien het verlof in het eerste levensjaar van het kind wordt opgenomen.

Wie komt er voor in aanmerking?

Rechthebbend is de werknemer die als ouder in familierechtelijke betrekking staat tot het kind dan wel die op hetzelfde adres woont als het kind en duurzaam de verzorging en opvoeding van het kind als eigen kind op zich heeft genomen.

Hoe hoog is de uitkering?

De uitkering bedraagt 50% van het dagloon, met als maximum 50% van het maximum dagloon.

Budgettaire ontwikkelingen

De regeling start op 2 augustus 2022. Doordat de regeling pas gaandeweg 2022 ingaat en doordat het verlof achteraf wordt uitbetaald zijn de uitgaven in 2022 incidenteel lager dan in de daarop volgende jaren.

Beleidsrelevante kerncijfers

Naar verwachting gaan ongeveer 194.000 ouders per jaar voor gemiddeld ruim 30 dagen betaald ouderschapsverlof opnemen.

Artikel 7 Kinderopvang

A. Algemene doelstelling

De overheid biedt financiële ondersteuning aan werkende ouders voor kinderopvang en bevordert de kwaliteit van kinderopvang.

De overheid hecht aan goede, veilige en financieel toegankelijke kinderopvang, zodat ouders arbeid en zorg kunnen combineren. Voor de bevordering van de arbeidsparticipatie is het belangrijk dat ouders van jonge kinderen actief blijven op de arbeidsmarkt. Bovendien zorgt goede kinderopvang er ook voor dat kinderen worden gestimuleerd in hun ontwikkeling. De kinderopvangtoeslag houdt formele kinderopvang betaalbaar voor ouders. Om de kwaliteit van kinderopvang te bevorderen heeft de overheid in de Wet kinderopvang (Wko) vastgesteld aan welke eisen de kinderopvangvoorzieningen moeten voldoen. De GGD houdt hier, in opdracht van gemeenten, toezicht op. Daarnaast steunt de Minister via subsidies projecten die de (informatie)positie van ouders versterken. Dit om te zorgen dat ouders hun kind naar een kinderopvangvoorziening kunnen brengen die veilig en van goede kwaliteit is. De kinderopvangondernemers zijn verantwoordelijk voor het goed functioneren van de kinderopvang. Gastouderbureaus en gastouders zijn verantwoordelijk voor de kwaliteit van gastouderopvang. Ouders hebben een eigen verantwoordelijkheid bij de keuze voor een kinderopvangvoorziening en kunnen hun invloed onder andere via de oudercommissies uitoefenen.

B. Rol en verantwoordelijkheid

De Minister regisseert met wet- en regelgeving het stelsel, financiert met de kinderopvangtoeslag (KOT) het gebruik van kinderopvang en stimuleert met subsidies de (informatie)positie van ouders. Hij is in deze rollen verantwoordelijk voor:

  1. de vormgeving, het onderhoud en de werking van het stelsel van wet- en regelgeving;
  1. het vaststellen van de hoogte van de kinderopvangtoeslag en de voorwaarden waaronder deze wordt toegekend;
  1. het ter beschikking stellen van middelen aan gemeenten via het Gemeentefonds ter financiering van toezicht en handhaving op de kinderopvang;
  1. het borgen van de kwaliteit van toezicht en handhaving;
  1. het verstrekken van middelen ten behoeve van de kinderopvang en voor- en naschoolse voorzieningen in Caribisch Nederland in het kader van het programma BES(t) 4 kids;
  1. het bevorderen van de kwaliteit en veiligheid van de kinderopvang.

De Minister van Financiën is verantwoordelijk voor de rechtmatige, doeltreffende en doelmatige uitvoering van de KOT door het directoraat-generaal Toeslagen.

C. Beleidswijzigingen

Verzamelwet kinderopvang

Het kabinet gaat de Wet kinderopvang op enkele punten aanpassen. Zo wordt het recht op kinderopvangtoeslag uitgebreid voor huishoudens waarin de ene partner werkt en de andere partner een permanente Wlz-indicatie heeft. De reden hiervoor is dat deze partner niet kan werken en vaak – vanwege de eigen zorgbehoefte – ook niet in staat is om voor de kinderen te zorgen. Daarnaast wordt de werkloosheidstermijn van de kinderopvangtoeslag voor zwangere vrouwen verlengd. Als de vrouw werkloos raakt rondom de uitgerekende datum van bevalling, houdt het huishouden langer recht op kinderopvangtoeslag. De beoogde inwerkingtredingsdatum is 1 januari 2021.

Proportioneel vaststellen

Voorheen hadden ouders geen recht op kinderopvangtoeslag als zij niet de volledige eigen bijdrage hadden betaald. Met het wetsvoorstel Proportioneel vaststellen van de kinderopvangtoeslag wordt in 2021 geregeld dat een ouder voortaan recht heeft op kinderopvangtoeslag naar rato van het bedrag aan kosten dat de ouder tijdig heeft betaald aan de kinderopvangorganisatie. Er wordt reeds uitvoering gegeven aan proportioneel vaststellen door Toeslagen. Hiervoor is eind vorig jaar een Verzamelbesluit Toeslagen geslagen, met terugwerkende kracht naar 23 oktober 2019 (Stcrt. 2019, 70486). Met het wetsvoorstel wordt proportioneel vaststellen van de kinderopvangtoeslag ook expliciet in de Wet kinderopvang geregeld.

Indexeren inkomensgrenzen kinderopvangtoeslag

De toetsingsinkomens van de inkomensgroepen worden in 2021 eenmalig met 0,60%-punt minder geïndexeerd dan bij volledige indexering het geval zou zijn geweest (Kamerstukken II 2019/20, 31 322, nr. 412). Deze indexering leidt tot een beperkte besparing op de kinderopvangtoeslag. Hiermee kunnen enkele maatregelen die het huidige toeslagenstelsel verbeteren worden gedekt. Deze maatregelen zijn in de kabinetsreactie op het advies van de Commissie Uitvoering Toeslagen (onder leiding van mr. J.P.H. Donner) en in de kabinetsreactie op het IBO Toeslagen aangekondigd (Kamerstukken II 2019/20, 31 066, nr. 613 en Kamerstukken II 2019/20, 31 066, nr. 624). Het gaat daarbij bijvoorbeeld om het uitbreiden van de hardheidsclausule in de Awir en het verhogen van het drempelbedrag voor kleine nabetalingen en terugvorderingen.

Verbeteringen kinderopvangtoeslag

Het kabinet wil grote geldschulden, mede door terugvorderingen bij de kinderopvangtoeslag, voorkomen en voert daarom verbeteringen door binnen het huidige stelsel van de kinderopvangtoeslag. In het verbetertraject kinderopvangtoeslag werken het ministerie van SZW en de Belastingdienst gezamenlijk aan dit pakket van maatregelen (Kamerstukken II 2019/20, 31 322 nr. 406, Kamerstukken II 2019/20, 31 322 nr. 414). Het terugdringen van het aantal terugvorderingen door het verbeteren van de dienstverlening richting ouders staat hierbij hoog in het vaandel. Hiervoor is in 2020 onder andere gestart met maandelijkse gegevenslevering door kinderopvangorganisaties aan Toeslagen. Vanaf 2021 worden ouders ook door Toeslagen geïnformeerd als er verschillen zijn geconstateerd met de gegevens op basis waarvan ouders maandelijks toeslag ontvangen. Daarnaast zal het kabinet blijvend kijken naar aanvullende maatregelen om de kinderopvangtoeslag toegankelijker en begrijpelijker te maken, met als doel om hoge terugvorderingen terug te dringen.

Naast het verbetertraject kinderopvangtoeslag worden naar aanleiding van de kabinetsreacties op de Interdepartementale Beleidsonderzoeken (IBO) Deeltijdwerk en Toeslagen door middel van een Scenariostudie Vormgeving Kindervoorzieningen diverse scenario's uitgewerkt voor het vormgeven van een toekomstig stelsel van kindvoorzieningen. Daarbij wordt ook gekeken naar alternatieven voor kinderopvangtoeslag.

Verruiming koppeling gewerkte uren

Het kabinet gaat de koppeling gewerkte uren (KGU) verruimen voor de BSO. Ouders hebben voor de BSO recht op kinderopvangtoeslag voor maximaal 70% van het aantal gewerkte uren van de minst werkende partner. Dit percentage is lager dan voor de dagopvang (140%), omdat ervan uitgegaan wordt dat de gewerkte uren deels samenvallen met de schooluren. Dat is niet altijd het geval, bijvoorbeeld bij ouders die in de avond/nacht of het weekend werken. Om dit knelpunt weg te nemen zal het kabinet daarom per 2022 de KGU voor de BSO op gelijke hoogte brengen met de KGU voor dagopvang. De verwachte extra structurele uitgaven van € 20 miljoen worden gedekt met een maatregel binnen de kinderopvangtoeslag.

Ouderparticipatiecrèches

Met het wetsvoorstel worden ouderparticipatiecrèches (opc’s) geformaliseerd waarmee een afspraak in het regeerakkoord wordt nagekomen (Kamerstukken II 2017/18, 34 700, nr. 34). Opc’s worden als kindercentrum onder de Wet kinderopvang (Wko) gebracht. Twee kwaliteitseisen – de opleidingseis voor beroepskrachten en het vastegezichtencriterium ‑ uit de Wko zullen voor opc’s niet gelden. Daarvoor in de plaats moeten de opc’s aan alternatieve kwaliteitseisen voldoen. De inwerkingtreding staat gepland voor 1 juli 2021.

Verbetering kwaliteit en toegankelijkheid van kinderopvang in Caribisch Nederland

In het voorjaar van 2021 zal het wetsvoorstel Kinderopvang Caribisch Nederland aan de Tweede Kamer worden aangeboden. Met de wetgeving wordt in samenwerking met alle partijen een stelsel voor kwalitatief goede, veilige, betaalbare kinderopvang en buitenschoolse voorzieningen in Caribisch Nederland structureel verankerd. In 2021 zal, voorafgaand aan de invoering van de wet in 2022, een aantal voorbereidende activiteiten worden uitgevoerd. In samenwerking met de Openbare Lichamen zal de uitvoeringsorganisatie worden ingericht. Ook zal het programma BES(t) 4 kids worden voortgezet. Het betreft onder andere het aanbieden van opleidingen aan personeel, verbeteren van de arbeidsvoorwaarden in de kinderopvang en het verstrekken van zogenaamde kindplaatssubsidies aan ouders waarvoor de kinderopvang te duur is.

D. Budgettaire gevolgen van beleid

Verplichtingen 3.366.289 3.898.110 3.550.009 3.538.760 3.537.286 3.572.182 3.632.239
Uitgaven 3.366.184 3.898.110 3.550.009 3.538.760 3.537.286 3.572.182 3.632.239
waarvan juridisch verplicht 99,1%
Inkomensoverdrachten 3.353.362 3.871.531 3.515.295 3.514.630 3.517.156 3.551.332 3.612.420
Kinderopvangtoeslag 3.353.362 3.543.961 3.513.295 3.514.630 3.517.156 3.551.332 3.612.420
Tegemoetkomingsregeling eigen bijdrage 0 327.570 2.000 0 0 0 0
Subsidies (regelingen) 1.697 2.084 2.050 2.050 2.050 2.800 2.800
Kinderopvang 1.693 1.884 1.850 1.850 1.850 2.600 2.600
Subsidies Caribisch Nederland 0 200 200 200 200 200 200
Versterking vaardigheden 4 0 0 0 0 0 0
Opdrachten 3.493 6.732 22.803 13.703 9.703 9.703 9.703
Opdrachten Caribisch Nederland 67 2.213 18.227 9.127 5.127 5.127 5.127
Overige opdrachten 3.426 4.519 4.576 4.576 4.576 4.576 4.576
Bijdrage aan agentschappen 7.632 9.849 9.861 8.377 8.377 8.347 7.316
DUO 7.631 9.849 9.861 8.377 8.377 8.347 7.316
Justis 1 0 0 0 0 0 0
Bijdrage aan medeoverheden 0 7.914 0 0 0 0 0
Versterking Kinderopvang Samenwerking BES(t) 4 kids CN 0 7.914 0 0 0 0 0
Ontvangsten 1.522.517 1.523.268 1.546.276 1.556.470 1.569.913 1.585.622 1.601.069
Werkgeversbijdrage kinderopvang 1.257.158 1.280.298 1.279.633 1.285.965 1.300.641 1.314.760 1.327.653
Ontvangsten overig 265.359 242.970 266.643 270.505 269.272 270.862 273.416

Budgetflexibiliteit

Inkomensoverdrachten:

De inkomensoverdrachten zijn gebaseerd op wet- en regelgeving en daarom voor 100% juridisch verplicht. Het betreft uitkeringslasten kinderopvangtoeslag.

Subsidies:

De subsidies zijn voor 51% juridisch verplicht. Het gaat daarbij hoofdzakelijk om subsidies gericht op de bevordering van de kwaliteit van kinderopvang, de versterking van de positie van ouders, op het toezicht en de sectorondersteuning in het kader van de Wet Innovatie en Kwaliteit Kinderopvang (IKK), en voor een arbeidsmarktcampagne.

Opdrachten:

De opdrachten zijn voor 10% juridisch verplicht. De juridisch verplichte uitgaven betreffen onder andere kosten voor toezicht en onderzoek.

Bijdrage aan agentschappen:

De bijdrage aan agentschappen is nog niet juridisch verplicht maar wel bestuurlijk gebonden. Het betreft middelen voor DUO voor het beheer, onderhoud en ontwikkeling van het Landelijk Register Kinderopvang (LRK), het Personenregister Kinderopvang (PRK) en het Register Buitenlandse Kinderopvang (RBK).

E. Toelichting op de financiële instrumenten

Inkomensoverdrachten

Kinderopvangtoeslag (KOT)

Ouders die betaalde arbeid verrichten en ouders die tot een doelgroep behoren zoals omschreven in de Wko, ontvangen een inkomensafhankelijke bijdrage in de kosten van kinderopvang: de kinderopvangtoeslag. Hierbij geldt de voorwaarde dat zij hun kinderen naar een kinderopvanginstelling of gastouder brengen die voldoet aan de eisen van de Wko en daarom geregistreerd is in het Landelijk Register Kinderopvang (LRK). De KOT wordt uitgevoerd door het directoraat-generaal Toeslagen van het Ministerie van Financiën. DUO verzorgt de inschrijving in het register buitenlandse kinderopvang en de SVB is verantwoordelijk voor de uitbetaling van de aanvulling op de KOT in het buitenland.

Wie komt er voor in aanmerking?

  1. Ouders die arbeid en zorg voor kinderen combineren en beide werken (werknemers en zelfstandigen);
  1. Alleenstaande ouders die arbeid en zorg voor kinderen combineren (werknemers en zelfstandigen);
  1. Doelgroepouders, bijvoorbeeld ouders die studeren of deelnemen aan een traject om weer aan het werk te komen.

Hoe hoog is de kinderopvangtoeslag?

De hoogte van de kinderopvangtoeslag is van een aantal aspecten afhankelijk:

  1. Hoogte van het toetsingsinkomen van de ouder(s);
  1. Hoogte van de betaalde uurprijs, tot aan de maximum uurprijs;
  1. De opvangsoort: dagopvang, buitenschoolse opvang en gastouderopvang kennen een verschillende maximum uurprijs waarvoor ouders een toeslag kunnen ontvangen;
  2. Het kind waar de opvang betrekking op heeft: voor het eerste kind geldt een andere toeslag dan voor tweede en volgende kinderen;
  3. Het aantal gewerkte uren door de ouder die de minste uren per jaar werkt dan wel de periode waarin een traject naar werk gevolgd wordt;
  1. Het aantal uren dat gebruik wordt gemaakt van een kinderopvangvoorziening.

Budgettaire ontwikkelingen

Het gebruik van kinderopvang (en daarmee ook de uitgaven) neemt in 2021 naar verwachting af als gevolg van de verslechtering van de conjunctuur wegens de coronacrisis. In latere jaren trekt de conjunctuur naar verwachting weer geleidelijk aan. Hierdoor nemen het gebruik en de uitgaven kinderopvangtoeslag vanaf 2022 meerjarig toe.

In de meerjarenraming wordt rekening gehouden met de invoering van het betaald ouderschapsverlof in 2022 (zie ook Beleidswijzigingen artikel 6). Dit heeft een beperkt neerwaarts effect op het gebruik van kinderopvang, en daarmee ook de uitgaven kinderopvangtoeslag.

Beleidsrelevante kerncijfers

In 2019 en de eerste maanden van 2020 is het gebruik van kinderopvang verder gestegen. Door de verslechtering van de conjunctuur wegens de coronacrisis slaat deze stijging naar verwachting om in een daling. Gerekend over het hele jaar neemt het aantal kinderen dat naar de opvang gaat in 2020 nog toe ten opzichte van 2019, met name bij de buitenschoolse opvang. In 2021 neemt dit aantal af als gevolg van genoemde conjunctuurverslechtering.

Het aantal uren per kind stijgt in 2020 bij zowel de dagopvang als de buitenschoolse opvang en blijft vervolgens vrijwel stabiel in 2021.

Aantal huishoudens dat gebruik maakt van kinderopvangtoeslag (x 1.000) 553 562 554
Aantal kinderen met kinderopvangtoeslag (x 1.000)
0-12 jaar 827 840 828
0-4 jaar (dagopvang) 391 394 387
4-12 jaar (buitenschoolse opvang) 436 446 441
Deelname kinderen met kinderopvangtoeslag (%)
0-12 jaar 38 39 38
0-4 jaar (dagopvang) 57 57 56
4-12 jaar (buitenschoolse opvang) 30 30 30
Aantal uren per kind per maand
0-12 jaar 59,2 60,0 59,9
0-4 jaar (dagopvang) 82,6 84,3 84,2
4-12 jaar (buitenschoolse opvang) 38,1 38,6 38,5
Gebruik kinderopvangtoeslag naar verzamelinkomen (aantal kinderen met kinderopvangtoeslag x 1.000)
Tot 130% Wml 75 74 73
130% Wml tot 1 1/2 x modaal 182 184 181
1 1/2 x modaal tot 3 x modaal 440 449 444
3 x modaal en hoger 130 132 130
Aantal uren per kind met kinderopvangtoeslag
Tot 130% Wml 77 79 79
130% Wml tot 1 1/2 x modaal 57 57 57
1 1/2 x modaal tot 3 x modaal 55 56 56
3 x modaal en hoger 65 65 65
  1. De realisatiecijfers van 2019 zijn gebaseerd op de opgaven van aanvragers die nog kunnen wijzigen als gevolg van het definitief vaststellen van inkomen en gebruik.
Bijdragen sectoren (in %)
Collectief 72 72 72
waarvan Overheid 43 44 44
waarvan Werkgevers 29 28 28
Ouders 28 28 28
Wettelijke maximum uurprijs (in €)2
Dagopvang 8,02 8,17 8,46
Buitenschoolse opvang 6,89 7,02 7,27
Gastouderopvang 6,15 6,27 6,49
Gemiddelde tarieven van kinderopvanginstellingen (in €)3
Dagopvang 7,95 8,22 8,51
Buitenschoolse opvang 7,32 7,46 7,72
Gastouderopvang 6,09 6,22 6,44
Ouderbijdrage eerste kind in € per uur voor gezinsinkomen4
130% Wml 0,35 0,36 0,37
1 1/2 x modaal 1,60 1,63 1,68
3 x modaal 4,70 4,79 4,96
Ouderbijdrage volgend kind in € per uur voor gezinsinkomen4
130% Wml 0,34 0,35 0,36
1 1/2 x modaal 0,47 0,47 0,49
3 x modaal 1,19 1,22 1,26
  1. De realisatiecijfers van 2019 zijn gebaseerd op de opgaven van aanvragers die nog kunnen wijzigen als gevolg van het definitief vaststellen van inkomen en gebruik.
  2. De maximum uurprijzen betreffen de vastgestelde maximum uurprijzen (en niet een raming).
  3. De raming is opgesteld in prijzen 2020. Echter, het geraamde gemiddelde tarief 2021 is, evenals de wettelijke maximumuurprijs 2021 weergegeven op prijsniveau 2021. De cijfers over de gemiddelde uurprijs zijn gebaseerd op de uurprijzen die de ouders aan Toeslagen doorgeven. Het betreft de gemiddelde uurprijzen, waarbij gewogen is naar gebruik. Ter illustratie: de uurprijs van gebruikers die 60 opvanguren afnemen weegt drie keer zo zwaar mee bij bepaling van het gemiddelde als de uurprijs van gebruikers die 20 opvanguren afnemen.
  4. Kosten van kinderopvang per uur voor ouders, gebaseerd op de maximum uurprijzen en de toeslag die ouders ontvangen.

Tijdelijke tegemoetkomingsregeling KO

In 2020 is een vergoeding verstrekt aan ouders met kinderopvangtoeslag die in de periode waarin kinderopvang wegens de kabinetsmaatregelen rondom corona gesloten was, hun eigen bijdrage hebben doorbetaald. De vergoeding heeft betrekking op de periode 16 maart tot en met 7 juni 2020 en wordt uitgekeerd door de SVB.

De tijdelijke regeling gaat in 2020 naar verwachting gepaard met € 328 miljoen aan uitgaven. Als gevolg van afhandeling van bezwaar en beroep zijn er ook in 2021 nog beperkte uitgaven.

Subsidies

Voor 2021 is € 2,1 miljoen beschikbaar voor subsidies. Het betreft subsidies voor projecten gericht op verbetering van de kwaliteit van kinderopvang, ondersteuning van de ouders en ondersteuning van de sector. Er wordt een bijdrage verleend aan de campagne ter bevordering van de beroepstrots van kinderopvangmedewerkers en het versterken van de beeldvorming over het werken in de kinderopvang. Ook wordt een bijdrage verleend in het kader van de professionalisering van de sector (Expertisecentrum Kinderopvang) en het inzicht verschaffen in de kostprijs van kinderopvang.

Opdrachten

Voor 2021 is € 22,8 miljoen beschikbaar voor opdrachten. Het budget voor opdrachten wordt onder andere besteed aan de kosten voor toezicht door de GGD GHOR en diverse onderzoeksprojecten.

Daarnaast wordt het opdrachtenbudget ingezet voor het verstrekken van middelen voor kinderopvang en voor- en naschoolse opvang in Caribisch Nederland in het kader van het programma BES(t) 4 kids. In het kader van artikel 92 lid 2 sub c Wet financiën openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba worden middelen aan de openbare lichamen verstrekt. Met deze bijzondere uitkering kunnen de openbare lichamen op de eilanden de activiteiten van het programma BES(t) 4 kids financieren. Bonaire ontvangt in 2021 maximaal € 10,7 miljoen, Sint Eustatius maximaal € 3,7 miljoen en Saba maximaal € 2,3 miljoen.

Bijdrage aan agentschappen

Voor 2021 is € 9,9 miljoen beschikbaar voor de bijdragen aan agentschappen. Het betreft voornamelijk middelen gereserveerd voor de kosten voor DUO voor het beheer van het Landelijk Register Kinderopvang en het Personenregister Kinderopvang.

Ontvangsten

De ontvangsten zijn opgebouwd uit twee componenten: de werkgeversbijdrage kinderopvang en de ontvangsten overig.

De werkgeversbijdrage kinderopvang betreft een vast percentage (0,5%) van de geraamde totale loonsom. In 2021 liggen loonsom en werkgeversbijdrage kinderopvang op het niveau van 2020. In latere jaren neemt de loonsom licht toe en daarmee ook de werkgeversbijdrage kinderopvang.

De ontvangsten overig betreffen grotendeels ontvangsten uit terugvorderingen van kinderopvangtoeslag over eerdere jaren. Door de stijging van de uitgaven in eerdere jaren nemen de ontvangsten in 2021 nog toe. Daarnaast zijn er in 2021 hogere ontvangsten vanwege het hervatten van de dwanginvorderingen, die in 2020 tijdelijk waren opgeschort wegens de coronacrisis.

Kerncijfers

Het aantal gewerkte uren per week is bij zowel vrouwen in het algemeen als bij moeders met jonge kinderen toegenomen.

Vrouwen 15 tot 75 jaar 25,9 26,1 26,3
Moeders met jonge kinderen (0-11 jaar) 26,4 26,6 26,8

De netto arbeidsparticipatie van ouders is in 2018 en 2019 in alle categorieën gestegen.

Totaal mannen en vrouwen 15 tot 75 jaar 66,7 67,8 68,8
Moeders (lid van ouderpaar) 78,5 79,0 80,4
Vaders (lid van ouderpaar) 91,2 91,7 92,1
Alleenstaande moeders 63,1 65,9 66,2
Alleenstaande vaders 73,8 76,6 80,4
Moeders met jonge kinderen (0-11) 77,2 77,8 79,4
Vaders met jonge kinderen (0-11) 93,5 94,0 94,2

Artikel 8 Oudedagsvoorziening

A. Algemene doelstelling

De overheid biedt een basispensioen aan personen die de pensioengerechtigde leeftijd hebben bereikt. De overheid stimuleert de opbouw van en stelt kaders voor de houdbaarheid van aanvullende arbeidspensioenen en draagt zorg voor toezicht op de naleving daarvan.

Het kabinet vindt dat iedere gepensioneerde een basispensioen dient te hebben. Daarom verschaft zij een basispensioen (AOW) aan diegenen die de AOW-gerechtigde leeftijd hebben bereikt. Dit is de eerste pijler van het Nederlandse pensioenstelsel. Daarnaast bevordert de overheid het opbouwen van toekomstbestendige aanvullende pensioenen, zodat werknemers na hun pensionering niet te maken krijgen met een grote inkomensachteruitgang. Momenteel bouwt ruim 87% van de werknemers een aanvullend arbeidspensioen op door verplichte deelname aan pensioenregelingen die vertegenwoordigers van werkgevers en werknemers meestal beheren. Dit betreft de tweede pijler van het Nederlandse pensioenstelsel. Met regelgeving en toezicht waarborgt de overheid een zorgvuldig beheer van de ingelegde pensioengelden. In de derde pijler van het pensioenstelsel kunnen mensen facultatief op eigen initiatief individuele pensioenproducten afsluiten.

De overheid biedt inkomensondersteuning aan AOW-gerechtigden (IOAOW) en biedt een overbruggingsuitkering aan mensen die per 1 januari 2013 reeds deelnemen aan een vut- of prepensioenregeling of een daarmee vergelijkbare regeling en die zich niet hebben kunnen voorbereiden op de verhoging van de AOW-gerechtigde leeftijd (OBR).

Inwoners van Caribisch Nederland die de AOV-gerechtigde leeftijd hebben bereikt, ontvangen een basispensioen op grond van de Algemene Ouderdomsverzekering (AOV).

B. Rol en verantwoordelijkheid

De Minister financiert de inkomensondersteuning met begrotingsgefinancierde uitkeringsregelingen. Bij de premiegefinancierde uitkeringsregelingen en de aanvullende arbeidspensioenen regisseert de Minister. Hij is in deze rollen verantwoordelijk voor:

  1. de vormgeving, het onderhoud en de werking van het stelsel van wet- en regelgeving;
  1. de vaststelling van het niveau van de uitkeringen van de onderscheiden regelingen voor zover de overheid hier zelf verantwoordelijkheid voor draagt;
  1. de sturing van en het toezicht op de rechtmatige, doeltreffende en doelmatige uitvoering door de SVB;
  1. de vormgeving van het toezicht met betrekking tot de arbeidspensioenen door De Nederlandsche Bank (DNB) en de Autoriteit Financiële Markten (AFM);
  1. de organisatie van de eigen uitvoering binnen het verband van de Rijksdienst Caribisch Nederland (RCN).

De Minister van Financiën is hoofdverantwoordelijk voor de fiscale wet- en regelgeving. Wanneer fiscale instrumenten worden ingezet om doelstellingen in het kader van het pensioenbeleid te realiseren, is de Minister van SZW hiervoor medeverantwoordelijk.

C. Beleidswijzigingen

Vernieuwing pensioenstelsel

Op 22 juni 2020 is de Tweede Kamer geïnformeerd over de resultaten van de stuurgroep zoals uiteengezet in de «Hoofdlijnennotie uitwerking pensioenakkoord» (Kamerstukken II 2019/20, 32 043, nr. 519). Deze hoofdlijnennotitie heeft betrekking op de vormgeving van een nieuw pensioencontract, de afspraken over de transitie naar het nieuwe pensioenstelsel, het nieuwe fiscale kader en de juridische analyse. Nadat overeenstemming over de nadere uitwerking van het pensioenakkoord is bekrachtigd door de leden van de verschillende werkgevers- en werknemersorganisaties is de Tweede Kamer op 6 juli 2020 geïnformeerd over het totaalpakket aan maatregelen (Kamerstukken II 2019/20, 32 043, nr. 520). Het kabinet streeft in het tweede kwartaal van 2021 de wet- en regelgeving die nodig is voor de vernieuwing van het pensioenstelsel bij de Tweede Kamer in te dienen, zodat het nieuwe wettelijke en fiscale kader per 2022 in werking kan treden. Bij indiening van het wetsvoorstel zal een ingroeipad voor pensioenfondsen naar het nieuwe stelsel worden vastgelegd.

AOW-leeftijd

Het kabinet en sociale partners hebben afgesproken dat de stijging van de AOW-leeftijd met ingang van 2025 voor 2/3 gekoppeld wordt aan de stijging van de resterende levensverwachting op 65 jaar. Dit betekent dat elk jaar levenswinst wordt vertaald in gemiddeld 8 maanden langer doorwerken en gemiddeld 4 maanden langer AOW-pensioen. Deze aangepaste koppeling gaat ook gelden voor de pensioenrichtleeftijd, waardoor ook deze minder snel zal stijgen. Dit wetsvoorstel is in juli ingediend bij de Tweede Kamer (Kamerstukken II 2019/20, 35 520, nr. 3).

Maatwerkregeling duurzame inzetbaarheid en eerder uittreden

Het pensioenakkoord bevat ook afspraken over duurzame inzetbaarheid die eraan moeten bijdragen dat mensen hun AOW-leeftijd gezond werkend kunnen bereiken; ook degenen die zwaar werk verrichten. Een van de maatregelen betreft een tijdelijke subsidieregeling die ziet op het faciliteren van sectorale maatwerkafspraken rondom duurzame inzetbaarheid, langer doorwerken en eerder uittreden. Sociale partners in sectoren kunnen in gezamenlijk overleg subsidieaanvragen indienen met als doel het duurzaam inzetbaar houden van werkenden en het faciliteren van langer doorwerken, het wegnemen van knelpunten bij het realiseren van regelingen die onder de introductie van de tijdelijke drempelvrijstelling in de RVU-heffing vrijgesteld zijn van een RVU-heffing en het introduceren van faciliteiten voor werkenden om inzicht te krijgen in de effecten op het inkomen en pensioenuitkering bij het gebruik maken van diverse regelingen. Het kabinet stelt hiervoor € 1 miljard beschikbaar (4 x 250 miljoen vanaf 2021). Per brief is de Tweede Kamer over de contouren van de regeling geïnformeerd (Kamerstukken II 2019/20, 25 883, nr. 388).

Wetsvoorstel RVU, verlofsparen en bedrag ineens

Het wetsvoorstel RVU, verlofsparen en bedrag ineens bestaat uit drie voorstellen. Ten eerste wordt voorgesteld om voor alle deelnemers de mogelijkheid te introduceren om op de pensioeningangsdatum een deel van de waarde van de aanspraken op ouderdomspensioen als bedrag ineens op te nemen. In de tweede plaats wordt er - in lijn met de afspraken uit het pensioenakkoord - een tijdelijke vrijstelling van de RVU-heffing geregeld die vervroegde uittreding mogelijk maakt voor werknemers die niet in staat zijn werkend de AOW-leeftijd te bereiken. Tot slot wordt de bestaande regeling waarbij werknemers fiscaal gefaciliteerd vakantieverlof en compensatieverlof kunnen opsparen verruimd. De beoogde inwerkingtredingsdatum voor de versoepeling van de RVU-heffing en verlofsparen is 1 januari 2021 en voor bedrag ineens 1 januari 2022. Het wetsvoorstel is begin september bij de Tweede Kamer ingediend (Kamerstukken II 2019/20, 35 555, nr. 3).

Herziening nabestaandenpensioen

In navolging van het advies van de Stichting van de Arbeid zal het nabestaandenpensioen meer worden gestandaardiseerd en adequater en begrijpelijker worden, waardoor financiële risico’s voor nabestaanden van deelnemers worden verkleind (Kamerstukken II 2019/20, 32 043, nr. 520). De belangrijkste wijziging is dat het partnerpensioen bij overlijden voor pensioendatum alleen nog maar mogelijk zal zijn op verzekeringsbasis. De dekking zal fiscaal gemaximeerd worden op 50% van het salaris, zonder rekening te houden met een franchise en zal diensttijdonafhankelijk zijn. Daarnaast wordt er ook een wijziging voorgesteld ter verbetering van het wezenpensioen. De dekking daarvan wordt verhoogd naar 20% van het salaris en er zal een vaste eindleeftijd van 25 jaar gaan gelden. Voor het partnerpensioen bij overlijden na pensioendatum worden geen wijzigingen voorgesteld. De benodigde wijzigingen van wet- en regelgeving worden meegenomen in het wetstraject voor de vernieuwing van het pensioenstelsel.

Herziening waardeoverdracht kleine pensioenen

In de Wet waardeoverdracht klein pensioen is met ingang van 2018 het recht op afkoop van kleine pensioenen vervangen door een recht op waardeoverdracht. Het recht op waardeoverdracht is van toepassing op kleine pensioenen, die zijn ontstaan doordat de werknemer van baan is gewisseld en geen deelnemer meer is van de betreffende pensioenregeling. In navolging van het verzoek van de Stichting van de Arbeid zal het recht op waardeoverdracht worden uitgebreid. Door de uitbreiding krijgen pensioenuitvoerders het wettelijk recht om alle kleine pensioenen, ongeacht of deze zijn ontstaan door baanwisseling of niet, te mogen overdragen. Hiervoor zal wetgeving in gang worden gezet met het oog op inwerkingtreding op 1 januari 2022, zoals aangekondigd in de brief van 15 april 2020 (Kamerstukken II 2019/20, 32 043, nr. 517).

Aanvalsplan beperken Witte Vlek

De Stichting van de Arbeid heeft als onderdeel van het pensioenakkoord oplossingsrichtingen opgesteld om het aantal werknemers die geen pensioen opbouwen te reduceren (aanvalsplan 'witte vlek'). Een van de maatregelen is het inkorten van de wachttijd voor pensioenopbouw in de uitzendsector van 26 weken naar 8 weken, in lijn met hetgeen wat voor andere sectoren geldt. Deze aanbeveling wordt overgenomen, de wijziging van de wachttijd in de uitzendsector zal naar verwachting meelopen met de wet- en regelgeving in 2021 die nodig is voor de vernieuwing van het pensioenstelsel en ingaat per 2022. De Tweede Kamer is hierover middels de pensioenbrief geïnformeerd (Kamerstukken II 2019/20, 32 043, nr. 520).

D. Budgettaire gevolgen van beleid

Verplichtingen 25.215 25.632 26.178 27.410 28.528 29.855 31.419
Uitgaven 25.215 25.632 26.178 27.410 28.528 29.855 31.419
waarvan juridisch verplicht 100%
Inkomensoverdrachten 25.215 25.632 26.178 27.410 28.528 29.855 31.419
Overbruggingsregeling AOW 3.509 1.904 1.084 831 408 89 0
AOV incl. tegemoetkoming (Caribisch Nederland) 21.706 23.728 25.094 26.579 28.120 29.766 31.419
Ontvangsten 0 0 0 0 0 0 0

Budgetflexibiliteit

Inkomensoverdrachten:

De inkomensoverdrachten zijn gebaseerd op wet- en regelgeving en derhalve voor 100% juridisch verplicht. Het betreft uitkeringslasten Overbruggingsregeling AOW (OBR) en AOV.

Budgettaire gevolgen van beleid premiegefinancierd

Uitgaven 39.483.700 41.281.516 43.157.013 44.152.441 45.080.189 46.373.241 48.304.104
Inkomensoverdrachten 39.483.700 41.281.516 42.185.100 42.523.673 42.807.650 43.286.194 44.242.636
AOW 38.538.717 40.301.106 41.181.169 41.511.187 41.788.456 42.255.776 43.189.322
Inkomensondersteuning AOW 944.983 980.410 1.003.931 1.012.486 1.019.194 1.030.418 1.053.314
Nominaal 0 0 971.913 1.628.768 2.272.539 3.087.047 4.061.468
Ontvangsten 0 0 0 0 0 0 0

E. Toelichting op de financiële instrumenten

Inkomensoverdrachten

Overbruggingsregeling AOW (OBR)

De OBR geldt voor mensen die per 1 januari 2013 reeds deelnemen aan een vut- of prepensioenregeling of een daarmee vergelijkbare regeling en die zich niet hebben kunnen voorbereiden op de verhoging van de AOW-gerechtigde leeftijd. De regeling is per 1 oktober 2013 in werking getreden, werkt terug tot 1 januari 2013 en sluit voor nieuwe instroom per 1 januari 2023. Vanaf 2016 is de OBR uitgebreid voor mensen die tussen 1 januari 2013 en 1 juli 2015 met vroegpensioen zijn gegaan. De OBR overbrugt voor deze groep het AOW-gat voor zover dat het gevolg is van de versnelde verhoging van de AOW-gerechtigde leeftijd, omdat deze groep zich niet op die versnelling heeft kunnen voorbereiden. Sinds 1 oktober 2016 kan een OBR-uitkering tot maximaal 1 jaar met terugwerkende kracht worden aangevraagd (de aanvraag moet wel worden gedaan vóór dat de AOW-gerechtigde leeftijd is bereikt). De OBR kent een inkomenseis en een partner- en vermogenstoets (exclusief eigen woning en pensioenvermogen). De OBR wordt uitgevoerd door de SVB.

Wie komt er voor in aanmerking?

Het inkomen waarbij er toegang ontstaat tot de OBR bedraagt voor alleenstaanden maximaal 200% van het wettelijk minimumloon en voor paren 300% van het wettelijk minimumloon. Dit is in de tweede helft van 2020 gelijk aan een bruto bedrag van € 3.360 per maand (exclusief vakantietoeslag) voor een alleenstaande en € 5.040 per maand (exclusief vakantietoeslag) voor een paar. Voor de vermogenstoets wordt aangesloten bij de grens van het box 3-vermogen uit de Wet Inkomstenbelasting 2001. Het heffingsvrije vermogen uit box 3 bedraagt in 2020 € 30.846 per persoon. Dit betekent voor een (volwassen) eenpersoonshuishouden dat er tot een vermogen van € 30.846 recht bestaat op een overbruggingsuitkering en voor een (volwassen) tweepersoonshuishouden tot een vermogen van € 61.692.

Hoe hoog is de OBR?

De maximale uitkeringshoogte van de overbruggingsregeling is afgeleid van het wettelijk minimumloon en komt netto overeen met de hoogte van het sociaal minimum onder de AOW-gerechtigde leeftijd. Inkomen uit arbeid wordt gedeeltelijk en inkomen uit uitkeringen wordt volledig in mindering gebracht op de overbruggingsuitkering. De hoogte is voorts afhankelijk van het aantal verzekerde jaren in de opbouwperiode overeenkomstig de systematiek van de AOW, en begrensd tot de hoogte van het inkomen uit vut- of prepensioen of het daarmee vergelijkbaar inkomen dat aan de OBR voorafging.

Budgettaire ontwikkelingen

De geraamde uitkeringslasten OBR lopen de komende jaren af van circa € 1,1 miljoen in 2021 tot circa € 0,1 miljoen in 2024. De komende jaren neemt enerzijds de instroom in de OBR af, maar tegelijkertijd neemt de te overbruggen periode toe (dus langere duur OBR-uitkering). De verwachte uitgaven nemen jaarlijks af, omdat het neerwaartse effect van de afnemende instroom groter is dan het opwaartse effect van de langere overbruggingsperiode.

Beleidsrelevante kerncijfers

Naar verwachting zal de instroom in de OBR verder afnemen. Dit komt doordat de groep van personen die reeds per 1 januari 2013 of 1 juli 2015 met vut- of prepensioen of een daarmee vergelijkbare regeling waren steeds kleiner wordt.

Instroom OBR (x 1.000 uitkeringen) 0,8 0,5 0,1
  1. SVB, Jaarverslag.

Algemene Ouderdomsverzekering (AOV) (Caribisch Nederland)

Personen die in Caribisch Nederland verzekerde jaren hebben opgebouwd voor de AOV en die de AOV-gerechtigde leeftijd hebben bereikt ontvangen een aan de verzekerde jaren gerelateerd ouderdomspensioen op grond van de AOV. Naast het ouderdomspensioen wordt op Sint Eustatius en Saba een tegemoetkoming verstrekt die recht doet aan de prijsverschillen tussen de eilanden. Tevens kent de AOV een partnertoeslag.

Budgettaire ontwikkelingen

Als gevolg van demografische ontwikkelingen nemen de uitkeringslasten van de AOV-uitkering toe.

Beleidsrelevante kerncijfers

Volume AOV (x 1.000 personen, ultimo) 4,3 4,6 4,9
  1. RCN-unit SZW.

Algemene Ouderdomswet (AOW)

De AOW is een volksverzekering en heeft als doel het verschaffen van een basispensioen aan degenen die de AOW-gerechtigde leeftijd hebben bereikt. De AOW wordt uitgevoerd door de SVB. Hoofdstuk 5.1, sociale fondsen SZW, gaat nader in op de financiering van de uitgaven aan de AOW.

Wie komt er voor in aanmerking?

Iedereen die rechtmatig in Nederland woont tussen de aanvangsleeftijd (in 2020 16 jaar en 4 maanden) en de AOW-gerechtigde leeftijd (in 2020 66 jaar en 4 maanden) is verplicht verzekerd voor de AOW. Ook als een persoon niet in Nederland woont maar hier wel werkt en op grond daarvan onder de loonbelasting valt, is hij of zij verzekerd.

In 2021 zal de AOW-gerechtigde leeftijd net als in 2020 66 jaar en vier maanden bedragen. Daarna wordt de AOW-gerechtigde leeftijd verhoogd naar 66 jaar en zeven maanden in 2022, 66 jaar en tien maanden in 2023 en 67 jaar in 2024. In lijn met de in het pensioenakkoord afgesproken 2/3-koppeling, zal de AOW-leeftijd in 2025 67 jaar bedragen.

AOW’ers die vóór 1 april 2015 de AOW-gerechtigde leeftijd hebben bereikt, kunnen in aanmerking komen voor de partnertoeslag als de jongere partner nog niet AOW-gerechtigd is. Die toeslag wordt alleen uitgekeerd als de jongste partner geen of weinig eigen inkomen heeft. De toeslag stopt zodra de partner een eigen AOW-pensioen ontvangt of wanneer de oudere partner overlijdt. Per 1 april 2015 is de partnertoeslag gesloten voor nieuwe instroom.

Hoe hoog is de AOW?

De hoogte van het AOW-basispensioen is gekoppeld aan het wettelijk minimumloon. Alleenstaanden ontvangen 70% van het AOW-normbedrag dat is afgeleid van het wettelijk minimumloon en gehuwden of samenwonenden elk 50%.

Gehuwd / samenwonend  844,40
Alleenstaande 1.245,04

De bedragen in bovenstaande tabel zijn volledige AOW-pensioenen. Wie pas later in Nederland is komen wonen of een aantal jaren in het buitenland heeft gewoond en daarom niet de volledige opbouw heeft gehad, krijgt een lagere uitkering: voor ieder gemist jaar 2% minder AOW.

Budgettaire ontwikkelingen

De stijgende levensverwachting en de vergrijzing leiden de komende jaren tot een toename van het aantal AOW-gerechtigden en daarmee tot een stijging van de verwachte uitgaven aan de AOW. Vanaf 2022 nemen de uitgaven minder snel toe, omdat de AOW-gerechtigde leeftijd dan weer wordt verhoogd. In het Pensioenakkoord is een 2/3-koppeling van de AOW-leeftijd vanaf 2025 afgesproken. Hierdoor zal de AOW-leeftijd in 2025 niet worden verhoogd. De uitgaven nemen hierdoor in 2025 sneller toe dan in eerdere jaren. De demografische ontwikkelingen voor de prognose zijn ontleend aan de Kernprognose 2019-2060 van het CBS. Daarnaast wordt in de raming rekening gehouden met de hogere sterfte vanwege corona. De gevolgen hiervan op de levensverwachting zijn (nog) onzeker.

Beleidsrelevante kerncijfers

Volume AOW (x 1.000 personen, jaargemiddelde) 3.423 3.486 3.568
Personen met een onvolledige AOW-uitkering (% van totaal, ultimo) 19 19 19
  1. SVB, jaarverslag.

Handhaving

De SVB heeft in 2019 extern onderzoek laten verrichten naar de wijze waarop de SVB haar handhaving invulling geeft. Uit dit onderzoek blijkt dat de SVB alle misbruikrisico’s in beeld heeft en dat er voldoende interne en externe mogelijkheden zijn ingericht om misbruiksignalen op te vangen (Kamerstukken II 2019/20, 26 448, nr. 630). De SVB rapporteert in de signaleringsbrief jaarlijks over de signalen en fenomenen op het gebied van fraude. In de signaleringbrief van juni 2020 heeft de SVB geen nieuwe frauderisico’s gesignaleerd (Kamerstukken II 2019/20, 17 050, nr. 595). De SVB geeft aan door de contactbeperkende maatregelen vanwege corona een lager aantal onderzoeken te kunnen verrichten dan gepland. De verhoging van handhavingsrisico is naar inschatting van de SVB vooralsnog beperkt.

Preventie1 Gepercipieerde detectiekans (%) 61 52 57
Kennis van de verplichtingen (%) 84 82 67
Opsporing2 Aantal onderzochte fraudesignalen (x 1.000) 11 13 9,4
Aantal geconstateerde overtredingen met financiële benadeling (x 1.000)3 0,9 0,7 0,6
Totaal benadelingsbedrag (x € 1 mln) 3,3 3,1 3,0
Sanctionering2 Aantal waarschuwingen (x 1.000) 0,5 0,4 0,6
Aantal boetes (x 1.000) 0,5 0,4 0,4
Totaal boetebedrag (x € 1 mln) 0,7 0,6 0,7
Ontstaansjaar vordering
2017 2018 2019
Terugvordering2 Incassoratio fraudevorderingen (boete + benadelingsbedrag) ultimo 2019 (%) 61 43 14
  1. Ipsos «Kennis der verplichtingen en detectiekans».
  2. SVB, Jaarverslag.
  3. Cijfers betreffen alle verwijtbare overtredingen van de inlichtingenplicht met financiële benadeling.

Inkomensondersteuning AOW

In 2015 is een inkomensondersteuning voor AOW-gerechtigden geïntroduceerd die afhankelijk is van de opbouwjaren op grond van de AOW. De regeling wordt uitgevoerd door de SVB en gefinancierd uit het Ouderdomsfonds.

Wie komt er voor in aanmerking?

De inkomensondersteuning AOW-gerechtigden (IOAOW) wordt verstrekt aan iedereen die in aanmerking komt voor een AOW-uitkering en woonachtig is in de EU/EER/Zwitserland, verdragslanden of Caribisch Nederland. Hierdoor krijgen alleen personen die woonachtig zijn in een niet-verdragsland geen inkomensondersteuning AOW (0,1% van de AOW-gerechtigden).

Hoe hoog is de inkomensondersteuning AOW?

De hoogte van de IOAOW is afhankelijk van het aantal AOW-opbouwjaren en bedraagt maximaal € 25,63 bruto per maand (prijspeil 2020). De IOAOW wordt jaarlijks geïndexeerd.

Budgettaire ontwikkelingen

De stijgende levensverwachting en de vergrijzing leiden de komende jaren tot een toename van het aantal AOW-gerechtigden en daarmee tot een stijging van de verwachte uitgaven aan de IOAOW. Vanaf 2022 nemen de uitgaven minder snel toe, omdat de AOW-gerechtigde leeftijd dan weer wordt verhoogd. In het Pensioenakkoord is een 2/3-koppeling van de AOW-leeftijd vanaf 2025 afgesproken. Hierdoor zal de AOW-leeftijd in 2025 niet worden verhoogd. De uitgaven nemen hierdoor in 2025 sneller toe dan in eerdere jaren. De demografische ontwikkelingen voor de prognose zijn ontleend aan de Kernprognose 2019-2060 van het CBS. Daarnaast wordt in de raming rekening gehouden met de hogere sterfte vanwege corona. De gevolgen hiervan op de levensverwachting zijn (nog) onzeker.

Extracomptabele fiscale regelingen

Naast de in dit begrotingsartikel genoemde instrumenten, zijn er fiscale regelingen die betrekking hebben op dit beleidsterrein. De Minister van Financiën is hoofdverantwoordelijk voor de wetgeving en uitvoering van deze regelingen en voor de budgettaire middelen. In onderstaande tabel is ter informatie het budgettaire belang van deze regelingen vermeld. De cijfers zijn ontleend aan de corresponderende bijlage ‘Fiscale regelingen’ in de Miljoenennota. Voor een beschrijving van de regelingen, de doelstelling, de ramingsgrond, een verwijzing naar de laatst uitgevoerde evaluatie en het beoogde jaar van afronding van de volgende evaluatie, wordt verwezen naar de bijlage bij de Miljoenennota ‘Toelichting op de fiscale regelingen’.

Pensioen niet-belaste premie 19.116 19.554 20.307
Pensioen belaste uitkering ‒ 12.485 ‒ 12.665 ‒ 12.673
Pensioen vrijstelling box 3 7.232 7.434 7.803
Lijfrente premieaftrek 600 611 634
Lijfrente belaste uitkering ‒ 401 ‒ 406 ‒ 407
Lijfrente vrijstelling box 3 232 239 250
Nettopensioen en nettolijfrente 6 6 8

Aanvullende arbeidspensioenen

Aanvullend pensioen is een arbeidsvoorwaarde. Sociale partners zijn verantwoordelijk voor de inhoud en de reikwijdte van pensioenregelingen. De overheid stelt regels om te bevorderen dat toezeggingen ook daadwerkelijk worden nagekomen en draagt zorg voor toezicht op de naleving daarvan.

Beleidsrelevante kerncijfers

Als kerncijfers zijn het totaal aantal pensioenfondsen opgenomen en het aantal pensioenfondsen met een dekkingsgraad onder de 130%, alsmede de daarbij betrokken deelnemers en gepensioneerden. De maatstaf van 130% is gekozen omdat een dergelijke dekkingsgraad met de wettelijk vastgestelde mate van zekerheid toereikend is om de pensioenverplichtingen na te komen.

De afname van het aantal pensioenfondsen in 2019 past bij de dalende trend van de afgelopen jaren. Het gaat hierbij vooral om een afname van de pensioenfondsen met een geringe omvang. Door schaalvergroting met andere pensioenfondsen kan beter worden voldaan aan de eisen die worden gesteld aan een verantwoord beheer. Het aandeel pensioenfondsen met een dekkingsgraad lager dan 130% is licht gestegen in 2019 in vergelijking met voorgaande jaren, maar het aantal bij die fondsen betrokken deelnemers en gepensioneerden is echter kleiner dan in voorgaande jaren.

De dekkingsgraden zijn de afgelopen maanden gedaald door de economische gevolgen van de coronacrisis. In hoeverre dit effect blijvend is, zal de komende maanden blijken. In ieder geval is de financiële positie aan het einde van het jaar leidend voor de vraag of pensioenen verhoogd kunnen worden of verlaagd moeten worden.

Totaal aantal pensioenfondsen2 219 208 203
Aantal pensioenfondsen met dekkingsgraad ≤130%3 204 190 193
Aantal bij deze fondsen betrokken deelnemers (x 1.000) 5.362 5.555 5.500
Aantal bij deze fondsen betrokken gepensioneerden (x 1.000) 3.250 3.322 3.310
  1. DNB, Statistiek toezicht pensioenfondsen
  2. Pensioenfondsen zonder eigen verplichtingen, bijvoorbeeld de volledig herverzekerde fondsen, kennen geen dekkingsgraad en zijn daarom niet opgenomen in de tabel.
  3. Beleidsdekkingsgraad

Artikel 9 Nabestaanden

A. Algemene doelstelling

De overheid beschermt nabestaande partners en wezen voor zover nodig tegen de financiële gevolgen van het verlies van partner of ouders.

De overheid vindt dat mensen die geconfronteerd zijn met het overlijden van hun partner of ouder(s) en die vanwege de zorg voor een kind of arbeidsongeschiktheid niet (volledig) in een eigen inkomen kunnen voorzien, verzekerd moeten zijn van financiële ondersteuning. Daarom regelt zij in deze gevallen op grond van de Algemene nabestaandenwet (Anw) een nabestaandenuitkering voor de overblijvende partner en een wezenuitkering voor kinderen die beide ouders hebben verloren.

Inwoners van Caribisch Nederland die geconfronteerd zijn met het overlijden van hun partner of ouder(s), hebben op grond van de Algemene weduwen- en wezenverzekering (AWW) recht op een uitkering.

B. Rol en verantwoordelijkheid

De Minister financiert de inkomensondersteuning met begrotingsgefinancierde uitkeringsregelingen. Bij de premiegefinancierde uitkeringsregelingen regisseert de Minister. Hij is in deze rollen verantwoordelijk voor:

  1. de vormgeving, het onderhoud en de werking van het stelsel van wet- en regelgeving;
  1. de vaststelling van het niveau van de uitkeringen van de onderscheiden regelingen;
  1. de sturing van en het toezicht op de rechtmatige, doeltreffende en doelmatige uitvoering door de SVB;
  1. de organisatie van de eigen uitvoering binnen het verband van de Rijksdienst Caribisch Nederland (RCN).

C. Beleidswijzigingen

Er zijn geen voorgenomen beleidswijzigen in 2021. De afspraken over het nabestaandenpensioen in het kader van het pensioenakkoord worden toegelicht in de paragraaf beleidswijzigingen van artikel 8 van de begroting.

D. Budgettaire gevolgen van beleid

Verplichtingen 1.194 1.332 1.370 1.404 1.435 1.470 1.486
Uitgaven 1.194 1.332 1.370 1.404 1.435 1.470 1.486
waarvan juridisch verplicht 100%
Inkomensoverdrachten 1.194 1.332 1.370 1.404 1.435 1.470 1.486
AWW (Caribisch Nederland) 1.194 1.332 1.370 1.404 1.435 1.470 1.486
Ontvangsten 0 0 0 0 0 0 0

Budgetflexibiliteit

Inkomensoverdrachten:

De inkomensoverdrachten zijn gebaseerd op wet- en regelgeving en derhalve voor 100% juridisch verplicht. Het betreft uitkeringslasten AWW Caribisch Nederland.

Budgettaire gevolgen van beleid premiegefinancierd

Uitgaven 355.757 339.202 317.801 307.445 302.743 300.296 295.611
Inkomensoverdrachten 355.757 339.202 314.958 303.499 297.671 293.268 286.423
Anw 349.507 333.335 309.502 298.248 292.531 288.214 281.630
Tegemoetkoming Anw 6.250 5.867 5.456 5.251 5.140 5.054 4.793
Nominaal 0 0 2.843 3.946 5.072 7.028 9.188
Ontvangsten 0 0 0 0 0 0 0

E. Toelichting op de financiële instrumenten

Inkomensoverdrachten

Algemene weduwen- en wezenverzekering (AWW) (Caribisch Nederland)

Inwoners van Caribisch Nederland die geconfronteerd zijn met het overlijden van hun partner of ouder(s), hebben op grond van de AWW recht op een uitkering. De hoogte ervan is leeftijdgerelateerd. De SZW-unit bij de Rijksdienst Caribisch Nederland (RCN) is verantwoordelijk voor de uitvoering van deze regeling.

Budgettaire ontwikkelingen

Als gevolg van demografische ontwikkelingen nemen de uitkeringslasten van de AWW-uitkeringen licht toe.

Beleidsrelevante kerncijfers

Volume AWW (x 1.000 personen, ultimo) 0,3 0,3 0,3
  1. RCN-unit SZW.

Algemene nabestaandenwet (Anw)

De Anw is een volksverzekering en regelt, onder voorwaarden, bij overlijden een uitkering voor de partner en een wezenuitkering voor kinderen die beide ouders hebben verloren. Daarnaast ontvangt iedere Anw-gerechtigde maandelijks de Anw-tegemoetkoming. De Anw wordt door de SVB uitgevoerd.

Wie komt er voor in aanmerking?

Nabestaande partners komen in aanmerking voor een nabestaandenuitkering als zij jonger zijn dan de AOW-gerechtigde leeftijd, de partner op de datum van overlijden verzekerd was voor de Anw en de nabestaande:

  1. Eén of meer kinderen onder de 18 jaar verzorgt, of;
  1. Voor minstens 45% arbeidsongeschikt is.

Een kind heeft recht op een wezenuitkering indien beide ouders zijn overleden. Wezen tot 16 jaar hebben altijd recht op een uitkering. De uitkering kan worden verlengd tot 18 jaar wanneer het kind bezig is een startkwalificatie te behalen of daarvan is vrijgesteld of volledig dagonderwijs volgt na het behalen van een startkwalificatie. De wezenuitkering kan eventueel tot 21 jaar worden verstrekt wanneer de wees volledig dagonderwijs volgt of wanneer een ongehuwde wees de tijd grotendeels besteedt aan een gezamenlijke huishouding met een andere wees of voor een hulpbehoevende zorgt.

De Anw maakt geen onderscheid tussen gehuwden en mensen die ongehuwd zijn en samen een huishouden vormen. Daarom wordt gesproken van «partner». Nabestaanden die vóór 1 juli 1996 recht hadden op de voorganger van de Anw, de Algemene Weduwen- en Wezenwet, vallen onder een overgangsregeling.

Hoe hoog is de Anw?

De nabestaandenuitkering bedraagt 70% van het referentieminimumloon. Voor kostendelers geldt een lager normbedrag ter hoogte van 50% van het referentieminimumloon. Op de nabestaandenuitkering vindt inkomstenverrekening plaats. Daarbij kent de nabestaandenuitkering een vrijlating voor inkomen uit arbeid. Deze bedraagt 50% van het wettelijk minimumloon, plus een derde deel van het meerdere inkomen. Inkomen in verband met arbeid (bijvoorbeeld WIA- of WW-uitkering) wordt geheel verrekend. Eigen vermogen, de inkomsten uit dit vermogen en particuliere aanvullende nabestaandenpensioenen worden niet in mindering gebracht op de nabestaandenuitkering.

De wezenuitkering bedraagt een percentage van het referentieminimumloon, afhankelijk van de leeftijd van de wees. De hoogte van de wezenuitkering is niet afhankelijk van het inkomen. Nabestaanden of wezen ontvangen naast hun Anw-uitkering ook een tegemoetkoming Anw.

Nabestaandenuitkering 1.243,94
Nabestaandenuitkering met een of meer meerderjarige medebewoners (kostendelersnorm: 50% referentieminimumloon) 785,09
Wezenuitkering (wezen tot 10 jaar) 415,45
Wezenuitkering (wezen van 10 tot 16 jaar) 614,48
Wezenuitkering (wezen van 16 tot 21 jaar) 813,51
Tegemoetkoming Anw 17,39

Budgettaire ontwikkelingen

De uitkeringslasten van de Anw nemen de komende jaren af, omdat het aantal nabestaanden dat een recht heeft op een Anw-uitkering naar verwachting afneemt.

