[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Antwoorden op vragen gesteld tijdens het notaoverleg van 28 oktober 2020 over slachtoffers

Slachtofferbeleid

Brief regering

Nummer: 2020D43610, datum: 2020-11-02, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-33552-79).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van kamerstukdossier 33552 -79 Slachtofferbeleid.

Onderdeel van zaak 2020Z20286:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2020-2021

33 552 Slachtofferbeleid

Nr. 79 BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 2 november 2020

Bijgaand bied ik u aan de beantwoording van de mondelinge vragen, gesteld door uw Kamer tijdens het Notaoverleg Slachtoffers van de Commissie Justitie en Veiligheid van 28 oktober jl.

Ten aanzien van een viertal onderwerpen zijn in het kader van dit overleg moties ingediend, die ik hierbij schriftelijk apprecieer. Deze appreciatie vindt u terug in paragraaf 4.

De Minister van Justitie en Veiligheid,
F.B.J. Grapperhaus

1. Aanpak kinderpornografie

Door de PVV-fractie zijn vragen gesteld over de «naming and shaming» van internetbedrijven die kinderpornografisch materiaal niet snel genoeg van hun servers verwijderen. De PVV-fractie vraagt om een stand van zaken. Daarnaast vraagt de PVV-fractie om een stand van zaken met betrekking tot de oprichting van een Bestuursrechtelijke Autoriteit, die toezicht houdt op het verwijderen van kinderpornografisch materiaal van servers door hosters.

Een schoon internet, vrij van kinderpornografisch beeldmateriaal, is van groot maatschappelijk belang. Zoals uw Kamer weet, zie ik hierbij een belangrijke rol weggelegd voor internetbedrijven. In de brief over «naming and shaming» van deze bedrijven heb ik uw Kamer recent geïnformeerd.1 Net als de fractie van de PVV vind ik de oprichting van een Bestuursrechtelijke Autoriteit een belangrijk sluitstuk van de aanpak om een schoon internet – zonder kinderporno – daadwerkelijk te realiseren. De inhoud van het wetsvoorstel waarbij in de oprichting van deze autoriteit wordt voorzien, is in een vergevorderd stadium. Over enkele zaken moet nog worden besloten, zoals de financiering van deze autoriteit. Ik deel de wens van de PVV-fractie om dit proces spoedig te doorlopen. Een datum voor bijvoorbeeld de (internet)consultatie van het wetsvoorstel kan ik op dit moment nog niet geven.

In de beantwoording van vragen die door uw Kamer zijn gesteld in het kader van het Schriftelijk Overleg Zeden van 7 oktober jl. zal ik uitgebreider op mijn plannen voor de oprichting van een Bestuursrechtelijke Autoriteit terugkomen. Deze beantwoording wordt op korte termijn naar uw Kamer gezonden.

Door de SP-fractie zijn vragen gesteld over het uploaden van pornografische content. De SP-fractie vraagt zich af of ik het noodzakelijk vind dat voor uploaders een vergewisplicht wordt ingevoerd. Volgens de SP-fractie voorkomt een dergelijke vergewisplicht het uploaden van kinderpornografisch materiaal.

Door de SP-fractie zijn hierover op een eerder moment vragen gesteld, die ik heb beantwoord op 28 september 2020.2 In die brief heb ik aangegeven dat met het zonder toestemming plaatsen van seksueel getinte content een strafbaar feit (strafrecht) of een onrechtmatige daad (civiel recht) wordt gepleegd. In het geval het potentiële slachtoffer een dergelijke openbaarmaking voorziet, kunnen rechtsmiddelen worden aangewend om publicatie te voorkomen. In de beantwoording heb ik tevens erop gewezen dat het kabinet opdracht heeft gegeven tot een onderzoek naar een laagdrempelige voorziening om onrechtmatige content verwijderd te krijgen.

