[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [šŸ§‘mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [šŸ” uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over Besluit energie vervoer

Wijziging van de Wet milieubeheer in verband met de implementatie van Richtlijn (EU) 2015/1513 van het Europees Parlement en de Raad van 9 september 2015 tot wijziging van Richtlijn 98/70/EG betreffende de kwaliteit van benzine en dieselbrandstof en tot wijziging van Richtlijn 2009/28/EG ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen alsmede in verband met de operationalisering van de reductieverplichting uit Richtlijn 98/70/EG betreffende de kwaliteit van benzine en dieselbrandstof

Inbreng verslag schriftelijk overleg

Nummer: 2020D33216, datum: 2020-09-01, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiƫle HTML versie (nds-tk-2020D33216).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2020Z11012:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (šŸ”— origineel)


2020D33216 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Binnen de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat hebben verschillende fracties de behoefte om vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat over het ontwerp Wijziging Besluit energie vervoer (Kamerstuk 34Ā 717, nr.Ā 27) en haar brief Update implementatie RED2: aanbieden integrale ketenanalyse biobrandstoffen, rapportage energie vervoer 2019 en wijziging Besluit energie vervoer 2021 (Kamerstuk 32Ā 813, nr.Ā 553).

De voorzitter van de commissie,
Agnes Mulder

De adjunct-griffier van de commissie,
Rijkers

Inhoudsopgave blz.
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties 2
Inleiding 2
VVD-fractie 2
CDA-fractie 3
D66-fractie 3
GroenLinks-fractie 3
SP-fractie 5

I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Inleiding

De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de stukken ten behoeve van het schriftelijk overleg over het Ontwerpbesluit ter wijziging van het besluit energie vervoer en hebben nog enkele opmerkingen en vragen.

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van het ontwerpbesluit en hebben nog enkele vragen.

De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het ontwerpbesluit en hebben aanvullende vragen.

De leden van de GroenLinks-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het ontwerpbesluit. Deze leden maken zich zorgen over de mondiale gevolgen en twijfelen sterk aan de praktische implementatie van handhaving en toezicht. Deze leden hebben dan ook vragen en opmerkingen bij het ontwerpbesluit.

De leden van de SP hebben kennisgenomen van voorliggend ontwerpbesluit. Zij stellen de volgende vragen.

VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie merken op dat de biobrandstoffensector getroffen is door de coronacrisis. Waar nu langzaam sprake is van herstel, is het van belang dat dit herstel blijft doorzetten. Deze leden vinden het van belang dat de sector een kans wordt geboden zich uit deze crisis te werken en zich verder te ontwikkelen.

De leden van de VVD-fractie lezen dat de jaarverplichting voor 2021 stijgt van 16,4% naar 17,5%. Deze leden vragen de Staatssecretaris in overweging te nemen dit percentage te verhogen. Dit heeft namelijk een positief effect op de markt. Is de Staatssecretaris van plan, rekening houdend met de coronacrisis en de enorme dip die deze sector heeft gehad, het percentage verder te verhogen? Zo nee, wat is de reden om dit niet te doen? Het verhogen van het percentage heeft namelijk ook een positief effect op het behalen van klimaatdoelen.

De leden van de VVD-fractie lezen dat het gebruik van conventionele brandstoffen momenteel een limiet van 5% kent en dat dit ook voor 2021 wordt voorgesteld. Deze leden zijn van mening dat dit een juiste keuze is gelet op het behouden van stabiliteit in de markt. Het verder verlagen van dit percentage heeft een negatief effect. Deze leden raden het dan ook af om op dit moment het percentage te verlagen.

CDA-fractie

De leden van de CDA-fractie vragen de Staatssecretaris wat het effect van de coronacrisis is geweest op het verbruik van benzine, diesel en biobrandstoffen. In hoeverre is hier sprake van een trendbreuk met voorgaande jaren? Wat is het effect van de coronacrisis op de voorgestelde jaarverplichting in het ontwerpbesluit energie vervoer 2021?

