BIT-toets project digitale toegankelijkheid rechtspraak
Rechtsstaat en Rechtsorde
Brief regering
Nummer: 2020D42868, datum: 2020-10-29, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-29279-623).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: S. Dekker, minister voor Rechtsbescherming (Ooit VVD kamerlid)
- Beleidsreactie BIT-toets project Digitale Toegankelijk
- Definitief BIT-advies project Digitale Toegankelijkheid
Onderdeel van kamerstukdossier 29279 -623 Rechtsstaat en Rechtsorde.
Onderdeel van zaak 2020Z19936:
- Indiener: S. Dekker, minister voor Rechtsbescherming
- Volgcommissie: vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2020-11-03 15:35: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2020-11-04 14:30: Procedures en brieven (via videoverbinding) (Procedurevergadering), vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2020-11-05 09:30: Georganiseerde criminaliteit/ondermijning, rechtspraak en strafrechtketen (Notaoverleg), vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2020-12-03 15:20: Aansluitend aan de Stemmingen: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2020-2021 |
29 279 Rechtsstaat en Rechtsorde
Nr. 623 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR RECHTSBESCHERMING
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 29 oktober 2020
Het Bureau ICT-toetsing (BIT) heeft in de periode januari tot mei 2020 onderzoek gedaan naar het project Digitale Toegankelijkheid (DT) van de Raad voor de rechtspraak. Het BIT heeft op 6 oktober jl. advies uitgebracht. Met deze brief bied ik u het BIT-advies samen met de beleidsreactie van de Raad voor de rechtspraak op het advies, aan1. De beleidsreactie van de Raad voor de rechtspraak onderschrijf ik. Hieronder ga ik kort in op de voorgeschiedenis, geef ik mijn reactie op het advies en blik ik vooruit op het vervolg.
Voorgeschiedenis
Op 13 april 2018 heb ik u geïnformeerd over stopzetting van het toenmalige digitaliseringsprogramma voor het civiele recht en het bestuursrecht.2 Ik heb daarbij opgemerkt dat digitalisering van de rechtspraak onontkoombaar is en daar voorwaarden bij gesteld die samengevat luiden: neuzen dezelfde kant op, de juiste mensen op de juiste plek en een heldere besturing en governance. De Raad voor de rechtspraak heeft aan deze voorwaarden voortvarend invulling gegeven. Bij brief van 13 juli 2018 heb ik u geïnformeerd over de nieuwe «IV-governance» van de rechtspraak en de ontwikkeling van een basisplan digitalisering civiel recht en bestuursrecht.3 Bij brief van 15 november 2018 kon ik u de contouren van dit basisplan schetsen.4 Tevens heb ik toen gemeld dat, als onderdeel van breder toezicht en verantwoording, de Raad voor de rechtspraak vrijwillig deelneemt aan het stelsel van BIT-toetsing. Ook heeft de Raad een onafhankelijke reviewboard voor de digitalisering ingesteld. Ik heb toen geconcludeerd dat er een goede basis lag voor vervolgstappen. Die vervolgstappen zijn gezet met de uitwerking van het basisplan in het project DT. De rechtspraak heeft met dit project gekozen voor het realiseren van digitale toegankelijkheid van de rechtspraak voor procespartijen en de vorming van een volledig digitaal dossier met raadpleegbaarheid voor partijen. Dit project is eind 2019 ter toetsing aan het BIT aangeboden.
De BIT-toets
Het BIT toetst de risico’s en slaagkans van overheidsprojecten waarbij ICT een belangrijk rol speelt. Het hanteert daarvoor een toetsingskader dat betrekking heeft op dertien onderwerpen. De rapporten van het BIT spitsen zich toe op de belangrijkste risico’s.
Ik merk op dat het BIT op voor rechtspraak belangrijke onderdelen van het toetsingskader geen risico’s constateert. Dit vormt steun voor de belangrijke stappen die door de Rechtspraak bijvoorbeeld zijn gezet in de vernieuwing van de IV-governance, bemensing, cultuur en verandervermogen.
In het onderhavige rapport over het project DT zijn door het BIT risico’s geïdentificeerd op vier onderwerpen, nl. de technische keuzes, kostenbeheersing, aanpak en het snel genoeg realiseren van maatschappelijke baten. Die risico’s maken volgens het BIT dat de slagingskans van het project onnodig onder druk staat. Het BIT komt in zijn rapport met aanbevelingen op de risicogebieden die de slaagkans van het project verhogen.
In de bijgaande reactie van de Raad voor de rechtspraak op het BIT-advies wordt uitvoerig ingegaan op de aanbevelingen. De Raad geeft aan met de aanbevelingen goed uit de voeten te kunnen. Op de technische punten is in het project de afgelopen maanden – na de onderzoeksperiode van het BIT – als onderdeel van de reguliere planning reeds invulling gegeven aan aanbevelingen.
Ik heb de afgelopen tijd intensief met de Raad overlegd om mij ervan te vergewissen dat aan de aanbevelingen van het BIT recht wordt gedaan. Ik heb er vertrouwen in dat de Rechtspraak met de opvolging van de aanbevelingen de in het advies benoemde risico´s van dit omvangrijke project afdoende kan beperken. In de verdere uitvoering van het project is ook voorzien in monitoring en toetsing door de externe reviewboard. Ik overleg periodiek met de Raad voor de rechtspraak over de voortgang van het project en zal uw Kamer daarover informeren. Inzicht in de voortgang en verantwoording van het project wordt daarnaast door de Raad voor de rechtspraak geboden via het Rijks ICT Dashboard.