Beleidsrelevante kerncijfers

De uitstroom uit de regeling is de komende jaren groter dan de instroom, omdat een groot deel van de nabestaanden die sinds 1996 een uitkering ontvangen op basis van de rechtsvoorganger van de Anw, de Algemene Weduwen en Wezenwet (AWW), in de komende jaren recht krijgt op een AOW-uitkering. Het aantal nabestaanden dat na 1 juli 1996 is ingestroomd en het aantal wezen dat aanspraak maakt op een nabestaandenuitkering is de komende jaren naar verwachting stabiel.

Volume Anw (x 1.000 personen, ultimo) 28 26 24
Volume nabestaandenuitkering (x 1.000 personen, ultimo), ingang recht voor 1 juli 1996 6,3 5,1 4,1
Volume nabestaandenuitkering (x 1.000 personen, ultimo), ingang recht na 1 juli 1996 20 20 19
waarvan met kind 8,3 7,8 7,4
waarvan op grond van arbeidsongeschiktheid 12 12 12
Volume wezenuitkering (x 1.000 personen, ultimo) 1,1 1,0 1,1
  1. SVB, jaarverslag.

Handhaving

De SVB heeft in 2019 extern onderzoek laten verrichten naar de wijze waarop de SVB haar handhaving invulling geeft. Uit dit onderzoek blijkt dat de SVB alle misbruikrisico’s in beeld heeft en dat er voldoende interne en externe mogelijkheden zijn ingericht om misbruiksignalen op te vangen (Kamerstukken II 2019/20, 26 448, nr. 630). De SVB rapporteert in de signaleringsbrief jaarlijks over de signalen en fenomenen op het gebied van fraude. In de signaleringbrief van juni 2020 heeft de SVB geen nieuwe frauderisico’s gesignaleerd (Kamerstukken II 2019/20, 17 050, nr. 595). De SVB geeft aan door de contactbeperkende maatregelen vanwege corona een lager aantal onderzoeken te kunnen verrichten dan gepland. De verhoging van handhavingsrisico is naar inschatting van de SVB vooralsnog beperkt.

Preventie1 Gepercipieerde detectiekans (%) 86 82 77
Kennis van de verplichtingen (%) 85 89 83
Opsporing2 Aantal onderzochte fraudesignalen (x 1.000) 3,4 0,9 0,8
Aantal geconstateerde overtredingen met financiële benadeling (x 1.000)3 0,1 0,1 0,1
Totaal benadelingsbedrag (x € 1 mln) 1,2 1,3 0,9
Sanctionering2 Aantal waarschuwingen (x 1.000) <0,1 <0,1 <0,1
Aantal boetes (x 1.000) <0,1 <0,1 <0,1
Totaal boetebedrag (x € 1 mln) 0,2 0,1 0,1
Ontstaansjaar vordering
2017 2018 2019
Terugvordering2 Incassoratio fraudevorderingen (boete + benadelingsbedrag) ultimo 2019 (%) 39 21 3
  1. Ipsos «Kennis der verplichtingen en detectiekans».
  2. SVB, jaarverslag.
  3. Cijfers betreffen alle overtredingen van de inlichtingenplicht met financiële benadeling.

Artikel 10 Tegemoetkoming ouders

A. Algemene doelstelling

De overheid biedt een financiële tegemoetkoming aan ouders of verzorgers voor de kosten van kinderen.

De overheid biedt ouders of verzorgers een financiële tegemoetkoming voor de kosten voor verzorging en opvoeding van kinderen op grond van de Algemene Kinderbijslagwet (AKW) en de kinderbijslagvoorziening BES (Caribisch Nederland). Gezinnen met een laag of middeninkomen komen daarnaast in aanmerking voor een tegemoetkoming op grond van de Wet op het kindgebonden budget (WKB).

B. Rol en verantwoordelijkheid

De Minister financiert de tegemoetkoming met uitkeringsregelingen. Hij is in deze rol verantwoordelijk voor:

  1. de vormgeving, het onderhoud en de werking van het stelsel van wet- en regelgeving;
  1. de vaststelling van het niveau van de tegemoetkoming op grond van de AKW, de WKB en de kinderbijslagvoorziening BES;
  1. de sturing van en het toezicht op de rechtmatige, doelmatige en doeltreffende uitvoering van de AKW door de SVB;
  1. de organisatie van de eigen uitvoering binnen het verband van de Rijksdienst Caribisch Nederland (RCN).

De Minister van Financiën is verantwoordelijk voor de rechtmatige, doelmatige en doeltreffende uitvoering van de WKB door het directoraat-generaal Toeslagen.

C. Beleidswijzigingen

Verhoging kindbedrag WKB vanaf het 3e kind

Het kindgebonden budget wordt vanaf 2021 met € 150 miljoen geïntensiveerd. Hiermee wordt het kindbedrag dat ouders ontvangen vanaf het 3e kind verhoogd met € 617. Deze maatregel draagt bij aan de kabinetsinzet om de kans op armoede onder kinderen te verlagen (Kamerstukken II 2019/20, 24 515, nr. 484).

Verhoging kinderbijslagvoorziening BES

In navolging van de intensivering in de WKB wordt de kinderbijslagvoorziening BES per 2021 naar rato geïntensiveerd met $ 2 per maand. Hiervoor wordt vanaf 2021 € 0,07 miljoen structureel beschikbaar gesteld.

D. Budgettaire gevolgen van beleid

Verplichtingen 5.936.534 6.594.923 6.521.835 6.462.911 6.404.382 6.379.068 6.339.008
Uitgaven 5.936.534 6.594.923 6.521.835 6.462.911 6.404.382 6.379.068 6.339.008
waarvan juridisch verplicht 100%
Inkomensoverdrachten 5.936.534 6.594.923 6.521.835 6.462.911 6.404.382 6.379.068 6.339.008
AKW 3.635.727 3.654.556 3.638.806 3.627.625 3.625.263 3.629.359 3.637.543
Kinderbijslagvoorziening BES 3.239 4.271 4.373 4.441 4.522 4.575 4.612
WKB 2.297.568 2.936.096 2.878.656 2.830.845 2.774.597 2.745.134 2.696.853
Ontvangsten 191.310 193.456 201.680 209.800 210.462 208.047 206.154

Budgetflexibiliteit

Inkomensoverdrachten:

De inkomensoverdrachten zijn gebaseerd op huidige wet- en regelgeving en derhalve voor 100% juridisch verplicht. Het betreft uitkeringslasten AKW, kinderbijslagvoorziening BES en WKB.

E. Toelichting op de financiële instrumenten

Inkomensoverdrachten

Algemene Kinderbijslagwet (AKW)

De AKW biedt ouders of verzorgers een tegemoetkoming in de kosten die het opvoeden en verzorgen van kinderen onder de 18 jaar met zich mee brengt. De AKW wordt uitgevoerd door de SVB.

Wie komt er voor in aanmerking?

Ouders van kinderen tot 18 jaar hebben recht op kinderbijslag. Het recht op kinderbijslag vervalt indien ouders valt te verwijten dat hun kind niet voldoet aan de Leerplichtwet.

Hoe hoog is de kinderbijslag?

De hoogte van de kinderbijslag hangt af van de leeftijd van het kind. De kinderbijslagbedragen worden per 1 januari en 1 juli geïndexeerd. Bij ziekte of handicap, of omdat het kind niet thuis woont om onderwijsredenen, kan onder nadere voorwaarden sprake zijn van dubbele kinderbijslag. Alleenstaande en alleenverdienende ouders van thuiswonende kinderen met ziekte of handicap kunnen onder voorwaarden in aanmerking komen voor een extra tegemoetkoming.

Voor kinderen van:
0 t/m 5 jaar 221,49
6 t/m 11 jaar 286,95
12 t/m 17 jaar 316,41
Extra tegemoetkoming AKW (jaarbedrag 2020) 2.200,64

Budgettaire ontwikkelingen

Het meerjarige verloop van de uitgaven AKW wordt verklaard door twee effecten. Het aantal kinderen daalt licht tot 2022 en neemt vervolgens toe. Daarnaast neemt naar verhouding het aandeel jonge kinderen toe, waardoor het gemiddelde AKW bedrag daalt. Door deze twee effecten dalen de uitgaven tot en met 2023 en nemen daarna licht toe.

Beleidsrelevante kerncijfers

Het aantal gezinnen en kinderen neemt af als gevolg van demografische ontwikkelingen. Daarnaast neemt het aantal kinderen met dubbele AKW gestaag toe, voornamelijk op basis van een intensieve zorg kwalificatie. Het aantal gezinnen dat recht heeft op een extra tegemoetkoming AKW is sinds 2019 toegenomen als gevolg van de verruiming van de voorwaarden (Kamerstukken II 2017/18, 34 977, nr. 2 en 3).

Aantal gezinnen AKW (x 1.000, jaargemiddelde) 1.891 1.883 1.875
Aantal telkinderen AKW (x 1.000, jaargemiddelde)2 3.353 3.354 3.341
Realisatie 2017 Realisatie 2018 Realisatie 2019
Aantal dubbele AKW uitkeringen ( x 1.000, uliomo jaar):
Kind uitwonend vanwege onderwijsredenen 1,5 1,3 1,1
Kind thuiswonend met intensieve zorg 26,3 29,0 31,0
Kind uitwonend vanwege ziekte of handicap 1,2 1,1 1,1
Extra tegemoetkoming AKW (x 1.000) 8,3 8,1 8,8
  1. SVB, administratie.
  2. Een administratieve teleenheid die gebruikt wordt bij het vaststellen van de hoogte van de kinderbijslag. Bijvoorbeeld: een gehandicapt kind geldt voor de kinderbijslag als twee telkinderen waardoor het in aanmerking komt voor dubbele kinderbijslag.

Handhaving

De SVB heeft in 2019 extern onderzoek laten verrichten naar de wijze waarop de SVB haar handhaving invulling geeft. Uit dit onderzoek blijkt dat de SVB alle misbruikrisico’s in beeld heeft en dat er voldoende interne en externe mogelijkheden zijn ingericht om misbruiksignalen op te vangen (Kamerstukken II 2019/20, 26 448, nr. 630). De SVB rapporteert in de signaleringsbrief jaarlijks over de signalen en fenomenen op het gebied van fraude. In de signaleringbrief van juni 2020 heeft de SVB geen nieuwe frauderisico’s gesignaleerd (Kamerstukken II 2019/20, 17 050, nr. 595). De SVB geeft aan door de contactbeperkende maatregelen vanwege corona een lager aantal onderzoeken te kunnen verrichten dan gepland. De verhoging van handhavingsrisico is naar inschatting van de SVB vooralsnog beperkt.

Preventie1 Gepercipieerde detectiekans (%) 70 69 67
Kennis van de verplichtingen (%) 71 73 72
Opsporing2 Aantal onderzochte fraudesignalen (x 1.000) 0,8 0,5 0,4
Aantal geconstateerde overtredingen met financiële benadeling (x 1.000)3 1,3 2,2 9
Totaal benadelingsbedrag (x € 1 mln) 1,0 1,5 4,9
Sanctionering2 Aantal waarschuwingen (x 1.000) 5,2 3,1 8,6
Aantal boetes (x 1.000) 1,4 1,0 1,6
Totaal boetebedrag (x € 1 mln) 0,4 0,3 0,4
Ontstaansjaar vordering
2017 2018 2019
Terugvordering2 Incassoratio fraudevorderingen (boete + benadelingsbedrag) ultimo 2019 (%) 77 52 32
  1. Ipsos «Kennis der verplichtingen en detectiekans».
  2. SVB, jaarverslag.
  3. Cijfers betreffen alle overtredingen van de inlichtingenplicht met financiële benadeling.

Wet kinderbijslagvoorziening BES

De kinderbijslagvoorziening BES biedt ouders of verzorgers die op Bonaire, Sint Eustatius en Saba wonen een tegemoetkoming voor de kosten van opvoeding en verzorging van kinderen die nog geen 18 jaar zijn. De kinderbijslagvoorziening BES wordt uitgevoerd door de RCN-unit SZW namens de Minister van SZW.

Wie komt er voor in aanmerking?

Ouders of verzorgers van kinderen tot 18 jaar die ingezetene zijn van Bonaire, Sint Eustatius en Saba.

Hoe hoog is de kinderbijslagvoorziening BES?

De hoogte van het bedrag bedraagt in 2020 $ 83 op Bonaire en $ 85 op Sint Eustatius en $ 84 op Saba per kind per maand. De definitieve hoogte van de kinderbijslagvoorziening voor 2021 wordt aan de hand van de ontwikkeling van het consumentenprijs-indexcijfer bepaald.

Budgettaire ontwikkelingen

De uitgaven aan de Kinderbijslagvoorziening BES laten over de jaren een stabiel beeld zien.

Beleidsrelevante kerncijfers

Aantal kinderen kinderbijslagvoorziening BES (x 1.000, ultimo) 4,7 4,7 4,7
  1. RCN-unit SZW.

Wet op het Kindgebonden Budget (WKB)

Het kindgebonden budget is een inkomensafhankelijke tegemoetkoming van de overheid in de kosten van kinderen voor gezinnen tot een bepaald inkomen en vermogen. De WKB wordt uitgevoerd door het directoraat-generaal Toeslagen. Indien sprake is van een aanvulling op buitenlandse gezinstoeslagen, is de SVB verantwoordelijk voor de uitbetaling van de WKB.

Wie komt er voor in aanmerking?

Ouders of verzorgers van kinderen tot 18 jaar, die in aanmerking komen voor kinderbijslag, kunnen het kindgebonden budget krijgen, afhankelijk van de hoogte van het inkomen en vermogen.

Hoe hoog is het kindgebonden budget?

De hoogte van het kindgebonden budget hangt af van het aantal kinderen, de leeftijd van de kinderen, het (gezamenlijke) inkomen en vermogen van de ouders en de leefvorm van de ouder die het kindgebonden budget ontvangt. Als het (gezamenlijke) inkomen hoger is dan € 21.431 (alleenstaande) of € 38.181 (aanvrager met toeslagpartner)(bedragen 2020) wordt het kindgebonden budget geleidelijk minder. Voor iedere € 100 boven dit inkomen, wordt het kindgebonden budget € 6,75 lager. Indien het (gezamenlijk) vermogen op de peildatum 1 januari 2020 hoger is dan € 116.613 (alleenstaande) of € 147.459 (aanvrager met toeslagpartner), vervalt het recht op kindgebonden budget voor 2020. De bedragen van het kindgebonden budget worden per 1 januari aangepast aan de prijsontwikkelingen.

Een gezin met:
1 kind 1.185
Verhoging 2e kind (extra bedrag per jaar) 1.005
Verhoging 3e kind (extra bedrag per jaar) 297
Verhoging ieder volgend kind (extra bedrag per jaar) 297
Extra verhoging 12-15-jarigen1 243
Extra verhoging 16-17-jarigen1 434
Extra verhoging alleenstaande ouder 3.190
  1. Ten opzichte van bovengenoemde bedragen.

Budgettaire ontwikkelingen

De uitgaven WKB zijn in 2021 lager dan in 2020. Dit komt doordat in 2020 circa € 325 miljoen incidentele uitgaven plaatsvinden in het kader van de herstelactie (Kamerstukken II 2018/19, 35 010, nr. 17). In 2021 resteert nog circa € 13 miljoen aan hersteluitgaven voor huishoudens die in het buitenland verblijven, waarna de herstelactie is afgerond. Indien gecorrigeerd wordt voor de incidentele hersteluitgaven, nemen de uitgaven WKB in 2021 toe ten opzichte van 2020. De coronacrisis heeft namelijk tot gevolg dat gezinsinkomens gemiddeld gezien dalen, waardoor meer huishoudens (een hoger) recht hebben op WKB. In latere jaren herstelt de economie naar verwachting, met als gevolg dat gezinsinkomens stijgen en de uitgaven aan de WKB gestaag dalen. Daarnaast wordt de WKB per 2021 structureel met € 150 miljoen geïntensiveerd. Hiermee wordt het kindbedrag vanaf het 3e kind verhoogd met € 617.

Beleidsrelevante kerncijfers

De verhoging van de afbouwgrens voor paren met € 16.750 (Stb. 2019, 409), in lijn met het regeerakkoord, heeft tot gevolg dat vanaf 2020 fors meer huishouden en kinderen recht hebben op WKB.

Aantal huishoudens WKB (x 1.000, jaargemiddelde) 717 966 971
Aantal kinderen WKB (x 1.000, jaargemiddelde) 1.323 1.756 1.771
Aantal alleenstaande ouders WKB (x 1.000, jaargemiddelde) 337 337 340
  1. Ministerie van Financiën, Toeslagen. Het betreft gegevens voor (verwachte) toegekende toeslagen per berekeningsjaar. De realisatiecijfers van 2019 zijn gebaseerd op de opgaven van aanvragers die nog kunnen wijzigen bij het definitief vaststellen van het recht op toeslag.

Ontvangsten

De ontvangsten betreffen grotendeels de ontvangsten ten gevolge van terugvorderingen van het kindgebonden budget. Nadat de toeslagen definitief zijn toegekend worden terugvorderingen ingesteld bij de huishoudens die meer hebben ontvangen dan waar ze recht op hadden op basis van hun vastgestelde inkomen. Omdat de definitieve afrekening achteraf plaatsvindt, zijn de ontvangsten in een bepaald jaar veelal gebaseerd op definitieve afrekeningen van eerdere jaren. De ontvangsten nemen vanaf 2021 toe als gevolg van de intensivering uit het regeerakkoord die in 2020 in werking treedt.

Artikel 11 Uitvoering

A. Algemene doelstelling

De overheid voorziet de uitvoeringsorganisaties van financiële middelen voor een rechtmatige, doelmatige, doeltreffende en klantgerichte uitvoering van socialezekerheidsregelingen, binnen de kaders die de overheid stelt.

De uitvoering van de socialezekerheidswetten vindt mede plaats door ZBO’s en RWT’s. De Minister van SZW bepaalt de kaders waarbinnen de uitvoering tot stand komt en stelt uitvoeringsbudget ter beschikking aan Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) inclusief het Bureau Keteninformatisering Werk en Inkomen (BKWI), de Sociale Verzekeringsbank (SVB) en het Inlichtingenbureau (IB). Hij maakt daarbij prestatieafspraken en stuurt op rechtmatige, doelmatige, doeltreffende en klantgerichte uitvoering. Hiertoe is een planning- en controlcyclus ingericht tussen de uitvoeringsorganen en het ministerie.

B. Rol en verantwoordelijkheid

De Minister is verantwoordelijk voor het doen uitvoeren van de sociale­zekerheidswetgeving door de uitvoeringsorganen en draagt zorg voor:

  1. de vormgeving, het onderhoud en de werking van het stelsel van wet- en regelgeving (wet SUWI) waarbinnen de uitvoeringsorganen opereren;
  2. de vormgeving van het stelsel van socialezekerheidswetten die UWV en de SVB uitvoeren;
  1. de vaststelling van de budgetten die aan UWV, de SVB en het IB beschikbaar worden gesteld met daarbij passende prestatieafspraken;
  1. de sturing van en het toezicht op de rechtmatige, doelmatige, doeltreffende en klantgerichte uitvoering door UWV, de SVB en het IB en de verantwoording daarover;
  1. de vaststelling van de omvang van de middelen die aan de Landelijke Cliëntenraad (LCR) beschikbaar worden gesteld.

Prestatie-indicatoren UWV en SVB

In onderstaande tabellen zijn indicatoren voor UWV en de SVB weergegeven die de doelmatigheid, rechtmatigheid en klantgerichtheid van de uitvoering weergeven.

Doelmatigheid: Percentage realisatie uitvoeringskosten binnen budget 100 100 100
Rechtmatigheid: Percentage rechtmatigheid 99,1 99,0 99,0
Klantgerichtheid: Cijfer klanttevredenheid uitkeringsgerechtigden 7,1 7 7
  1. UWV, jaarverslag 2019.
  2. UWV, jaarplan 2020.
  3. Deze streefcijfers worden opgenomen in het jaarplan 2021 van UWV.
Doelmatigheid: Reële efficiëntiegroei4 0,1 1,5 1,5
Rechtmatigheid: Percentage rechtmatigheid 100 99 99
Klantgerichtheid: Cijfer klanten 5 8 8
  1. SVB, Jaarverslag 2019.
  2. SVB, jaarplan 2020.
  3. Deze streefcijfers worden opgenomen in het jaarplan 2021 van de SVB.
  4. Norm is 1,5% efficiency-groei (kostenbesparing los van volume- en beleidswijzigingen) voor de grote wetten, uitzonderingen op specifieke wetten.
  5. Het klanttevredenheidsonderzoek vindt tweejaarlijks plaats en heeft in 2019 niet plaatsgevonden. In 2018 betrof het klant cijfer een 8,0.

C. Beleidswijzigingen

Voor de beleidswijzigingen per wet wordt verwezen naar de overige beleidsartikelen.

Stand van de uitvoering sociale zekerheid

In de Stand van de uitvoering is veel aandacht voor de gevolgen van de coronacrisis voor de uitvoering van de sociale zekerheid. Beide ZBO's zijn erin geslaagd om hogere volumes weg te werken en nieuwe taken met spoed op te pakken. In de brief wordt nader ingegaan op de maatregelen die UWV heeft moeten nemen om de dienstverlening te continueren (Kamerstukken II 2019/20, 26 448, nr. 634). Ook in 2021 zal de werkloosheid groot zijn. De nadruk wordt hierbij gelegd op het garanderen van de continuïteit van de dienstverlening en tijdigheid van betalingen.

Ministeriële Commissie Uitvoering (MCU)

Het kabinet heeft de Ministeriële Commissie Uitvoering (MCU) ingesteld. Via de samenhangende agenda «Werk voor de uitvoering» wordt gewerkt aan een aanpak voor urgente uitdagingen in de uitvoering. In september wordt het rapport «Werk aan uitvoering: handelingsperspectieven en samenvatting analyse» naar de Tweede Kamer verzonden. In dit rapport worden concrete handelingsperspectieven geschetst voor verbetering van de dienstverlening, wendbaarheid en toekomstbestendigheid voor de korte en langere termijn.

Intensivering uitvoering Sociale Zekerheid

De uitvoering van de sociale zekerheid is kwetsbaar en de continuïteit in het verlenen van de juiste dienstverlening staat onder grote druk. Burgers en bedrijven raken hierdoor in toenemende mate in de knel. De oorzaken zijn divers: een combinatie van herhaalde taakstellingen, digitaliseringsoperaties, implementatie van complexe beleidsopgaven en personeelstekorten. Sluipenderwijs is achterstallig onderhoud ontstaan en is de kwaliteit onder druk komen te staan. De coronacrisis heeft op slag duidelijk gemaakt waar het op aan komt als het puntje bij het paaltje komt: wendbare uitvoering in de publieke sector. Bij voorjaarsnota 2019 heeft het kabinet voor de probleemanalyse «Werk aan Uitvoering» structureel € 19 miljoen gereserveerd. Dit geld wordt gereserveerd voor ICT bij de SVB. Daarbovenop stelt het kabinet nu structureel € 100 miljoen beschikbaar voor UWV, SVB en BKWI vanaf 2022. Doel van de inzet is het waarborgen van de continuïteit van de uitvoering van de sociale zekerheid. De € 100 miljoen wordt ingezet voor het onderhoud en modernisering van ICT, het verbeteren en maatwerk bieden in de dienstverlening en voor artsen- en handhavingscapaciteit. Voor BKWI wordt structureel extra ontwikkelcapaciteit beschikbaar gesteld.

Als onderdeel van het steun- en herstelpakket om de economische gevolgen van de coronacrisis op te vangen wordt in 2021 de werkgeversdienstverlening geïntensiveerd. Ook wordt er budget beschikbaar gesteld voor scholingsexperts ten behoeve van de uitvoering van de tijdelijke regeling scholingsbudget UWV.

Dienstverlening WW, WGA en Wajong

In 2016 is UWV gestart met een nieuw dienstverleningsmodel voor WW-gerechtigden. In het regeerakkoord heeft het kabinet vanaf 2019 € 70 miljoen structureel vrijgemaakt voor het versterken van persoonlijke dienstverlening aan WW-, Wajong- en WGA-gerechtigden door UWV. De dienstverlening is tot en met maart 2020 zowel kwantitatief als kwalitatief ontwikkeld. Door corona zal het in 2021 moeilijker worden om te voldoen aan de kwantitatieve en kwalitatieve doelstellingen.

De hogere instroom in de WW vraagt om een aanzienlijke opschaling van de capaciteit maar deze wordt beperkt door opleidings- en inwerkmogelijkheden. De hoge instroom in combinatie met het tekort aan uitvoeringscapaciteit leidt op korte termijn tot een gemiddeld minder intensieve dienstverlening. Vanwege de onzekerheid van het instroomvolume, het gemiddeld recht op WW en de afstand tot de arbeidsmarkt van werkzoekenden is nu niet te zeggen op welke termijn dit normaliseert.

Sinds 2017 vindt er een effectmeting plaats op de dienstverlening voor WW- gerechtigden door UWV. De eerste tussenrapportage van de effectmeting stond gepland om in het voorjaar van 2020 te verschijnen. Vanwege een methodologische tegenvaller heeft de publicatie van de eerste tussenrapportage vertraging opgelopen. Deze zal na de zomer met de Tweede Kamer gedeeld worden. De eindrapportage zal conform de planning eind 2021 met de Tweede Kamer gedeeld worden.

Het ingezette WGA-praktijkonderzoek naar de effecten van intensievere, persoonlijke dienstverlening is gestart. De coronacrisis heeft uiteraard gevolgen voor de arbeidsmarkt en de verwachting is dan ook dat het tevens moeilijker zal worden om mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt aan werk te helpen.

Sociaal-medische beoordelingen

In de Stand van de uitvoering van december 2019 is aangekondigd in 2020 breed, met alle betrokkenen, over de toekomst van het sociaal-medisch beoordelen in gesprek te gaan. De afgelopen maanden vroeg de coronacrisis de volledige aandacht van alle betrokkenen, maar begin juni zijn de gesprekken hierover hervat. Ook blijft UWV werken aan het zo snel en zo breed mogelijk invoeren van taakdelegatie, om de beperkte capaciteit van verzekeringsartsen beter te benutten. In de tweede helft van 2020 wordt bepaald welke wijzigingen van wet- en regelgeving hiervoor exact worden voorgesteld, ook na nadere afstemming met UWV en de relevante beroepsgroepen.

Tevens worden samen met UWV afspraken gemaakt over het gemotiveerd aanvragen van WIA-herbeoordelingen. Op basis van een goede motivatie kunnen deze beoordelingen sneller en beter verlopen.

In februari is UWV daarnaast van start gegaan met het aangekondigde experiment om maatwerk te leveren aan WIA-gerechtigden in de categorie ‘WGA 80-100 medisch’. Het experiment zal begin 2021 worden afgerond.

Ook zal UWV in kaart brengen op welke manier een andere invulling van de eerstejaarsziektewetbeoordeling zou kunnen leiden tot een afname van het aantal verzekeringsartsen dat UWV voor die beoordeling nodig heeft. Al deze maatregelen en ontwikkelingen zullen worden toegelicht in de Stand van de uitvoering die in december naar de Tweede Kamer wordt verzonden.

Handhaving

Voor de bestrijding van WW fraude worden in 2021 aanvullende stappen gezet zoals het doorvoeren van aanpassingen in het adressenbeleid en het vertaalbeleid. Verder worden er verschillende risicomodellen ontwikkeld. Vanwege de coronacrisis is de business case verwijtbare werkloosheid die in 2020 zou starten uitgesteld. Het streven is om dit op 1 januari 2021 weer op te pakken. In november zullen SZW en UWV bezien in hoeverre dat realistisch is.

Er is een breed extern onderzoek naar misbruikrisico's. Doelstelling van het onderzoek is om zowel inzicht te krijgen in de misbruikrisico’s als het ontwikkelen van een integraal afwegingskader zodat UWV en SZW op een systematische wijze een gedeeld beeld hebben van de risico’s en de prioritering daarvan. In 2019 is de WW doorgelicht. Begin dit jaar is de doorlichting van de ZW en de WIA gestart, die naar verwachting eind oktober 2020 wordt afgerond.

Het structureel beschikbare budget voor handhaving van UWV is in 2020 structureel verhoogd met € 7,3 miljoen. Zowel bij het oppakken van meldingen als het doen van thematische handhavingsonderzoeken moest worden geprioriteerd. Daarom is er een aanvullend bedrag ter versterking van handhaving toegekend van € 10,5 miljoen in 2020 en structureel € 12,7 miljoen vanaf 2021.

Investeringen in ICT en personeelsbeleid

Vanaf 2017 werkt de SVB aan een meerjarig projectportfolio. Om de stabiliteit en wendbaarheid te vergroten, wordt ingezet op verdere technische vernieuwing, vermindering van de complexiteit en op de inzet van moderne techniek. Op het gebied van personeel wil de SVB meer wendbaar, flexibel en toekomstbestendig worden. De strategische personeelsplanning is hierin leidend.

D. Budgettaire gevolgen van beleid

Verplichtingen 519.087 606.979 655.858 572.373 537.133 545.031 541.486
Uitgaven 519.222 606.979 655.858 572.373 537.133 545.031 541.486
waarvan juridisch verplicht 100%
Bijdrage aan ZBO’s/RWT's 518.540 606.254 655.138 571.677 536.437 544.335 540.790
Uitvoeringskosten UWV 396.851 457.427 511.385 403.443 372.860 372.655 372.067
Uitvoeringskosten SVB 112.726 137.634 135.727 160.208 155.551 163.654 160.697
Uitvoeringskosten IB 8.963 11.193 8.026 8.026 8.026 8.026 8.026
Bijdrage aan (inter-)nationale organisaties 682 725 720 696 696 696 696
Landelijke Cliëntenraad 682 725 720 696 696 696 696
Ontvangsten 52.252 173 0 0 0 0 0

Budgetflexibiliteit

Bijdrage aan ZBO's/RWT's:

De bijdragen aan ZBO’s zijn 100% juridisch verplicht. Het betreft de uitvoeringsbudgetten van UWV, de SVB en het IB. Deze budgetten worden bij de goedkeuring van de jaarplannen vastgesteld.

Bijdrage aan (inter-)nationale organisaties:

De bijdrage aan nationale organisaties is 100% juridisch verplicht. Het betreft een bijdrage aan de LCR. Het budget wordt bij goedkeuring van het jaarplan vastgesteld.

Uitgaven 1.506.518 1.804.955 1.980.202 2.057.354 2.068.110 2.107.658 2.151.099
Bijdrage aan ZBO’s/RWT's 1.506.518 1.804.955 1.934.073 1.976.265 1.948.032 1.945.799 1.945.634
Uitvoeringskosten UWV 1.359.118 1.655.716 1.798.666 1.836.275 1.814.803 1.811.187 1.811.434
Uitvoeringskosten SVB 147.400 149.239 135.407 139.990 133.229 134.612 134.200
Nominaal 0 0 46.129 81.089 120.078 161.859 205.465
Ontvangsten 0 0 0 0 0 0 0

E. Toelichting op de financiële instrumenten

Bijdrage aan ZBO's/RWT's

De Minister van SZW stelt de financiële kaders vast voor UWV, de SVB en het Inlichtingenbureau, waarbinnen deze organisaties hun jaarplannen dienen op te stellen. Deze financiële kaders hebben alleen betrekking op de uitvoering van SZW-taken door genoemde ZBO’s. In de jaarplannen nemen UWV en de SVB een verdeling van de uitvoeringskosten naar wet en/of fonds op. De Minister stuurt in eerste aanleg op het totaalbudget per organisatie. Uitgangspunt daarbij is dat de organisaties zelfstandig de uitvoering organiseren en over de realisatie via het jaarverslag verantwoording afleggen aan de Minister van SZW.

Budgettaire ontwikkelingen

De uitvoeringskosten van UWV en de SVB wijzigen gedurende de jaren als gevolg van beleidswijzigingen en van volumeontwikkelingen in de onderscheiden wetten.

Per saldo stijgen de uitvoeringskosten (begrotings- en premiegefinancierd) van UWV in 2021 met circa €224 miljoen. De stijging heeft te maken met de forse oploop van de WW-volumes als gevolg van corona en de tijdelijke noodmaatregelen van het steunpakket die UWV uitvoert, zoals de NOW 1, NOW 2 en de Tofa.

Per saldo dalen de uitvoeringskosten (begrotings- en premiegefinancierd) van de SVB met circa € 16 miljoen. Deze daling is voor een groot deel het gevolg van een piek in de implementatiekosten van EESSI in 2020.

In de tabellen 101 en 102 zijn de uitvoeringskosten van UWV en de SVB toegedeeld aan de onderscheiden wetten en regelingen. Dit is een ex-ante raming op basis waarvan de bekostiging van ZBO’s plaatsvindt. De toedeling is extracomptabel. Hier is de loon- en prijsbijstelling nog niet aan toebedeeld.

UWV (incl. BKWI) 1.755.969 2.113.143 2.310.051 2.239.717 2.187.664 2.183.842 2.183.501
Begrotingsgefinancierd 396.851 457.427 511.385 403.443 372.860 372.655 372.067
IOW 2.586 2.514 2.510 3.130 3.939 4.394 4.525
Wajong 141.938 172.198 159.009 149.406 148.957 147.230 146.233
Re-integratie Wajong1 123.860 104.132 103.907 103.941 104.120 104.315 104.608
Basisdienstverlening 93.778 93.176 113.561 82.492 81.512 82.423 82.446
Beoordeling gemeentelijke doelgroep 20.000 20.000 20.000 20.000 20.000 20.000 20.000
Wsw indicatiestelling 4.048 1.405 1.359 1.315 1.272 1.232 1.195
Scholingsregeling WW 1.020 780 780 0 0 0 0
Scholingsexperiment WGA 0 500 0 0 0 0 0
NOW 1.0 0 20.000 50.000 15.000 0 0 0
NOW 2.0 0 20.000 50.000 15.000 0 0 0
NOW 3.0 0 7.000 0 0 0 0 0
TOFA 0 3.100 200 100 0 0 0
BKWI 9.620 12.622 10.060 13.060 13.060 13.060 13.060
Premiegefinancierd 1.359.118 1.655.716 1.798.666 1.836.275 1.814.803 1.811.187 1.811.434
WAO 84.435 48.542 46.466 45.129 43.671 42.278 40.514
IVA 128.844 103.974 104.582 105.898 111.030 116.898 121.653
WGA 258.050 293.134 321.883 331.259 337.718 348.174 359.835
WAZ 2.931 2.502 2.308 2.209 2.095 1.972 1.853
WW 542.251 752.819 848.121 853.181 819.700 798.503 781.075
ZW 310.854 328.263 348.426 371.277 372.366 373.909 375.507
WAZO 11.103 5.969 5.971 5.972 5.973 5.974 5.976
Re-integratie WAZ/WAO/WIA/ZW1 126.805 120.513 120.909 121.348 122.250 123.479 125.020
Toevoeging aan bestemmingsfonds/egalisatiereserve ‒ 106.155
  1. Dit zijn uitvoeringskosten. Re-integratie in de vorm van voorzieningen en/of trajecten staan weergegeven op beleidsartikel 3. De uitvoeringskosten re-integratie hebben betrekking op de werkzaamheden die UWV verricht ten behoeve van de inkoop van externe re-integratiediensten en de re-integratiedienstverlening voor werkzoekenden in de WIA, WAO en Wajong die UWV zelf aanbiedt.
SVB 260.126 286.953 271.134 300.198 288.780 298.266 294.897
Begrotingsgefinancierd 112.726 137.714 135.727 160.208 155.551 163.654 160.697
AKW 71.216 95.961 93.253 118.032 112.703 119.937 115.530
TAS 1.278 2.980 2.327 1.635 1.562 1.535 1.533
KOT/WKB 8.333 5.634 5.634 5.634 5.634 5.634 5.634
AIO 28.901 30.581 31.992 32.888 33.649 34.564 36.036
Bijstand buitenland 265 224 224 224 224 223 224
OBR 600 503 489 0 0 0 0
Remigratiewet 2.133 1.832 1.808 1.794 1.779 1.762 1.740
Premiegefinancierd 147.400 149.239 135.407 139.990 133.229 134.612 134.200
AOW 135.800 140.333 126.962 131.674 124.961 126.371 126.017
Anw 11.600 8.906 8.445 8.316 8.268 8.241 8.183

Bijdragen aan (inter-)nationale organisaties

De Landelijke Cliëntenraad (LCR) is een overlegorgaan ingesteld bij Wet SUWI, waarin landelijke cliëntenorganisaties, vertegenwoordigers van gemeentelijke cliëntenraden en vertegenwoordigers van de centrale cliëntenraden van de SVB en UWV zitting hebben. De LCR heeft tot taak periodiek te overleggen met UWV, de SVB, de gemeenten en de Minister van SZW over onderwerpen op het terrein van werk en inkomen. De Minister van SZW stelt de financiële kaders vast voor de LCR, waarbinnen de LCR een jaarplan dient op te stellen.

Artikel 12 Rijksbijdragen

A. Algemene doelstelling

De overheid borgt voldoende dekking in sociale fondsen.

De financiering van de sociale fondsen loopt hoofdzakelijk via premie-inning. In een aantal gevallen acht de overheid premieheffing niet wenselijk, bijvoorbeeld om te voorkomen dat premiepercentages blijvend toenemen en daarmee een evenwichtige koopkrachtontwikkeling in de weg staan. In andere gevallen acht de overheid financiering van een regeling via de algemene middelen passender, maar wordt wel gekozen voor uitvoering via de sociale fondsen. De sociale fondsen worden in dat geval via rijksbijdragen voorzien van voldoende financiering.

B. Rol en verantwoordelijkheid

De Minister financiert de sociale fondsen uit de algemene middelen, al dan niet in aanvulling op premieheffing. Hij is in deze rol verantwoordelijk voor:

  1. de vaststelling van de hoogte van de rijksbijdragen aan de desbetreffende sociale fondsen;
  1. het betalen van de rijksbijdragen aan de sociale fondsen.

C. Beleidswijzigingen

Voor 2021 zijn er geen beleidswijzigingen op dit artikel.

D. Budgettaire gevolgen van beleid

Verplichtingen 17.426.873 20.159.500 22.756.024 23.390.851 23.699.121 24.171.823 25.132.338
Uitgaven 17.426.873 20.159.500 22.756.024 23.390.851 23.699.121 24.171.823 25.132.338
waarvan juridisch verplicht 100%
Bijdrage aan sociale fondsen 17.426.873 20.159.500 22.756.024 23.390.851 23.699.121 24.171.823 25.132.338
Kosten heffingskortingen AOW 2.209.900 2.029.300 2.300.400 2.363.300 2.419.100 2.494.800 2.558.600
Vermogenstekort Ouderdomsfonds 14.881.500 17.851.600 20.197.900 20.777.000 21.024.900 21.418.000 22.311.700
Tegemoetkoming arbeidsongeschikten 160.212 157.368 156.131 158.065 160.686 162.751 164.529
Zwangere zelfstandigen 175.261 80.671 79.623 81.219 83.168 85.005 86.242
Transitievergoeding 0 40.561 21.970 11.267 11.267 11.267 11.267
Ontvangsten 8.410 82 0 0 0 0 0

Budgetflexibiliteit

Bijdrage aan sociale fondsen:

De bijdragen aan sociale fondsen zijn 100% juridisch verplicht. De rijksbijdrage in de kosten van heffingskortingen AOW en het vermogenstekort Ouderdomsfonds zijn juridisch verplicht volgens de Wet financiering sociale verzekeringen. De rijksbijdrage tegemoetkoming arbeidsongeschikten is juridisch verplicht volgens de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA), de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen (WAZ) en de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO). De rijksbijdrage zwangere zelfstandigen is juridisch verplicht volgens de Wet arbeid en zorg. De Rijksbijdrage transitievergoeding komt voort uit de Wet aanpassing transitievergoeding bij bedrijfseconomische redenen en langdurige arbeidsongeschiktheid. Hoofdstuk 5.1, sociale fondsen SZW, gaat nader in op de financiering van de sociale fondsen.

E. Toelichting op de financiële instrumenten

Bijdrage aan sociale fondsen

Rijksbijdrage in de kosten van heffingskortingen AOW

Deze rijksbijdrage compenseert de gewijzigde premieopbrengst die het gevolg is van de invoering van de Wet inkomstenbelasting 2001. De hoogte van deze rijksbijdrage wordt jaarlijks aangepast aan de geraamde kosten van de heffingskortingen en wijzigingen van de belasting- en premietarieven in de eerste schijf.

Budgettaire ontwikkelingen

De uitgaven aan de BIKK AOW nemen in 2021 toe. Dat heeft twee oorzaken. Ten eerste neemt de omvang van de heffingskortingen toe, omdat bijvoorbeeld de arbeidskorting en de algemene heffingskorting worden verhoogd. De rijksbijdragen in de kosten van heffingskortingen stijgen dan mee. Ten tweede daalt per 2021 het belastingtarief van de 1e schijf. Hiermee wordt het aandeel van de AOW-en WLZ-premies in de kosten van de heffingskortingen groter en de compensatie daarvoor via de rijksbijdrage dus ook.

Rijksbijdrage vermogenstekort Ouderdomsfonds

De uitgaven uit het Ouderdomsfonds worden grotendeels gedekt door de premie-inkomsten. De hoogte van de AOW-premie is echter wettelijk gemaximeerd om te voorkomen dat de groeiende AOW-uitgaven leiden tot een alsmaar stijgende AOW-premie en een onevenwichtige koopkrachtontwikkeling. Dit leidt tot een jaarlijks exploitatietekort in het Ouderdomsfonds. De rijksbijdrage Ouderdomsfonds is bedoeld om het exploitatietekort in het Ouderdomsfonds aan te vullen zodat er een neutrale kaspositie voor dit fonds bestaat.

Budgettaire ontwikkelingen

De uitgaven aan de rijksbijdrage vermogenstekort Ouderdomsfonds stijgen in 2021. Dat komt enerzijds doordat de premie-inkomsten van het Ouderdomsfonds lager worden geraamd. Hierdoor moet de rijksbijdrage hoger zijn om het exploitatietekort van het fonds aan te vullen. Tegelijkertijd blijven de AOW-uitgaven stijgen. Ook dat zorgt voor een hogere rijksbijdrage.

Rijksbijdrage tegemoetkoming arbeidsongeschikten

De Wet Tegemoetkoming Chronisch zieken en Gehandicapten (Wtcg) is vanaf 2014 afgeschaft. De regeling van de tegemoetkoming arbeidsongeschikten is overgeheveld van de Wtcg naar de WIA, de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong), de WAZ en WAO. De tegemoetkomingen voor de categorieën WAO, WAZ, IVA en WGA worden gefinancierd uit een rijksbijdrage die in het Toeslagenfonds wordt gestort. In deze rijksbijdrage zijn daarnaast de uitvoeringskosten van UWV opgenomen. De tegemoetkomingen voor arbeidsongeschikten worden verantwoord op de beleidsartikelen 3 en 4.

Budgettaire ontwikkelingen

De AO-tegemoetkoming stijgt licht de komende jaren door de verwachte stijging van het aantal rechthebbenden in de onderliggende regelingen.

Rijksbijdrage zwangere zelfstandigen

De regeling Zelfstandig en Zwanger (ZEZ) voorziet in een uitkering aan zelfstandigen voorafgaand aan en volgend op de bevalling (zie ook beleidsartikel 6). Deze regeling wordt gefinancierd via een rijksbijdrage aan het Arbeidsongeschiktheidsfonds. Ook de uitkeringen voor zwangere alfahulpen worden via deze rijksbijdrage gefinancierd. In deze rijksbijdrage zijn daarnaast de uitvoeringskosten van UWV opgenomen.

Budgettaire ontwikkelingen

De geraamde uitgaven aan de ZEZ zijn de komende jaren redelijk constant.

Rijksbijdrage transitievergoeding

De Wet transitievergoeding bij ontslag wegens bedrijfseconomische omstandigheden of langdurige arbeidsongeschiktheid regelt vanaf 1 april 2020 compensatie voor werkgevers voor verstrekte transitievergoedingen aan werknemers van wie de dienstbetrekking is geëindigd na langdurige arbeidsongeschiktheid. De regeling kent terugwerkende kracht tot 1 juli 2015. Dit wetsvoorstel wordt grotendeels gefinancierd via werkgeverspremies. Voor een klein deel is er een rijksbijdrage aan het Algemeen Werkloosheidsfonds.

Budgettaire ontwikkelingen

De rijksbijdrage transitievergoeding bedraagt structureel circa € 11 miljoen. In 2020 en 2021 vindt compensatie van werkgevers met terugwerkende kracht tot 1 juli 2015 plaats. Hierdoor is de rijksbijdrage in 2020 en 2021 hoger.

Artikel 13 Integratie en maatschappelijke samenhang

A. Algemene doelstelling

De overheid bevordert de maatschappelijke samenhang en sociale stabiliteit door participatie en inburgering van iedereen met een migratieachtergrond en het doen accepteren van culturele diversiteit in de samenleving.

In het integratiebeleid ligt de nadruk op het doen ontstaan van sociale stabiliteit in een samenleving die in cultureel opzicht steeds meer divers wordt. Een sociaal stabiele samenleving houdt in dat:

  1. mensen zelfredzaam zijn en zonder belemmeringen kunnen meedoen;
  1. zij in al hun verscheidenheid met elkaar samenleven;
  1. iedereen zich thuisvoelt ongeacht herkomst, religie of levensovertuiging.

Dit wordt gerealiseerd door:

  1. het bevorderen van samenhang en het voorkomen van maatschappelijke spanningen;
  1. het werken aan een evenredige positie en participatie in de Nederlandse samenleving en aan een evenredig bereik en effectiviteit van voorzieningen voor alle burgers in Nederland;
  1. het ervoor zorgen dat nieuwkomers snel de Nederlandse taal machtig zijn en kennis hebben van de Nederlandse samenleving.

B. Rol en verantwoordelijkheid

De Minister stimuleert met behulp van onder andere financiële instrumenten de zelfredzaamheid en deelname aan de samenleving van migranten, en het samenleven met elkaar in de diverse samenleving. De samenlevingsvraagstukken verschillen per gemeente of regio. De rol van de Minister bij het oplossen hiervan is een faciliterende. Hij financiert een uitkeringsregeling (Remigratiewet), een leenstelsel voor degenen die moeten inburgeren en voorinburgering en maatschappelijke begeleiding voor nieuwkomers. Hij is in deze rollen verantwoordelijk voor:

  1. de vormgeving, het onderhoud en de werking van het inburgeringsstelsel;
  1. de visie en samenhang van het integratiebeleid en de daarvoor benodigde kennis;
  1. het aanspreken van de vakdepartementen op hun verantwoordelijkheid ervoor te zorgen dat reguliere voorzieningen toegankelijk en effectief zijn voor alle burgers;
  1. de uitvoering van de Remigratiewet, de Wet inburgering en de Wet inburgering buitenland.

Voor personen die vóór 1 juli 2021 inburgeringsplichtig worden, ligt de uitvoering van het inburgerings (onder meer examens)- en leenstelsel bij de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) en de uitvoering van de voorinburgering bij het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA). Voor personen die na 1 juli 2021 inburgeringsplichtig worden krijgen gemeenten de regierol over de uitvoering van inburgering. DUO blijft ook in het nieuwe stelsel een belangrijke ketenpartner en is verantwoordelijk voor onder andere het vaststellen van de inburgeringsplicht, het vaststellen van de inburgeringstermijnen, de verlenging daarvan, het laten afnemen van examens en de handhaving van de inburgeringsplicht aan het einde van het inburgeringstraject. Het COA blijft voorinburgering aanbieden in nauw contact met gemeenten. De Minister van OCW is eigenaar van DUO en de Minister van J&V van COA. Vanuit deze rol zijn laatstgenoemde ministers verantwoordelijk voor de kwaliteit en continuïteit van de uitvoering en daaronder valt de dienstverlening van DUO respectievelijk COA aan het Ministerie van SZW. Gemeenten krijgen middelen voor uitvoeringskosten via het Gemeentefonds en middelen voor inburgeringsvoorzieningen via een specifieke uitkering.

C. Beleidswijzigingen

Implementatie Veranderopgave Inburgering

Het kabinet is voornemens om per 1 juli 2021 het nieuwe inburgeringsstelsel in werking te laten treden (Kamerstukken II 2019/2020, 35 483, nr. 2). Voor inburgeraars die voor die tijd inburgeringsplichtig zijn geworden, blijft de Wi2013 van toepassing. In het nieuwe stelsel krijgen gemeenten de regie over de uitvoering van inburgering. In 2021 zullen zij zich bezighouden met het inrichten van het inburgeringsbeleid en de implementatie van het nieuwe stelsel. VNG en Divosa begeleiden gemeenten bij deze implementatie en worden hierin financieel ondersteund door SZW.

Verdere Integratie op de Arbeidsmarkt

In het programma Verdere Integratie op de Arbeidsmarkt (VIA) wordt tot en met 2021 in een achttal pilots onderzocht ‘wat werkt’ om de arbeidsmarktpositie en –participatie van mensen met een niet-westerse migratieachtergrond te verbeteren. In 2021 zijn 6 van de 8 pilots afgerond, 2 pilots lopen door tot in 2022. De lessen uit deze pilots worden in samenwerking met gemeenten, UWV, onderwijsinstellingen, de sociale partners en maatschappelijke organisaties verspreid en geïmplementeerd. Vanaf 2021 wordt aanvullende monitoring ingezet om veranderingen in de arbeidsmarktpositie en –participatie van mensen met een niet-westerse migratieachtergrond te meten.

Brede Weerbaarheidsagenda 2021-2025

De sociale stabiliteit in Nederland staat onder druk. Onbehagen, racisme, discriminatie, misbruik van vrijheden door antidemocratisch, antirechtsstatelijk en onverdraagzaam gedrag vormen een reële bedreiging. Om de sociale stabiliteit veilig te stellen is extra inzet nodig die complementair is aan de veiligheidsaanpak. Hiervoor wordt de Brede Weerbaarheidsagenda 2021-2025 ontwikkeld (Kamerstukken II 2019/2020, 30 821, nr. 114). Het geeft aan hoe de Rijksoverheid deze versterking in samenwerking met andere partijen invulling geeft. Ook activiteiten die voortvloeien uit de bevindingen en aanbevelingen in het eindverslag van de parlementaire ondervragingscommissie naar ongewenste beïnvloeding uit onvrije landen worden ondergebracht in deze agenda.

D. Budgettaire gevolgen van beleid

Verplichtingen 221.009 217.121 236.697 252.207 238.532 227.414 220.503
Uitgaven 220.838 216.621 237.197 252.207 238.532 227.414 220.503
waarvan juridisch verplicht 97,0%
Inkomensoverdrachten 41.893 42.126 41.681 41.273 40.935 40.498 39.833
Remigratiewet 41.890 42.126 41.681 41.273 40.935 40.498 39.833
Inburgering 3 0 0 0 0 0 0
Subsidies (regelingen) 12.503 16.736 15.618 8.932 8.582 8.582 8.582
Opbouw kennisfunctie integratie 2.746 2.736 2.736 2.600 2.250 2.250 2.250
Vluchtelingenwerk Nederland 1.030 1.084 1.032 1.032 1.032 1.032 1.032
Vroege integratie en participatie 0 0 3.800 3.800 3.800 3.800 3.800
Overige subsidies 8.727 12.916 8.050 1.500 1.500 1.500 1.500
Opdrachten 10.268 16.622 12.171 12.728 13.078 13.078 11.878
Inburgering en Integratie 8.675 14.922 10.471 11.028 11.378 11.378 10.178
Remigratie 1.593 1.700 1.700 1.700 1.700 1.700 1.700
Bijdrage aan agentschappen 18.280 20.630 11.873 10.041 10.041 10.041 10.041
DUO 18.280 20.630 11.873 10.041 10.041 10.041 10.041
Bijdrage aan ZBO’s/RWT's 10.755 14.817 17.245 17.245 17.245 17.245 17.245
COA 10.755 14.817 17.245 17.245 17.245 17.245 17.245
Bijdrage aan medeoverheden 0 8.462 60.133 105.731 117.315 121.865 121.865
Gemeenten maatschappelijke begeleiding 0 8.462 21.950 11.166 0 0 0
Gemeenten inburgeringsvoorzieningen 0 0 38.183 94.565 117.315 121.865 121.865
Leningen 127.139 97.228 78.476 56.257 31.336 16.105 11.059
DUO 127.139 97.228 78.476 56.257 31.336 16.105 11.059
Ontvangsten 4.218 1.800 1.000 1.000 1.000 1.000 1.000
Ontvangsten algemeen 775 0 0 0 0 0 0
Leningen 3.443 1.800 1.000 1.000 1.000 1.000 1.000

Budgetflexibiliteit

Inkomensoverdrachten:

De inkomensoverdrachten volgen uit wet- en regelgeving op het terrein van de Remigratiewet en zijn daarmee voor 100% juridisch verplicht.

Subsidies:

De subsidies zijn voor 70% juridisch verplicht. De subsidies voor opbouw kennisfunctie integratie, Vluchtelingenwerk Nederland en vroege integratie en participatie zijn gebaseerd op meerjarige afspraken met de ontvangende organisaties. Daarnaast is er sprake van verplichtingen ten aanzien van toegekende incidentele subsidies als gevolg van toezeggingen aan de Tweede Kamer in de vorm van diverse amendementen. Van de overige subsidies is 44% juridisch verplicht.

Opdrachten:

De middelen voor opdrachten zijn voor het onderdeel Remigratie geheel juridisch verplicht. De overige middelen zijn voor een groot deel benodigd om noodzakelijke uitgaven te doen in het kader van de inburgeringsexamens en het beheer van het examen- en leenstelsel. Hiervoor loopt thans een nieuwe aanbesteding die begin 2021 tot een verplichting zal leiden. Uitgangspunt is dat 80% juridisch verplicht is.

Bijdragen aan agentschappen:

De bijdrage aan de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) ten behoeve van het beheer van het examenstelsel en de uitvoering van het leenstelsel is gebaseerd op gemaakte afspraken en daarmee 100% juridisch verplicht.

Bijdragen aan ZBO's/RWT's:

De bijdrage aan ZBO’s is bedoeld voor de uitvoering van de voorinburgering door het Centraal Orgaan Asielzoekers (COA) en is daarmee 100% juridisch verplicht.

Bijdragen aan medeoverheden:

De bijdrage aan gemeenten voor maatschappelijke begeleiding volgt uit bestuurlijke afspraken met de VNG, die zijn vastgelegd in regelgeving inzake inburgering. De uitkering aan gemeenten ten behoeve van inburgeringsvoorzieningen wordt onderdeel van de nieuwe Wet inburgering. Daarmee zijn deze uitgaven 100% juridisch verplicht.

Leningen:

Het leenstelsel is gebaseerd op de Wet Inburgering 2013 en daarmee zijn de uitgaven in de vorm van leningen 100% juridisch verplicht.

E. Toelichting op de financiële instrumenten

Het integratiebeleid, dat de maatschappelijke samenhang en sociale stabiliteit bevordert, heeft als einddoel dat groepen met een migratieachtergrond dezelfde maatschappelijke positie innemen als groepen zonder migratieachtergrond. Dit doel komt dichterbij als de verschillen tussen de groepen afnemen. Drie belangrijke maten hiervoor zijn de arbeidsparticipatie, de werkloosheid en het aandeel leerlingen dat in het voortgezet onderwijs de hogere vormen (havo en vwo) volgt.

De figuren 6, 7 en 8 presenteren de ontwikkeling in deze indicatoren: de aandelen van de bevolking met betaald werk, het werkloosheidspercentage en het aandeel leerlingen in de derde klas van het voortgezet onderwijs dat havo of vwo volgt naar achtergrond, generatie en (school)jaar. De figuren laten verschillen zien zowel tussen de uiteenlopende herkomstgroepen als tussen de generaties binnen dezelfde herkomstgroep.

In het algemeen tonen de grafieken dat de positie van groepen met een migratieachtergrond nog ongunstiger is in vergelijking tot de groep zonder migratieachtergrond, waarbij de positie van de 2e generatie veelal beter is dan die van de 1e generatie. De arbeidsparticipatie (figuur 6) van de groepen met een migratieachtergrond stijgt in het algemeen gedurende de laatste drie jaren en het verschil met autochtonen neemt af. Bij de 2e generatie met Surinaamse en Antilliaanse achtergrond is de participatiegraad nu hoger dan onder de groep met autochtoon Nederlandse achtergrond. Ook bij de werkloosheid (figuur 7) tekent zich een positieve ontwikkeling af: de werkloosheid daalt voor de meeste herkomstcategorieën de afgelopen drie jaar sneller dan onder de autochtoon Nederlandse groep zodat de achterstand afneemt. Wel ligt bij een aantal categorieën de werkloosheid onder de 2e generatie nog hoger dan onder de 1e. In het onderwijs zien we dat bij de meeste categorieën het aandeel leerlingen dat in het 3e leerjaar de hogere vormen (havo of vwo) volgt in het algemeen toeneemt (figuur 8) maar dat het verschil met autochtoon Nederlandse leerlingen in stand blijft aangezien zich ook bij deze categorie een stijging aftekent.

Figuur 6 Kerncijfers integratie: netto arbeidsparticipatie2 (%)

Bron: CBS, Kernindicatoren Integratie.

Figuur 7 Kerncijfers integratie: werkloze beroepsbevolking3 (%)

Bron: CBS, Kernindicatoren Integratie.

Figuur 8 Kerncijfers integratie: Aandeel havo/vwo-leerlingen in het 3e leerjaar van het voortgezet onderwijs (%)

Bron: CBS, Kernindicatoren Integratie.

Inkomensoverdrachten

Een remigratievoorziening is een maandelijkse uitkering op grond van de Remigratiewet met eventueel een tegemoetkoming in de kosten van een ziektekostenverzekering. Deze uitkering geldt voor personen die naar Nederland kwamen voor arbeid en vestiging, maar nu een dringende wens tot terugkeer hebben, omdat zij in een uitzichtloze en afhankelijke situatie (uitkering) verkeren en zelf hun remigratie niet kunnen bekostigen. Om voor een dergelijke uitkering in aanmerking te komen gelden criteria betreffende onder meer leeftijd, verblijfsduur in Nederland, doelgroep en herkomstland. Met de wijziging van de Remigratiewet per 1 juli 2014 zijn de criteria om in aanmerking te komen voor een remigratievoorziening aangescherpt. Tevens vervalt per 1 januari 2025 de mogelijkheid om een beroep te doen op een remigratievoorziening

Op de uitkeringen remigratievoorziening is het woonlandbeginsel van toepassing. Voorts kunnen er volledige, gekorte of nihil-uitkeringen worden verstrekt (na verrekening van overige inkomsten uit uitkeringen). Een gemiddelde uitkering van personen die vanaf 1 april 2000 zijn vertrokken is voor 2021 geraamd op € 507 per maand. Uitvoering van de wet is opgedragen aan de SVB.

Budgettaire ontwikkelingen

De uitgaven beginnen als gevolg van de eerder genoemde verscherping van de voorwaarden om in aanmerking te komen voor een uitkering in 2021 te dalen. Aanvankelijk werd deze daling nog vertraagd door de verhoging van de AOW-leeftijd, waardoor personen langer in de regeling blijven, en met de extra toeloop op de regeling voordat de wet in 2014 werd aangepast. In de meerjarenraming wordt rekening gehouden met de temporisering van de AOW-leeftijd uit het principeakkoord over de vernieuwing van het pensioenstelsel.

