Rapport ‘Evaluatie Schadefonds Geweldsmisdrijven’
Zelfstandige bestuursorganen
Brief regering
Nummer: 2020D43654, datum: 2020-11-02, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-25268-191).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: S. Dekker, minister voor Rechtsbescherming (Ooit VVD kamerlid)
Onderdeel van kamerstukdossier 25268 -191 Zelfstandige bestuursorganen.
Onderdeel van zaak 2020Z20307:
- Indiener: S. Dekker, minister voor Rechtsbescherming
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2020-11-05 13:15: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2020-11-18 14:30: Procedures en brieven (via videoverbinding) (Procedurevergadering), vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2023-09-07 13:45: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2020-2021 |
25 268 Zelfstandige bestuursorganen
Nr. 191 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR RECHTSBESCHERMING
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 2 november 2020
Hierbij bied ik u het rapport «Evaluatie Schadefonds Geweldsmisdrijven» aan1.
Aanleiding en doel
Het Schadefonds Geweldsmisdrijven (hierna: Schadefonds) is met ingang van 1 januari 2012 onder de werking van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen gebracht. In artikel 39 van deze wet is bepaald dat ik u elke vijf jaar een verslag toezend ten behoeve van de beoordeling van de doelmatigheid en doeltreffendheid van het functioneren van een zelfstandig bestuursorgaan.
Conclusies en aanbevelingen
De vraagstelling die in het onderzoek centraal heeft gestaan, is in hoeverre het Schadefonds in de evaluatieperiode zijn (wettelijke) taken doelmatig en doeltreffend heeft uitgevoerd en in hoeverre de door de wetgever geregelde zelfstandigheid van het Schadefonds in de praktijk functioneel is.
Uit het rapport blijkt dat het Schadefonds doeltreffend functioneert. De rechtmatigheid en zorgvuldigheid van de beschikkingverlening worden als goed beoordeeld. Het overgrote deel van de slachtoffers voelt zich door het Schadefonds erkend als slachtoffer en ervaart de uitkering als een vorm van gerechtigheid.
Ook de doelmatigheid van het functioneren van het Schadefonds wordt in het rapport als goed beoordeeld. De werkprocessen zijn efficiënt ingericht. Het bewaken van de doelmatigheid en de continuïteit wordt geborgd in de governance-driehoek en de P&C-cyclus.
In de praktijk heeft de zelfstandigheid van het Schadefonds een aantal grote voordelen. Zo vergt het beslissen op aanvragen alsmede het behandelen van een eventueel bezwaar daartegen onafhankelijke oordeelsvorming op grond van specifieke deskundigheid. Dit past bij een ZBO-status. Ook is het Schadefonds als kleine, autonome organisatie wendbaar en kan de commissie in bezwaar direct beslissen zonder tussenschakel van een adviescommissie. Dit laatste is belangrijk vanwege de wenselijkheid van een voortvarende en empathische bejegening van slachtoffers. Tenslotte is er een gezond stelsel van checks and balances in de relatie tussen departement en Schadefonds.
In het rapport wordt ook een aantal aandachtspunten benoemd met betrekking tot de zelfstandigheid van het Schadefonds. De onderzoeker signaleert een verschil in de wettelijke taak van het Schadefonds (het geven van een financiële uitkering als tegemoetkoming in de geleden schade) en de door het Schadefonds geformuleerde missie (een financiële tegemoetkoming en daarmee het geven van erkenning van het onrecht dat het slachtoffer is aangedaan). Ook bestaat er een zekere spanning tussen de ZBO-status, waar attributie en toezicht centraal staan, en de sturing die gebaseerd is op aansturing en opdrachtverlening.2 Bij het Schadefonds komt deze spanning naar voren in de rolverdeling tussen commissie, secretariaat, opdrachtgever en eigenaar, de bevoegdheid om beleidsregels vast te stellen binnen de wettelijke kaders en financiële consequenties van keuzes van het Schadefonds.3 Daarnaast bestaan er onduidelijkheden bij het verlenen van additionele opdrachten door de Minister aan het Schadefonds.
Alles afwegende wordt in het rapport geconcludeerd de ZBO-status te behouden, omdat de genoemde voordelen groter zijn dan de nadelen.
