Verslag van een schriftelijk overleg o.a. de geannoteerde agenda Raad voor Concurrentievermogen 18 september 2020
Raad voor Concurrentievermogen
Verslag van een schriftelijk overleg
Nummer: 2020D34541, datum: 2020-09-11, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-21501-30-499).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: W.J.T. Renkema, voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat (Ooit GL kamerlid)
- Mede ondertekenaar: I. van Tilburg, adjunct-griffier
Onderdeel van kamerstukdossier 21501 30-499 Raad voor Concurrentievermogen.
Onderdeel van zaak 2020Z16007:
- Indiener: M.C.G. Keijzer, staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat (2017-2024)
- 2020-09-17 14:45: Aanvang middagvergadering: Extra regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2020-09-22 16:30: Procedurevergadering (videoverbinding) (Procedurevergadering), vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat (2017-2024)
- 2020-10-15 12:00: Raad voor Concurrentievermogen (informeel) op 23 oktober 2020 (videoconferentie) (inbreng schriftelijk overleg geannuleerd) (Inbreng schriftelijk overleg), vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat (2017-2024)
- 2020-11-12 12:00: Raad voor Concurrentievermogen (Interne markt en industrie) 19-20 november 2020 (Algemeen overleg), vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat (2017-2024)
- 2021-04-14 14:10: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2019-2020 |
21 501-30 Raad voor Concurrentievermogen
Nr. 499 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 11 september 2020
De vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat over de brief van 2 september 2020 over de geannoteerde agenda Raad voor Concurrentievermogen 18 september 2020 (Kamerstuk 21 501-30, nr. 497), over de brief van 24 augustus 2020 over het verslag informele Raad voor Concurrentievermogen van 21 juli 2020 (Kamerstuk 21 501-30, nr. 498), over de brief van 16 juli 2020 over antwoorden op vragen commissie over o.a. de geannoteerde agenda Raad voor Concurrentievermogen over onderzoek en innovatie op 21 juli 2020 (Kamerstuk 21 501-30, nr. 496), over de brief van 14 juli 2020 over het verslag videoconferentie Raad voor Concurrentievermogen 12 juni 2020 (Kamerstuk 21 501-30, nr. 495), over de brieven van 17 april 2020 over het Fiche: Mededeling lange-termijnactieplan betere implementatie en handhaving interne-marktregels en het Fiche: Mededeling over de Europese mkb-strategie (Kamerstuk 22 112, nrs. 2864 en 2863).
De vragen en opmerkingen zijn op 7 september 2020 aan de Minister van Economische Zaken en Klimaat voorgelegd. Bij brief van 10 september 2020 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie,
Renkema
De adjunct-griffier van de commissie,
Van Tilburg
Vragen en opmerkingen vanuit de fractie en reactie van de bewindspersoon
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda van de Raad voor Concurrentievermogen op 18 september. Aan de hand hiervan hebben zij nog enkele opmerkingen en vragen.
De leden van de VVD-fractie lezen dat de Commissiemededeling over belemmeringen op de interne markt geen concrete voorstellen voor vervolgstappen bevat. Deze leden vragen hoe het formuleren van concrete acties vorm gaat krijgen, aan welke acties gedacht wordt en welke rol Nederland hierin gaat vervullen. Op welke termijn verwacht de Staatssecretaris dat er concrete acties kunnen worden genomen om de belemmeringen weg te nemen? Zal dit voornamelijk op nationaal of Europees niveau plaatsvinden? In hoeverre verwacht de Staatssecretaris dat de uitdagingen te overkomen zijn?
De conceptraadsconclusies bevatten een oproep aan de Commissie om uiterlijk 15 januari 2021 een strategisch rapport te presenteren dat ingaat op het wegnemen van belemmeringen op de interne markt, de voortgang van het Actieplan implementatie en handhaving, en het weerbaarder maken van de interne markt. Het wegnemen van nog aanwezige belemmeringen in de interne markt is overigens niet eenvoudig. Zoals het rapport over belemmeringen van de Europese Commissie laat zien hebben veel belemmeringen te maken met procedures in lidstaten of verschillen tussen nationale stelsels. Ook zitten belemmeringen vaak in gebrekkige toepassing of handhaving van interne-marktregels.
De recent opgerichte Taskforce Interne-markthandhaving heeft tijdens de crisis gewerkt aan het wegnemen van belemmeringen die werden veroorzaakt door maatregelen die lidstaten namen in de crisis maar die een goed werkende interne markt in de weg stonden.
Het kabinet beoogt om zowel binnen genoemde taskforce als bij het vormgeven van het strategisch rapport de komende maanden een actieve rol te spelen. Hiervoor treed Nederland herhaaldelijk in contact met de Commissie en wordt samengewerkt met gelijkgestemde lidstaten.
De leden van de VVD-fractie lezen dat de lidstaten worden opgeroepen om internet-marktregels te handhaven, belemmeringen weg te nemen, en maatregelen te nemen die bijdragen aan economisch herstel. In hoeverre voldoet Nederland aan deze oproep? Is er sprake van bepaalde noodzakelijke hervormingen in Nederland die bijdragen aan het beter functioneren van de interne markt? Verder lezen deze leden dat de Staatssecretaris de komende maanden zal werken aan de beïnvloeding van het proces aangaande het formuleren van vervolgacties. Op welke manier geeft de Staatssecretaris hier vorm aan?
Het kabinet is pleitbezorger van het verbeteren van de implementatie en handhaving van interne marktregels, en het wegnemen van belemmeringen op de interne markt. Het kabinet geeft hier vorm aan door ook op nationaal niveau op alle beleidsterreinen te kijken waar er belemmeringen zijn op de interne markt en indien mogelijk deze weg te nemen. Wat betreft hervormingen is het zo dat Nederland in het kader van het Europees Semester, geen landspecifieke aanbevelingen heeft gekregen die zijn gerelateerd aan het functioneren van de interne markt.
Voor een antwoord op de vraag over de beïnvloeding van het proces rondom de interne markt de komende maanden wordt verwezen naar het eerder gegeven antwoord op de vragen van de VVD-fractie.
De leden van de VVD-fractie vragen in hoeverre maatregelen rondom circulaire en een duurzame economie in de weg staan van de groei van het midden- en kleinbedrijf (mkb). Zij benadrukken dat maatregelen omtrent duurzaamheid voor het mkb moeten zijn gericht op stimulering in plaats van bestraffing. In hoeverre is de Staatssecretaris dit met deze leden eens? Welke mogelijkheden ziet de Staatssecretaris om dit standpunt door te voeren? Hoe staan andere lidstaten hiertegenover?
De leden van de VVD-fractie steunen de inzet van de Staatssecretaris dat maatregelen om weerbaarheid te versterken proportioneel moeten zijn, waarbij elk probleem een eigen oplossing nodig heeft en waarbij niet onnodig tot schadelijke protectionistische maatregelen wordt overgegaan. Deze leden vragen hoe er op het gebied van klimaatmaatregelen en maatregelen voor de circulaire economie rekening wordt gehouden met het feit dat veel van deze maatregelen grote investeringen vragen en zorgen hoge kosten voor mkb’ers. Zij benadrukken dat klimaatmaatregelen vooral gericht moeten zijn op het stimuleren zoals quick wins en subsidie, en niet op bestraffende maatregelen zoals een hogere energierekening. Daarnaast vragen zij of de Staatssecretaris het tijdpad kan schetsen van het pakket aan voorstellen die onderdeel zijn van een nieuwe industriestrategie voor Europa.