Beleidsrelevante kerncijfers

Aantal remigranten met een periodieke uitkering ( x 1.000 personen, ultimo)2 14 13 13
  1. SVB, jaarverslag.
  2. Inclusief nihil-uitkeringen: de remigrant heeft recht op een remigratie-uitkering, maar na verrekening van andere, exporteerbare uitkeringsgelden wordt het bedrag op nihil vastgesteld.

Subsidies

De jaarlijkse subsidie voor vroege integratie en participatie is niet nieuw in 2021, maar is apart zichtbaar gemaakt, omdat deze structureel van aard is. Het betreft een subsidie aan het COA voor de screening en matching van asielstatushouders.

De post overige subsidies bestaat in 2021 met name uit incidentele subsidies in het kader van de implementatie van het nieuwe inburgeringsstelsel. Het betreffen onder meer subsidies aan Divosa en VNG.

Opdrachten

Het budget voor opdrachten in het kader van inburgering en integratie is in 2021 wat hoger dan in de jaren erna. Er zijn middelen aan toegevoegd voor de implementatieactiviteiten voor het nieuwe inburgeringsstelsel. De dekking hiervoor komt uit de bij het regeerakkoord beschikbaar gestelde middelen. Aan het budget waren eerder extra middelen toegevoegd voor activiteiten in het kader van het programma VIA. Het gaat daarbij om het uitvoeren van pilots om in de praktijk na te gaan welke beleidsaanpak effectief is. Zo vindt de beleidsontwikkeling nadrukkelijk evidence based plaats.

Uit het reguliere budget worden aanbestedingen bekostigd in verband met ontwikkeling, onderhoud en vernieuwing van inburgeringsexamens, onderzoek en methodiekontwikkeling, en voorlichting op het terrein van integratieonderwerpen (weerbare samenleving en sociale stabiliteit, tegengaan van sociale spanningen binnen een sociaal diverse samenleving, etc.).

Een voorbeeld van een opdracht die uit dit budget wordt bekostigd is de monitoring- en onderzoeksstructuur waarbij op basis van registergegevens door het CBS en periodieke surveys van het SCP de maatschappelijke positie en ontwikkeling van uiteenlopende groepen met en zonder migratieachtergrond worden bijgehouden.

Inburgeringsplichtige nieuwkomers die een kennisgeving van DUO krijgen (x 1.000 personen, ultimo) 181 18 19,6
Inburgeraars die slagen voor het inburgeringexamen(x 1.000 personen, ultimo)2 321 23 24
Asielgerechtigde nieuwkomers die deelnemen aan de voorbereiding op inburgering in de opvang van COA (x 1.000 personen, ultimo) 4,63 5,0 6,4
Asielgerechtigde nieuwkomers die deelnemen aan de maatschappelijke begeleiding door gemeenten (x 1.000 personen, ultimo) 71 10 10
  1. DUO, informatiesysteem Inburgering.
  2. Dit kan zowel op A2 niveau zijn als op niveau Staatsexamen B1 of B2.
  3. COA, voortgangsrapportages.

Bijdrage aan agentschappen

DUO voert het examen- en leenstelsel inburgering uit. Ook vervult het agentschap taken op het vlak van de handhaving inburgeringsplicht. DUO ontvangt hiervoor een bijdrage van het Ministerie van SZW. In 2019 en 2020 is het budget tijdelijk verhoogd om achterstanden bij de examens weg te werken. Vanaf 2021 daalt het budget weer naar het meer reguliere niveau. Vanaf de inwerkingtreding van de nieuwe Wet inburgering verandert de taak van DUO en naar verwachting wijzigt hierdoor het budget dat nu op dit artikel staat. Vanuit de beschikbare regeerakkoordmiddelen voor taalles bij integratie zijn middelen gereserveerd op artikel 99 voor nieuwe taken bij DUO. Met DUO wordt het gesprek gevoerd over het benodigde budget voor de taken in het nieuwe stelsel. Wanneer daar meer duidelijkheid over is zullen de benodigde middelen aan de bijdrage aan agentschappen worden toegevoegd.

Bijdrage aan ZBO's/RWT's

Het Ministerie van SZW verstrekt het COA jaarlijks een bijdrage voor de voorinburgering van asielmigranten in de AZC’s. De bijdrage voor 2021 en verdere jaren is hoger dan in 2020, omdat de in de raming verwerkte volumeprognose uitgaat van een hoger aantal vergunninghouders dan in de begrotingsstand 2020, op basis van de offerte en een tussentijdse uitvoeringsrapportage van het COA. Het lagere volume in 2020 is mede het gevolg van de coronacrisis waardoor de voorinburgering een tijdje stil heeft gelegen.

Bijdrage aan medeoverheden

Het Ministerie van SZW verstrekt gemeenten via een decentralisatie-uitkering (DU) financiële middelen voor het verlenen van maatschappelijke begeleiding aan inburgeringsplichtige vergunninghouders die zich in een gemeente vestigen. Voor vergunninghouders die na inwerkingtreding van de nieuwe Wet inburgering de inburgeringsplicht krijgen opgelegd, wordt de financiële bijdrage voor maatschappelijke begeleiding onderdeel van de specifieke uitkering.

De regering is voornemens om per 1 juli 2021 een nieuw inburgeringsstelsel in werking te laten treden waarin gemeenten verantwoordelijk worden voor de inkoop van inburgeringsvoorzieningen. Het Ministerie van SZW verstrekt hiertoe vanaf 2021 een financiële bijdrage aan gemeenten via een specifieke uitkering. Hieruit worden naast de maatschappelijke begeleiding onder andere ook de inburgeringscursussen gefinancierd.

Leningen

Het Ministerie van SZW verleent – indien zij of hun partner niet over voldoende financiële middelen beschikken – via DUO leningen aan migranten met de plicht tot inburgering. Het leenstel hanteert het draagkrachtbeginsel. Asielmigranten die met succes en tijdig hun inburgering afronden hoeven de lening niet terug te betalen. Voor asielmigranten die onder het nieuwe stelsel vallen, komt een inburgeringsaanbod van gemeenten in de plaats van de lening. De groep overige migranten zal ook in het nieuwe stelsel gebruik kunnen maken van een sociale lening. Terugbetaling geschiedt in beginsel in termijnen voor de duur van 10 jaar. Ook migranten die eerst gealfabetiseerd moeten worden, kunnen van het leenstelsel gebruik maken.

Toegekende leningen
Aantal aan inburgeraars toegekende leningen (x 1.000 personen, ultimo) 11 12 9
Terugbetaalde leningen
Aantal terugbetalende inburgeraars die in het betreffende jaar een terugbetaling op hun lening doen (x 1.000 personen, ultimo) 13 11 14
Kwijtgescholden leningen
Aantal inburgeraars met kwijtgescholden lening (x 1.000 personen, ultimo) 21 17 11
Totaalbedrag kwijtgescholden leningen inclusief rente (x € 1 mln) 181 150 100

Ontvangsten

De ontvangsten op dit artikel bestaan uit terugbetalingen op leningen. Op de leningen die terugbetaald moeten worden is het draagkrachtbeginsel van toepassing. De verwachting is daarom dat er beperkte ontvangsten vanuit het leenstelsel zullen komen.

4. Niet-beleidsartikelen

Artikel 96 Apparaat Kerndepartement

A. Budgettaire gevolgen

Dit artikel bevat alle personele en materiële uitgaven en ontvangsten van het Ministerie van SZW. In beleidsartikel 11 staat een toelichting op de bijdragen aan ZBO’s.

Verplichtingen 353.723 417.426 404.477 405.809 397.685 399.749 398.178
Uitgaven 351.632 417.426 404.477 405.809 397.685 399.749 398.178
Personele uitgaven 275.872 328.243 325.582 323.783 317.534 317.223 317.135
waarvan eigen personeel 262.756 315.240 317.054 315.234 308.885 308.674 308.486
waarvan inhuur externen 10.935 10.669 5.658 5.479 5.364 5.264 5.264
waarvan overige personele uitgaven 2.181 2.334 2.870 3.070 3.285 3.285 3.385
Materiële uitgaven 75.760 89.183 78.895 82.026 80.151 82.526 81.043
waarvan ICT 15.178 23.902 15.018 17.734 16.114 18.787 16.787
waarvan bijdrage aan SSO's 45.478 46.292 46.940 47.393 47.415 47.384 47.384
waarvan overige materiële uitgaven 15.104 18.989 16.937 16.899 16.622 16.355 16.872
Ontvangsten 41.730 57.771 58.761 60.013 58.235 57.084 57.084

B. Toelichting op de financiële instrumenten

Personele en materiële uitgaven

De totale begrote apparaatsuitgaven voor het kerndepartement bedragen in 2021 € 404,5 miljoen. Hiervan heeft € 325,6 miljoen betrekking op personele uitgaven en € 78,9 miljoen op materiële uitgaven.

Aan de stijging van de uitgaven vanwege de opbouw van de Rijksschoonmaakorganisatie (RSO) en de uitbreiding van met name de Inspectie SZW voor het versterken van de handhavingsketen in het licht van het Inspectie Control Framework (ICF) is een einde gekomen. Vanaf 2021 blijven de totale apparaatsuitgaven ongeveer op hetzelfde niveau.

Het verloop bij het budget voor eigen personeel in de jaren 2019-2022 wordt naast bovenstaande verklaard door de invoering van het individueel keuzebudget voor rijksambtenaren. Dit leidt tot incidentele meerkosten in 2020. Ten slotte zijn er interne uitvoeringskosten voor de NOW. Het budget externe inhuur ligt in 2020 en verder op een lager niveau dan 2019. In de afgelopen jaren is het budget externe inhuur aangevuld vanuit ICT vanwege inhuur voor automatiseringsprojecten. In 2020 is er een incidentele piek bij ICT vanwege de voorziene overgang naar een nieuwe ICT-leverancier voor de opsporingsdienst van de Inspectie.

Ontvangsten

De ontvangsten hebben voor het grootste deel betrekking op de facturering door RSO van schoonmaakkosten aan de afnemers. Daarnaast zijn er ontvangsten van andere departementen en terugontvangsten van apparaat.

Rijksschoonmaakorganisatie

De RSO is in 2016 gestart met het uitvoeren van de schoonmaakactiviteiten. De opbouw van de organisatie zal geleidelijk plaatsvinden naar gelang er meer departementen aansluiten. Vanaf 2021 zijn alle beoogde departementen aangesloten. De schoonmakers zijn in dienst van het Rijk. De bijbehorende uitgaven komen ten laste van de begroting van het Ministerie van SZW.

Op de begroting van SZW zijn taakstellende ontvangsten voor de RSO opgenomen. Facturering aan de opdrachtgevers vindt plaats op basis van meerjarige dienstverleningsafspraken. Dit houdt in dat de uitgaven voor schoonmaak zowel bij de departementen als bij SZW op de begroting staan. Tabel 109 geeft een splitsing van de totale apparaatsbedragen in kerndepartement exclusief RSO en RSO.

Kerndepartement exclusief RSO
Uitgaven 313.209 362.976 352.709 354.041 345.917 347.981 346.410
Ontvangsten 7.006 7.642 8.295 9.547 7.769 6.618 6.618
Rijksschoonmaakorganisatie
Uitgaven RSO 38.423 54.450 51.768 51.768 51.768 51.768 51.768
Ontvangsten RSO 34.724 50.129 50.466 50.466 50.466 50.466 50.466

Naar aanleiding van een toezegging in het wetgevingsoverleg over het jaarverslag 2018 wordt vanaf de begroting 2020 een indicator opgenomen met betrekking tot de medewerkerstevredenheid van de schoonmakers in dienst van de RSO. In onderstaande tabel staat de uitkomst van het eerst gehouden medewerkerstevredenheidsonderzoek (MTO) uit 2017 en de uitkomst van het meest recente MTO van eind 2019. Het MTO vindt tweejaarlijks plaats.

Tevredenheid medewerkers RSO 8,5 8,6

C. Totaaloverzicht apparaatsuitgaven/kosten

Totaal apparaatsuitgaven ministerie 351.632 417.426 404.477 405.809 397.685 399.749 398.178
Totaal apparaatskosten ZBO’s/RWT’s1 1.980.487 2.411.036 2.635.340 2.629.031 2.604.547 2.651.993 2.691.889
UWV (inclusief BKWI) 1.758.868 2.113.143 2.353.810 2.316.218 2.300.837 2.335.979 2.376.343
SVB 212.656 286.873 273.504 304.787 295.684 307.988 307.520
IB 8.963 11.020 8.026 8.026 8.026 8.026 8.026
  1. Dit betreft apparaatskosten samenhangend met zowel begrotingsgefinancierde als premiegefinancierde artikelen binnen de SZW-begroting. De ontvangsten zijn in mindering gebracht op de uitgaven.

In onderstaande tabel zijn de apparaatsuitgaven van het departement onderverdeeld naar de verschillende organisatieonderdelen. De uitgaven voor de RSO en SSO's (onder andere huisvesting en ICT van het gehele kerndepartement) vallen onder de plaatsvervangend SG.

Totaal kerndepartement 404.477
SG 34.695
Plaatsvervangend SG (inclusief SSO's) 160.130
Waarvan RSO 51.768
DG Sociale Zekerheid en Integratie 37.050
DG Werk 27.371
Inspectie SZW 145.231

Artikel 98 Algemeen

Inleiding

Op dit artikel worden de budgetten verantwoord die niet naar beleidsartikelen toe te rekenen zijn.

A. Budgettaire gevolgen

Verplichtingen 33.528 27.091 25.497 26.373 26.854 31.871 27.491
Uitgaven 25.081 28.938 27.351 27.794 26.854 31.871 27.491
Subsidies (regelingen) 3.626 3.374 2.000 1.500 0 0 0
Artikel 98 3.626 3.374 2.000 1.500 0 0 0
Opdrachten 15.293 16.281 15.880 18.430 18.938 23.938 19.058
Handhaving 369 2.785 3.178 5.745 5.995 5.995 5.995
Opdrachten overig 14.924 13.496 12.702 12.685 12.943 17.943 13.063
Bekostiging 4.851 8.254 7.442 6.435 5.787 5.804 5.804
Uitvoeringskosten Caribisch Nederland 4.851 8.254 7.442 6.435 5.787 5.804 5.804
Bijdrage aan agentschappen 236 329 329 329 329 329 429
Rijksdienst Ondernemend Nederland 171 329 329 329 329 329 429
Agentschap CJIB 65 0 0 0 0 0 0
Bijdrage aan (andere) begrotingshoofdstukken 1.075 700 1.700 1.100 1.800 1.800 2.200
Ministerie van Financiën 1.075 700 1.700 1.100 1.800 1.800 2.200
Ontvangsten 1.632 0 0 0 0 0 0

B. Toelichting op de financiële instrumenten

Subsidies

Op het subsidiebudget van artikel 98 worden subsidies begroot en verantwoord met een breed departementaal karakter. Het begrotingsbedrag 2021 heeft betrekking op subsidies aan de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG).

Opdrachten

Handhaving

Het beleidsbudget voor handhaving 2021 bedraagt € 3,2 miljoen, in 2022 € 5,7 miljoen en voor de jaren 2023 en verder € 6,0 miljoen. Een belangrijk gedeelte daarvan is gereserveerd voor de uitvoering van niet-structurele innovatieve projecten. Daarvoor vinden tijdens de begrotingsuitvoering overboekingen plaats naar de relevante budgetten. Vanaf 2022 staat hier tevens € 2,5 miljoen die beschikbaar is voor ondersteuning van de Landelijke Stuurgroep Interventieteams (LSI). Tot 2021 gaat dit in de vorm van een subsidie. Na dit jaar moet de vorm van ondersteuning nog worden bepaald.

Opdrachten overig

Hieronder vallen de uitgaven voor onderzoek en voorlichting die niet zijn toebedeeld aan beleidsartikelen. Het budget op artikel 98 bedraagt voor 2021 € 12,7 miljoen. Het onderzoeksbudget op artikel 98 bedraagt € 6,0 miljoen. Van het totale onderzoeksbudget is € 3,9 miljoen bestemd voor beleidsinformatie. Naast de uitgaven voor voorlichtingsprogramma’s worden uit het budget op artikel 98 ook de uitgaven van € 1,9 miljoen voor algemene publieksinformatie betaald. Voor automatisering van de beleidssystemen is € 2,3 miljoen gebudgetteerd en voor het primair proces € 0,6 miljoen. Verder is op opdrachten overig € 1,9 miljoen opgenomen, waarvan € 0,3 miljoen voor een bijdrage aan diverse internationale organisaties en algemene beleidsopdrachten.

Bekostiging

De unit SZW, die ondergebracht is bij de Rijksdienst Caribisch Nederland (RCN), voert namens de Minister de SZW-regelingen op Caribisch Nederland uit. Het budget voor de uitvoeringskosten van de RCN bedraagt in 2021 € 7,4 miljoen. Er zijn in 2021 extra middelen ten behoeve van de sociaal-economische agenda op Caribisch Nederland. Vanaf 2022 is het budget structureel lager.

Bijdragen aan agentschappen

Jaarlijks is er € 0,3 miljoen beschikbaar ten behoeve van de controle van de betaalaanvragen uit het Europees Sociaal Fonds, het Europees Globaliseringsfonds en de ESF-programma’s uitgevoerd door de Rijksdienst voor ondernemend Nederland (RVO).

Bijdragen aan andere begrotingshoofdstukken

Dit budget is beschikbaar ten behoeve van controlewerkzaamheden voor het ESF-Programma 2014-2020 en 2021-2027 die uitgevoerd worden door het Ministerie van Financiën.

Artikel 99 Nog onverdeeld

A. Budgettaire gevolgen

Verplichtingen 0 77.706 639.941 80.206 62.039 71.460 70.508
Uitgaven 0 77.706 639.941 80.206 62.039 71.460 70.508
Loonbijstelling 0 0 0 0 0 0 0
waarvan programma 0 0 0 0 0 0 0
waarvan apparaat 0 0 0 0 0 0 0
Prijsbijstelling 0 0 0 0 0 0 0
waarvan programma 0 0 0 0 0 0 0
waarvan apparaat 0 0 0 0 0 0 0
Onvoorzien 0 77.706 639.941 80.206 62.039 71.460 70.508
Ontvangsten 0 0 0 0 0 0 0

B. Toelichting op de financiële instrumenten

Op dit artikel worden de uitgaven verantwoord voor onvoorziene uitgaven, loon- en prijsbijstelling. De grondslag van dit artikel ligt in de Comptabiliteitswet, waarin de mogelijkheid bestaat een artikel voor onvoorziene uitgaven op te nemen. Op dit artikel staan middelen gereserveerd die op een later moment nog uitgedeeld moeten worden als de precieze invulling en voorwaarden bekend zijn. Dit betreft onder andere middelen voor het breed offensief, loondoorbetaling bij ziekte, VOI (Verander Opgave Inburgering) en voor de uitvoering van het steun- en herstelpakket in verband met de coronacrisis.

5. Departementspecifieke informatie

5.1 Sociale fondsen SZW

Deze paragraaf beschrijft de financiering van de premie-uitgaven onder het uitgavenplafond Sociale Zekerheid. Hiertoe zijn de door de Minister van SZW vastgestelde premiepercentages voor de volks- en werknemersverzekeringen opgenomen. Daarnaast wordt een overzicht gegeven van de exploitatiesaldi en vermogensposities van de sociale fondsen.

5.1.1 Premiepercentages 2021

Jaarlijks stelt de Minister van SZW de premiepercentages volks- en werknemersverzekeringen vast. De voorstellen hiertoe voor 2021 zijn in tabel 115 opgenomen. Deze premiestelling heeft het kabinet beoordeeld binnen het lastenkader voor huishoudens en bedrijven en de koopkrachtontwikkeling. Een aantal premiepercentages is nog onder voorbehoud van (definitieve) vaststelling. Het saldo van de premie-inkomsten en de premiegefinancierde uitgaven (het exploitatiesaldo van de fondsen) is onderdeel van het EMU-saldo van de overheid als geheel.

AOW

Het premiepercentage voor de Algemene ouderdomswet (AOW) wordt op hetzelfde niveau vastgesteld als in 2020. Bij het Ouderdomsfonds zijn de premieopbrengsten niet voldoende om de uitgaven te dekken. De inkomsten van het Ouderdomsfonds worden daarom aangevuld door middel van rijksbijdragen (zie ook artikel 12). De AOW-premie wordt gecombineerd geheven met de loon- en inkomstenbelasting. Uit het Ouderdomsfonds worden de uitgaven op grond van de AOW betaald. Die uitgaven bestaan zowel uit het ouderdomspensioen (de AOW-uitkering) als de inkomensondersteuning in aanvulling op het ouderdomspensioen (de IOAOW).

Anw

Het premiepercentage voor de Algemene Nabestaandenwet (Anw) wordt op hetzelfde niveau vastgesteld als in 2020.

Awf

Het Algemeen Werkloosheidsfonds (AWf) financiert de WW-uitkeringen van marktwerkgevers. Als gevolg van de Wab zijn er vanaf 2020 twee premietarieven binnen het Awf: een laag tarief voor vaste dienstverbanden en een hoog tarief voor flexibele dienstverbanden. Het lage tarief wordt voor 2021 geraamd op 2,70 procent en het hoge tarief op 7,70 procent. Het (gewogen) gemiddelde van de AWf-werkgeverspremie bedraagt dan 3,95 procent. Definitieve vaststelling van de AWf-premie vindt plaats in oktober.

Ufo

Alleen overheidswerkgevers betalen de Ufo-premie. De Ufo-premie wordt voor 2021 gelijk gehouden op 0,68 procent.

Uniforme opslag kinderopvang

De premieopslag kinderopvang voor 2020 blijft met 0,5 procent gelijk aan die in 2020. De premieopslag kinderopvang wordt door werkgevers betaald door middel van een opslag op de Aof-premie.

Aof

De Aof-premie is (voorlopig) vastgesteld op 7,03 procent. Definitieve vaststelling van de Aof-premie vindt plaats in oktober.

Whk

De premie voor de Werkhervattingskas (Whk), waaruit de uitkeringen voor gedeeltelijk arbeidsgeschikten (WGA) worden betaald, is door UWV voor 2021 vastgesteld op 1,36 procent.

AOW Ouderdomsfonds AOW Werknemer 17,90 17,90
Anw Nabestaandenfonds Anw Werknemer 0,10 0,10
Awf Algemeen Werkloosheidsfonds WW, ZW Werkgever 4,19 3,95
Awf-laag Algemeen Werkloosheidsfonds WW, ZW Werkgever 2,94 2,70
Awf-hoog Algemeen Werkloosheidsfonds WW, ZW Werkgever 7,94 7,70
Ufo Uitvoeringsfonds voor de overheid WW, ZW, WGA overheid Werkgever 0,68 0,68
Aof Arbeidsongeschiktheidsfonds WGA, IVA, WAO, WAZ, WAZO, ZW Werkgever 6,77 7,03
Aof Uniforme opslag kinderopvang Kinderopvang Werkgever 0,50 0,50
Whk Werkhervattingskas (rekenpremie) WGA, ZW Werkgever 1,28 1,36

5.1.2 Sociale fondsen

De premiegefinancierde uitgaven worden vanuit de sociale fondsen gedaan. Op basis van de eerdergenoemde premiepercentages voor 2020 en 2021 en de verwachte ontwikkeling van de desbetreffende grondslagen zijn de ontvangsten van de sociale fondsen geraamd in tabel 116 en 117. Hierbij is rekening gehouden met de bijdragen aan de fondsen van het Rijk en de onderlinge betalingen van de fondsen. Het saldo tussen betaalde en ontvangen onderlinge betalingen is voor de sociale verzekeringen negatief, omdat uit enkele van deze fondsen premies voor de zorgverzekering worden betaald. Tegenover deze negatieve saldi staan dus positieve saldi bij de zorgfondsen.

In de onderstaande tabellen worden de arbeidsongeschiktheidsfondsen (het Aof en de Whk) samen weergegeven.

Het exploitatiesaldo van de fondsen is het verschil tussen de premie-inkomsten en de premiegefinancierde uitgaven van de fondsen. In 2021 bedraagt dit saldo naar verwachting € 4,2 miljard voor alle fondsen samen. Het positieve saldo wordt met name veroorzaakt door de arbeidsongeschiktheidsfondsen. Het exploitatiesaldo van de fondsen maakt onderdeel uit van het totale EMU-saldo.

Het exploitatiesaldo van het Anw-fonds is negatief doordat de rijksbijdrage op nul is vastgesteld. Hierdoor wordt het vermogensoverschot in het Anw-fonds langzaam teruggebracht (zie ook tabel 118).

Premies 23.246 137 17.959 8.550 49.891
Bijdragen van het Rijk 19.881 0 234 127 20.242
Ontvangen onderlinge betalingen 0 0 1.349 890 2.239
Saldo Interest 38 ‒ 1 39 35 110
Totaal Ontvangsten 43.164 135 19.581 9.602 72.483
Uitkeringen/ Verstrekkingen 41.282 339 12.736 5.080 59.437
Uitvoeringskosten 140 9 455 1.213 1.817
Betaalde onderlinge betalingen 519 21 2.149 1.050 3.739
Totaal Uitgaven 41.941 370 15.340 7.343 64.994
Exploitatiesaldo 1.223 ‒ 234 4.241 2.259 7.489
Premies 21.054 146 18.932 8.262 48.392
Bijdragen van het Rijk 22.498 0 233 130 22.861
Ontvangen onderlinge betalingen 0 0 1.560 553 2.114
Saldo Interest 40 ‒ 4 80 47 164
Totaal Ontvangsten 43.592 142 20.805 8.991 73.531
Uitkeringen/ Verstrekkingen 43.157 318 13.094 7.098 63.667
Uitvoeringskosten 129 9 471 1.159 1.768
Betaalde onderlinge betalingen 541 21 2.252 1.108 3.922
Totaal Uitgaven 43.827 347 15.817 9.365 69.356
Exploitatiesaldo ‒ 235 ‒ 205 4.989 ‒ 374 4.175

In tabel 118 wordt voor de jaren 2020 en 2021 de verwachte vermogenspositie van de verschillende fondsen weergegeven. De vermogens van de fondsen worden vergeleken met de normen. Een vermogen gelijk aan de norm geeft aan dat het fonds gemiddeld genomen over het jaar over voldoende liquiditeiten beschikt om de uitkeringen te financieren. De middelen van de fondsen worden aangehouden op een rekening-courant bij het Rijk. Indien er sprake is van een vermogenstekort zal het Rijk niet alleen tijdelijk gedurende het jaar maar ook langduriger deze tekorten moeten aanvullen via de rekening-courant.

Het vermogensoverschot van de fondsen stijgt naar verwachting in 2021 naar bijna € 16 miljard. Dat overschot is vooral te danken aan de overschotten in het Anw-fonds en in de arbeidsongeschiktheidsfondsen. Zoals hierboven beschreven daalt het vermogen in het Anw-fonds doordat de rijksbijdrage is afgeschaft. Het vermogensoverschot van de arbeidsongeschiktheidsfondsen stijgt. Na jaren van positieve exploitatiesaldi, en dus een stijgend vermogen, daalt de vermogenspositie van het werkloosheidsfonds in 2021. Dat komt voornamelijk door de sterke geraamde stijging van de WW-uitkeringen, die uit het werkloosheidsfonds worden betaald. Dankzij de rijksbijdrage aan het vermogenstekort in het Ouderdomsfonds blijft het vermogen in het Ouderdomsfonds positief.

Ouderdomsfonds 1.729 1.095 634 1.494 1.147 347
Anw-fonds 3.166 47 3.119 2.961 45 2.916
Arbeidsongeschiktheidsfondsen 16.626 653 15.973 21.615 673 20.942
WW-fondsen ‒ 6.084 1.879 ‒ 7.963 ‒ 6.458 1.879 ‒ 8.336
Totaal sociale fondsen 15.438 3.675 11.763 19.613 3.744 15.869

5.2 Koopkracht en specifieke inkomensaspecten

5.2.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt de verwachte koopkrachtontwikkeling voor 2021 beschreven en de ontwikkelingen die daartoe leiden. De bijzondere omstandigheden – als gevolg van het coronavirus – zorgen op de arbeidsmarkt voor een toename van de werkloosheid en een afname van opdrachten van zelfstandigen. Hierdoor zijn de gebruikelijke koopkrachtcijfers moeilijker te interpreteren dan in andere jaren. Daarom wordt dit jaar met Prinsjesdag een separate brief aan de Kamer gestuurd waarin wordt ingegaan op de waarde van koopkrachtramingen en de inkomensgevolgen van de coronacrisis die niet in de koopkrachtcijfers weergegeven kunnen worden. Tevens wordt in de brief uitgebreider ingegaan op het effect van de genomen kabinetsmaatregelen op de koopkrachtramingen voor 2021. De brief bevat daarnaast een beknopte terugblik op het gevoerde inkomensbeleid tijdens deze kabinetsperiode.

Het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid maakt koopkrachtramingen om de effecten van voorgenomen beleid in beeld te brengen (met inbegrip van de algemene economische ontwikkeling, zoals lonen, prijzen, etc.). Koopkracht geeft aan wat het besteedbaar inkomen is van huishoudens. Dat is het inkomen dat huishoudens nog kunnen uitgeven na het betalen van belastingen en premies en het ontvangen van toeslagen. De plaatjes zeggen iets over de verandering van de koopkracht ten opzichte van vorig jaar. Als de koopkracht gedurende een jaar niet verandert, betekent het dat een huishouden in staat is het bestedingspatroon van het voorgaande jaar te handhaven.

De ramingen geven uitsluitend een beeld van de koopkracht wanneer er niets verandert in de persoonlijke omstandigheden van huishoudens (ook wel statische koopkracht genoemd). Iemand kan echter werkloos worden of meer geld gaan verdienen, gaan samenwonen of scheiden of ineens voor een eenmalige uitgave staan: allemaal factoren die voor een huishouden vaak een stuk meer invloed hebben op het feitelijke niveau van de koopkracht (ook wel dynamische koopkracht genoemd) dan de reële loonontwikkeling of het beleid van het kabinet. Dergelijke veranderingen in de persoonlijke omstandigheden zijn voor individuele huishoudens niet goed vooraf in te schatten. Daarom zijn de gepresenteerde koopkrachtplaatjes niet geschikt om je eigen koopkracht te voorspellen, maar ze geven wel een goede inschatting van de koopkrachtontwikkeling van verschillende groepen huishoudens.

Koopkrachtplaatjes geven weliswaar zicht op de ontwikkeling van het besteedbaar inkomen van groepen, ze zeggen niets over het niveau van welvaart dat huishoudens hebben. Daarvoor kan beter gekeken worden naar het gestandaardiseerd besteedbaar inkomen. Ook andere factoren zoals het financiële vermogen van huishoudens en het risico op armoede zijn hierbij relevant.

In dit hoofdstuk wordt de verwachte koopkrachtontwikkeling voor 2021 toegelicht. De externe factoren die het koopkrachtbeeld beïnvloeden (conjunctuur) worden beschreven in paragraaf 5.2.2. Vervolgens wordt in paragraaf 5.2.3 ingegaan op de belangrijkste beleidswijzigingen die het koopkrachtbeeld beïnvloeden. In paragraaf 5.2.4 worden de koopkrachtontwikkelingen voor 2021 weergegeven voor verschillende uitsplitsingen van huishoudens (naar inkomen, inkomensbron, huishoudtype en gezinssamenstelling). Het is onmogelijk om voor elk huishouden in Nederland het effect van beleid op de koopkracht te laten zien. Wel wordt de koopkrachtontwikkeling van oudsher ook weergegeven voor een aantal gestileerde voorbeeldhuishoudens. Deze zijn te vinden in paragraaf 5.2.5.

Verder wordt in paragraaf 5.2.6 ingegaan op de ontwikkeling van financiële prikkels bij werkaanvaarding. Ook wordt er stilgestaan bij de veranderingen in marginale en gemiddelde druk als gevolg van kabinetsmaatregelen. Een uitgebreidere lijst met maatregelen die de koopkracht van verschillende huishoudens raken en een nadere toelichting, is te vinden in paragraaf 5.2.7. De hier gepresenteerde effecten en maatregelen hebben alleen betrekking op Europees Nederland. Paragraaf 5.2.8 bevat een overzicht van de maatregelen die de inkomens op Bonaire, Sint-Eustatius en Saba (Caribisch Nederland) raken. 

5.2.2 Externe factoren die het koopkrachtbeeld beïnvloeden

De belangrijke algemene ontwikkelingen die leiden tot het koopkrachtbeeld in 2021 zijn:

  1. Een gemiddelde contractloonstijging van 1,2% in de markt;
  2. De stijging van het brutominimumloon met 1,4%. Door de koppeling werkt dit ook door naar uitkeringen;
  3. Stijging van de consumentenprijzen met 1,5%;
  4. Een tabelcorrectiefactor van 1,6%;
  5. De stijgende gemiddelde pensioenpremie voor werknemers naar 6,8%;
  6. De aanvullende pensioenen worden gemiddeld genomen nauwelijks geïndexeerd;
  7. Een toename van de gemiddelde nominale zorgpremie van € 1.414 naar € 1.4734.

5.2.3 Belangrijkste beleidsmatige mutaties

Naast de externe factoren en los van reguliere indexaties zijn de belangrijkste beleidsmatige wijzigingen die het koopkrachtbeeld beïnvloeden:

  1. In 2021 wordt het tarief in de eerste schijf met 0,25%-punt verlaagd naar 37,10%. De eerste schijf loopt in het huidige belastingstelsel door tot een inkomen van € 68.507. Omdat AOW-gerechtigden geen AOW-premie betalen komt het te betalen tarief in de oude eerste en tweede schijf voor hen uit op 19,2%. Het tarief in de oude derde schijf is voor hen ook 37,10%;
  2. Een beleidsmatige bevriezing van het aangrijpingspunt van het toptarief op € 68.507 in 2021;
  3. Een beleidsmatige verhoging van de algemene heffingskorting met € 82 tot maximaal € 2.837 in 2021. De beleidsmatige verhoging is het saldo van de eerder afgesproken verhoging met € 60 en een extra verhoging met € 22 waartoe is besloten in de afgelopen augustusbesluitvorming;
  4. Een beleidsmatige verhoging van de arbeidskorting. Het maximum in de arbeidskorting na het eerste opbouwtraject, bij een belastbaar inkomen van ongeveer € 10.000, wordt beleidsmatig met in totaal € 179 verhoogd. Het maximum na het tweede opbouwtraject, bij een belastbaar inkomen van ongeveer € 22.000 wordt beleidsmatig met in totaal € 184 verhoogd. In het regeerakkoord heeft het kabinet afgesproken om het vlakke maximum van de arbeidskorting te vervangen voor een derde opbouwtraject (het dakje in de arbeidskorting). Het maximum na dit derde opbouwtraject, bij een belastbaar inkomen van ongeveer € 35.500, wordt beleidsmatig met in totaal € 324 verhoogd tot € 4.205;
  5. De ouderenkorting wordt beleidsmatig met € 55 verhoogd tot, inclusief indexatie, maximaal € 1.703.
  6. Een eenmalige beleidsmatige verlaging van de inkomensafhankelijke combinatiekorting (IACK) met € 113. Het maximumbedrag komt daarmee in 2021 uit op € 2.815;
  7. Afbouw van de dubbele algemene heffingskorting in het referentieminimumloon naar 1,68125 maal vanaf januari 2021 en 1,6625 maal vanaf juli 2021 en versobering uitbetaling algemene heffingskorting aan de minstverdienende partner naar 13,3% in 2021;
  8. In 2021 wordt de zelfstandigenaftrek met in totaal € 360 verlaagd naar € 6.670;
  9. Een verhoging van de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet van 6,7% naar 7,0%. Ook de verlaagde inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet is naar boven bijgesteld van 5,45% naar 5,75%;
  10. Verhoging bedragen kindgebonden budget voor gezinnen met 3 of meer kinderen. Vanaf het derde kind stijgt het bedrag per kind met € 617 naar € 919 in 2021;
  11. Verhoging van het heffingsvrije vermogen in box 3 van circa € 31.000 naar € 50.000 per persoon;
  12. Het tarief van aftrekposten, zoals de hypotheekrenteaftrek, wordt verlaagd van 46,0% in 2020 naar 43,0% in 2021.

Een volledig overzicht van de beleidsmatige wijzigingen die inkomenseffecten met zich meebrengen en een uitgebreidere toelichting, is opgenomen in tabel 122 in paragraaf 5.2.7.

5.2.4 Algemeen koopkrachtbeeld (boxplottabel en puntenwolk)

De veranderingen in de koopkracht worden berekend met een microsimulatiemodel op basis van een representatieve steekproef van ongeveer 100.000 huishoudens. Samen vormen zij een betrouwbare afspiegeling van alle huishoudens in Nederland. In de berekeningen worden alle verschillende componenten van het inkomen (uit arbeid, onderneming, uitkeringen, toeslagen, pensioen, inkomen uit vermogen en eigen woning, aanmerkelijk belang en eventueel ontvangen alimentatie) meegenomen5.

De complexe realiteit, en ook die van de regelgeving, zorgt ervoor dat effecten van conjunctuur en beleid nooit voor alle huishoudens hetzelfde uitvallen. Dat wordt duidelijk uit de boxplottabel (figuur 9) en de puntenwolk (figuur 10). De boxplottabel toont onder meer de mediane koopkrachtontwikkeling voor de verschillende huishoudgroepen. De mediaan laat het middelste huishouden zien in een naar koopkrachtontwikkeling gerangschikte verdeling. Dat wil zeggen dat de helft van de huishoudens een lagere koopkrachtontwikkeling heeft en de helft een hogere. De boxplottabel laat ook duidelijk de spreiding van de koopkrachtontwikkeling zien binnen de verschillende groepen: het dikke blauwe balkje om elke mediaan heen omvat de koopkrachtontwikkeling voor de helft van de huishoudens. De andere helft van de huishoudens heeft een koopkrachtontwikkeling die hierbuiten valt. Dit zijn de twee staarten van de boxplot. Het uiteinde van de staarten laten de laagste en de hoogste koopkrachtontwikkeling zien voor elke groep6. Ten slotte wordt de verwachte koopkrachtontwikkeling van het eerste en derde kwart (de 50% rond de mediaan) weergegeven om hiermee de spreiding van de verwachte koopkrachtontwikkeling beter inzichtelijk te maken. Door de aanpassing wordt in één figuur duidelijk wat de verwachte mediane koopkrachtontwikkeling is en wat deze is bij het 25ste en 75ste percentiel.

Figuur 9 Boxplot verwachte koopkrachtontwikkeling 20217

Het verwachte koopkrachtbeeld voor 2021 is positief. De verwachting is dat de mediane koopkracht in 2021 uitkomt op 0,9%. Er is echter sprake van spreiding achter dit getal. De inschatting is dat de koopkrachtontwikkeling van de helft van de Nederlandse huishoudens tussen 0,3% en 1,4% komt te liggen.

De puntenwolk (figuur 10) laat zien waar de concentratie van koopkrachteffecten zit en hoe groot de spreiding is. In de puntenwolk betreft iedere punt een huishouden uit de steekproef.

Figuur 10 Puntenwolk koopkrachtontwikkeling 2021 (statische koopkrachteffecten huishoudens naar bruto huishoudinkomen inclusief specifieke effecten)

5.2.5 Koopkrachtontwikkeling voorbeeldhuishoudens

We berekenen in Nederland al 50 jaar koopkrachtplaatjes. De eerste jaren werd één voorbeeldhuishouden doorgerekend: Jan Modaal. In de loop der tijd is deze set uitgebreid. De voorbeeldhuishoudens zijn versimpelde voorbeelden van herkenbare huishoudtypen die eenvoudig te interpreteren en makkelijker na te rekenen zijn. Weinig huishoudens voldoen precies aan de definitie, maar het gaat erom dat de voorbeeldhuishoudens representatief zijn voor veel soortgelijke huishoudens met een vergelijkbare koopkrachtontwikkeling.

Om die reden worden ook alleen generieke (inkomens)regelingen meegenomen waarop in principe alle vergelijkbare huishoudens aanspraak kunnen maken, zoals de zorgtoeslag en het kindgebonden budget. Specifieke inkomensbestanddelen, zoals de huurtoeslag, de kinderopvangtoeslag, fiscale aftrekposten zoals de hypotheekrenteaftrek, en vermogen blijven in de voorbeeldhuishoudens buiten beeld.

Daarmee doen de voorbeeldhuishoudens niet volledig recht aan de complexe realiteit, zoals de steekproef van echt bestaande huishoudens dat wel doet. Anderzijds maakt juist de versimpeling dat de voorbeeldberekeningen makkelijk verifieerbaar zijn en daarom voor de meeste mensen goed toe te passen. Daarnaast geeft de boxplottabel geen zicht op specifieke groepen zoals mensen in de bijstand, AOW’ers zonder aanvullend pensioen of alleenstaande ouders. Die groepen maken weliswaar een klein aandeel uit van de totale bevolking, maar beleidsmatig zijn ze wel relevant. SZW presenteert daarom naast de koopkrachtontwikkeling op basis van een representatieve steekproef, ook de koopkrachtontwikkeling voor twintig voorbeeldhuishoudens. Deze wordt weergegeven in tabel 119. Voor huishoudens met kinderen wordt in de berekeningen uitgegaan van twee kinderen tussen 6 en 11 jaar oud.

Actieven
Alleenverdiener met kinderen
Modaal1  4,9 0,7
2 x modaal 2,5 0,1
Tweeverdieners
Modaal + ½ x modaal met kinderen 4,9 0,5
2 x modaal + ½ x modaal met kinderen 2,3 0,2
2½ x modaal + modaal met kinderen 2,6 0,5
Modaal + modaal zonder kinderen 2,8 1,2
2 x modaal + modaal zonder kinderen 2,7 0,8
Alleenstaande
Minimumloon 2,2 1,3
Modaal 2,8 1,2
2 x modaal 2,6 0,5
Alleenstaande ouder
Minimumloon 1,1 ‒ 0,2
Modaal 1,9 0,7
Inactieven
Sociale minima
Paar met kinderen 1,0 0,3
Alleenstaande 1,5 0,4
Alleenstaande ouder 0,8 0,3
AOW (alleenstaand)
(alleen) AOW 2,2 0,6
AOW + € 10.000 0,9 0,2
AOW (paar)
(alleen) AOW 1,6 0,5
AOW + € 10.000 0,8 0,3
AOW + € 30.000 0,5 ‒ 0,3
  1. Het modaal inkomen bedraagt in 2021 bruto € 36.500.

5.2.6 Financiële prikkels voor werkaanvaarding

Naast een evenwichtig inkomensbeeld streeft het kabinet een activerend arbeidsmarktbeleid na. Dat houdt onder andere in dat werken en/of meer werken loont en niet leidt tot een armoedeval (verlies aan inkomen). Hierbij wordt onderscheid gemaakt naar verschillende drempels die mensen kunnen ervaren bij het aanvaarden van (meer) werk.

De werkloosheidsval laat de inkomensvooruitgang zien bij het aanvaarden van werk vanuit een bijstandsuitkering. Een hoger percentage betekent dat werken meer lonend is geworden. Uit tabel 120 blijkt dat er tussen 2020 en 2021 nauwelijks sprake is van verschuivingen in de percentages.

De doorgroeival brengt in beeld welk deel van het extra inkomen een huishouden inlevert aan belastingen, minder toeslagen of kosten kinderopvang wanneer er een loonsverhoging of promotie plaatsvindt. Dit wordt de marginale druk genoemd. Hoe lager de marginale druk, hoe groter de prikkel om meer te gaan werken of verdienen. Op het inkomenstraject tussen 100% en 150% van het minimumloon (van circa € 21.500 naar € 32.000) worden veel heffingskortingen en toeslagen afgebouwd, wat in sommige voorbeelden leidt tot een hoge marginale druk. In 2021 wordt de marginale druk verlaagd, met name voor de alleenstaande ouder, als gevolg van de verhoging van de arbeidskorting, waarbij het derde opbouwtraject steiler is geworden.

De herintredersval toont de marginale druk wanneer de niet-werkende partner uit een kostwinnersgezin (weer) drie dagen aan het werk gaat. Tabel 120 laat zien dat de marginale druk voor alle groepen herintreders daalt. De daling is het sterkst indien de kostwinner een minimuminkomen heeft en hangt samen met de verhoging van de algemene heffingskorting en arbeidskorting.

De deeltijdval brengt in beeld hoeveel een huishouden inlevert als een in deeltijd werkende partner een dag meer gaat werken. Ook de deeltijdval wordt gemeten in termen van marginale druk. Tabel 120 laat zien dat de deeltijdval bij een kostwinner met een minimumloon of een inkomen op tweemaal modaal daalt. Bij de kostwinner op modaal daalt de marginale druk het meest sterk omdat beide partners profiteren van de maximale verhoging van de arbeidskorting.

Werkloosheidsval (inkomensvooruitgang bij aanvaarden werk in plaats van bijstand tegen minimumloon)
Alleenverdiener met kinderen2 3% 3% 0%
Alleenstaande 28% 29% 1%
Alleenstaande ouder (gaat 4 dagen werken)2 9% 11% 1%
Doorgroeival (marginale druk bij hogere beloning werk (van 100% WML naar 150% WML))3
Alleenverdiener met kinderen2 80% 79% ‒ 1%
Alleenstaande 68% 68% 0%
Alleenstaande ouder (werkt 4 dagen)2 44% 39% ‒ 5%
Herintredersval (marginale druk bij aanvaarden werk niet-werkende partner)3
Hoofd minimumloon, partner 3 dagen werk (0,6 x minimumloon)2 56% 52% ‒ 5%
Hoofd modaal partner 3 dagen werk (1/2 x modaal)2 31% 29% ‒ 2%
Hoofd 2xmodaal partner 3 dagen werk (1/2 x modaal)2 28% 24% ‒ 4%
Deeltijdval minstverdienende partner (Marginale druk bij dag extra werk)3
Hoofd minimumloon, partner van 3 naar 4 dagen werk (0,8 x minimumloon)2 46% 45% ‒ 1%
Hoofd modaal partner van 3 naar 4 dagen werk (2/3 x modaal)2 33% 23% ‒ 10%
Hoofd 2xmodaal partner van 3 naar 4 dagen werk (2/3 x modaal)2 36% 31% ‒ 5%
  1. Vanwege afronding zijn de waarden niet altijd gelijk aan het verschil in de eerste twee kolommen.
  2. Er wordt uitgegaan van een huishouden met 2 kinderen tussen 6 en 11 jaar en, indien beide partners werken, gebruik van buitenschoolse opvang.
  3. Er wordt uitgegaan van een voltijdbaan (5 dagen), tenzij anders vermeld. Ook wordt uitgegaan van het (vervallen van) het recht op huurtoeslag.

Naast het monitoren van de verschillende armoedevallen in specifieke voorbeeldsituaties is het ook relevant om te kijken naar de gemiddelde marginale druk en de gemiddelde belastingdruk, die werknemers over het algemeen hebben. Voor de berekening hiervan is gebruik gemaakt van de eerdergenoemde steekproef. In tabel 121 is de ontwikkeling van de gemiddelde marginale druk voor werknemers weergegeven voor een brutoloonstijging van 3,0%. Dit verschilt van de situatie in tabel 120 waar het gaat om meer uren werken (behalve bij de doorgroeival). De marginale druk geeft hier aan hoeveel procent van de brutoloonstijging niet resulteert in een hoger besteedbaar inkomen. Hierbij wordt rekening gehouden met alle fiscale en inkomensafhankelijke regelingen waar een huishouden mee te maken heeft.

< WML 18,8% 18,0% 18,6% 17,8% 21%
1 x ‒ 1,5 x WML 54,2% 51,8% 54,8% 50,8% 22%
1,5 x ‒ 2 x WML 53,8% 53,3% 57,0% 54,5% 21%
2 x ‒ 3 x WML 54,4% 54,7% 58,1% 56,9% 21%
>3x WML 56,1% 58,0% 59,1% 59,8% 14%
Totaal 46,9% 46,5% 48,9% 47,2% 100%

In 2021 ligt de gemiddelde marginale druk voor de meeste inkomens iets lager dan in 2020. Dit wordt met name veroorzaakt door de verlaging van het eersteschijftarief en de verhoging van de arbeidskorting. Bij een inkomen van meer dan driemaal het minimumloon neemt de gemiddelde marginale druk licht toe doordat door de verhoging van de arbeidskorting deze heffingskorting over een langer inkomenstraject wordt afgebouwd.

Figuur 11 geeft de gemiddelde marginale druk weer, evenals de extremen (5- en 95-procentpercentielen). Hiermee wordt uitvoering gegeven aan de motie van het lid Ester (Kamerstukken I 2017/18, 34 775, nr. O). In Nederland maakt de inkomstenbelasting het grootste deel van de marginale druk uit. Ook de uitgebreide inkomensondersteuning in de vorm van toeslagen met een inkomensafhankelijke afbouw, zoals de zorgtoeslag, verhoogt de marginale druk. Een hoger inkomen betekent dan immers extra afbouw van deze toeslag. Zeker voor groepen met een huishoudinkomen tussen het minimumloon en modaal speelt dit een belangrijke rol. De introductie van een geleidelijk afbouwtraject in de huurtoeslag, het verhogen van het afbouwpunt van het kindgebonden budget voor paren en de invoering van een extra opbouwtraject in de arbeidskorting in deze kabinetsperiode hebben eraan bijgedragen dat de extremen in de marginale druk zijn beperkt.

Figuur 11 Gemiddelde en extreme marginale druk naar inkomensniveau 2021

In figuur 12 wordt, naar aanleiding van de motie van de leden Bruins en Omtzigt (Kamerstukken II 2017/18, 34 785, nr. 59), de gemiddelde belastingdruk op huishoudniveau voor alleenstaanden, alleenverdieners en tweeverdieners in 2021 weergegeven (inclusief toeslagen en netto kosten van zorg en kinderopvang). De figuur laat zien dat de gemiddelde druk toeneemt met het inkomen, als gevolg van het progressieve belastingstelsel. Uit het individuele karakter van het belastingstelsel volgt dat een alleenstaande die hetzelfde verdient als een paar waarbij twee mensen werken voor het huishoudinkomen, meer belasting betaalt. Voor eenverdienershuishoudens geldt dat de gemiddelde druk tot aan een modaal inkomen in grote lijnen vergelijkbaar is met tweeverdienershuishoudens (in individuele gevallen kunnen de verschillen uiteraard groter zijn). Eenverdienershuishoudens ontvangen meer toeslagen terwijl tweeverdienershuishoudens meer heffingskortingen kunnen toepassen. Vanaf een modaal inkomen is het aandeel van toeslagen in het inkomen van eenverdieners beperkt, terwijl het voordeel van de heffingskortingen voor tweeverdieners minder snel afbouwt. Omdat één van beide partners vaak een klein inkomen verdient, valt de gemiddelde belastingdruk voor tweeverdieners ook lager uit door de tariefprogressie. Ook in het geval dat beiden evenveel verdienen doet de tariefprogressie de gemiddelde belastingdruk dalen. De overgang naar een tweeschijvenstelsel in deze kabinetsperiode heeft dit verschil beperkt.

Figuur 12 Gemiddelde belastingdruk naar huishoudtype 2021

5.2.7 Maatregelen inkomensbeeld

In deze paragraaf wordt een nadere toelichting gegeven op de maatregelen die de koopkracht van verschillende huishoudens raken. In tabel 122 staan de maatregelen die voor 2021 van belang zijn. Hierbij is ook aangegeven in hoeverre deze maatregelen al dan niet in de puntenwolk en in de boxplottabel in paragraaf 5.2.4 zijn opgenomen. In alle voorstellen voor wetgeving en beleidsmaatregelen waarbij koopkrachteffecten voor specifieke groepen aan de orde zijn, worden deze betreffende effecten ook vermeld.

Thema Beleidsmaatregel Inkomenseffect In puntenwolk zichtbaar
1. Fiscaal generiek
Wijzigingen arbeidskorting + Ja
Verhoging algemene heffingskorting + Ja
Verlaging tarief (nieuwe) eerste schijf + Ja
Beperkt indexeren (oude) tweede belastingschijf Ja
Bevriezen aangrijpingspunt toptarief Ja
Verhoging ouderenkorting + Ja
Incidentele verlaging inkomensafhankelijke combinatiekorting - Ja
Versobering uitbetaling algemene heffingskorting aan de minstverdienende partner Ja
Verlaging zelfstandigenaftrek Ja
Wijzigingen energiebelasting en ODE +/- Ja (via inflatie)
Verhoging heffingsvrij vermogen box 3 en verhoging tarief box 3 +/- Ja
Fiscale maatregelen met een effect op de inflatie + Ja (via inflatie)
2. Kinderen
Verhoging bedragen derde en verdere kinderen kindgebonden budget + Ja
Beperkt indexeren inkomensgrenzen kinderopvangtoeslag - Ja
Uitbreiding recht op kinderopvangtoeslag + Nee
3. Zorg
Beleidsmatige verlaging zorgtoeslag - Ja
4. Wonen
Beperking hypotheekrenteaftrek Ja
Geleidelijk afschaffen aftrek wegens geen of geringe eigenwoningschuld –/0 Ja
Beleidsmatige verlaging tarief eigenwoningforfait + Ja
Maatregel huurverlaging + Ja (via inflatie)
5. Sociale zekerheid
(Temporisering) afbouw dubbele algemene heffingskorting in de sociale zekerheid Ja
Harmonisatie inkomensregelingen Wajong + Nee
Beleidsmatige verlaging Tegemoetkoming arbeidsongeschikten - Ja
Inwerkingtreding Wet vereenvoudiging beslagvrije voet + Nee

De maatregelen uit de bovenstaande tabel worden hieronder verder toegelicht:

  1. Fiscaal generiek

Wijzigingen arbeidskorting

Werkenden met een inkomen uit arbeid hebben recht op de arbeidskorting. Het maximum na het eerste opbouwtraject, bij een belastbaar inkomen van ongeveer € 10.000, wordt beleidsmatig met in totaal € 179 verhoogd. Het maximum na het tweede opbouwtraject, bij een belastbaar inkomen van ongeveer €22.000 wordt beleidsmatig met in totaal € 184 verhoogd. In het regeerakkoord heeft het kabinet afgesproken om het vlakke maximum van de arbeidskorting te vervangen voor een derde opbouwtraject (het dakje in de arbeidskorting). Het maximum na dit derde opbouwtraject, bij een belastbaar inkomen van ongeveer € 35.500, wordt beleidsmatig met in totaal € 324 verhoogd.

Deze beleidsmatige aanpassingen zorgen voor een gemiddeld positief inkomenseffect van +0,8% voor werkenden. Het positieve inkomenseffect is met +0,9% het grootst voor werkenden met een lager inkomen. Voor de hoogste inkomensgroepen neemt het inkomenseffect af tot +0,6%. Boven een inkomen van circa € 105.000 is er geen inkomenseffect omdat de arbeidskorting vanaf dit inkomen volledig is afgebouwd.

Verhoging algemene heffingskorting

Iedere belastingplichtige heeft recht op algemene heffingskorting. Per saldo wordt de algemene heffingskorting beleidsmatig met € 82 verhoogd tot, inclusief indexatie, maximaal € 2.837.

Deze beleidsmatige aanpassing zorgt voor een gemiddeld positief inkomenseffect van +0,2%. Maximaal is dat voor een alleenstaande op het sociaal minimum +0,8%. Uitkeringsgerechtigden en gepensioneerden ondervinden een gemiddeld positief inkomenseffect van +0,5% respectievelijk +0,3%. Naarmate het inkomen hoger is, is het inkomenseffect kleiner. Boven een inkomen van € 68.507 is er geen inkomenseffect omdat de algemene heffingskorting vanaf dit inkomen volledig is afgebouwd.

Verlaging tarief (nieuwe) eerste schijf

In 2021 wordt het tarief in de eerste schijf met 0,25%-punt verlaagd naar 37,10%. De eerste schijf loopt in het huidige belastingstelsel door tot een inkomen van €68.507. Alle belastingplichtigen betalen belasting in de eerste schijf. Er is sprake van een inkomenseffect van +0,2% voor lagere inkomens oplopend tot +0,3% voor hogere inkomens.

Beperkt indexeren (oude) tweede belastingschijf

Met ingang van 2011 wordt de bovengrens van de (oude) tweede schijf maar voor 75% geïndexeerd, zodat vergeleken met volledige indexatie de (oude) tweede schijf verkort wordt en de (oude) derde schijf verlengd. Aangezien voor belastingplichtigen jonger dan de AOW-gerechtigde leeftijd de totaaltarieven van de tweede en derde schijf sinds 2013 gelijk zijn, is deze maatregel alleen van belang voor belastingplichtigen vanaf de AOW-leeftijd, die geboren zijn na 1945. Personen geboren in 1945 of eerder zijn van deze maatregel uitgezonderd.

Bevriezen aangrijpingspunt toptarief

Het eindpunt van de eerste schijf in de nieuwe tariefstructuur wordt gedurende de kabinetsperiode bevroren op het niveau van 2018. Dat betekent dat deze schijf eindigt op € 68.507. Deze maatregel heeft negatieve inkomenseffecten voor de huishoudens met de hoogste inkomens doordat ze over een groter deel van hun inkomen het toptarief betalen. Ongeveer 1.000.000 huishoudens ondervinden van deze maatregel een gemiddeld negatief inkomenseffect van ‒ 0,2%.

Het bevriezen van het aangrijpingspunt van het toptarief op € 68.507 heeft ook invloed op de algemene heffingskorting, omdat de afbouw hiervan eindigt op het eindpunt van de nieuwe eerste schijf. Het inkorten van de eerste schijf zorgt voor een sterker afbouwpad van de algemene heffingskorting en daarmee voor een lagere algemene heffingskorting voor burgers met een inkomen tussen circa € 35.000 en € 68.507. Dit zorgt voor een gemiddeld inkomenseffect voor deze huishoudens van ‒ 0,1%.

Verhoging ouderenkorting

De ouderenkorting wordt beleidsmatig met € 55 verhoogd tot, inclusief indexatie, maximaal € 1.703. Gepensioneerden hebben hierdoor gemiddeld een positief inkomenseffect van +- 0,2%. Voor gepensioneerden met een klein aanvullend pensioen is het gemiddelde effect +- 0,3% en daarmee groter dan dat voor gepensioneerden met een hoger aanvullend pensioen. Voor gepensioneerden met een aanvullend pensioen van meer dan € 40.000 is er geen inkomenseffect, voor hen is de ouderenkorting al afgebouwd.

Incidentele verlaging inkomensafhankelijke combinatiekorting

Ter dekking van een ruimere interpretatie (uitspraak Hoge Raad) van het begrip co-ouderschap en het daarmee samenhangende recht op de inkomensafhankelijke combinatiekorting (IACK) wordt het maximumbedrag van de IACK incidenteel met € 113 verlaagd. Het maximumbedrag komt daarmee in 2021 uit op € 2.815. Het maximale negatieve inkomenseffect hiervan bedraagt ‒ 0,3% voor alleenstaande ouders met een modaal inkomen. Voor alleenstaande ouders met een lager inkomen is er geen effect omdat zij niet het maximale bedrag IACK krijgen. Voor alleenstaande ouders en tweeverdieners met kinderen is het inkomenseffect kleiner naar mate het inkomen hoger is: gemiddeld ‒ 0,1%.

