[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Verslag van een schriftelijk overleg over o.a. de geannoteerde agenda Landbouw- en Visserijraad 19 en 20 oktober 2020 (Kamerstuk 21501-32-1254)

Landbouw- en Visserijraad

Verslag van een schriftelijk overleg

Nummer: 2020D43694, datum: 2020-11-03, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-21501-32-1257).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van kamerstukdossier 21501 32-1257 Landbouw- en Visserijraad.

Onderdeel van zaak 2020Z20322:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2020-2021

21 501-32 Landbouw- en Visserijraad

Nr. 1257 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 3 november 2020

De vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over de brief van 7 oktober 2020 over de geannoteerde agenda van de Landbouw- en Visserijraad van 19 en 20 oktober 2020 (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1254).

De vragen en opmerkingen zijn op 12 oktober 2020 aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit voorgelegd. Bij brief van 2 november 2020 zijn de vragen beantwoord.

De voorzitter van de commissie,
Kuiken

De adjunct-griffier van de commissie,
Verhoev

Inhoudsopgave blz.
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties 2
II Antwoord/Reactie van de Minister 15
III Volledige agenda 27

I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

Geannoteerde agenda

De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de geannoteerde agenda, het verslag van de Landbouw- en Visserijraad van 21 september 2020 en de brief over de Standing Commitee for Plants, Animals, Food and Feed (SCoPAFF) en hebben hierover nog enkele vragen en opmerkingen.

De leden van de VVD-fractie maken zich zorgen over de ontwikkelingen rond het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB). De afgelopen maanden is, mede door de coronacrisis, weinig voortgang geboekt en het nadere financiële kader heeft lang op zich laten wachten. Deze leden hechten aan een technische briefing over de voortgang en weten dat het aanbod vanuit het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) voor het geven van een Technische Briefing reeds is gedaan. Zij vragen of de Minister de voorgestelde route van het Duitse Voorzitterschap om bij de Landbouw- en Visserijraad van 19 en 20 oktober al tot een algemene oriëntatie van het GLB te komen en een gezamenlijke Raadspositie vast te stellen realistisch vindt. Zo nee, waarom niet en zo ja, waarom wel?

De leden van de VVD-fractie vragen of de Minister een terugkoppeling kan geven van de discussie die op 7 oktober 2020 plaats heeft gevonden rond de horizontale verordening. Welke onderwerpen stonden op de agenda en wat is de positie van Nederland in deze discussie? Hoe heeft de discussie rond uitzonderingen van de controles op de conditionaliteit voor kleine boeren zich ontwikkeld, welke uiteenlopende posities zijn er en wanneer wordt erop teruggekomen?

De leden van de VVD-fractie vragen of de Minister een uitgebreide toelichting kan geven op de voorgestelde wijzigingen rond de Raadswerkgroep Landbouwproducten.

De leden van de VVD-fractie vragen naar de uitwerking van de raadsconclusies over de Van-boer-tot-bord-strategie. Hecht de Minister, net als het Duits Voorzitterschap ook aan een af te spreken raadsconclusie? Zo ja, waarom wel? Zo nee, waarom niet? Kan de Minister toelichten wat een raadsconclusie voor betekenis heeft, aangezien het geen rechtsgevolgen heeft? Wat zegt een gezamenlijke, unanieme verklaring over de weg die de EU-landbouwministers in willen slaan wat betreft de Van-boer-tot-bordstrategie? Wordt met een gezamenlijke, unanieme verklaring niet vooruitgelopen op de discussie die binnen elke lidstaat hierover gevoerd moet gaan worden?

De leden van de VVD-fractie vragen tevens naar de stand van zaken met betrekking tot het Nederlandse standpunt in relatie tot de andere lidstaten. Op welke onderwerpen heeft Nederland welke lidstaten aan zijn zijde, op welke onderwerpen wordt de steun van andere lidstaten gemist en welke lidstaten zijn dat? Deze leden ontvangen hier graag een uitgebreide toelichting op. Daarnaast missen deze leden op dit punt de aandacht voor een gelijk speelveld in Europees verband. Kan de Minister een toelichting geven op het belang van het gelijke speelveld in relatie tot de beoogde verklaring rond Van-boer-tot-bordstrategie?

De leden van de VVD-fractie lezen dat, als onderdeel van de inzet met betrekking tot de Van-boer-tot-bordstrategie, ingezet wordt op ambitieuze en afdwingbare handelsafspraken met derde landen. Deze leden vinden het ook noodzakelijk om goede handelsverdragen te sluiten met derde landen om zo de exportmogelijkheden van Nederlandse agrarische ondernemers te verbeteren. Het voornemen om «afdwingbare» afspraken te maken roept bij hen echter vragen op. Kan de Minister toelichten hoe zij deze afdwingbaarheid voor zich ziet? Op welke element van een handelsverdrag dient deze afdwingbaarheid wat haar betreft toe te zien? Door middel van welk mechanisme dienen handelsafspraken volgens haar afdwingbaar te zijn?

Deelt de Minister de opvatting dat de recente uitreiking van de Nobelprijs voor de Scheikunde aan microbioloog Emmanuelle Charpentier en biochemicus Jennifer Doudna voor de ontwikkeling van CRISPR-Cas andermaal onderstreept dat de internationale opvattingen over het nut en de noodzaak van deze technologie opgeschoven zijn, terwijl het Europese beleid ten aanzien hiervan hopeloos achter is gebleven? Zo ja, is zij bereid om ook dit punt te agenderen in het kader van haar inzet bij de Van-boer-tot-bordstrategiestrategie en in bredere zin ten aanzien van de noodzaak voor meer ruimte voor innovatieve biotechnologietechnieken?

Daarnaast vragen de leden van de VVD-fractie of de Minister kan toelichten hoe haar inzet op het gebied van alternatieve eiwitten concreter en ambitieuzer kan zijn. Voor welke «alternatieven» voor eiwit dient Europa wat haar betreft meer ambitie te tonen en is er in het kader van deze ambitieuzere inzet ook aandacht voor innovaties zoals voor bijvoorbeeld kweekvlees? Zo ja, is de Minister bereid om het belang van het stimuleren van het onderzoek naar deze innovatie in Nederland te onderstrepen bij haar inzet bij de Van-boer-tot-bordstrategie?

Met betrekking tot de vaststelling van de vangstmogelijkheden voor het jaar 2021 vragen de leden van de VVD-fractie of het bereiken van een voorlopig akkoord over het saneren van de Oostzeevloot impact heeft op de economische positie van Nederlandse vissers.

De leden van de VVD-fractie vragen op welke termijn duidelijk is wanneer een voorstel gedaan zal worden met betrekking tot de Totaal toegestane vangsten (Total Allowable Catch (TAC)) voor met het Verenigd Koninkrijk gedeelde bestanden. Daarnaast spreken deze leden hun steun uit voor de inzet van de Minister met betrekking tot het maken van goede afspraken over de relatie op het gebied van visserij. Dit is voor de Nederlandse vissers van het allergrootste belang. Onder goede afspraken verstaan zij onder andere het tot een redelijke hoogte beperken van de Britse vangst in eigen wateren, het waarborgen van de parallelliteit in de onderhandelingen en het voor de langere termijn vastleggen van afspraken over quotumverdeling en toegang tot visgebieden. Zij vragen de Minister of zij deze inzet deelt.

Verslag Landbouw & Visserijraad 21 september

Zoals eerder benoemd hebben de leden van de VVD-fractie zorgen bij de voortgang rond het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB). Deze leden lezen dat de Commissie zorgen heeft over de Raadspositie, terwijl het voorzitterschap op redelijk korte termijn een Raadspositie in wil nemen. Kan de Minister dit verschil in inzicht verklaren en tevens ingaan op de door de Commissie genoemde zorgen? Zij vragen welke open einden er nog voor Nederland op tafel liggen.

De leden van de VVD-fractie delen de oproep tot behoud van de concurrentiekracht van de Europese boer met betrekking tot de handel in landbouwproducten. Landen buiten de EU moeten voldoen aan dezelfde hoge standaarden als de landen binnen de EU. Deze leden willen benadrukken dat ook binnen de EU nog niet in alle landen dezelfde productiestandaarden gelden en dat het voor de concurrentiekracht van onze eigen Nederlandse boeren ook goed is als deze standaarden gelijk getrokken worden. Deelt de Minister dit standpunt en welke stappen zet zij om dit te bewerkstelligen? Welke inbreng heeft Nederland geleverd bij de discussie over de handel in landbouwproducten, naast de onderhandelingen met Nieuw-Zeeland? Zij doelen hierbij specifiek op het Mercosur-akkoord en de Brexit-onderhandelingen.

De leden van de VVD-fractie vragen welke belanghebbende partijen om aanvullende verdiepingen rond de SWOT-deelanalyses hebben gevraagd. Zijn er ook belanghebbende partijen die om een verdieping hebben gevraagd die niet zijn meegenomen in een aanvullende analyse? Zo ja, welke en waarom is dit verzoek niet meegenomen? Deze leden wachten de definitieve SWOT-versie die voor het begin van 2021 voorzien is af.

De leden van de VVD-fractie danken de Minister voor een actuele stand van zaken over de besluitvorming over het Gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB). Deze leden lezen al een verschil in inzicht tussen de regeringsleiders en de Europese Commissie welke in het triloog besproken zal worden. Kan de Minister het traject schetsen vanaf het punt dat beide wetgevers een standpunt hebben ingenomen tot het moment dat ook de lidstaten akkoord zijn met het voorliggende GLB-voorstel? Op welke termijn zal dit naar verwachting zijn en waarom? Zij doen het verzoek om in voorbereiding op komende Landbouw &Visserijraden een uitgebreidere toelichting te geven op het GLB-budget dan voorheen nu de overleggen met betrekking tot het innemen van een standpunt, volgens het Duits Voorzitterschap, vergevorderd zijn.

De leden van de VVD-fractie vragen een toelichting op de GLB-gelden in de wetenschap dat er naar verwachting pas in het voorjaar van 2021 een Triloog-akkoord ligt en er een transitieperiode wordt verwacht van twee jaar. Hoe worden de voor 2021 beschikbare gelden ingezet (eerste pijler 717,4 miljoen euro en tweede pijler 89,5 miljoen euro)?

Deze leden vragen wanneer definitief duidelijkheid wordt verwacht over de transitieperiode van 1 of 2 jaar. Waarom wacht de Commissie zo lang met een formeel besluit?

De leden van de VVD-fractie zijn blij met de prominente plek van innovatie in het nieuwe GLB. Op welke manier wil Nederland dit binnen het eigen Nationaal Strategisch Plan (NSP) vormgeven? Deze leden vragen tevens naar welke extra stappen de Minister voornemens is te zetten om innovatie aan te jagen en meer nadrukkelijk onderdeel te laten zijn van de voorbereidende stappen bij de ontwikkeling van beleid.

De leden van de VVD-fractie hechten veel waarde aan het gelijke speelveld, zowel tussen boeren in de verschillende lidstaten als tot boeren in landen buiten de EU. Deze leden willen hierbij expliciet het voorbeeld van de suikerbietenteelt aanhalen. Een voorbeeld waaruit blijkt dat het Europese gelijke speelveld ver te zoeken is, gezien de elf landen die inmiddels wel derogatie hebben verleend (Kamerstuk 2020D38819). Zij vragen de Minister uiteen te zetten hoe zij het gevraagde gelijke speelveld in zijn algemeenheid en in de suikerbietenteelt in het bijzonder gaat borgen.