Groei en duurzaamheid staan niet los van elkaar, maar kunnen elkaar juist versterken. Het mkb kan een substantiële bijdrage leveren aan de huidige transitie naar een duurzame en circulaire economie, waarbij eerlijke concurrentie vooropstaat. De verplichtende maatregelen die de Europese Commissie aankondigt, zijn nog onvoldoende concreet om ze te beoordelen op hun impact voor het mkb. Ook bij de industriestrategie werd geen tijdpad geschetst, noch is daar tot nu meer duidelijk over gegeven. Zodra hier daar meer duidelijkheid over komt ontvangt u deze op de gebruikelijke wijze. De Commissie benadrukt het belang van een goede samenhang tussen de acties voor verduurzaming en de uitgangspunten van de mkb-strategie. Het uitgangspunt «think small first» speelt een belangrijke rol bij de totstandkoming van regelgeving.
Het kabinet stuurt op een kosteneffectieve mix van push- en pullmaatregelen om zo de industrie op een haalbare en betaalbare manier de overgang te laten maken naar klimaatneutraliteit. In het vormgeven van deze mix, zowel Europees als nationaal, wordt speciale aandacht gegeven aan de haalbaarheid voor het mkb. Dit vraagt om een integrale benadering, dus ook vanuit het perspectief van ondernemers en de opgave die op hen afkomt. Uit onderzoek naar de impact van het klimaatakkoord op het mkb1 kwam de financierbaarheid van de benodigde investeringen als belangrijke zorg van ondernemers naar voren. Dit kabinet neemt dit signaal zeer serieus en onderzoekt de knelpunten rond financiering en betaalbaarheid voor de ondernemer. De Minister van Economische Zaken en Klimaat zal u hier dit najaar verder over informeren.
De leden van de VVD-fractie lezen dat de Staatssecretaris zeer positief tegenover het witboek staat en van mening is dat, om een weerbare industrie en de uitdagingen van nu en de toekomst aan te kunnen, de Europese Unie (EU) gezamenlijk moet optrekken. Wordt dit sentiment gedeeld onder andere lidstaten? Welke bevoegdheden heeft de EU om eventuele regels die uit het witboek voortvloeien af te dwingen of te kunnen handhaven?
De meeste lidstaten hebben nog geen officiële positie ten aanzien het witboek. In recent gehouden Raadswerkgroepen heeft een eerste uitwisseling over dit witboek plaatsgevonden. Daar bleek dat lidstaten de probleemanalyse steunen en het merendeel van de lidstaten het initiatief van de Europese Commissie verwelkomt en een wetgevend voorstel van de Commissie graag tegemoet ziet. Wel heeft een aantal lidstaten zorgen over de administratieve lasten van eventuele nieuwe instrumenten en over de samenhang met bestaande regels rondom buitenlandse investeringen en handel (zoals WTO-regels en bilaterale handelsverdragen). Ook heeft een aantal lidstaten nog vragen over de door de Europese Commissie gekozen oplossingsrichtingen.
Om de eventuele regels die uit het witboek zouden voortvloeien te kunnen handhaven of af te dwingen, zal de Europese Commissie informatie- en onderzoeksbevoegdheden moeten hebben om het concurrentieverstorende effect van de buitenlandse subsidies weg te nemen. Deze bevoegdheden zullen naar verwachting een sterke gelijkenis vertonen met de bevoegdheden die de Europese Commissie thans heeft op grond van het EU mededingingsrecht. De juridische basis voor de voorstellen van de Europese Commissie is nog niet vastgesteld, maar zou gelegen kunnen zijn in de verdragsbepalingen rondom de interne markt of handel. Op die basis kunnen deze bevoegdheden voor de Commissie worden vastgesteld.
De leden van de VVD-fractie zijn verheugd met het actief uitdragen van de beleidsinzet in gesprekken met de Europese Commissie. Deze leden hebben met betrekking tot de poortwachtersplatforms en de Nederlandse situatie nog enkele vragen. Is de Staatssecretaris van mening dat platformen die bedrijven en/of apps zomaar verwijderen de noodzaak van ex ante maatregelen voor dit soort platformen onderschrijft? Tot slot vragen zij of de Staatssecretaris kan aangeven wanneer het onderzoek van de Autoriteit Consument en Markt (ACM) naar de poortwachtersplatformen gepresenteerd zal worden.
Contractvrijheid is belangrijk. Daar hoort bij dat een bedrijf zelf mag weten met wie het zaken doet. Tegelijkertijd kan verwijdering van een platform met een groot bereik een zakelijke gebruiker toegang tot klanten ontzeggen en soms zelfs de das om doen. Het is in die gevallen daarom belangrijk dat ondernemers hiertegen beschermd worden. In Europa mogen platforms ondernemers niet zomaar verwijderen. Op 12 juli jl. is namelijk de Europese Verordening 2019/1150 platform-to-business in werking getreden. Deze Verordening geeft aan dat platforms in hun algemene voorwaarden op moeten nemen wat de redenen kunnen zijn om een ondernemer te verwijderen. Als een platform een ondernemer wil verwijderen, moet dit vergezeld gaan met een gemotiveerd besluit waarin wordt verwezen naar de algemene voorwaarden. Als een ondernemer het niet eens is met de verwijdering, kan het gebruikmaken van de verschillende bepalingen over geschilbeslechting in de verordening. Zo is er een mogelijkheid voor onafhankelijke externe bemiddeling. De Verordening beschermt daarmee ondernemers die worden verwijderd van een platform.
In sommige gevallen is dit niet genoeg. Dit geldt met name als een platform een poortwachterspositie heeft. In dat geval kan een ondernemer namelijk niet om een platform heen om actief te kunnen zijn op de markt. Daarom pleit ik er sinds mei 20192 in Europa voor om het mogelijk te maken vooraf in te grijpen bij poortwachtersplatforms. Onderdeel van de kabinetsinzet zijn gedragsregels voor poortwachtersplatforms, inclusief aanvullende regels voor eerlijke contractvoorwaarden.
Zoals uitgelegd in de beantwoording van de in het schriftelijk overleg van Raad voor Concurrentievermogen op 21 juli jl. door uw Kamer gestelde vragen3, is het onderzoek van de ACM vertrouwelijk. De ACM kan naar buiten toe dan ook geen informatie geven over de stand van zaken van haar onderzoek.
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de onderhavige stukken. Zij hebben daarover de volgende vragen en opmerkingen.
Deze leden kunnen zich vinden in de prioriteiten voor de interne markt, zoals het kabinet die heeft geïdentificeerd:
• het verbeteren van de implementatie en handhaving van interne-marktregels;
• het verbeteren van de informatievoorziening over geldende verplichtingen en over mogelijke partners, marktkansen en netwerken;
• het verminderen van administratieve lasten.
Zij zijn benieuwd welke knelpunten worden ervaren in het kader van de meldplicht onder de herziene Detacheringsrichtlijn. Wat kan de Staatssecretaris hierover melden?