De leden van de CDA-fractie lezen dat in het ontwerpbesluit een jaarverplichting van 17,5% wordt voorgesteld. Wat is de reactie van de Staatssecretaris op de veronderstelling dat het verbruik van hernieuwbare bronnen lager uitvalt dan voorzien doordat de jaarverplichting relatief is, waardoor het verbruik in absolute aantallen daalt? Is de Staatssecretaris bereid hier iets aan te doen?

De leden van de CDA-fractie lezen dat er een limiet wordt voorgesteld op conventionele biobrandstoffen van 5% in 2021. Kan de Staatssecretaris dit nader toelichten? Waarom is de limiet die de Europese Unie (EU) voorschrijft 7% en wordt in Nederland een limiet van 5% voorgesteld? Is er een verschil in de groep grondstoffen waarvoor een limiet geldt zoals deze is geregeld in het Klimaatakkoord en de limiet van 5%, zoals voorgesteld in onderhavig ontwerpbesluit? Zo ja, wat zijn deze verschillen?

D66-fractie

De leden van de D66-fractie vragen hoe de staatsecretaris kijkt naar de toekomstige inzet van conventionele biobrandstoffen bij Nederlandse tankstations. Ook vragen deze leden wat de verwachte kosten zijn per gereduceerde ton CO2 van biobrandstoffen en elektrisch rijden? Welke rol speelt elektrisch rijden in het besluit hernieuwbare energie vervoer?

De leden van de D66-fractie vragen de Staatssecretaris wat de impact is van biobrandstoffen op de luchtkwaliteit in vergelijking met fossiele brandstoffen. Wordt hier nog nader onderzoek naar gedaan? Wordt rekening gehouden met de lokale en regionale effecten bij het onderzoeken naar de impact op de luchtkwaliteit van zowel biobrandstoffen als fossiele brandstoffen?

De leden van de GroenLinks-fractie vinden dat ons klimaatbeleid zo snel mogelijk moet leiden tot emissievrije mobiliteit. Dat is goed voor het klimaat en goed voor de luchtkwaliteit. Het verbranden van een andere brandstof in dezelfde motoren is als stap onvoldoende. Het draagt weinig bij aan de vermindering van emissies en kan met emissies elders het klimaatprobleem zelfs erger maken. Bovendien lopen we het risico dat we verdere vervuiling, natuurvernietiging en ongewenste wijzigingen van landgebruik en andere sociale en politieke problemen elders in de wereld aanjagen.

De leden van de GroenLinks-fractie willen niet dat een administratieve, papieren oplossing hier leidt tot meer problemen elders. Deze leden vrezen dat een nieuwe brandstofinfrastructuur met forse investeringen en lock-in’s niet bijdraagt aan een snelle uitfasering van brandstofmotoren. Deze leden zijn dan ook kritisch op het doel van het ontwerpbesluit: het vergroten van het percentage bijgemengde biobrandstof voor wegvoertuigen.

De leden van de GroenLinks-fractie menen dat de schaarse biobrandstoffen die aan strenge duurzaamheidscriteria voldoen, vooral daar moeten worden ingezet waar emissievrije aandrijving nog geen optie is, zoals in de luchtvaart.

De leden van de GroenLinks-fractie zijn van mening dat het huidige certificerings-, controle- en handhavingsinstrumentarium nog onvoldoende is ontwikkeld om fraude in Nederland of het buitenland en andere misstanden met afdoende zekerheid te voorkomen. Deze leden zijn dan ook van mening dat een afdoende stevig stelsel voor certificering, fraudeopsporing en handhaving een voorwaarde is alvorens we (meer) biobrandstoffen kunnen bijmengen. De door de Staatssecretaris uitgesproken ambities om het toezicht te verscherpen en zich ook Europees in te zetten zijn bemoedigend. Deze leden zijn blij dat de Staatssecretaris hiermee erkent dat toezicht nu tekort schiet. Deze leden zijn tevens van mening dat een degelijke volgordelijkheid van beleid nodig is, waarbij het toezichtstelsel niet achteraf kan worden toegevoegd als nu al duidelijk is dat het tekortschiet. De ernstige fraudegevallen in het recente verleden bewijzen dat. Deze leden vragen de Staatssecretaris dan ook om een stijging van de bijmengpercentages minimaal te bevriezen tot het toezichtinstrumentarium op orde is.