De leden van de VVD-fractie doen met klem een beroep op de Minister om duidelijkheid te krijgen van de Commissie over het beoordelings- en goedkeuringsproces van het NSP. Deze leden delen de mening dat een objectief en transparant proces noodzakelijk is, maar hoe gaat de Minister zich inzetten om dit te bereiken? Daarnaast doen zij ook een klemmend beroep op de Minister om rekening te houden met de reeds bereikte opgaven, ook gezien het gewenste gelijke speelveld. De ene lidstaat heeft de afgelopen jaren al veel grotere stappen gezet dan de andere lidstaat op specifieke onderwerpen. Zij vragen om een toelichting op de genoemde extra dimensie van de Van-boer-tot-bordstrategiestrategie en de Europese biodiversiteitsstrategie. Wat hebben beide strategieën gedaan met de Nederlandse inzet op transparantie en welke gevolgen heeft dit gehad bij de steun die Nederland kreeg en krijgt bij de oproep tot transparantie rond de voorwaarden van het NSP?

Brief SCoPAFF

De leden van de VVD-fractie vragen naar de gevolgen van het niet hernieuwen van de goedkeuring van de werkzame stof Thiofanaat-methyl. Wat zijn de gevolgen voor de boer en teler? Welke alternatieve vergelijkbare werkzame stoffen hebben zij nog tot hun beschikking?

Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie

De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda en het verslag van de Landbouw- en Visserijraad op 21 september 2020 en betreuren het instemmen van het kabinet met verdere externe convergentie. Door de externe convergentie financiert Nederland de Europese concurrenten van de Nederlandse boeren. Daarnaast zijn over het algemeen de kosten voor de Nederlandse boeren veel hoger dan voor boeren in de rest van Europa.

Kan de Minister reageren op een artikel waarin staat dat de Amerikaanse landbouwminister van mening is dat Eurocommissaris Timmermans de Europese boeren een doodsteek geeft?1

In het artikel staat dat de door Timmermans bepleite forse daling van de landbouwoppervlakte en van de landbouwexport in Europa alleen maar onheil gaat brengen in de vorm van torenhoge kosten, een aanzienlijke daling van de landbouwproductie en een vernietiging van het concurrentievermogen van de boeren in Europa. Hierdoor zullen de boeren gedwongen zijn om aan te dringen op protectionistische maatregelen, die zoals bekend de handelsrelaties verstoren. Ze kunnen zo immers niet concurreren op de wereldmarkt.

Kan de Minister ingaan op de Europese productiestandaarden die volgens de in het artikel genoemde Amerikaanse Minister subjectief zijn en niet om gezondheids- of veiligheidsstandaarden gaan, die een wetenschappelijke onderbouwing hebben?

Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de regering over de geannoteerde agenda Landbouw- en Visserijraad 19 en 20 oktober 2020 en willen de Minister nog enkele vragen voorleggen.

De leden van de CDA-fractie lezen dat een van de voorstellen die in de compromistekst voor de verordening strategische GLB-plannen wordt gedaan is dat lidstaten ervoor kunnen kiezen om betalingen aan kleine boeren toe te kennen in de vorm van een forfaitair bedrag of een bedrag per hectare tot een door de lidstaat vast te stellen limiet aan hectaren. Deze leden vragen hoe de Minister dit concreet voor zich ziet. Stimuleert dat kleine boeren niet juist om uit te breiden tot ze het limiet aan hectaren hebben bereikt?

De leden van de CDA-fractie lezen dat een van de conclusies van de raadsconclusies ten aanzien van de Van-boer-tot-bordstrategie is dat er meer aandacht moet komen voor het belang van dierenwelzijn voor een duurzame voedselproductie. Kan de Minister toelichten op basis waarvan deze conclusie getrokken is en wat deze conclusie voor betekenis voor Nederland heeft?

De leden van de CDA-fractie lezen in de concept-raadsconclusies dat de lidstaten de doelstelling steunen om minimaal 30% landoppervlakte van de EU en 30% van het zeegebied te beschermen waarvan een derde strikt beschermd. Is het duidelijk hoeveel per lidstaat wordt bijgedragen? Wat heeft deze doelstelling voor invloed voor Nederland?

De leden van de CDA-fractie vragen wat precies wordt gedaan met de conclusies uit het VN-rapport «Global Biodiversity Outlook». Worden deze conclusies meegenomen in de voorbereidingen voor de inzet van de EU tijdens de conventie van partijen bij het Verdrag inzake Biologische Diversiteit (CBD)? Zijn de strategische doelstellingen uit het rapport ook uitgesplitst naar land, zodat we kunnen zien welke landen het wel of niet goed gedaan hebben?

De leden van de CDA-fractie constateren dat de Europese Commissie ambitieuze plannen voor het nieuwe GLB heeft en dat in de plannen meer gevraagd wordt van de boeren, terwijl er structureel minder geld tegenover staat. Deelt de Minister de mening dat het niet zo kan zijn dat een situatie ontstaat waarin voor lagere bedragen aan landbouwsubsidies toch meer (maatschappelijke) diensten worden verwacht van onze boeren?

De leden van de CDA-fractie maken zich zorgen om de blijvende graslandbescherming in Natura 2000-gebieden, aangezien in het verleden alle blijvende graslanden in Natura 2000-gebieden aangewezen zijn als «gevoelig», wat voor boeren voor problemen heeft gezorgd. Hoe zet Minister zich in om niet weer alle blijvende graslanden als gevoelig aan te wijzen?

Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie

De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de Geannoteerde agenda Landbouw- en Visserijraad op 19 en 20 oktober 2020, het Verslag van de Landbouw- en Visserijraad op 21 september 2020 en de brief over de Standing Commitee for Plants, Animals, Food and Feed (SCoPAFF) van 29 september 2020 en hebben hierover enkele vragen en opmerkingen.

Verslag Landbouw- en Visserijraad op 21 september 2020

De leden van de D66-fractie lezen in het verslag van de Landbouw- en Visserijraad op 21 september 2020 dat een aantal vragen op het gebied van de Europese 30%-doelstelling in de Biodiversiteitsstrategie (EBS) niet beantwoord is. In de kabinetsappreciatie van de EBS (Kamerstuk 22 112, nr. 2897) lazen deze leden dat het kabinet het niet noodzakelijk vindt dat de 30% automatisch moet gelden voor iedere Europese lidstaat. Zij vragen de Minister nogmaals of zij van mening is dat deze 30% dus niet voor Nederland als lidstaat dient te gelden. Welk soort invulling zou de Minister graag zien van deze 30% in Europa en welke lidstaten zouden dan het areaal moeten opvangen als Nederland deze doelstelling niet wil hanteren? Hoe ziet zij de doorvertaling van de 30% naar het niveau van de lidstaten? Welke rol en verantwoordelijkheid ziet de Minister weggelegd voor Nederland om deze doelstelling te halen op Europees niveau? Deze leden willen nogmaals benadrukken dat zij van mening zijn dat het belangrijk is om eendracht uit te stralen en dat iedere lidstaat moet streven naar 30% natuur, waarbij natuurgebieden door heel Europa moeten aansluiten op elkaar.

Toekomst GLB

De leden van de D66-fractie lezen dat veel lidstaten hun steun hebben uitgesproken voor het Duitse voorstel om voor boeren met een bedrijf van kleiner dan vijf hectare een vereenvoudigd controlesysteem toe te staan, maar dat de Minister hierover minder enthousiast is vanwege het risico dat de doelstellingen niet gehaald worden. Deze leden steunen de Minister in deze opvatting. Hoe kansrijk is dit voorstel volgens de Minister? Ziet de Minister mogelijkheden om dit voorstel tegen te houden? Zo ja, welke?

De leden van de D66-fractie lezen ook dat de Europese Commissie zich zorgen maakt over het feit dat de Raad optionele plafonneringen van directe betalingen binnen het GLB voorstaat omdat dit de optimale verdeling van GLB-middelen in gevaar zou brengen. Hoe beoordeelt de Minister deze zorgen?

De leden van de D66-fractie hebben gesignaleerd dat Frankrijk, met brede steun van een groot aantal lidstaten, heeft gepleit om de productie van eiwithoudende gewassen binnen de EU te versterken en de afhankelijkheid van invoer te verminderen. Deze leden zijn positief dat de Minister stelt dat zij de verklaring niet steunt, aangezien ook wordt gepleit voor gekoppelde steun voor de versterking van productie. Hoeveel lidstaten hebben zich tot nu toe achter het voorstel van Frankrijk geschaard? Ziet de Minister nog mogelijkheden om dit voorstel tegen te houden? Is de Minister bereid dit voorstel te steunen, mits de voorwaarde van gekoppelde steun wordt losgelaten?

De leden van de D66-fractie hebben gelezen dat «men» het erover eens is dat de Commissie de invoer van eieren uit landen met een lager dierenwelzijnskarakter moet gaan verbieden. Deze leden zijn tevreden met dit standpunt en onderschrijven deze visie. Hoe groot acht de Minister de kans dat deze regelgeving er komt? Hoe wordt beoordeeld welk land voldoet aan het dierenwelzijnskarakter? Welke eisen vindt de Minister dat hierbij zouden moeten worden gesteld aan landen?

De leden van de D66-fractie zien dat de Minister stelt dat zij nog steeds voorstander is van volledige afbouw van productie aan gekoppelde steun. In dit standpunt kunnen deze leden zich volledig vinden. Echter meldt de Minister dat het krachtenveld niet gunstig is en dat veel lidstaten voorstander zijn voor behoud of uitbreiding van gekoppelde steun. De Minister zet zich daarom in dat maximale budgetten niet toenemen en dat het niet mag leiden tot toename van productie. Is de Minister nog steeds voornemens om ook in te zetten op volledige afbouw van gekoppelde steun? Welke aangrijpingspunten ziet de Minister om op dit vlak nog voortgang te boeken?

De leden van de D66-fractie hebben via Politico2 vernomen dat Italië en Oostenrijk vraagtekens hebben gezet bij het integreren van de Van-boer-tot-bordstrategie en het GLB op basis van het subsidiariteitsargument. De lidstaten stellen dat het nieuwe GLB heel erg bottom-up opgezet is, terwijl de strategie veel meer top-down is ingestoken. Daarom stellen deze lidstaten de vraag hoe de bottom-up resultaatgerichte benadering van het GLB verzekerd blijft. Wat is de visie van de Minister op dit argument? Wat is de inzet van de Minister in deze discussie?

De leden van de D66-fractie hebben ook vernomen dat een aantal Centraal- en Oost-Europese lidstaten gezamenlijk een amendement hebben ingediend op artikel 86 van de «Strategic Plan Regulation» onder het GLB en een de gezamenlijke verklaring hebben getekend.3 Hierin roepen zij de Europese Commissie op om de doelstellingen van de Van-boer-tot-bordstrategie vrijwillig te maken en aan te passen aan de specifieke omstandigheden van elk land. Hoe beoordeelt de Minister dit amendement en deze gezamenlijke verklaring? Welke consequenties verwacht de Minister voor het krachtenveld omtrent het nieuwe GLB en de Van-boer-tot-bordstrategie? Wat is de huidige inschatting van de Minister van het krachtenveld rondom de strategie, met name wat betreft het bindende dan wel vrijwillige karakter van de doelstellingen? Wat is de inzet van de Minister op dit vlak?