De (herziene) Detacheringsrichtlijn bevordert een nieuwe en betere balans te treffen tussen het vrij verkeer van diensten en een gelijk speelveld voor ondernemingen enerzijds en de bescherming van de rechten van gedetacheerde werknemers anderzijds. De Detacheringsrichtlijn bepaalt dat dienstverrichters (werkgevers), bij detachering van werknemers naar een andere EU-lidstaat, de «harde kern» van arbeidsvoorwaarden (loon, werktijden, vakantiedagen etc.) van het werkland moeten garanderen. Dit leidt tot gelijk loon voor gelijk werk op dezelfde plaats, een uitgangspunt van het huidige kabinet. De Handhavingsrichtlijn bevat regels over het toezicht en handhaving van de Detacheringsrichtlijn en onder meer bepalingen over administratieve samenwerking en grensoverschrijdende samenwerking tussen de handhavende instanties. Onderdeel van de Handhavingsrichtlijn is de meldingsplicht waarbij werkgevers uit andere EU/EER-lidstaten en Zwitserland vooraf dienen te melden waar en wanneer en met welke gedetacheerde werknemers in de lidstaat van ontvangst wordt gewerkt. In Nederland dienen opdrachtnemers te controleren of deze melding juist is verricht. De meldplicht stelt handhavingsautoriteiten in staat gericht risicoanalyses te doen, wat de naleving en de handhaving van wet- en regelgeving op het gebied van grensoverschrijdende dienstverlening mogelijk maakt. Dit beoogt de bescherming van de rechten van gedetacheerde werknemers te verbeteren en oneerlijke concurrentie te bestrijden. In Nederland wordt de meldingsplicht sinds 1 maart 2020 toegepast.
Doordat lidstaten in grote mate vrij zijn om te bepalen hoe ze de meldingsplicht vormgeven, verschilt de meldingsplicht per lidstaat in vereisten en procedure. Een situatie die wordt bevestigd in het rapport belemmeringen van de Commissie (COM (2020) 93) en in het Verslag van de Europese Commissie over de implementatie van de Handhavingsrichtlijn van 25 september 20194. De verschillen in vereisten en procedure resulteren in diverse belemmeringen voor grensoverschrijdende dienstverrichters binnen de EU. Zo zijn de aanpassingskosten hoog, kost het voor veel ondernemers teveel tijd en middelen om uit te vinden wat de verplichtingen zijn, zorgen afwijkende definities voor onzekerheid bij ondernemers en zijn de administratieve lasten hoog doordat sommige lidstaten veel (vertaalde) documenten verplichten. Vooral voor mkb’ers die niet structureel in andere lidstaten actief zijn is dit een aanzienlijke belemmering voor grensoverschrijdende handel.
De leden van de CDA-fractie willen aandacht vragen voor producten uit derde landen die, al dan niet via platforms, op de Europese markt komen. Producten die aantrekkelijk zijn in prijs, maar niet altijd voldoen aan de hoge (veiligheids-)eisen die in de Europese Unie worden gehanteerd. Met grote gevolgen voor de rechten/bescherming van consumenten en het gelijke speelveld voor bedrijven. Hoezeer komt ook dit onderwerp tijdens deze Raad voor Concurrentievermogen ter sprake? Ziet de Staatssecretaris het ook als een prioriteit? Wat is de reactie van de Staatssecretaris op het onlangs gepubliceerde advies «Directe import van buiten de EU» van de Sociaal-Economische Raad (SER), Commissie voor Consumentenaangelegenheden (CCA)5? Neemt de Staatssecretaris de aanbevelingen van de CCA over?
Veiligheid van producten uit derde landen is een onderwerp waar ik zeker aandacht voor heb. Zo heb ik in de Kamerbrief van 2 juli 20206 uitgebreid toegelicht wat mijn aanpak rondom platforms en directe import is. Ook kunt u in deze kamerbrief lezen welke stappen er al zijn gezet en wat mijn Europese inzet de komende periode hiervoor is, zoals uw Kamer heeft gevraagd bij motie van de leden Aartsen en Palland7. Bijvoorbeeld de online campagne «Laat je niet inpakken» die in november 2019 is gestart en de herziening van de richtlijn Algemene Productveiligheid.
Productveiligheid is niet geagendeerd voor de komende bijeenkomst van de Raad voor Concurrentievermogen. Wel pleit ik ervoor dat productveiligheid en de rechten die consumenten hebben wanneer zij via platforms aankopen doen een plek krijgt in de nieuwe Consumentenagenda van de Europese Commissie, die eind 2020 wordt gepubliceerd. De Commissie heeft zelf ook aangegeven specifieke verantwoordelijkheden en regels voor online platforms te willen8.
Mijn reactie op het advies van de SER over directe import van buiten de EU zal ik in het najaar aan uw Kamer doen toekomen.
De leden van de CDA-fractie zien dat in de Commissiemededeling over interne-marktbelemmeringen géén concrete voorstellen voor vervolgstappen worden gedaan. Welke acties, voor het wegnemen van belemmeringen en het verbeteren van de handhaving, zouden de Europese Commissie en lidstaten wat de Staatssecretaris betreft als eerste moeten oppakken?
Voor het antwoord op de vraag over de beïnvloeding van het proces rondom de interne markt de komende maanden verwijs ik u naar het hierboven gegeven antwoord op de vragen van de VVD-fractie.
Ook lezen deze leden dat de inzet is om ongewenste exportrestricties te voorkomen; dat delen zij. Heeft de Staatssecretaris beeld bij of, en zo ja, in welke mate of in welke sectoren en/of exportlanden Nederlandse ondernemers zich hiermee geconfronteerd zien?
Met name rondom de zogenaamde persoonlijke beschermingsmiddelen (PPE) was sprake van exportbeperkingen in de eerste fase van de crisis. Dit gebeurde aanvankelijk tussen enkele lidstaten. Later heeft de EU beperkingen opgelegd aan de export naar derde landen van dergelijke goederen om tekorten op de interne markt te beperken. Vice versa hadden derde landen ook exportrestricties ingesteld naar onder andere de EU. Inmiddels zijn genoemde restricties vanuit de EU weer opgeheven. Ook derde landen hebben hun beperkingen nagenoeg volledig opgeheven. Met het oog op toekomstige crises zet het kabinet zich in voor het voorkomen van nieuwe exportbeperkingen.
De leden van de CDA-fractie lezen over de raadsconclusies dat deze er onder andere toe oproepen om de Taskforce Interne-markthandhaving een sterk mandaat te geven, zodat alle Commissiediensten hun medewerking zullen moeten verlenen. Wat zal dit mandaat gaan inhouden, zo vragen deze leden? Een jaarlijks strategisch rapport over de interne markt achten de leden verder een goed idee. Op welke manieren zal de Staatssecretaris de komende maanden het proces rondom de interne markt verder proberen te beïnvloeden?
Op 21 september a.s. bespreekt de Taskforce Interne-markthandhaving het voorziene mandaat. Voor zover nu bekend zal het directoraat-generaal GROW de Taskforce voorzitten. Tijdens de vergadering zal Nederland erop aandringen dat alle Commissie-onderdelen geacht worden bij te dragen aan het werk van de Taskforce gelet op de vele raakvlakken van de interne markt met andere beleidsterreinen. Voor een antwoord op de vraag over de beïnvloeding van het proces rondom de interne markt de komende maanden verwijs ik u naar het hierboven gegeven antwoord op de vragen van de VVD-fractie.
De leden van de CDA-fractie verwelkomen het witboek van de Europese Commissie over buitenlandse subsidies op de interne markt. Kan de Staatssecretaris aangeven hoe er in de Raad voor Concurrentievermogen tegen het witboek wordt aangekeken en hoe het vervolg eruitziet?