Tenslotte wordt in het rapport een aantal aanbevelingen gedaan:
1. Het opstellen van een integrale beschrijving van de werkafspraken tussen de Minister en de commissie, zodat duidelijk wordt wie waarover gaat.
2. Herziening van art. 19 Wet SGM om de bevoegdheden van de commissie te verduidelijken.
3. Codificatie in de wet van de ontwikkelingen in de taakstelling van het Schadefonds.
Beleidsreactie
Vergoeding van schade is een belangrijk onderdeel van recht doen aan slachtoffers. Het Schadefonds speelt hierbij een belangrijke rol door een uitkering te doen aan slachtoffers van opzettelijke gepleegde gewelds- en zedenmisdrijven die ernstig letsel hebben opgelopen en hun schade niet op andere wijze vergoed krijgen. Met deze financiële tegemoetkoming draagt het Schadefonds bij aan het materiële herstel van het slachtoffer. Daarnaast ervaren slachtoffers de tegemoetkoming als een vorm van erkenning voor wat hen is aangedaan.
Ik ben bijzonder blij met de conclusie in het rapport dat het Schadefonds doelmatig en doeltreffend functioneert. Dit sluit aan bij de ervaringen die ik zelf heb in de samenwerking met het Schadefonds. Sturing en toezicht vergt continue afstemming en goede communicatie tussen het departement en het Schadefonds. Ik zal mij daarvoor blijven inzetten. De voordelen van de ZBO-status wegen ook voor mij zwaarder dan de nadelen. Ik zie dan ook geen aanleiding de ZBO-status van het Schadefonds te herzien.
Hieronder zal ik ingaan op de in het rapport gedane aanbevelingen.
Ad 1. Opstellen van integrale werkbeschrijving
Ik zal deze aanbeveling opvolgen. In samenspraak met het Schadefonds zal een convenant worden opgesteld, waarin de rollen en verantwoordelijkheden van de verschillende betrokken partijen worden beschreven. In het rapport wordt onder meer spanning beschreven bij het vaststellen van de beleidsbundel. Het rapport is voor mij daarom aanleiding in gesprek te gaan met het Schadefonds om te verkennen of in het convenant duidelijke samenwerkingsafspraken kunnen worden gemaakt, onder meer over de reikwijdte van de beleidsbundel binnen de kaders van de wet. Dit mede in het licht van de open-einde regeling en andere mogelijke beleidsinstrumenten die in het kader van slachtofferbeleid kunnen worden ingezet. Indien deze gesprekken daar aanleiding toe geven, zal ik uw kamer over de uitkomst hiervan berichten in een volgende voortgangsbrief Slachtofferbeleid.
Ad 2. Herziening van art. 19 SGM
Ik vind het van belang dat de opdrachtverlening van additionele taken aan het Schadefonds goed geregeld is. Ik neem deze aanbeveling ter harte en zal een voorstel doen om de Wet schadefonds geweldsmisdrijven op dit onderdeel aan te passen.
Ad 3. Codificatie in de wet van de ontwikkelingen in de taakstelling van het Schadefonds van tegemoetkoming in schade naar erkenning.
Deze aanbeveling zal ik niet opvolgen. De in de wet geformuleerde taak van het Schadefonds is het doen van een financiële uitkering aan bepaalde slachtoffers van gewelds- en zedenmisdrijven. Het doel van deze uitkering is het tegemoetkomen in de geleden schade. Daarmee alsmede door de wijze waarop het Schadefonds haar wettelijke taak in de praktijk uitvoert, door middel van burgergericht werken, wordt erkenning geboden aan slachtoffers. Erkenning bieden is echter niet een op zichzelf staande taak. Ook het Schadefonds heeft aangegeven geen behoefte te hebben om de wet op dit punt aan te passen. Wel zie ik aanleiding de term «uitkering» in de Wet schadefonds geweldsmisdrijven aan te passen, zodat duidelijk is dat het om een tegemoetkoming gaat.
De Minister voor Rechtsbescherming,
S. Dekker
Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl.↩︎
Het Schadefonds werkt samen in een governance-driehoek (eigenaar, opdrachtgever en opdrachtnemer).↩︎
De commissie van het Schadefonds is het ZBO. Aan de commissie is een secretaris verbonden. De secretaris is tevens directeur van het bureau dat de commissie ondersteunt in haar werkzaamheden.↩︎