Zoals in de antwoorden is aangegeven, ben ik geen voorstander van het invoeren van een separate wettelijke vergewisplicht. Wel zie ik meerwaarde in het beter informeren van mensen over hun rechten in relatie tot het gebruik van afbeeldingen, gecombineerd met een snelle en toegankelijke procedure om onrechtmatige content zo snel mogelijk verwijderd te krijgen. Ook zie ik mogelijkheden om met internetplatforms het gesprek aan te gaan over hun algemene voorwaarden en terms of service in relatie tot onrechtmatige content. Ik zet daarbij in op het maken van afspraken op Europees niveau.

Door de SP- en PvdA-fractie zijn vragen gesteld over de subsidie van het Expertisebureau Online Kindermisbruik (EOKM). Ook is door hen de vraag gesteld wat ik doe om het voortbestaan van het EOKM veilig te stellen.

Net als de fracties van de SP en de PvdA ben ik van mening dat het EOKM zeer belangrijk is in de aanpak van kinderporno. Vandaar dat ik dit jaar, op basis van een begroting van het EOKM, de subsidie aan het expertisebureau incidenteel flink heb verhoogd. Voor 2021 speelt opnieuw deze afweging. Ik kies hierbij voor een incidentele werkwijze vanwege de verwachte komst van een Bestuursrechtelijke Autoriteit die op het verwijderen van kinderpornografisch materiaal gaat toezien. De introductie van deze autoriteit leidt naar verwachting tot een nieuwe ketensamenwerking, waarbij ook de middelen opnieuw (structureel) kunnen worden toebedeeld.

Verder ben ik van mening dat meer bedrijven financieel aan het EOKM zouden moeten bijdragen. Hierover spreek ik met uw Kamer graag verder tijdens de komende begrotingsbehandeling.

Op de financiering van het EOKM zal ik tevens terugkomen in de beantwoording van de vragen die uw Kamer heeft gesteld in het kader van het Schriftelijk Overleg Zeden van 7 oktober jl. Deze beantwoording wordt op korte termijn naar uw Kamer gezonden.

2. Online criminaliteit

De PVV-fractie vraagt naar de stand van zaken met betrekking tot een integrale reactie naar onderzoeken op het terrein van cybercrime.

In de afgelopen jaren zijn naar cybercrime meerdere wetenschappelijke onderzoeken uitgevoerd. De resultaten daarvan zijn meegenomen in de integrale aanpak van cybercrime. Uw Kamer is hierover geïnformeerd bij brief van 29 juni jl.3

Dat geldt ook voor het door de PVV-fractie aangehaalde onderzoek «Hoe veilig gedragen wij ons online?», uitgevoerd door de Haagse Hogeschool en het Nederlands Studiecentrum Criminaliteit en Rechtshandhaving. De resultaten van het onderzoek zijn, samen met de resultaten van andere onderzoeken, besproken in expertsessies. Uit die sessies bleek onder meer dat voor gedragsverandering door betere bewustwording specifiekere en gerichtere communicatie aan verschillende doelgroepen meer effect kan hebben dan enkel algemene communicatie.

In het kader van de aanpak van cybercrime worden diverse preventie-activiteiten uitgevoerd. Zo wordt aan het algemene publiek, maar ook aan specifieke doelgroepen – zoals jongeren, senioren, laaggeletterden en MKB’ers – uitleg gegeven over verschillende vormen van cybercrime en digitale criminaliteit, zodat men de verschillende online risico’s gaat inzien. Daarbij wordt een helder en gemakkelijk handelingsperspectief geschetst, zoals bijvoorbeeld het gebruik van goede wachtwoorden. Hiervoor laat ik vijf, eenvoudig te begrijpen filmpjes ontwikkelen. Ook de campagne «Senioren en veiligheid» van afgelopen september ging onder meer op het gevaar van phishing in en hoe men zich hiertegen kan beschermen.