Voor de informatie over de positie van andere lidstaten verwijs ik u naar het hierboven gegeven antwoord op de vraag van de VVD-fractie. Na het afronden van de consultatie rondom het witboek is het de verwachting dat de Europese Commissie met één of meer wetgevende voorstellen zal komen.
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling het pleidooi van het kabinet voor een «weerbare industrie» gelezen. Hoe zou dit volgens de Staatssecretaris gestalte kunnen krijgen? Aan welke proportionele, en zo min mogelijk schadelijke/protectionistische, maatregelen denkt zij?
Het kabinet zet zich in voor een open markt waarbij de voordelen van internationale handel, toegang tot wereldwijde waardeketens en internationale concurrentie behouden blijven. Tegelijkertijd is het belangrijk dat de EU niet naïef is ten aanzien van het veranderende speelveld in de wereld. De EU zal haar (markt)macht meer moeten gebruiken om met nieuwe en bestaande instrumenten een gelijk speelveld in de handel met derde landen af te dwingen zodat de voordelen van een open markt volledig benut kunnen worden. In dit kader passen ook de voorstellen uit het witboek om het gelijke speelveld op de interne markt beter te borgen.
Om de uitdagingen van nu en in de toekomst aan te kunnen en een weerbare industrie te garanderen, dient de interne markt zo goed mogelijk te functioneren. In dat kader is ook een modern Europees innovatie- en industriebeleid van groot belang. Hierbij zijn investeringen in (en deelname aan) Europese programma’s op het gebied van innovatie en onderzoek en ontwikkeling belangrijk, zoals bijvoorbeeld de vorming van de Clean Hydrogen Alliance en de momenteel lopende interessepeiling IPCEI Waterstof.
De leden van de CDA-fractie vragen of een nadere invulling van Europees aanbestedingskader hier ook behulpzaam bij zou kunnen zijn. Bijvoorbeeld om nadere opdrachtverlening binnen de Europese interne markt te faciliteren, in plaats van binnen de gehele markt die onder de Government Procurement Agreement (GPA) valt?
Een open markt vormt ook het uitgangspunt van de regels voor de interne markt en de Europese aanbestedingsrichtlijnen. De interne markt creëert een vrijhandelszone waarbinnen Europese bedrijven onder gelijke voorwaarden met elkaar kunnen concurreren, ook op het gebied van aanbestedingen. Ook is de EU aangesloten bij de Overeenkomst inzake overheidsopdrachten (Government Procurement Agreement, GPA) van de Wereldhandelsorganisatie WTO. Hierdoor krijgt het Nederlandse en Europese bedrijfsleven, naast de toegang tot de interne markt, toegang tot de markten van de bij de GPA aangesloten landen. Hier vaart het bedrijfsleven wel bij. Daar staat tegenover dat wij dan ook toegang bieden tot onze markt aan bedrijven uit GPA-landen. Daarnaast is het van belang om een gelijk speelveld en wederkerigheid op de markt voor overheidsopdrachten te bevorderen. Dat gebeurt o.a. via het genoemde witboek en het International Procurement Instrument (IPI).
De leden van de CDA-fractie vragen ten aanzien van de rechtsbescherming van modellen in de EU hoe de Staatssecretaris verwacht dat de raadpleging opvolging krijgt en/of herziening van bestaande dan wel nieuwe wetgeving nodig is? Tevens vernemen deze leden graag van de Staatssecretaris wat het Nederlandse standpunt is voor wat betreft intellectueel eigendom en het Actieplan Intellectueel Eigendom?
Inmiddels is de definitieve agenda van de RvC van 18 september 2020 bekend. Het voorzitterschap heeft de onderwerpen Report on the consultation Design protection in the EU en Intellectual Property Action Plan van de agenda gehaald. Deze onderwerpen zullen mogelijk op de agenda van een volgende RvC terugkomen. Om Uw Kamer te informeren over de stand van zaken over beide onderwerpen geef ik u een korte uiteenzetting van het rapport en plan.
Het report on the consultation Design protection van de Europese Commissie betreft een evaluatierapport van de EU modelrechtwetgeving. Deze wetgeving stamt uit 1998 (Richtlijn) en 2002 (Verordening) en er heeft nog niet eerder een algehele evaluatie plaatsgevonden. Onlangs heeft de Europese Commissie een brede stakeholderconsultatie gehouden met als doel om vast te stellen in hoeverre de huidige regelgeving nog steeds passend is. Gelet op het toenemende economische belang van bescherming van modellen ter bevordering van innovatie en het ontwikkelen van nieuwe producten met een aantrekkelijk design is er een groeiende vraag naar toegankelijke, moderne, effectieve en consistente juridische bescherming van modelrechten in de EU. Momenteel werkt de Europese Commissie aan dit evaluatierapport en het wordt naar verwachting nog dit jaar gepubliceerd. Mogelijk kondigt de Europese Commissie daarin wijzigingsvoorstellen aan. Aan het Intellectual Property Action Plan wordt nog gewerkt. In dit plan zal de Europese Commissie haar visie op de rol van intellectuele eigendomsrechten (IE) in deze uitdagende tijden uiteenzetten en concrete voorstellen doen om het IE-kader, en de manier waarop het in de praktijk wordt gebruikt, te verbeteren. Het actieplan beoogt een coherente EU-brede benadering van IE-beleid te bevorderen en zal naar verwachting de basis vormen voor verdere initiatieven op EU-niveau, zowel wetgevend als niet-wetgevend. Het IE-actieplan zal bijdragen aan de prioriteiten van de Commissie zoals uiteengezet in de Green Deal en de Digitale Agenda. Ook ten aanzien van het actieplan is een stakeholderconsultatie gehouden, die op 31 augustus 2020 is afgesloten. Het actieplan zal zeer waarschijnlijk nog dit jaar worden gepubliceerd. Vanzelfsprekend wordt uw Kamer na het publiceren van het rapport en het plan nader geïnformeerd over de inhoud en eventuele vervolgstappen.
De leden van de CDA-fractie ondersteunen de Nederlandse inzet voor ex ante-toezicht op poortwachtersplatforms. Deze leden zijn daarnaast benieuwd naar de uitvoering van de motie van de leden Palland en Aartsen over consumentvriendelijke gebruikersvoorwaarden voor digitale platforms9. Hoe heeft de Staatssecretaris uitvoering gegeven aan deze motie?
Ik heb het initiatief genomen om met negen grote en kleinere Nederlandse platforms goede en concrete praktijkvoorbeelden te inventariseren, die consumentenvertrouwen in een online omgeving bevorderen. Ook begrijpelijke en consumentvriendelijke voorwaarden zijn daarbij besproken. Voorbeelden zijn gepubliceerd in het document «bouwen aan vertrouwen»10. Andere (startende) platforms kunnen zich door de verzamelde voorbeelden in het document laten inspireren. Wanneer bedrijven onbegrijpelijke of onredelijke voorwaarden voor consumenten hanteren, kan de ACM hiertegen optreden.
Voorts begrijpen de leden dat de Staatssecretaris niet zelf reageert op de consultatie. In hoeverre brengt de Staatssecretaris de consultatie en mogelijkheid tot deelname wel bij specifieke daartoe betrokken of geraakte partijen in Nederland onder de aandacht?
De afgelopen periode heb ik veel gesprekken gevoerd met belanghebbenden over de onderwerpen in de consultatie. In die gesprekken is op de consultatie en de mogelijkheid tot deelname daaraan gewezen. Daarnaast heb ik verschillende belanghebbenden benaderd om hen op de consultatie te attenderen.