Waarschuwing aan Nederland op het gebied van pesticidegebruik

De leden van de D66-fractie hebben via Politico4 vernomen dat Eurocommissaris Kyriakides per brief lidstaten heeft gewaarschuwd over de staat van dierenwelzijn en pesticidegebruik. Volgens het artikel heeft ook Nederland waarschuwingen gekregen op het gebied van pesticidegebruik. Nederland zou slim gebruik van pesticiden beter moeten verifiëren, verminderingen in gebruik van pesticiden meer moeten aanmoedigen en een landelijk actieplan moeten updaten. Hoe beoordeelt de Minister deze waarschuwingen? Welke acties onderneemt de Minister of gaat zij ondernemen om gehoor te geven aan de waarschuwingen van Eurocommissaris Kyriakides?

SCoPAFF, Bijenrichtsnoer

De leden van de D66-fractie hebben samen met de leden van de Partij voor de Dieren, de SP, GroenLinks, PvdA en PVV spoedvragen gesteld over de onderbouwing voor de Nederlandse inzet voor de bescherming van honingbijen, hommels en wilde bijen in het bijenrichtsnoer op 30 september 2020. Tot op heden hebben deze leden nog geen beantwoording mogen ontvangen ondanks de vraag of deze vragen beantwoord konden worden op uiterlijk 2 oktober 2020 zodat eventuele vervolgvragen in dit schriftelijk overleg meegenomen konden worden. Wat is de reden dat deze vragen nog niet zijn beantwoord? In het verslag van het schriftelijk overleg over de geannoteerde agenda Informele Landbouwraad van 1 september 2020 wordt gesteld dat de Nederlandse inzet omtrent het bijenrichtsnoer op het volgende feit gebaseerd is: «Juist de gekozen werkwijze voor het vaststellen van het beschermdoel zorgt ervoor dat de omvang van een bijenkolonie binnen de natuurlijke variabiliteit blijft, waardoor verwacht kan worden dat de bestuivingsfunctie ook binnen de natuurlijke variabiliteit blijft». Klopt dat? Kan hieruit geconcludeerd worden dat bijen en andere bestuivers met dit rekenmodel (BEEHAVE) in de praktijk goed beschermd zijn tegen gewasbeschermingsmiddelen? Welke onafhankelijke adviseurs zijn geraadpleegd over deze gekozen inzet?

Klopt het dat begin oktober in een technisch overleg ter voorbereiding van een vergadering van het SCoPAFF gesproken zal worden over een te kiezen «percentiel» in het BEEHAVE-model, dat de facto het beschermingsniveau voor bijen zal bepalen? Wat is de Nederlandse inzet in deze discussie? Welke wetenschappelijke stukken die ten grondslag liggen aan deze inzet worden hierbij meegenomen en kunnen deze gedeeld worden met de Tweede Kamer?

De leden hebben vernomen dat er meerdere leden van het Europees parlement bezwaren uiten omtrent het verlagen van de bescherming van bijen5. Wat is de appreciatie van de Minister omtrent deze bezwaren? Worden deze bezwaren meegenomen in het tot stand komen van het Nederlandse standpunt omtrent het bijenrichtsnoer?

De leden van de GroenLinks-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de documenten ter voorbereiding op van de informele Landbouw- en Visserijraad die op 19 en 20 oktober 2020 zal worden gehouden. Het bijenrichtsnoer staat deze keer niet op de agenda, maar deze leden houden dit nauw in de gaten. Zij kijken uit naar de antwoorden op de schriftelijke vragen die zij samen met enkele leden van andere fracties over dit onderwerp hebben gesteld.

De leden van de GroenLinks-fractie hebben vragen over de niet-bindende richtlijnen voor de klimaatdoelstellingen in het toekomstige GLB. Met de Green Deal zijn allemaal nieuwe doelstellingen die veel groener zijn dan voorheen. Zeker nu sinds afgelopen week ook de klimaatambities van Europa veel ambitieuzer zijn geworden. De Europese Commissie zegt dat lidstaten hun Nationaal Strategisch Plan zo ambitieus kunnen maken als zij zelf willen. De richtlijnen zijn immers niet bindend. De Europese Commissie beoordeelt de plannen van de lidstaten wel, maar mogen de lidstaten niet dwingen tot scherpere plannen. Deze leden zijn hier bezorgd over. Zij denken dat de niet-bindende richtlijnen ervoor zorgen dat er grote verschillen zullen ontstaan tussen de ambities van de lidstaten. Deelt de Minister deze zorgen? Kan zij dit toelichten?

De leden van de GroenLinks-fractie lezen daarnaast dat het toekomstige GLB-lidstaten zelf laat bepalen hoe hoog de maximum inkomenstoeslag per bedrijf wordt. Op dit moment wordt de inkomenstoeslag bepaald aan de hand van het aantal hectare van een bedrijf. Hierdoor krijgen de grootste bedrijven de grootste inkomenstoeslagen, terwijl zij al het meeste verdienen. Deze leden zijn van mening dat het stellen van een maximum aan de subsidietoeslag belangrijk is. Kleinere (familie)bedrijven hebben subsidies immers harder nodig dan de grote bedrijven. Gaat Nederland een maximumsubsidie per bedrijf invoeren in het NSP? Zo ja, hoe hoog zal deze worden? Zo nee, waarom niet?

De leden van de GroenLinks-fractie hebben daarnaast nog vragen over klimaat- en biodiversiteitseisen in het NSP. Is de Minister voornemens om extra eisen te stellen aan biodiversiteit en klimaat voor grotere bedrijven die meer subsidie krijgen? In Nederland is al veel discussie over de landbouw en bijbehorende klimaatdoelstellingen. Deze leden gaan ervan uit dat Nederland ambitieuze plannen zal invoeren. Door de verschillende plannen van lidstaten kan het zijn dat Nederlandse boeren veel meer moeten doen om subsidie te krijgen dan boeren in andere lidstaten. Wat vindt de Minister hiervan? Hoe gaat de Minister voorkomen dat de concurrentiepositie van Nederlandse boeren negatief beïnvloed wordt?

De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat onderhandelingen tussen de EU en Noorwegen over de visserij in 2020 later en anders zullen plaatsvinden dan normaal. Doordat er wegens Brexit ook onderhandeld moet worden met het Verenigd Koninkrijk, kan er nog niet concreet gesproken worden over EU-Noorwegenonderhandelingen. De Minister schrijft daarnaast dat Noorwegen zelf de visserijovereenkomst die is gesloten in 1980 ook wil herzien. Het akkoord is volgens Noorwegen toe aan modernisering en ook de Brexit speelt hierbij een rol. Heeft de Minister een idee op welke manier de Brexit invloed gaat hebben op de EU-Noorwegenonderhandelingen? Kan zij dit toelichten?

Daarnaast lezen deze leden dat het Verenigd Koninkrijk en Noorwegen een bilaterale visserijovereenkomst hebben getekend. Naar verwachting zullen er meerdere soortgelijke bilaterale overeenkomsten met andere kuststaten door het Verenigd Koninkrijk worden gesloten. In hoeverre moet in de EU-Noorwegenonderhandelingen naar deze vergelijkbare overeenkomsten worden gekeken? Welke invloed hebben deze verschillende bilaterale overeenkomsten op het Europese visserijbeleid? Zij houden de Brexit-onderhandelingen met het Verenigd Koninkrijk nauw in de gaten en zijn benieuwd of de Minister een laatste stand van zaken kan geven van de rol van de visserij in deze onderhandelingen. Kan de Minister deze leden daar meer inzicht in geven?

Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdD-fractie

De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren zien in het nieuwe GLB voornamelijk de subsidiëring van klimaatverandering. Zolang subsidies gaan naar directe inkomenssteun voor het fokken, gebruiken en doden van het enorme aantal dieren in Europa – en niet naar het verantwoord verminderen van het aantal dieren – is er geen sprake van een «duurzaam» of «groen» GLB. Gezien de tijdspanne van het nieuwe GLB (tot 2027) en de urgentie van de klimaatcrisis is dit volgens deze leden onverantwoord: nu moet begonnen worden met het afbouwen van het aantal dieren, om in 2030 de klimaatdoelen te halen.

Deze leden hebben ook grote zorgen over de afbraak van de biodiversiteit die de industriële Europese landbouw veroorzaakt. Meerdere analyses van het huidige GLB wijzen erop dat de ecoschema’s en programma’s voor agrarisch natuurbeheer niets voor de natuur hebben betekend en dat daarmee grote sommen geld zijn weggegooid. Kan de Minister aangeven welke prestatie-indicatoren ter bevordering van de biodiversiteit zijn ontwikkeld in het nieuwe GLB en op welke manier monitoring zal plaatsvinden? Kan de Minister aangeven of met de huidige voorliggende plannen het budget dat geoormerkt is om de biodiversiteit te bevorderen gegarandeerd het beoogde effect zal bereiken?

Deze leden benadrukken dat de landbouw, zowel in Nederland als in Europa voor een zeer grote uitdaging staat om over te stappen op duurzame, regionale en meer plantaardige landbouw om binnen de milieugrenzen te blijven. Het komende GLB moet volledig aan die omschakeling bijdragen: o.a. meer productie van plantaardige eiwitten (voor menselijke consumptie), gemengde teelten, ruimere gewasrotatie en het drastisch afbouwen van gifgebruik. Boeren die geen stappen zetten richting verduurzaming dienen niet langer subsidie uit het GLB te ontvangen. Ook de Minister heeft een visie voor een transitie in de landbouw: hoe denkt zij deze te bewerkstelligen als directe inkomenssteun het huidige intensieve landbouwsysteem blijft subsidiëren? Graag een reactie van de Minister.

Van-boer-tot-bordstrategie

De leden van de Partij voor de Dierenfractie moedigen de Minister aan om de Van-boer-tot-bordstrategie aan te grijpen om daadwerkelijk handen en voeten te geven aan haar beleid voor de transitie waar de landbouw voor staat. Deze leden roepen de Minister dan ook op om binnen de Landbouw en Visserijraad te pleiten voor het vastleggen van bindende doelstellingen, met een resultaatverplichting voor 2030. Beaamt de Minister dat er een significant verschil zit tussen streefdoelen (een inspanningsverplichting) en een resultaatsverplichting? Gaat de Minister zich inzetten voor een resultaatsverplichting van de kwantitatieve doelstellingen? Zo nee, waarom niet?

Deze leden hebben vernomen dat de Minister in de Landbouw en Visserijraad pleit voor EU-brede doelstellingen, die niet uniform in elk land moeten worden toegepast. Deze leden vragen de Minister wat haar doel is met dit pleidooi. Verwacht de Minister dat bepaalde doelstellingen minder ambitieus zullen uitpakken voor Nederland wanneer deze EU-breed worden toegepast en zo ja, welke? Realiseert de Minister zich dat wanneer gestuurd wordt op een Europees gemiddelde van de kwantitatieve doelstellingen, landen alleen ondergemiddeld kunnen scoren als andere landen boven het gemiddelde zitten? Op welke doelstellingen voorziet de Minister dat er landen zijn die bovengemiddeld zullen scoren en welke landen zullen dit zijn? Voorziet de Minister dat Nederland op bepaalde doelstellingen bovengemiddeld zal scoren en zo ja, op welke? Deelt de Minister het inzicht dat de solidariteit en het rechtvaardigheidsgevoel van lidstaten verhoogd wordt wanneer de doelstellingen voor alle landen (procentueel) gelijk worden gesteld? Waarom pleit de Minister daar niet voor?