Door de GroenLinks-fractie is de vraag gesteld of het kabinet in gesprek is met bedrijven over het voorkomen van online criminaliteit, waaronder spoofing.

Ik ben inderdaad met de banken in gesprek over de aanpak van fraude, waaronder fraude door spoofing. Bovendien spreekt de Staatssecretaris van Economische Zaken met de telecomsector over hun mogelijkheden om spoofing te voorkomen. De Staatssecretaris bericht uw Kamer daarover aan het einde van dit jaar.

Bij spoofing belt een fraudeur zijn slachtoffer en doet zich daarbij voor als medewerker van een bank. Hij vertelt het slachtoffer dat zijn geld gevaar loopt en vraagt om dit geld over te maken naar een veilige rekening. Omdat in het venster van de telefoon de naam of nummer van de bank staat, denkt het slachtoffer dat het telefoontje van de bank is.

Van de banken heb ik vernomen dat zij niet kunnen voorkomen dat misbruik wordt gemaakt van hun naam of telefoonnummer. Banken proberen zoveel mogelijk frauduleuze betalingen te detecteren en gelden veilig te stellen of terug te halen, maar als iemand zelf een overboeking doet, moet een bank die opdracht uitvoeren.

Wel nemen banken diverse maatregelen om fraude, waaronder fraude als gevolg van spoofing, te voorkomen. Zoals het waarschuwen voor deze vorm van fraude via bijvoorbeeld veiligbankieren.nl, de eigen websites en door een aantal banken via persoonlijke berichten in de internetbankierenomgeving van de klant, real time fraudedetectiesystemen, waarbij verdachte transacties worden gesignaleerd en onderzocht en contact met de klant wordt opgenomen en de IBAN-naamcheck, waarbij klanten een melding krijgen als de ingevoerde naam en rekeningnummer niet overeenkomen. Verder werken banken onderling samen om bijvoorbeeld informatie over modi operandi van fraudeurs uit te wisselen.

3. Bestrijding discriminatie en racisme/ onderzoek ritueel misbruik

Door de GroenLinks-fractie is de vraag gesteld of het kabinet met een integraal actieplan kan komen om de meldingsbereidheid van gevallen van racisme en discriminatie te vergroten en deze fenomenen aan te pakken.

Een integraal antidiscriminatiebeleid bestaat reeds. De coördinatie daarvan ligt bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK). Over dit beleid wordt jaarlijks gerapporteerd. Tijdens het plenair debat over institutioneel racisme van 1 juli jl. (Handelingen II 2019/20, nr. 90, item 8) zijn door uw Kamer enkele moties op dit terrein aangenomen. De Minister van BZK heeft toegezegd uw Kamer voor het eind van het jaar een brief over deze moties te zullen sturen.

In Nederland bestaat een fijnmazig stelsel van anti-discriminatievoorzieningen en de politie neemt elke melding en aangifte zeer serieus. In de visie «Politie voor Iedereen», waarover uw Kamer in de halfjaarberichten politie geïnformeerd wordt, wordt ook aandacht besteed aan het belang van het tegengaan van discriminatie. De binnen de politieorganisatie hierover aanwezige kennis en kunde worden samengebracht in de Netwerken Divers Vakmanschap, waarin o.a. de medewerkersnetwerken Roze in Blauw een belangrijke plaats krijgen.

De fractie van GroenLinks stelt de vraag naar de voortgang van het onderzoek naar ritueel misbruik.

In lijn met de motie die het lid Van den Berge (GroenLinks)4 hierover eerder heeft ingediend, heb ik inmiddels het WODC verzocht een onafhankelijk onderzoek te laten uitvoeren naar de aard en omvang van georganiseerd sadistisch misbruik van kinderen. In het onderzoek zullen ervaringen van slachtoffers van ritueel misbruik en hun therapeuten betrokken worden, zodat de uitkomsten betrokken kunnen worden bij een effectieve opsporing van deze mogelijke netwerken. Voor het Kerstreces doe ik uw Kamer een brief toekomen over de opzet van dit onderzoek.