Versobering uitbetaling algemene heffingskorting aan de minstverdienende partner

De minstverdienende partner die niet genoeg belastbaar inkomen heeft om de algemene heffingskorting te verzilveren, krijgt deze toch uitbetaald als de partner genoeg belasting betaalt. Om de arbeidsparticipatie te bevorderen wordt sinds 2009 stapsgewijs over een periode van vijftien jaar de uitbetaling van de algemene heffingskorting aan de minstverdienende partner afgebouwd. Het gevolg hiervan is dat de minstverdienende partner een grotere prikkel ervaart om (meer) te gaan werken. De minstverdienende partner geboren vóór 1 januari 1963 is uitgezonderd van de maatregel. Er zijn ongeveer 290.000 huishoudens die te maken hebben met de afbouw van de overdraagbaarheid van de algemene heffingskorting. De uitbetaling aan de minstverdienende partner bedraagt nog 13,3% in 2021. Alleenverdienershuishoudens ondervinden een gemiddeld negatief inkomenseffect van ‒ 0,4%.

Verlaging zelfstandigenaftrek

De zelfstandigenaftrek wordt vanaf 2020 met € 250 per jaar verlaagd. Vanaf 2021 deze afbouw met € 110 per jaar versneld. In totaal wordt de zelfstandigenaftrek in 2021 met € 360 naar € 6.670. Netto gaat dit in de meeste gevallen om een afname van € 133. Dit betekent een inkomenseffect tussen ‒ 0,3% en ‒ 0,1% voor de meeste huishoudens met een zelfstandige.

Wijzigingen energiebelasting en ODE

De ontwikkelingen van de belastingtarieven voor gas en elektriciteit (ODE en EB) en de belastingvermindering energiebelasting tezamen zorgen ervoor dat het belastingdeel van de energierekening voor een huishouden met gemiddeld energieverbruik volgend jaar in nominale termen gelijk blijft. Voor individuele huishoudens is er, afhankelijk van de energieconsumptie, wel een effect mogelijk.

Verhoging heffingsvrij vermogen box 3 en verhoging tarief box 3

Met ingang van het jaar 2021 wordt het heffingsvrij vermogen in box 3 verhoogd naar € 50.000 voor alleenstaanden en € 100.000 voor paren. De vermogensgrenzen in de toeslagen veranderen niet. Om dit budgettair deels te dekken wordt het belastingpercentage in box 3 licht verhoogd van 30% naar 31%. Het inkomenseffect van deze wijziging is afhankelijk van het vermogen van het huishouden. Het inkomenseffect is gemiddeld positief voor de grote meerderheid huishoudens. De huishoudens met de allerhoogste vermogens kunnen er hierdoor licht op achteruit gaan.

Fiscale maatregelen met een effect op de inflatie

Vanaf 1 januari 2021 gelden er een aantal nieuwe fiscale maatregelen die effecten hebben op de prijzen die de consument betaalt. Het tijdelijk verlaagd tarief voor laadpalen met een zelfstandige aansluiting wordt verlengd. Daarnaast zal de cap op de cataloguswaarde om in aanmerking te komen voor de korting op de bijtelling voor emissievrije zonnecelauto’s niet meer van toepassing zijn.

2. Kinderen

Verhoging bedragen voor derde en verdere kinderen kindgebonden budget

In het kader van de augustusbesluitvorming heeft het kabinet besloten om met ingang van 1 januari 2021 het maximumbedrag van het kindgebonden budget vanaf het derde kind met € 617 per jaar per kind te verhogen. Hierdoor neemt het bedrag per kind vanaf het derde kind toe tot € 919 in 2021. Deze maatregel draagt bij aan het verminderen van het aantal kinderen dat in armoede opgroeit.Gezinnen met drie of meer minderjarige kinderen profiteren van deze maatregel doordat zij een hogere toeslag ontvangen. Daarnaast hebben circa 15.000 huishoudens voor het eerst (of opnieuw) recht op kindgebonden budget omdat door een verhoging van het maximumbedrag van het kindgebonden budget vanaf het derde kind het afbouwtraject voor die gezinnen langer wordt. Gezinnen met een lager inkomen ervaren een groter positief inkomenseffect. Onder de huishoudens met kinderen komen gezinnen met drie of meer kinderen relatief gezien meer voor bij alleenverdieners (27%) dan bij tweeverdieners (16%). Van de verhoging van het bedrag aan kindgebonden budget dat ouders ontvangen voor het derde en eventuele verdere minderjarige kinderen gaan positieve inkomenseffecten uit. Het inkomenseffect is maximaal bij uitkeringsgerechtigden met een groter gezin (+2,5%) en neemt af met het inkomen. Het mediane effect voor de groep ouders die hierdoor meer kindgebonden budget krijgt is +1,3%.

Beperkt indexeren inkomensgrenzen kinderopvangtoeslag

Ter dekking voor enkele maatregelen aangekondigd in de kabinetsreacties op het advies van de Commissie Uitvoering Toeslagen en het IBO Toeslagen worden de inkomensgrenzen in de kinderopvangtoeslag in 2021 eenmalig met 0,60%-punt minder geïndexeerd dan bij volledige indexatie (2,67%) het geval zou zijn geweest. Omdat de indexering niet volledig is, komen ouders iets sneller in een hogere inkomensklasse. Het gaat hierbij om zeer beperkt inkomenseffect, omdat de afname van de kinderopvangtoeslag door overgang naar de volgende, hogere inkomensklasse veelal klein is.

Uitbreiding recht op kinderopvangtoeslag

Door een wijziging in de Wet kinderopvang wordt het aantal ontvangers van kinderopvangtoeslag uitgebreid. Zo wordt het recht op kinderopvangtoeslag uitgebreid voor huishoudens waarin een partner werkt en de andere partner een permanente Wlz-indicatie heeft, waardoor de laatstgenoemde partner niet kan werken en vaak, wanwege de eigen zorgbehoefte, ook niet in staat is om voor de kinderen te zorgen.

3. Zorg

Beleidsmatige verlaging zorgtoeslag

Via de zorgtoeslag wordt een inkomensafhankelijke tegemoetkoming verstrekt die het voor huishoudens met lage en middeninkomens mogelijk moet maken de nominale zorgpremie en het verplicht eigen risico voor de zorgverzekering te betalen. In 2021 wordt het normpercentage van de zorgtoeslag voor alleenstaanden en meerpersoonshuishoudens met 0,055%-punt verhoogd tot respectievelijk 1,885% en 4,195%. De beleidsmaatregel leidt tot een maximaal negatief inkomenseffect van ‒ 0,1% voor lage inkomens. Per saldo stijgt de zorgtoeslag echter vanwege de reguliere compensatie voor de hogere nominale zorgpremie.

4. Wonen

Beperking hypotheekrenteaftrek

De hypotheekrenteaftrek wordt aangepast voor bestaande en nieuwe hypotheken. In 2014 is begonnen het maximale aftrektarief in de vierde schijf stapsgewijs te verlagen. Dit gebeurde in stappen van ½%-punt per jaar. Vanaf 1 januari 2020 is er sprake van een versneld afbouwpad van 3,0%-punt per jaar om vanaf 2023 op het structurele pad van 37,1% te eindigen. Voor alle hypotheken wordt in 2021 de aftrek inkomstenbelasting daardoor mogelijk tegen maximaal 43,0%. Huishoudens met een inkomen in het toptarief en een hypotheek (circa 900.000 huishoudens) ondervinden hiervan een inkomenseffect tussen ‒ 0,2% en ‒ 0,3%.

Geleidelijk afschaffen aftrek wegens geen of geringe eigenwoningschuld

Met ingang van 2019 wordt de aftrek wegens geen of geringe eigenwoningschuld (regeling Hillen) in gelijke stappen in dertig jaren uitgefaseerd. Dit betekent dat per 2021 nog 90% van het verschil tussen het eigenwoningforfait en de daarop drukkende aftrekbare kosten in aanmerking worden genomen. Het inkomenseffect van deze maatregel is beperkt en kleiner dan ‒ 0,1%.

Beleidsmatige verlaging tarief eigenwoningforfait

De budgettaire opbrengst van de versnelde afbouw van het maximale tarief van de hypotheekrenteaftrek wordt volledig gebruikt ter compensatie van eigenwoningbezitters door een verlaging van het percentage van het eigenwoningforfait. De verlaging van het (basis)percentage van het eigenwoningforfait voor woningen met een eigenwoningwaarde van meer dan € 75.000 vindt plaats in drie stappen van elk 0,05%-punt in de jaren 2020, 2021 en 2023. Naar verwachting leidt dit beleid, in combinatie met de endogene ontwikkeling van huur- en woningprijzen, tot een (basis)percentage van het eigenwoningforfait van 0,5% in 2021. De percentages van het eigenwoningforfait kunnen nog wijzigen als de ontwikkelingen van huur- en woningprijzen afwijken van de ramingen. De meeste eigenwoningbezitters hebben als gevolg hiervan een positief inkomenseffect van circa +0,1%.

Maatregel huurverlaging

Woningcorporaties worden eenmalig verplicht om bij een verzoek daartoe de huur te verlagen tot de relevante aftoppingsgrens (€ 619,01 voor eenpersoonshuishoudens en € 663,40 voor meerpersoonshuishoudens), voor huurders met een inkomen onder de inkomensgrens voor passend toewijzen (voormalige maximuminkomensgrens voor de huurtoeslag). De maatregel is in het koopkrachtbeeld verwerkt als lagere inflatie (-0,045%-punt), uitgaande van een huurverlaging van macro circa € 160 miljoen.

5. Sociale zekerheid

(Temporisering) afbouw dubbele algemene heffingskorting in de sociale zekerheid

Sinds januari 2012 wordt de dubbele algemene heffingskorting in de sociale zekerheid (excl. AOW) afgebouwd. In de structurele situatie hebben uitkeringsgerechtigden, evenals alleenverdieners in de fiscaliteit, recht op eenmaal de algemene heffingskorting. In het regeerakkoord is afgesproken dat de afbouw van de dubbele heffingskorting in de sociale zekerheid in de jaren 2019 tot en met 2021 wordt getemporiseerd, zodat 3,75%-punt wordt afgebouwd in plaats van 5%-punt per jaar. Per saldo resulteert nog steeds een negatief inkomenseffect van gemiddeld ‒ 0,3% voor bijstandsgerechtigden.

Harmonisatie inkomensregelingen Wajong

Met ingang van 2021 worden de regels voor inkomensondersteuning in de Wajong geharmoniseerd. Werkende Wajongers (ongeveer 58.000 mensen) houden naast hun uitkering (ten minste) 30 eurocent van iedere euro die ze verdienen. Dit leidt tot een hoger gemiddeld inkomen.

Beleidsmatige verlaging Tegemoetkoming arbeidsongeschikten

Bij de behandeling van het wetsvoorstel Wajong maatregelen heeft de staatssecretaris van SZW aan de Eerste Kamer toegezegd het overgangsrecht voor een specifieke specifieke groep werkende Wajongers aan te passen. Deze kosten voor wijziging bedragen naar schatting € 2,5 miljoen per jaar en komen ten laste van de Tegemoetkoming arbeidsongeschikten. De hoogte van de Tegemoetkoming arbeidsongeschikten wordt hierop aangepast en deze komt hierdoor in 2021 € 2 netto per jaar lager uit dan anders het geval geweest zou zijn. Dit leidt tot een zeer klein negatief inkomenseffect voor arbeidsongeschikten.

Inwerkingtreding Wet vereenvoudiging beslagvrije voet

De Wet vereenvoudiging beslagvrije voet treedt op 1 januari in werking. Mensen met schulden kunnen nu nog onder het absolute bestaansminimum terecht komen omdat schuldeisers niet van elkaar weten dat ze beslag leggen op hetzelfde inkomen. De nieuwe wet brent hier verandering in. Hierdoor blijft in deze gevallen een hoger besteedbaar inkomen over.

5.2.8 Maatregelen Caribisch Nederland

Voor Caribisch Nederland beschikt SZW niet, zoals voor Europees Nederland, over betrouwbare ramingen van de contractloonontwikkeling, de indexatie van de pensioenen en de inflatie. Hierdoor is het niet mogelijk om de koopkrachtontwikkeling kwantitatief te visualiseren, zoals dat voor de Europees-Nederlandse situatie wordt gedaan. Wel wordt de inflatieontwikkeling nauwgezet door het CBS gemonitord. Deze prijsontwikkeling en bijbehorende indexering van uitkeringen komen in deze paragraaf kort aan bod.

Prijsontwikkeling en indexering van uitkeringen

Jaarlijks worden het minimumloon, de AOV, de AWW en de onderstand geïndexeerd op basis van de gerealiseerde ontwikkeling van de consumentenprijsindex in het derde kwartaal van het voorgaande jaar.

Verhoging Kinderbijslagvoorziening BES

In 2021 wordt de Kinderbijslagvoorziening BES verhoogd met $ 2 per maand voor huishoudens met kinderen op Bonaire, Sint-Eustatius en Saba.

5.3 Horizontale overzichtconstructie integratiebeleid etnische minderheden

Inburgering
XV SZW 13 - Faciliteren dat inburgeringsplichtigen hun inburgeringsexamen halen.
Arbeid en werkgelegenheid
VI J&V 31 31.2 Om de legitimiteit van het politiewerk te waarborgen, specifieke veiligheids-problemen in de wijk aan te kunnen pakken en om in contact te blijven met verschillende gemeenschappen en daarmee het politiewerk te verbeteren wordt de diversiteit bij de politie verder vergroot. Het diversiteitsbeleid van de politie is gericht op een betere verbinding met de samenleving; een meer inclusieve werkcultuur; meer divers samengestelde teams; en een beter werkproces voor de aanpak van discriminatie.
VII BZK 7 7.1 Het Ministerie van BZK draagt bij aan een overheid die de maatschappelijke opgaven gezamenlijk adresseert en aanpakt door in haar werkwijze grenzeloos samenwerken centraal te zetten. Dit vergt ook investeringen in het menselijk kapitaal van de overheid en de Rijksdienst in het bijzonder. Daarom wordt in 2020 verder vormgegeven aan het Strategisch Personeelsbeleid Rijk 2025, waarin het accent onder andere ligt op aantrekkelijk werkgeverschap, inclusiviteit en permanent ontwikkelen van medewerkers.
Jeugd (en veiligheid)
XV SZW 13 - Het versterken van maatschappelijke en economische zelfredzaamheid, zodat de maatschappelijke samenhang toeneemt en tegenstellingen worden tegengegaan.
Emancipatie
VIII OCW 25 - Het versterken van maatschappelijke zelfredzaamheid van bi-culturele LHBTI’s en bijdragen aan de sociale acceptatie op grond van seksuele oriëntatie en/of gender-identiteit in bi-culturele kringen.
Participatie
VII BZK 3 3.1 Een vrij toegankelijke, vraaggerichte woningmarkt met steun voor degenen die dat nodig hebben.
VII BZK 7 7.2 Uitvoeren van pensioenregelingen voor (voormalige) Nederlandse ambtenaren uit de voormalig overzeese gebiedsdelen en hun nagelaten betrekkingen.
XV SZW 13 - Het versterken van maatschappelijke en economische zelfredzaamheid, zodat de maatschappelijke samenhang toeneemt en tegenstellingen worden tegengegaan.

Toelichting

In het interdepartementaal overzicht integratiebeleid etnische minderheden zijn doelstellingen opgenomen uit de departementale begrotingen met specifieke maatregelen en algemene maatregelen, waarbij expliciete beleidsdoelstellingen op het terrein van het integratiebeleid etnische minderheden zijn geformuleerd in de begroting, in beleidsnota’s of in de integratiemonitor. Het overzicht is ingedeeld naar een aantal beleids-terreinen om de samenhang tussen de beleidsmaatregelen van de verschillende ministeries inzichtelijker te maken: Inburgering, Arbeid en werkgelegenheid, Jeugd (en veiligheid), Emancipatie en Participatie. Voor elk beleidsterrein is weergegeven waar de specifieke en algemene maatregelen in de Rijksbegroting zijn te vinden. De maatregelen op andere begrotingshoofdstukken dan die van SZW worden uitgevoerd onder verantwoordelijkheid van de bewindslieden van de genoemde ministeries.

6. Bijlagen

Bijlage 1: Rechtspersonen met een Wettelijke Taak en Zelfstandige Bestuursorganen

Deze bijlage bevat in tabel 124 een overzicht van de zelfstandige bestuurs-organen (ZBO) en rechtspersonen met een wettelijke taak (RWT) die onder de verantwoordelijkheid van het moederdepartement vallen. In tabel 125 zijn de bijdragen aan de ZBO’s en de RWT’s opgenomen die onder de verantwoordelijkheid van een ander ministerie vallen. De opgenomen bedragen zijn de in de beleidsartikelen verantwoorde uitgaven van de begrotings- en de premiegefinancierde regelingen in de budgettaire tabellen onder de instrumenten «Inkomensoverdrachten», «Bijdragen aan ZBO’s/RWT’s» en «Subsidies».

Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) ZBO en RWT 1,2,3,4,5,6,11 32.119,5 evaluatie 2021
inclusief
Bureau Keteninformatisering Werk en Inkomen (BKWI)
Sociale Verzekeringsbank (SVB) ZBO en RWT 2,6,8,9,10,11,13 47.806,0 evaluatie 2021
Inlichtingenbureau (IB) RWT 11 8,0 evaluatie 2021
ZonMw VWS ZBO en RWT 2 0,2
Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) J&V ZBO en RWT 13 17,2

Bijlage 2: Verdiepingshoofdstuk

Dit onderdeel bevat het verdiepingshoofdstuk van de SZW-begroting. In deze paragraaf wordt voor alle artikelen op de SZW-begroting de mutatie van uitgaven en ontvangsten tussen de ontwerpbegroting 2020 en de huidige ontwerpbegroting 2021 gedetailleerd toegelicht. Dit gebeurt zowel voor de begrotingsgefinancierde als voor de premiegefinancierde regelingen.

De opbouw van deze tabellen is gelijk aan elkaar. Bij de begrotingsgefinancierde en bij de premiegefinancierde regelingen worden, conform de RBV, de mutaties in de amendementen, de vier incidentele suppletoire begrotingen, de eerste suppletoire begroting (Voorjaarsnota) en de nieuwe mutaties (Miljoenennota) vermeld.

1 Arbeidsmarkt

Stand ontwerpbegroting 2020 890.667 712.147 710.774 714.568 718.585
Mutatie amendement 500 0 0 0 0
Mutaties1e Incidentele suppletoire begroting 10.000.000 0 0 0 0
Mutaties 2e Incidentele suppletoire begroting ‒ 464.000 0 0 0 0
Mutaties Voorjaarsnota ‒ 127.425 ‒ 50.416 ‒ 78.411 ‒ 79.654 ‒ 57.060
Mutaties 3e Incidentele suppletoire begroting 12.946.667 0 0 0 0
Mutaties 4e Incidentele suppletoire begroting 2.203.100 565.100 0 0 0
Nieuwe mutaties:
1. Loon- en prijsbijstelling 2020 147 165 165 169 185
2. Overboekingen met andere departementen ‒ 60 50 202.547 202.101 202.551
3. Budgettair neutrale herschikkingen 1.936 861 1.434 1.434 1.434
4. Kasschuiven ‒ 3.324.190 2.969.175 353.015 1.000 1.000
5. Bijstelling LKV 0 0 0 0 ‒ 20.834
6. Bijstelling NOW 1.0 ‒ 762.625 ‒ 9.000 ‒ 625 0 0
7. Bijstelling NOW 2.0 ‒ 5.821.201 ‒ 1.221.733 ‒ 143.733 0 0
8. Bijstelling compensatie loonkosten CN 1.000 0 0 0 0
9. Bijsteliing TOFA ‒ 167.000 0 0 0 0
10. Maatwerkregel DI en eerder uittreden 0 250.000 250.000 250.000 250.000
11. Werkgeverssubsidie leercultuur 0 41.500 0 0 0
12. NL leert door 0 72.000 18.000 0 0
13. NOW 3.0 0 2.545.300 0 0 0
Stand ontwerpbegroting 2021 15.377.516 5.875.149 1.313.166 1.089.618 1.095.861 875.988
  1. De loon- en prijsbijstelling 2020 is overgeheveld om de uitkeringslasten op prijspeil 2020 te brengen.
  2. Er zijn 4 overboekingen met andere departementen. De grootste mutatie is de structurele overboeking van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van € 202,5 miljoen in 2021 voor de subsidieregeling Stimulans ArbeidsmarktPositie (STAP). Het structurele niveau van de overboeking is € 218,0 miljoen.
  3. Er is sprake van diverse budgettair neutrale herschikkingen binnen de SZW-begroting.
  4. Om beter aan te sluiten bij het kasritme worden onder andere middelen voor de NOW 1.0 en 2.0 doorgeschoven van 2020 naar latere jaren. Vanwege het afrekenproces zal een deel van de gelden in latere jaren worden uitgekeerd.
  5. Het schrappen van de 3-jaarsbepaling van het LKV Banenafspraak is uitgesteld. Een deel van deze middelen wordt gereserveerd voor de effectievere invulling van de Wtl.
  6. Middelen van de NOW 1.0 komen niet tot besteding omdat het beroep op de regeling minder is dan verwacht.
  7. Middelen van de NOW 2.0 komen niet tot besteding omdat het beroep op de regeling minder is dan verwacht.
  8. De raming van de compensatie loonkosten Caribisch Nederland is opwaarts bijgesteld. Op basis van de uitvoeringsgegevens zijn de middelen verhoogd met € 1,0 miljoen.
  9. De raming van de Tijdelijke Overbruggingsregeling voor Flexibele Arbeidskrachten is neerwaarts bijgesteld. Op basis van de realisatiecijfers blijkt dat het beroep op de regeling lager is dan aanvankelijk werd geraamd.
  10. In het pensioenakkoord van 5 juni 2020 is afgesproken een tijdelijke subsidieregeling Maatwerkregeling DI en eerder uittreden in te voeren. Voor deze regeling is voor 4 jaar € 1 miljard aan middelen beschikbaar.
  11. Aan de al bestaande stimuleringsregeling voor scholing en ontwikkeling van werknemers in MKB bedrijven, wordt in 2021 € 41,5 miljoen extra beschikbaar gesteld. De uitbreiding is een gevolg van de door de coronacrisis ontstane extra behoefte aan scholing en begeleiding.
  12. Voor NL leert door is er in 2021 € 72,0 miljoen aan middelen beschikbaar voor ontwikkeladvies en online scholing. In 2022 is er € 18,0 miljoen beschikbaar voor voor online scholing.
  13. De Tijdelijke noodmaatregel overbrugging voor werkbehoud (NOW) wordt per 1 oktober met drie keer drie maanden verlengd. Deze derde tranche kent een aflopende tegemoetkoming van de loonsom en biedt ruimte de loonsom te laten dalen zonder dat dit ten koste gaat van de subsidie. De eerste drie maanden wordt 80% uitgekeerd waarna iedere 3 maanden het uitkeringspercentage met 10 procent-punt afneemt. Dit betreffen de subsidie-uitgaven aan het tweede (jan-maart 2021) en derde deel (apr-jun 2021) van de regeling.
Stand ontwerpbegroting 2020 24.000 24.000 24.000 24.000 24.000
Mutaties Voorjaarsnota ‒ 9.846 975 1.110 1.180 1.180
Nieuwe mutaties:
1. Bijstelling boeteontvangsten ‒ 4.500 0 0 0 0
Stand ontwerpbegroting 2021 9.654 24.975 25.110 25.180 25.180 25.180
  1. De boeteontvangsten worden met € 4,5 miljoen naar beneden bijgesteld. Op grond van de ontvangen boetes in de eerste 4 maanden is de verwachting dat in 2020 € 9,7 miljoen aan boeteontvangsten gerealiseerd wordt.
Stand ontwerpbegroting 2020 reëel 817.128 448.560 228.215 228.215 228.215
Mutaties Voorjaarsnota ‒ 64.000 ‒ 12.000 0 0 0
Nieuwe mutaties:
1. Loon- en prijsbijstelling 2020 35.543 11.010 5.297 5.297 5.297
Stand ontwerpbegroting 2021 reëel 788.671 447.570 233.512 233.512 233.512
Stand ontwerpbegroting 2020 nominaal 35.543 33.313 25.129 28.785 28.785
Mutaties Voorjaarsnota 0 0 0 0 0
Nieuwe mutaties:
2. Overheveling loon- en prijsbijstelling 2020 ‒ 35.543 ‒ 11.010 ‒ 5.297 ‒ 5.297 ‒ 5.297
Stand ontwerpbegroting 2021 nominaal 0 22.303 19.832 23.488 23.488
Stand ontwerpbegroting 2021 788.671 469.873 253.344 257.000 257.000 257.000
  1. De loon- en prijsbijstelling 2020 is overgeheveld om de uitkeringslasten op prijspeil 2020 te brengen.
  2. Zie bij mutatienummer 1.

2 Bijstand, Participatiewet en Toeslagenwet

Stand ontwerpbegroting 2020 7.002.798 7.166.953 7.319.576 7.482.932 7.658.158
Mutaties1e Incidentele suppletoire begroting 3.800.000 0 0 0 0
Mutaties Voorjaarsnota ‒ 218.011 ‒ 259.272 ‒ 237.232 ‒ 222.848 ‒ 183.478
Mutaties 3e Incidentele suppletoire begroting 1.500.000 0 0 0 0
Mutaties 4e Incidentele suppletoire begroting 253.000 368.000 0 0 0
Nieuwe mutaties:
1. Loon- en prijsbijstelling 2020 136.569 139.383 143.237 147.210 151.904
2. Macromutaties 161.925 655.125 971.032 736.740 455.446
3. Overboekingen met andere departementen 160 410 356 356 356
4. Budgettair neutrale herschikkingen 1.850 6.274 2.216 250 0
5. Kasschuiven ‒ 2.966 ‒ 304 3.305 ‒ 98 63
6. Ramingsbijstelling 193.115 72.028 14.363 11.257 12.125
7. Bijstelling Tozo 1.0 ‒ 1.296.000 0 0 0 0
8. Overboeking van premie naar begroting 2.090 0 0 0 0
9. Bijstelling Tozo 2.0 ‒ 700.000 0 0 0 0
Stand ontwerpbegroting 2021 10.834.530 8.148.597 8.216.853 8.155.799 8.094.574 8.053.926
  1. De loon- en prijsbijstelling 2020 is toegevoegd om de uitkeringslasten op het loon- en prijspeil 2020 te brengen.
  2. De raming van het macrobudget participatiewetuitkeringen is aangepast op basis van de laatste ontwikkelingen in de werkloosheid. Als gevolg van de coronacrisis verwacht het CPB een forse oploop van de werkloze beroepsbevolking. Hierdoor stijgen de uitgaven aan bijstandsuitkeringen.
  3. Er zijn 4 overboekingen met andere departementen. De grootste mutatie is de overboeking van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van € 0,4 miljoen structureel voor terugontvangen middelen integrale aanpak Caribisch Nederland.
  4. Er is sprake van diverse budgettair neutrale herschikkingen binnen de SZW-begroting.
  5. Om beter aan te sluiten bij het kasritme worden onder andere middelen van de subsidie Alle kinderen doen mee doorgeschoven van 2020 en 2021 naar 2022. Vanwege het afrekenproces zal een deel van de gelden in 2022 worden uitgekeerd.
  6. De mutatie betreft een samenstelling van doorwerkingen van uitvoeringsgegevens op het terrein van onder andere Macrobudget Participatiewetuitkeringen, Bijstand Zelfstandigen, Toeslagenwet en Aanvullende Inkomensvoorziening Ouderen.
  7. De raming van de Tijdelijke Overbruggingsregeling Zelfstandige Ondernemers (Tozo) 1.0 is neerwaarts bijgesteld. Op basis van de realisatiecijfers blijkt dat het beroep op de regeling lager is dan aanvankelijk werd geraamd.
  8. Er is budgettair neutrale herschikking tussen premie- en begrotingsgefinancierde budgetten.
  9. De raming van de Tijdelijke Overbruggingsregeling Zelfstandige Ondernemers (Tozo) 2.0 is neerwaarts bijgesteld. Op basis van de realisatiecijfers blijkt dat het beroep op de regeling lager is dan aanvankelijk werd geraamd.
Stand ontwerpbegroting 2020 26.020 13.658 15.500 17.700 18.938
Mutaties Voorjaarsnota 0 0 0 0 0
Nieuwe mutaties:
1. Afrekening 2019 5.960 0 0 0 0
2. Terugbetaling kapitaalverstrekkingen TOZO 0 0 0 101.500 162.900
3. Bzb bijstelling ‒ 11.522 ‒ 9.243 ‒ 2.641 1.625 588
Stand ontwerpbegroting 2021 20.458 4.415 12.859 120.825 182.426 185.293
  1. De ontvangsten komen voort uit de afrekening TW over 2019 met UWV.
  2. Bij Tozo-1 en Tozo-2 worden leningen voor bedrijfskapitaal verstrekt. Vanaf 2023 moeten deze leningen worden terugbetaald.
  3. De raming van de terugontvangsten Bijstand zelfstandigen is bijgesteld naar aanleiding van de uitvoeringsinformatie.

3 Arbeidsongeschiktheid

Stand ontwerpbegroting 2020 3.878 10.885 10.892 4.900 908
Mutaties Voorjaarsnota ‒ 190 ‒ 172 ‒ 156 ‒ 142 ‒ 127
Nieuwe mutaties:
1. Loon- en prijsbijstelling 2020 8 9 9 9 9
Stand ontwerpbegroting 2021 3.696 10.722 10.745 4.767 790 802
  1. De loon- en prijsbijstelling 2020 is overgeheveld om de uitkeringslasten op prijspeil 2020 te brengen.
Stand ontwerpbegroting 2020 reëel 10.295.307 10.261.951 10.394.431 10.603.611 10.732.891
Mutaties Voorjaarsnota 1.149 58.727 65.589 73.582 138.840
Nieuwe mutaties:
1. Loon- en prijsbijstelling 2020 269.154 271.264 274.890 280.770 286.126
2. Ramingsbijstelling ‒ 8.667 8.123 26.008 20.679 12.629
3. Motie Oomen 0 ‒ 1.755 ‒ 1.772 ‒ 1.804 ‒ 1.826
4. Nabetalingen 2019 1.260 0 0 0 0
Stand ontwerpbegroting 2021 reëel 10.558.203 10.598.310 10.759.146 10.976.838 11.168.660
Stand ontwerpbegroting 2020 nominaal 248.933 503.305 771.641 1.051.860 1.335.596
Mutaties Voorjaarsnota 20.221 68.207 76.630 60.177 37.372
Nieuwe mutaties:
5. Bijstellingen grondslag en indexatiepercentages 0 ‒ 152.217 ‒ 290.453 ‒ 379.432 ‒ 432.975
6. Overheveling loon- en prijsbijstelling 2020 ‒ 269.154 ‒ 271.264 ‒ 274.890 ‒ 280.770 ‒ 286.126
Stand ontwerpbegroting 2021 nominaal 0 148.031 282.928 451.835 653.867
Stand ontwerpbegroting 2021 10.558.203 10.746.341 11.042.074 11.428.673 11.822.527 12.211.760
  1. De loon- en prijsbijstelling 2020 is overgeheveld om de uitkeringslasten op prijspeil 2020 te brengen.
  2. Op basis van de uitvoeringsinformatie van UWV zijn de geraamde uitgaven aan de arbeidsongeschiktheidsregelingen bijgesteld. De IVA-uitgaven zijn meerjarig naar beneden bijgesteld. Dit komt door een daling van de instroom. De WGA-uitgaven zijn meerjarig opwaarts bijgesteld. Dit komt door een hogere instroom. De WAO-uitgaven zijn meerjarig opwaarts bijgesteld. Dit is voor ongeveer de helft het gevolg van een hoger aantal uitkeringen en voor de andere helft van een hogere gemiddelde uitkering.
  3. Vanaf 2021 wordt er budget overgeheveld voor de uitvoering van de motie Oomen.
  4. De bevoorschotting voor de tegemoetkoming arbeidsongeschikten voor de IVA, WAO en WAZ in 2019 is te laag geweest. In 2020 is het verschil afgerekend.
  5. Nominale ontwikkeling als gevolg van bovenstaande mutaties van de uitkeringen (grondslag) en als gevolg van aanpassing van de indexcijfers.
  6. Zie bij mutatienummer 1.

4 Jonggehandicapten

Stand ontwerpbegroting 2020 3.386.123 3.403.698 3.402.116 3.418.270 3.434.877
Mutaties Voorjaarsnota ‒ 26.841 2.468 3.380 2.977 5.264
Nieuwe mutaties:
1. Loon- en prijsbijstelling 2020 82.815 83.968 84.159 84.622 85.176
2. Ramingsbijstelling Wajong ‒ 8.375 ‒ 5.606 ‒ 6.544 ‒ 6.273 ‒ 5.981
3. Budgettair neutrale herschikkingen 0 ‒ 2.000 0 0 0
4. Motie Oomen 0 1.757 1.757 1.757 1.757
Stand ontwerpbegroting 2021 3.433.722 3.484.285 3.484.868 3.501.353 3.521.093 3.568.671
  1. De loon- en prijsbijstelling 2020 is overgeheveld om de uitkeringslasten op prijspeil 2020 te brengen.
  2. Op basis van de realisatiegegevens van UWV is de raming van de uitgaven van de uitkeringslasten Wajong naar beneden bijgesteld. Dit komt onder andere omdat de verwachte uitstroom uit de Wajong structureel hoger is dan eerder geraamd en door het bijstellen van de aannames die bij de invoering van de Wajong2015 zijn gedaan.
  3. Er is sprake van een budgettair neutrale herschikking binnen de SZW-begroting.
  4. Voor de motie Oomen zijn vanaf 2021 middelen beschikbaar gesteld.
Stand ontwerpbegroting 2020 0 0 0 0 0
Mutaties Voorjaarsnota 22.272 0 0 0 0
Nieuwe mutaties:
1. Afrekening 2019 68 0 0 0 0
Stand ontwerpbegroting 2021 22.340 0 0 0 0 0
  1. De ontvangsten van € 0,1 miljoen zijn de te veel bevoorschotte middelen voor de uitkeringslasten Wajong in 2019, die UWV in 2020 terugbetaalt.

5 Werkloosheid

Stand ontwerpbegroting 2020 116.911 111.282 117.188 128.440 142.535
Mutaties Voorjaarsnota 9.030 4.761 ‒ 7.343 ‒ 13.468 ‒ 20.227
Nieuwe mutaties:
1. Loon- en prijsbijstelling 2020 2.912 2.721 2.795 2.924 3.111
2. Ramingsbijstelling 2.446 5.291 8.437 9.328 9.102
3. Tijdelijke tegemoetkoming Westhaven 114 314 316 152 0
4. Afrekening 2019 1.909 0 0 0 0
5. Macromutaties 0 0 11.878 41.465 65.875
6. Scholingsbudget WW 0 18.000 0 0 0
Stand ontwerpbegroting 2021 133.322 142.369 133.271 168.841 200.396 212.586
  1. De loon- en prijsbijstelling 2020 is overgeheveld om de uitkeringslasten op prijspeil 2020 te brengen.
  2. Op basis van uitvoeringsinformatie van UWV is de IOW meerjarig opwaarts bijgesteld.
  3. Binnen de SZW begroting is budget naar artikel 5 verplaatst voor de financiering van de tijdelijke regeling tegemoetkoming werknemers Westhaven.
  4. Over 2019 is de bevoorschotting van de uitkeringslasten IOW te laag geweest. In 2020 wordt het restant nabetaald.
  5. De raming van de IOW is aangepast op basis van de nieuwe raming van het CPB van de werkloosheid. Vanaf 2022 wordt een forse stijging van de uitkeringslasten verwacht als gevolg van toenemende werkloosheid door de coronacrisis.
  6. In het kader van het Steun en herstelpakket is in 2021 € 18,0 miljoen extra aan middelen beschikbaar voor het scholingsbudget WW.
Stand ontwerpbegroting 2020 0 0 0 0 0
Mutaties Voorjaarsnota 0 0 0 0 0
Nieuwe mutaties:
1. Terugontvangst scholingsbudget WW 1.285 0 0 0 0
Stand ontwerpbegroting 2021 1.285 0 0 0 0 0
  1. De ontvangstenmutatie heeft betrekking op het van UWV terugontvangen voorschot 2019 van het scholingsbudget WW.
Stand ontwerpbegroting 2020 reëel 3.724.276 3.904.578 4.079.882 4.276.373 4.475.627
Mutaties Voorjaarsnota ‒ 188.492 ‒ 350.122 ‒ 373.737 ‒ 347.658 ‒ 272.744
Nieuwe mutaties:
1. Loon- en prijsbijstelling 2020 111.988 112.589 117.429 124.531 133.280
2. Macro mutaties 881.497 2.782.085 2.953.505 2.156.227 1.332.243
Stand ontwerpbegroting 2021 reëel 4.529.269 6.449.130 6.777.079 6.209.473 5.668.406
Stand ontwerpbegroting 2020 nominaal 103.249 212.199 328.644 459.487 616.004
Mutaties Voorjaarsnota 8.739 9.674 4.441 ‒ 8.321 ‒ 30.661
Nieuwe mutaties:
3. Bijstellingen grondslag en indexatiepercentages 0 ‒ 17.937 ‒ 16.931 ‒ 36.040 ‒ 74.553
4. Overheveling loon- en prijsbijstelling 2020 ‒ 111.988 ‒ 112.589 ‒ 117.429 ‒ 124.531 ‒ 133.280
Stand ontwerpbegroting 2021 nominaal 0 91.347 198.725 290.595 377.510
Stand ontwerpbegroting 2021 4.529.269 6.540.477 6.975.804 6.500.068 6.045.916 5.784.000
  1. De loon- en prijsbijstelling 2020 is overgeheveld om de uitkeringslasten op prijspeil 2020 te brengen.
  2. Er is een tegenvaller op de WW-uitgaven van miljarden euro’s als gevolg van de coronacrisis. Het CPB verwacht dat we in korte tijd van een hoogtepunt van de conjunctuur naar een dieptepunt gaan. De geraamde werkloosheid neemt dus fors toe. Het is aannemelijk dat het aantal mensen dat een WW-uitkering aanvraagt zal oplopen. Ook blijven deze mensen naar verwachting langer in de WW, omdat de kans op het vinden van een baan vermoedelijk daalt.
  3. Nominale ontwikkeling als gevolg van bovenstaande mutaties van de uitkeringen (grondslag) en als gevolg van aanpassing van de indexcijfers.
  4. Zie bij mutatiemummer 1.
Stand ontwerpbegroting 2020 reëel 253.000 253.000 253.000 253.000 253.000
Mutaties Voorjaarsnota 7.000 11.990 18.947 20.667 20.667
Nieuwe mutaties:
1. Loon- en prijsbijstelling 2020 8.295 8.455 8.677 8.732 8.732
2. Ramingsbijstelling ‒ 8.296 31.704 31.704 31.704 31.704
Stand ontwerpbegroting 2021 reëel 259.999 305.149 312.328 314.103 314.103
Stand ontwerpbegroting 2020 nominaal 7.068 13.823 20.491 27.319 35.009
Mutaties Voorjaarsnota 1.227 2.828 4.105 4.287 3.302
Nieuwe mutaties:
3. Bijstellingen grondslag en indexatiepercentages 0 ‒ 3.922 ‒ 6.812 ‒ 8.234 ‒ 8.708
4. Overheveling loon- en prijsbijstelling 2020 ‒ 8.295 ‒ 8.455 ‒ 8.677 ‒ 8.732 ‒ 8.732
Stand ontwerpbegroting 2021 nominaal 0 4.274 9.107 14.640 20.871
Stand ontwerpbegroting 2021 259.999 309.423 321.435 328.743 334.974 341.993
  1. De loon- en prijsbijstelling 2020 is overgeheveld om de ontvangsten op prijspeil 2020 te brengen.
  2. Overheidswerkgevers zijn eigenrisicodragers voor de WW. De WW-uitgaven worden door UWV verhaald op deze werkgevers. De raming van de ontvangsten uit verhaal is vanaf 2021 naar boven bijgesteld vanwege het effect dat de coronacrisis naar verwachting heeft op de arbeidsmarkt.
  3. Nominale ontwikkeling als gevolg van bovenstaande mutaties van de uitkeringen (grondslag) en als gevolg van aanpassing van de indexcijfers.
  4. Zie bij mutatienummer 1.

6 Ziekte en zwangerschap

Stand ontwerpbegroting 2020 11.981 8.268 8.298 8.279 8.312
Mutaties 2e Incidentele suppletoire begroting 13.000 0 0 0 0
Mutaties Voorjaarsnota ‒ 1.380 4.179 2.739 945 306
Mutaties 3e Incidentele suppletoire begroting ‒ 13.000 0 0 0 0
Nieuwe mutaties:
1. Loon- en prijsbijstelling 2020 164 165 166 168 169
2. Afrekening 2019 33 0 0 0 0
Stand ontwerpbegroting 2021 10.798 12.612 11.203 9.392 8.787 8.629
  1. De loon- en prijsbijstelling 2020 is overgeheveld om de uitkeringslasten op prijspeil 2020 te brengen.
  2. Over 2019 is de bevoorschotting van de uitkeringslasten TAS aan de SVB te laag geweest. Het totale nabetaalde bedrag in 2020 over 2019 betreft € 246.000. Bij de Voorjaarsnota werd de nabetaling op basis van de voorlopige realisatie geschat op € 213.000. Op basis van de definitieve realisatie bleek een extra nabetaling nodig van € 33.000.
Stand ontwerpbegroting 2020 reëel 2.945.765 3.078.196 3.120.044 3.160.766 3.202.689
Mutaties Voorjaarsnota 92.491 48.470 18.153 27.140 39.811
Nieuwe mutaties:
1. Loon- en prijsbijstelling 2020 96.727 99.543 99.816 101.360 103.081
2. Ramingsbijstelling 35.217 105.794 120.937 113.255 92.046
3. Geboorteverlof niet verz werkn 0 0 2.100 5.000 5.000
4. Ouderschapsverlof 0 0 136.000 360.000 360.000
Stand ontwerpbegroting 2021 reëel 3.170.200 3.332.003 3.497.050 3.767.521 3.802.627
Stand ontwerpbegroting 2020 nominaal 82.167 167.991 252.447 340.981 433.996
Mutaties Voorjaarsnota 14.560 28.229 31.041 26.750 19.359
Nieuwe mutaties:
5. Bijstellingen grondslag en indexatiepercentages 0 ‒ 50.013 ‒ 80.412 ‒ 85.040 ‒ 90.816
6. Overheveling loon- en prijsbijstelling 2019 ‒ 96.727 ‒ 99.543 ‒ 99.815 ‒ 101.360 ‒ 103.081
Stand ontwerpbegroting 2021 nominaal 0 46.664 103.261 181.331 259.458
Stand ontwerpbegroting 2021 3.170.200 3.378.667 3.600.311 3.948.852 4.062.085 4.171.969
  1. De loon- en prijsbijstelling 2020 is overgeheveld om de uitkeringslasten op prijspeil 2020 te brengen.
  2. De ZW kent meerjarig een tegenvaller. Door de sterke toename van het aantal WW-gerechtigden (vanwege de effecten door de uitbraak van het coronavirus op de conjunctuur) stijgt de instroom van zieke werklozen flink. Ook zijn er meer uitkeringen wegens ziekte bij zwangerschap. Hier staat tegenover dat de instroom van flexwerkers naar verwachting juist daalt doordat er minder mensen met een uitzendcontract of tijdelijk dienstverband aan het werk zijn.
  3. De EU-richtlijn werk/prive regelt dat ook niet-verzekerde werknemers recht hebben op geboorteverlof. Dit was nog niet geregeld en wordt met het wetsvoorstel Wet invoering betaald ouderschapsverlof (Wibo) alsnog gedaan.
  4. Dit betreft de uitkeringslasten behorend bij 9 weken ouderschapsverlof voor beide ouders tegen 50% loon tot maximaal dagloon.
  5. Nominale ontwikkeling als gevolg van bovenstaande mutaties van de uitkeringen (grondslag) en als gevolg van aanpassing van de indexcijfers.
  6. Zie bij mutatienummer 1.

7 Kinderopvang

Stand ontwerpbegroting 2020 3.461.212 3.490.686 3.500.804 3.518.429 3.542.958
Mutaties 2e Incidentele suppletoire begroting 175.000 0 0 0 0
Mutaties Voorjaarsnota 61.684 69.582 56.727 32.754 21.266
Mutaties 3e Incidentele suppletoire begroting 158.000 0 0 0 0
Mutaties 4e Incidentele suppletoire begroting 8.500 0 0 0 0
Nieuwe mutaties:
1. Loon- en prijsbijstelling 2020 66.302 67.071 67.003 66.883 67.115
2. Ramingsbijstelling KOT ‒ 19.323 ‒ 93.154 ‒ 75.498 ‒ 46.504 ‒ 24.881
3. Kasschuif ‒ 2.000 2.000 0 0 0
4. Budgettair neutrale herschikkingen ‒ 130 3.500 0 0 0
5. Overboekingen met andere departementen ‒ 12.135 6.324 ‒ 276 ‒ 276 ‒ 276
6. Overboeking van ministerie van LNV 1.000 3.000 4.000 0 0
7. Ouderschapsverlof 0 0 ‒ 15.000 ‒ 35.000 ‒ 35.000
8. Aanpassing heffingsvrij vermogen 0 1.000 1.000 1.000 1.000
Stand ontwerpbegroting 2021 3.898.110 3.550.009 3.538.760 3.537.286 3.572.182 3.632.239
  1. De loon- en prijsbijstelling 2020 is overgeheveld om de uitkeringslasten op prijspeil 2020 te brengen.
  2. Als gevolg van de verslechterde conjunctuur vanwege de coronacrisis is het gebruik van de kinderopvang (en daarmee ook de uitgaven kinderopvangtoeslag) in 2020 en 2021 naar beneden bijgesteld. In latere jaren trekt de conjunctuur naar verwachting weer aan, daardoor neemt de meevaller meerjarig af.
  3. Om beter aan te sluiten bij het kasritme worden middelen voor tegemoetkoming eigen bijdrage KO doorgeschoven van 2020 naar 2021. De afhandeling van beroep en bezwaar zal gedeeltelijk plaatsvinden in 2021.
  4. Er is sprake van diverse budgettair neutrale herschikkingen binnen de SZW-begroting. De grootste betreft de overboeking van de bijdrage aan BES(t) 4 kids (€ 3,5 miljoen in 2021).
  5. Er zijn 6 overboekingen met andere departementen. De grootste overboeking is naar het Gemeentefonds voor de decentralisatie-uitkering voorschoolse voorzieningen van € 8,3 miljoen in 2020. Gemeenten hebben middelen ontvangen om de eigen bijdrage van ouders met een gemeentelijk aanbod te vergoeden tijdens de periode van sluiting vanwege de kabinetsmaatregelen rondom corona. Daarnaast is er een overboeking door het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen (€ 6,6 miljoen in 2021) voor de bijdrage aan BES(t) 4 kids.
  6. Er is een overboeking door het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (totaal € 8,0 miljoen voor de periode 2020-2022) in het kader van de regio-envelop Caribisch Nederland voor de verbetering van de huisvesting kinderopvang in Caribisch Nederland (onderdeel van het programma BES(t) 4 kids).
  7. Ouders krijgen vanaf 2022 recht op 9 weken betaald ouderschapsverlof. Dit leidt tot een iets lager gebruik van de formele kinderopvang, met name onder ouders van nuljarigen.
  8. Het heffingsvrij vermogen in box 3 wordt verhoogd als onderdeel van het Belastingplan 2021. Hierdoor neemt het fictief rendement op vermogen af, wat leidt tot een lager toetsingsinkomen voor de toeslagen. Een lager toetsingsinkomen leidt tot hogere uitgaven kinderopvangtoeslag.
Stand ontwerpbegroting 2020 1.597.613 1.598.250 1.606.230 1.609.720 1.612.614
Mutaties Voorjaarsnota ‒ 61.987 ‒ 72.083 ‒ 74.709 ‒ 77.096 ‒ 79.369
Mutaties 4e Incidentele suppletoire begroting ‒ 500 ‒ 1.900 0 0 0
Nieuwe mutaties:
1. Ramingsbijstelling ‒ 2.827 1.099 ‒ 215 ‒ 1.182 ‒ 213
2. Kasschuif ‒ 7.194 4.796 2.398 0 0
3. Verlaging invorderingsrente ‒ 2.200 0 0 0 0
4. Werkgeversbijdrage 363 16.114 22.766 38.471 52.590
Stand ontwerpbegroting 2021 1.523.268 1.546.276 1.556.470 1.569.913 1.585.622 1.601.069
  1. De ontvangsten uit terugvorderingen Kinderopvangtoeslag zijn beperkt bijgesteld. Specifiek voor 2020 zijn de ontvangsten lager als gevolg van minder terugontvangsten in 2020 over toeslagjaar 2014.
  2. Als gevolg van de tijdelijke opschorting van de dwanginvorderingen door de Belastingdienst (coronamaatregel) zijn er minder ontvangsten in 2020. In 2021 en 2022 wordt een inhaaleffect verwacht met hogere ontvangsten als gevolg.
  3. De invorderingsrente is voor de periode van 1 juni 2020 tot en met 31 december 2021 verlaagd van 4% naar 0,01% (coronamaatregel). Hierdoor zijn er minder rente-ontvangsten in 2020 en 2021. Dit is deels verwerkt in de 4e incidentele suppletoire begroting.
  4. De werkgeversbijdrage kinderopvang is een vast percentage van de totale loonsom. De loonsom is met name vanaf 2021 naar boven bijgesteld. Dit leidt tot hogere ontvangsten werkgeversbijdrage in deze jaren.

8. Oudedagsvoorziening

Stand ontwerpbegroting 2020 25.100 25.089 25.615 25.972 26.409
Mutaties Voorjaarsnota 217 774 1.467 2.217 3.091
Nieuwe mutaties:
1. Loon- en prijsbijstelling 2020 315 315 328 339 355
Stand ontwerpbegroting 2021 25.632 26.178 27.410 28.528 29.855 31.419
  1. De loon- en prijsbijstelling 2020 is overgeheveld om de uitkeringslasten op prijspeil 2020 te brengen.
Stand ontwerpbegroting 2020 reëel 40.164.161 40.987.082 41.290.314 41.567.455 42.034.985
Mutaties Voorjaarsnota 5.274 35.417 33.723 30.531 25.733
Nieuwe mutaties:
1. Loon- en prijsbijstelling 2020 1.221.458 1.247.368 1.256.529 1.264.859 1.278.931
2. Ramingsbijstelling ‒ 109.377 ‒ 84.767 ‒ 56.893 ‒ 55.195 ‒ 53.455
Stand ontwerpbegroting 2021 reëel 41.281.516 42.185.100 42.523.673 42.807.650 43.286.194
Stand ontwerpbegroting 2020 nominaal 1.156.869 2.223.450 3.221.778 4.252.787 5.337.715
Mutaties Voorjaarsnota 64.589 258.909 299.690 236.959 86.955
Nieuwe mutaties:
3. Bijstellingen grondslag en indexatiepercentages 0 ‒ 263.078 ‒ 636.171 ‒ 952.348 ‒ 1.058.692
4. Overheveling loon- en prijsbijstelling 2020 ‒ 1.221.458 ‒ 1.247.368 ‒ 1.256.529 ‒ 1.264.859 ‒ 1.278.931
Stand ontwerpbegroting 2021 nominaal 0 971.913 1.628.768 2.272.539 3.087.047
Stand ontwerpbegroting 2021 41.281.516 43.157.013 44.152.441 45.080.189 46.373.241 48.304.104
  1. De loon- en prijsbijstelling 2020 is overgeheveld om de uitkeringslasten op prijspeil 2020 te brengen.
  2. De raming voor de uitkeringslasten van de AOW en IOAOW zijn naar beneden bijgesteld. Oversterfte door corona leidt tot een neerwaartse bijstelling van het verwachte aantal AOW- en IOAOW-gerechtigden. Ook wordt de raming neerwaarts bijgesteld omdat het prijspeil 2020 voor de AOW lager uitkomt dan eerder geraamd.
  3. Nominale ontwikkeling als gevolg van bovenstaande mutaties van de uitkeringen (grondslag) en als gevolg van aanpassing van de indexcijfers.
  4. Zie mutatie nummer 1.

9 Nabestaanden

Stand ontwerpbegroting 2020 1.227 1.239 1.250 1.262 1.275
Mutaties Voorjaarsnota 89 115 137 156 178
Nieuwe mutaties:
1. Loon- en prijsbijstelling 2020 16 16 17 17 17
Stand ontwerpbegroting 2021 1.332 1.370 1.404 1.435 1.470 1.486
  1. De loon- en prijsbijstelling 2020 is overgeheveld om de uitkeringslasten op prijspeil 2020 te brengen.
Stand ontwerpbegroting 2020 reëel 343.156 322.872 312.102 306.241 301.469
Mutaties Voorjaarsnota ‒ 11.186 ‒ 14.565 ‒ 14.984 ‒ 14.817 ‒ 14.353
Nieuwe mutaties:
1. Loon- en prijsbijstelling 2020 7.410 6.810 6.561 6.432 6.336
2. Ramingsbijstelling ‒ 178 ‒ 159 ‒ 180 ‒ 185 ‒ 184
Stand ontwerpbegroting 2021 reëel 339.202 314.958 303.499 297.671 293.268
Stand ontwerpbegroting 2020 nominaal 7.133 11.880 16.076 19.813 23.459
Mutaties Voorjaarsnota 277 1.416 1.145 543 ‒ 378
Nieuwe mutaties:
3. Bijstellingen grondslag en indexatiepercentages 0 ‒ 3.643 ‒ 6.714 ‒ 8.852 ‒ 9.717
4. Overheveling loon- en prijsbijstelling 2020 ‒ 7.410 ‒ 6.810 ‒ 6.561 ‒ 6.432 ‒ 6.336
Stand ontwerpbegroting 2021 nominaal 0 2.843 3.946 5.072 7.028
Stand ontwerpbegroting 2021 339.202 317.801 307.445 302.743 300.296 295.611
  1. De loon- en prijsbijstelling 2020 is overgeheveld om de uitkeringslasten op prijspeil 2020 te brengen.
  2. De raming van de uitkeringslasten Anw is licht naar beneden bijgesteld, omdat het prijspeil 2020 lager uitvalt dan geraamd.
  3. Nominale ontwikkeling als gevolg van bovenstaande mutaties van de uitkeringen (grondslag) en als gevolg van aanpassing van de indexcijfers.
  4. Zie mutatie nummer 1.

10 Tegemoetkoming ouders

Stand ontwerpbegroting 2020 6.550.142 6.325.358 6.290.450 6.270.571 6.270.619
Mutaties Voorjaarsnota 103.071 ‒ 21.079 ‒ 12.348 ‒ 13.328 ‒ 4.021
Nieuwe mutaties:
1. Loon- en prijsbijstelling 2020 60.016 53.299 53.036 52.683 52.805
2. Kasschuif ‒ 13.000 13.000 0 0 0
3. Ramingsbijstelling WKB ‒ 105.306 ‒ 743 ‒ 20.227 ‒ 57.544 ‒ 92.335
4. Aanpassing heffingsvrij vermogen 0 2.000 2.000 2.000 2.000
5. WKB verhoging 3e kindbedrag 0 149.930 149.930 149.930 149.930
6. Kinderbijslagvoorz. BES verhoging 0 70 70 70 70
Stand ontwerpbegroting 2021 6.594.923 6.521.835 6.462.911 6.404.382 6.379.068 6.339.008
  1. De loon- en prijsbijstelling 2020 is overgeheveld om de uitkeringslasten op prijspeil 2020 te brengen.
  2. Een deel van de uitgaven voor de herstelactie kindgebonden budget schuift van 2020 naar 2021. Het betreft hersteluitgaven voor huishoudens die in het buitenland verblijven. Deze worden met extra zorg uitgevoerd, waardoor uitbetaling in 2021 plaatsvindt.
  3. Op basis van de realisaties over het jaar 2019 zijn de uitgaven WKB neerwaarts bijgesteld. Daar staat tegenover dat de Coronacrisis in 2020 leidt tot een slechtere inkomenspositie van huishoudens en daarmee meer uitgaven aan de WKB. Deze impact is naar verwachting pas zichtbaar in de WKB-uitgaven in 2021, met een tegenvaller tot gevolg. In de jaren daarna herstelt de economie en wordt de WKB-meevaller gestaag groter.
  4. Het heffingsvrij vermogen in box 3 wordt verhoogd als onderdeel van het Belastingplan 2021. Hierdoor neemt het fictief rendement op vermogen af, wat leidt tot een lager toetsingsinkomen voor de toeslagen. Een lager toetsingsinkomen leidt tot hogere uitgaven aan WKB.
  5. Vanaf 2021 wordt € 149,93 miljoen structureel beschikbaar gesteld voor de verhoging van het kindbedrag vanaf het 3e kind in de WKB.
  6. In navolging van de intensivering in de WKB wordt de kinderbijslagvoorziening BES naar rato geïntensiveerd. Hiervoor wordt vanaf 2021 € 0,07 miljoen structureel beschikbaar gesteld.
Stand ontwerpbegroting 2020 222.204 242.548 269.875 280.322 255.581
Mutaties Voorjaarsnota ‒ 19.882 ‒ 39.664 ‒ 58.881 ‒ 66.887 ‒ 43.606
Mutaties 4e Incidentele suppletoire begroting ‒ 500 ‒ 2.100 0 0 0
Nieuwe mutaties:
1. Ramingsbijstelling WKB ‒ 1.057 ‒ 2.643 ‒ 2.964 ‒ 2.973 ‒ 3.928
2. Verlaging invorderingsrente ‒ 2.000 0 0 0 0
3. Kasschuif ‒ 5.309 3.539 1.770 0 0
Stand ontwerpbegroting 2021 193.456 201.680 209.800 210.462 208.047 206.154
  1. De ramingsbijstelling van de ontvangsten volgt (vertraagd) het patroon van de ramingsbijstelling van de uitgaven. Indien aan de voorkant minder wordt uitgekeerd, volgen minder terugontvangsten na definitieve toekenning en vice versa.
  2. De Belastingdienst heeft de invorderingsrente voor de periode van 1 juni 2020 tot en met 31 december 2021 verlaagd van 4% naar 0,01% (coronamaatregel). Hierdoor zijn er minder rente-ontvangsten in 2020 en 2021. Dit is deels verwerkt in de 4e incidentele suppletoire begroting.
  3. Als gevolg van de tijdelijke opschorting van de dwanginvorderingen door de Belastingdienst (coronamaatregel) zijn er minder ontvangsten in 2020. In 2021 en 2022 wordt een inhaaleffect verwacht met hogere ontvangsten als gevolg.