De leden van de GroenLinks-fractie twijfelen ook aan de mogelijkheid om met particuliere certificeringsinstituten vanuit de sector voldoende garanties voor de geleverde brandstoffen te verkrijgen. Het in het Klimaatakkoord afgesproken integrale duurzaamheidskader, dat de criteria moet vaststellen die vervolgens moeten worden gecertificeerd, is nog niet eens af. Ook dit is, wat deze leden betreft, een belangrijke voorwaarde. Deze leden vinden ook hier de volgordelijkheid verkeerd en zij vinden een verhoging van de bijmenging daarom nog niet aan de orde.

De leden van de GroenLinks-fractie willen benadrukken dat de hele operatie van een forse verhoging van de bijmenging, inclusief certificering en handhaving, alleen reƫel is, als dit ook tot een flinke afname van de klimaatschadelijke emissies leidt, zonder grote negatieve effecten elders voor mens en milieu. Deze leden zijn er niet van overtuigd dat dit kan. Deze leden willen een stop op conventionele biobrandstoffen zoals oliƫn, vetten en alcohol uit landbouwgewassen. De nadelen, variƫrend van twijfelachtige klimaatwinst tot natuurvernietiging en schending van mensenrechten, wegen te zwaar. Ook de Sociaal Economische Raad (SER) sprak zich uit tegen biobrandstoffen uit landbouwgewassen en de klimaattafels hebben afgesproken dat het percentage niet mag groeien. De Kamer heeft tenslotte meerdere moties aangenomen die oproepen tot terughoudendheid bij bijmengverplichtingen. Met een maximaal aandeel van 5% conventionele biobrandstoffen en een huidig percentage van 1,2%, kan dit ontwerpbesluit dus leiden tot een verviervoudiging. Eerder afgesproken maxima hoeven we niet ook op te vullen, als er nog volvoldoende garanties zijn over de herkomst.

De leden van de GroenLinks-fractie pleiten voor een duurzaamheidskader dat voedselgewassen zoveel mogelijk uitsluit. Daarmee hoeft het maximale bijmengpercentage van conventionele biobrandstoffen wat deze leden betreft, niet te groeien. Is de Staatssecretaris bereid het ontwerpbesluit op dit punt aan te passen en in lijn te brengen met de wensen van deze leden?

De leden van de GroenLinks-fractie merken op dat de grote fraude met biobrandstoffen gebruikt frituurvet (UCO) als basis had. Deze leden zijn er niet van overtuigd dat deze reststroom in zulke grote hoeveelheden beschikbaar gemaakt kan worden dat dit leidt tot een significante stroom zonder klimaatschade. Deze oliĆ«n hadden ook voordat de vraag naar bijmengbrandstoffen door wetgeving werd gecreĆ«erd, een zinvolle bestemming voor bijvoorbeeld cosmetica. De kunstmatige vraag door de wettelijke bijmengverplichting leidt ertoe dat deze restromen meer waard worden dan de oliĆ«n voor voedsel. De fraudedruk neemt daarmee immens toe. Bovendien moeten de sectoren die eerst de afgewerkte frituurvetten gebruikten, overschakelen op niet-gecertificeerde oliĆ«n uit de landbouw, palmolie of andere oliĆ«n die we juist niet wilden bevorderen. Alle nadelen en risico’s van deze brandstoffen ontstaan dan alsnog, vermeerderd met het grote frauderisico. Deze leden pleiten ervoor om het maximaal verplichte bijmengpercentage zo laag mogelijk vast te stellen.