In antwoord op de vraag van de leden van de CDA-fractie (verslag van het schriftelijk overleg over de Raad voor Concurrentievermogen op 21 juli 2020 (kamerstuk 21 501-30, nr. 496)) over het versterken van het aanbestedingsinstrumentatrium om oneerlijke én ongewenste mededinging tegen te gaan, wijst de Staatssecretaris deze leden erop dat dit tot op zekere hoogte met het bestaande instrumentarium binnen de aanbestedingsregelgeving kan. In het witboek over buitenlandse subsidies op de interne markt concludeert de Commissie dat de bestaande instrumenten niet toereikend zijn om het probleem van verstorende effecten van overheidsondersteuning uit derde landen op de interne markt aan te pakken. Voorgesteld wordt een nieuw aanbestedingsinstrument te ontwikkelen om marktverstoring door overheidssteun uit derde landen tegen te gaan. Deze leden kijken uit naar de uitwerking van dit voorstel.
Eerder hebben de leden van de CDA-fractie vragen gesteld over Apple en de regels die het bedrijf hanteert voor appontwikkelaars/-aanbieders ten aanzien van het distribueren van apps die de mededinging beperken. Recent oordeelde de rechter in een voorlopige uitspraak dat Apple gameproducent Fortnite uit haar appstore mag verwijderen, nadat het bedrijf Apples regels had overtreden.
Hoe kijkt de Staatssecretaris aan tegen deze ontwikkeling, namelijk het weren van bedrijven en apps uit appstores, met consequenties voor bedrijven en consumenten? Vindt de Staatssecretaris dat de casus Fortnite de noodzaak voor ex ante regulering onderstreept, inclusief gedragsregels voor «systemic digital platforms»? Hoezeer staat dit onderwerp op de Europese agenda?
Ik herken het beeld dat ondernemingen soms nauwelijks invloed kunnen uitoefenen op de voorwaarden waar ze aan moeten voldoen om op een platform aanwezig te zijn, terwijl deze aanwezigheid wel nodig kan zijn om klanten te kunnen bereiken. In mijn beantwoording van de vragen van de VVD-fractie ga ik in het algemeen in op verwijdering uit appstores en hoe mijn beleidsinzet voor platforms met een poortwachterspositie hier op in kan grijpen. Mijn oproep om dit op Europees niveau te regelen heeft gehoor gekregen. De Europese Commissie heeft aangekondigd in het vierde kwartaal van dit jaar met voorstellen op dit vlak te komen.
De leden van de CDA-fractie lezen dat er lidstaten zijn die ervoor pleitten dat bedrijven uit derde landen zich aan de in de EU geldende regels houden, terwijl andere lidstaten juist voorstander zijn van sterke strategische autonomie en een herindustrialisatie van de EU. Welke positie heeft Nederland in dit debat?
Het is het belangrijk dat de Europese Unie weerbaar is en het Europees concurrentievermogen versterkt wordt ten opzichte van derde landen, waarbij rekening wordt gehouden met open markten, inclusief vrije en eerlijke handel.11 Voor het kabinet is strategische autonomie dan ook geen doel op zich maar een middel waarmee een weerbare EU vormgegeven wordt, die in staat is om haar eigen publieke belangen, inclusief de beschikbaarheid van essentiële goederen en diensten te borgen, en die met een sterke interne markt economisch concurrerend blijft binnen een goed functionerend mondiaal handelssysteem. Het kabinet ziet een rol voor de EU bij projecten die om een systeemverandering vragen en lastig van de grond komen, en verwelkomt daartoe de vorming van Industrie Allianties. Net als bij het Nederlandse missiegedreven innovatie- en industriebeleid streeft het kabinet ernaar dat de economische kansen van grote maatschappelijke uitdagingen en het realiseren van een vooraanstaande positie op sleutel technologieën daarbij centraal staan. Daarbij dient verder gekeken te worden dan puur financiering en ook de werking van de interne markt, regelgeving, marktcreatie en vaardigheden mee te nemen. Voorbeelden van Industrie Allianties zijn de Clean Hydrogen Alliance die op 8 juli jl. bekend is gemaakt en de European Raw Material Alliance die naar verwachting op 29 september a.s. gepresenteerd zal worden door de Commissie. Maatregelen om strategische autonomie te bereiken moeten daarbij proportioneel zijn en berusten op een grondige analyse. Ook andere instrumenten om weerbaarder te worden, zoals het witboek over het gelijktrekken van het speelveld op de interne markt in relatie tot overheidssubsidies uit derde landen – het kabinet ziet dit witboek als positief – dragen hieraan bij.12 Tezamen vormen de EU-lidstaten een grote thuismarkt waar ondernemers goed kunnen groeien en waar standaarden gezet kunnen worden. Samen kunnen lidstaten wereldwijd standaarden (zoals op het gebied van klimaat, circulariteit en digitaal) beïnvloeden en oneerlijke concurrentie op het mondiale speelveld tegengaan.13
In het fiche: Mededeling lange-termijnactieplan betere implementatie en handhaving interne-marktregels schrijft de Minister dat het streven naar betere implementatie, uitvoering en handhaving door lidstaten breed wordt gedeeld, maar dat naarmate de voornemens concreter worden de standpunten in de praktijk meer uiteen beginnen te lopen (onder andere ten aanzien van transparantie). Voorziet de Staatssecretaris dat dit adequate besluitvorming in de toekomst in de weg zal staan?
Het kabinet is hierover zowel optimistisch als realistisch over de genoemde adequate toekomstige besluitvorming. De nieuwe Taskforce interne-markthandhaving biedt kansen om zowel concrete knelpunten als horizontale handhavingsaangelegenheden te bespreken. De Europese Commissie lijkt hieraan groot belang te hechten en ambitie te tonen. Moeilijke discussies zijn echter niet uitgesloten, met name als het erom gaat dat lidstaten elkaar onderling aan gaan spreken over specifieke knelpunten. Dat sluit wel aan bij de kabinetsinzet op meer transparantie over prestaties van Commissie en lidstaten en daarnaast meer politiek eigenaarschap. Sommige lidstaten vrezen «naming and shaming», terwijl het elkaar aanspreken juist zou moeten leiden tot een wederzijds leerproces en het daadwerkelijk aanpakken van de belemmeringen. Het kabinet blijft zich daarvoor inzetten, ook al kan het tot lastige discussies leiden. Genoemde taskforce kan een belangrijke rol spelen en het is een proces dat stap voor stap zal moeten groeien.
De Mededeling heeft ook betrekking op productregelgeving bij verkoop via online platforms. Dat lijkt de leden van de CDA-fractie heel goed, maar schuilt hierin ook een risico dat in de praktijk hier aanvullende regels gaan gelden voor Europese platforms en het gelijke speelveld met platforms van buiten de EU onvoldoende is/wordt geborgd.
De leden van de CDA-fractie willen de Staatssecretaris bedanken voor de inspanningen van het kabinet voor het mkb, start- en scale-ups in Europa. Deze leden onderschrijven het belang van: Duurzaamheid en digitalisering; Vermindering van de regeldruk en verbetering van de markttoegang en Verbetering van de toegang tot financiering.
De leden van de CDA-fractie lezen dat de Europese mkb-strategie erop is gericht dat het aantal mkb-bedrijven dat zich committeert aan duurzame bedrijfspraktijken, alsook het aantal mkb-ondernemingen dat gebruikmaakt van digitale technologieën aanzienlijk toeneemt. Verbreding naar het (traditionele) mkb-peloton vinden ook de leden van wezenlijk belang. Deelt de Staatssecretaris een dergelijk brede aanpak van de mkb-strategie? Hoe moet deze strategie gaan landen bij Nederlandse mkb-ondernemers?