11 Uitvoering

Stand ontwerpbegroting 2020 499.637 503.407 496.506 491.628 497.376
Mutaties Voorjaarsnota 18.902 13.920 ‒ 1.511 ‒ 2.131 ‒ 625
Mutaties 3e Incidentele suppletoire begroting 15.000 0 0 0 0
Mutaties 4e Incidentele suppletoire begroting 7.000 0 0 0 0
Nieuwe mutaties:
1. Loon- en prijsbijstelling 2020 15.289 15.405 15.192 15.044 15.218
2. Ramingsbijstelling 0 6.389 2.095 2.683 3.030
3. Kasschuiven ‒ 131.200 101.000 30.200 0 0
4. Overboeking met ander departement ‒ 1.200 ‒ 300 ‒ 300 ‒ 300 ‒ 300
5. Afrekeningen 2019 15.578 0 0 0 0
6. Budgettair neutrale herschikkingen 278.823 5.837 291 209 132
7. Overboeking van premie naar begroting ‒ 101.000 0 0 0 0
8. Intensivering uitvoering BKWI en SVB 0 0 30.000 30.000 30.200
9. Bijstelling uitvoeringskosten TOFA ‒ 10.700 ‒ 800 ‒ 100 0 0
10. Werkgeversdienstverlening 0 11.000 0 0 0
11. Diversen 850 0 0 0 0
Stand ontwerpbegroting 2021 606.979 655.858 572.373 537.133 545.031 541.486
  1. Ontvangen loon- en prijsbijstelling ten behoeve van de begrotingsgefinancierde uitvoeringsbudgetten van de ZBO’s.
  2. De uitvoeringskosten voor UWV zijn bijgesteld naar aanleiding van wijzigingen in de ramingen van onder andere de Wajong en IOW. Het uitvoeringsbudget stijgt hierdoor licht vanaf 2021.
  3. Om beter aan te sluiten bij het kasritme worden middelen van diverse bedrijfsvoeringskosten van het UWV doorgeschoven van 2020 naar 2021 en verder.
  4. Vanwege het groter aantal adviesaanvragen dan voorgaande jaren bij het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) ten behoeve van dubbele AKW is er naar het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport voor 2020 € 1,2 miljoen en vanaf 2021 € 0,3 miljoen structureel overgeboekt. Dit als compensatie voor de extra uitvoeringskosten die het CIZ realiseert als gevolg van het groter aantal adviesaanvragen.
  5. Dit betreft de afrekening over 2019 van de begrotingsgefinancierde uitvoeringskosten van UWV en de SVB. Bij de afrekening jaarverslag IB is er een deel van de rijksbijdrage SZW teruggevloeit naar SZW. Dit geld wordt in 2020 opnieuw beschikbaar gesteld.
  6. Er is sprake van budgettair neutrale herschikkingen binnen de SZW-begroting.
  7. Er zijn budgettair neutrale herschikkingen tussen premie- en begrotingsgefinancierde budgetten. Onderdeel van de herschikking is € 105,0 miljoen voor coronagerelateerde problematiek bij het UWV in 2020.
  8. Het kabinet heeft besloten om vanaf 2022 € 100,0 miljoen beschikbaar te stellen voor de uitvoering. Voor de SVB wordt € 27,0 miljoen beschikbaar gesteld voor de jaren 2022 t/m 2024 en vanaf 2025 € 22,2 miljoen structureel. Voor BKWI wordt € 3,0 miljoen structureel beschikbaar gesteld vanaf 2022.
  9. De raming van de uitvoeringskosten van de Tijdelijke Overbruggingsregeling voor Flexibele Arbeidskrachten is neerwaarts bijgesteld.
  10. Dit betreft een impuls voor werkgeversdienstverlening in 2021 bij het UWV in het kader van het Steun- en herstelpakket. Er wordt € 11,0 miljoen aan middelen beschikbaar gesteld.
  11. Voor de uitvoering van fase 2 van de Wet vereenvoudiging beslagvrije voet door het BKWI wordt voor 2020 € 0,9 miljoen aan middelen beschikbaar gesteld.
Stand ontwerpbegroting 2020 0 0 0 0 0
Mutaties Voorjaarsnota 0 0 0 0 0
Nieuwe mutaties:
1. Afrekening 2019 173 0 0 0 0
Stand ontwerpbegroting 2021 173 0 0 0 0 0
  1. De ontvangsten zijn de afrekening IB over 2019, zie ook bij nummer 5 van de uitgaven begrotingsgefinancierd artikel 11.
Stand ontwerpbegroting 2020 reëel 1.634.363 1.622.319 1.651.866 1.664.366 1.684.610
Mutaties Voorjaarsnota 23.425 48.599 31.246 41.962 58.344
Nieuwe mutaties:
1. Loon- en prijsbijstelling 2020 52.417 51.412 51.764 52.386 53.511
2. Diverse kasschuiven 400 4.300 ‒ 5.600 300 300
3. Overboekingen met departementen ‒ 3.850 ‒ 910 ‒ 910 ‒ 910 ‒ 910
4. Overboeking van premie naar begroting 99.200 0 0 0 0
5. Macro mutaties 0 200.084 142.649 96.545 56.675
6. Ramingsbijstelling ‒ 1.000 8.269 19.140 13.873 13.759
7. Intensivering uitvoering UWV 0 0 68.400 68.400 68.400
8. Uitvoeringskosten ouderschapsverlof 0 0 16.400 9.800 9.800
9. Diversen 0 0 1.310 1.310 1.310
Stand ontwerpbegroting 2021 reëel 1.804.955 1.934.073 1.976.265 1.948.032 1.945.799
Stand ontwerpbegroting 2020 nominaal 42.368 86.564 129.418 173.405 226.020
Mutaties Voorjaarsnota 10.049 21.742 25.999 27.429 21.269
Nieuwe mutaties:
10. Bijstellingen grondslag en indexatiepercentages 0 ‒ 10.765 ‒ 22.564 ‒ 28.370 ‒ 31.919
11. Overheveling loon- en prijsbijstelling 2020 ‒ 52.417 ‒ 51.412 ‒ 51.764 ‒ 52.386 ‒ 53.511
Stand ontwerpbegroting 2021 nominaal 0 46.129 81.089 120.078 161.859
Stand ontwerpbegroting 2021 1.804.955 1.980.202 2.057.354 2.068.110 2.107.658 2.151.099
  1. De loon- en prijsbijstelling ten behoeve van de premiegefinancierde uitvoeringsbudgetten van de ZBO’s.
  2. Om beter aan te sluiten bij het kasritme worden middelen van diverse uitvoeringskosten van UWV doorgeschoven van 2020 naar 2021 en verder. Om beter aan te sluiten bij het kasritme worden de uitvoeringskosten voor het ouderschapsverlof die in 2022 staan overgeboekt naar 2020 en 2021.
  3. Er zijn 3 overboekingen met andere departementen. De grootste overboeking (-/- 2,5 miljoen in 2020) betreft een overboeking naar het ministerie van Financiën voor de kosten van de beslagvrije voet.
  4. Er zijn budgettair neutrale herschikkingen tussen premie- en begrotingsgefinancierde budgetten. Onderdeel van de herschikking is € 105,0 miljoen voor coronagerelateerde problematiek bij het UWV in 2020.
  5. De uitvoeringskosten van UWV zijn aangepast naar aanleiding van ramingsbijstellingen van onder andere de WW en ZW. Hierdoor stijgt het uitvoeringsbudget voor UWV vanaf 2021.
  6. De raming is bijgesteld op basis van de volumeontwikkelingen van de verschillende regelingen die worden uitgevoerd door het UWV. Verder is door uitstel van de businesscase verwijtbare werkloosheid de raming hiervan aangepast.
  7. Het kabinet heeft € 100,0 miljoen beschikbaar gesteld voor problematiek in de uitvoering. Voor UWV is tussen 2022-2024 € 68,4 miljoen beschikbaar per jaar en vanaf 2025 structureel € 73,4 miljoen per jaar.
  8. Voor de uitvoering van het wetsvoorstel Wet invoering betaald ouderschapsverlof (Wibo) door UWV wordt budget beschikbaar gesteld.
  9. Er is voor het UWV budget beschikbaar gesteld voor de uitvoering van de regeling Aziatische horeca.
  10. Nominale ontwikkeling als gevolg van bovenstaande mutaties van de uitkeringen (grondslag) en als gevolg van aanpassing van de indexcijfers.
  11. Zie mutatie nummer 1.

12 Rijksbijdragen

Stand ontwerpbegroting 2020 16.901.655 17.573.177 17.760.067 17.915.035 18.272.569
Mutaties Voorjaarsnota 3.272.785 2.591.260 2.653.345 2.745.016 2.839.269
Nieuwe mutaties:
1. Macromutaties ‒ 16.200 2.591.587 2.977.439 3.039.070 3.059.985
2. Afrekening 2019 1.260 0 0 0 0
Stand ontwerpbegroting 2021 20.159.500 22.756.024 23.390.851 23.699.121 24.171.823 25.132.338
  1. De ramingen van de rijksbijdragen zijn op basis van uitvoeringsgegevens en van macro-economische gegevens van het CPB bijgesteld.
  2. In 2019 is de bevoorschotting voor de uitkeringslasten tegemoetkoming arbeidsongeschikten voor de WAZ, IVA en WAO te laag geweest. In 2020 is er € 1,3 miljoen nabetaald aan het UWV.
Stand ontwerpbegroting 2020 0 0 0 0 0
Mutaties Voorjaarsnota 0 0 0 0 0
Nieuwe mutaties:
1. Afrekening 2019 82 0 0 0 0
Stand ontwerpbegroting 2021 82 0 0 0 0 0
  1. Het betreft de afrekening van het UWV over het jaar 2019 voor de uitkeringslasten tegemoetkoming arbeidsongeschiktheid vooor de WGA. Het bedrag is in 2020 terugontvangen.

13 Integratie en maatschappelijke samenhang

Stand ontwerpbegroting 2020 252.368 227.454 217.855 214.380 213.923
Mutatie Amendement 500 0 0 0 0
Mutaties Voorjaarsnota ‒ 37.598 6.959 32.677 22.880 12.221
Nieuwe mutaties:
1. Loon- en prijsbijstelling 2020 1.781 1.687 1.675 1.655 1.653
2. Budgettair neutrale herschikkingen ‒ 140 1.247 0 ‒ 383 ‒ 383
3. Overboekingen met andere departementen ‒ 290 ‒ 150 0 0 0
Stand ontwerpbegroting 2021 216.621 237.197 252.207 238.532 227.414 220.503
  1. De loon- en prijsbijstelling 2020 is overgeheveld om de uitkeringslasten op prijspeil 2020 te brengen.
  2. Er is sprake van diverse budgettair neutrale herschikkingen binnen de SZW-begroting.
  3. Er zijn 3 overboekingen naar andere departementen. De grootste overboeking is € 0,2 miljoen in 2020 en 2021 naar het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport voor de aanpak van discriminatie en racisme in de sport.
Stand ontwerpbegroting 2020 1.000 1.000 1.000 1.000 1.000
Mutaties Voorjaarsnota 0 0 0 0 0
Nieuwe mutaties:
1. Ramingsbijstellingen leningen 800 0 0 0 0
Stand ontwerpbegroting 2021 1.800 1.000 1.000 1.000 1.000 1.000
  1. Op basis van de uitvoeringsinformatie van DUO is de raming van de te ontvangen aflossingen van de leningen in 2020 naar boven bijgesteld.

96 Apparaat

Stand ontwerpbegroting 2020 372.070 380.474 391.077 388.641 390.721
Mutaties Voorjaarsnota 27.036 ‒ 796 ‒ 2.590 ‒ 4.190 ‒ 4.090
Nieuwe mutaties:
1. Loon- en prijsbijstelling 2020 11.709 11.898 12.192 12.104 12.199
2. Overboekingen met andere departementen 3.816 ‒ 639 ‒ 682 ‒ 682 ‒ 682
3. Budgettair neutrale herschikkingen 15.351 5.540 1.812 1.812 1.601
4. Kasschuif ‒ 12.000 8.000 4.000 0 0
5. Dienstverlening ‒ 556 0 0 0 0
Stand ontwerpbegroting 2021 417.426 404.477 405.809 397.685 399.749 398.178
  1. De ontvangen loon- en prijsbijstelling 2020 is overgeheveld om het budget op prijspeil 2020 te brengen.
  2. Er zijn twaalf overboekingen met andere departementen. De grootste mutatie betreft een overboeking van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van € 0,7 miljoen in 2020 als bijdrage aan het gezamenlijke leer- en ontwikkelplein.
  3. Er is sprake van diverse budgettair neutrale herschikkingen binnen de SZW-begroting.
  4. Er is een kasschuif op personeel doorgevoerd om beter aan te sluiten bij het kasritme van de uitgaven. De uitvoeringskosten voor de NOW 1.0 en 2.0 worden meerjarig verdeeld.
  5. De raming van de uitgaven van de uitvoeringsdirectie Rijksschoonmaakorganisatie is aangepast aan nieuwe inzichten van dienstverlening. Daarnaast worden er minder reiskosten gemaakt.
Stand ontwerpbegroting 2020 51.666 66.530 67.782 66.004 64.853
Mutaties Voorjaarsnota 6.661 ‒ 7.769 ‒ 7.769 ‒ 7.769 ‒ 7.769
Nieuwe mutaties:
1. Dienstverlening ‒ 556 0 0 0 0
Stand ontwerpbegroting 2021 57.771 58.761 60.013 58.235 57.084 57.084
  1. De raming van de ontvangsten van de uitvoeringsdirectie Rijksschoonmaakorganisatie is aangepast vanwege de terug gelopen vraag naar additioneel en incidenteel meerwerk in de afgelopen periode.

98 Algemeen

Stand ontwerpbegroting 2020 32.758 31.885 32.722 32.642 33.547
Mutaties Voorjaarsnota ‒ 2.684 ‒ 5.083 ‒ 4.173 ‒ 4.336 ‒ 224
Mutaties 4e Incidentele suppletoire begroting 200 700 700
Nieuwe mutaties:
1. Loon- en prijsbijstelling 2020 247 184 178 181 181
2. Overboekingen met andere departementen ‒ 52 ‒ 839 ‒ 1.941 ‒ 2.284 ‒ 2.352
3. Budgettair neutrale herschikkingen ‒ 1.241 ‒ 146 308 651 719
4. Overboeking van begroting naar premie ‒ 290 0 0 0 0
5. Uitvoeringskosten loonkosten subsidie CN 0 650 0 0 0
Stand ontwerpbegroting 2021 28.938 27.351 27.794 26.854 31.871 27.491
  1. De ontvangen loon- en prijsbijstelling 2020 is overgeheveld om het budget op prijspeil 2020 te brengen.
  2. Er zijn drie overboekingen met andere departementen verwerkt. De grootste mutatie betreft een overboeking naar het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van € 0,2 miljoen voor programmaverbetering kwaliteit poortwachtersproces.
  3. Er is sprake van diverse budgettair neutrale herschikkingen binnen de SZW-begroting.
  4. Dit betreft een overboeking naar UWV-uitvoeringskosten (artikel 11, hoofdstuk 40) in verband met een onderzoek naar risico op misbruik in de Ziektewet.
  5. Voor de uitvoering van de loonkostensubsidie voor Caribisch Nederland zijn voor 2021 € 0,7 miljoen aan middelen beschikbaar gesteld.
Stand ontwerpbegroting 2020 854 975 1.110 1.180 1.180
Mutaties Voorjaarsnota ‒ 854 ‒ 975 ‒ 1.110 ‒ 1.180 ‒ 1.180
Stand ontwerpbegroting 2021 0 0 0 0 0 0

99 Nog onverdeeld

Stand ontwerpbegroting 2020 188.573 165.908 134.381 140.839 123.722
Mutaties Amendement ‒ 3.000 0 0 0 0
Mutaties 2e Incidentele suppletoire begroting 451.000 0 0 0 0
Mutaties Voorjaarsnota ‒ 81.355 ‒ 43.209 ‒ 20.870 ‒ 26.720 ‒ 26.739
Mutaties 3e Incidentele suppletoire begroting 124.333 0 0 0 0
Mutaties 4e Incidentele suppletoire begroting 82.500 317.500 13.000
Nieuwe mutaties:
1. Verdeling loon- en prijsbijstelling 2020 ‒ 29.617 ‒ 29.565 ‒ 29.445 ‒ 29.058 ‒ 29.230
2. Budgettair neutrale herschikkingen ‒ 296.563 ‒ 21.427 ‒ 4.777 ‒ 2.525 ‒ 2.103
3. Diverse reserveringen/uitdelingen ‒ 279.000 209.533 ‒ 20.000 ‒ 20.000 834
4. Kasschuiven ‒ 53.667 41.201 7.917 ‒ 497 4.976
5. Overboekingen met andere departementen ‒ 25.498 0 0 0 0
Stand ontwerpbegroting 2021 77.706 639.941 80.206 62.039 71.460 70.508
  1. Toedeling van de loon- en prijsbijstelling 2020 naar de begrotingsartikelen om de budgetten op prijspeil 2020 te brengen.
  2. Er is sprake van diverse budgettair neutrale herschikkingen binnen de SZW-begroting.
  3. Van de gereserveerde uitvoeringskosten van de NOW 1.0 en 2.0 wordt in 2020 € 290,0 miljoen overgeboekt naar artikelen binnen de SZW-begroting (onder punt 2) en blijkt € 260,0 miljoen aan middelen niet nodig. Deze worden dan ook afgeboekt. Verder is het schrappen van de 3-jaarsbepaling van het LKV Banenafspraak uitgesteld. Een deel van deze middelen wordt gereserveerd voor een effectievere invulling van de Wtl. Ook zijn in 2021 middelen aan de begroting toegevoegd voor de uitvoering van het steun- en herstelapkket i.v.m. de coronacrisis.
  4. Dit betreffen verschillende kasschuiven, onder meer voor veranderopgave inburgering zodat het kasritme weer aansluit bij de benodigde middelen.
  5. Er zijn vier overboekingen met andere departementen. De grootste mutatie betreft een overboeking naar het Gemeentefonds van € 23,0 miljoen voor noodopvang kinderen waarvan de ouders een cruciaal beroep hebben.

Bijlage 3: Moties en toezeggingen

Afgehandelde moties

372 Kamerstukken II, 2008-2009, 31 802, nr. 2 Motie-Omtzigt/Spekman over aspecten van de Anw en de verhouding tot de herziene Europese Sociale Code; hierin meenemen de rol van gemeentes bij re-integratie van nabestaanden Deze motie is afgedaan met de beleidsdoorlichting Anw
  1. Dit is een identificatienummer voor de administratie binnen het Ministerie van SZW.
688 Kamerstukken II, 2013-2014, 24 515, nr. 273 Motie-Schouten over privacyproblemen bij het vroegtijdig signaleren van schulden Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 07-04-2020 (Kamerstukken II, 2019-2020, 24 515, nr. 528)
705 Kamerstukken II, 2013-2014, 33 161, nr. 153 Gewijzigde motie-Dijkgraaf c.s. over het beschikbaar stellen van aanvullende instrumenten Afgedaan met brief aan de Tweede Kamer d.d. 20-11-2019 (Kamerstukken II, 2019-2020, 34 352, nr. 187)
765 Kamerstukken II, 2014-2015, 33 981, nr. 16 Motie-Potters/Kerstens over deactivering van de quotumheffing Wetgeving die het mogelijk maakt om het quotum te deactiveren is via de inwerkingtreding van de wetswijziging voor de deactivering en uitstel quotumheffing op 1/1/2020 in werking getreden. De motie kan als afgedaan beschouwd worden. Wet van 13-11-2019, Stb. 2019, 440.
1055 Kamerstukken II, 2017-2018, 34 775 XV, nr. 69 Motie-Van Brenk/Van Rooijen over het afspiegelingsbeginsel bij doorstart van ondernemingen Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 27-08-2019 (Kamerstukken II, 2018-2019, 33 695 nr. 8)
1061 Kamerstukken II, 2017-2018, 34 352, nr. 81 Motie-Raemakers over de moeilijk bemiddelbare groep in de Participatiewet Afgedaan met brief aan de Tweede Kamer d.d. 20-11-2019 (Kamerstukken II, 2019-2020, 34 352, nr. 186)
1082 Kamerstukken II, 2017-2018, 32 043, nr. 144 Motie-Van Weyenberg over vrouwen en 40-minners in pensioenfondsen Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 10-02-2020 (Kamerstukken II, 2019-2020, 32 043, nr. 516)
1092 Kamerstukken II, 2017-2018, 30 420, nr. 283 Motie-Van Weyenberg c.s. over effecten van het in deeltijd werken bij de eerste baan Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 29-04-2020, (Kamerstukken II, 2019-2020, 29 544, nr. 1006)
1095 Kamerstukken II, 2017-2018, 30 420, nr. 286 Motie-Van den Hul/Özütok over stimuleren van ouderschapsverlof bij mannen Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 29-04-2020 (Kamerstukken II, 2019-2020, 29 544, nr. 1006)
1116 Kamerstukken II, 2017-2018, 34 775 XV, nr. 61 Motie-Van Dijk/Van Weyenberg over het door het SER Jongerenplatform laten uitvoeren van een ambitieuze verkenning naar de mogelijkheden in het rijksbeleid om jongeren meer zekerheid te geven en toekomstperspectief te bieden Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 17-02-2020 (Kamerstukken II, 2019-2020, 35 400 XV, nr. 94)
1124 Kamerstukken II, 2017-2018, 24 515, nr. 443 Motie-Peters c.s. over afspraken van gemeenten over voorkomen van uithuiszettingen Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 07-04-2020 (Kamerstukken II, 2019-2020, 24 515, nr. 528)
1125 Kamerstukken II, 2017-2018, 24 515, nr. 444 Motie-De Lange c.s. over terugkopen van opgekochte vorderingen door de schuldenaar Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 25-11-2019 (Kamerstukken II 2019-2020, 24 515, nr. 500)
1133 Kamerstukken II, 2017-2018, 32 824, nr. 227 Motie-Gijs van Dijk over betere ondersteuning van werkgevers om statushouders aan het werk te helpen Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 16-11-2018 (Kamerstukken II, 2018-2019, 29 544, nr. 848)
1142 Kamerstukken II, 2018-2019, 34 967, nr. 13 Motie-Smeulders c.s. over promoten van voorbeelden van bedrijven met ruimer verlof bij geboorte Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 29-04-2020 (Kamerstukken II, 2019-2020, 29 544, nr. 1006)
1149 Kamerstukken II, 2018-2019, 34 352, nr. 127 Motie-Nijkerken-de Haan/Peters over de informele ontheffing Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 20-11-2019 (Kamerstukken II, 2019-2020, 34 352 nr. 185)
1152 Kamerstukken II, 2018-2019, 17 050, nr. 551 Motie-Jasper van Dijk c.s. over onterecht verstrekte uitkeringen terugvorderen Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 19-12-2019 (Kamerstukken II, 2019-2020, 26 448, nr. 630)
1154 Kamerstukken II, 2018-2019, 17 050, nr. 557 Motie-De Jong over standaard controleren of de aanvrager recht heeft op een WW-uitkering Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 29-06-2020 (Kamerstukken II, 2019-2020, 26 448, nr. 634)
1160 Kamerstukken II, 2018-2019, 30 012, nr. 94 Motie-Van den Hul/Diertens over obstakels voor deelname aan leven lang ontwikkelen Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 20-11-2019 (Kamerstukken II, 2019-2020, 34 352, nr. 187)
1168 Kamerstukken II, 2018-2019, 35 000 XV, nr. 24 Motie-Seegers/Jasper van Dijk over het aansluiten bij het Taalakkoord door werkgevers met buitenlandse werknemers Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 04-05-2020 (Kamerstukken II, 2019-2020, 35 359, nr. 3)
1172 Kamerstukken II, 2018-2019, 35 000 XV, nr. 41 Motie-Wiersma/Bruins over beleid gericht op arbeidsproductiviteit Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 18-07-2019 (Kamerstuknr. onbekend)
1174 Kamerstukken II, 2018-2019, 35 000 XV, nr. 44 Motie-Smeulders/Pieter Heerma over mogelijk maken dat ook vakbonden in naam van werknemers de Was kunnen inschakelen Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 02-10-2019 (Kamerstukken II, 2019-2020, 34 108, nr. 32)
1181 Kamerstukken II, 2018-2019, 35 000 XV, nr. 51 Motie-Pieter Heerma/Becker over harde afspraken met gemeenten over nieuw- en oudkomers Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 20-11-2019 (Kamerstukken II, 2019-2020, 34 352, nr. 186)
1183 Kamerstukken II, 2018-2019, 35 000 XV, nr. 53 Motie-Peters over een actieplan om uithuiszettingen te voorkomen Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 07-04-2020 (Kamerstukken II, 2019-2020, 24 515, nr. 528)
1185 Kamerstukken II, 2018-2019, 35 000 XV, nr. 56 Motie-Jasper van Dijk over verruiming van de toegang tot beschut werk Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 20-11-2019 (kenmerk 2019-0000168049)
1187 Kamerstukken II, 2018-2019, 35 000 XV, nr. 59 Motie-Van Weyenberg c.s. over de fiscale vrijstelling voor scholing bij de private individuele leerrekeningen Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 11-11-2019 (Kamerstukken II, 2019-2020, 30 012, nr. 123)
1190 Kamerstukken II, 2018-2019, 35 000 XV, nr. 62 Motie-Raemaker/Renkema over een uitvraag over werken in deeltijd De informatie die n.a.v. de motie is opgevraagd is opgenomen in de memorie van Toelichting van het wetsvoorstel «uitwerking Breed Offensief» en naar de Tweede Kamer gestuurd. Motie is daarmee afgedaan met brief aan de Tweede Kamer d.d. 12-02-2020 (Kamerstukken II, 2019-2020, 35 392, nr. 3)
1191 Kamerstukken II, 2018-2019, 35 000 XV, nr. 63 Motie-Raemakers/Bruins over de noodzaak van begeleiding van jongeren naar werk of een opleiding Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 08-07-2020 (Kamerstukken II, 2019-2020, 29 544, nr. 1019)
1192 Kamerstukken II, 2018-2019, 35 000 XV, nr. 64 Motie-Gijs van Dijk over het verzekeren van oudere zelfstandigen Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 25-11-2019 (Kamerstukken II, 2019-2020, 32 163, nr. 49)
1194 Kamerstukken II, 2018-2019, 35 000 XV, nr. 67 Motie-Bruins/Jasper van Dijk over arbeidsconstructies die wel en niet meer zijn toegestaan in kaart brengen Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 12-12-2019 (Kamerstukken II, 2019-2020, 35 358, nr. 5)
1195 Kamerstukken II, 2018-2019, 35 000 XV, nr. 68 Gewijzigde motie-Bruins c.s. over continuïteit in de begeleiding van mensen met een beperking Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 20-11-2019 (Kamerstukken II, 2019-2020, 34 352, nr. 188 )
1201 Kamerstukken II, 2018-2019, 35 000 XV, nr. 42 Gewijzigde motie-Wiersma/Peters over terugvorderen van te veel ontvangen uitkeringsbedragen Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 16-01-2020 (Kenmerk 2019-0000175671)
1210 Kamerstukken II, 2018-2019, 31 322, nr. 384 Motie-Westerveld c.s. over het stelsel eenvoudiger maken Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 06-07-2020 (Kamerstukken II, 2019-2020, 31 322, nr. 415)
1214 Kamerstukken II, 2018-2019, 35 074, nr. 45 Motie-Wiersma c.s. over structureel 48 miljoen euro voor scholing in het mkb Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 11-11-2019 (Kamerstukken II, 2019-2020, 30 012, nr. 123)
1218 Kamerstukken II, 2018-2019, 35 074, nr. 50 Motie-Pieter Heerma c.s. over investeren in de scholing van werknemers in de landbouw, horeca en recreatie Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 11-11-2019 (Kamerstukken II, 2019-2020, 30 012, nr. 123)
1221 Kamerstukken II, 2018-2019, 17 050, nr. 572 Motie-Jasper van Dijk over een overzicht van de bijstandsfraude vanwege verzwegen bezit in het buitenland Op 4 juni 2020 is het CBS-rapport vermogensonderzoek in het buitenland 2018 opgeleverd en gepubliceerd. Op dezelfde dag is de Kamerbrief ‘Voortgang vermogensonderzoeken in het buitenland in het kader van de bijstand’ (Kenmerk: 2020-0000070519) verzonden. De CBS-cijfers geven inzicht in de omvang van schending van de inlichtingenplicht bij gemeenten in het kader van de Participatiewet. Daarnaast bestaat er buitenlandse vermogensfraude bij de Aanvullende Inkomensondersteuning Ouderen (AIO), uitgevoerd door de Sociale Verzekeringsbank (SVB). In de Kamerbrief zijn de cijfers weergegeven van beide regelingen (Participatiewet en AIO), over het jaar 2018. Hiermee is invulling gegeven aan de motie van het lid van J. van Dijk (SP), die vraagt een overzicht te leveren van de totale omvang van bijstandsfraude als gevolg van verzwegen bezit in het buitenland. Een cijfermatig beeld is alleen mogelijk van opgespoorde bijstandsfraude. De beschikbare cijfers van gemeenten (via het CBS-rapport) en de SVB kunnen niet worden opgeteld. Dit komt omdat een deel van de cijfers van het CBS een schatting geeft en omdat een ander deel van de cijfers slechts op basis van enkele respondenten is gebaseerd. Daarnaast gaan de CBS-cijfers over gestarte onderzoeken en betreffen de SVB-cijfers afgeronde onderzoeken
1224 Kamerstukken II, 2018-2019, 34 352, nr. 153 Motie-Van Brenk/Nijkerken-de Haan over het instrument van jobcoaching Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 13-12-2019 (Kamerstukken II, 2019-2020, 34 352, nr. 192)
1225 Kamerstukken II, 2018-2019, 34 352, nr. 158 Motie-Jasper van Dijk over een duidelijke plaats voor sociale werkvoorzieningen in het breed offensief Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 09-06-2020 (Kamerstukken II, 2019-2020, 34 352, nr. 195)
1226 Kamerstukken II, 2018-2019, 30 821, nr. 55 Motie-Paternotte c.s. over een toezicht- of visitatiestructuur voor weekendscholen Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 19-06-2020 (Kamerstukken II, 2019-2020, 29 614, nr. 153)
1227 Kamerstukken II, 2018-2019, 30 821, nr. 56 Motie-Becker c.s. over een contrastrategie ten aanzien van ongewenste diasporapolitiek Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 10-06-2020 (Kamerstukken II, 2019-2020, 30 821, nr. 114)
1228 Kamerstukken II, 2018-2019, 30 821, nr. 57 Motie-Pieter Heerma c.s. over een toezichthoudende rol voor de onderwijsinspectie Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 19-06-2020 (Kamerstukken II, 2019-2020, 29 614, nr. 153)
1229 Kamerstukken II, 2018-2019, 30 821, nr. 58 Motie-Pieter Heerma c.s. over nieuwe organisatiestructuur voor ISN Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 10-06-2020 (Kamerstukken II, 2019-2020, 30 821, nr. 114)
1231 Kamerstukken II, 2018-2019, 29 544, nr. 881 Motie-Smeulders c.s. over werkzoekenden begeleiden naar werk in tekortsectoren Agehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 21-06-2019 (Kamerstukken II, 2018-2019, 29 544, nr. 926)
1232 Kamerstukken II, 2018-2019, 29 544, nr. 888 Motie-Gijs van Dijk/Van Brenk over een gesprek faciliteren tussen vakbonden en bedrijven die maaltijden bezorgen Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 15-06-2020 (Kamerstukken II, 2019-2020, PM)
1235 Kamerstukken II, 2018-2019, 32 043, nr. 450 Motie-Omtzigt over rechtszekerheid voor deelnemers over hun pensioenaanspraken Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 31-01-2020 (Kamerstukken II, 2019-2020, 32 043, nr. 513)
1237 Kamerstukken II, 2018-2019, 32 824, nr. 250 Motie-Becker/Pieter Heerma over verplichte voorschoolse opvang voor kinderen van inburgeraars Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 21-10-2019 (Kamerstukken II, 2019-2020, 32 824, nr. 284)
1238 Kamerstukken II, 2018-2019, 24 515, nr. 469 Motie-Raemakers/Peters over invoeren van een noodstopprocedure Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 04-02-2020 (Kenmerk: 2020Z01918)
1239 Kamerstukken II, 2018-2019, 24 515, nr. 470 Motie-Raemakers/Bruins over aanpassingen van leenomgevingen bij verzendhuiskredieten Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 06-01-2020, (Kamerstukken II, 2019-2020, 24 515, nr. 505)
1241 Kamerstukken II, 2018-2019, 24 515, nr. 480 Motie-De Lange c.s. over de rol van het kwaliteitskader bij de uitvoering van gemeentelijk schuldhulpverleningsbeleid Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 15-06-2020 (Kenmerk:2020D23999)
1242 Kamerstukken II, 2018-2019, 24 515, nr. 481 Motie-Peters c.s. over aandacht voor problemen in de uitvoering Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 15-06-2020 (Kenmerk: 2020D23999)
1246 Kamerstukken II, 2018-2019, 25 834, nr. 160 Motie-Von Martels over voortvarend oppakken van innovaties in de asbestsector Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 16-12-2019, (Kamerstukken II, 2019-2020, 25 834, nr. 166)
1252 Kamerstukken II, 2018-2019, 21 501-20, nr. 1425 Motie-Wiersma c.s. over wijzigingen om de Nederlandse sociale zekerheid beter te beschermen tegen uitkeringstoerisme De motie is betrokken bij de brief over de aanpak bevordering rechtmatig gebruik export-WW d.d. 14-10-2019 (Kamerstukken II, 2018-2019, 21 501-31, nr. 540) en daarmee afgedaan
1253 Kamerstukken II, 2018-2019, 21 501-20, nr. 1427 Motie-Pieter Heerma/Wiersma over aanpassingen van ons huidige WW-stelsel om onze sociale zekerheid te beschermen tegen uitkeringstoerisme en fraude De motie is betrokken bij de brief over de aanpak bevordering rechtmatig gebruik export-WW d.d. 14-10-2019 (Kamerstukken II, 2018-2019, 21501-31, nr. 540) en daarmee afgedaan
1255 Kamerstukken II, 2018-2019, 29 817, nr. 148 Motie-Van Brenk c.s. over wegnemen van demotiverende effecten van wet- en regelgeving voor mensen met een arbeidsbeperking Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 20-11-2019 (Kamerstukken II, 2019-2020, 34 352, nr. 188)
1256 Kamerstukken II, 2018-2019, 29 817, nr. 152 (gewijzigde) motie-Bruins/Renkema over inventariseren hoe reguliere werkgevers voldoende participanten kunnen werven Afgehandeld met voortgangsbrief over Breed Offensief (werkgeversdienstverlening en Perspectief op Werk) aan de Tweede Kamer d.d. 15-11-2019 (Kamerstukken II, 2019-2020, 34 352, nr. 181)
1258 Kamerstukken II, 2018-2019, 29 544, nr. 898 Motie-Gijs van Dijk over onderzoek naar duurzame inzetbaarheid voor mensen met een zwaar beroep Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 07-10-2019 (Kamerstukken II, 2019-2020, 32 043, nr. 499)
1263 Kamerstukken II, 2018-2019, 29 544, nr. 906 Motie-Jasper van Dijk over verbeteren van de dienstverlening aan de groep 35-minners Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 19-12-2019 (Kamerstukken II, 2019-2020, 26 448, nr. 630)
1267 Kamerstukken II, 2018-2019, 34 996, nr. 5 Motie-Van Weyenberg over het uitwerken van een wettelijke uniforming van het partnerbegrip Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 06-07-2020 (Kamerstukken II, 2019-2020, 32 043, nr. 520
1268 Kamerstukken II, 2018-2019, 34 996, nr. 6 Motie-Drost/Slootweg over informatie over het nabestaandenpensioen opnemen op het UPO Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 31-01-2020 (Kamerstukken II, 2019-2020, 32 043, nr. 515)
1270 Kamerstukken II, 2018-2019, 34 996, nr. 8 Gewijzigde motie-Slootweg over het nabestaandenpensioen op risicobasis en de Anw-hiaatverzekering expliciet beschermen Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 06-07-2020 (Kamerstukken II, 2019-2020, 32 043, nr. 520)
1272 Kamerstukken II, 2018-2019, 32 043, nr. 460 Motie-Klaver/Asscher bij de uitwerking van de pensioencontracten de Tweede Kamer regelmatig te informeren over de door de stuurgroep gemaakte voortgang en keuzes om de gestelde doelen te bereiken Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 06-07-2020 (Kamerstukken II, 2019-2020, 32 043, nr. 520)
1273 Kamerstukken II, 2018-2019, 32 043, nr. 461 Motie-Klaver/Asscher over een voorstel voor de wachttijd in de uitzendsector Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 06-07-2020 (Kamerstukken II, 2019-2020, 32 043, nr. 520)
1274 Kamerstukken II, 2018-2019, 32 043, nr. 462 Motie-Klaver/Asscher over alles doen om de verplichtstelling niet in gevaar te laten komen Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 22-06-2020 (Kamerstukken II, 2019-2020, 32 043, nr. 519)
1275 Kamerstukken II, 2018-2019, 32 043, nr. 463 Motie-Klaver/Asscher over een kwalitatieve analyse van pensioencontracten door het SCP Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 06-07-2020 (Kamerstukken II, 2019-2020, 32 043, nr. 520)
1276 Kamerstukken II, 2018-2019, 32 043, nr. 466 Motie-Van Kent over concrete doelen in het plan van de Stichting van de Arbeid Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 07-10-2019 (Kamerstukken II, 2019-2020, 32 043, nr. 499)
1277 Kamerstukken II, 2018-2019, 32 043, nr. 468 Motie-Van Weyenberg c.s. over monitoren van de effecten van maatregelen die de overgang van werk naar pensioen verzachten Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 06-07-2020 (Kamerstukken II, 2019-2020, 25 883, nr. 388)
1278 Kamerstukken II, 2018-2019, 32 043, nr. 469 Motie-Omtzigt c.s. over een onafhankelijk extern onderzoek naar de uitvoeringskosten Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 31-01-2020 (Kamerstukken II, 2019-2020, 32 043, nr. 513)
1280 Kamerstukken II, 2018-2019, 32 043, nr. 473 Motie-Van der Linde c.s. over het vergroten van de duurzame inzetbaarheid Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 06-07-2020 (Kamerstukken II, 2019-2020, 25 833, nr. 388)
1281 Kamerstukken II, 2018-2019, 32 043, nr. 474 Motie-Bruins c.s. over jongerenorganisaties betrekken bij het pensioenvraagstuk Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 07-10-2019 (Kamerstukken II, 2019-2020, 32 043, nr. 499)
1282 Kamerstukken II, 2018-2019, 32 043, nr. 458 Motie-Asscher/Klaver over de uitwerking van de regeling voor zware beroepen Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 06-07-2020 (Kamerstukken II, 2019-2020, 25 883, nr. 388
1289 Kamerstukken II, 2018-2019, 30 012, nr. 116 Motie-Renkema en Smeulders over monitoren welke groepen gebruikmaken van het STAP-budget Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 20-09-2019 (Kamerstukken II, 2019-2020, 30 012, nr. 121)
1292 Kamerstukken II, 2018-2019, 23 987, nr. 339 Motie-Van Rooijen/Van Brenk over maatregelen tegen de export van WW In de brieven van 02-04-2019 (Kamerstukken II, 2018-2019, 21 501-20, nr. 1430) en 14-10-2019 (Kamerstukken II, 2019-2020, 21 501-31, nr. 540) aan de Tweede Kamer staat beschreven welke activiteiten worden ondernomen om misbruik van export WW aan te pakken. Daarmee is voldaan aan deze motie
1293 Kamerstukken II, 2018-2019, 35 078, nr. 19 Motie-Asscher/Buitenweg over het toepassen van sector cao's voor grensoverschrijdende gedetacheerde werknemers Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 12-12-2019 (Kamerstukken II, 2019-2020, 35 358, nr. 5)
1296 Kamerstukken II, 2018-2019, 32 824, nr. 268 Motie-Van den Berg en Kuzu over het inburgeringsbeleid nieuwe stijl zo effectief en doelmatig vorm geven Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 22-06-2020 (Kamerstukken II, 2019-2020, 32 824, nr. 299)
1299 Kamerstukken II, 2019-2020, 29 544, nr. 932 Motie-Van Kent c.s. over opnieuw invoeren van een vergunningenstelsel in de uitzendbranche Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 20-12-2019 (Kamerstukken II, 2019-2020, 29 861, nr. 48)
1300 Kamerstukken II, 2019-2020, 29 544, nr. 934 Motie-Gijs van Dijk c.s. over onderzoek naar draagvlak voor geblokkeerde rekeningen bij uitzendbureaus Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 20-12-2019 (Kamerstukken II, 2019-2020, 29 861, nr. 48)
1302 Kamerstukken II, 2019-2020, 29 544, nr. 936 Motie-Wiersma/Van Weyenberg over borgen dat het ontzorgen van de zelfstandige voorop blijft staan Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 22-11-2019 (Kamerstukken II, 2019-2020, 31 311, nr. 220)
1303 Kamerstukken II, 2019-2020, 17 050, nr. 582 Motie-Smeulders over het opsporen en aanpakken van fraude niet ten koste laten gaan van de dienstverlening Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 19-12-2019 (Kamerstukken II, 2019-2020, 26 448, nr. 630)
1306 Kamerstukken II, 2019-2020, 17 050, nr. 586 Motie-Wiersma/Jasper van Dijk over het versterken van de positie van de Kamer bij de ICT-operatie bij het UWV Motie is afgedaan met het verzenden van de stand van de uitvoering d.d. 19-12-2019 (Kamerstukken II, 2019-2020, 26 448, nr. 630) waarin expliciet aandacht is besteed aan de ICT ontwikkelingen bij UWV en het onderzoek van de ADR naar het UWV Informatieplan
1310 Kamerstukken II, 2019-2020, 32 043, nr. 491 Motie-Gijs van Dijk c.s. over voorkomen van onnodige pensioenkortingen Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 19-11-2019 (Kamerstukken II, 2019-2020, 32 043, nr. 503)
1315 Kamerstukken II, 2019-2020, 29 544, nr. 942 Motie-Van Weyenberg/Tielen over in gesprek gaan met sociale partners om uitbreiding van gewerkte uren te bevorderen Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 29-04-2020 (Kamerstukken II, 2019-2020, 29 544, nr. 1006)
1317 Kamerstukken II, 2019-2020, 29 544, nr. 944 Motie-Van Kent over het stelsel van toeslagen zo inrichten dat meer werken altijd lonend is Aan deze motie is voldaan doordat de harde inkomensgrens in de huurtoeslag per 2020 is verdwenen. Daardoor is de afbouw in alle toeslagen geleidelijk en kan het niet meer voorkomen dat iemand erop achteruit gaat doordat toeslagen afbouwen als iemand meer gaat werken. Daarnaast wordt dit onderwerp meegenomen in het IBO Toeslagen
1318 Kamerstukken II, 2019-2020, 29 544, nr. 946 Motie-Palland c.s. over het in kaart brengen van belemmeringen voor het combineren van banen Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 18-05-2020 (Kamerstukken II, 2019-2020, 29 544, nr. 1007)
1320 Kamerstukken II, 2019-2020, 25 883, nr. 355 Motie-Van Weyenberg/Peters dat discriminerende verzoeken aan uitzendbedrijven regelmatig voorkomen en de benadeelde groep daarbij niet in beeld komt en dus geen melding kan maken van discriminatie Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 27-11-2019 (Kamerstukken II, 2019-2020, 25 883, nr. 366)
1322 Kamerstukken II, 2019-2020, 25 883, nr. 358 Motie-van de leden Gijs van Dijk en Van Kent over het instellen van een onafhankelijke claimbeoordelingsinstituut (commissie vergemakkelijking schadeafhandeling beroepsziekten Wordt in de Kabinetsreactie Heerts opgenomen en is daarmee afgedaan
1325 Kamerstukken II, 2019-2020, 34 352, nr. 170 Motie-Jasper van Dijk over bericht dat sociale werkvoorziening SOWECO met sluiting wordt bedreigd Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 19-12-2019 (Kamerstukken II, 2019-2020, 29 817, nr. 156)
1326 Kamerstukken II, 2019-2020, 34 352, nr. 171 Motie-Jasper van Dijk over gemeenten die weinig doen voor beschut werk en daar toch geld voor krijgen Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 20-11-2019 (Kamerstukken II, 2019-2020, 34 352, nr. 189)
1327 Kamerstukken II, 2019-2020, 34 352, nr. 173 Motie-Raemakers c.s. over bericht dat veel mensen die langdurig in de bijstand verkeren vaak langere tijd niet worden gezien en gesproken door gemeenten Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 20-11-2019 (Kamerstukken II, 2019-2020, 34 352, nr. 186)
1329 Kamerstukken II, 2019-2020, 34 352, nr. 177 Motie-van het lid Van Brenk over bericht dat mensen met een arbeidsbeperking die gaan werken aangemoedigd in plaats van ontmoedigd moeten worden Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 02-03-2020 (Kamerstukken II, 2019-2020, 35 394, nr. 5)
1330 Kamerstukken II, 2019-2020, 35 074, nr. 70 Motie-lid Gijs van Dijk c.s. over een uitzondering op het payrollregime voor een cao voor werknemers onder de doelgroep banenafspraak en beschut werk Afgehandeld met Stb. 2019, 473 (Besluit van 5 december 2019 tot wijziging van het Besluit allocatie arbeidskrachten door intermediairs in verband met afwijking van artikel 8a van de Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs voor werknemers met een beperking)
1339 Kamerstukken II, 2019-2020, 35 300 XV, nr. 13 Motie-Van den Berge/Paternotte over het belang van maatschappelijke begeleiding bij inburgering Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 25-06-2020 (Kamerstukken II, 2019-2020, 35 483, nr. 13)
1343 Kamerstukken II, 2019-2020, 35 300 XV, nr. 17 Motie-Peters/Paternotte over taallessen voor kansrijke asielzoekers Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 15-07-2020, Kamerstukken II, 2019-2020, 32 824, nr. 303)
1345 Kamerstukken II, 2019-2020, 29 544, nr. 958 Motie-Van Weyenberg c.s. over onderzoek naar de effectiviteit van no-riskpolissen Het onderzoek naar de effecten van de no-riskpolis is afgerond en op 01-07-2020 naar de Kamer gestuurd (Kamerbrief voortgang onderzoeken no-riskpolis, kenmerk: 2020-0000089083 ). De titel van het onderzoek is: «de no-riskpolis in breder perspectief»
1348 Kamerstukken II, 2019-2020, 35 300 XV, nr. 37 Motie-Tielen/Palland over een quickscan naar de effecten van de Wet arbeidsmarkt in balans Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 05-06-2020 (Kamerstukken II, 2019-2020, 35 074, nr. 75)
1352 Kamerstukken II, 2019-2020, 35 300 XV, nr. 41 Motie-Wörsdörfer over de rol van kleine ondernemingen bij het aanpakken van de schuldenproblematiek Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 15-06-2020 (Kenmerk: 2020D23999)
1353 Kamerstukken II, 2019-2020, 35 300 XV, nr. 42 Motie-Smeulders/Van Weyenberg over vereenvoudiging van verschillende vormen van verlof Afgehandeld met de bijlage «Notitie beleidsopties voor vereenvoudiging en uitbreiding verlof» bij brief aan de Tweede Kamer d.d. 06-07-2020
1357 Kamerstukken II, 2019-2020, 35 300 XV, nr. 50 Motie-Palland/Van Kent over ondersteuning van zelfstandigen die door ziekte een AOW-hiaat hebben Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 11-06-2020 (Kamerstukken II, 2019-2020, 32 163, nr. 50)
1362 Kamerstukken II, 2019-2020, 35 330 XV, nr. 58 Motie-Jasper van Dijk/Van Weyenberg over scholing in de bijstand bevorderen Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 11-11-2019 (Kamerstukken II, 2019-2020, 30 012, nr. 123)
1367 Kamerstukken II, 2019-2020, 35 300 XV, nr. 63 Motie-Van Weyenberg/Palland over de verdere invulling van het advies van de Commissie Regulering van werk Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer 15-07-2020 (Kamerstukken II, 2019-2020, 29 544, nr. 1021)
1368 Kamerstukken II, 2019-2020, 35 300 XV, nr. 65 Motie-Gijs van Dijk/Bruins over verantwoording van gemeenten over bestrijding van kinderarmoede Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 06-04-2020 (Kamerstukken II, 2019-2020, 24 515, nr. 529)
1373 Kamerstukken II, 2019-2020, 35 300 XV, nr. 74 Nader gewijzigde-motie Stoffer/Von Martels over aanpassing van de Europese certificatieregels De motie is in lijn met het beleid dat reeds wordt gevoerd. In februari 2020 is een brief over certificatie naar de TK gestuurd. De geplande activiteiten, het opstellen van een convenant met TNO en het opnemen van voor toezicht relevante normen in Arboregelgeving, worden uitgevoerd zoals gepland. In de stoffenbrief is een passage langs deze lijn opgenomen
1376 Kamerstukken II, 2019-2020, 24 515, nr. 507 Motie-Van Weyenberg/Nijboer over het recht op een aflossingspauze in schuldhulptrajecten Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 15-06-2020 (Kenmerk: 2020D23999)
1377 Kamerstukken II, 2019-2020, 24 525, nr. 508 Motie-Van Weyenberg c.s. over een verbod op kickbackfees Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 07-04-2020 (Kamerstukken II, 2019-2020, 24 515, nr. 528)
1378 Kamerstukken II, 2019-2020, 24 515, nr. 511 Motie-Krol/Van Brenk over het verlagen van het maximumkrediet-vergoedingspercentage Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 19-05-2020 (Kenmerk: 2020-0000085731)
1380 Kamerstukken II, 2019-2020, 24 515, nr. 513 Motie-Peters/Kuzu over het uitwerken van een laatstekans-curatele Afgedaan. In de Kamerbrief over de moties n.a.v. het AO armoede- en schuldenbeleid van 07-04-2020 (Kamerstukken II, 2019-2020, 24 515, nr. 528) is gemeld dat de motie wordt betrokken bij de wijziging van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening t.b.v. de uitwisseling van persoonsgegevens (35 316). Deze wetswijziging is inmiddels aangenomen (TK 10 maart 2020, EK 23 juni 2020)
1384 Kamerstukken II, 2019-2020, 24 515, nr. 517 Motie-Kuzu over een sluitende aanpak voor het niet gebruiken van beschikbare regelingen Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 07-04-2020 (Kamerstukken II, 2019-2020, 24 515, nr. 528)
1385 Kamerstukken II, 2019-2020, 24 515, nr. 518 Tweede nader gewijzigde motie-Krol c.s. over een voorstel hoe de Nadere regels bij kwijtschelding spoedig aangepast kunnen worden Motie is overgenomen door BZK
1393 Kamerstukken II, 2019-2020, 29 544, nr. 987 Motie-Van Weyenberg/Palland over de effecten van het terugdringen van loondoorbetaling bij ziekte naar één jaar Aan de motie is voldaan met de brief van 15 juli 2020 Technische uitwerking van het advies van de Commissie Regulering van werk (Kamerstukken II, 2019-2020, 29 544, nr. 1021)
1397 Kamerstukken II, 2019-2020, 29 544, nr. 996 Motie-Palland/Van Weyenberg over de concurrentie op loonkosten via driehoeksconstructies tegengaan Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 15-07-2020 (Kamerstukken II, 2019-2020, 29 544, nr. 1021)
1399 Kamerstukken II, 2019-2020, 26 419, nr. 90 Motie-Haga en Aartsen nadat de Wet arbeidsmarkt in balans (WAB) is ingevoerd, waarbij de kosten voor flexibele arbeid stijgen en flexibele arbeid derhalve minder aantrekkelijk wordt voor ondernemers Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 05-06-2020, (Kamerstukken II, 2019-2020, 35 074, nr. 75)
1403 Kamerstukken II, 2019-2020, 35 316, nr. 14 Motie-Peters over periodiek overleg tussen gemeenten en organisaties over schuldpreventie Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 15-06-2020 (Kenmerk: 2020D23999)
1404 Kamerstukken II, 2019-2020, 35 316, nr. 15 Motie-Peters over periodiek overleg tussen gemeenten en organisaties over schuldhulppreventie Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 15-06-2020 (Kenmerk: 2020D23999)
1405 Kamerstukken II, 2019-2020, 35 316, nr. 16 Motie-Peters/Jasper van Dijk over per manifestpartij vragen om tot een vaste reactietermijn te komen Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 15-06-2020 (Kenmerk: 2020D23999)
1407 Kamerstukken II, 2019-2020, 35 416, nr. 6 Gewijzigde motie-Nijboer c.s. over nadere voorstellen om armoede te bestrijden en dakloosheid tegen te gaan Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 23-04-2020 (Kenmerk: 2020-0000050639)
1409 Kamerstukken II, 2019-2020, 35 430, nr. 10 Motie-Tielen/Palland over aanvullende maatregelen voor werkbehoud bij organisaties met een seizoenspiek Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 20-05-2020, (Kamerstukken II, 2019-2020, 35 420 nr. 38)
1410 Kamerstukken II, 2019-2020, 35 430, nr. 11 Motie-Smeulders c.s. over voorkomen of beperken van kwetsbaarheid van arbeidsmigranten Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 04-05-2020 (Kamerstukken II, 2019-2020, 29 861, nr. 49)
1411 Kamerstukken II, 2019-2020, 35 430, nr. 12 Motie-Palland c.s. over uitbreiding van de NOW i.v.m. de aanspraak door concerns Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 01-05-2020 (Kamerstukken II, 2019-2020, 35 420, nr. 28)
1412 Kamerstukken II, 2019-2020, 35 430, nr. 14 Motie-van Weyenberg c.s. over het verrekenen van inkomsten met de TOZO uitkering Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 24-04-2020 (Kamerstukken II, 2019-2020, 35 430, nr. 31)
1413 Kamerstukken II, 2019-2020, 35 430, nr. 15 Motie-Gijs van Dijk c.s. over flexwerkers die niet in aanmerking komen voor een uitkering Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 03-06-2020 (Kamerstukken II, 2019-2020, 35 420, nr. 73)
1414 Kamerstukken II, 2019-2020, 35 430, nr. 16 Motie-Bruins/Palland overnauw contact met voedselbanken Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 04-05-2020 (Kamerstukken II, 2019-2020, 35 420, nr. 70)
1415 Kamerstukken II, 2019-2020, 35 430, nr. 20 Motie-Van Brenk over beperking van schade bij AOW gerechtigde zelfstandige ondernemers Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 04-05-2020 (Kenmerk: 2020-0000062585)
1419 Kamerstukken II, 2019-2020, 35 430, nr. 25 Motie-Van Haga/Baudet over verruimen van de verliesrekening van de Vpb Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 24-04-2020 (Kamerstukken II, 2019-2020, 35 420, nr. 26)
1443 Kamerstukken II, 2019-2020, 35 420, nr. 51 Motie-van de leden Asscher en Van Weyenberg over de doelgroep voor de vangnetregeling voor flexwerkers vergroten Met de brief van 03-06-2020 (Kenmerk: 2020-0000076315) heeft de minister de Kamer laten weten dat de Tijdelijke Overbruggingsregeling Flexibele Arbeidskrachten (TOFA) zal worden ingevoerd. Hiermee is de motie afgedaan
1447 Kamerstukken II, 2019-2020, 32 851, nr. 64 Motie-Van der Molen en Palland Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 01-07-2020 (Kamerstukken II, 2019-2020, 32 851, nr. 67).