In een uitgelekte versie van de concept raadsconclusies over de Van-boer-tot-bordstrategie hebben deze leden gelezen dat de Landbouw en Visserijraad wenst dat de Europese Commissie impact assessments uitvoert alvorens met wetgeving te komen, waarbij rekening gehouden moet worden met reeds behaalde successen, lopende Europese initiatieven en de aanvankelijke niveaus van bedrijfsintensiteit van lidstaten. Is de Minister pleitbezorger van deze wens? Zo ja, kan zij uitleggen wat zij bedoelt met «reeds behaalde successen» en op welke manier deze al dan niet invloed zouden (moeten) hebben op de doelstellingen? Naar welke lopende Europese initiatieven wordt hier verwezen en wat bedoelt de Minister (indien dit haar inzet is) met het rekening houden met aanvankelijke niveaus van bedrijfsintensiteit van lidstaten? Op welke manier zou dit van invloed (moeten) zijn op de doelstellingen?

De leden van de Partij voor de Dierenfractie roepen de Minister op om te blijven pleiten voor een moratorium op de vangst van de kortvinmakreelhaai. Wetenschappers stellen dat de snelste haai ter wereld op uitsterven staat, onder andere doordat landen als Italië, Spanje en Portugal gericht op deze haai vissen, maar ook doordat de haai bijvangst is bij de tonijnvisserij. Omdat de haai maar eens in de drie jaar nageslacht krijgt en de populatie hierdoor heel langzaam toeneemt, is de vangst van één haai volgens deze leden er al één te veel.

Binnenkort bepaalt Europa haar positie in voorbereiding op de bijeenkomst van de International Commission for the Conservation of Atlantic Tunas (ICCAT). Alhoewel Europa’s positie nu nog is dat mortaliteit van de makreelvis moet worden voorkomen door onder andere een verbod op het vissen van de haai, zijn er landen als Spanje (maar ook Curaçao) die zich hiertegen verzetten. Deze landen menen dat mortaliteit van de makreelhaai niet kan worden uitgesloten, omdat deze ook dood kan gaan als bijvangst. Tijdens de tonijnvangst echter wordt ook niet getracht om bijvangst van de makreelhaai te vermijden. Zo wordt bijvoorbeeld niet ingezet op ander vistuig of voer.

Klopt het dat Curaçao op tonijn vist en dat daarmee gesteld kan worden dat het Koninkrijk der Nederlanden ook aan tonijnvisserij doet? Kan de Minister uitleggen waarom Curaçao een andere opstelling heeft in het ICCAT dan Nederland en welke afspraken er tussen Curaçao en Nederland bestaan over gezamenlijk visserij- en natuurbeheer? Kan de Minister toezeggen dat ze in Europa ervoor blijft pleiten dat de visserij op de makreelhaai stopt en dat er concrete acties worden ondernomen om de bijvangst van de makreelhaai te reduceren door het stoppen van het vissen met schadelijke vistuigen?

Walvissen en dolfijnen staan wereldwijd op uitsterven schreven meer dan 350 wetenschappers uit 40 landen vorige week in een brandbrief.6 Voor meer dan de helft van negentig grote soorten walvissen, dolfijnen en bruinvissen is er reden tot zorg. De oorzaken van de achteruitgang zijn het verstrikt raken in vissersnetten, aanvaringen met boten, (plastic)vervuiling en klimaatverandering. De wetenschappers roepen op tot actie. De leden van de Partij voor de Dierenfractie willen weten of de Minister bekend is met de brandbrief.

Erkent de Minister dat elk jaar duizenden dolfijnen dood op stranden aanspoelen als gevolg van vissersnetten? Beaamt de Minister dat het verstrikt raken in vissersnetten de grootste oorzaak van sterfte is onder walvissen en dolfijnen in Europa? Zo nee, waarom niet? Zo ja, is de Minister het ermee eens dat concrete actie moet worden genomen om sterfte van walvissen en dolfijnen door vissersnetten aan te pakken?

Kan de Minister uitleggen waarom walvis- en dolfijnsterfte als gevolg van vissersnetten nog veel voorkomt, aangezien Europese landen verplicht zijn om te zorgen voor strikte bescherming van walvisachtigen en het minimaliseren van bijvangst volgens de EU Habitatrichtlijn?7 Kan de Minister uitleggen waarom een goede milieutoestand op zee, waaronder het voorkomen van de achteruitgang van de biodiversiteit als gevolg van menselijke activiteiten, nog niet bereikt is, ondanks de afspraak dat de goede milieutoestand op zee in 2020 bereikt zou zijn?8

Klopt het dat de monitoring van incidentele bijvangsten van zeezoogdieren nog onvoldoende plaatsvindt? Kan de Minister uitleggen waarom monitoring nog onvoldoende plaatsvindt, gezien de afspraak om in 2020 een goede milieutoestand op zee te bereiken en gezien de verplichtingen volgens de EU- Habitatrichtlijn? Kan de Minister aangeven wat de concrete acties met bijbehorende tijdlijn zijn van het voornemen van Nederland om een internationaal project over monitoring en mitigatie van bijvangst, in samenwerking met zoveel mogelijk buurlanden, te initiëren?9

Kent de Minister het reddingsplan »Blue Manifesto»10, dat opgesteld is door meer dan 100 milieuorganisaties, om het tij te keren op zee? Is de Minister het eens met de concrete acties die worden genoemd in het reddingsplan, zoals een snelle overgang naar visserijmethoden die leiden tot minder bijvangst? Is de Minister het ermee eens dat de concrete acties uit het Blue Manifesto opgenomen worden als onderdeel van de EU-Biodiversiteitsstrategie en mondiale biodiversiteitsverdrag, die in 2021 worden vastgesteld? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat gaat de Minister ondernemen om deze acties te promoten en te implementeren?

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie hebben nog enkele vragen over de aanlandplicht. De aanlandplicht is bedoeld om verspilling tegen te gaan, door vissers diersoorten, die als bijvangst gevangen worden, aan land te laten brengen. Zonder deze aanlandplicht zouden de bijvangst-soorten over boord gegooid worden. De gedachte achter de aanlandplicht is dat het vissers dwingt om selectiever te gaan vissen, door hun netten en visserij zo aan te passen dat er minder ongewenste bijvangst is.

Er zijn vissers die zeggen dat de aanlandplicht voor extra sterfte zorgt, omdat teruggegooide vis een hogere overlevingskans heeft. Onderzoek toont aan dat de overlevingskans van vis erg laag is en afhangt van allerlei niet te controleren variabelen, zoals seizoen, weer en diepte van het vangstgebied. Het merendeel van de onderzochte soorten, te weten tong, schol en schar, sterft.

De leden van de Partij voor de Dierenfractie merken op dat er uitzonderingen gelden op de aanlandplicht voor bijvoorbeeld ondermaatse schol (t/m 2023), tarbot (t/m 2022), wijting (t/m 2021) en garnalen (t/m 2023). Deze leden merken op dat voor de vangst van garnalen sleepnetten of boomkorren worden gebruikt, waarbij grote hoeveelheid bijvangst aanwezig is, ook van soorten die bedreigd zijn. Zij zijn daarom verbaasd dat de aanlandplicht niet geldt voor garnalen.

Kan de Minister aangeven of er nog meer uitzonderingen zijn voor de Nederlandse visserij? Zo ja, voor welke andere soorten geldt een ontheffing op de aanlandplicht? Kan de Minister aangeven voor welke soorten, die worden gevangen als bijvangst, de aanlandplicht niet geldt? Klopt het dat er geen aanlandplicht is voor bodemdieren, zeldzame soorten en soorten die niet beheerd worden of bevist mogen worden, zoals haaien- en roggensoorten? Wat zijn de overlevingskansen van bodemdieren en (zeldzame) soorten als ze overboord worden gegooid? Kan de Minister aangeven hoeveel procent bijvangst een garnalenvisser heeft en welke soorten worden gevangen? Hoeveel procent van de Nederlandse vissers en welke vissers zijn specifieker gaan vissen als gevolg van de aanlandplicht?

De leden van de Partij voor de Dierenfractie merken op dat een discussie over het bijenrichtsnoer geagendeerd staat voor het SCoPAFF-overleg van 22 en 23 oktober 2020. Kan de Minister aangeven of in dat overleg gesproken zal worden over het beschermingsdoel voor (wilde) bijen en hommels in de herziening van het richtsnoer? Zal een technische briefing voorafgaan aan deze SCoPAFF en zo ja, wanneer vindt deze plaats? Kan de Minister deze leden verzekeren dat zij de spoedvragen over de wetenschappelijke onderbouwing en de Nederlandse inzet11 ruim op tijd met de Kamer deelt, zodat zij hier een oordeel over kan vormen?

Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie

Geannoteerde agenda

De leden van de SGP-fractie hebben een vraag over de verzwaarde conditionaliteit in relatie tot de eco-regelingen. Het Duitse voorzitterschap lijkt in te willen zetten op verplichte beschikbaarstelling van eco-regelingen en vereenvoudigde conditionaliteit voor kleine boeren. De Europese Commissie heeft gekozen voor verzwaarde conditionaliteit, mede vanwege het optionele karakter van de eco-regelingen. Welke mogelijkheden ziet de Minister nog om in te zetten op vereenvoudigde conditionaliteit voor alle boeren in combinatie met verplichte beschikbaarstelling van eco-regelingen?

De leden van de SGP-fractie maken zich grote zorgen over de doelstellingen in de Europese Van-boer-tot-bordstrategie in relatie tot de nationale strategische plannen in het kader van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid. Enerzijds geeft de Europese Commissie aan dat de doelstellingen geen wettelijke verplichtingen zijn, maar wel dat de het de bedoeling is dat lidstaten in de nationale strategische plannen heel veel aandacht aan deze doelstellingen besteden. Kan de Minister nader aangeven welke bevoegdheden de Europese Commissie heeft of krijgt ten aanzien van de invulling van het NSP van lidstaten? Kan de Minister erop aandringen dat in de raadsconclusies met betrekking tot zowel het GLB als de Van-boer-tot-bordstrategie wordt aangegeven dat de bemoeienis van de Europese Commissie met de invulling van de nationale strategische plannen teruggedrongen wordt, zeker in het licht van de (niet formeel geaccordeerde) doelstellingen van de Van-boer-tot-bordstrategie?

De leden van de SGP-fractie maken zich grote zorgen over de inzet in de Van-boer-tot-bordstrategie op 20% vermindering van het gebruik van alle meststoffen, zowel dierlijke als kunstmest. Het kan grote gevolgen hebben voor de gewasproductie omdat de gebruiksnormen al afgestemd zijn op de gewasbehoefte en de bodemvruchtbaarheid. Wil de Minister zich ervoor inzetten dat in de Raadconclusies wordt opgenomen dat het moet gaan om het beperken van nutriëntenverliezen en niet om het verminderen van het gebruik van meststoffen?

Standing Commitee for Plants, Animals, Food and Feed (SCoPAFF) van 29 september 2020

De leden van de SGP-fractie hebben een vraag naar aanleiding van de Kamerbrief over het SCoPAFF. Zij hebben begrepen dat in de akkerbouw grote zorgen zijn over het mogelijk niet verlengen van de toelating van de actieve stof benfluralin. Dit is de werkzame stof in het gewasbeschermingsmiddel Bonalan, een belangrijk middel voor de cichoreiteelt. De akkerbouw vreest voor het verdwijnen van de cichoreiteelt uit Nederland, een producent van belangrijke voedingsstoffen. Kan de Minister aangeven wat de stand van zaken is met betrekking tot herregistratie van benfluralin, zo vragen deze leden. Is de Minister bereid zo nodig in te zetten op verlenging van de toelating? Zij willen erop wijzen dat de toelatingshouder heeft aangegeven dat met 90–95% driftreductie veilig gebruik mogelijk is. Deze driftreductie moet door Nederlandse telers al geleverd worden.