De mkb-strategie erkent de grote diversiteit binnen het mkb, waarbij verschillende problemen en behoeften bestaan, en richt zich op alle verschillende groepen door middel van zowel horizontale maatregelen die alle soorten mkb raken, als acties die op specifieke typen mkb zijn gericht. Dit sluit aan bij de Nederlandse aanpak, middels enerzijds het MKB-actieplan dat extra aandacht heeft voor het brede mkb ofwel het «peloton» en anderzijds het specifiek beleid gericht op startups en scale-ups en het missiegedreven Topsectoren- en Innovatiebeleid.
De Overijsselse gedeputeerde Van Hijum is namens het Comité van de Regio’s rapporteur en adviseur over de nieuwe mkb-strategie van de Europese Commissie. Hij stelt dat Europa meer kan doen om het mkb te ondersteunen, bijvoorbeeld door:
• rechtstreeks toegang voor mkb-bedrijven tot Europese middelen via regionale hubs;
• mkb-vriendelijk aanbesteden;
• betere bescherming van het bedrijfsleven tegen oneerlijke concurrentie van buiten de EU, door afspraken in handelsverdragen;
• een Europese variant van de Nederlandse mkb-toets.14
Wat vindt de Staatssecretaris van deze conclusies en welke punten is zij bereid in Europees verband in te brengen? Passen de conclusies in de Nederlandse inzet voor het mkb in Europa?
Het kabinet kijkt met belangstelling naar het advies van gedeputeerde Van Hijum. Van Hijum pleit onder andere voor een aanpak waarbij gebruik wordt gemaakt van regionale ecosystemen, om zo de afstand tussen Europees beleid en het mkb te verkleinen. Deze ideeën sluiten aan bij de Nederlandse inzet. Daarnaast is mkb-vriendelijk aanbesteden een prioriteit voor het Nederlands kabinet. Ten aanzien van de vraag naar het in kaart brengen van de effecten voor het mkb van EU-wetgeving -verdragen en plannen, wijst het kabinet erop dat de Europese Commissie vandaag de dag al effectbeoordelingen maakt waarbij ook de effecten voor het mkb in kaart worden gebracht.
De leden van de CDA-fractie lezen dat het kabinet geen voorstander is van harmonisatie van de visumprocedures voor ondernemend talent uit derde landen, omdat dit mogelijk negatief uitpakt voor de Nederlandse start- en scale-ups, én dat de Commissie vooralsnog geen gehoor heeft willen geven aan het Nederlandse verzoek om transparantie van de verschillende regels door middel van publicatie op een website. Hoe ziet voor deze twee onderwerpen het Europese krachtveld eruit?
Het kabinet is geen voorstander van harmonisatie van de visumprocedures voor ondernemend talent uit derde landen. Nederland kent flexibele en unieke regelingen om ondernemend talent uit derde landen aan te trekken, zoals de startup verblijfsvergunning voor innovatieve ondernemers. Europese harmonisatie leidt er hoogstwaarschijnlijk toe dat de toelatingseisen voor ondernemend talent uit derde landen strenger worden, waardoor Nederland de eigen startupregeling (startup visa, verblijfsregeling voor zelfstandigen) en voorwaarden moet loslaten. Dit heeft mogelijk gevolgen voor de aantrekkelijkheid van het Nederlandse startup ecosysteem ten aanzien van buitenlands ondernemend talent. Het staat een lidstaat echter vrij om de invulling die een andere lidstaat geeft aan visumprocedures over te nemen.
Het European Migration Network (EMN), het Europees onderzoeksnetwerk naar migratie- en asielbeleid binnen de EU, publiceerde eind 2019 een vergelijkend onderzoek naar visumprocedures voor startups-oprichters in EU-lidstaten. In dit onderzoek komt naar voren dat dertien EU-lidstaten, waaronder Nederland, een visum heeft dat specifiek op deze groep is gericht. De invulling die individuele lidstaten hieraan geven verschilt.
Transparantie van verschillende visumprocedures van EU-lidstaten draagt bij aan het stroomlijnen van reguliere migratie. Een dergelijke informatiepagina voor derdelanders op EU-niveau is tot op heden niet ingericht.
De leden van de CDA-fractie lezen met instemming over het verlengen van het mandaat van mkb-gezanten en ondernemers direct plaats te laten nemen in de dialoog. Kan dit ook worden gezien als een vorm van een mkb-toets op Europees niveau? Zo nee, zou iets dergelijks volgens de Staatssecretaris alsnog wenselijk zijn?
Bij mkb-toetsen gaat het om het beoordelen van concrete, specifieke stukken voorgenomen regelgeving. Bij het netwerk van mkb-gezanten en de komst van de zogenaamde Ambassadeurs voor strategisch ondernemerschap, gaat het om iets anders. De Commissie beoogt namelijk om een brede permanente dialoog mogelijk te maken over allerlei zaken die relevant zijn voor het mkb. Op EU-niveau worden reeds vandaag de dag door de Commissie in effectbeoordelingen de effecten voor het mkb in kaart gebracht.
De leden van de CDA-fractie zijn benieuwd naar de uitvoering van de motie van het lid Palland c.s. (Kamerstuk 21 501-30, nr. 475) over erkenning dat intracommunautaire maatregelen uit het EU-mededingings- en staatssteunkader niet of onvoldoende werken voor de maritieme maakindustrie. Kan de Staatssecretaris een actuele stand van zaken geven?
Ik deel de analyse dat de toepassing van bepaalde instrumenten, zoals het handelsdefensief instrumentarium en de huidige mededingings- en staatssteunkaders, ontoereikend kunnen zijn in het geval van de maritieme maakindustrie. Naar aanleiding van de motie van het lid Palland vind overleg plaats met branchevereniging NMT om gezamenlijk de internationale handelspraktijken en de effecten voor de Nederlandse maritieme maakindustrie grondig te analyseren. Daarbij wordt onder meer gebruik gemaakt van lopende studies van de OESO-werkgroep scheepsbouw. Het kabinet zet zich in voor een verbetering van de positie van de maritieme maakindustrie en voor het beter kunnen ondervangen van de gevolgen van staatssteun uit derde landen. Zo zal de uitwerking van het witboek inzake buitenlandse subsidies mogelijk handvatten bieden om steun uit derde landen tegen te gaan. Ook ben ik in overleg met de Europese Commissie om te kijken of onderhandelingen binnen de OESO of de WTO, bijvoorbeeld inzake het scheepsbouw akkoord, op een nieuwe leest kunnen worden geschoeid om tegemoet te komen aan de zorgen die leven.
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de Kamerbrief «Kabinetsappreciatie Witboek buitenlandse subsidies op de interne markt» (Kamerstuk 22 112, nr. 2902). Vooruitlopend op de consultatie op het witboek hebben zij, in lijn met de hiervoor genoemde motie van het lid Palland c.s., een aantal vragen/opmerkingen. De Commissie stelt een nieuw juridisch horizontaal instrument voor om buitenlandse subsidies te kunnen aanvechten. Kan de Staatssecretaris zich voorstellen dat er daarnaast ook sectorspecifiek instrumenten worden ontwikkeld om buitenlandse subsidies aan te vechten? Zo ja, binnen welke termijn? Hoe beziet de Staatssecretaris de huidige World Trade Organization (WTO) en EU «Trade Defence Instruments» (TDI’s)? In hoeverre bieden deze de Nederlandse maakindustriesectoren, zoals de scheepsbouw, voldoende effectieve bescherming tegen oneerlijke concurrentie uit (derde)landen? Wil de Staatssecretaris toezeggen dat zij het aspect van sectorspecifieke maatregelen meeneemt in de consultatie van het witboek op 23 september 2020?