Lopende moties

607 Kamerstukken II, 2012-2013, 33 086, nr. 48 Gewijzigde motie-Dibi over monitoren van de effecten van de gewijzigde Wet inburgering De Tweede Kamer zal medio 2020 worden geïnformeerd. Het CPB doet momenteel onderzoek naar de doeltreffendheid van het huidige inburgeringsstelsel. Het rapport zal naar verwachting in het eerste kwartaal van 2020 worden opgeleverd
754 Kamerstukken II, 2014-2015, 34 000 XV, nr. 25 Motie-Vermey/Van Ojik over de toegankelijkheid van de kinderopvang voor zzp’ers Bezien in het kader van de aanvullende voorstellen voor de kinderopvangtoeslag of in het kader van een stelselwijziging, waarbij gekeken wordt naar de uitwerking op verschillende doelgroepen waaronder zzp-ers
771 Kamerstukken II, 2014-2015, 33 981, nr. 40 Motie-Van Ojik/Kerstens over het eventueel verhogen van de heffing Deze motie vraagt de heffing te verhogen als werkgevers ervoor kiezen de heffing te betalen in plaats van meer mensen met een beperking in dienst te nemen.Het wetsvoorstel Vereenvoudiging Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperking is in voorbereiding. Dit wetsvoorstel wordt naar verwachting in de tweede helft van 2020 naar de Tweede Kamer gestuurd. Beoogde inwerkingtreding is 1/1/2022. Door de plannen om het systeem van de banenafspraak te vereenvoudigen, ontstaat er een andere werkelijkheid, waardoor deze toezegging naar alle waarschijnlijkheid vooralsnog niet opportuun is. Als de uitwerking van het nieuwe systeem duidelijk is en in wetgeving is opgenomen, wordt de afhandeling van de toezegging nader overwogen. Planning: 4e kwartaal 2024
860 Kamerstukken II, 2015-2016, 26 448, nr. 548 Motie-Schut-Welkzijn over inperken van de twee jaar gewenningsbijdrage SZW heeft op 8 juli de aanbevelingen van de Stichting van de Arbeid ontvangen. De Kamer is geïnformeerd per brief dat SZW na het zomerreces reageert op de aanbevelingen. Planning brief: Vierde kwartaal 2020, na prinsjesdag
869 Kamerstukken II, 2015-2016, 34 194, nr. 17 Motie-Nijkerken-de Haan/Kerstens om de resterende financiële middelen mobiliteitsbonus vanaf 2021 specifiek aan te wenden voor de doelgroep in de vorm van een bonus/korting voor de werkgever Vanwege prioriteit voor de coronamaatregelen is de uitvoeringstoets van de Belastingdienst op de nota van wijziging bij het wetsvoorstel breed offensief zodanig vertraagd dat besloten is het afschaffen van de horizonbepaling van het LKV banenafspraak te regelen via een alternatieve route: per KB wordt de datum van 1 januari 2021 geschrapt waardoor het LKV banenafspraak na die datum blijft doorlopen. In het wetsvoorstel Vereenvoudiging banenafspraak wordt de grondslag van de horizonbepaling geschrapt. Planning: december 2020
878 Kamerstukken II, 2015-2016, 29 544, nr. 693 Motie-Van Weyenberg/Vermeij over verruimen van de uitsluitingsgronden wegens arbeidsmarktdiscriminatie Planning: brief naar de Tweede Kamer uiterlijk 1 oktober 2020
899 Kamerstukken II, 2015-2016, 34 351, nr. 12 Motie-Van ‘t Wout over meer meetbare doelstellingen bij de evaluatie van de Wwz Planning: evaluatie Wwz eind 2020 naar de Tweede Kamer
1016 Kamerstukken II, 2016-2017, 34 950, nr. 11 Motie-Jasper van Dijk c.s. over een nulquotum voor onderdanen van derde landen Wordt meegenomen in de verdere uitwerking van de migratieagenda (Kamerstukken II, 2017-2018, 19 637, 30 573, nr. 2375). Planning: brief naar de Tweede Kamer einde van het jaar 2020
1026 Kamerstukken II, 2016-2017, 24 515, nr. 393 Motie-Gijs van Dijk/Jasper van Dijk over komen tot een socialere incasso Het conceptwetsvoorstel is begin november in pre-consultatie gegaan. Het voorstel is aan een beperkt aantal betrokken partijen voorgelegd voor reactie. Voor het einde van het jaar moet deze consultatie zijn afgerond. Begin volgend jaar gaat het voorstel in internetconsultatie en wordt het openbaar. Beoogd wordt (volgens de huidige planning) het wetsvoorstel op 1 januari 2022 in werking te laten treden. Planning: eind december 2022
1040 Kamerstukken II, 2017-2018, 21 501-31, nr. 469 Motie-Wiersma c.s. over een woonlandbeginsel voor de gezinsbijslagen De EPSCO Raad van 21 juni 2018 is een algemene oriëntatie over de herziening van Verordening 883/2004 overeengekomen. Indexatie van gezinsbijslagen of alternatieven daarvoor vormden geen onderdeel van deze algemene oriëntatie vanwege grote bezwaren hiertegen van de huidige Europese Commissie en een meerderheid van de lidstaten. Nederland heeft tegen de algemene oriëntatie gestemd. Nederland heeft samen met Denemarken, Duitsland, Oostenrijk en Ierland een brief over het belang van indexatie van gezinsbijslagen gezonden aan het voorzitterschap, de Europese Commissie en aan alle lidstaten. Op dit moment (07-02-2020) is de herziening van Verordening 883/2004 in de triloogfase. Indexatie van gezinsbijslagen vormt geen onderdeel van de besprekingen
1105 Kamerstukken II, 2017-2018, 29 614, nr. 82 Motie–Sjoerdsma/Segers over een nieuw onafhankelijk onderzoek naar buitenlandse financiering BZ is trekker van de motie. Oplevering van het onderzoek door WODC staat gepland na het zomerreces. Daarna zal de Kamer worden geïnformeerd
1123 Kamerstukken II, 2017-2018, 24 515, nr. 442 Motie-Peters c.s. over een verplichte reactietermijn op een betalingsverzoek De Kamer wordt rond het einde van het zomerreces 2020 geïnformeerd, samen met de beleidsreactie op het onderzoek naar medewerking schuldeisers minnelijke trajecten. Planning: begin september 2020
1143 Kamerstukken II, 2018-2019, 34 967, nr. 17 Motie-Wiersma c.s. over het monitoren van het gebruik van geboorteverlof met aandacht voor inkomensgroepen, lastendruk en belemmeringen. Wordt meegenomen in de evaluatie van de WIEG (Wet Invoering Extra Geboorteverlof)
1146 Kamerstukken II, 2018-2019, 34 352, nr. 121 Motie-Jasper van Dijk over een CAO Beschut werk Gemeenten en bonden zijn informeel in contact hierover. Planning: eind december 2020
1148 Kamerstukken II, 2018-2019, 34 352, nr. 126 Motie-Nijkerken-de Haan c.s. over opheffen van het onderscheid tussen markt en overheid Op 1/1/2020 is de wetswijziging voor deactivering en uitstel quotumheffing in werking getreden. De quotumheffing wordt daarin opgeschort tot 1/1/2022. Planning: januari 2022
1151 Kamerstukken II, 2018-2019, 17 050, nr. 550 Motie-Jasper van Dijk over adresregistratie volledig overgaan op de BRP In december 2020 wordt de Tweede Kamer geïnformeerd over de stand van zaken met de brief Stand van de Uitvoering. Planning: december 2020
1159 Kamerstukken II, 2018-2019, 34 675, nr. 19 Motie-Ziengs/Stoffer over een eenvoudiger certificering voor bedrijven Om invulling te geven aan de motie is onderzoek nodig. De eerste fase van het onderzoek is gestart. Vooralsnog is de planning dat in 2020 de Tweede Kamer hier wordt geïnformeerd
1175 Kamerstukken II, 2018-2019, 35 000 XV, nr. 45 Motie-Smeulders over aanvullende voorwaarden aan het LIV stellen De motie wordt meegenomen in de uitwerking van de uitkomst van het overleg met werkgevers om een effectievere invulling aan de Wtl te geven in de evaluatie van het LIV. Planning: vierde kwartaal 2020
1177 Kamerstukken II, 2018-2019, 35 000 XV, nr. 48 Motie-Renkema c.s. over extra aandacht voor jongeren uit praktijkonderwijs en voortgezet speciaal onderwijs Streven is de Kamer te informeren in het najaar van 2020. Planning: november 2020
1179 Kamerstukken II, 2018-2019, 35 000 XV, nr. 49 Motie-Renkema over effecten van maatschappelijke ontwikkelingen op het aantal burn-outs De Staatssecretaris heeft op 18 oktober jl. een voortgangsbrief over PSA aan de Kamer aangeboden. Eind 2019 zullen de tussenresultaten van het onderzoek van TNO naar de achterliggende oorzaken van burn-out klachten in de beroepsbevolking in relatie tot werk-privé omstandigheden met de Kamer worden gedeeld. Eind 2020 zal de Kamer over de resultaten van het gehele onderzoek worden geïnformeerd
1188 Kamerstukken II, 2018-2019, 35 000 XV, nr. 60 Motie-Van Weyenberg/Van Brenk over bevorderen van re-integratie van mensen met de diagnose kanker In het derde kwartaal 2020 (na Prinsjesdag) gaat er een brief naar de Tweede Kamer over de no-riskpolis. In deze brief wordt ook deze motie betrokken. Planning: derde kwartaal 2020
1193 Kamerstukken II, 2018-2019, 35 000 XV, nr. 66 Motie-Gijs van Dijk c.s. over een SER-verkenning naar de platformeconomie De SER heeft, o.a. vanwege alle corona perikelen, vertraging opgelopen in het uitvoeren van de gevraagde verkenning. De resultaten worden in het najaar van 2020 verwacht
1202 Kamerstukken II, 2018-2019, 29 544, nr. 858 Motie-Jasper van Dijk over het bestraffen van uitzendbureaus die zich schuldig maken aan arbeidsmarktdiscriminatie Het wetsvoorstel is op 03-07-2020 naar de Raad van State gestuurd. Planning: indiening wetsvoorstel bij de Tweede Kamer in het najaar van 2020
1207 Kamerstukken II, 2018-2019, 29 544, nr. 867 Motie-Van Weyenberg/Peters over een meldplicht bij discriminerende verzoeken aan uitzendbedrijven Planning: de Tweede Kamer wordt na de zomer van 2020 verder geïnformeerd. Eind 2020 volgt een brief aan de Tweede Kamer
1215 Kamerstukken, II, 2018-2019, 35 074, nr. 46 Motie-Wiersma/Pieter Heerma over het gesprek blijven voeren met sociale partners over de seizoensarbeid De gesprekken met sociale partners lopen. De Eerste en Tweede Kamer worden nader geïnformeerd in het vierde kwartaal van 2020. Planning vierde kwartaal 2020
1216 Kamerstukken II, 2018-2019, 35 074, nr. 47 Motie-Wiersma over een aparte categorie in de premiedifferentiatie voor langjarige tijdelijke contracten De gesprekken met sociale partners lopen. De Eerste en Tweede Kamer worden nader geïnformeerd in het vierde kwartaal van 2020. Planning: vierde kwartaal 2020
1217 Kamerstukken II, 2018-2019, 35 074, nr. 48 Motie-Kuzu over de uitwerking van de maatregel voor uitbreiding van de ketenregeling Planning: de Kamer wordt geïnformeerd in 2022
1219 Kamerstukken II, 2018-2019, 35 074, nr. 51 Motie-Pieter Heerma/Van Weyenberg over het gebruik van uitzend-constructie zonder rechtenopbouw Onderzoek is op 06-04-2020 naar de Tweede Kamer verstuurd (Kamerstukken II, 2019-2020, 29 544, nr. 1002). Planning: brief naar de Tweede Kamer uiterlijk 31 oktober 2020
1220 Kamerstukken II, 2018-2019, 35 074, nr. 52 Motie-Bruins/Pieter Heerma over overleg met sociale partners over één laagdrempelige calamiteitenregeling Op 1 januari 2020 is, als tussenstap, de regeling onwerkbaar weer ingevoerd (zie brief Kamerstukken II, 2019-2020, 35 074, nr. 74)
1230 Kamerstukken II, 2018-2019, 35 010, nr. 13 Motie-Peters over systeemfout in de uitvoering van het kindgebonden budget waardoor de afgelopen jaren niet aan alle ouders die daar recht op hadden, automatisch is uitgekeerd Beantwoording wordt meegenomen in de koopkrachtbijlage van de begroting
1233 Kamerstukken II, 2018-2019, 29 544, nr. 889 Motie–Gijs van Dijk over omlaag krijgen van het aantal afwijkende medische oordelen De mogelijke verschillen tussen het oordeel van de verzekeringsarts bij de WIA-claimbeoordeling en het actueel oordeel van de bedrijfsarts in het re-integratieverslag gaan zorgvuldig gemonitord worden. Vanaf eind 2021 wordt de Tweede Kamer jaarlijks geïnformeerd in de brief van de Stand van de uitvoering over de resultaten. Planning: eind december 2021
1240 Kamerstukken II, 2018-2019, 24 515, nr. 479 Motie-Bruins c.s. over een tweede tussenevaluatie Evaluatie loopt, vertraging door corona omstandigheden. Planning: eind september 2020
1243 Kamerstukken II, 2018-2019, 25 834, nr. 157 Motie-Aartsen c.s. over differentiatie in risicoklassen Dit past binnen de ambities uit de beleidsreactie. Zodra het risicogestuurd instrument functioneert, zal dit leiden tot meer differentiatie (niet meer risicoklassen). De Tweede Kamer wordt hier verder over geïnformeerd in de asbest brief die in september/oktober dit jaar naar de Kamer verstuurd zal worden
1245 Kamerstukken II, 2018-2019, 25 834, nr. 159 Gewijzigde motie-Renkema/Van Weyenberg over een externe evaluatie Met dit traject kan begin 2020 gestart worden. In de asbest brief die in september/oktober aan de Tweede Kamer gestuurd zal worden, zal de wijze van invulling van de externe evaluatie uitgelegd worden
1247 Kamerstukken II, 2018-2019, 25 834, nr. 161 Motie-Von Martels over sanering van asbestdaken standaard in klasse 1 plaatsen Of daken uiteindelijk ondergebracht kunnen worden in risicoklasse 1 hangt af van de uitkomsten van het blootstellingsonderzoek in opdracht van IenW. De uitkomsten worden voor het einde van 2020 verwacht.
1249 Kamerstukken II, 2018-2019, Motie-Wiersma/Gijs van Dijk over een toekomstverkenning van de uitvoering van de sociale zekerheid De tweede concept eindrapportage is op 16-07-2020 aan de begeleidingscommissie en de klankbordgroep opgeleverd. De afronding wordt waarschijnlijk doorgeschoven naar september 2020
1254 Kamerstukken II, 2018-2019, 25 834, nr. 162 Motie-Stoffer c.s. over brede toepassing schuimlaag Momenteel wordt gewerkt aan een bredere asbest brief
1257 Kamerstukken II, 2018-2019, 29 544, nr. 896 Motie-Pieter Heerma/Wiersma over de rol die het niet spreken van de Nederlandse taal speelt bij de beoordeling van arbeidsongeschiktheid Door Corona zijn de onderzoeksresultaten vertraagd. Planning informeren van de Kamer over onderzoeksresultaten: Vierde kwartaal
1261 Kamerstukken II, 2018-2019, 29 544, nr. 904 Motie-Renkema/Smeulders over verdere harmonisatie tussen de instrumenten in de WIA en de Participatiewet Op 8 juli heeft SZW de aanbevelingen ontvangen. De Kamer is per brief geinformeerd dat er een kabinetsreactie komt. Planning: Naprinsjesdag, vierde kwartaal 2020
1262 Kamerstukken II, 2018-2019, 29 544, nr. 905 Motie-Wiersma/Heerema over de Handreiking Taakdelegatie UWV herzien Met de Kamerbrief van 12 juni 2019 (Kamerstukken II, 2018-2019, 26 448, nr. 624) heeft de minister uitvoering gegeven aan het gedeelte van de motie dat verzoekt om uitbreiding van het dossier-onderzoek naar de herbeoordelingen door UWV-kantoor Groningen. In de brief over de stand van de uitvoering van juni 2019 (Kamerstukken II, 2018-2019, 26 448, nr. 625) licht de minister toe hoe hij invulling zal geven aan het gedeelte van de motie dat vraagt om een herziening en verduidelijking van de handreiking taakdelegatie van UWV. Zoals toegezegd in de brief over de stand van de uitvoering van juni 2019 zal de minister het uitvoeren van de motie in dit traject meenemen. Hij heeft de Tweede Kamer hierover nader geïinformeerd in de brief over de stand van de uitvoering van juni 2020. Na analyse van zijn onderzoek concluderen wij dat het wenselijk is om zowel het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten als de verschillende materiewetten, zoals onder meer de Wet WIA, aan te passen om taakdelegatie een juridisch goede basis te geven. In de tweede helft van dit jaar bepalen wij welke wijzigingen van wet- en regelgeving wij exact willen voorstellen, ook na nadere afstemming met UWV en de relevante beroepsgroepen.
1264 Kamerstukken II, 2018-2019, 29 544, nr. 909 Motie-Stoffer/Wiersma over het baseren van re-integratie op artikel 63 a van de Ziektewet De Tweede Kamer is in december 2019 hierover geïnformeerd in de brief over de stand van de uitvoering sociale zekerheid (Kamerstukken II, 2019-2020, 26 448 nr. 630). Planning: derde kwartaal 2020
1269 Kamerstukken II, 2018-2019, 34 996, nr. 7 Gewijzigde motie-Slootweg over een advies over een adequate dekking in het nieuwe stelsel Planning: gaat meelopen in het wetstraject vernieuwing pensioenstelstel. Begin 2021 indiening bij de Tweede Kamer
1271 Kamerstukken II, 2018-2019, 32 043, nr. 459 Motie-Asscher/Klaver over aandacht voor de zorgen van zelfstandigen over de arbeidsongeschiktheidsverzekering Deze motie gaat over de uitwerking van het voorstel van sociale partners m.b.t. de wettelijke verzekeringsplicht voor zelfstandigen. Het kabinet heeft deze moties in september doorgeleid aan de sociale partners. De inhoud ervan zal het kabinet betrekken bij de hoofdlijnenbrief die het kabinet eind 2020 aan de Kamer zal sturen. Planning: eind december 2020
1279 Kamerstukken II, 2018-2019, 32 043, nr. 470 Motie-Stoffer/Bruins over de uitzondering voor gemoedsbezwaarden ook toepassen voor zzp'ers Deze motie gaat over de uitwerking van het voorstel van sociale partners m.b.t. de wettelijke verzekeringsplicht voor zelfstandigen. Het kabinet heeft deze moties doorgeleid aan sociale partners. Zij hebben de inhoud ervan betrokken bij hun advies dat zij op 3 maart 2020 hebben aangeboden aan de minister van SZW. Het kabinet zal eind 2020 een hoofdlijnenbrief aan de Kamer sturen. Planning: eind december 2020
1284 Kamerstukken II, 2018-2019, 35 142, nr. 7 hulp aan gezinnen met tekorten Wordt meegenomen in brede brief overarmoede en inkomenspositie van diverse groepen
1285 Kamerstukken II, 2018-2019, 35 142, nr. 9 ophoging van het minimumjeugdloon Er wordt gewerkt aan de aanbesteding van het onderzoek waar deze motie om vraagt. Gestreefd wordt naar publicatie voor einde van het 2020
1287 Kamerstukken II, 2018-2019, 30 012, nr. 113 het bundelen van publieke budgetten voor scholing in het STAP-budget Planning: brief naar de Tweede Kamer najaar 2020
1288 Kamerstukken II, 2018-2019, 30 012, nr. 114 een doelstelling voor een leven lang ontwikkelen voor mensen met flexcontracten Planning: brief naar de Tweede Kamer najaar 2020
1290 Kamerstukken II, 2018-2019, 30 012, nr. 117 Voorstel om leven lang ontwikkelen onder kwetsbare doelgroepen te stimuleren Planning: brief naar de Tweede Kamer najaar 2020
1291 Kamerstukken II, 2018-2019, 30 012, nr. 118 externe loopbaanbegeleiding of ontwikkelingsadvies voor groepen met lage deelname aan scholing Planning: brief naar de Tweede Kamer najaar 2020
1304 Kamerstukken II, 2019-2020, 17 050, nr. 584 Motie-Palland over terugvordering van onterecht verstrekte uitkeringen De Kamer wordt over de stand van zaken geïnformeerd met de brief over de Stand van Uitvoering van december 2020. Planning: december 2020
1305 Kamerstukken II, 2019-2020, 17 050, nr. 585 Motie-Wiersma over verbetervoorstellen voor het aan het licht brengen van ten onrechte verstrekte uitkeringen De Kamer wordt over de stand van zaken geïnformeerd met de brief over de Stand van Uitvoering van december 2020. Planning: december 2020
1307 Kamerstukken II, 2019-2020, 31 322, nr. 400 Motie-Van Meenen/De Pater-Postma over een arbeidsmarktvisie voor de kinderopvang De Covid-19-crisis heeft het traject vertraagd, waardoor de eerste helft 2020 niet meer gehaald wordt. Op korte termijn wordt het traject hervat. De Kamer wordt geïnformeerd over de uitkomst van de gesprekken
1309 Kamerstukken II, 2019-2020, 32 043, nr. 488 Motie-Van Brenk over een Kansrijk-publicatie voor het thema pensioenen Planning: er heeft overleg plaatsgevonden met CPB. CPB heeft aangegeven geen separate Kansrijk-publicatie over het thema pensioenen op te stellen. De Kamer wordt hierover geïnformeerd in het najaar van 2020
1311 Kamerstukken II, 2019-2020, 32 043, nr. 497 Motie-Slootweg c.s. over onderzoek naar een kapitaalgedekt pensioenstelsel Het onderzoek van het CPB is in de zomer van 2020 gereed. Planning: brief naar de Tweede Kamer na de zomer van 2020
1312 Kamerstukken II, 2019-2020, 35 010, nr. 21 Motie-Omtzigt/Bruins inzake dat de regering ook voornemens is nabetalingen in het buitenland te verrichten Op 29 juni 2020 is er gerapporteerd over de motie in de brief over de stand van de uitvoering (Tweede Kamer, vergaderjaar 2019–2020, 26 448, nr. 634). In de volgende brief over de stand van de uitvoering, die eind dit jaar zal worden verzonden, zal opnieuw gerapporteerd worden over de motie. Planning: december 2020
1313 Kamerstukken II, 2019-2020, 29 544, nr. 940 Motie-Tielen c.s. over verbetervoorstellen voor omscholing Planning: brief naar de Tweede Kamer najaar 2020
1314 Kamerstukken II, 2019-2020, 29 544, nr. 941 Motie-Tielen/Palland over het mkb extra prioriteit geven in de aanpak van krapte op de arbeidsmarkt Gezien uitbraak van Corona is afhandeling van deze motie uitgesteld
1316 Kamerstukken II, 2019-2020, 29 544, nr. 943 Motie-Van Weyenberg/Smeulders over de wijze van afhandeling van verzoeken om uitbreiding van arbeidsduur Er komt een evaluatieonderzoek van de wet flexibel werken waarvan het offertetraject is gestart. De opdracht voor het onderzoek zal in februari 2020 zijn. Planning: evaluatie-rapport en brief naar de Tweede Kamer eind 2020
1319 Kamerstukken II, 2019-2020, 29 544, nr. 947 Motie-Van Brenk/Van Weyenberg over de kans op werk door "open hiring Er is vanuit SZW al een informatiebijeenkomst over open hiring georganiseerd voor geïnteresseerde arbeidsmarktregio’s. In augustus 2020 wordt de eindevaluatie verwacht van de Vrije Universiteit Amsterdam. Deze zal met onder meer de Startfoundation en sociale partners besproken worden. De Kamer zal hierover worden geïnformeerd. Planning: augustus 2020
1323 Kamerstukken II, 2019-2020, 25 993, nr. 359 Motie-Van Brenk over RI&E Voor het einde van het jaar wordt een brief met plan gestuurd naar TK om de naleving van de RI&E te verbeteren
1324 Kamerstukken II, 2019-2020, 25 883, nr. 360 Motie Van Kent en Gijs van Dijk over actief stimuleren van werkgevers om de RI&E-plicht na te komen Voor het einde van het jaar wordt een brief met plan gestuurd naar TK om de naleving van de RI&E te verbeteren
1328 Kamerstukken II, 2019-2020, 34 352, nr. 178 Motie-Nijkerken-De Haan en Peters verzoekt de regering om uiterlijk voor de zomer van 2020 het effect van de payrollbepalingen op de doelgroep «banenafspraak en beschut werk» in beeld te brengen door middel van een quickscan, en hierover aan de Kamer te rapporteren; verzoekt de regering tevens, om de afspraak uit het sociaal akkoord om de laagste loonschalen open te stellen, te activeren indien uit de quickscan blijkt dat de niet-uitzondering van deze doelgroep op de WAB de baankans van deze groepen beperkt Planning: brief naar de Tweede Kamer voor oktober 2020
1333 Kamerstukken II, 2019-2020, 32 284, nr. 276 Motie-Peters en Paternotte inzake EU landen en hoogopgeleide statushouders Dit onderzoek wordt momenteel uitgevoerd door Regioplan en wordt rond de zomer afgerond. De Tweede Kamer zal na het zomerreces over de uitkomsten van dit onderzoek worden geïnformeerd
1337 Kamerstukken II, 2019-2020, 35 213, nr. 20 Motie-Nijkerken-de Haan c.s. over heldere en goede voorlichting over de gevolgen van de harmonisatie De motie is onderdeel van de implementatie van het wetsvoorstel vereenvoudiging Wajong. De motie is afgerond als de implementatie is afgerond. Planning: eind december 2020
1344 Kamerstukken II, 2019-2020, 29 544, nr. 957 Motie-Tielen over laaggeletterdheid en taalachterstanden bij WGA-uitkeringsgerechtigden: verzoekt de regering te inventariseren hoeveel van het totaal aantal WGA-uitkeringsgerechtigden laaggeletterd zijn en/of een taalachterstand hebben; verzoekt de regering tevens bij deze inventarisatie aan te geven welke maatregelen kunnen worden genomen om het aantal arbeidsongeschikten met een taalachterstand terug te dringen Dit punt wordt meegenomen in het doelgroeponderzoek in het kader van het scholingsexperiment van de WGA-doelgroep. Het onderzoek start in maart 2020. Planning: begin oktober 2020
1349 Kamerstukken II, 2019-2020, 35 300 XV, nr. 38 Motie-Tielen over opdrachtgevers rechtszekerheid bieden bij het inhuren van een zelfstandige opdrachtnemer Op 15-06-2020 is er voortgang gemeld over deze motie in de Voortgangsbrief werken als zelfstandige. De motie is daarmee gedeeltelijk afgedaan. Planning: brief naar de Tweede Kamer in het najaar van 2021
1350 Kamerstukken II, 2019-2020, 35 300 XV, nr. 39 Motie-Tielen over vernieuwende initiatieven in de bestaande ondersteuning voor een leven lang leren Planning: brief naar de Tweede Kamer najaar 2020
1351 Kamerstukken II, 2019-2020, 35 300 XV, nr. 40 Motie-Wörsdörfer/Raemakers over ondersteuning van deelnemers aan een Wsnp-traject De Kamer wordt rond het einde van het zomerreces 2020 geïnformeerd. Planning: begin september 2020
1354 Kamerstukken II, 2019-2020, 35 300 XV, nr. 43 Motie-Smeulders/Palland over de wijze van benoeming van raden van toezicht in de publieke sector Planning: brief naar de Tweede Kamer uiterlijk 1 oktober 2020
1355 Kamerstukken II, 2019-2020, 35 300 XV, nr. 45 Motie-Renkema c.s. over het in kaart brengen van alternatieven voor de kinderopvangtoeslag Deze motie wordt deels meegenomen in de reactie op motie Westerveld (1210). Daarnaast wordt het meegenomen met de verkenning die dit kabinet gaat doen n.a.v. IBO Deeltijd
1356 Kamerstukken II, 2019-2020, 35 330 XV, nr. 49 Motie-Palland c.s. over onderzoek naar de knelpunten die gezinnen ervaren Met de brief Reflectie kinderopvangstelsel (d.d. 06-07-2020) en de Tussenrapportage Scenariostudie vormgeving kindvoorzieningen (SVK) (d.d. 06-07-2020) is deels aan deze motie voldaan. Naar verwachting wordt de SVK eind 2020 afgerond en is deze motie volledig voldaan
1358 Kamerstukken II, 2019-2020, 35 500 XV, nr. 51 Motie-Palland/Bruins over faciliteren van regio's bij een levenlang ontwikkelen Beoogd wordt de Kamer voor oktober te informeren. Planning: begin oktober 2020
1359 Kamerstukken II, 2019-2020, 35 300 XV, nr. 52 Gewijzigde-motie Peters/Jasper van Dijk over onderzoek naar de invoering van een uitzonderingsjaar Onderzoek loopt. Initiële planning was oplevering in augustus maar de oplevertermijn wordt verlengd met 6 maanden. Planning: februari 2021
1360 Kamerstukken II, 2019-2020, 35 300 XV, nr. 54 Gewijzigde motie-Peters/Jasper van Dijk over onderzoek naar de effecten van de kostendelersnorm op huisvesting De reactie van de staatssecretaris op welke wijze zij de motie gaat invullen is 18 december 2019 verstuurd naar de Kamer (Kamerstukken II, 2019-2020, 35 300 XV, nr. 91). Het onderzoek wordt op dit moment uitgevoerd door Significant van 1 april t/m 31 augustus 2020. Planning: september 2020
1361 Kamerstukken II, 2019-2020, 35 300 XV, nr. 55 Motie-Van Kent c.s. over het recht op het volledige minimumloon voor jongeren van 18 jaar en ouder De motie is onder de aandacht gebracht van de SER in de brief adviesaanvragen SER 2020. Daarin staat: Het kabinet ziet met veel interesse uit naar het advies van het SER Jongerenplatform. Echter, vanwege de beschikbaarheid van de data voor de evaluatie, kan de tweede evaluatie niet eerder dan december naar de Kamer verzonden worden. Om zo zorgvuldig mogelijk uitvoering te geven aan de motie vraagt het kabinet het SER Jongerenplatform een verkenning uit te voeren, nadat de tweede evaluatie is afgerond. Omdat de tweede evaluatie pas later komt dan de zomer hebben we dit meegegeven in deze brief. Dit heeft de minister tijdens de begrotingsbehandeling waar deze motie uit voort is gekomen ook meegegeven, maar de motie is zo gebleven
1364 Kamerstukken II, 2019-2020, 35 300 XV, nr. 60 Motie-Van Weyenberg/Raemakers over snellere toelating tot de Wsnp De Kamer wordt rond het einde van het zomerreces 2020 geïnformeerd. Planning: begin september 2020
1365 Kamerstukken II, 2019-2020, 35 300 XV, nr. 61 Motie-Van Weyenberg/Gijs van Dijk over het concurrentiebeding tot het strikt noodzakelijke beperken Planning: brief naar de Tweede Kamer in het voorjaar van 2021
1369 Kamerstukken II, 2019-2020, 35 300 XV, nr. 66 Motie-Bruins/Gijs van Dijk over een rol voor het jeugdeducatiefonds in het armoedebestrijdingsprogramma voor kinderen SZW en OCW hebben afgesproken het Jeugdeducatiefonds subsidie toe te kennen voor een project gericht op het implementeren van een handreiking over hoe om te gaan met armoede op scholen. De subsidieaanvraag is inmiddels ingediend. In februari 2020 start het project en loopt tot eind februari 2021. Planning: eind februari 2021
1370 Kamerstukken II, 2019-2020, 35 300 XV, nr. 67 Motie-Bruins c.s. over verdeling van het resterende bedrag van de bonusregeling beschut werk Aan de motie zal uitvoering gegeven worden door in 2020 de overblijvende middelen van de bonus beschut werk voor de gerealiseerde plekken in 2019 ook te verdelen op basis van de realisaties in 2019. De verdeling van de middelen zou plaats vinden bij de meicirculaire 2020 van het gemeentefonds, maar vanwege vertraging zal dat nu plaatsvinden bij de september-circulaire 2020. Planning: 1 oktober 2020
1371 Kamerstukken II, 2019-2020, 35 300 XV, nr. 69 Motie-Van Brenk/Van Kooten-Arissen over jobcoaching en re-integratiedienstverlening beter op elkaar afstemmen SZW start in samenwerking met UWV een vervolgonderzoek naar de werking en verbetermogelijkheden van het instrument jobcoaching, waaronder de aansluiting op de re-integratiedienstverlening. De inzichten uit dit onderzoek worden betrokken bij het Breed Offensief. Planning: Traject aanbesteding onderzoek tweede helft 2020
1372 Kamerstukken II, 2019-2020, 35 300 XV, nr. 72 Motie-Stoffer/Smeulders over vergroten van de ruimte voor rouw op de werkvloer Planning: brief naar de Tweede Kamer na de zomer van 2020
1374 Kamerstukken II, 2019-2020, 35 300 XIII, nr. 64 Motie-Bruins over bericht dat er bij het Nederlandse hightech bedrijfsleven grote zorgen leven over de werkzaamheden van het Van Swinden Laboratorium De zorgen over dit bedrijf zijn aan ISZW meegegeven en nemen dit signaal mee in hun risicoafweging
1375 Kamerstukken II, 2019-2020, 24 170, nr. 214 Motie-Van der Graaf c.s. over de financiële positie van huishoudens met mensen met een beperking Dataverzoek uitgezet bij CBS, SZW voert op basis hiervan onderzoek uit
1381 Kamerstukken II, 2019-2020, 24 515, nr. 514 Motie-Peters c.s. over een wettelijke termijn waarbinnen schuldeisers moeten reageren De Kamer wordt rond het einde van het zomerreces 2020 geïnformeerd, samen met de beleidsreactie op het onderzoek naar medewerking schuldeisers minnelijke trajecten. Planning: begin september 2020
1382 Kamerstukken II, 2019-2020, 24 515, nr. 515 Motie-Peters c.s. over afspraken met schuldeisers over 75% van de totale schuld De Kamer wordt rond het einde van het zomerreces 2020 geïnformeerd, samen met de beleidsreactie op het onderzoek naar medewerking schuldeisers minnelijke trajecten. Planning: begin september 2020
1383 Kamerstukken II, 2019-2020, 24 515, nr. 516 Gewijzigde motie-Kuzu over een aangescherpt afsluitingsbeleid voor internet In de Kamerbrief over de moties n.a.v. het AO armoede- en schuldenbeleid van 7 april 2020 (24 515 nr. 528) zijn de bestaande afspraken toegelicht en is toegezegd met telecomaanbieders en gemeenten te bespreken hoe de bestaande afspraken functioneren en welke verbeteringen mogelijk zijn. Planning: eind december 2020
1386 Kamerstukken II, 2019-2020, 29 544, nr. 971 Motie-Palland/Smeulders over de toepassing van de WAS uitbreiden naar de sector personenvervoer Planning: brief naar de Tweede Kamer uiterlijk 1 oktober 2020
1387 Kamerstukken II, 2019-2020, 29 544, nr. 972 Motie-Smeulders/Palland over verbetering van de mogelijkheden voor werknemersorganisaties in het kader van de WAS Planning: brief naar de Tweede Kamer uiterlijk 1 oktober 2020
1388 Kamerstukken II, 2019-2020, 29 544, nr. 973 Motie-Smeulders over een kwalitatieve analyse van de effecten van het verhogen van het minimumloon Hierin wordt voldaan in de twee studies waar het CPB mee bezig is; Kansrijk Arbeidsmarktbeleid (in april gepubliceerd) en de verdiepende studie naar effecten van verhoging WML die het CPB in oktober hoopt te publiceren. Eind van het jaar/begin 2020/2021 zullen wij in een kabinetsreactie op beide studies reageren, de motie wordt daarmee afgedaan
1389 Kamerstukken II, 2019-2020, 29 544, nr. 974 Nader gewijzigde-motie Van Brenk/Jasper van Dijk over maatregelen om de WIA-instroom terug te dringen Deze motie roept op om waar mogelijk nadere analyse te doen naar de stijgende WIA-instroom van de afgelopen jaren en maatregelen te nemen waar noodzakelijk. In de voorjaarsbesluitvorming is met het Ministerie van Financiën afgesproken om de hogere WIA-instroom en ZW-instroom gezamenlijk te onderzoeken. Na de zomer van 2020 zal de Tweede Kamer worden geïnformeerd over de uitkomsten van dit onderzoek. Planning: voor het eind van 2020
1390 Kamerstukken II, 2019-2020, 29 544, nr. 975 Motie-Van Brenk over toedeling van STAP-budgetten voor mensen boven de 55 jaar Planning: brief naar de Tweede Kamer najaar van 2020
1391 Kamerstukken II, 2019-2020, 29 544, nr. 983 Motie Asscher c.s. over een betaalbare arbeidsongeschiktheidsverzekering voor zzp'ers De motie wordt betrokken bij de hoofdlijnenbrief over AOV ZZP die het kabinet eind 2020 aan de Kamer zal sturen. Planning: eind december 2020
1392 Kamerstukken II, 2019-2020, 29 544, nr. 986 Motie-Van Weyenberg c.s. over varianten om de wendbaarheid van het contract voor onbepaalde tijd te vergroten Planning: brief naar de Tweede Kamer 1 oktober 2020
1394 Kamerstukken II, 2019-2020, 29 544, nr. 98 Motie-Tielen/Van Weyenberg over het belang van ondernemerschap zwaar te laten wegen Wordt meegenomen in kabinetsreactie op Commissie van regulering van werk en WRR het betere werk. Verzending najaar 2020
1395 Kamerstukken II, 2019-2020, 29 544, nr. 990 Motie de motie-Tielen over een aanvullend voorstel voor een persoonlijk leer- en ontwikkelbudget Planning: brief naar de Tweede Kamer najaar van 2020
1396 Kamerstukken II, 2019-2020, 29 544, nr. 994 Motie-Bruins/Van Weyenberg over het uitwerken van het voorstel voor een persoonlijk ontwikkelbudget Planning: brief naar de Tweede Kamer najaar van 2020
1398 Kamerstukken II, 2019-2020, 29 544, nr. 998 Motie-Stoffer/Tielen over de nadelen van een verplichte AOV voor zzp'ers Deze motie wordt meegenomen in de kabinetsreactie op het advies van de commissie-Borstlap, die na de zomer aan de Kamer zal worden gestuurd. Planning: derde kwartaal 2020, na prinsjesdag
1400 Kamerstukken II, 2019-2020, 34 349, nr. 24 Motie-van Van Kooten-Arissen over goede opvang en begeleiding van geloofsverlaters De Kamer wordt na de zomer geïnformeerd. Deze motie is (in overleg met betreffende Kamerleden) gekoppeld aan het amendement van het lid Becker (middelen strijden tegen culturele onderdrukking en voor zelfbeschikking)
1401 Kamerstukken II, 2019-2020, 25 883, nr. 376 Motie-Van Weyenberg c.s. over een verbod op maaltijdbezorging door jongeren onder de 16 jaar. Momenteel wordt de laatste hand gelegd aan het verbod. Het streven is nog steeds om het verbod op maaltijdbezorging onder de 16 jaar op 1 juli in te laten gaan, d.m.v. publicatie van de gewijzigde regeling in de Staatscourant. Daarmee is de motie dan uitgevoerd. De Kamer wordt hierover zeer binnenkort geïnformeerd
1402 Kamerstukken II, 2019-2020, 35 316, nr. 11 Motie-Jasper van Dijk/Peters over onderzoek naar problemen met bewindvoering De motie roept op onderzoek te doen naar problemen met bewindvoering en aanbevelingen te doen om het systeem te verbeteren. JenV zal met de rechtspraak bespreken welke mogelijkheden er zijn om de kwaliteit van bewindvoerders verder te verbeteren en de TK over de uitkomsten informeren. Planning: eind december 2020
1406 Kamerstukken II, 2019-2020, 35 316, nr. 12 Motie-Van Beukering-Huijbrechts c.s. over borging van privacy betrekken bij de evaluatie De wijziging van de wet gemeentelijke schuldhulpverlening in verband met vroeg signalering wordt na 4 jaar geëvalueerd. De borging van de privacy wordt daarbij betrokken. De Tweede Kamer wordt voor eind 2025 geïnformeerd. Planning: eind december 2025
1416 Kamerstukken II, 2019-2020, 35 430, nr. 21 Motie-Van Brenk over een aanpassende oplossing voor (zelfstandig) ondernemers en werknemers Dit wordt meegewogen bij de gesprekken over het derde noodpakket
1420 Kamerstukken II, 2019-2020, 35 316, nr. 20 Nader gewijzigde motie-Jasper van Dijk c.s. over stoppen van verdienmodellen die mensen in de schulden brengen Motie is voor Fin.
1423 Kamerstukken II, 2019-2020, 35 358, nr. 16 Motie Palland over de wet monitoren, er jaarlijks over rapporteren en na drie jaar evalueren Planning: eerste rapportage naar de Kamer na de zomer van 2021
1424 Kamerstukken II, 2019-2020, 35 358, nr. 19 Motie Van Weyenberg en Palland over betere bescherming van werknemers Planning: brief naar de Tweede Kamer uiterlijk 1 oktober 2020
1425 Kamerstukken II, 2019-2020, 35 358, nr. 20 Motie Gijs van Dijk/Smeulders over gelijk loon voor gelijk werk voor gedetacheerde werknemers Planning: brief naar de Tweede Kamer uiterlijk 1 oktober 2020
1426 Kamerstukken II, 2019-2020, 25 295, nr. 376 Motie-Krol over het beschermen van de arbeidsmarktpositie van kwetsbare groepen Deze wordt meegenomen bij de gesprekken over het derde noodpakket
1433 Kamerstukken II, 2019-2020, 35 359, nr. 6 Motie van het lid Tielen c.s. over kwaliteitseisen en een verbeterd SNA keurmerk Planning: brief naar de Tweede Kamer einde van het jaar 2020
1434 Kamerstukken II, 2019-2020, 35 359, nr. 7 Motie van het lid Tielen over een verbetering van taal en inburgering bij arbeidsmigranten Planning brief naar de TK voor het einde 2020
1435 Kamerstukken II, 2019-2020, 35 359, nr. 8 Gewijzigde motie van leden Smeulders en Bromet over de naleving van de coronamaatregelen in bedrijven Het samenwerkingsplatform is in oprichting. J&V neemt de motie mee in communicatie
1436 Kamerstukken II, 2019-2020, 35 359, nr. 10 Motie van Van Kent en Bruins over de kosten voor bescherming tegen het coronavirus niet afwentelen op arbeidsmigranten Planning: wordt meegenomen in brief aan de Tweede Kamer eind oktober 2020
1437 Kamerstukken II, 2019-2020, 35 359, nr. 12 Motie van de leden Van Weyenberg en Gijs van Dijk over de Europese wet- en regelgeving over tewerkstellingsvergunningen voor werknemers van buiten de EU Mede n.a.v. deze motie heeft begin juli een eerste informeel overleg met ambtenaren van de Europese Commissie plaatsgevonden. De EC zal dit najaar in het Comité Posting of Workers met de lidstaten in overleg treden over de doordetachering van derdelanders op basis van een questionnaire die begin dit jaar werd verspreid. Veel lidstaten hebben hierop gereageerd. De verschillende issues rond de doordetachering van derdelanders (Blue Card, seizoenwerkers, Intra corporate transferees) zullen in het Comité worden besproken. Op basis daarvan zal worden bezien welke acties op dit terrein mogelijk zijn
1438 Kamerstukken II, 2019-2020, 35 359, nr. 15 Motie-Bruins over voorstellen om malafide uitzendondernemingen tegen te gaan Planning: brief naar de Tweede Kamer einde van het jaar 2020
1439 Kamerstukken II, 2019-2020, 35 359, nr. 16 Gewijzigde motie-Bruins over voorlichting van de Raad van State inzake het reguleren van vrij verkeer van personen diensten Hierover is afgesproken dat vanuit SZW de Raad van State zal worden benaderd met de vraag of dit verzoek tot hen is gekomen, waarna zal worden bezien welk vervolg hieraan gegeven zou kunnen worden
1440 Kamerstukken II, 2019-2020, 35 420, nr. 46 Motie-Van Weyenberg/Pieter Heerma over investeringen in het kader van de werkagenda Deze wordt meegenomen bij de gesprekken over het derde noodpakket
1441 Kamerstukken II, 2019-2020, 35 420, nr. 47 Motie-Van Weyenberg c.s. over bij het tweede noodpakket expliciet kijken naar de positie van toetreders op de arbeidsmarkt Deze wordt meegenomen bij de gesprekken over het derde noodpakket
1444 Kamerstukken II, 2019-2020, 35 420, nr. 54 Motie-Van Brenk over beleid gericht op het begeleiden van werk naar werk en verkrijgen van werk Wordt meegenomen in de werkagenda met de StvdA. De Kamer wordt hierover geïnformeerd in het derde kwartaal van 2020. Planning: derde kwartaal 2020, na Prinsjesdag
1446 Kamerstukken II, 2019-2020, 31 066, nr. 641 Motie-Leijten c.s. over kenbaar maken waarvan ouders worden verdacht bij opzet/grove schulden Motie is voor Fin
1448 Kamerstukken II, 2019-2020, 35 300 IV, nr. 59 Motie-Özütok inz. verzoek regering te faciliteren dat het in Nederland toegepaste flankerend beleid op het tegengaan van armoede ook op Bonaire, Sint Eustatius en Saba wordt toegepast Bij nieuwe wet- en regelgeving en aanpassing van bestaande wet- en regelgeving moet steeds worden bezien of en hoe deze wetgeving van toepassing kan worden verklaard in Caribisch Nederland én of differentiatie nodig en wenselijk is. Deze motie wordt hierin meegenomen. Planning informeren van de Kamer via de voortgangsrapportage ijkpunt sociale zekerheid 2021: begin juli 2021
1449 Kamerstukken II, 2019-2020, 35 300 IV, nr. 60 Motie-Özütok en Diertens inzake verzoek de regering samen met de autoriteiten van Bonaire, Sint Eustatius en Saba te onderzoeken hoe de economische zelfstandigheid van vrouwen kan worden versterkt en de Kamer hierover te informeren Het ministerie van SZW zal deze motie in samenspraak met OCW oppakken en de Kamer in de voortgangsrapportage ijkpunt bestaanszekerheid 2021 hierover informeren. Planning: juli 2021.
1450 Kamerstukken II, 2019-2020, 35 300 IV, nr. 61 Motie-Özütok inzake verzoek regering om Bonaire, Sint Eustatius en Saba in staat te stellen de kosten kosten voor dag- en buitenschoolse kinderopvang in voorkomen gevallen te compenseren Bij de uitwerking van het wetsvoorstel Kinderopvang Caribisch Nederland zal de motie worden betrokken. Het is het voornemen om het wetsvoorstel in de loop van 2021 bij de Staten-Generaal in te dienen
1451 Kamerstukken II, 2019-2020, 24 170, nr. 170 Motie-Bergkamp en Van der Staaij inzake de rechten van personen met een handicap in 2016 werd geratificeerd maar dat uit de schaduwrapportage blijkt dat de implementatie hiervan minder goed verloopt dan men op basis van de voortgangsrapportage uit het actieprogramma Onbeperkt meedoen! zou verwachten Beoogd is de Kamer in het derde kwartaal 2020 te informeren. Planning: september 2020
1452 Kamerstukken II, 2019-2020, 35 473, nr. 12 Motie-Gijs van Dijk/Van Weyenberg over perspectief bieden aan en oplossingen voor jonge werknemers Beoogd wordt de Kamer voor Prinsjesdag te informeren. Planning: begin september 2020
1453 Kamerstukken II, 2019-2020, 35 473, nr. 20 Motie-Jasper van Dijk over een plan van aanpak om te voorkomen dat de armoede met een kwart zal toenemen Beoogd wordt de Kamer in het najaar te informeren. Planning: begin november 2020
1454 Kamerstukken II, 2019-2020, 35 473, nr. 21 Motie-Van Weyenberg/Tielen over waarborgen dat zelfstandigen alsnog de gelegenheid krijgen om hun aanvraag per maart te laten ingaan Beoogd wordt de Kamer na de zomer te informeren. Planning: begin september 2020
1455 Kamerstukken II, 2019-2020, 35 483, nr. 39 Motie-Becker over werkervaring als element in de arbeidsmarktoriëntatie inburgering De motie is uitgewerkt in de lagere regelgeving van de Module Arbeidsmarkt en Participatie (MAP). Deze wordt in september ter consultatie gebracht. Het Besluit inburgering en de Regeling inburgering worden, zodra deze gereed zijn, met de Kamer gedeeld. Dit zal naar verwachting begin 2021 zijn
1456 Kamerstukken II, 2019-2020, 35 482, nr. 42 Motie-Peters/Jasper van Dijk over gebruikmaken van de mogelijk-heden die sociale ontwikkelbedrijven bieden De Kamer zal voor het kerstreces worden geïnformeerd
1457 Kamerstukken II, 2019-2020, 35 483, nr. 45 Motie-Van Meenen/Becker over betere controle op de kwaliteit van inburgeringscursussen De Kamer wordt voor het kerstreces geïnformeerd
1458 Kamerstukken II, 2019-2020, 35 483, nr. 46 Motie-Van Meenen/Paternotte over inzetten van het ELIP-budget voor inburgeraars in de "ondertussen"-groep Motie wordt meegenomen in gesprekken met de VNG over de exacte aanpak, financieringsvorm en verdeling van de middelen voor ondertussen en ELIP op grond van bestuurlijke afspraken van april 2020. Kamer wordt naar verwachting in oktober 2020 nader geïnformeerd hierover
1459 Kamerstukken II, 2019-2020, 35 483, nr. 47 Motie-Gijs van Dijk/Jasper van Dijk over het aantal beschikbaar gestelde stage- en werkervaringsplekken vanaf 2021 Dit loopt mee in de Monitor Arbeidsmarktpositie niet-westerse migranten van VIA. Rapportage hierover zal plaatsvinden medio 2021. Daarna zal de TK worden geïnformeerd
1460 Kamerstukken II, 2019-2020, 35 483, nr. 48 Motie-Segers c.s. over borgen van goed inburgeringsonderwijs bij de roc's De Kamer zal voor 1 oktober worden geïnformeerd
1461 Kamerstukken II, 2019-2020, 24 515, nr. 534 Motie-Wörsdörfer over het ontwikkelen van kansrijke beleidsinterventies ter preventie van schulden Beoogd is de Kamer in het vierde kwartaal 2020 te informeren. Planning: eind december 2020
1462 Kamerstukken II, 2019-2020, 24 515, nr. 535 Motie-Jasper van Dijk c.s. over problemen bij jongeren door de lage uitkering en de zoektermijn inventariseren Wordt meegenomen in het project maatwerk Participatiewet van Divosa. Planning: begin november 2020
1463 Kamerstukken II, 2019-2020, 24 515, nr. 540 Motie-Van Brenk/Peters over goede informatie over de financiële consequenties van de keuze voor een samenlevingsvorm De SVB bekijkt hoe ze de informatie op hun internetsite kunnen verbeteren. Over deze motie wordt gerapporteerd in de brief over de stand van de uitvoering die in december naar de Kamer gaat. Planning: december 2020
1464 Kamerstukken II, 2019-2020, 24 515, nr. 541 Motie-Van Brenk over maatwerk bij toepassing van de kostendelersnorm Wordt meegenomen in het proejcet maatwerk Participatiewet van Divosa. Planning: begin november 2020
1465 Kamerstukken II, 2019-2020, 24 515, nr. 543 Motie-Bruins/Van der Graaf over maatwerk voor mensen die de prostitutie verlaten Deze motie is overgenomen door VWS
1466 Kamerstukken II, 2019-2020, 24 515, nr. 544 Motie-Bruins over uitbreiding van de Regeling toevoeging bewindvoerders Wsnp II De Kamer wordt in de zomer van 2020 over de uitvoering van deze motie geïnformeerd. Planning: september 2020
1467 Kamerstukken II, 2019-2020, 24 515, nr. 545 Motie-Peters/Van Brenk over tegengaan van het niet-gebruik van de AIO SVB, UWV en SZW werken uit hoe gegevensuitwisseling op een proportionele manier toegepast kan worden teneinde een gerichte benadering van de doelgroep met potentieel recht op AIO gericht te benaderen. Hiervoor bereidt SZW regelgeving voor op grond waarvan dit in een pilot wordt uitgetest. Planning: juli 2021
1468 Kamerstukken II, 2019-2020, 24 515, nr. 549 Gewijzigde-motie-Krol c.s. over een pilot met een platform van ervaringsdeskundigen in schuldhulpverlening Beoogd is de Kamer in het vierde kwartaal 2020 te informeren. Planning: eind december 2020
1469 Kamerstukken II, 2019-2020, 24 515, nr. 550 Gewijzigde motie-Van Beukering-Huijbregts/Jasper van Dijk over een eerste anoniem contact bij schuldhulpverlening Anoniem contact bij schuldhulpverlening is al mogelijk. Met de lancering van de telefonische hulplijn 0800-8115 krijgt anoniem contact een nieuwe impuls. Planning: november 2020
1470 Kamerstukken II, 2019-2020, 24 515, nr. 551 Motie-Van Beukering-Huijbregts/Wörsdörfer over coulance bij gemeenten voor mensen die wederom een beroep willen doen op schuldhulpverlening Het voorstel is op 10 maart 2020 aangenomen door de Tweede Kamer. De Eerste Kamer heeft het voorstel op 23 juni 2020 als hamerstuk afgedaan. De wetswijziging gaat op 1 januari 2021 in.
1471 Kamerstukken II, 2019-2020, 31 311, nr. 223 Motie-Gijs van Dijk c.s. over handhaven op schijnzelfstandigheid Motie is overgedragen naar Fin.
1472 Kamerstukken II, 2019-2020, 31 311, nr. 224 Gewijzigde motie-Gijs van Dijk/Van Weyenberg over afspraken over sectorale minimumtarieven voor zzp'ers Planning: wordt meegenomen in de Cao-rapportage die voor de zomer van 2021 naar de Kamer gaat
1473 Kamerstukken II, 2019-2020, 31 311, nr. 227 Motie-Van Kent/Gijs van Dijk over voorstellen om een einde te maken aan schijnconstructies Gaat meelopen in de kabinetsreactie op de commissie Borstlap. Planning: brief naar de Tweede Kamer in het najaar van 2020
1474 Kamerstukken II, 2019-2020, 31 311, nr. 230 Motie-Van Brenk over sectorale afspraken over minimumtarieven voor zzp'ers algemeen verbindend verklaren Motie was geen oproep aan de regering. Sectorale afspraken over minimumtarieven voor zzp'ers algemeen verbindend verklaren kan en gebeurt al in de praktijk. Wij hoeven hier dus geen uitvoering aan te geven
1475 Kamerstukken II, 2019-2020, 31 311, nr. 231 Motie-Tielen c.s. over een aan werkgevers en werknemers gelijkwaardige positie voor zelfstandigen Planning: brief naar de Tweede Kamer einde van het jaar 2020
1476 Kamerstukken II, 2019-2020, 31 311, nr. 232 Motie-Palland/Van Weyenberg over een maatregel om de kwetsbaarheid van zelfstandigen aan de onderkant van de arbeidsmarkt tegen te gaan Planning: brief naar de Tweede Kamer einde van het jaar 2020
1477 Kamerstukken II, 2019-2020, 32 043, nr. 529 Motie-Gijs van Dijk/Smeulders over onderzoeken in hoeverre sectoren per 1 januari 2021 gebruik kunnen maken van de subsidieregeling zware beroepen Planning: brief naar de Tweede Kamer einde van het jaar 2020
1478 Kamerstukken II, 2019-2020, 32 043, nr. 530 Motie-Gijs van Dijk/Smeulders over voorstellen om de wachttijd voor alle pensioenen verder te verkorten Planning: brief naar de Tweede Kamer voor het einde van 2020
1479 Kamerstukken II, 2019-2020, 32 043, nr. 533 Motie-Smeulders/Gijs van Dijk over de aanbeveling over een pensioenkompas onderdeel maken van het periodiek bestuurlijk overleg Planning: de Tweede Kamer wordt voor de zomer van 2021 geïnformeerd over de voortgang van de nadere uitwerking en doelen
1480 Kamerstukken II, 2019-2020, 32 043, nr. 534 Motie-Smeulders/Gijs van Dijk over de Stichting van de Arbeid vragen de witte vlek te blijven monitoren Planning: brief naar de Tweede Kamer voor de zomer van 2024
1481 Kamerstukken II, 2019-2020, 32 043, nr. 537 Motie-Van Weyenberg over de uitgebreide wettelijke partnerdefinitie zo snel mogelijk wettelijk verankeren Consultatie wetsvoorstel vernieuwing pensioenstelsel eind 2020. Planning: indiening wetsvoorstel Tweede Kamer in juni 2021
1482 Kamerstukken II, 2019-2020, 30 950, nr. 189 Motie-Marijnissen c.s. over het verbod op discriminatie betrekken bij de kwaliteitseisen voor uitzendbureaus Planning: brief naar de Tweede Kamer voor het einde van het jaar 2020
1483 Kamerstukken II, 2019-2020, 30 950, nr. 204 Motie-Jetten c.s. over een meldplicht voor racistische of discriminerendeverzoeken op de arbeidsmarkt en de woningmarkt Planning: brief naar de Tweede Kamer eind oktober 2020
1484 Kamerstukken II, 2019-2020, 35 164, nr. 7 Motie-Van Wijngaarden/Van der Graaf dat antisemitisme een probleem van ons allen is, niet enkel van de Joodse gemeenschap, van mening dat de urgentie en noodzaak voor een effectieve aanpak van antisemitisme groot zijn In afstemming met J&V over overname afhandeling