II Antwoord/Reactie van de Minister

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie vragen op welke termijn duidelijk is wanneer een voorstel gedaan zal worden met betrekking tot de Totaal toegestane vangsten (Total Allowable Catch (TAC)) voor met het Verenigd Koninkrijk gedeelde bestanden. Daarnaast spreken deze leden hun steun uit voor de inzet van de Minister met betrekking tot het maken van goede afspraken over de relatie op het gebied van visserij. Dit is voor de Nederlandse vissers van het allergrootste belang. Onder goede afspraken verstaan zij onder andere het tot een redelijke hoogte beperken van de Britse vangst in eigen wateren, het waarborgen van de parallelliteit in de onderhandelingen en het voor de langere termijn vastleggen van afspraken over quotumverdeling en toegang tot visgebieden. Zij vragen de Minister of zij deze inzet deelt.

Antwoord

Er is helaas nog geen duidelijkheid over wanneer een voorstel gedaan zal worden m.b.t. de TAC’s van de bestanden die de EU met het VK deelt. Dat is afhankelijk van het verloop van de onderhandelingen met het VK. Op het moment dat er voorstellen bekend zijn, wordt uw Kamer hier uiteraard over geïnformeerd.

Mijn inzet is in lijn met het EU-mandaat (Kamerstuk 35 393, nr. 1). Dit betekent dat afspraken over onvoorwaardelijke toegang tot elkaars wateren en quotaverdeling op basis van de vaste verdeelsleutel voor de lange termijn moeten worden vastgelegd. Daarnaast is de koppeling tussen visserij-afspraken en de rest van het akkoord over de toekomstige relatie zeer belangrijk. Mede daarom is de onderhandelingsstrategie van de EU altijd geweest om parallel voortgang te boeken op de verschillende onderhandelingstafels.

Verslag Landbouw &Visserijraad 21 september

De leden van de VVD-fractie delen de oproep tot behoud van de concurrentiekracht van de Europese boer met betrekking tot de handel in landbouwproducten. Landen buiten de EU moeten voldoen aan dezelfde hoge standaarden als de landen binnen de EU. Deze leden willen benadrukken dat ook binnen de EU nog niet in alle landen dezelfde productiestandaarden gelden en dat het voor de concurrentiekracht van onze eigen Nederlandse boeren ook goed is als deze standaarden gelijk getrokken worden. Deelt de Minister dit standpunt en welke stappen zet zij om dit te bewerkstelligen? Welke inbreng heeft Nederland geleverd bij de discussie over de handel in landbouwproducten, naast de onderhandelingen met Nieuw-Zeeland? Zij doelen hierbij specifiek op het Mercosur-akkoord en de Brexit-onderhandelingen.

Antwoord

Tijdens de discussie over handel in landbouwproducten heeft Nederland aangegeven de Europese Commissie te ondersteunen bij het onderhandelen over evenwichtige handelsovereenkomsten die een gelijk speelveld bevorderen. Daarnaast is aangegeven dat alle naar de EU geëxporteerde producten voor toelating op de Europese interne markt moeten voldoen aan alle Europese standaarden op het gebied van plant- en diergezondheid, voedselveiligheid en etikettering. Ook is aangegeven dat Nederland uitkijkt naar de update van de studie uit 2016 «Cumulatieve economische impact van toekomstige handelsovereenkomsten op de landbouw in de EU». Handelsbeleid kan bijdragen aan hogere duurzaamheidsnormen door te zorgen voor samenhang tussen handelsvoorwaarden, de Farm-to-Forkstrategie en de Europese Biodiversiteitsstrategie. De actualiteit van de EU Trade Policy Review benadrukt dit.

Voor wat betreft Nieuw Zeeland heeft Nederland bezorgdheid geuit over de timing van het tweede tariefaanbod aan Nieuw-Zeeland, en is aangegeven dat tariefliberalisering voor eieren en eiproducten pas in werking zou mogen treden nadat het verbod op legbatterijen in Nieuw Zeeland van kracht is geworden.

Met betrekking tot Brexit is opgemerkt dat Nederland de onderhandelingen tussen de EU en het VK met grote belangstelling volgt en zich grote zorgen maakt over de recente ontwikkelingen in het VK met betrekking tot de Internal Market Bill. Nederland hoopt op een evenwichtig toekomstig partnerschap aan het eind van het jaar. Nederland is een van de landen die het zwaarst getroffen wordt door het vertrek van het VK uit de EU en kijkt uit naar het voorstel van de Commissie voor het nieuwe EU-aanpassingsfonds voor de Brexit.

Over Mercosur zijn geen opmerkingen gemaakt tijdens de Landbouw- en Visserijraad op 19 en 20 oktober. Hierbij geldt dat de Nederlandse regering haar standpunt zal bepalen wanneer alle relevante documenten beschikbaar zijn.

De leden van de VVD-fractie hechten veel waarde aan het gelijke speelveld, zowel tussen boeren in de verschillende lidstaten als tot boeren in landen buiten de EU. Deze leden willen hierbij expliciet het voorbeeld van de suikerbietenteelt aanhalen. Een voorbeeld waaruit blijkt dat het Europese gelijke speelveld ver te zoeken is, gezien de elf landen die inmiddels wel derogatie hebben verleend (Aanhangsel Handelingen II 2020/21, nr. 314). Zij vragen de Minister uiteen te zetten hoe zij het gevraagde gelijke speelveld in zijn algemeenheid en in de suikerbietenteelt in het bijzonder gaat borgen.

Antwoord

Het is goed dat de Europese Commissie inmiddels heeft aangekondigd strakker te zullen toezien op het juist gebruik van het instrument van tijdelijke vrijstellingen en ook specifiek op deze toepassingen in de suikerbietenteelt. Zoals ik in de agrarische ondernemerschapsagenda (Kamerstuk 32 670, nr. 199) heb aangegeven, streef ik naar een gelijker speelveld. Gelijker speelveld betekent echter niet altijd complete gelijkheid. Er kunnen altijd redenen zijn waarom lokaal in een bepaald land van een specifieke regel moet kunnen worden afgeweken. In Nederland hebben wij bijvoorbeeld een derogatie voor de Nitraatrichtlijn, dit vanwege specifieke kenmerken van onze bodem.

Brief SCoPAFF

De leden van de VVD-fractie vragen naar de gevolgen van het niet hernieuwen van de goedkeuring van de werkzame stof Thiofanaat-methyl. Wat zijn de gevolgen voor de boer en teler? Welke alternatieve vergelijkbare werkzame stoffen hebben zij nog tot hun beschikking?

Antwoord

Een voorstel om de goedkeuring van de werkzame stof Thiofanaat-methyl niet te hernieuwen is in september aangenomen door de lidstaten. Ik heb ingestemd met dit voorstel vanwege de door EFSA en Ctgb geïdentificeerde mutagene, reprotoxische en hormoonverstorende eigenschappen. Bij het bepalen van mijn standpunt over de goedkeuring van werkzame stoffen kijk ik of een veilig gebruik voor mens, dier en milieu mogelijk is. De beschikbaarheid van alternatieven speelt hierbij geen rol. In Nederland zijn middelen toegelaten in diverse teelten, waaronder aardappelen, granen, bloembollen en bloemisterijgewassen. Om een beeld te krijgen van de op korte termijn beschikbare alternatieven in iedere teelt heb ik de NVWA gevraagd een nadere analyse uit te voeren en zal deze uw Kamer toesturen wanneer deze gereed is. Voor de langere termijn is het van belang dat de sector overgaat tot weerbare planten en teeltsystemen om de behoefte aan gewasbeschermingsmiddelen te verminderen.

Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie

De leden van de CDA-fractie lezen in de concept-raadsconclusies dat de lidstaten de doelstelling steunen om minimaal 30% landoppervlakte van de EU en 30% van het zeegebied te beschermen waarvan een derde strikt beschermd. Is het duidelijk hoeveel per lidstaat wordt bijgedragen? Wat heeft deze doelstelling voor invloed voor Nederland?

Antwoord

De doelstelling voor 30% beschermd gebied waarvan 10% strikt beschermd is nadrukkelijk geformuleerd op Europees niveau. Wel zal door de lidstaten en de Europese Commissie samen besloten worden welke criteria en definities gehanteerd zullen worden. De lidstaten zijn van mening dat het mogelijk moet zijn om minder zware beschermingsregimes dan Natura 2000 mee te tellen, zoals in Nederland bijvoorbeeld het NNN, natuurgebieden in nationale parken en gebieden die worden beheerd door agrarisch natuurbeheer.

De leden van de CDA-fractie vragen wat precies wordt gedaan met de conclusies uit het VN-rapport «Global Biodiversity Outlook». Worden deze conclusies meegenomen in de voorbereidingen voor de inzet van de EU tijdens de conventie van partijen bij het Verdrag inzake Biologische Diversiteit (CBD)? Zijn de strategische doelstellingen uit het rapport ook uitgesplitst naar land, zodat we kunnen zien welke landen het wel of niet goed gedaan hebben?

Antwoord

De 5e Global Biodiversity Outlook (GBO) is opgesteld door het secretariaat van het Biodiversiteitsverdrag. GBO dient als input voor de onderhandeling over een nieuw Strategisch Raamwerk voor dit verdrag, dat zal worden afgesproken tijdens de Conferentie van Partijen en ook voor het bepalen van het Europese onderhandelingsmandaat daaromtrent. De rapportage over doelbereik in het rapport is niet uitgesplitst per land. Een uitsplitsing per land is wel terug te vinden in de Nationale rapportages van de landen, die dan ook als input voor de GBO hebben gediend. De Nederlandse nationale rapportage is naar uw Kamer toegezonden op 26 juli 2019 (Kamerstuk 26 407, nr. 128).

De leden van de CDA-fractie maken zich zorgen om de blijvende graslandbescherming in Natura 2000-gebieden, aangezien in het verleden alle blijvende graslanden in Natura 2000-gebieden aangewezen zijn als «gevoelig», wat voor boeren voor problemen heeft gezorgd. Hoe zet Minister zich in om niet weer alle blijvende graslanden als gevoelig aan te wijzen?

Antwoord

De blijvende graslandbescherming in Natura 2000-gebieden en ook daarbuiten heeft en verdient mijn aandacht. Ter uitvoering van de gewijzigde motie van het lid Geurts (Kamerstuk 26 407, nr. 111) heb ik een flexibilisering aangebracht in het huidige GLB.

Op basis van een ecologische toets of een passende beoordeling waaruit blijkt dat er geen negatieve effecten zijn voor de instandhoudingsdoelstellingen en uiterlijke kenmerken van het betreffende gebied kan grasland onttrokken worden aan de aanwijzing als ecologisch kwetsbaar blijvend grasland. Voorwaarde is wel dat er buiten Natura 2000-gebieden evenveel blijvend grasland aangewezen wordt als ecologisch kwetsbaar blijvend grasland.

Bij de invulling van de voorwaarden van het nieuwe GLB kijk ik naar de doelstellingen van het ploegverbod zoals o.a. die voor de koolstofvastlegging in de bodem. De ervaringen uit de praktijk, die geleid hebben tot de flexibilisering in het huidig GLB, neem ik mee naar de besluitvorming over de invulling van het NSP.

Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie

Verslag Landbouw- en Visserijraad op 21 september 2020

De leden van de D66-fractie lezen in het verslag van de Landbouw- en Visserijraad op 21 september 2020 dat een aantal vragen op het gebied van de Europese 30%-doelstelling in de Biodiversiteitsstrategie (EBS) niet beantwoord is. In de kabinetsappreciatie van de EBS (Kamerstuk 22 112, nr. 2897) lazen deze leden dat het kabinet het niet noodzakelijk vindt dat de 30% automatisch moet gelden voor iedere Europese lidstaat. Zij vragen de Minister nogmaals of zij van mening is dat deze 30% dus niet voor Nederland als lidstaat dient te gelden. Welk soort invulling zou de Minister graag zien van deze 30% in Europa en welke lidstaten zouden dan het areaal moeten opvangen als Nederland deze doelstelling niet wil hanteren? Hoe ziet zij de doorvertaling van de 30% naar het niveau van de lidstaten? Welke rol en verantwoordelijkheid ziet de Minister weggelegd voor Nederland om deze doelstelling te halen op Europees niveau? Deze leden willen nogmaals benadrukken dat zij van mening zijn dat het belangrijk is om eendracht uit te stralen en dat iedere lidstaat moet streven naar 30% natuur, waarbij natuurgebieden door heel Europa moeten aansluiten op elkaar.

Antwoord

De doelstelling voor 30% beschermd gebied waarvan 10% strikt beschermd is nadrukkelijk geformuleerd op Europees niveau. Wel zal door de lidstaten en de Europese Commissie samen besloten worden welke criteria en definities gehanteerd zullen worden. De lidstaten zijn van mening dat het mogelijk moet zijn om minder zware beschermingsregimes dan Natura 2000 mee te tellen, zoals in Nederland bijvoorbeeld het NNN, natuurgebieden in nationale parken en gebieden die worden beheerd door agrarisch natuurbeheer.

Toekomst GLB

De leden van de D66-fractie hebben gesignaleerd dat Frankrijk, met brede steun van een groot aantal lidstaten, heeft gepleit om de productie van eiwithoudende gewassen binnen de EU te versterken en de afhankelijkheid van invoer te verminderen. Deze leden zijn positief dat de Minister stelt dat zij de verklaring niet steunt, aangezien ook wordt gepleit voor gekoppelde steun voor de versterking van productie. Hoeveel lidstaten hebben zich tot nu toe achter het voorstel van Frankrijk geschaard? Ziet de Minister nog mogelijkheden om dit voorstel tegen te houden? Is de Minister bereid dit voorstel te steunen, mits de voorwaarde van gekoppelde steun wordt losgelaten?

Antwoord

Tijdens de Landbouw- en Visserijraad op 19 en 20 oktober is een statement aangenomen waarin wordt gesteld dat gekoppelde steun een belangrijke stimulans kan zijn om het concurrentievermogen, de duurzaamheid en de kwaliteit van de sector te verbeteren en de productie van eiwithoudende gewassen en peulvruchten te verhogen. Dit statement was onderdeel het GLB-pakket waarover als een geheel is gestemd. Met het oog op het bereiken van een algemene oriëntatie op de drie GLB-verordeningen, heb ik ingestemd met het aannemen van dit statement.

Ik blijf echter van mening dat gekoppelde steun niet het juiste instrument is om de EU minder afhankelijk te maken van de invoer van eiwithoudende gewassen In het nieuwe GLB zijn andere instrumenten beschikbaar om de productie van eiwithoudende gewassen te faciliteren, bijvoorbeeld via de eco-regelingen of 2e pijler projecten.

De leden van de D66-fractie hebben gelezen dat «men» het erover eens is dat de Commissie de invoer van eieren uit landen met een lager dierenwelzijnskarakter moet gaan verbieden. Deze leden zijn tevreden met dit standpunt en onderschrijven deze visie. Hoe groot acht de Minister de kans dat deze regelgeving er komt? Hoe wordt beoordeeld welk land voldoet aan het dierenwelzijnskarakter? Welke eisen vindt de Minister dat hierbij zouden moeten worden gesteld aan landen?

Antwoord

Bij betreffend discussie-onderdeel ging het om eieren die in derde landen in kooihuisvesting zijn geproduceerd die niet voldoet aan de minimum-dierenwelzijnseisen die in de EU gelden.

Het gaat dus om de EU-minimumeisen aan kooihuisvesting van leghennen uit Richtlijn 1999/74/EG.

Door de EU geïmporteerde producten hoeven in het algemeen niet te voldoen aan productie-eisen van de EU als houderijsystemen en dierenwelzijnsstandaarden, tenzij er met derde landen afspraken over zijn gemaakt. Hoe de Europese Commissie de kansen inschat om de minimum-dierenwelzijnseisen die in de EU voor leghennen gelden ook in te voeren voor producten uit derde landen, met inachtneming van het WTO kader, is nog niet bekend.

Waarschuwing aan Nederland op het gebied van pesticidegebruik

De leden van de D66-fractie hebben via Politico12 vernomen dat Eurocommissaris Kyriakides per brief lidstaten heeft gewaarschuwd over de staat van dierenwelzijn en pesticidegebruik. Volgens het artikel heeft ook Nederland waarschuwingen gekregen op het gebied van pesticidegebruik. Nederland zou slim gebruik van pesticiden beter moeten verifiëren, verminderingen in gebruik van pesticiden meer moeten aanmoedigen en een landelijk actieplan moeten updaten. Hoe beoordeelt de Minister deze waarschuwingen? Welke acties onderneemt de Minister of gaat zij ondernemen om gehoor te geven aan de waarschuwingen van Eurocommissaris Kyriakides?

Antwoord

De opmerkingen van Eurocommissaris Kyriakides hadden betrekking op het respecteren van de perioden waarbinnen de bevoegde autoriteiten risicobeoordelingen van werkzame stoffen dienen af te ronden, de actualisatie van het Nationaal Actieplan (NAP) en het stimuleren van vormen van gewasbescherming waarbij minder gewasbeschermingsmiddelen nodig zijn.

Het tijdig kunnen afronden van risicobeoordelingen vind ik van groot belang, mede om daarmee tijdelijke procedurele verlengingen van de EU-goedkeuring van een werkzame stoffen zoveel mogelijk tegen te gaan. Ten aanzien van dit aspect punt roept de Commissaris de lidstaten op om gebruik te maken van de mogelijkheid van de Gewasbeschermingsmiddelenverordening ((EU) 1107/2009) om kostendekkende tarieven in rekening te brengen bij de aanvragers. In Nederland is dit al geïmplementeerd in de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden. Het Ctgb werkt met kostendekkende tarieven.

Elke lidstaat dient ter uitvoering van de Richtlijn Duurzaam gebruik van pesticiden ((EU) 2009/128) een Nationaal Actieplan (NAP) op te stellen en dit periodiek te actualiseren. Ik heb de Eurocommissaris geantwoord dat Nederland in maart 2019 een actualisatie van het bestaande NAP heeft toegestuurd, vooruitlopend op een nieuw Nationaal Actieplan dat zal worden gebaseerd op de Toekomstvisie Gewasbescherming 2030 en het Uitvoeringsprogramma ter realisatie van die visie. De kern van de Toekomstvisie en het Uitvoeringsprogramma is een transitie naar weerbare planten en teeltsystemen waardoor de behoefte aan chemische gewasbeschermingsmiddelen zal verminderen.

De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat onderhandelingen tussen de EU en Noorwegen over de visserij in 2020 later en anders zullen plaatsvinden dan normaal. Doordat er wegens Brexit ook onderhandeld moet worden met het Verenigd Koninkrijk, kan er nog niet concreet gesproken worden over EU-Noorwegenonderhandelingen. De Minister schrijft daarnaast dat Noorwegen zelf de visserijovereenkomst die is gesloten in 1980 ook wil herzien. Het akkoord is volgens Noorwegen toe aan modernisering en ook de Brexit speelt hierbij een rol. Heeft de Minister een idee op welke manier de Brexit invloed gaat hebben op de EU-Noorwegenonderhandelingen? Kan zij dit toelichten?

Daarnaast lezen deze leden dat het Verenigd Koninkrijk en Noorwegen een bilaterale visserijovereenkomst hebben getekend. Naar verwachting zullen er meerdere soortgelijke bilaterale overeenkomsten met andere kuststaten door het Verenigd Koninkrijk worden gesloten. In hoeverre moet in de EU-Noorwegenonderhandelingen naar deze vergelijkbare overeenkomsten worden gekeken? Welke invloed hebben deze verschillende bilaterale overeenkomsten op het Europese visserijbeleid? Zij houden de Brexit-onderhandelingen met het Verenigd Koninkrijk nauw in de gaten en zijn benieuwd of de Minister een laatste stand van zaken kan geven van de rol van de visserij in deze onderhandelingen. Kan de Minister deze leden daar meer inzicht in geven?

Antwoord

Ik verwacht dat het vertrek van het Verenigd Koninkrijk uit de EU met name invloed gaat hebben op de zogenoemde ruil tussen Noorwegen en de EU. Ieder jaar onderhandelen de EU en Noorwegen over een uitruil van quota. Dit houdt onder andere in dat Noorwegen Arctische kabeljauw aanbiedt – het is vastgelegd in het akkoord dat Noorwegen dit moet doen – en dat daar met EU quota voor betaald moet worden. Dat gebeurt voor een groot deel met blauwe wijting, maar er zijn ook andere bestanden die hiervoor worden ingezet.

Daarnaast wordt er ook toegang tot elkaars wateren gegeven om dergelijke bestanden op te kunnen vissen.

Met het vertrek van het VK uit de EU heeft de EU minder te bieden in deze ruil, zowel qua quotum als toegang. Daarom verbaast het mij niet dat Noorwegen het akkoord wil herzien. Overigens verwacht ik niet dat dit invloed zal hebben op het vaststellen van de vangstmogelijkheden op basis van het wetenschappelijke advies en de doelstellingen m.b.t de Maximum Sustainable Yield (MSY).

Wat de bilaterale overeenkomst tussen het VK en Noorwegen betreft zal het VK vanaf januari zelf dergelijke overeenkomsten kunnen sluiten en het is op voorhand niet te zeggen wat hierin precies geregeld is. Wel is het zo dat zowel Noorwegen als VK altijd de principes van duurzame visserij hebben onderschreven en dat het dus in de verwachting ligt dat zij dit blijven doen

Als laatste wordt er gevraagd om de stand van zaken omtrent de onderhandelingen met het VK. Zoals uw Kamer weet liggen de posities van de EU en het VK op een aantal belangrijke onderwerpen ver uit elkaar, waaronder op visserij. Ik heb alle vertrouwen in dhr. Barnier, die onderhandelt op basis van het mandaat, en zal uw Kamer informeren als er meer bekend is over het verloop van de onderhandelingen.

Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdD-fractie

De leden van de Partij voor de Dierenfractie roepen de Minister op om te blijven pleiten voor een moratorium op de vangst van de kortvinmakreelhaai. Wetenschappers stellen dat de snelste haai ter wereld op uitsterven staat, onder andere doordat landen als Italië, Spanje en Portugal gericht op deze haai vissen, maar ook doordat de haai bijvangst is bij de tonijnvisserij. Omdat de haai maar eens in de drie jaar nageslacht krijgt en de populatie hierdoor heel langzaam toeneemt, is de vangst van één haai volgens deze leden er al één te veel.