Specifiek ten aanzien van de kostenbeheersing en maatschappelijke baten merk ik nog het volgende op. In het eerdere digitaliseringsprogramma is er sprake geweest van vertraging en kostenoverschrijdingen. Het is mede in dat licht begrijpelijk dat het BIT nadrukkelijk aandacht vraagt voor kostenbeheersing.
Hierin wordt voorzien doordat per kwartaal door de stuurgroep van het project na toetsing van de (herijkte) begroting de middelen worden vrijgegeven. De investeringenboard en de Monitoring- en Toezichtboard houden toezicht op de besteding van deze vrijgegeven middelen. De kostenbeheersing komt tevens aan de orde in de periodieke portfolio-overleggen met mijn ministerie.
Ten aanzien van maatschappelijke baten, in de vorm van besparingen, is een les uit het verleden dat een te grote nadruk daarop, een afbreukrisico kan vormen. Ik heb er dan ook begrip voor dat de rechtspraak voorzichtig te werk gaat en niet aan het begin van het traject hoge volume zaakstromen wil oppakken. Tegelijkertijd is het goed dat de Raad ook aangeeft oog te hebben voor het belang van zowel rechtspraak als rechtszoekenden dat grotere zaakstromen niet als laatste worden ontsloten en keuzes hieromtrent te willen heroverwegen. Want bij maatschappelijke baten gaat het ook om hoe de rechtspraak en de samenleving gebaat zijn bij de digitalisering in de vorm van toegankelijkheid, snelheid en kwaliteit. Ik zal in periodieke gesprekken met de Raad aandacht hebben voor de kostenbeheersing en de maatschappelijke baten.
Ik heb bij de doorstart van de digitalisering de financiering daarvan afhankelijk gesteld van een positief oordeel van het BIT en opvolging van de aanbevelingen van het BIT. Daarvan is nu sprake, zodat de middelen conform de prijsafspraken voor de periode 2020–2022 beschikbaar worden gesteld.
Vervolg
Het project DT komt nu in de uitvoeringsfase. De digitalisering gebeurt in plateaus. Het eerste plateau is deels reeds ontwikkeld en voorziet in hergebruik van de basisoplossing die al in gebruik is voor digitale toegang op het gebied van de WvGGZ en CORV (jeugdbescherming) en een pilot met incassozaken. Deze oplossing wordt voor en binnen het project DT verder uitgebreid. Het komend half jaar staat nog in het teken van de verdere (technische) ontwikkeling. De verwachting is dat in het tweede kwartaal 2021 in de eerste twee zaakstromen digitale toegang voor procespartijen technisch is gerealiseerd. Het gaat dan om qua procesvoering eenvoudigere zaken te weten beslagrekesten, startpilotgerecht rechtbank Amsterdam, en Rijksbelastingzaken, startpilotgerecht Hof Arnhem-Leeuwarden. Daarna wordt stapsgewijs deze digitalisering naar de andere gerechten uitgebreid.
In de tweede helft van 2021 zal gestart worden met de ontwikkeling van de zaakstromen van plateau 2. Welke zaakstromen dat zijn wordt begin 2021 bepaald op basis van de heroverweging in het licht van maatschappelijke baten zoals hiervoor aangegeven. Daarin zullen ook de resultaten van de (tussen)evaluatie van het nu lopende experiment met digitaal procederen door enkele deurwaarderskantoren in incassozaken bij de rechtbank Rotterdam worden betrokken. In de laatste fase, plateau 3, zullen ook complexere zaakstromen zoals omgevingsrecht digitaal worden ontsloten. De planning voor het project DT loopt tot eind 2024.
Elke zaakstroom begint met een pilot op vrijwillige basis. De algemene regels voor vrijwillig en verplicht digitaal procederen in het civiele recht en het bestuursrecht zijn ondergebracht in een AmvB (Besluit elektronisch procederen). Het Besluit elektronisch procederen treedt naar verwachting op 1 januari 2021 in werking. Het digitaal procederen zal per zaakstroom verplicht kunnen worden gesteld voor professionele partijen.
De rechtspraak betrekt in de uitvoering van het project DT de verschillende betrokken (keten)partijen, zoals de advocatuur, bestuursorganen en gerechtsdeurwaarders.
Tot slot
Na een periode van herbezinning op de digitalisering, ontwikkeling van een nieuw plan, externe toetsing en onzekerheid over de uitkomst van de onafhankelijke BIT-toets, kan nu de digitalisering weer in de praktijk worden gebracht. Dat gebeurt stapsgewijs, in afstemming met alle betrokkenen en daar wordt de noodzakelijke tijd voor genomen. Het belang van digitaal kunnen procederen is door de coronacrisis nog verder onderstreept. Digitalisering van de rechtspraak draagt bij aan de toegang tot het recht, de snelheid en de kwaliteit van de rechtspraak. Het is nu zaak dat de rechtszoekenden, juridische professionals en de medewerkers van de rechtspraak dat spoedig en steeds meer in de praktijk zullen gaan ervaren.
De Minister voor Rechtsbescherming,
S. Dekker