Afgehandelde toezeggingen

3090 13-02-2014 Plenair debat Wet werk en zekerheid (33 818) Voortzetting De Minister zegt toe nauwlettend te zullen volgen of de mogelijkheid van hoger beroep en cassatie in de Wwz er, gezien de precedentwerking, toe leidt dat het aantal zaken bij de rechter op termijn zal afnemen. De Minister zegt ook toe scherp in de gaten te houden of het middel niet misbruikt wordt (in die zin dat het een onderhandelpunt wordt), en of dit al dan niet leidt tot een toename van hogere vergoedingen in vaststellingsovereenkomsten dan de wettelijke transitievergoeding. Dit zal te zijner tijd onderzocht worden door een enquête onder werkgevers en werknemers te houden, om na te gaan hoe de vaststellingsovereenkomsten eruit zien. De Tweede Kamer zal over de resultaten worden geïnformeerd Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 02-07-2020 (Kamerstukken II, 2019-2020, 34 351, nr. 33)
3239 22-01-2015 AO Inburgering De Minister zegt toe om een brief naar de Tweede Kamer te sturen over Europese procedures zodra infractieprocedure EC over Wib officieel binnen is Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 02-02-2018 (Kamerstukken II, 2017-2018, 32 824, nr. 202)
3302 Uitgaande brief 19-12-2014 Wetsvoorstel pensioencommunicatie. (Kamerstukken II, 2014-2015, 34 008, nr. 6) Drie jaar na inwerkingtreding van het (volledige) wetsvoorstel nagaan of de maatregelen hebben bijgedragen tot een beter pensioenbegrip van de deelnemer en daarbij ook na te gaan of er sprake is geweest van een verlaging van de regeldruk Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 31-01-2020 (Kamerstukken II, 2019-2020, 32 043, nr. 515)
3403 Uitgaande brief 27-11-2015 Opzet evaluatie Wwz en eerste beeld invoering Wwz. (Kamerstukken II, 2015-2016, 34 351, nr. 1) De Minister zal de Tweede Kamer periodiek, halfjaarlijks, via voortgangsrapportages informeren over de werking van de Wwz. In deze halfjaarlijkse brieven zullen dan verschillende toezeggingen en deelrapportages over de Wwz meelopen die eerder zijn toegezegd Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 02-07-2019 (Kamerstukken II, 2018-2019, 34 351, nr. 32)
3608 28-06-2017 - Wetgevingsoverleg Jaarverslag SZW en Slotwet De Minister heeft toegezegd de Kamer, in samenspraak met OCW, te informeren over de netto-effectiviteit van de scholingsvouchers in het kader van mismatch op de arbeidsmarkt. De eindrapportage Effect van de Brug-WW en scholingsvouchers is op 25-11-2019 verstuurd naar de Tweede Kamer (Kamerstukken II, 2019-2020, 33 566, nr. 106). Hiermee is voldaan aan de toezegging
3667 08-01-2018 - Verzoek tijdens de RvW van 8 november 2017 van het lid Nijkerken De Haan (VVD) om een plenair debat n.a.v. het bericht: «Amsterdam start toch bijstandsexperiment» De Staatssecretaris zal na de installaties van nieuwe colleges in gesprek gaan met gemeenten over de uitvoering van de tegenprestatie. Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 20-11-2019 (Kamerstukken II, 2019-2020, 34 352, nr. 186)
3669 25-01-2018 Verzoek van het lid Jasper van Dijk (SP) tijdens de RvW van 24 oktober 2017 aan Staatssecretaris SZW en Minister V&J om een dertigledendebat n.a.v. uitzending Nieuwsuur van 16 oktober j. over schuldenindustrie De Staatssecretaris heeft toegezegd de volgende onderwerpen in overweging mee te nemen bij het opstellen van de Brede Schuldenaanpak: het voorstel om te komen tot een meewerkplicht voor schuldeisers binnen de minnelijke schuldregeling; de problematiek rond de doorstroom vanuit het minnelijke naar het wettelijke schuldsaneringtraject; en de termijnen binnen de schuldhulpverlening Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 27-05-2019 (Kamerstukken II, 2018-2019, 24 515, nr. 489)
3694 Uitgaande brief 09-03-2018 Evaluatie wet verevening pensioenrechten bij scheiding (Kamerstukken II, 2017-2018, 32 043, nr. 393) De Wet verevening pensioenen bij scheiding en de Pensioenwet worden naar aanleiding van de evaluatie gewijzigd Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 16-09-2019 (Kamerstukken II, 2019-2020, 35 287)
3735 27-6-2018 - AO Arbeidsmarktbeleid De Minister zal de SER-commissie apart nog eens bevragen over de aantrekkelijkheid van deelname aan de ondernemingsraad en de vertegenwoordiging van de flexibele schil. Daarbij wordt ook het punt betrokken of het gevoel van veiligheid (drempel) daarbij een rol speelt. Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 30-06-2020 (Kamerstukken II, 2019-2020, 29 818, nr. 45)
3752 04-07-2018 - AO Inburgering en Integratie De Minister zegt toe dat de Kamer wordt geïnformeerd over mogelijkheden voor inburgeraars met een visuele beperking Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 15-07-2020 (Kamerstukken II, 2019-2020, 32 824, nr. 303)
3757 Uitgaande brief 05-11-2018 Aanbieding rapport 'Toezicht arbeid werknemer op, aan of rondom zeeschepen’ Ik streef ernaar u vóór het kerstreces te informeren over de uitkomsten van het overleg over de verduidelijking van de Wav en Wml in de zeescheepvaart. Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 14-10-2019 (Kamerstukken II, 2019-2020, 25 883, nr. 364)
3759 15-10-2018 - Wetgevingsoverleg verzamelwet Pensioenen Bij het wetsvoorstel inzake de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding worden de uitspraken van het Actuarieel Genootschap, waarnaar wordt verwezen in de verzamelbrief van 27 september jl. meegenomen Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 16-09-2019 (Kamerstukken II, 2019-2020, 35 287)
3761 17-10-2018 Voortzetting Plenaire behandeling Wijziging van de Pensioenwet, de Wet verplichte beroepspensioenregeling en de Wet op het financieel toezicht in verband met de implementatie van Richtlijn 2016/2341/EU van het Europees Parlement en de Raad van 14 december 2016 betreffende de werkzaamheden van en het toezicht op instellingen voor bedrijfspensioen-voorziening (IBPV’s) (PbEU 2016, L 354)) (34 934) De Minister zegt toe bij de evaluatie van de Wet Pensioencommunicatie mee te nemen of en hoe het UPO informatie kan verstrekken over risico's bij baanverandering en nabestaandenpensioen Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 31-01-2020 (Kamerstukken II, 2019-2020, 32 043, nr. 515)
3763 13-09-2018 - AO Bestaansminimum Caribisch Nederland Voortgangsrapportage ijkpunt bestaanszekerheid Caribisch Nederland. De Staatssecretaris van SZW en de Staatssecretaris van BZK informeren jaarlijks vóór het zomerreces de Tweede Kamer over de voortgang van de maatregelen rond het ijkpunt bestaanszekerheid Caribisch Nederland. In 2020 wordt daarbij de evaluatie van het pakket aan maatregelen aan de Tweede Kamer aangeboden. Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 27-06-2019 (Kamerstukken II, 2018-2019, 35 000 IV, nr. 61)
3764 13-09-2018 - AO Bestaansminimum Caribisch Nederland Informatiedeling uitkering RCN-unit SZW en openbare lichamen. De Staatssecretaris van SZW zorgt ervoor dat informatie over uitkeringen van de RCN-unit SZW gedeeld wordt met de openbare lichamen. Aan de toezegging is voldaan. De informatiedeling van de uitkeringen is onderdeel van de samenwerking tussen de unit en de openbare lichamen
3776 Uitgaande brief 19-11-2018 Verzamelbrief Pensioenonderwerpen (Kamerstukken II, 2018-2019, 32 043, nr. 427) Het pensioenfonds van de uitzendsector heeft naar aanleiding van de uitkomsten een eerste reactie gegeven en aangegeven dat enkele resultaten genuanceerder liggen dan uit het onderzoek van het CBS blijkt. Om meer inzicht te krijgen in de situatie in de uitzendsector, ben ik voornemens verder met deze sector in gesprek te gaan. Ik zal uw Kamer over de uitkomst informeren. Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 06-07-2020 (Kamerstukken II, 2019-2020, 32 043, nr. 520)
3792 04-12-2018 - Stemmingen n.a.v. de Begrotingsbehandeling SZW De Minister en Staatsecretaris zullen binnen een half jaar een brief sturen over goede voorbeelden van regionale scholingsinitiatieven van de grond komen en welke landelijke regelingen daaraan in de praktijk kunnen bijdragen. Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 12-07-2019 (Kamerstukken II, 2018-2019, 30 012, nr. 120)
3794 04-12-2018 - Stemmingen n.a.v. de Begrotingsbehandeling SZW De Staatssecretaris zegt toe in overleg te treden met Divosa in verband met de training om interne jobcoach te worden zoals het traject ‘Harrie-helpt’. Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 13-12-2019 (Kamerstukken II, 2019-2020, 34 352, nr. 192)
3809 28-11-2018 - TK Begrotingsbehandeling SZW De Minister gaat onderzoek doen om feitelijke informatie boven water te krijgen over mensen, die een AOV hebben, maar tussen wal en schip raken doordat hun verzekering niet doorloopt tot de AOW leeftijd. Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 25-11-2019 (Kamerstukken II, 2019-2020, 32 163, nr. 49)
3819 12-12-2018 - AO Arbeidsmarktdiscriminatie In Q2 2019 ontvangt de Kamer, bij de voortgangsrapportage van het Nationaal Actieplan Discriminatie, een voortgangsrapportage van het implementatieplan Arbeidsdiscriminatie 2018-2019. Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 11-07-2019 (Kamerstukken II, 2018-2019, 29 544, nr. 923)
3821 12-12-2018 - AO Arbeidsmarktdiscriminatie In Q2 2019 ontvangt de Kamer een brief over de rol van UWV in het bestrijden van arbeidsmarktdiscriminatie. Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 11-07-2019 (Kamerstukken II, 2018-2019, 29 544, nr. 923)
3822 12-12-2018 - AO Arbeidsmarktdiscriminatie De Staatssecretaris zal verder onderzoek doen naar de effectiviteit van anoniem solliciteren en betrekt het SCP hierbij. Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 11-07-2019 (Kamerstukken II, 2018-2019, 29 544, nr. 923).
3823 28-11-2018 - TK Begrotingsbehandeling SZW Minister SZW zal bezien of en hoe zzp-organisaties een rol zouden kunnen krijgen bij het overleg in de polder en zal de Kamer hierover informeren. Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 22-11-2019 (Kamerstukken II, 2019-2020, 31 311, nr. 220)
3824 12-12-2018 - AO Arbeidsmarktdiscriminatie In het onderzoek naar de geautomatiseerde vormen van werving en selectie en het gebruik van algoritme daarbij, wordt de rol van HRM meegenomen. Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 11-07-2019 (Kamerstukken II, 2018-2019, 29 544, nr. 923)
3825 28-11-2018 - TK Begrotingsbehandeling SZW Minister zal onderzoeken welke functie zorgverlof vervult voor mantelzorgers en daarbij ook kijken wat er bekend is over informele afspraken over verlof tussen werkgever en werknemer en zal de Kamer hier medio 2019 over informeren Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 10-07-2019 (Aanhangsel van de Handelingen, 2018-2019, nr. 3411)
3832 23-01-2019 AO Participatiewet In de brief van de Minister van SZW over het onderzoek Experiment vervroegde inzet no-riskpolis wordt ook gereageerd op de petitie van chronisch zieke jongeren over de inzet van de no-riskpolis De toezegging is afgerond middels de brief over de uitkomsten van het experiment vervroegde inzet no-riskpolis d.d. 29-10-2020 (Kamerstukken II, 2019-2020, 29 544, nr. 956)
3834 06-02-2019 Verzoek van lid De Jong (PVV) tijdens de RvW van 6 maart 2018 om een debat n.a.v. bericht "vrij spel voor Turkse fraudeurs» (Telegraaf van 23 februari 2018) gecombineerd met het verzoek van het lid Brenk tijdens de RvW van 4 september 2018 om een debat inzake het bericht «Turkije gaat weekendscholen financieren in Nederland» De Staatssecretaris zegt toe dat het voornemen is om voor de zomer de wetswijziging met betrekking tot de regel vermogen is bezit min schuld in internetconsultatie te doen, zodat deze na de zomer, in het najaar, naar de Kamer gestuurd kan worden. Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 16-01-2020 (Kamerstukken II, 2019-2020, 35 374)
3838 06-02-2019 Verzoek van lid De Jong (PVV) tijdens de RvW van 6 maart 2018 om een debat n.a.v. bericht "vrij spel voor Turkse fraudeurs» (Telegraaf van 23 februari 2018) gecombineerd met het verzoek van het lid Brenk tijdens de RvW van 4 september 2018 om een debat inzake het bericht «Turkije gaat weekendscholen financieren in Nederland» De Staatssecretaris zegt toe dat er bezien wordt of er informatie is over de vraag of de meldplicht m.b.t. vakanties door gemeenten gehandhaafd wordt. Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 04-06-2020 (Kamerstukken II, 2019-2020, 17 050, nr. 594)
3841 06-02-2019 AO Pensioenonderwerpen De Kamer ontvangt in het tweede kwartaal van 2019, voor de zomer, het STAR-advies over het nabestaandenpensioen, dit in relatie tot de initiatiefnota van de leden Omtzigt en Bruins Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 06-07-2020 (Kamerstukken II, 2019-2020, 32 043, nr. 520)
3861 10-04-2019 30-leden debat over het sluiten van Sociale werkplaatsen afbraak van de Sociale Werkvoorziening voor mensen met een beperking De Staatssecretaris heeft toegezegd dat in de evaluatie beschut werk, die in het najaar komt, ook zal worden ingegaan op de wachtlijst van de Wsw. Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 20-11-2019 (Kamerstukken II, 2019-2020, 34 352, nr. 189)
3862 10-04-2019 30-leden debat over het sluiten van Sociale werkplaatsen afbraak van de Sociale Werkvoorziening voor mensen met een beperking De Staatssecretaris zegt toe dat er nog een schriftelijke reactie volgt op het rapport van Berenschot. Eind 2019 verschijnt de volgende thermometer. Begin 2020 kan ik die aan de Kamer geven Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 09-06-2020 (Kamerstukken II 2019-2020, 34 352, nr. 195)
3865 Uitgaande brief 24-04-2019 Verzamelbrief pensioenonderwerpen (Kamerstukken II, 2018-2019, 32 043, nr. 454) De Minister zegt toe de wetgevingswens van de AFM op het gebied van de WVP, namelijk de waarborgen voor de productontwikkeling die al bestaan voor verzekeraars ook van toepassing te maken op pensioenfondsen, te betrekken en nader te verkennen in de lopende evaluatie van de WVP Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 11-11-2019 (Kamerstukken II, 2019-2020, 32 043, nr. 501)
3866 Uitgaande brief 13-05-2019 Contracting en voortgang verkenning naleving Waadi (Kamerstukken II, 2018-2019, 29 544, nr. 914) Checklist samenstellen om het verschil tussen contracting, uitzenden en payrolling inzichtelijk te maken. Ik streef ernaar om deze checklist op korte termijn te verspreiden. Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 20-12-2019 (Kamerstukken II, 2019-2020, 29 861, nr. 48)
3869 Uitgaande brief 13-05-2019 Contracting en voortgang verkenning naleving Waadi (Kamerstukken II, 2018-2019, 29 544, nr. 914) Onderzoek naar de functie van uitzendbureaus op de arbeidsmarkt Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 06-04-2020 (Kamerstukken II, 2019-2020, 29 544, nr. 1002)
3870 Uitgaande brief 13-05-2019 Contracting en voortgang verkenning naleving Waadi (Kamerstukken II, 2018-2019, 29 544, nr. 914) Onderzoek naar de positie van uitzendwerknemers. Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 06-04-2020 (Kamerstukken II, 2019-2020, 29 544, nr. 1002)
3881 27-03-2019 AO Arbeidsongeschiktheid op de hybride markt De Kamer ontvangt een reactie op de punten van Acture, een schriftelijke verduidelijking van het beleid omtrent loonsancties en vangnetters Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 29-10-2019, (Kamerstukken II, 2019-2020, 29 544, nr. 956)
3887 19-06-2019 Debat Pensioenen Het CPB zal in vervolgonderzoek naar de effecten van de overgang naar een nieuwe pensioenstelsel de vergelijking tussen de twee contracten meenemen inclusief scenario o.b.v. van de afgelopen 40 jaar om de schokbestendigheid te testen Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 06-07-2020 (Kamerstukken II, 2019-2020, 32 043, nr. 514)
3888 19-06-2019 Debat Pensioenen Opstellen van een roadmap met daarin proces rondom uitwerking waarin aandacht komt voor 1) het juridische kader incl. houdbaarheid van de verplichtstelling t.a.v. de twee contracten, 2) planning rondom onderzoek naar extra keuzemogelijkheden en 3) invloed van een lage rente omgeving en de betekenis daarvan voor het huidige en nieuwe kapitaalgedekte pensioenstelsel Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 07-10-2019 (Kamerstukken II, 2019-2020, 32 043, nr. 499)
3889 19-06-2019 Debat Pensioenen Onderzoek naar de mogelijkheden om in Nederland onnodige financiële benadeling van deelnemers aan premieregelingen te adresseren Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 31-01-2020 (Kamerstukken II, 2019-2020, 32 043, nr. 513)
3891 19-06-2019 Debat Pensioenen Na de zomer wordt de Kamer geïnformeerd of Artikel 22a, lid 3, sub a, van de Wet op de Loonbelasting invloed heeft op de arbeidskorting RVU (incl. gevangenispersoneel). Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 07-10-2019 (Kamerstukken II, 2019-2020, 32 043, nr. 499)
3895 WGO-verslag 2018 (jaarverantwoording SZW) Na de zomer ontvangt de Kamer het IBO-onderzoek naar deeltijdwerk Het IBO is samen met de kabinetsreactie na accordering in de MR van 27-04-2020 naar de TK verzonden
3898 12-06-2019 Wetgevingsoverleg Jaarverslag en Slotwet SZW De Minister zegt toe dat de beleidsdoorlichting AOW eind van het jaar naar de Kamer wordt verstuurd Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 10-01-2020 (Kamerstukken II, 2019–2020, 30 982, nr. 54)
3907 Uitgaande brief 21-06-2019 Aanpak misstanden arbeidsmigranten Uw Kamer zal over de resultaten van de werkgroep aanpak misstanden arbeidsmigranten in het najaar van 2019 nader worden geïnformeerd Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 20-12-2019 (Kamerstukken II, 2019-2020, 29 861, nr. 48)
3908 Uitgaande brief 21-06-2019 Verzamelbrief versterking handhavingsketen eerlijk, gezond en veilig werk (Kamerstukken II, 2018-2019, 25 883, nr. 348). Wij verwachten uw Kamer voor het einde van 2019 te kunnen informeren over het vervolg van de verkenningen in het kader van versterking van de handhavingsketen Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 20-12-2019 (Kamerstukken II, 2019-2020, 29 861, nr. 48)
3909 Uitgaande brief 24-06-2019 Voortgang uitwerking maatregelen «werken als zelfstandige» Afhankelijk van de uitkomst van deze testfase zal bezien worden of het instrument webmodule naar behoren functioneert. Na de zomer wordt uw Kamer hierover geïnformeerd Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 22-11-2019 (Kamerstukken II, 2019-2020, 31 311, nr. 220)
3910 Uitgaande brief 01-07-2019 Aanbieding rapport Commissie kinderopvang en vaccinatie We gaan de aanbevelingen bestuderen en verwachten uw Kamer na het zomerreces een reactie te sturen. Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 11-10-2019 (Kamerstukken II, 2019-2020, 31 322, nr. 398)
3912 11-06-2019 - AO Leven Lang Ontwikkelen De Kamer ontvangt na de zomer een brief over de uitkomsten van de uitvoeringstoets van het STAP-budget Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 11-11-2019 (Kamerstukken II, 2019-2020, 30 012, nr. 123)
3916 01-07-2019 - Notaoverleg inzake het Initiatiefwetsvoorstel van Jasper van Dijk (SP) Eerlijker loon De Minister van SZW nodigt de mensen in de zaal uit die op het WML-niveau verdienen uit voor een gesprek na het reces Afgehandeld, het gesprek heeft plaatsgevonden op 27-08-2019
3922 12-09-2019 - AO Participatiewet en Breed Offensief In de kabinetsreactie op de evaluatie beschut werk gaat de Staatssecretaris in op het al dan niet meetellen van beschut werkplekken voor de banenafspraak. Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 20-11-2019 (Kamerstukken II, 2019-2020, 34 352, nr. 189)
3925 12-9-2019 - TK debat over het tekort over arbeidskrachten Voortgang Scholingsbudget. In het plenaire debat Tekorten op de arbeidsmarkt heeft Van Kent (SP) aandacht gevraagd voor scholing in de WW. Minister heeft in reactie aangegeven dat met het UWV oplossingen zijn bedacht om belemmeringen weg te nemen om scholing (vanuit het Scholingsbudget) te volgen en daarmee het gebruik van die 30 miljoen te bevorderen. Minister heeft aangegeven de recente cijfers niet te hebben, maar het beeld uit de gesprekken met mensen van het UWV is dat het nu beter gaat dan vorig jaar. Minister heeft toegezegd daar bij de begrotingsbehandeling op terug te komen Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 25-11-2019 (Kamerstukken II, 2019-2020, 29 544, nr. 962)
3929 17-10-2019 - Verbetertraject kinderopvangtoeslag Ik informeer uw Kamer in het voorjaar 2020 over stand van zaken van het programma en de op dat moment beschikbare resultaten uit de diverse pilots. Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 01-07-2020 (Kamerstukken II, 2019-2020, 31 322, nr. 414)
3930 07-10-2019 - Planning uitwerking pensioenakkoord ("roadmap") (Kamerstukken II, 2019-2020, 32 043, nr. 499) Eind 2019 ontvangt de Tweede Kamer voortgangsrapportage over de uitwerking van het pensioenakkoord Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 19-12-2019 (Kamerstukken II, 2019-2020, 32 043, nr. 510)
3931 07-10-2019- Planning uitwerking pensioenakkoord (Kamerstukken II, 2019-2020, 32 043, nr. 499) Er komt een hoofdlijnennotitie over de uitwerking van het pensioenakkoord Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 22-06-2020 (Kamerstukken II, 2019-2020, 32 043, nr. 519)
3932 05-09-2019 - TK verzoek van het lid Van Rooijen (50+) tijdens de RvW van 14 juni 2018 aan de Minister van Sociale Zaken om een dertigledendebat over het bericht «Bij tien miljoen pensioenen dreigt korting» Ik zal met sociale partners spreken over de mogelijkheid van vrijwillig doorwerken tot de oorspronkelijke AOW-datum Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 14-10-2019 (Kamerstukken II, 2019-2010, 32 043, nr. 500)
3933 16-10-2019 - AO Pensioenonderwerpen De Minister zegt toe aan het lid Van Brenk dat hij bij de uitwerking van het pensioenakkoord de Kamer zal informeren over de uitwerking van rendementen bij lifecyclebeleggen Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 22-06-2020 (Kamerstukken II, 2019-2020, 32 043, nr. 519)
3934 16-10-2019 - AO Pensioenonderwerpen De Minister zegt aan het lid Omtzigt toe dat hij de Kamer in een aparte brief zal informeren over stapeleffecten ten gevolge van verschillende wetsvoorstellen over pensioenen. Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 19-12-2019 (Kamerstukken II, 2019-2020, 32 043, nr. 510)
3935 16-10-2019 - AO Pensioenonderwerpen De Minister zegt aan het lid Omtzigt toe dat de Minister in de volgende voortgangsrapportage over de stuurgroep vernieuwing tweedepijlerpensioen waar mogelijk in zal gaan op enkele gevraagde berekeningen rond pensioenuitkeringen. Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 31-01-2020 (Kamerstukken II, 2019-2020, 32 043, nr. 514)
3936 19-11-2019 - Handelingsperspectief voorkomen onnodige pensioenkortingen (Kamerstukken II, 2019-2020, 32 043, nr. 503) Ik zal bij die hoofdlijnennotitie een doorkijk geven van de transitie naar het nieuwe pensioenstelsel en eveneens stil staan bij de financiële positie van de pensioenfondsen op dat moment. Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 06-07-2020 (Kamerstukken II, 2019-2020, 32 043, nr. 520)
3937 16-10-2019 - AO Pensioenonderwerpen De Minister zegt aan het lid Van Brenk toe dat hij de Kamer voor de begrotingsbehandeling SZW zal informeren over de onderzoeksopdracht inzake de consequenties van een langdurige lage rente voor een kapitaalgedekt pensioenstelsel Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 15-11-2019 (Kamerstukken II, 2019-2020, 32 043, nr. 504)
3939 07-10-2019 - Planning uitwerking pensioenakkoord (Kamerstukken II, 2019-2020, 32 043, nr. 499) Ik zal uw Kamer in de eerste helft van 2020 informeren over de vormgeving en voorwaarden van deze regeling (4x 200 miljoen euro voor het stimuleren van duurzame inzetbaarheid en het wegnemen van knelpunten bij realiseren van regelingen die vrijgesteld zijn van de RVU-heffing) Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 06-07-2020 (Kamerstukken II, 2019-2020, 25 883, nr. 388) )
3941 14-11-2019 - Vervolg AO Armoede en Schuldenbeleid In het nog te plannen VAO informeert de Staatssecretaris de Kamer over of en zo ja welke cijfers er zijn over het gebruik van aflossingsvrije maanden in het minnelijke schuldhulpverleningstraject. Motie is uitgevoerd. Tijdens het VAO op 16 januari 2020 (Handeling 2019-2020, nr. 42, item 4) is de Kamer geïnformeerd.
3943 14-11-2019 - Vervolg AO Armoede en Schuldenbeleid De Staatssecretaris zegt toe dat uiterlijk in mei 2020 de Kamer wordt geïnformeerd over de potentie van de verschillende initiatieven op het gebied van beheer van inkomsten en uitgaven. In gesprek met Schuldenlab.nl wordt gekeken naar de mogelijke opschaalbaarheid van initiatieven. Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 15-06-2020 (Kenmerk: 2020D23999)
3944 14-11-2019 - Vervolg AO Armoede en Schuldenbeleid In de brief van de Staatssecretaris van VWS over de problematiek van dak- en thuislozen zal aandacht worden besteed aan huisuitzettingen (vanuit de gedachte van een laatste kans). Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 06-12-2019 (Kamerstukken II, 2019-2020, 29 325, nr. 103)
3945 14-11-2019 - Vervolg AO Armoede en Schuldenbeleid De Staatssecretaris zegt toe dat eind 2019 de terugkoppeling aan de Kamer plaatsvindt over een mogelijk keurmerk voor bewindvoerders. Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 15-06-2020 (Kenmerk:2020D23999)
3946 14-11-2019 - Vervolg AO Armoede en Schuldenbeleid De Staatssecretaris zegt toe dat voorafgaand aan het nog te plannen VAO de Kamer een overzicht ontvangt met daarin welk stelsel voor welk type vordering geldt voor boetes c.q. verhogingen. Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 19-12-2019 (Kamerstukken II, 2019-2020, 24 515, nr. 503)
3947 05-11-2019- Mondelinge vraag van het lid Van Weyenberg (D66) aan de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over het bericht ‘Seksediscriminatie door recruiters: mannen vaker benaderd dan vrouwen’ (Nos.nl, 4 november 2019) De Staatssecretaris zegt toe om een onafhankelijk onderzoek te doen naar de onderliggende redenen voor seksediscriminatie door bemiddelaars en om in gesprek te gaan met enkele recruitmentbureaus over dit vraagstuk Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 06-07-2020 (Kamerstukken II, 2019-2020, 29 544, nr. 1018)
3951 02-10-2019- Evaluatie Wet aanpak schijnconstructies (Kamerstukken II, 2019-2020, 34 108, nr. 32) De suggestie van de vakbonden [om een tijdelijke huurovereenkomst van woonruimte te eisen in de regelgeving] wordt meegenomen in de verkenning van mogelijke maatregelen ter voorkoming van uitbuiting van arbeidsmigranten Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 20-12-2019 (Kamerstukken II, 2019-2020, 29 861, nr. 48)
3955 09-10-2019 - Schriftelijke antwoorden op vragen gesteld tijdens de eerste termijn van de begrotingsbehandeling van Koninkrijksrelaties (IV) en BES-fonds (H) Ik kan u, namens de Staatssecretaris van SZW, toezeggen dat u uiterlijk in het eerste kwartaal van 2020 geïnformeerd wordt over de uitkomsten van de overleggen en de stand van zaken van het programma. Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 03-04-2020 (Kamerstukken II, 2019-2020, 31 322, nr. 411)
3956 22-11-2019 - Voortgang uitwerking maatregelen «werken als zelfstandige» (Kamerstukken II, 2019-2020, 31 311, nr. 220) Het kabinet informeert uw Kamer over de definitieve vragenlijst, de beslisboom ten behoeve van de webmodule en de verhouding tussen het aantal gevallen waarin in de testfase een opdrachtgeversverklaring afgegeven zou zijn, het aantal gevallen waarin een indicatie dienstbetrekking afgegeven zou zijn en het aantal gevallen waarin de webmodule geen uitkomst zou bieden. Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 15-06-2020 (Kamerstukken II, 2019-2020, PM)
3958 11-11-2019 - Stimuleren leren en ontwikkelen bij individuen en bedrijven (Kamerstukken II, 2019-2020, 30 012, nr. 123) Fiscale verslag onder de aandacht brengen bij de Brede Maatschappelijke Heroverweging (BMH) Afgehandeld met brief van ministerie Financiën d.d. 22-04-2020 (Kamerstukken II, 2019-2020, 32 359, nr. 4), bijlage werkgroep 5: Ongekend talent (Brede Maatschappelijke Heroverweging)
3961 21-11-2019 - AO Pensioenonderwerpen In de voortgangsrapportage van het pensioenakkoord van december worden de sommen meegenomen inclusief het huidige contract. Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 19-12-2019 (Kamerstukken II, 2019-2020, 32 043, nr. 510)
3962 21-11-2019 - AO Pensioenonderwerpen Voor het einde van het jaar wordt de TK geïnformeerd over problemen rondom de administratie n.a.v. de uitzending van Nieuwsuur. Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 31-01-2020 (Kamerstukken II, 2019-2020, 32 043, nr. 513)
3963 21-11-2019 - AO Pensioenonderwerpen Op 15 december wordt de ministeriële regeling rondom korting gepubliceerd. Afgehandeld met Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 11 december 2019, 2019-0000180765, tot wijziging van de Regeling Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling vanwege het voorkomen van onnodige pensioen-kortingen (Stcrt. 2019, 69065)
3965 11-11-2019 - Evaluatie Wet verbeterde premieregeling (Kamerstukken II, 2019-2020, 32 043, nr. 501) In de uitwerking van het pensioenakkoord meenemen of er voorgeschreven rekenregels moeten komen voor het omzetten van kapitaal in een vaste uitkering. Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 22-06-2020 (Kamerstukken II, 2019-2020, 32 043, nr. 519)
3971 19-12-2019 - Voortgangsrapportage uitwerking pensioenakkoord (Kamerstukken II, 2019-2020, 32 043, nr. 510) Ik streef ernaar uw Kamer in de hoofdlijnennotitie te informeren over de stand van zaken op het zzp-gebied. Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 06-07-2020 (Kamerstukken II, 2019-2020, 32 043, nr. 520)
3989 28-11-2019 - Voorzetting Begrotingsbehandeling SZW 15.00 uur tot einde avond Ik ben er altijd heel terughoudend in om te treden in de dialoog tussen sociale partners, maar wat ik bijvoorbeeld kan doen, is naar aanleiding van dit debat een reflectie geven van wat hier gewisseld is. Ik ben echt vrij rolvast in dit soort dingen, maar het kan natuurlijk nooit kwaad om onder de aandacht te brengen wat er is gewisseld. [Lees: signaal afgeven aan de polder om goed naar de opleidingslijst te kijken en om niet onnodig drempels op te werpen voor bijvoorbeeld kraamhulpen] Deze toezegging is mondeling afgedaan tijdens het overleg vervolg arbeidsmarkt overleg 2020 d.d. 11-03-2020. Hierover is geen brief verstuurd naar de Kamer
3991 15-01-2020 - AO Arbeidsmarktbeleid De Minister informeert de Tweede Kamer schriftelijk hoeveel mensen gezond de AOW-leeftijd bereiken. Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 02-07-2020 (Kamerstukken II, 2019-2020, 29 544, nr. 1017)
4000 07-11-2019 - AO Arbeidsongeschiktheid Vergroten bereik no-riskpolis. Het blijkt dat niet iedere rechthebbende weet dat hij onder de no-riskpolis valt. Daarom heeft de Minister toegezegd te onderzoeken hoe we de mensen die onder de no-riskpolis vallen goed kunnen bereiken. De Tweede Kamer wordt daarover geïnformeerd in de eerste helft van 2020 Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 01-07-2020 (Kamerstukken II, 2019-2020, 29 544, nr. 1015)
4007 05-03-2020 - AO Belasting- en sociale zekerheidspositie van grensarbeiders SZW informeert de Kamer schriftelijk over de fiscale uitwerking van in Duitsland verkregen ouderschapsverlof Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 01-07-2020 (Kamerstukken II, 2019-2020, 26 834, nr. 49)
4008 05-03-2020 - AO Belasting- en sociale zekerheidspositie van grensarbeiders De Minister zal met de minister voor Medische Zorg de Tweede Kamer nader informeren over mogelijke oplossingen voor de problematiek van ervaren dubbele betaling van zorgpremies Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 01-07-2020 (Kamerstukken II, 2019-2020, 26 834, nr. 49)
4009 05-03-2020 - AO Belasting- en sociale zekerheidspositie van grensarbeiders SZW informeert de Tweede Kamer zo spoedig mogelijk na 21 april 2020 schriftelijk over de uitkomsten van het gesprek tussen de Nederlandse en Luxemburgse delegatie met betrekking tot de problemen van in Nederland woonachtige Rijnvarenden Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 01-07-2020 (Kamerstukken II, 2019-2020, 26 834, nr. 49)
4011 05-03-2020 - AO Belasting- en sociale zekerheidspositie van grensarbeiders De Minister zal met de Staatssecretaris van Financiën de mogelijkheden verkennen om tijdelijk de invordering van naheffingen door de Belastingdienst stop te zetten. Hierover wordt de Tweede Kamer binnen twee weken geïnformeerd. Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 01-04-2020 (Kamerstukken II 2019-2020, 26 834, nr. 47)
4013 05-03-2020 - TK Behandeling Wijziging wet Gemeentelijke Schuldhulpverlening t.b.v uitwisseling persoonsgegevens De Staatssecretaris zegt toe dat de inbreng van de Kamer over de misstanden bij de webwinkels en met name de (maximale) kredietpercentages (14%) die zij in rekening brengen aan de Minister van Financien wordt overgebracht. Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 19-05-2020 (Kamerstukken II, 2019-2020, PM)
4015 05-03-2020 - TK Behandeling Wijziging wet Gemeentelijke Schuldhulpverlening t.b.v uitwisseling persoonsgegevens De Staatssecretaris zegt toe dat aan de twee brancheverenigingen voor kleine verhuurders het verzoek zal worden gedaan om op het conceptbesluit Gemeentelijke schuldhulpverlening te reageren. Afgehandeld met brieven (Nota Besluit gemeentelijke schuldhulpverlening naar CWIZO en MR) d.d. 23-03-2020 (referenties 2020-0000035320 en 2020-0000035372). Brieven zijn aan de twee brancheverenigingen verzonden
4017 05-03-2020 - TK Behandeling Wijziging wet Gemeentelijke Schuldhulpverlening t.b.v uitwisseling persoonsgegevens De Staatssecretaris zegt toe dat de Kamer wordt geïnformeerd over de uitkomsten van het overleg tussen de brancheverenigingen voor bewindvoerders en gemeenten over hoe invulling wordt gegeven aan een opleiding voor bewindvoerders. Tevens worden hierin de best practices (zoals afsluiten convenanten) meegenomen over de wijze waarop gemeenten en bewindvoerders samenwerken. Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 15-06-2020 (Kenmerk: 2020D23999).
4018 23-04-2020 - Aanbieding onderzoeken arbeidsmarktdiscriminatie Het verzenden van een voortgangsrapportage aan de Kamer voor het actieplan arbeidsmarktdiscriminatie 2018-2021 Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 06-07-2020 (Kamerstukken II, 2019-2020, 29 544, nr. 1018)
4038 29-6-2020 - WGO Inburgering De Minister zegt toe schriftelijk terug te komen op het amendement van het lid Becker en Segers over het aanpassen van de slotverklaring van het participatieverklaringstraject Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 02-07-2020 (Kamerstukken II, 2019-2020, 35 483, nr. 60)
4039 29-6-2020 - WGO Inburgering De Minister zegt toe in de brief (reactie op het amendement van het lid Becker en Segers over het aanpassen van de slotverklaring van het participatieverklaringstraject) ook het oordeel zal worden meegenomen op het amendement van het lid Becker over dat er afspraken worden gemaakt in de brede intake en vervolgens in het PIP over het benutten van de VVE Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 02-07-2020 (Kamerstukken II, 2019-2020, 35 483, nr. 60)
4041 29-6-2020 - WGO Inburgering De Minister zegt toe voor de stemming er een tweede nota van wijziging komt met daarin enkele kleine punten. Dat zijn technische wijzigingen op de inburgeringstermijn en de gegevensverwerking Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 02-07-2020 (Kamerstukken II, 2019-2020, 35 483, nr. 60)
4082 6-7-2020 - Uitgaande brief Aanbieding documenten uitwerking pensioenakkoord (Kamerstukken II, 2019-2020, 32 043, nr. 519) In afwachting van afronding van de achterbanconsultatie is er nog geen kabinetsreactie op het geheel aan afspraken. Deze stuur ik naar de Kamer zodra alle achterbanconsultaties zijn afgerond Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 06-07-2020 (Kamerstukken II, 2019-2020, 32 043, nr. 520)