Binnenkort bepaalt Europa haar positie in voorbereiding op de bijeenkomst van de International Commission for the Conservation of Atlantic Tunas (ICCAT). Alhoewel Europa’s positie nu nog is dat mortaliteit van de makreelvis moet worden voorkomen door onder andere een verbod op het vissen van de haai, zijn er landen als Spanje (maar ook Curaçao) die zich hiertegen verzetten. Deze landen menen dat mortaliteit van de makreelhaai niet kan worden uitgesloten, omdat deze ook dood kan gaan als bijvangst. Tijdens de tonijnvangst echter wordt ook niet getracht om bijvangst van de makreelhaai te vermijden. Zo wordt bijvoorbeeld niet ingezet op ander vistuig of voer.

Klopt het dat Curaçao op tonijn vist en dat daarmee gesteld kan worden dat het Koninkrijk der Nederlanden ook aan tonijnvisserij doet? Kan de Minister uitleggen waarom Curaçao een andere opstelling heeft in het ICCAT dan Nederland en welke afspraken er tussen Curaçao en Nederland bestaan over gezamenlijk visserij- en natuurbeheer? Kan de Minister toezeggen dat ze in Europa ervoor blijft pleiten dat de visserij op de makreelhaai stopt en dat er concrete acties worden ondernomen om de bijvangst van de makreelhaai te reduceren door het stoppen van het vissen met schadelijke vistuigen?

Antwoord

Ik deel uw zorgen over de ontwikkelingen in het mondiale beheer van tonijnvisserij. Ik heb er ook dit jaar weer nadrukkelijk voor gepleit bij de EU om de bijvangst van haaien in het algemeen – en de kortvin makreelhaai in het bijzonder – tot een absoluut minimum te beperken. Tevens heb ik wederom krachtig gepleit voor een solide wetenschappelijke onderbouwing van besluiten binnen het ICCAT-verdrag. Ik zal dit binnen de EU en het ICCAT-verdrag blijven doen.

Curaçao is een zelfstandig land binnen het Koninkrijk en heeft daarmee ook zelfstandige bevoegdheden ten aanzien van bijvoorbeeld het visserijbeleid. Daarnaast heeft Curaçao voor zover mij bekend geen gerichte industriële visserij op tonijn. Het is daarom onjuist om te stellen dat het Koninkrijk der Nederlanden aan tonijnvisserij doet.

Curaçao is geen onderdeel van de Europese Unie en heeft binnen haar eigen zelfstandige bevoegdheden op het terrein van visserij een afspraak tot samenwerking met ICCAT gemaakt. Europees Nederland is geen lid van ICCAT; dit loopt via de Europese Unie. Daardoor kan het voorkomen dat Curaçao een ander standpunt heeft binnen ICCAT, dan het gecoördineerde standpunt van de EU waar Europees Nederland aan gehouden is.

Walvissen en dolfijnen staan wereldwijd op uitsterven schreven meer dan 350 wetenschappers uit 40 landen vorige week in een brandbrief.13 Voor meer dan de helft van negentig grote soorten walvissen, dolfijnen en bruinvissen is er reden tot zorg. De oorzaken van de achteruitgang zijn het verstrikt raken in vissersnetten, aanvaringen met boten, (plastic)vervuiling en klimaatverandering. De wetenschappers roepen op tot actie. De leden van de Partij voor de Dierenfractie willen weten of de Minister bekend is met de brandbrief.

Erkent de Minister dat elk jaar duizenden dolfijnen dood op stranden aanspoelen als gevolg van vissersnetten? Beaamt de Minister dat het verstrikt raken in vissersnetten de grootste oorzaak van sterfte is onder walvissen en dolfijnen in Europa? Zo nee, waarom niet? Zo ja, is de Minister het ermee eens dat concrete actie moet worden genomen om sterfte van walvissen en dolfijnen door vissersnetten aan te pakken?

Kan de Minister uitleggen waarom walvis- en dolfijnsterfte als gevolg van vissersnetten nog veel voorkomt, aangezien Europese landen verplicht zijn om te zorgen voor strikte bescherming van walvisachtigen en het minimaliseren van bijvangst volgens de EU-Habitatrichtlijn?14 Kan de Minister uitleggen waarom een goede milieutoestand op zee, waaronder het voorkomen van de achteruitgang van de biodiversiteit als gevolg van menselijke activiteiten, nog niet bereikt is, ondanks de afspraak dat de goede milieutoestand op zee in 2020 bereikt zou zijn?15

Klopt het dat de monitoring van incidentele bijvangsten van zeezoogdieren nog onvoldoende plaatsvindt? Kan de Minister uitleggen waarom monitoring nog onvoldoende plaatsvindt, gezien de afspraak om in 2020 een goede milieutoestand op zee te bereiken en gezien de verplichtingen volgens de EU-Habitatrichtlijn? Kan de Minister aangeven wat de concrete acties met bijbehorende tijdlijn zijn van het voornemen van Nederland om een internationaal project over monitoring en mitigatie van bijvangst, in samenwerking met zoveel mogelijk buurlanden, te initiëren?16

Antwoord

Vanwege de grote hoeveelheid vragen in de bovenstaande vraag heb ik de vragen gesplitst beantwoordt:

1

De leden van de Partij voor de Dierenfractie willen weten of de Minister bekend is met de brandbrief.

Antwoord

Ja.

2

Erkent de Minister dat elk jaar duizenden dolfijnen dood op stranden aanspoelen als gevolg van vissersnetten?

Antwoord

Het is bekend dat bijvangst wereldwijd een groot probleem is. Het is ook bekend dat de één op één relatie met gestrande dieren lastig aan te tonen is.

3

Beaamt de Minister dat het verstrikt raken in vissersnetten de grootste oorzaak van sterfte is onder walvissen en dolfijnen in Europa?

Antwoord

Bijvangst is wereldwijd een groot probleem. Nederland is zeer actief in internationale verdragen die zich met dit probleem bezighouden, zoals de IWC (International Whaling Committee), ASCOBANS (Agreement on the Conservation of Small Cetaceans of the Baltic, North East Atlantic, Irish and North Seas) en het OSPAR-verdrag. Internationaal wordt bijvangst samen met onderwatergeluid, scheepsaanvaringen en contaminanten als één van de grootste bedreigingen voor walvisachtigen aangemerkt. Een probleem is echter ook dat er te weinig gemonitord wordt om de echte omvang van bijvangst te kunnen meten.

4

Zo nee, waarom niet? Zo ja, is de Minister het ermee eens dat concrete actie moet worden genomen om sterfte van walvissen en dolfijnen door vissersnetten aan te pakken?

Antwoord

Ik ben van mening dat concrete actie nodig is. In Nederland is dit jaar gewerkt aan een actualisatie van het Bruinvisbeschermingsplan uit 2011. Hierin wordt ook een ambitieus internationaal project voorgesteld om bijvangst aan te pakken, zowel op het gebied van verbeterde monitoring, als het nemen van geschikte mitigerende maatregelen.

5

Kan de Minister uitleggen waarom walvis- en dolfijnsterfte als gevolg van vissersnetten nog veel voorkomt, aangezien Europese landen verplicht zijn om te zorgen voor strikte bescherming van walvisachtigen en het minimaliseren van bijvangst volgens de EU Habitatrichtlijn?

Antwoord

Zoals ik in het antwoord op de vragen 2 en 3 al heb aangegeven is de monitoring op dit moment niet voldoende om de ordegrootte van bijvangst vast te stellen. Zoals aangegeven in het antwoord op de vragen 3 en 4 zet Nederland zich actief in om walvisachtigen te beschermen en de bijvangst te minimaliseren.

6

Kan de Minister uitleggen waarom een goede milieutoestand op zee, waaronder het voorkomen van de achteruitgang van de biodiversiteit als gevolg van menselijke activiteiten, nog niet bereikt is, ondanks de afspraak dat de goede milieutoestand op zee in 2020 bereikt zou zijn?

Antwoord

De Kaderrichtlijn Mariene Strategie wordt samen door mijn collega’s van I&W. EZK, Defensie en mijzelf uitgevoerd. Het bevat een groot aantal doelen, waarvan voor de visserij en biodiversiteit. In de 2018 rapportage van de Goede Milieutoestand staat dat het voor een aantal doelen wel vooruit gaat, maar dat er voor veel zaken nog onvoldoende informatie is. We werken hard aan het vergaren van voldoende informatie om de juiste maatregelen te kunnen nemen op de gebieden waarvan het doelbereik achterblijft.

7

Klopt het dat de monitoring van incidentele bijvangsten van zeezoogdieren nog onvoldoende plaatsvindt? Kan de Minister uitleggen waarom monitoring nog onvoldoende plaatsvindt, gezien de afspraak om in 2020 een goede milieutoestand op zee te bereiken en gezien de verplichtingen volgens de EU- Habitatrichtlijn? Kan de Minister aangeven wat de concrete acties met bijbehorende tijdlijn zijn van het voornemen van Nederland om een internationaal project over monitoring en mitigatie van bijvangst, in samenwerking met zoveel mogelijk buurlanden, te initiëren?

Antwoord

Zie vraag 4. Het internationale project zal halverwege volgend jaar worden ingediend bij de Europese Commissie.

8

Kent de Minister het reddingsplan »Blue Manifesto»17, dat opgesteld is door meer dan 100 milieuorganisaties, om het tij te keren op zee? Is de Minister het eens met de concrete acties die worden genoemd in het reddingsplan, zoals een snelle overgang naar visserijmethoden die leiden tot minder bijvangst? Is de Minister het ermee eens dat de concrete acties uit het Blue Manifesto opgenomen worden als onderdeel van de EU-Biodiversiteitsstrategie en mondiale biodiversiteitsverdrag, die in 2021 worden vastgesteld? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat gaat de Minister ondernemen om deze acties te promoten en te implementeren?

Antwoord

Ik ben bekend met het «Blue Manifesto». De voorgestelde concrete acties uit het Blue Manifesto kunnen een rol spelen bij de uitwerking van de EU biodiversiteitsstrategie. Het Noordzeeakkoord is echter voor mij het richtinggevende kader voor de Nederlandse interventie richting Brussel. Hierin staan onder andere afspraken over verduurzaming van de visserij. Het in antwoord 4 genoemde bijvangst project ambieert ook onderzoek naar mitigerende maatregelen, zoals alternatieve technieken. Hierbij wordt ook gekeken naar socio-economische aspecten en duurzame manieren van financiering, zowel voor monitoring als mitigatie.

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie hebben nog enkele vragen over de aanlandplicht. De aanlandplicht is bedoeld om verspilling tegen te gaan, door vissers diersoorten, die als bijvangst gevangen worden, aan land te laten brengen. Zonder deze aanlandplicht zouden de bijvangst-soorten over boord gegooid worden. De gedachte achter de aanlandplicht is dat het vissers dwingt om selectiever te gaan vissen, door hun netten en visserij zo aan te passen dat er minder ongewenste bijvangst is.

Er zijn vissers die zeggen dat de aanlandplicht voor extra sterfte zorgt, omdat teruggegooide vis een hogere overlevingskans heeft. Onderzoek toont aan dat de overlevingskans van vis erg laag is en afhangt van allerlei niet te controleren variabelen, zoals seizoen, weer en diepte van het vangstgebied. Het merendeel van de onderzochte soorten, te weten tong, schol en schar, sterft.

De leden van de Partij voor de Dierenfractie merken op dat er uitzonderingen gelden op de aanlandplicht voor bijvoorbeeld ondermaatse schol (t/m 2023), tarbot (t/m 2022), wijting (t/m 2021) en garnalen (t/m 2023). Deze leden merken op dat voor de vangst van garnalen sleepnetten of boomkorren worden gebruikt, waarbij grote hoeveelheid bijvangst aanwezig is, ook van soorten die bedreigd zijn. Zij zijn daarom verbaasd dat de aanlandplicht niet geldt voor garnalen.