De leden van de GroenLinks-fractie zijn niet principieel tegen het ontwikkelen van alternatieve brandstoffen. Juist voor sectoren die voorlopig nog niet op elektrisch kunnen overstappen, zoals de luchtvaart, hebben we CO2-arme of CO2-vrije brandstoffen nodig. Het ontwikkelen van geavanceerde brandstoffen en het creƫren van een infrastructuur en een wettelijke basis is hiervoor nodig, maar de technische mogelijkheden om het wegverkeer volledig elektrisch te laten rijden maken onderhavig ontwerpbesluit eerder een hinder voor verdere verduurzaming van onze mobiliteit, dan een stap voorwaarts. Zonder duurzaamheidsgaranties, met een degelijk handhavingsstelsel, doet dit ontwerp meer kwaad dan goed. Deze leden verzoeken de Staatssecretaris om dit eerst op orde te brengen alvorens nieuwe bijmengpercentages voor te stellen.

SP-fractie

De leden van de SP-fractie menen dat er fors ingezet moet worden op de verduurzaming van vervoer en daarmee ook van brandstoffen. Deze leden zijn echter ook van mening dat er geen voedselgewassen ingezet mogen worden om als biobrandstof te dienen, zoals door een meerderheid van de Tweede Kamer en de SER gesteld. Waaruit bestaat het aandeel voedselgewassen in 2020? Waarom wordt dit percentage uitgangspunt voor de komende jaren, in plaats van een verbod op dit verbruik? Deze leden uiten hun zorgen over de beschikbaarheid van duurzame bronnen, zoals echte afvalstromen. Is de Staatssecretaris bereid de maximale limiet voor conventionele biobrandstoffen vast te leggen op 0%, wat in lijn zou zijn met het recente SER-advies? Kan de Staatssecretaris dit toelichten? Ook wanneer gekeken wordt naar de gehele keten, begrijpen deze leden niet waarom 2020 als uitgangspunt wordt genomen. Ook hier dienen de ambities veel forser te zijn. Kan de Staatssecretaris reageren op de spagaat tussen het verhogen van de bijmengverplichting en het garanderen van een duurzame herkomst? Het kan immers niet zo zijn dat er elders op de wereld bossen worden gekapt, lokale bevolking wordt verjaagd of onder druk wordt gezet en landbouwgrond voor lokale voedselproductie wordt aangetast om plaats te maken voor het verbouwen van onze biobrandbrandstoffen. Hoe beoordeelt de Staatssecretaris de zorgen en de kritiek die door verschillende adviesorganen zijn geuit dat het toezicht nu niet voldoende gegarandeerd kan worden en fraude in de internationale keten op de loer ligt? Hoe gaat de Staatssecretaris goed toezicht en voldoende controle garanderen? Hoe kijkt de Staatssecretaris aan tegen het advies van onder andere de milieubeweging om de jaarverplichting 2021 niet te laten stijgen tot deze zaken afdoende zijn geregeld? Hoe kan de Staatssecretaris garanderen dat de echte duurzame stromen voldoende zullen zijn om aan de stijgende verplichting te kunnen voldoen?

De leden van de SP-fractie menen dat het percentage conventionele biobrandstoffen, dat niet als echt duurzaam beoordeeld kan worden, nu absurd hoog is vastgesteld. Waarom wordt dit niet verlaagd dan wel op nul gezet? Ook dit wordt door het recente SER-advies als norm gesteld. Kan de Staatssecretaris hierop reageren?

De leden van de SP-fractie menen dat inzetten op de productiekant, dat wil zeggen het maken van betaalbare emissieloze auto’s, te weinig van de grond komt. Hoe gaat de Staatssecretaris zich daarvoor inspannen? Verder merken deze leden op dat door meer te investeren in goed en betaalbaar openbaar vervoer, minder autoverkeer nodig zal zijn. Hoe verhoudt de ambitie van deze Staatssecretaris zich tot het beleid van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, die niet of nauwelijks inzet op regionale verbindingen?