Lopende toezeggingen

3 Uitgaande brief 29-10-1996 kabinetsstandpunt over bekrachtiging van protocol bij ILO-verdrag nr. 81 (Arbeidsinspectie) Kamerstukken II, 1996-1997, 25 478, nr. 4 Kabinetsstandpunt over bekrachtiging van protocol bij ILO-verdrag nr. 81 (Arbeidsinspectie) Inmiddels is de klacht van de FNV met betrekking tot onder meer ILO-Conventie 81 door de ILO afgehandeld. De ILO heeft geoordeeld dat Nederland voldoet aan het desbetreffende verdrag. In haar rapport heeft de ILO een aantal aanbevelingen gedaan. Reactie van het kabinet op het ILO-rapport is aan de Tweede Kamer verzonden (Kamerstukken II, 29 427, nr. 103). Er zal dus conform wat eerder is gemeld een kabinetsstandpunt worden voorbereid over goedkeuring van het Protocol nr. 81 bij dit Verdrag nr. 81
2382 Plenaire behandeling Wetsvoorstel Aanpassing Wet arbeid vreemdelingen; introductie van de referent in de Vreemdelingenwet 2000 en verkorting van de wachttermijn voor seizoenswerkers De Tweede Kamer ontvangt een brief over de beleidsregels UWV inzake de nieuwe weigerings-/intrekkingsgrond, binnen een half jaar nadat het wetsvoorstel door beide Kamers is aanvaard Planning: wordt meegenomen met de uitwerking van de maatregel uit het regeerakkoord om twv's voor 3 jaar af te geven. Voorstel hiertoe wordt na de zomer van 2020 aangeboden aan de Tweede Kamer
3145 19-06-2012 Plenaire behandeling wetsvoorstel Wijziging van de Wet financiering sociale verzekeringen in verband met bonussen voor werkgevers voor het in dienstnemen en in dienst houden van oudere werknemers en arbeidsgehandicapte werknemers (33 284) Evaluatie mobiliteitsbonussen De mobiliteitsbonussen voor oudere werklozen en arbeidsgehandicapten dient te worden geëvalueerd. Deze toezegging is ook opgenomen in de evaluatie agenda De oplevering van de evaluatie LIV zal in het vierde kwartaal van 2020 zijn. De evaluatie LKV en Jeugd-LIV zal in het vierde kwartaal van 2021 zijn. De Tweede Kamer wordt daarna zo spoedig mogelijk geïnformeerd
2831 17-04-2013 Plenaire behandeling van de Herziening van de Wet arbeid Vreemdelingen (33 475) De Minister zegt op verzoek van D66 toe na een te jaar kijken naar het aantal verleende twv’s en in hoeverre deze repeterend worden toegekend Planning: wordt meegenomen met de uitwerking van de maatregel uit het regeerakkoord om twv's voor 3 jaar af te geven. Voorstel hiertoe wordt na de zomer van 2020 aangeboden aan de Tweede Kamer
2935 20-03-2014 AO SUWI-onderwerpen De Minister zal de Tweede Kamer informeren over verplichte inschrijving door werkzoekenden bij een uitzendbureau en de mogelijkheid van een uitzendbureau om inschrijving te weigeren Er vindt overleg plaats tussen UWV en SZW over de invulling van de sollicitatieplicht en de uitvoering van de verplichte inschrijving bij een uitzendbureau. De Tweede Kamer zal eind 2020 worden geïnformeerd over de invulling van de verplichte sollicitatieplicht. Planning: december 2020
3290 12-03-2015 Plenaire behandeling Wet werken na de AOW (34 073) De Minister zal de werking van de WAA-maatregel uit het wetsvoorstel Werken na de AOW-gerechtigde leeftijd betrekken bij de evaluatie van de wet (of dit inderdaad als antiverdringingsmaatregel werkt en AOW-gerechtigden niet juist aantrekkelijker maakt als werknemer) Planning: betrekken bij de evaluatie van de Wet werken na de AOW-gerechtigde leeftijd. Deze evaluatie is inmiddels afgerond. Het rapport zal, vergezeld van een kabinetsreactie, in het derde kwartaal van 2020 worden aangeboden aan beide Kamers
3404 Uitgaande brief 10-12-2015 Beantwoording van de Kamervragen van het lid Vermeij over de representativiteit van beroepspensioenfondsen De Staatssecretaris wil een duurzame oplossing vinden voor de beroepspensioenregelingen. Daarom wil de Staatssecretaris in overleg met de pensioensector en sociale partners kijken naar de wijze van verplichtstelling van beroepspensioenfondsen, in het bijzonder in relatie tot beroepsgenoten in loondienst en zelfstandigen, en mede in relatie tot de voorgenomen wijziging van de vormgeving van verplichtstelling van bedrijfstakpensioenfondsen Dit loopt mee in de toekomstdiscussie pensioenen
3413 29-09-2015 Stemmingen n.a.v. de ingediende amendementen, moties en het wetsvoorstel plenaire behandeling wijziging van de Participatiewet, de Ziektewet, de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen en de Wet financiering sociale verzekeringen i.v.m. harmonisatie van instrumenten ter bevordering van arbeidsdeelname van arbeidsbeperkten (34 194) Na drie jaar vindt een evaluatie naar de werking van de no-riskpolis plaats. Op basis daarvan zal worden bezien of er aanleiding is voor wetgeving met het oog op de situatie na 2020. Wanneer de tussentijdse evaluatie aanleiding geeft tot continuering van de uniforme no-riskpolis zal daarvoor een nieuwe wettelijke basis moeten worden getroffen. Voorts is met sociale partners en VNG afgesproken dat na drie jaar de stand van zaken wat betreft de premiekorting doelgroep banenafspraak zal worden bezien en dat na vijf jaar de mobiliteitsbonus verdwijnt voor de doelgroep van de banenafspraak. De dan resterende financiële middelen kunnen dan voor andere arbeidsmarktinstrumenten in de belasting- en premiesfeer worden ingezet Vanwege prioriteit voor de coronamaatregelen is de uitvoeringstoets van de Belastingdienst op de nota van wijziging bij het wetsvoorstel breed offensief zodanig vertraagd dat besloten is het afschaffen van de horizonbepaling van het LKV banenafspraak te regelen via een alternatieve route: per KB wordt de datum van 1 januari 2021 geschrapt waardoor het LKV banenafspraak na die datum blijft doorlopen. In het wetsvoorstel Vereenvoudiging banenafspraak wordt de grondslag van de horizonbepaling geschrapt. Planning: december 2020
3525 21-09-2016 Algemene Politieke Beschouwingen Tweede Kamer De SER zal de eerdere adviesaanvraag over loondoorbetaling bij ziekte en langdurige werkloosheid uitbreiden naar een breder advies over de arbeidsmarkt Dit onderwerp is meegenomen in de vraagstelling voor de Commissie Borstlap
3561 Uitgaande brief 21-12-2016 Grensoverschrijdende pensioenregelingen Het kabinet zal nader bestuderen of er aanpassingen nodig zijn om in de mogelijkheid van maatwerk in de governance van het algemeen pensioenfonds voor buitenlandse regelingen tot wasdom te laten komen en, zo ja, wat de effecten daarvan zijn Planning: wordt meegenomen in de tussenrapportage van het APF in 2019. De evaluatie van het APF vindt plaats in 2021
3564 02-11-2016 AO Handhaving De Minister zegt toe de Tweede Kamer in het voorjaar van 2017 te informeren over de mogelijkheden die de Aanbestedingswet biedt om bedrijven die arbeidswetten meermaals overtreden en uitzendbureaus die zich niet houden aan het SNA-keurmerk uit te sluiten van overheidsopdrachten Planning: brief naar de Tweede Kamer uiterlijk 1 oktober 2020
3671 07-11-2017 Tweede Kamer Plenaire behandeling Wet overdacht Klein Pensioen Bij de voorziene evaluatie van het wetsvoorstel waardeoverdracht klein pensioen wordt aandacht besteed aan de ervaringen en de zorgen van de deelnemers Die evaluatie moet klaar zijn over vier jaar. De Tweede Kamer wordt in 2022 geïnformeerd over de evaluatie
3733 28-06-2018 AO Handhaving / Arbeidsomstandigheden In 2020 ontvangt de Kamer de evaluatie van de wijziging van de Arbowet. Hierbij worden onder andere de aandacht voor de onafhankelijkheid van de bedrijfsarts, melding beroepsziekten en waar zieke werknemers met hun klachten terecht kunnen (de second opinion) meegenomen Brief is met de wisseling van bewindspersonen niet meer uitgegaan voor het zomerreces (zoals gepland). Streven is om de evaluatie in het najaar aan de Kamer te verzenden. Ons voorstel is het mee te laten gaan met de stukken van de kwaliteitstafel. Die staan voor het najaar (Q4) in de planning
3737 20-12-2018 Begrotingsdebat Experimenten individuele leerrekening Experimenten zijn aangekondigd in de LLO brief van september 2018. De voorbereidingen lopen. Er is o.a. een vooronderzoek gedaan naar de kaders bij het uitvoeren van experimenten
3753 19-09-2018 Algemeen Politieke Beschouwingen woensdag 19 september en vrijdag 21 september 2018 Het kabinet zal een formeel standpunt innemen over de initiatiefwet Wet gelijke beloning vrouwen en mannen van Ploumen (PvdA), Özütok (GroenLinks), Jasper van Dijk (SP) en Van Brenk (50Plus) Het initiatiefwetsvoorstel is ingediend bij de Tweede Kamer. De Raad van State heeft advies uitgebracht, het wachten is op het nader rapport van de initiatiefnemers
3762 17-10-2018 Voortzetting Plenaire behandeling Wijziging van de Pensioenwet, de Wet verplichte beroepspensioenregeling en de Wet op het financieel toezicht in verband met de implementatie van Richtlijn 2016/2341/EU van het Europees Parlement en de Raad van 14 december 2016 betreffende de werkzaamheden van en het toezicht op instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening (IBPV’s) (PbEU 2016, L 354) (34 934) De Minister zegt toe deze wet tot implementatie van de IORP-II richtlijn te evalueren, maar pas in 2022, omdat deze wet pas in 2019 in werking treedt. Over drie jaar wordt de wet tot implementatie van de IORP-II-richtlijn geëvalueerd en wordt de Kamer daarover geïnformeerd
3778 Uitgaande brief 08-11-2018 Contracting (Kamerstukken II, 2018-2019, 35 074, nr. 5) Wel ben ik voornemens om een verkenning te starten of de bovenstaande geschetste huidige mogelijkheden voldoende zijn of dat versterking van de mogelijkheden tot optreden bij niet-naleving en handhaving van de Waadi wenselijk zou zijn. Planning: brief naar de Tweede Kamer uiterlijk 31 oktober 2020
3781 11-10-2018- Verzoek van het lid Jasper van Dijk (SP) tijdens de RvW van 2 oktober 2018 om een debat n.a.v. bericht fraude bij arbeidsmigranten Rechtshandelingen door tussenpersonen. In het kader van de registratie van tussenpersonen zal worden gekeken naar het al dan niet kunnen doen van rechtshandelingen door tussenpersonen op grond van een machtiging. Deze toezegging wordt meegenomen in de analyse «registratie van tussenpersonen». De Tweede Kamer wordt over de analyse geïnformeerd in het derde kwartaal van 2020
3785 11-10-2018 - Verzoek van het lid Jasper van Dijk (SP) tijdens de RvW van 2 oktober 2018 om een debat n.a.v. bericht fraude bij arbeidsmigranten Capaciteit en herprioritering Handhaving UWV. De Minister zal de Tweede Kamer informeren als uit het brede externe onderzoek naar misbruikrisico's blijkt dat er meer capaciteit dan wel een herprioritering van middelen nodig is bij UWV. In de Stand van de uitvoering van juni 2020 is aangegeven dat het proces van toepassing van het afwegingskader bij de WW en implementatie in de structurele processen nog loopt, maar door de coronacrisis vertraging ondervindt. Daarnaast is in dezelfde brief aangegeven dat er al wel uitbreiding van middelen voor handhaving heeft plaatsgevonden (naast € 7,3 mln structureel in 2019, € 10,5 voor 2020 en € 12,7 voor de jaren daarna). Planning: vierde kwartaal 2020
3797 Uitgaande brief 26-11-2018 Uitvoering motie Dijkgraaf, Nijkerken-de Haan Nader uitwerken voorstellen VCR. De komende periode zullen de voorstellen rondom VCR nader uitgewerkt en afgestemd worden met de verschillende uitvoerders in de hybride markt. Het wetsvoorstel is aangeboden aan de CWIZO en samengevoegd met het wetsvoorstel gedifferentieerde premie Aof. Planning: juli 2020
3817 04-12-2018 Stemmingen n.a.v. de Begrotingsbehandeling SZW De Staatssecretaris zegt toe om in contact te treden met FNV Vrouw i.v.m. de jonge moeders met een afstand tot de arbeidsmarkt t.b.v. een passend werkbezoek. Beoogd wordt de Kamer in oktober te informeren. Planning: begin november 2020
3820 12-12-2018 AO Arbeidsmarktdiscriminatie De Staatssecretaris streeft ernaar om de voorgenomen wijziging van de Arbowet om de bevoegdheden van de Inspectie SZW uit te breiden na de zomer aan de Raad van State ter consultatie voor te leggen. In de wetswijziging wordt een evaluatiebepaling opgenomen. Het wetsvoorstel is op 03-07-2020 naar de Raad van State gestuurd
3826 Uitgaande brief 28-01-2019 Verzamelbrief Pensioenonderwerpen (Kamerstukken II, 2018-2019, 32 043, nr. 441). De mogelijkheid tot waardeoverdracht van nettopensioen (‘shoprecht’) wordt nader bezien in het kader van de evaluatie van het nettopensioen die gepland staat voor 2019 Planning: brief van het ministerie van FIN naar de Tweede Kamer na de zomer van 2020
3837 06-02-2019 Verzoek van lid De Jong (PVV) tijdens de RvW van 6 maart 2018 om een debat n.a.v. bericht "vrij spel voor Turkse fraudeurs» (Telegraaf van 23 februari 2018) gecombineerd met het verzoek van het lid Brenk tijdens de RvW van 4 september 2018 om een debat inzake het bericht «Turkije gaat weeken-dscholen financieren in Nederland» De Staatssecretaris zegt toe dat op alle mogelijke niveaus en op alle mogelijke manieren er bij de Marokkaanse autoriteiten op aan wordt gedrongen dat zij hun medewerking hervatten. Zodra daar meer over gezegd kan worden, wordt dit met de Kamer gedeeld Er zijn op dit moment geen ontwikkelingen. Zodra hier meer over te zeggen is, wordt de Tweede Kamer geïnformeerd
3858 Brief stand van de uitvoering Minister gaat in overleg met collega’s van het kabinet over de balans tussen dienstverlening, handhaving en efficiency en hoe hierop gereflecteerd kan worden. Daarbij wordt ook de relatie met beleid, sturing, politieke verantwoordelijkheid en toezicht gelegd. Na het zomerreces zal het rapport Werk aan Uitvoering fase 2 (handelingsperspectieven) aan de TK worden aangeboden. Reflectie op de handelingsperspectieven vindt plaats in de MCU. Verdere uitwerking gebeurt via de thema’s van de werkagenda Uitvoering. Hiermee is invulling gegeven aan de toezegging
3864 10-04-2019 30-leden debat over het sluiten van Sociale werkplaatsen afbraak van de Sociale Werkvoorziening voor mensen met een beperking De Staatssecretaris zegt toe dat er aandacht zal worden gegeven aan de Harrie Helpt – training. Ook bij de praktijkdagen wordt dit onder de aandacht gebracht. In de Memorie van toelichting op het wetsvoorstel «Uitvoeren Breed Offensief» wordt de Harrietraining uitdrukkelijk genoemd als mogelijkheid van persoonlijke ondersteuning. Gemeenten moeten in een verordening regels stellen over de vorm van ondersteuning die zij bieden. In de gesprekken over ondersteuning op maat nu en te zijner tijd bij de voorlichting aan gemeenten (o.a. tijdens Praktijkdagen) over de maatregelen uit het wetsvoorstel wordt ook aandacht gegeven aan de Harrietraining. Planning: december 2020
3867 Uitgaande brief 13-05-2019 Contracting en voortgang verkenning naleving Waadi (Kamerstukken II, 2018-2019, 29 544, nr. 914). Verkennen tegen welke problemen sociale partners aanlopen als het gaat om de cao-naleving en handhaving. Verder van gedachten wisselen om voor- en nadelen en (on)mogelijkheden samen te bezien. Planning: brief naar de Tweede Kamer uiterlijk 31 oktober 2020
3868 Uitgaande brief 13-05-2019 Contracting en voortgang verkenning naleving Waadi (Kamerstukken II, 2018-2019, 29 544, nr. 914). Verkenning wettelijke maatregelen van 1) constructies die bedoeld zijn om niet onder een cao te vallen tegen te gaan en 2) aansprakelijkheid werkgever bestuurlijke boete. Planning: brief naar de Tweede Kamer uiterlijk 31 oktober 2020
3876 27-5-2019 - Notaoverleg nav Initiatiefnota van de leden Omtzigt en Bruins over het nabestaandenpensioen 13 juli 2018 (34 996) De Minister heeft op verzoek van de Commissie toegezegd samen met de Pensioenfederatie, het Verbond en DNB informatie na te zenden over de verdeling van regelingen met kapitaalopbouw en regelingen op risicobasis Planning: gaat meelopen in het wetstraject vernieuwing pensioenstelstel. Begin 2021 indiening bij de Tweede Kamer
3877 27-03-2019 - AO Arbeidsongeschiktheid De Minister onderzoekt in welke mate het niet spreken van de Nederlandse taal een rol speelt bij de beoordeling van arbeidsongeschiktheid, hoe vaak het voorkomt en wat eraan gedaan wordt en informeert de Kamer hierover in de stand van de uitvoering. In de Kamerbrief «Diverse onderwerpen werknemersverzekeringen» (Kamerstukken II, 2019-2020, 29 544, nr. 967) is aangegeven dat op basis van een quick scan van UWV blijkt dat er jaarlijks naar schatting circa 340 uitkeringsgerechtigden de WIA in stromen waarvan het arbeidsongeschiktheids-percentage mogelijk lager zou zijn als zij de Nederlandse taal zouden beheersen (ongeveer 0,75% van de WIA-instroom). Momenteel wordt onderzocht hoe de beheersing van de Nederlandse taal door deze groep vergroot kan worden en of het CBBS voldoende functies bevat waarvoor onvoldoende beheersing van de Nederlandse taal geen belemmering is. Planning informeren Tweede Kamer over onderzoeksresultaten: 4e kwartaal 2020
3882 27-03-2019 - AO Arbeidsongeschiktheid Naar verwachting ontvangt de Kamer eind 2019 een tussenresultaat van een vier jaar durend onderzoek naar de oorzaken van arbeidsgerelateerde stress in verschillende levensfasen. De Tweede Kamer ontvangt naar verwachting eind 2019 een tussenresultaat van een onderzoek naar achterliggende oorzaken van burn-out verschijnselen. Dit betreft een onderzoek naar de oorzaken van burn-out in relatie tot werk-privé omstandigheden onder verschillende risicogroepen en risicosectoren, zoals onderwijs en zorg. Het onderzoek start in 2019 en zal naar verwachting eind 2020 gereed zijn
3890 19-06-2019 - Debat Pensioenen Bij de uitwerking van het nieuwe contract komt bijzondere aandacht voor de wijze waarop het reeds opgebouwde nabestaandenpensioen kan worden overgedragen Planning: gaat meelopen in het wetstraject vernieuwing pensioenstelstel. Begin 2021 indiening bij de Tweede Kamer
3917 01-07-2019 - Notaoverleg inzake het Initiatiefwetsvoorstel van Jasper van Dijk (SP) Eerlijker loon De Minister heeft toegezegd het CPB en SCP te vragen het werkgelegenheidseffect van een verhoging van het WML te onderzoeken (in Kansrijk Arbeidsmarktbeleid) en de Kamer hierover later te informeren Het CPB is bezig met het haalbaarheidsonderzoek voor de uitgebreidere WML-studie. Publicatie van de studie staat vooralsnog gepland in november 2020. Update kansrijk arbeidsmarktbeleid is gepubliceerd in april 2020. Kansrijk armoedebeleid (waar effect WML op armoede besproken wordt), is op 16 juni gepubliceerd
3938 16-10-2019 - AO Pensioenonderwerpen De Minister zegt aan het lid Van Weyenberg toe dat hij de Kamer nog aanvullend zal informeren over de fiscale gevolgen van waardeoverdracht van kleine pensioenen. Planning: brief naar de Tweede Kamer uiterlijk 1 oktober 2020
3942 14-11-2019 - Vervolg AO Armoede en Schuldenbeleid De Staatssecretaris zegt toe dat in het voorjaar 2020 de Kamer wordt geïnformeerd over de mogelijkheden over de uitkomsten van het onderzoek naar de reactietermijn van schuldeisers en hoe dat vorm gegeven kan worden. Het onderzoek naar medewerking schuldeisers minnelijke trajecten is 03-06- 2020 afgerond. Het wordt rond het einde van het zomerreces 2020 met een beleidsreactie aan de TK aangeboden. Planning: begin september 2020
3949 02-10-2019 - Evaluatie Wet aanpak schijnconstructies (Kamerstukken II, 2019-2020, 34 108, nr. 32) We streven ernaar uw Kamer in de loop van 2020 te informeren over het tijdstip en de wijze waarop met de openbaarmaking van de inspectieresultaten van Arbo en Atw kan worden gestart Planning: brief naar de Tweede Kamer voor het einde van 2020
3950 02-10-2019 - Evaluatie Wet aanpak schijnconstructies (Kamerstukken II, 2019-2020, 34 108, nr. 32) Er zal verkend worden in hoeverre het aangewezen is de regelgeving aan te passen zodat een vakbond gegevens kan vorderen over een of meerdere schakels in een keten, zonder dat er sprake is van een machtiging van een werknemers Planning: brief naar de Tweede Kamer voor het einde van 2020
3952 19-02-2020 - AO Pensioenonderwerpen De Minister zegt aan het lid Omtzigt toe dat hij de vraag over beleggingskosten in het kader van uitwerking van het pensioenakkoord over zal brengen aan de AFM en daarover de Kamer zal informeren. Planning: brief naar de Tweede Kamer uiterlijk 1 oktober 2020
3953 02-10-2019 - Evaluatie Wet aanpak schijnconstructies (Kamerstukken II, 2019-2020, 34 108, nr. 32) Verkenning naar de mogelijkheid persoonsgegevens te verwerken met het oog op niet-verwijtbaarheid Planning: brief naar de Tweede Kamer voor het einde van 2020
3954 02-10-2019 - Evaluatie Wet aanpak schijnconstructies (Kamerstukken II, 2019-2020, 34 108, nr. 32) Verkenning naar de verrijking van meldingen van vermoedens van niet-naleving cao met extra informatie Planning: brief naar de Tweede Kamer voor het eind van 2020
3957 13-11-2019 - Kamervragen begroting 2020 SZW Met dit pensioenakkoord is onder andere vanaf 2020 structureel € 10 miljoen vrijgekomen om werkend Nederland te bewegen tijdig te investeren in duurzame inzetbaarheid, gezondheid, up to date houden van vaardigheden, vakmanschap en de organisatie van het werk. In het najaar wordt in overleg met sociale partners verdere invulling gegeven aan het meerjarige investeringsprogramma en daarmee aan de besteding voor de komende jaren. Uw Kamer wordt hierover in het eerste kwartaal van 2020 geïnformeerd. Planning: brief naar de Tweede Kamer na de zomer van 2020
3959 11-11-2019 - Stimuleren leren en ontwikkelen bij individuen en bedrijven (Kamerstukken II, 2019-2020, 30 012, nr. 123) Informeren Kamer vormgeving adviesgesprekken Planning: brief naar de Tweede Kamer najaar van 2020
3960 11-11-2019 - Stimuleren leren en ontwikkelen bij individuen en bedrijven (Kamerstukken II, 2019-2020, 30 012, nr. 123) Tussenevaluatie en eindevalutie tbv SLIM-regeling (Stimuleringsregeling leren en ontwikkelen in mkb-ondernemingen en specifiek voor de grootbedrijven in de landbouw-, horeca- en recreatiesector) worden gedeeld met de Kamer Planning: er komt een tussenevaluatie in 2023, de eindevaluatie volgt in 2025
3964 28-11-2019 - Begrotingsbehandeling SZW De Staatssecretaris wil kijken hoe gemeenten omgaan met ouders die geen recht hebben op kinderopvangtoeslag maar bij wie er sprake is van een sociaal-medische indicatie. Het onderzoek is uitbesteed en inmiddels gestart
3966 11-11-2019 - Evaluatie Wet verbeterde premieregeling (Kamerstukken II, 2019-2020, 32043, nr. 501) De Minister gaat met de toezichthouders en sector in gesprek over de follow-up van de evaluatie van de Wet verbeterde premieregeling Planning: brief naar de Eerste en Tweede Kamer uiterlijk 1 oktober 2020
3968 28-11-2019 - Voorzetting Begrotingsbehandeling SZW De Minister zegt toe om naar aanleiding van het manifest rouwverlof de rol van bedrijfsartsen, bedrijfsmaat-schappelijk werkers en de SVB i.r.t. rouwverlof nader te onderzoeken, en om de TK nader te informeren hoe het rouwverlof kan worden vormgegeven (GroenLinks en SP) Planning: brief naar de Tweede Kamer na de zomer van 2020
3969 28-11-2019 - Voorzetting Begrotingsbehandeling SZW De Minister zegt toe om in gesprek te gaan met de voorzitter van VNO NCW over het gebruik van zorgverlof (D66) Planning: brief naar de Tweede Kamer in het najaar van 2020
3970 28-11-2019 - Voorzetting Begrotingsbehandeling SZW De Minister zegt toe om te onderzoeken wat de omvang is van het probleem t.a.v. het concurrentiebeding en of er meer voorwaarden kunnen worden gesteld aan gebruik van het concurrentiebeding (D66, PvdA en VVD) Planning: brief naar de Tweede Kamer in het najaar van 2020
3973 28-11-2019 - Voorzetting Begrotingsbehandeling SZW De Staatssecretaris zegt toe bij wethouders van centrumgemeenten in de arbeidsmarktregio’s te vertellen over deze gedachte (gedachte die benoemd is in motie 46, die is ontraden). Zowel in de wethoudersbijeenkomst met de Staatssecretaris als in BO VNG met de Staatssecretaris is uitgesproken, dat gemeenten intensiever willen samenwerken met het UWV op de werkzoekendendienstverlening en het matchen in de arbeidsmarktregio. In de kabinetsreactie Borstlap zal na de zomer in worden gegaan op het idee van regionale werkloketten. Planning: begin september 2020
3974 28-11-2019 - Voorzetting Begrotingsbehandeling SZW De Staatssecretaris zegt toe in gesprek te gaan met de schuldeiserscoalitie over het bevorderen van het maatschappelijk verantwoord gedrag van webshops. Deze schuldeiserscoalitie wordt uitgenodigd om de deelnemers aan de brede schuldenaanpak hun aanpak toe te lichten. Daarnaast gaat de Staatssecretaris een gesprek organiseren via de aanspreekpunten voor webwinkels over gedragscodes Beoogd wordt de Kamer na de zomer te informeren: Planning: eind december 2020
3978 28-11-2019 - Voorzetting Begrotingsbehandeling SZW De Staatssecretaris zegt toe in de memorie van toelichting bij de wet Breed offensief duidelijk toe te lichten waar de passende objectieve normen voor de vrijlatingsregeling bij urenbeperking op gebaseerd zijn. De toezegging is verwerkt in de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel breed offensief. Het wetsvoorstel ligt inmiddels in de TK. Planning: december 2020
3981 Deze toezegging is opgenomen in de brief van 24-6-2019 van de Minister SZW en de Staatssecretaris FIN aan de Kamer met als titel: Toezicht Arbeidsrelaties Samenwerking Belastingdienst - Inspectie SZW inzake toezicht arbeidsrelaties (w.o. schijnzelfstandigheid). In 2018/2019 hebben BD en ISZW een samenwerkingsovereenkomst gesloten voor de structurele uitwisseling van rapporten/ gegevens. Dit vormt de basis voor de uitwisseling van rapporten op het terrein van arbeidsrelaties. In de tweede helft van 2019 wordt de samenwerking geformaliseerd in concrete samenwerkingsafspraken Op 6/2 heeft bij BD een gesprek plaatsgevonden ter ondertekening op korte termijn van het document «Gegevensuitwisseling Samenwerkingsverband Toezicht Arbeidsrelaties»
3982 De toezegging is opgenomen in de brief van Minister SZW en Staatssecretaris FIN van 24-6-2019 aan de Kamer inzake Toezicht arbeidsrelaties Samenwerking Belastingdienst - Inspectie SZW inzake toezicht arbeidsrelaties (w.o. schijnzelfstandigheid). In 2018/2019 hebben BD en ISZW een samenwerkingsovereenkomst gesloten voor de structurele uitwisseling van rapporten/ gegevens. Dit vormt de basis voor een nadere formalisering van werkafspraken op het terrein van arbeidsrelaties. De BD en ISZW zetten in op een gezamenlijk werkproces ter bevordering van de naleving van de juiste kwalificatie van de arbeidsrelatie. Het werkproces is gereed op 1 januari 2020. Het werkproces omvat een signaaluitwisseling en zoveel mogelijk gezamenlijke intelligence, handhaving, monitoring en rapportage over vermoedens van en geconstateerde gevallen van schijnzelfstandigheid. Na een jaar rapporteren BD en ISZW aan de Kamer over de activiteiten die in dit kader zijn verricht aan de hand van een aantal (specifieke) indicatoren. Zie ook ID 3981. Op 6/3 vond bij de BD en gesprek plaats over ondertekening samenwerkingsafspraken inzake uitwisseling signalen. De concretisering in de vorm van een inrichting werkproces zijn hierdoor vertraagd. Recentelijk is hiervoor binnen ISZW een projectleider (van APS/PSO) aangesteld. Het streven van BD en ISZW is rond de zomer (2020) de Kamer te informeren
3988 05-02-2020 - AO inburgering en integratie De Minister zegt toe dat hij voor de zomer terugkomt op de beleidsopties bij de verkenning bevolking 2050 De Kamer zal in begin 2021 worden geïnformeerd. In juni wordt een rapport met demografische varianten opgeleverd door het NIDI en het CBS. In september volgt het tweede en laatste rapport van het SCP (met input van PBL en CPB) met maatschappelijke projecties
3990 15-01-2020 - AO Arbeidsmarktbeleid De Tweede Kamer wordt in de volgende LLO-brief geïnformeerd over uitbreiding van scholingsmogelijkheden voor uitkeringsgerechtigden. Deze toezegging wordt meegenomen in de eerstvolgende brief over Leven Lang Ontwikkelen. Planning brief: najaar 2020 (exacte planning volgt nog)
3992 15-01-2020 - AO Arbeidsmarktbeleid De Minister zal de Tweede Kamer informeren over de uitwerking van de scenario’s voor de crisis en de toepassing van deeltijd-WW of werktijdverkorting Inmiddels verkeren we in een crisis en voert UWV de NOW-regeling uit. Voor het aflopen van de NOW-regeling (1 oktober) zal de Kamer worden geïnformeerd over het vervolg. Planning: 4e kwartaal 2020
3993 15-01-2020 - AO Arbeidsmarktbeleid De Minister gaat in overleg met sociale partners de opties verkennen of het verlagen van werkgeverslasten mensen zou kunnen helpen aan het werk te komen en informeert de Kamer hierover voor de zomer Eerste reactie op suggestie van het lid Stoffer meegenomen in de brief waarmee de evaluatie van het actieplan Perspectief voor vijftigplussers aan TK wordt aangeboden. Planning brief 4e kwartaal 2020
3996 07-11-2019 - AO Arbeidsongeschiktheid Onderzoeken doorstroom WGA naar IVA. In een brief wordt de Tweede Kamer op korte termijn geïnformeerd hoe we meer zicht kunnen krijgen over de doorstroom naar de IVA. UWV heeft onderzoek gedaan naar doorstroom van WGA naar IVA. Dit moet verwerkt worden in een Kamerbrief. Planning brief: 4e kwartaal 2020
3998 07-11-2019 - AO Arbeidsongeschiktheid Uitlooptermijnen uniformeren WIA. De Minister zegt aan het lid Weyenberg toe in de eerste helft 2020 de Tweede Kamer te informeren over het uniformeren van de uitlooptermijnen in de WIA SZW heeft een conceptvoorstel gedeeld met sociale partners. Zij reageren hier op korte termijn op. De Kamer zal mits sociale partners op tijd reageren voor de zomer worden geïnformeerd over eventuele vervolgstappen. Planning: 4e kwartaal 2020
3999 07-11-2019 - AO Arbeidsongeschiktheid Onderzoek beleving werknemer hybride markt. De Minister zal onderzoek doen naar de positie van werknemers in de hybride verzekeringsmarkt en informeert de Tweede Kamer na één jaar. De Tweede Kamer ontvangt op korte termijn een brief met de nadere uitwerking hiervan De Tweede Kamer is geïnformeerd middels een Kamerbrief over de onderzoeksopzet (Kamerstukken II, 2019-2020, 29 544, nr. 967). Inmiddels is contact opgenomen met de HIS om aanbestedingsprocedure van het onderzoek te starten. Planning verzenden onderzoek aan Tweede Kamer: eind 2020
4003 15-01-2020 - AO Arbeidsmarktbeleid In de volgende brief over Leven Lang Ontwikkelen wordt de Kamer geïnformeerd over de mogelijkheden om sneller het gebruiksgemak van de subsidieregeling STAP-budget in gang te zetten Planning: najaar 2020 brief naar de Tweede Kamer
4004 11-02-2020 - Stemmingen n.a.v. ingediende moties bij plenair debat n.a.v. Rapport WRR «Op hoofdlijnen van Toekomst van het betere werk» Minister komt met een routekaart voor LLO Planning: brief naar de Tweede Kamer najaar 2020
4005 11-02-2020 - Stemmingen n.a.v. ingediende moties bij plenair debat n.a.v. Rapport WRR «Op hoofdlijnen van Toekomst van het betere werk» Minister gaat zijn ambtenaren vragen aannames te expliciteren die bij de uitwerking van opties Borstlap worden gemaakt Wordt aan gewerkt. Knelpunt is check met Belastingdienst op uitvoerbaarheid van de beleidsvarianten
4006 11-02-2020 - Stemmingen n.a.v. ingediende moties bij plenair debat n.a.v. Rapport WRR «Op hoofdlijnen van Toekomst van het betere werk» In de kabinetsreactie zal specifiek worden ingegaan op wat de verschillende aanbevelingen van Borstlap betekenen voor de arbeidsmarktpositie van deze meest kwetsbare groepen Reactie wordt meegenomen in de kabinetsreactie op de Commissie Borstlap. Verzending volgt na de zomer
4012 05-03-2020 - TK Behandeling Wijziging wet Gemeentelijke Schuldhulpverlening t.b.v uitwisseling persoonsgegevens De Staatssecretaris zegt toe dat bij de uitvoering van experimenten (uitbreiding van het aantal signalen voor vroegsignalering) de Kamer wordt geïnformeerd. Daarbij zal altijd een toets van de Autoriteit Persoonsgegevens plaatsvinden. Vooralsnog zijn er geen concrete initiatieven voor experimenten. Experimenten worden mogelijk gemaakt via een ministeriële regeling die wordt voorgelegd aan de Autoriteit Persoonsgegevens. Planning: eind december 2020
4014 05-03-2020 - TK Behandeling Wijziging wet Gemeentelijke Schuldhulpverlening t.b.v uitwisseling persoonsgegevens De Staatssecretaris zegt toe dat in het voorjaar een reactie op het onderzoek naar de medewerking van schuldeisers aan schuldhulptrajecten komt, inclusief verplichte reactietermijnen. Hierin zal het verzoek van dhr. Peters over de reactietermijn van gemeenten bij het aanbieden van schuldhulpverlening worden betrokken. Het onderzoek naar medewerking schuldeisers minnelijke trajecten is 3 juni 2020 afgerond. Het wordt rond het einde van het zomerreces 2020 met een beleidsreactie aan de TK aangeboden. Planning: september 2020
4016 05-03-2020 - TK Behandeling Wijziging wet Gemeentelijke Schuldhulpverlening t.b.v uitwisseling persoonsgegevens De Staatssecretaris zegt toe dat uitwisseling van gegevens door hypotheekverstrekkers over achterstanden bij de betaling van hypotheken wordt geagendeerd bij het Samenwerkingsverband Brede Schuldenaanpak waaraan zowel gemeenten als banken deelnemen. Als gevolg van de coronacrisis is nog geen volgend SBS gepland. Als alternatief heeft (ambtelijk) overleg plaatsgevonden met de Nederlandse Vereniging van Banken (NVB) en de NVVK over vroegsignalering van schulden door banken en een experiment met de uitwisseling van hypotheekachterstanden. De NVB bespreekt dit nu eerst verder in de achterban. De TK wordt in de voortgangsbrief brede schuldenaanpak hierover geïnformeerd. Planning: begin september 2020
4019 25-05-2020 - TK de Initiatiefnota van de leden Segers en Marijnissen over een Actieplan arbeidsmigratie, de brief Aanpak misstanden arbeidsmigranten en de brief Integrale aanpak misstanden arbeidsmigranten De Minister geeft aan dat het Aanjaagteam werkt aan een centraal punt waar arbeidsmigranten relevante informatie kunnen vinden, ook over waar ze met een klacht terecht kunnen Planning: brief naar de Tweede Kamer na de zomer van 2020 (voor Prinsjesdag)
4020 25-05-2020 - TK de Initiatiefnota van de leden Segers en Marijnissen over een Actieplan arbeidsmigratie, de brief Aanpak misstanden arbeidsmigranten en de brief Integrale aanpak misstanden arbeidsmigranten De Minister heeft toegezegd aan het eind van het jaar de Kamer verder te informeren over de verkenning van bestuursrechtelijke bestuursverboden in de uitzendbranche Planning: brief naar de Tweede Kamer voor het einde van het jaar 2020
4021 19-12-2019 - TK Plenair debat over voortgang van de implementatie van het VN-verdrag inzake de rechten van personen met een handicap De Staatssecretaris zegt toe diverse regelingen op het gebied van werk, zoals de korting op sociale verzekeringen en de no-riskregeling, meer bekendheid te geven bij werkgevers en bij mensen met een beperking In de nota n.a.v. verslag Breed wetsvoorstel Breed Offensief is al aangegeven dat de Minister van SZW in het AO arbeidsongeschiktheid van 7 november 2019 reeds heeft toegezegd te onderzoeken hoe de bekendheid van de no-riskpolis vergroot kan worden. Dit loopt. De Staatssecretaris SZW heeft in deze nota aangegeven voornemens te zijn om adequate voorlichting te geven over de maatregelen uit dit wetsvoorstel en daarover af te stemmen met VNG. Dit zal zoveel mogelijk via bestaande kanalen van de betrokken partijen gebeuren. Planning: eind 2020
4022 19-12-2019 - TK Plenair debat over voortgang van de implementatie van het VN-verdrag inzake de rechten van personen met een handicap De Staatssecretaris zegt toe om te kijken of het verspreiden van goede voorbeelden in lopende initiatieven, zoals Schouders Eronder van Divosa, al voldoende geborgd is. Daarbij zegt Staatssecretaris SZW ook toe te kijken of er in de informatieverspreiding die periodiek naar gemeenten gaat vanuit SZW expliciet aandacht aan kan worden gegeven Er is specifieke kennis over de aanpak van schulden bij mensen met een lichte verstandelijke beperking verspreid via Schouders Eronder en hun partners. In een daarvoor geëigende brief kan de toezegging aan de Tweede Kamer op basis van deze informatie worden afgedaan. Planning: begin december 2020
4023 17-6-2020 - Notaoverleg Sociaal Minimum en kinderrechten Caribisch Nederland De Staatssecretaris heeft toegezegd om meer inzicht te krijgen in het aantal kinderen in Caribisch Nederland dat opgroeit in armoede (kwantitatief en kwalitatief). Dit is als eerder toegezegd aan de Eerste Kamer in relatie tot de reductiedoelstelling voor kinderen in armoede Om inzicht te krijgen in het aantal kinderen dat opgroeit in armoede zijn gesprekken gevoerd met het CBS. In het najaar, als de benodigde statistieken beschikbaar zijn, wordt de Tweede Kamer hierover geïnformeerd. Planning: eind 2021
4024 17-6-2020 - Notaoverleg Sociaal Minimum en kinderrechten Caribisch Nederland De Staatssecretaris heeft toegezegd om de Tweede Kamer in het najaar te informeren over de uitkomsten van het onderzoek naar de ruimte om het wettelijk minimumloon te verhogen en de vervolgstappen naar aanleiding van het onderzoek Beoogd wordt de Kamer in november te informeren. Planning: november 2020, 4e kwartaal 2020
4025 18-6-2020 - AO Armoede en Schuldenbeleid De Staatssecretaris zegt toe, samen met haar collega’s in het kabinet, in gesprek te gaan met de 15 burgemeesters die het kabinet in een manifest hebben opgeroepen tot een sociaal offensief Beoogd wordt de Kamer na het zomerreces te informeren. Planning: september 2020
4026 18-6-2020 - AO Armoede en Schuldenbeleid De Staatssecretaris zegt toe met Staatssecretaris Blokhuis (VWS) contact op te nemen om in gesprek te gaan met de gemeenten over signalen dat sekswerkers geen toegang hebben tot regelingen, zoals de P-wet Wordt geagendeerd tijdens regulier po Staatssecretaris VWS en Staatssecretaris SZW. Planning: brief naar de Tweede Kamer eind van het jaar 2020
4027 18-6-2020 - AO Armoede en Schuldenbeleid De staatssecretaris zegt toe de Tweede Kamer na de zomer te informeren over de stand van zaken van bestaande en nieuwe maatregelen van het kabinet om armoede- en schuldenproblematiek als gevolg van de coronacrisis te voorkomen (waaronder de uitkomsten van de rondetafelgesprekken Beoogd is de Kamer in het najaar te informeren. Planning: oktober 2020
4028 18-6-2020 - AO Armoede en Schuldenbeleid De Staatssecretaris bespreekt de brief van Stichting Zwerfjongeren met Staatssecretaris Blokhuis (VWS) Beoogd is de Kamer in het derde kwartaal 2020 te informeren. Planning: september 2020
4029 18-6-2020 - AO Armoede en Schuldenbeleid De Staatssecretaris bespreekt in het BO VNG (dat nog voor 9 juli plaatsvindt) het toepassen van maatwerk door gemeenten, o.a. bij de vier weken zoektermijn, de jongerennorm en de kostendelersnorm Deze toezegging is achterhaald. SZW en VWS subsidiëren project van Divosa voor handreiking maatwerk binnen Participatiewet bij vierweken zoekperiode, jongerennorm en kostendelersnorm. Handreiking is deze zomer gereed. Planning: augustus 2020
4030 18-6-2020 - AO Armoede en Schuldenbeleid De Staatssecretaris zegt toe haar best te doen een afspraak in te plannen voor 9 juli (vraag Van Brenk over afspraak die eerder is gepland met ouderenspecialisten van KBO-Brabant) en stuurt de vragen over eigen bijdrage Wet langdurige zorg door naar het Ministerie van VWS Afspraak (over ‘casus Karel’) heeft 6 juli jl. plaatsgevonden met Van Brenk, SZW (ASEA, PDV, pa stas), BZK en VWS
4031 29-6-2020 - WGO Inburgering De Minister zegt toe dat als onderdeel van het ondersteuningsprogramma met de VNG en Divosa er een brochure zal worden ontwikkeld voor raadsleden Dit is afgestemd met de VNG en Divosa. Naar verwachting zal dit eind 2020 worden afgerond
4032 29-6-2020 - WGO Inburgering De Minister zegt toe dat gemeenten inburgeraars zullen wijzen op het recht op een individueel gesprek, zonder partner De Kamer zal in het eerste kwartaal van 2021 worden geïnformeerd
4033 29-6-2020 - WGO Inburgering De Minister zegt toe dat in de eindevaluatie na vijf jaar per route de arbeidsparticipatie van de deelnemers in kaart zal worden gebracht De Kamer wordt hierover naar verwachting in 2026 geïnformeerd
4034 29-6-2020 - WGO Inburgering De Minister zegt toe dat in de evaluatie na drie jaar zal worden gekeken naar het aantal afschalingen of lage inschalingen om te kijken of de prestatiebekostiging een perverse prikkel heeft Deze toezegging wordt meegenomen als onderdeel van de evaluatie naar de betaalbaarheid. De evaluatie naar de betaalbaarheid zal drie jaar na inwerkingtreding van het stelsel worden opgeleverd. Daarna zal de Kamer worden geïnformeerd (2024)
4035 29-6-2020 - WGO Inburgering De Minister zegt toe bereid te zijn om een verkenning te laten uitvoeren naar de rol die een overheidsinspectie kan spelen bij het toezicht in het nieuwe stelsel. Deze wordt voor de inwerkingtreding van de wet naar de Kamer gestuurd De Kamer wordt voor het kerstreces geïnformeerd
4036 29-6-2020 - WGO Inburgering De Minister zegt toe om met mbo-instellingen in gesprek gaan om te kijken of er een oplossing mogelijk is voor de gevolgen van corona De Kamer zal voor 1 oktober 2020 worden geïnformeerd
4037 29-6-2020 - WGO Inburgering De Minister zegt toe dat het besluit inburgering en de regeling inburgering, zodra deze gereed zijn, met de Kamer gedeeld worden met de toezegging dat deze gewijzigd kunnen worden als de Kamer dat wil. Als er grote wijzigingen zijn in het stelsel n.a.v. de evaluatie na vijf jaar, zal de lagere regelgeving opnieuw aan uw Kamer worden gestuurd De alternatieve «voorhang»-procedure (eerste deel van de toezegging) zal plaatsvinden na verwerking van de uitkomsten van de consultatie in concept-besluit en regeling én nadat de MR met het concept-besluit heeft ingestemd. Streefdatum afhandeling februari 2021. Het tweede deel van de toezegging is een toezegging op de lange termijn (na evaluatie van nieuwe inburgeringsstelsel). Streefdatum afhandeling eind 2026
4040 29-6-2020 - WGO Inburgering De Minister zegt toe dat in de evaluatie na drie jaar ook de vraag wordt meegenomen hoe de financiële verdeling uitpakt voor plattelandsgemeenten Deze toezegging wordt meegenomen als onderdeel van de evaluatie naar de betaalbaarheid. De evaluatie naar de betaalbaarheid zal drie jaar na inwerkingtreding van het stelsel worden opgeleverd. Daarna zal de Kamer worden geïnformeerd (2024)
4042 24-6-2020 - Voortzetting AO Armoede- en Schuldenbeleid De Staatssecretaris zegt toe dat de Tweede Kamer deze zomer wordt geïnformeerd over de resultaten van een quick scan naar de toegankelijkheid van de Wsnp die de Minister voor Rechtsbescherming heeft laten uitvoeren De Quick Scan en de beleidsreactie worden in de zomer van 2020 verstuurd aan de Kamer. Planning: september 2020
4043 24-6-2020 - Voortzetting AO Armoede- en Schuldenbeleid De Staatssecretaris zegt toe om de suggestie van dhr. Renkema (GroenLinks) voor het toepassen van de noodstopprocedure door private schuldeisers in de geplande rondetafelgesprekken mee te nemen Beoogd is de Kamer in het vierde kwartaal 2020 te informeren. Planning: eind december 2020
4044 24-6-2020 - Voortzetting AO Armoede- en Schuldenbeleid De Staatssecretaris zegt toe de door mw. Van der Graaf (ChristenUnie) aangedragen problematiek rondom sekswerkers en benodigde (financiële) hulp te bespreken met de Staatssecretaris van VWS (Blokhuis) Planning: brief naar de Tweede Kamer einde van het jaar 2020
4045 24-6-2020 - Voortzetting AO Armoede- en Schuldenbeleid De Staatssecretaris zegt toe de vraag van mw. Van Brenk (50+) over de éénmalige keuze eigen bijdrage Wet langdurige zorg bij de SVB mee te nemen in het onderzoek naar de herziening inrichting stelsel van leefvormen De verkenning leefvormen wordt uiterlijk eind dit jaar afgerond en naar de kamer verstuurd. Planning: december 2020
4046 24-6-2020 - Voortzetting AO Armoede- en Schuldenbeleid De Staatssecretaris zegt toe om bij de Minister van BZK onder de aandacht te brengen dat vanuit de Tweede Kamer is gevraagd om een eerdere reactie op de motie over kwijtschelding gemeentelijke lasten en de vermogensnorm dan pas in het najaar Iom BZK. Ambtelijk BZK is geïnformeerd. Wellicht opnemen via beantwoording van Kamervragen nav VSO BZK over kwijtschelding gemeentelijke belastingen. Planning: augustus 2020
4047 24-6-2020 - Voortzetting AO Armoede- en Schuldenbeleid De Staatssecretaris zegt toe na te vragen of kwijtschelding van gemeentelijke lasten voor mensen op bijstandsniveau niet mogelijk is als je bent ingeschreven bij de Kamer van Koophandel Wordt meegenomen bij beantwoording Kamervragen VSO BZK over kwijtschelding gemeentelijke belastingen. Planning: augustus 2020
4048 24-6-2020 - Voortzetting AO Armoede- en Schuldenbeleid De Staatssecretaris zegt toe dat er namens het kabinet een reactie komt op het manifest van de 15 burgemeesters, waarin aandacht wordt gevraagd voor de tweedeling in de maatschappij en de toename van de kansenongelijkheid als gevolg van de coronacrisis Beoogd wordt de Kamer na het zomerreces te informeren. Planning: september 2020
4049 24-6-2020 - Voortzetting AO Armoede- en Schuldenbeleid De Staatssecretaris zegt toe om dhr. J. van Dijk (SP) te informeren over de datum van lancering van de hulplijn 115 ‘Schulden te lijf’ De hulplijn wordt deze zomer in gebruik genomen. De lancering met communicatiecampagne is gepland voor het najaar. Planning: november 2020
4050 15-6-2020 - Uitgaande brief ‘voortgangsbrief werken als zelfstandige' De hulplijn wordt deze zomer in gebruik genomen. De lancering met communicatiecampagne is gepland voor het najaar. Planning: november 2020 Planning: brief naar de Tweede Kamer na het zomerreces van de Kamer uiterlijk 1 oktober 2020
4052 17-6-2020 - AO ZZP Minister heeft toegezegd met Mariëtte Hamer in gesprek te gaan over het creëren van een positie voor ZZP’ers bij de SER en representatie ZZP in brede zin Planning: brief naar de Tweede Kamer einde van het jaar 2020
4058 6-7-2020 - Uitgaande brief Uitwerking pensioenakkoord Uw Kamer wordt na de zomer verder geïnformeerd over het Meerjarig investeringsprogramma duurzame inzetbaarheid en leven lang ontwikkelen Planning: brief naar de Tweede Kamer in het najaar van 2020
4059 6-7-2020 - Uitgaande brief Uitwerking pensioenakkoord Verkenning verdergaande keuzemogelijkheden in het pensioenstelsel Planning: brief en onderzoek naar de Tweede Kamer voor het einde van het jaar 2020
4060 6-7-2020 - Uitgaande brief Uitwerking pensioenakkoord Ik zal na de zomer een uitgebreidere reactie over het aanvalsplan witte vlek naar uw Kamer sturen Planning: brief naar de Tweede Kamer in het najaar van 2020
4061 6-7-2020 - Uitgaande brief Uitwerking pensioenakkoord Wetstraject uitwerking pensioenakkoord wordt opgestart. De beoogde inwerkingtredingsdatum is 1 januari 2022 Consultatie wetsvoorstel vernieuwing pensioenstelsel eind 2020. Planning: indiening wetsvoorstel Tweede Kamer in juni 2021
4062 6-7-2020 - Uitgaande brief Uitwerking pensioenakkoord Over de witte vlek, ik neem de aanbeveling van de Stichting van de Arbeid over om de uitzonderingsbepaling voor het uitzendwezen in de Pensioenwet op te heffen en in lijn te brengen met hetgeen wettelijk is bepaald voor de andere sectoren, en zal de Pensioenwet in die richting aanpassen Consultatie wetsvoorstel vernieuwing pensioenstelsel eind 2020. Planning: indiening wetsvoorstel Tweede Kamer in juni 2021
4063 6-7-2020 - Uitgaande brief Uitwerking pensioenakkoord De vier situaties genoemd in de brief van 6 juli 2020 zullen wettelijk worden vastgelegd als zijnde partnerrelaties in de Pensioenwet (uniformering partnerbegrip) Consultatie wetsvoorstel vernieuwing pensioenstelsel eind 2020. Planning: indiening wetsvoorstel Tweede Kamer in juni 2021
4064 6-7-2020 - Uitgaande brief Uitwerking pensioenakkoord Ik kan mij vinden in het advies van de Stichting over het nabestaandenpensioen en ben dan ook voornemens om het advies over te nemen. De wijzigingen van wet- en regelgeving die hierna worden benoemd, worden meegenomen in het wetstraject ter verbetering van het twee pijlerpensioenstelsel Consultatie wetsvoorstel vernieuwing pensioenstelsel eind 2020. Planning: indiening wetsvoorstel Tweede Kamer in juni 2021
4065 6-7-2020 - Uitgaande brief Uitwerking pensioenakkoord Bij indiening van het wetsvoorstel vernieuwing pensioenstelsel zal in gesprek met relevante partijen een ingroeipad naar het nieuwe stelsel worden vastgelegd Consultatie wetsvoorstel vernieuwing pensioenstelsel eind 2020. Planning: indiening wetsvoorstel Tweede Kamer in juni 2021
4066 6-7-2020 - Uitgaande brief Uitwerking pensioenakkoord Gegeven de zeer uitzonderlijke economische situatie waar we ons nu in bevinden, ben ik bereid om toe te zeggen dit jaar opnieuw gebruik te maken van mijn bevoegdheid om pensioenfondsen langer de tijd te geven aan de financiële eisen te voldoen Publicatie regeling in het najaar van 2020
4067 6-7-2020 - Uitgaande brief Uitwerking pensioenakkoord Het wetsvoorstel Bedrag ineens, RVU-heffing en verlofsparen zal naar verwachting voor het begin van het nieuwe parlementaire jaar bij uw Kamer ingediend worden. Voor de maatregel bedrag ineens ben ik voornemens om een minimuminvoeringstermijn te hanteren en deze maatregel een jaar later in werking te laten treden, dit in verband met de benodigde implementatietijd bij pensioenuitvoerders Planning: indiening wetsvoorstel voor Prinsjesdag 2020 naar de Tweede Kamer
4068 1-7-2020 - Uitgaande brief Verzamelbrief Kinderopvang In de kabinetsreactie op het advies ‘Prikken voor elkaar’ van de Commissie Vermeij is ten aanzien van de maatregel ‘Voorwaardelijke toegang tot de kinderopvang’ aangegeven dat het kabinet deze maatregel en de bijbehorende vraagstukken verder zal uitwerken. Het streven is om uw Kamer in het najaar van 2020 te informeren over de stand van zaken Er wordt binnen het Ministerie van SZW en het Ministerie van VWS gewerkt aan het uitwerken van de maatregel ‘Voorwaardelijke toegang tot de kinderopvang’ (nav het advies van de Commissie Vermeij) en de bijbehorende vraagstukken. Door de benodigde inspanningen bij zowel het Ministerie van VWS als het Ministerie van SZW om de coronacrisis het hoofd te bieden, is de verdere uitwerking van de vraagstukken enige tijd stil komen te liggen. Het streven is om de Kamer in het najaar van 2020 te informeren over de stand van zaken
4069 1-7-2020 - Uitgaande brief Verzamelbrief Kinderopvang De resultaten van de onderzoeken van LKK en de inspectie bieden voor mij aanleiding om te verkennen hoe de kwaliteit van de gastouderopvang en het toezicht (en daarmee ook de handhaving) beter kunnen worden geborgd. Daarbij is een belangrijk aandachtspunt dat beoogde verbeteringen in verhouding staan tot het bijzondere karakter van de gastouderopvang (kleinschalig en flexibel) én de toegankelijkheid van deze vorm van opvang. Daarnaast vind ik het van belang om in de verkenning de inzichten mee te nemen van zowel de overheidspartijen die betrokken zijn bij toezicht en handhaving als de vertegenwoordigende partijen van ouders, gastouders en gastouderbureaus. Aan het einde van dit jaar zal ik uw Kamer nader informeren over de opzet van de verkenning We streven ernaar om eind dit jaar, in december, de Kamer te informeren over de opzet van de verkenning
4072 14-7-2020 - Plenair debat inz. Pensioenen Minister zegt toe om in zijn reactie op het aanvalsplan witte vlek van de STAR ook specifieke aandacht te besteden aan de kleine werkgevers Planning: brief naar de Tweede Kamer in het najaar van 2020
4073 14-7-2020 - Plenair debat inz. Pensioenen Minister bevestigt dat voor pensioenfondsen in het nieuwe stelsel het ook mogelijk blijft om in WVP-regelingen een vaste uitkering aan te bieden Consultatie wetsvoorstel vernieuwing pensioenstelsel eind 2020. Planning: indiening wetsvoorstel Tweede Kamer in juni 2021
4074 14-7-2020 - Plenair debat inz. Pensioenen Minister zegt toe om met relevante organisaties (waaronder ouderenorganisaties) in overleg te treden over de vorm van inspraak bij het (collectief) invaren. Minister zal de TK hier na de zomer over informeren Planning: brief naar de Tweede Kamer uiterlijk 1 oktober 2020
4075 14-7-2020 - Plenair debat inz. Pensioenen De Minister zegt toe om ten behoeve van het wetgevingstraject extra onderzoek te doen naar de arbeidsmarkteffecten en eventuele schrijnende gevallen van het plan om huidige werknemers in bestaande DC-staffels te laten vallen Consultatie wetsvoorstel vernieuwing pensioenstelsel eind 2020. Planning: indiening wetsvoorstel Tweede Kamer in juni 2021
4076 14-7-2020 - Plenair debat inz. Pensioenen Minister zegt toe om in overleg te gaan met VCP Young om te kijken naar de meerwaarde van het pensioenlabel Planning: de Tweede Kamer wordt voor de zomer van 2021 geïnformeerd over de uitkomsten van het overleg met VCP Young
4077 14-7-2020 - Plenair debat inz. Pensioenen Minister zegt toe om in overleg met pensioenuitvoerders na te gaan hoe deelnemers beter ondersteund kunnen worden bij keuzes (bijvoorbeeld bedrag ineens, vast-variabel of hoog-laag) en of de wet op het financieel toezicht hierbij een beperking is Planning: brief naar de Tweede Kamer voor het einde van het jaar 2020
4078 6-7-2020 - Uitgaande brief inz. Voortgangsrapportage Actieplan Arbeidsmarktdiscriminatie 2018-2021 (Kamerstukken II, 2019-2020, 29 544, nr. 1018) De leden van Weyenberg en Peters hebben de Staatssecretaris verzocht een meldplicht in te stellen voor discriminerende verzoeken aan uitzendbureaus. Over de uitwerking hiervan wordt de Kamer na de zomer geïnformeerd Planning: brief naar de Tweede Kamer in oktober 2020
4079 14-7-2020 - Plenair debat inz. Pensioenen Minister zegt toe om twee elementen mee te nemen in de uitwerking van het nabestaandenpensioen (mensen die ZZP’er worden en zieke uittreders) Consultatie wetsvoorstel vernieuwing pensioenstelsel eind 2020. Planning: indiening wetsvoorstel Tweede Kamer in juni 2021
4080 14-7-2020 - Plenair debat inz. Pensioenen Minister zegt toe om de partnerdefinitie te bespreken met de pensioensector om ongewenste effecten van de partnerdefinitie (waarbij samenwonende onterecht als partner worden gezien) te voorkomen Consultatie wetsvoorstel vernieuwing pensioenstelsel eind 2020. Planning: indiening wetsvoorstel Tweede Kamer in juni 2021
4081 14-7-2020 - Plenair debat inz. Pensioenen De Minister heeft toegezegd dat bij de hoofdlijnenbrief omtrent de uitwerking van het voorstel voor de Stichting van de Arbeid over AOV ZZP tevens wordt ingegaan op een opt-outmogelijkheid voor vermogende zelfstandigen Beoogd is de Kamer eind 2020 te informeren. Planning: eind december 2020

Bijlage 4: Subsidieoverzicht

1 Eerlijk, gezond en veilig werk 220 241 124 0 0 0 0 n.t.b.1 20221
1 Actieprogramma DILLO 0 4.198 9.870 9.870 9.870 9.870 8.870 n.t.b.2 n.t.b.2
1 Stimuleringsregeling LLO in het MKB 0 1.414 90.856 49.400 49.356 49.400 106.967 2023 2024
1 STAP 0 0 0 202.497 202.101 202.551 202.275 n.t.b.2 n.t.b.2
1 NOW 0 14.538.875 4.808.400 207.375 0 0 0 3 2021
1 Loonkosten Caribisch Nederland 0 32.600 16.000 0 0 0 0 3 2021
1 NL leert door4 0 26.600 95.400 18.000 0 0 0 3 2021
1 TOFA 0 18.000 0 0 0 0 0 3 2020
1 MDI&EU 0 0 250.000 250.000 250.000 250.000 0 n.t.b.2 n.t.b.2
2 Sectorplannen 2.745 1.042 0 0 0 0 0 2020 2020 2019
2 Armoedeschulden 4.335 3.040 1.140 95 0 0 0 2018 2020 2019
2 Cofinanciering dienstverlening 6.061 8.000 0 0 0 0 0 2020 2019
2 Europees fonds meestbehoeftigen 90 100 100 0 0 0 0 2018 20205 2028
2 Regionale kansen kinderen 1.635 414 0 0 0 0 0 2018 2022 2022
4 Scholing jonggehandicapten6 13.174 13.300 13.300 13.300 13.300 0 0 2018 7 2023
5 Scholing en plaatsing oudere werklozen 6 0 0 0 0 0 0 2017 2017
5 Experimenten meer werk voor vijftigplussers 0 703 0 0 0 0 0 2020 2019
5 Ontwikkeladvies vijfenveertigplussers 10.707 4.800 0 0 0 0 0 2020 2020
6 Kanker en werkzoekenden 257 243 0 0 0 0 0 2020 2023
7 Versterking vaardigheden 4 0 0 0 0 0 0 2017 2020 2018
TOTAAL 39.234 14.653.570 5.285.190 750.537 524.627 511.821 318.112
  1. Als gevolg van corona hebben enkele projecten vertraging opgelopen en daarom wordt de einddatum van de subsidieregeling mogelijk aangepast. Aan de hand daarvan wordt het evaluatiejaar bepaald.
  2. Deze regelingen zijn nog niet definitief uitgewerkt. De einddatum en het evaluatiejaar worden nog bepaald.
  3. Alle regelingen in het corona-noodpakket worden gemonitord. Hierover wordt de Tweede Kamer regelmatig geïnformeerd. Daarnaast bekijken we hoe en wanneer de regelingen het beste geëvalueerd kunnen worden. Hierover informeren we de Tweede Kamer in het najaar.
  4. De subsidieregeling bestaat uit twee delen. Een deel ontwikkeladvies en een deel scholing. Het eerste deel is gepubliceerd.
  5. Jaarlijks wordt de ‘Annual Implementation Report’ met de Europese Commissie gedeeld.
  6. De volledige naam: Subsidieregeling voor scholing en re-integratie van personen met arbeidsbeperkingen en ernstige scholingsbelemmeringen (ESB-regeling). De regeling is met drie jaar verlengd tot eind 2023, zie de kamerbrief.
  7. De volgende evaluatie is afhankelijk van de toekomstige positionering van de ESB-regeling.
1 Arbeidsmarkt 1.657 3.038 2.769 2.860 2.758 2.745 2.345 2013 2020
2 Bijstand, Participatiewet en Toeslagenwet 21.412 35.982 23.249 20.565 14.522 13.424 13.361 2020
Subsidies algemeen: alle kinderen doen mee 10.904 10.079 11.431 13.780 10.000 10.000 10.000
Overige subsidies algemeen 7.447 22.791 8.704 3.671 1.408 247 247
SBCM 2.810 2.800 2.800 2.800 2.800 2.800 2.800
NIBUD 251 312 314 314 314 377 314
5 Werkloosheid 793 543 1.530 505 505 600 0 2016 2022
7 Kinderopvang 1.693 2.084 2.050 2.050 2.050 2.800 2.800 2015 2021
Algemeen 1.693 1.884 1.850 1.850 1.850 2.600 2.600
Caribisch Nederland 0 200 200 200 200 200 200
13 Integratie en maatschappelijke samenhang 12.503 16.736 15.618 8.932 8.582 8.582 8.582 2017 2022
Kennisinfrastructuur 2.746 2.736 2.736 2.600 2.250 2.250 2.250
Vluchtelingenwerk 1.030 1.084 1.032 1.032 1.032 1.032 1.032
Overig 8.727 12.916 8.050 1.500 1.500 1.500 1.500
Integratie en participatie 0 0 3.800 3.800 3.800 3.800 3.800
98 Algemeen 3.626 3.374 2.000 1.500 0 0 0
TOTAAL 41.684 61.757 47.216 36.412 28.417 28.151 27.088

Bijlage 5: Evaluatie- en overig onderzoek

1. Evaluatieonderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid
1a. Synthese-onderzoek of beleidsdoorlichting
Arbeidsmarkt 2019 2020
1b. Ex-ante onderzoek
Niet van toepassing
1c. Ex-durante en/of ex-post onderzoek
Evaluatie Wet flexibel werken 2020 2020
Evaluatie ESF-regeling Duurzame inzetbaarheid voor sectoren 2017 2020
Evaluatie arbeidsgerelateerde zorg 2020 2020
Evaluatie WIEG (artikel 1 en 6) 2019 2021
Laagste loonschalen in cao's 2019 2021
Evaluatie Loonkostenvoordelen 2021 2021
Evaluatie SLIM-regeling 2020 2025
2. Overig onderzoek
Haalbaarheidsonderzoek Brzo/risiconorm 2018 2020
Anoniem solliciteren 2019 2020
Werktijdverkorting 2018 2020
Nulmeting compensatie transitievergoeding bij bedrijfsbeëindiging 2019 2020
Individuele leer- en ontwikkelbudgetten: onderzoek naar het gebruik en naar effectieve (gedrags)interventies om gebruik te bevorderen 2020 2022
Actuele informatie inkomenseffecten coronacrisis 2020 2020
Aanvullende vragen NEA niet naleving WOR 2020 2020
Ervaringen van zorgverleners met de wet Arbeidsmarkt in Balans 2020 2020
Doorstart werknemers na faillisement werkgevers 2020 2021
Blootstelling aan gevaarlijke stoffen en gezondheidseffecten bij geitenhouders 2020 2021
Toekomstverkenning arbeid en zorg 2020 2021
Kwaliteitsverbetering representativiteitsgegevens 2020 2021
1. Evaluatieonderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid
1a. Synthese-onderzoek of beleidsdoorlichting
Bijstand, Participatiewet en Toeslagenwet 2019 2020
1b. Ex-ante onderzoek
MKBA kwetsbare jongeren 2019 2020
Monitor banenafspraak uit sociaal akkoord, nulmeting 2014 2024
1c. Ex-durante en/of ex-post onderzoek
Subsidieregeling armoede en schulden 2017 2020
Evaluatie perspectief op Werk 2019 2021
Evaluatie regeling tijdelijk scholingsbudget UWV 2019 2021
Monitoring transitie gemeenten als lerende organisaties 2020 2021
Evaluatie armoedemiddelen 2020 2021
Eindevaluatie ESF-regeling Actieve Inclusie 2016 2022
Tweejaarlijkse monitor Ambities en kinderarmoede 2020 2021
2. Overig onderzoek
Huishoudens in de rode cijfers 2020 2019 2020
Onderzoek kosten beschut werk 2020 2020
Haalbaarheidsstudie kennisadviesgroep voor gemeenten sturen op uitgaven Participatiewet 2020 2021
Vervolgonderzoek pilots participatie en zorg 2020 2022
Multidisciplinair onderzoek naar integrale aanpakken/vraaggerichte werkwijzen in sociaal domein 2020 2023
1. Evaluatieonderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid
1a. Synthese-onderzoek of beleidsdoorlichting
Arbeidsongeschiktheid 2022 2023
1b. Ex-ante onderzoek
Niet van toepassing
1c. Ex-durante en/of ex-post onderzoek
Effectenonderzoek WGA-dienstverlening 2019 2024
2. Overig onderzoek
Disability inclusion in OECD countries 2019 2020
1. Evaluatieonderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid
1a. Synthese-onderzoek of beleidsdoorlichting
Jonggehandicapten 2023 2024
1b. Ex-ante onderzoek
Niet van toepassing
1c. Ex-durante en/of ex-post onderzoek
Effectiviteit Wajong-dienstverlening 2020 2021
Monitor effect wetsvoorstel Wajong maatregelen 2021 2024
2. Overig onderzoek
Niet van toepassing
1. Evaluatieonderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid
1a. Synthese-onderzoek of beleidsdoorlichting
Werkloosheid 2021 2022
1b. Ex-ante onderzoek
Niet van toepassing
1c. Ex-durante en/of ex-post onderzoek
Effectevaluatie nieuwe dienstverlening WW (artikel 5 en 11) 2018 2021
2. Overig onderzoek
Niet van toepassing
1. Evaluatieonderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid
1a. Synthese-onderzoek of beleidsdoorlichting
Ziekte en zwangerschap 2021 2022
1b. Ex-ante onderzoek
Niet van toepassing
1c. Ex-durante en/of ex-post onderzoek
Evaluatie subsidieregeling Kanker en werkzoekenden 2020 2020
Evaluatie WIEG (artikel 1 en 6) 2019 2021
2. Overig onderzoek
Niet van toepassing
1. Evaluatieonderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid
1a. Synthese-onderzoek of beleidsdoorlichting
Pilot Kinderopvang 2020 2023
1b. Ex-ante onderzoek
Niet van toepassing
1c. Ex-durante en/of ex-post onderzoek
Subsidieregeling Versterking taal- en interactievaardigheden beroepskrachten en gastouders in de kinderopvang 2019 2020
Evaluatie Wet Harmonisatie Kinderopvang en Peuterspeelzaalwerk 2019 2020
Evaluatie Wet Innovatie en Kwaliteit Kinderopvang 2020 2021
2. Overig onderzoek
Landelijke Kwaliteitsmonitor Kinderopvang (LKK) 2017 2020
Gedragsexperiment verbetertraject terugvorderingsproblematiek KOT 2019 2020
Onderzoek sociaal-medische indicatie 2020 2020
Gebruikersonderzoek website www.veranderingenkinderopvang.nl 2020 2020
Programma Kwaliteit Kinderopvang (ZonMw) 2017 2021
Monitor bestuurlijke afspraken bereik peuters en inspanning gemeenten 2017 2021
Monitor implementatie IKK 2018 2021
Experiment meertalige dagopvang en meertalig peuterspeelzaalwerk 2018 2021
1. Evaluatieonderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid
1a. Synthese-onderzoek of beleidsdoorlichting
Niet van toepassing
1b. Ex-ante onderzoek
Niet van toepassing
1c. Ex-durante en/of ex-post onderzoek
Monitor doorwerken tot AOW leeftijd 2019 2021
Onderzoek beleidstheorie Tijdelijke subsidieregeling duurzame inzetbaarheid en eerder uittreden 2020 2020
Monitoring en evaluatie Tijdelijke subsidieregeling duurzame inzetbaarheid en eerder uittreden 2021 2025
2. Overig onderzoek
Verkenning leefvormen 2020 2020
Verkennend onderzoek 45 dienstjaren 2020 2021
Omvang witte vlek 2021 2022
1. Evaluatieonderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid
1a. Synthese-onderzoek of beleidsdoorlichting
Niet van toepassing
1b. Ex-ante onderzoek
Niet van toepassing
1c. Ex-durante en/of ex-post onderzoek Niet van toepassing
2. Overig onderzoek
De (financiële) positie van wezen 2020 2021
1. Evaluatieonderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid
1a. Synthese-onderzoek of beleidsdoorlichting
Tegemoetkoming ouders 2023 2024
1b. Ex-ante onderzoek
Niet van toepassing
1c. Ex-durante en/of ex-post onderzoek
Niet van toepassing
2. Overig onderzoek
Niet van toepassing
1. Evaluatieonderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid
1a. Synthese-onderzoek of beleidsdoorlichting
Uitvoering 2020 2021
1b. Ex-ante onderzoek
Niet van toepassing
1c. Ex-durante en/of ex-post onderzoek
Effectevaluatie nieuwe dienstverlening WW (artikel 5 en 11) 2018 2021
2. Overig onderzoek
Actieve opsporing van fraudemisstanden 2020 2025
1. Evaluatieonderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid
1a. Synthese-onderzoek of beleidsdoorlichting
Integratie en maatschappelijke samenhang 2022 2023
1b. Ex-ante onderzoek
Evaluatiekader programma Verdere Integratie op de Arbeidsmarkt (VIA) 2018 2020
Evaluatie VOI 2019 2020
1c. Ex-durante en/of ex-post onderzoek
Evaluatie ESS 2019 2021
Jaarraport Integratie 2020 2020 2020
Evaluatie KIS 2020 2021
2. Overig onderzoek
Survey Integratie Migranten 2020 2019 2021
Longitudinaal onderzoek cohort statushouders 1-01-2021 2016 2025
Monitoring arbeidsmarktintegratie van personen met een niet-westerse achtergrond 2020 2025

Bijlage 6: Lijst van afkortingen

ADR Auditdienst Rijk
AFM Autoriteit Financiële Markten
AIO Aanvullende Inkomensvoorziening Ouderen
AKW Algemene Kinderbijslagwet
Anw Algemene Nabestaandenwet / Nabestaandenfonds
AO Arbeidsongeschiktheid, of Algemeen Overleg
Aof Arbeidsongeschiktheidsfonds
AOV Algemene Ouderdomsverzekering Caribisch Nederland, of Arbeidsongeschiktheidsverzekering
AOW Algemene Ouderdomswet / Ouderdomsfonds
APF Algemeen Pensioenfonds
Arbo Arbeidsomstandigheden
ATW Arbeidstijdenwet
avv Algemeen verbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten
AWf Algemeen Werkloosheidsfonds
Awir Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen
AWW Algemene Weduwen- en Wezenverzekering Caribisch Nederland
AZC Asielzoekerscentrum
bbl Beroepsbegeleidende leerweg
Bbz Besluit bijstandsverlening zelfstandigen
BD Belastingdienst
BDFS Bijstandsdebiteuren- en fraudestatistiek
BES Bonaire, Sint-Eustatius en Saba (samen Caribisch Nederland)
Bikk Bijdrage in kosten kortingen
BKWI Bureau Keteninformatisering Werk en Inkomen
BMH Brede Maatschappelijke Heroverweging
BO Bestuurlijk overleg
BRP Basisregistratie Personen
Brzo Besluit risico’s zware ongevallen
Btw Belasting toegevoegde waarde (omzetbelasting)
BZ (Ministerie van) Buitenlandse Zaken
BZK (Ministerie van) Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
cao Collectieve arbeidsovereenkomst
CASS Administratief Centrum voor de sociale zekerheid van de Rijnvarenden
CBBS Claimbeoordelings- en borgingssysteem
CBS Centraal Bureau voor de Statistiek
CIZ Centrum Indicatiestelling Zorg
CJIB Centraal Justitieel Incassobureau
CKA Commissie Klachtenbehandeling Aanstellingskeuringen
CMD Common Mental Disorders
CN Caribisch Nederland (Bonaire, Sint Eustatius, Saba)
COA Centraal Orgaan opvang Asielzoekers
CPB Centraal Planbureau
CTE Chronische Toxische Encephalopathie
Ctgb College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden
CWIZO Commissie Werk, Inkomen, Zorg en Onderwijs
DC Defined Contribution
DG Directeur-generaal
DI Duurzame inzetbaarheid
Divosa Vereniging van directeuren van gemeentelijke sociale diensten
DNB De Nederlandsche Bank
DU Decentralisatieuitkering
DUO Dienst Uitvoering Onderwijs
DWSRA Dienstverlening Werkzoekenden en projecten Samenwerking en Regie Arbeidsmarkt
EBB Enquête Beroepsbevolking
EC Europese Commissie
EER Europese Economische Ruimte
EESSI Electronic Exchange of Social Security Information
EFMB Europees Fonds voor Meest Behoeftigen
EK Eerste Kamer
ELIP Einde lening inburgeringsplichtig
EMU Economische en Monetaire Unie
EPSCO Raad Werkgelegenheid, Sociaal Beleid, Volksgezondheid en Consumentenzaken
ESB-regeling Subsidieregeling scholing en re-integratie van personen met arbeidsbeperkingen en Ernstige Scholingsbelemmeringen
ESF Europees Sociaal Fonds
ESS Expertise-unit Sociale Stabiliteit
EU Europese Unie
EZK (Ministerie van) Economische Zaken en Klimaat
FIN (Ministerie van) Financiën
GGD Gemeentelijke of Gemeenschappelijke Gezondheidsdienst
GHOR Geneeskundige Hulpverleningsorganisaties in de Regio
havo Hoger algemeen voortgezet onderwijs
HIS Haagse Inkoop Samenwerking
HRM Human Resource Management
I&W (Minsterie) van Infrastructuur en Waterstaat
IB Inlichtingenbureau
IBO Interdepartementaal Beleidsonderzoek
IBPV Instelling voor bedrijfspensioenvoorziening
ICF Inspectie Control Framework
IKK Innovatie en Kwaliteit Kinderopvang
ILO International Labour Organization
IOAOW Inkomensondersteuning AOW-gerechtigden
IOAW Inkomensvoorziening Oudere en gedeeltelijk Arbeidsongeschikte werkloze Werknemers
IOAZ Inkomensvoorziening Oudere en gedeeltelijk Arbeidsongeschikte gewezen Zelfstandigen
IORP Europese Pensioenfondsrichtlijn
IOW Inkomensvoorziening Oudere Werklozen
ISN Islamitische Stichting Nederland
ISZW Inspectie SZW
IUSD Integratie-uitkering sociaal domein
IVA Inkomensvoorziening voor volledig en duurzaam arbeidsongeschikten
J&V (Ministerie van) Justitie en Veiligheid
Jeugd-LIV Tegemoetkoming verhoging minimumjeugdloon, of Minimumjeugdloonvoordeel
KB Koninklijk Besluit
KGU Koppeling gewerkte uren
KIS Kennisplatform Integratie en Samenleving
KOT Kinderopvangtoeslag
LCR Landelijke Cliëntenraad
LHBTI Lesbische vrouwen, homoseksuele mannen, biseksuelen, transgenders en intersekse personen
LIV Lage-inkomensvoordeel
LKK Landelijke Kwaliteitsmonitor Kinderopvang
LKV Loonkostenvoordeel
LLO Leven Lang Ontwikkelen
LNV (Ministerie van) Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
LRK Landelijk Register Kinderopvang en peuterspeelzalen
LSI Landelijke Stuurgroep Interventieteams
MAP Module Arbeidsmarkt en Participatie
MCKW Mobiliteitscentrum Kolenketen Westhaven
MCU Ministeriële Commissie Uitvoering
MDI&EU Maatwerkregeling duurzame inzetbaarheid en eerder uittreden
MEV Macro-economische Verkenning
MJP Meerjarenplan
Mkb Midden- en kleinbedrijf
MKBA Maatschappelijke Kosten-Batenanalyse
MR Ministerraad
MTO Medewerkerstevredenheidsonderzoek
NEA Nationale Enquête Arbeidsomstandigheden
Nibud Nationaal instituut voor budgetvoorlichting
NIDI Nederlands Interdisciplinair Demografisch Instituut
NT2 Nederlands als tweede Taal
NOW Tijdelijke Noodmaatregel Overbrugging voor Werkgelegenheid
NVB Nederlandse Vereniging van Banken
NVVK Branchevereniging voor schuldhulpverlening, sociaal bankieren en bewindvoering
OBR Overbruggingsregeling AOW
OCW (Ministerie van) Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
OECD Organisation for Economic Co-operation and Development
OPC Ouderparticipatiecrèche
OPS Organo Psycho Syndroom
OV Ongevallenverzekering Caribisch Nederland
PBL Planbureau voor de Leefomgeving
PIP Plan Inburgering en Participatie
PRK Personenregister Kinderopvang
PSA Psychosociale arbeidsbelasting
PWRI Pensioenfonds Werk en (Re-)Integratie
RBK Register Buitenlandse Kinderopvang
RBV Rijksbegrotingsvoorschriften
RCN Rijksdienst Caribisch Nederland (unit Sociale Zaken en Werkgelegenheid)
RI&E Risico-inventarisatie en -evaluatie
RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu
RIV-toets Toets op het re-integratieverslag
Roc Regionaal opleidingencentrum
RSO Rijksschoonmaakorganisatie
RVO Rijksdienst Voor Ondernemend Nederland
RVU Regelingen voor vervroegde uittreding
RvW Regeling van Werkzaamheden
RWT Rechtspersoon met een Wettelijke Taak
SBCM Stichting Beheer Collectieve Middelen
SCP Sociaal en Cultureel Planbureau
SDG Duurzame Ontwikkeldoelen (Sustainable Development Goals)
SEA Strategische Onderzoek- en Evaluatieagenda
SER Sociaal-economische Raad
Sfn Sectorfondsen
SG Secretaris-generaal
SLIM Stimuleringsregeling leren en ontwikkelen in mkb-ondernemingen
SNA Stichting Normering Arbeid
SSO Shared Service Organisatie
STAP Stimulering Arbeidsmarktpositie
STAR, of StvdA Stichting van de Arbeid
Stb. Staatsblad
Stcrt. Staatscourant
SUWI Structuur Uitvoeringsorganisatie Werk en Inkomen
SVB Sociale Verzekeringsbank
SVK Scenariostudie vormgeving kindvoorzieningen
Sw Sociale werkvoorziening
SZ Sociale Zekerheid
SZW (Ministerie van) Sociale Zaken en Werkgelegenheid
TAS Regeling Tegemoetkoming Asbestslachtoffers
TK Tweede Kamer
TNO Organisatie voor Toegepast Natuurwetenschappelijk Onderzoek
Tofa Tijdelijke Overbruggingsregeling Flexibele Arbeidskrachten
TOGS Tegemoetkoming Ondernemers Getroffen Sectoren COVID-19
Tozo Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers
TV Transitievergoeding
TW Toeslagenwet
Twv Tewerkstellingsvergunning
Ufo Uitvoeringsfonds voor de overheid
UPO Uniform Pensioenoverzicht
UWV Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen
VAO Verslag van een algemeen overleg
VCR Voortschrijdend Cumulatief Rekenen
VIA Verdere Integratie op de Arbeidsmarkt
VN Verenigde Naties
VNG Vereniging Nederlandse Gemeenten
VOI Veranderopgave inburgering
Vpb Vennootschapsbelasting
VSO Verslag schriftelijk overleg
Vut Vervroegde uittreding
VVE Voor- en vroegschoolse educatie
vwo Voorbereidend wetenschappelijk onderwijs
VWS (Ministerie van) Volksgezondheid, Welzijn en Sport
WAA Wet Aanpassing Arbeidsduur
Waadi Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs
Wab Wet arbeidsmarkt in balans
WagwEU Wet arbeidsvoorwaarden gedetacheerde werknemers in de Europese Unie
Wajong Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten
Wamil Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening militairen
WAO Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering
Was Wet aanpak schijnconstructies
WAU Werkagenda voor de uitvoering
Wav Wet arbeid vreemdelingen
WAZ Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering Zelfstandigen
WAZO Wet Arbeid en Zorg
WGA Regeling Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten
WGO Wetgevingsoverleg
Whk Werkhervattingskas
Wi2013 Wet inburgering 2013
WIA Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen
Wib Wet inburgering
Wibo Wet invoering betaald ouderschapsverlof
WIEG Wet Invoering Extra Geboorteverlof
WKB Wet op het Kindgebonden Budget
Wko Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen
Wlz Wet langdurige zorg
Wml Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag / Wettelijk minimumloon
WODC Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum
WOL Werken op locatie
WOR Wet op de Ondernemingsraden
WRR Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid
Wsnp Wet schuldsanering natuurlijke personen
Wsw Wet sociale werkvoorziening
Wtcg Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten
Wtl Wet tegemoetkomingen loondomein
WVP Wet verbeterde premieregeling
WW Werkloosheidswet
Wwz Wet werk en zekerheid
ZBO Zelfstandig Bestuursorgaan
ZEZ Regeling Zelfstandig En Zwanger
ZonMw Nederlandse organisatie voor gezondheidsonderzoek en zorginnovatie
ZV Ziekteverzekering Caribisch Nederland
ZW Ziektewet
zzp Zelfstandige zonder personeel

  1. __Zie de Kamerbrief opzet beleidsdoorlichting art. 11 begroting SZW en evaluatie wet SUWI. ↩︎

  2. __Het aandeel van de bevolking van 15 tot 75 jaar met betaald werk voor ten minste een uur per week.↩︎

  3. __Het aandeel van de bevolking van 15 tot 75 jaar zonder betaald werk, die recent naar werk hebben gezocht en daarvoor direct beschikbaar zijn. Bij betaald werk gaat het om werkzaamheden ongeacht de arbeidsduur.↩︎

  4. __In de begroting is gerekend met de raming van de nominale zorgpremie van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Deze raming valt in 2021 € 6 lager uit dan de raming van het CPB. Een onderbouwing van de raming van het ministerie van VWS is opgenomen in de begroting van het ministerie van VWS.↩︎

  5. __Het model berekent uit dit bruto inkomen vervolgens het netto inkomen (het bruto inkomen min de sociale premies en belastingen, rekening houdend met de specifieke aftrekposten van het huishouden). Door het netto inkomen te verrekenen met de zorgkosten, eventuele toeslagen, kinderbijslag en de netto kosten van kinderopvang, wordt het besteedbaar inkomen bepaald. Ten slotte kan de procentuele verandering van het besteedbaar inkomen tussen jaar t en t+1 worden berekend, gecorrigeerd voor inflatie. Dat is de koopkrachtmutatie die wordt gerapporteerd.↩︎

  6. __De staarten zijn afgekapt op het 5e en 95e percentiel, omdat de raming van het minimum en maximum onnauwkeurig is.↩︎

  7. __De cijfers in de hier gepresenteerde boxplot wijken op enkele punten licht af (maximaal +0,1%-punt) van de koopkrachtcijfers die het CPB presenteert door gebruik van raming van de nominale zorgpremie en inkomensafhankelijke bijdrage Zvw van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en door opwaartse bijstelling van de intensivering van de bedragen kindgebonden budget per kind vanaf het derde kind t.o.v. MEV-raming CPB.↩︎