Kan de Minister aangeven of er nog meer uitzonderingen zijn voor de Nederlandse visserij? Zo ja, voor welke andere soorten geldt een ontheffing op de aanlandplicht? Kan de Minister aangeven voor welke soorten, die worden gevangen als bijvangst, de aanlandplicht niet geldt? Klopt het dat er geen aanlandplicht is voor bodemdieren, zeldzame soorten en soorten die niet beheerd worden of bevist mogen worden, zoals haaien- en roggensoorten? Wat zijn de overlevingskansen van bodemdieren en (zeldzame) soorten als ze overboord worden gegooid?

9

Kan de Minister aangeven hoeveel procent bijvangst een garnalenvisser heeft en welke soorten worden gevangen? Hoeveel procent van de Nederlandse vissers en welke vissers zijn specifieker gaan vissen als gevolg van de aanlandplicht?

Antwoord

De belangrijkste uitzonderingen op de aanlandplicht voor de Nederlandse visserij zijn naast schol, tarbot, wijting en garnalen ook de uitzonderingen voor langoustine, tong en roggen. Ook geldt een uitzondering op de aanlandplicht voor bepaalde roggen, gebaseerd op hoge overleving op basis van meerdere wetenschappelijke onderzoeken.

Het Noordzee discardplan voor 2021–2023 ligt op dit moment ter goedkeuring voor bij het Europees parlement (EP) en is dus nog niet vastgesteld. De uitzonderingen in de Noordzee voor 2021–2023 zijn grotendeels gelijk aan de uitzonderingen in het discardplan 2020–2021 (EU verordening 2019/2238). Voor de duidelijkheid: het gaat niet om uitzondering specifiek voor de Nederlandse visserij, maar het betreft een Europese uitzondering voor bepaalde vormen van visserij op bepaalde soorten.

De aanlandplicht is van kracht voor soorten waarvoor vangstbeperkingen (Total Allowable Catch, TACs) gelden. Dit betekent dat voor niet gequoteerde soorten géén aanlandplicht geldt. Dit betreft veel vissoorten, zoals schar, tongschar, en rode poon, maar ook benthos (bodemdieren). Er zijn voor deze soorten ook geen gegevens beschikbaar voor wat betreft overleving indien zij worden bijgevangen en overboord worden gegooid. Voor kwetsbare soorten waarvoor een vangstverbod geldt niet de aanlandplicht, maar een verplichting tot terugzetten zoals bijvoorbeeld zeebaars. Ook voor enkele haaien- en roggensoorten geldt deze verplichting tot terugzetten ondanks dat er geen vangstverbod maar vangstbeperkingen zijn vastgesteld. De belangrijkste vangstbeperkingen, dan wel vangstverboden zijn vastgelegd in de TAC en Quota Verordening (2020/123) en de Diepzee Verordening (2018/2025).

Wat betreft de garnalenvisserij, een studie van Wageningen Marine Research (WMR) «Vangstsamenstelling per tuigcategorie: herziening contingentenstelsel visserij in Nederland in het kader van de aanlandplicht» uit 201618 suggereert dat er in de garnalenvisserij met name wijting, schol en haring wordt bijgevangen (samen ca. 9% van de vangst). Overigens ben ik, ten behoeve van uitzondering van garnalen op de aanlandplicht, voornemens nader onderzoek naar vangstsamenstelling in de garnalenvisserij te starten. Hierdoor krijgen we meer inzicht in de hoeveelheid bijvangst in de garnalenvisserij. Dit onderzoek wordt naar verwachting gestart 2021 door Wageningen Marine Research (WMR).

De aanlandplicht is bedoeld om verspilling te voorkomen en vissers te stimuleren gerichter te vissen. Het is voor een visser immers niet wenselijk ongewenste vangsten aan boord te moeten houden en aan te landen. Dat kost tijd en ruimte en levert financieel weinig op.

Er zijn geen gegevens of en hoeveel de visserij gerichter is gaan vissen. Dit ook omdat de effecten aanlandplicht en gedrag van visserij moeilijk met elkaar te correleren zijn. Wel zet Nederland erop in om de uitzonderingen op de aanlandplicht zoveel mogelijk te verbinden aan innovatie en onderzoek. Zo is de uitzondering voor de tongvisserij expliciet verbonden aan een pilot project met camera’s aan boord.

10

De leden van de Partij voor de Dierenfractie merken op dat een discussie over het bijenrichtsnoer geagendeerd staat voor het SCoPAFF-overleg van 22 en 23 oktober 2020. Kan de Minister aangeven of in dat overleg gesproken zal worden over het beschermingsdoel voor (wilde) bijen en hommels in de herziening van het richtsnoer? Zal een technische briefing voorafgaan aan deze SCoPAFF en zo ja, wanneer vindt deze plaats? Kan de Minister deze leden verzekeren dat zij de spoedvragen over de wetenschappelijke onderbouwing en de Nederlandse inzet19 ruim op tijd met de Kamer deelt, zodat zij hier een oordeel over kan vormen?

Antwoord

Tijdens de SCoPAFF vergadering van 22 en 23 oktober is niet inhoudelijk gesproken over het bijenrichtsnoer. Dit zal gebeuren tijdens een technische bijeenkomst met de Europese Commissie, EFSA en de lidstaten. Tijdens dit overleg zullen de beschermdoelen voor bijen nader worden besproken. De Europese Commissie stelt de stukken voor deze vergaderingen doorgaans 2 weken van tevoren beschikbaar, waarna het Ctgb mij hierop adviseert. Er is nog geen datum vastgesteld voor dit technische overleg en de stukken heb ik dan ook nog niet in mijn bezit. Hierdoor kan ik uw Kamer pas kort van tevoren infomeren over de agenda en mijn inzet. Ik tracht uw Kamer zo transparant en spoedig mogelijk te informeren. Daarnaast heeft EFSA aangegeven de stukken voor de bijeenkomst vooraf te publiceren op de website.

Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie

Standing Commitee for Plants, Animals, Food and Feed (SCoPAFF) van 29 september 2020

De leden van de SGP-fractie hebben een vraag naar aanleiding van de Kamerbrief over het SCoPAFF. Zij hebben begrepen dat in de akkerbouw grote zorgen zijn over het mogelijk niet verlengen van de toelating van de actieve stof benfluralin. Dit is de werkzame stof in het gewasbeschermingsmiddel Bonalan, een belangrijk middel voor de cichoreiteelt. De akkerbouw vreest voor het verdwijnen van de cichoreiteelt uit Nederland, een producent van belangrijke voedingsstoffen. Kan de Minister aangeven wat de stand van zaken is met betrekking tot herregistratie van benfluralin, zo vragen deze leden. Is de Minister bereid zo nodig in te zetten op verlenging van de toelating? Zij willen erop wijzen dat de toelatingshouder heeft aangegeven dat met 90–95% driftreductie veilig gebruik mogelijk is. Deze driftreductie moet door Nederlandse telers al geleverd worden.

Antwoord

Binnen de EU wordt momenteel gediscussieerd een eventuele hernieuwde goedkeuring van de werkzame stof benfluralin. Bij mijn afweging of ik in kan stemmen met een eventuele hernieuwing van de goedkeuring is het bepalend of een veilig gebruik voor mens, dier en milieu mogelijk is. In deze afweging wordt uitgegaan van een door de aanvrager ingediende toepassing volgens goed landbouwkundig gebruik en beschikbare risico mitigerende maatregelen die realistisch en haalbaar zijn in de gehele EU of minstens één van de drie klimatologische zones van de EU. Als de werkzame stof op EU niveau kan worden goedgekeurd zal het Ctgb voor toelatingen in Nederland ook de Nederlandse praktijk van driftreductie in ogenschouw nemen. Zoals gebruikelijk zal ik uw Kamer informeren wanneer de Europese Commissie hier een voorstel ter stemming over voorlegt aan de lidstaten en ik mij hierop heb laten adviseren door het Ctgb.

III Volledige agenda

Geannoteerde agenda Landbouw- en Visserijraad op 19 en 20 oktober 2020. Brief regering d.d. 07-10-2020, (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1254)

Verslag van de Landbouw- en Visserijraad op 21 september 2020. Brief regering d.d. 06-10-2020, (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1253)

Standing Commitee for Plants, Animals, Food and Feed (SCoPAFF) van 29 september 2020. Brief regering d.d. 23-09-2020, (Kamerstuk 27 858, nr. 517)


  1. Website Facts Found, 10 oktober 2020, «Amerikaanse landbouwminster vindt dat Frans Timmermans de Europese boeren een doodsteek geeft», https://www.factsfound.news/amerikaanse-landbouwminster-vindt-dat-frans-timmermans-de-europese-boeren-een-doodsteek-geeft/↩︎

  2. https://pro.politico.eu/news/italy-and-austria-express-doubts-about-integration-of-cap-and-farm-to-fork↩︎

  3. https://www.politico.eu/wp-content/uploads/2020/10/Joint-letter-on-the-environmental-ambition-of-the-CAP.pdf?utm_source=POLITICO.EU&utm_campaign=99183ecae2-EMAIL_CAMPAIGN_2020_10_08_05_14&utm_medium=email&utm_term=0_10959edeb5–99183ecae2–190248061↩︎

  4. https://www.politico.eu/article/brussels-confronts-eu-countries-over-pesticides-and-animal-welfare/↩︎

  5. https://euobserver.com/green-deal/149609↩︎

  6. https://www.bbc.com/news/science-environment-54485407↩︎

  7. https://meta.eeb.org/2019/07/11/thousands-of-whales-and-dolphins-killed-by-failure-to-follow-eu-rules/↩︎

  8. https://ec.europa.eu/environment/marine/good-environmental-status/index_en.htm↩︎

  9. Mariene Strategie (deel 2), Actualisatie van het KRM-monitoringprogramma 2020–2026

    juni 2020, Bijlage bij Kamerstuk 33 450, nr. 76↩︎

  10. https://seas-at-risk.org/images/pdf/publications/SAR_BLUE_MANIFESTO_DEPLIANT_A4_plie_BaT.pdf↩︎

  11. Aanhangsel Handelingen II 2020/21, nr. 426↩︎

  12. https://www.politico.eu/article/brussels-confronts-eu-countries-over-pesticides-and-animal-welfare/↩︎

  13. https://www.bbc.com/news/science-environment-54485407↩︎

  14. https://meta.eeb.org/2019/07/11/thousands-of-whales-and-dolphins-killed-by-failure-to-follow-eu-rules/↩︎

  15. https://ec.europa.eu/environment/marine/good-environmental-status/index_en.htm↩︎

  16. Mariene Strategie (deel 2), Actualisatie van het KRM-monitoringprogramma 2020–2026

    juni 2020. Bijlage bij Kamerstuk 33 450, nr. 76↩︎

  17. https://seas-at-risk.org/images/pdf/publications/SAR_BLUE_MANIFESTO_DEPLIANT_A4_plie_BaT.pdf↩︎

  18. Helmond, A. T. M., & Steins, N. A. (2016). Vangstsamenstelling per tuigcategorie: herziening contingentenstelsel visserij in Nederland in het kader van de aanlandplicht. (IMARES rapport; No. C107/16). IMARES Wageningen UR. https://edepot.wur.nl/394963↩︎

  19. Aanhangsel Handelingen II 2020/21, nr. 426↩︎