4. Appreciatie moties

Door uw Kamer zijn tijdens het notaoverleg moties ingediend die liggen op mijn beleidsterrein. In het navolgende zal ik deze moties schriftelijk appreciëren.

Door het lid Van den Berge (GroenLinks) is een motie ingediend waarin de regering wordt verzocht te voorzien in een integraal actieplan voor het versterken van de gezamenlijke slagkracht tegen discriminatie en racisme (Kamerstuk 33 552, nr. 70 ).

Deze motie moet worden bezien in relatie tot enkele moties die na het plenair debat over institutioneel racisme van 1 juli jl. door uw Kamer zijn aangenomen.5 De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft toegezegd uw Kamer voor het eind van het jaar een brief over deze moties te zullen sturen. In afwachting van die brief stel ik uw Kamer voor de motie aan te houden.

Mocht de motie toch in stemming worden gebracht, dan ontraad ik die.

Door het lid Van den Berge (GroenLinks) is een motie ingediend waarin de regering wordt verzocht om de samenwerking met vertegenwoordigers van financiële dienstverleners te intensiveren teneinde het beschermingsniveau van cliënten tegen online criminaliteitsvormen, waaronder spoofing, te verhogen (Kamerstuk 33 552, nr. 78).

Zoals hierboven in de beantwoording is aangegeven, ben ik reeds met de banken in gesprek over de maatregelen om fraude, waaronder fraude door spoofing, te voorkomen. Ik onderschrijf de strekking van de motie in die zin, dat ook ik vind dat de banken een belangrijke verantwoordelijkheid hebben bij het beschermen van hun klanten tegen fraude, bijvoorbeeld fraude door spoofing. Ik laat het oordeel daarom over aan uw Kamer.

Door het lid Van Nispen (SP) is een motie ingediend waarin de regering wordt verzocht met een voorstel te komen waardoor het voor erotische websites waarop gebruikers zelf materiaal kunnen uploaden verplicht wordt zich te vergewissen van de toestemming en meerderjarige leeftijd van de personen die in het materiaal figureren en materiaal wat daar niet aan voldoet, te weigeren (Kamerstuk 33 552, nr. 75).

Zoals ik in mijn beantwoording hierboven heb opgemerkt, neem ik thans reeds stevige maatregelen om de publicatie van onrechtmatige content te voorkomen en verwijderen en span ik mij ook op Europees niveau daarvoor in. De motie van de heer Van Nispen heeft betrekking op het aanvullen van de huidige aanpak met een vergewisplicht. Ik ben bereid de mogelijkheden van een juridisch haalbare en praktisch zinvolle invoering van een dergelijke vergewisplicht te verkennen, uw Kamer hierover te informeren en laat het oordeel daarmee over aan uw Kamer.

Door het lid Van Nispen (SP) is een motie ingediend waarin de regering wordt verzocht gehoor te geven aan de noodkreet van het EOKM en structureel voldoende subsidie te verstrekken aan het EOKM om in ieder geval de huidige activiteiten voort te kunnen zetten (Kamerstuk 33 552, nr. 76).

Ik stel uw Kamer voor deze motie, gelet op het verzoek om structurele verhoging van het voor het EOKM begrote bedrag, aan te houden tot aan de behandeling, in uw Kamer, van de begroting van mijn ministerie.

Mocht de motie toch in stemming worden gebracht, dan ontraad ik die.


  1. Kamerstuk 31 015, nr. 203.↩︎

  2. Aanhangsel Handelingen II 2020/21, nr. 190.↩︎

  3. Kamerstuk 26 643, nr. 696.↩︎

  4. Kamerstuk 35 349, nr. 15.↩︎

  5. Kamerstuk 30 950, nrs. 186, 203 en 211.↩︎