De mogelijke instrumenten die in het witboek staan omschreven richten zich primair op het versterken van het gelijke speelveld op de interne markt. Nederland deelt de conclusie van de Commissie dat de bestaande instrumenten (zoals WTO-regels, het bestaande handelsdefensief instrumentarium en de medegingingsregels) niet altijd genoeg aangrijpingspunten bieden om verstorende effecten van overheidsondersteuning uit derde landen op de interne markt te kunnen bestrijden.
Het kabinet vindt het van belang dat eventuele nieuwe instrumenten op EU-niveau zoveel mogelijk generiek toepasbaar zijn, omdat de problematiek rondom oneerlijke concurrentie door overheidssteun uit derde landen in de gehele economie kan spelen. Ook vervagen grenzen tussen sectoren steeds vaker, bijvoorbeeld als gevolg van digitalisering. Met de instrumenten zoals beschreven in het witboek zou een generiek toepasbaar kader ontstaan, waarbinnen individuele casussen, zoals in de maakindustrie, onderzocht zouden kunnen worden. Mocht gedurende het wetgevingsproces blijken dat sectorspecifieke aanvullende maatregelen of uitzonderingen zinvol kunnen zijn, zal het kabinet dat uiteraard zorgvuldig overwegen.
De mogelijke instrumenten uit het witboek hebben geen directe impact op het gelijke speelveld bij het concurrentieproces buiten de interne markt. Wel kunnen deze instrumenten op de meer lange termijn aanleiding geven voor derde landen om terughoudender om te gaan met het verlenen van overheidssteun. Om te kunnen zorgen dat de Europese industrie ook mondiaal eerlijk kan concurreren is echter meer nodig. Het verbeteren van het gelijke speelveld komt onder meer aan de orde bij de onderhandelingen rondom multilaterale en bilaterale handelsverdragen. Daarnaast zetten het kabinet en de EU zich in voor het versterken van de concurrentiekracht van de eigen industrie zoals ook omschreven in het bovenstaande antwoord op de vraag van de CDA-fractie.
Tot slot willen de leden van de CDA-fractie de Staatssecretaris vragen of er een lijst bestaat van technologische (maak)industriesectoren die voor Nederland van strategisch belang zijn. Zo nee, ziet de Staatssecretaris meerwaarde in het samenstellen van een dergelijke lijst?
Er is niet één lijst van sectoren die voor Nederland voor Nederland van strategisch belang zijn. Een eenduidige lijst gaat voorbij aan de uiteenlopende redenen waarom een sector van strategisch belang is en om wat voor een aanpak dat vraagt. Op economisch gebied acht het kabinet de topsectoren van strategisch belang, en daarbinnen is de sleuteltechnologieënaanpak ontwikkeld om te investeren in voor Nederland essentiële technologieën.15 Het kabinet houdt verder structureel zicht op bedrijven die van strategisch belang zijn voor de continuïteit van vitale processen en publieke belangenborging, waaronder behoud van kennis, technologie en de werking van een goed innovatie ecosysteem. Ik wil u hierbij wijzen op de NCTV-lijst van bedrijven in de vitale infrastructuur16 waaronder bedrijven in (aanleverketens in) de Nederlandse Defensie Technologische & Industriële Basis.17
In deze bijzondere conjuncturele situatie houdt het kabinet vinger aan de pols bij marktontwikkelingen met oog op risico’s voor de Nederlandse publieke belangen. Over afwegingskaders bij bedrijfsinterventies is uw Kamer eerder geïnformeerd18 evenals over generieke investeringstoetsing en sectorale investeringstoetsing voor de defensie gerelateerde industrie19, en de Uitvoeringswet voor het Contactpunt FDI-screening waarmee Europese lidstaten informatie kunnen delen over investeringen en participaties door buitenlandse partijen. Binnen de reikwijdte vallen ook ondernemingen die beschikken over sleuteltechnologieën wanneer deze raakvlakken hebben met de nationale veiligheid.
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de stukken horende bij het schriftelijk overleg Raad van Concurrentievermogen van 7 september 2020. Deze leden willen hierover nog een aantal vragen stellen.
De leden van de D66-fractie zijn verheugd dat er een brede overeenstemming bestaat tussen de lidstaten over de conceptconclusies over het versterken en verdiepen van de interne markt en dat de Europese Commissie wordt opgeroepen tot het vormen van een agenda en analyse van de interne markt in respectievelijk januari en maart volgend jaar. Deze leden vragen de Staatssecretaris na uitkomst van deze rapporten de Kamer spoedig te informeren over de bevindingen.
De conclusies vragen de Commissie om voor 15 januari 2021 een Strategisch rapport te presenteren. Uw Kamer zal daarover na uitkomst, en ingeval het rapport nieuwe beleidsvoornemens bevat via een BNC-fiche, tijdig worden geïnformeerd.
De leden van de D66-fractie begrijpen dat door het toenemend economisch belang van de bescherming van modellen voor de bevordering van innovatie en de ontwikkeling van nieuwe producten, er steeds meer behoefte is aan consistente rechtsbescherming van modellen in de EU. Deze leden kijken daarom uit naar de conclusies van de Commissie over het functioneren van de modelbeschermingsstelsels in de EU. Zij vragen de Staatssecretaris op welke termijn de opvolging van deze raadpleging verwacht wordt. Ook vragen zij de Staatssecretaris of de verwachting is dat deze raadpleging leidt tot aanpassingen in bestaande wetgeving.
De leden van de D66-fractie kijken uit naar het actieplan voor Intellectueel Eigendom volgend op de routekaart. Deze leden vragen de Staatssecretaris om na presentatie van het actieplan de Kamer te informeren over het standpunt van het kabinet op het actieplan en de door de Commissie gesignaleerde uitdagingen.
Voor het antwoord op deze vraag wordt verwezen naar de het eerder gegeven antwoord op de vragen van de VVD-fractie.
De leden van de D66-fractie verwelkomen de fiches over de Europese mkb-strategie en de specifieke aandacht die hiermee wordt gegeven aan de rol van het mkb in de transitie naar een duurzame en digitale economie naast haar belangrijke rol in economische groei, werkgelegenheid en innovatie. Deze leden vragen de Staatssecretaris om een toelichting op de specifieke inzet van Nederland in het overleg en de visie van de Staatssecretaris op deze Europese mkb-strategie. Ook vragen de voorgenoemde leden de Staatssecretaris naar een toelichting op de mkb-strategie in relatie tot de coronacrisis en de economische gevolgen daarvan voor het mkb.
Het kabinet verwelkomt de Europese mkb-strategie en de specifieke aandacht die hiermee wordt gegeven aan het mkb binnen het Europese industriepakket. Het mkb is van groot belang voor economische groei en werkgelegenheid en is een grote initiator van innovaties en de Commissie onderkent hiermee het belang en de rol van het mkb bij de transitie naar een duurzame en digitale economie. Hoewel de strategie gepubliceerd is aan het begin van de coronacrisis is deze nog altijd relevant en zijn de acties nog steeds belangrijk en urgent. Om sterk uit deze crisis te komen is herstel van het mkb noodzakelijk. In de strategie aangekondigde initiatieven, zoals ESCALAR20, dragen bij aan herstel en het kabinet onderstreept dan ook de impact die de verdere uitvoering van deze strategie kan hebben op het economisch herstel van het Europese mkb.21
De leden van de D66-fractie stellen in dit schriftelijk overleg geen vragen over het Witboek buitenlandse subsidies, deze zullen de leden inbrengen tijdens het aparte schriftelijk overleg op 11 september.
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie
De leden van de GroenLinks-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de documenten ter voorbereiding van de Raad voor Concurrentievermogen die op 18 september gehouden zal worden.
De leden van de GroenLinks-fractie willen als eerste wat zeggen over het Actieplan voor Intellectueel Eigendom. Kan de Staatssecretaris al wat zeggen over wanneer dit Actieplan gepresenteerd wordt? Deze leden begrijpen dat het voor innovatie belangrijk is dat we ons echt inzetten voor bescherming van intellectueel eigendom. Wel vinden deze leden het ontzettend belangrijk dat dit op een eerlijke manier gebeurd, juist ook wereldwijd. Is de Staatssecretaris het met de deze leden eens dat de economische ontwikkeling in armere delen van onze wereld mag hier niet onder te komen lijden? Wat is het Nederlandse standpunt als het gaat om Intellectueel Eigendom?
Voor het antwoord op deze vraag wordt verwezen naar de het eerder gegeven antwoord op de vragen van de VVD-fractie.
De leden van de GroenLinks-fractie willen ook nog aandacht vragen voor de rechtszaak die op dit moment in de VS gaande is tussen Epic Games en Apple. Epic Games heeft Apple aangeklaagd vanwege hun dominante marktpositie. Als reactie hierop heeft Apple hun populaire app Fortnite uit hun App Store verwijderd. De rechtbank in Californië heeft besloten dat Apple dit mag doen totdat in de rechtszaak een conclusie getrokken is. Wat vindt de Staatssecretaris van deze ontwikkeling? Is zij net als deze leden bezorgd over de negatieve effecten van de verwijdering van bedrijven of apps van appstores voor app-ontwikkelaars en consumenten? Wat kan de Staatssecretaris op dit moment doen om app-ontwikkelaars en consumenten hier in Nederland voor te beschermen? Denkt zij dat deze rechtszaak het belang van ex ante-regelgeving en een zwarte lijst van ongewenst gedrag van systemic digital platforms zoals voorgesteld door Eurocommissaris Vestager onderstreept? Is de Staatssecretaris bereid dit ook naar voren te brengen in de aanstaande Raad voor Concurrentievermogen?
Dit type ontwikkelingen onderstreept inderdaad het belang van mijn beleidsinzet voor ex ante bevoegdheden. Verwijdering van een platform kan immers een grote nadelige impact op een onderneming hebben. In mijn beantwoording van de vragen van de leden van de VVD- en CDA-fracties ga ik nader in op verwijdering uit appstores, de platform-to-business Verordening, mijn inzet voor platforms met een poortwachterspositie en de voorstellen die op dit vlak in de EU zijn aangekondigd. Ik blijf de kabinetsinzet uitdragen in de EU om te zorgen dat de voorstellen van de Europese Commissie in lijn zullen zijn met de Nederlandse belangen.
De leden van de GroenLinks-fractie kijken uit naar het onderzoek van ACM over Apple’s misbruik van hun dominante marktpositie via hun App Store. Neemt ACM het verwijderen van Fortnite uit de Appstore ook mee in het onderzoek? Komt ACM met hun bevindingen naar buiten zodra zij hun onderzoek hebben afgerond? Kan de Kamer hiervan op de hoogte worden gehouden?
De ACM voert haar onderzoek onafhankelijk en in vertrouwelijkheid uit. De ACM kan dan ook geen uitspraken doen over het onderzoek of de reikwijdte ervan zolang dat onderzoek loopt In haar marktstudie naar appstores gaat de ACM in op verwijdering uit appstores.22 Zodra er bevindingen naar buiten worden gebracht, zal ik uw Kamer hiervan op de hoogte stellen.
De leden van de GroenLinks-fractie hebben ook vragen over de twee fiches die op de agenda staan. Het is van groot belang dat het mkb goed door deze crisis heen geholpen wordt en voorbereid wordt op de verschillende crisissen waar we de komende jaren naast de coronacrisis mee te maken krijgen. Deze leden horen dan ook graag wat de Nederlandse inzet is tijdens de gedachtewisseling over een toekomstgericht EU-beleid voor het mkb. Kan de Staatssecretaris hierbij toelichten hoe deze EU-strategie zich verhoudt tot de coronacrisis en de economische crisis? Ook zijn zij benieuwd hoe dit mkb-plan past binnen de Green Deal, het actieplan circulaire economie en de digitaliseringsstrategie. Kan de Staatssecretaris dit toelichten?
Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik u naar het antwoord op de vraag van D66.
Kamerstuk 32 637, nr. 423.↩︎
Kamerstuk 27 879, nr. 71 en Kamerstuk 35 134, nr. 13.↩︎
Kamerstuk 21 501-30, nr. 496.↩︎
Zie voor uitgebreide reactie op de evaluatie de brief van Minister van SZW (Kamerstuk 22 112, nr. 2839).↩︎
Sociaal-Economische Raad (SER), 22 juni 2020, «Directe import van buiten de EU» (https://www.ser.nl/-/media/ser/downloads/adviezen/2020/direct-import-buiten-eu.pdf?la=nl&hash=6D373BBF9C9FB405E84F920B2C431D49).↩︎
Kamerstuk 27 879, nr. 76.↩︎
Kamerstuk 35 251, nr. 8.↩︎
Mededeling (EU) COM/2020/67 van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's: De digitale toekomst van Europa vormgeven, p.6. Te benaderen via: https://ec.europa.eu/info/sites/info/files/communication-shaping-europes-digital-futurefeb2020_en_4.pdf.↩︎
Kamerstuk 35 134, nr. 10.↩︎
https://www.rijksoverheid.nl/binaries/rijksoverheid/documenten/rapporten/2020/07/02/bijlage-bouwen-aan-vertrouwen-door-online-platforms/bijlage-bouwen-aan-vertrouwen-door-online-platforms.pdf.↩︎
Kamerstuk 21 501–02, nr. 2197.↩︎
Kamerstuk 22 112, nr. 2902.↩︎
Kamerstuk 22 112, nr. 2862.↩︎
Provincie Overijssel, 8 juni 2020, «Kapitaalsteun Europa voor Midden- en Kleinbedrijf cruciaal voor economisch herstel uit coronacrisis» (https://www.overijssel.nl/@225677/eddy-hijum-kapitaalsteun-europa-midden/).↩︎
Kamerstuk 33 009, nr. 70.↩︎
https://www.nctv.nl/onderwerpen/vitale infrastructuur.↩︎
Kamerstuk 31 125, nr. 92.↩︎
Kamerstuk 35 420 nr. 36.↩︎
Kamerstuk 30 821, nr. 97 en Kamerstuk 31 125, nr. 108.↩︎
European Scale-up Action for Risk Capital.↩︎
Kamerstuk 22 112, nr. 2863.↩︎
https://www.acm.nl/nl/publicaties/marktstudie-appstores.↩︎