Schriftelijke antwoorden op vragen gesteld tijdens de eerste termijn van de begrotingsbehandeling van het van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (35570-XIII) op 4 november 2020
Brief regering
Nummer: 2020D44311, datum: 2020-11-05, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: E.D. Wiebes, minister van Economische Zaken en Klimaat
Onderdeel van zaak 2020Z20667:
- Indiener: E.D. Wiebes, minister van Economische Zaken en Klimaat
- Medeindiener: M.C.G. Keijzer, staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat (2017-2024)
- 2020-11-05 14:00: Begroting Economische Zaken en Klimaat (35570-XIII) (voortzetting) (Plenair debat (wetgeving)), TK
- 2020-11-10 16:30: Procedurevergadering (via videoverbinding) (Procedurevergadering), vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat (2017-2024)
- 2021-02-10 13:50: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2021-03-31 14:45: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Geachte Voorzitter, Tijdens de eerste termijn van de begrotingsbehandeling van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (EZK) hebben leden van uw Kamer vragen gesteld. Bijgevoegd vindt u de antwoorden op een deel van die vragen. Overige vragen zullen wij later vandaag mondeling beantwoorden. Eric Wiebes Minister van Economische Zaken en Klimaat Mona Keijzer Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat Beantwoording van vragen op het terrein van de minister van EZK -- BBH 2020 Antwoorden op de vragen gesteld door de PVV 1. Kunnen de bewindspersonen van Economische Zaken en Klimaat, samen met de gemeenten, in beeld brengen welke nationale en gemeentelijke heffingen en lasten gestapeld zijn en hoe dit verminderd kan worden? Doe ook iets aan accijnsverschillen met de buurlanden. Kan het ministerie van Economische Zaken en Klimaat daarin de regie nemen? De gemeentes stellen binnen de nationale kaders hun eigen gemeentelijke heffingen vast, waarbij het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) primair verantwoordelijk is voor het gemeentelijk belastinggebied. Het ministerie van Financiën is primair verantwoordelijk voor de vaststelling van de hoogte van accijnstarieven op rijksniveau. Deze zaken behoren niet tot het beleidsterrein van het ministerie van Economische Zaken en Klimaat (EZK). Een regierol voor dit ministerie ligt daarom niet voor de hand. 2. Wil het kabinet regie pakken op een reddingsplan voor Tata Steel en daarmee zorg dragen voor de toekomstbestendigheid van Tata Steel? Het is de primaire verantwoordelijkheid van Tata Steel om als een toekomstbestendig staalbedrijf te opereren in IJmuiden. Tata Steel heeft, net zoals een aantal andere energie-intensieve bedrijven, een grote uitdaging om te verduurzamen. Op dit moment is er echter geen sprake van een noodzaak voor een reddingsplan. Mede op basis van eerdere oproepen en moties uit de Kamer is de regering intensief in gesprek met Tata Steel op alle niveaus: Tata Steel Nederland (IJmuiden), Tata Steel Europe, Tata Steel Limited (hoofdkantoor India). Wij zijn gezamenlijk en constructief mogelijkheden aan het onderzoeken voor een competitief, groen en toekomstbestendig staalbedrijf van wereldklasse, op de unieke locatie in IJmuiden. Het is van belang dat er rust gaat ontstaan rondom IJmuiden. 3. Ten aanzien van de brandbrief van 70 organisaties om te stoppen met subsidies voor biomassa of duidelijk te maken wanneer de subsidies stoppen: hoe zit het met de biomassacentrale in Vierpolder, die tuinders willen bouwen? De subsidie van €29,2 miljoen blijft gewoon beschikbaar, voor het geval de biomassacentrale er toch komt. Waarom? Projecten met een subsidiebeschikking behouden die subsidiebeschikking gedurende de looptijd van het project. Ook geldt voor iedere categorie een bepaalde realisatietermijn. Het intrekken van een subsidiebeschikking voor het einde van de looptijd, of voor het einde van de realisatietermijn, doet afbreuk aan de investeringszekerheid en is juridisch niet mogelijk. Overigens betreft de genoemde € 29,2 miljoen een maximum. De verwachte kastuitgaven liggen naar verwachting aanzienlijk lager, maar hangen af van de ontwikkeling van de energieprijzen. Antwoorden op de vragen gesteld door de VVD 1. Kan het kabinet ingaan op maatregelen en steunpakketten van gisteren en de acties die zij de komende tijd onderneemt? Het kabinet heeft op 3 november jl. helaas nieuwe maatregelen moeten aankondigen voor de bestrijding van het coronavirus. Tijdens het debat over de aanvullingen op het steun- en herstelpakket op 3 november is aan uw Kamer toegezegd om binnen enkele weken een brief te sturen waarin het steun- en herstelpakket waar nodig wordt geactualiseerd en de voorziene afbouw wordt gewogen, conform de motie Marijnissen/Klaver/Asscher (Kamerstuk 25295, nr. 695). 2. Bedrijven zetten soms druk op regio's om snel vergunningen te verlenen om het doel voor 2025 te kunnen halen. Hoe wil de minister van Economische Zaken en Klimaat dat in overeenstemming brengen met de tijdlijn voor de RES’en die wellicht over een jaar tot andere invullingen leiden? Enerzijds zien we dat partijen druk zetten op de vergunningverlener. Ik krijg anderzijds het signaal dat regio’s juist wachten tot de RES 1.0 is vastgesteld. In de RES’en zijn de bestaande, in voorbereiding zijnde en mogelijk toekomstige projecten al opgenomen. Voor deze projecten heeft de ruimtelijke afweging al plaatsgehad. De RES Gaat over de extra opgave. Het is aan de decentrale overheden om te zorgen dat de huidige vergunningverlening zich verhoudt tot de RES. Het Rijk zit als actief partner in het RES-proces. Vanuit die rol vind ik het van belang dat de nieuw te verlenen vergunningen aangesloten worden op de contouren van de RES. In het Klimaatakkoord is – juist om te zorgen voor een goede aansluiting tussen het zorgvuldige proces van de RES’en en de beschikbaarheid van de SDE++ – met de VNG aan de ene kant en de energieproducenten van Energie Nederland en de Nederlandse Vereniging voor Duurzame Energie (NVDE) aan de andere kant aanvullend de afspraak gemaakt dat de financiering van hernieuwbare elektriciteit via de SDE++ doorloopt tot en met 2025 ten behoeve van het RES-proces. Daarmee hebben we initiatiefnemers ook de tijd en ruimte om nog subsidie aan te vragen. Zowel het huidige als het volgend kabinet zal hier aandacht voor houden en hier het gesprek over blijven voeren met de regio’s. 3. Er worden nu SDE-subsidies gegeven voor projecten die geen 50% lokale participatie hebben. Wordt dit in de volgende rondes later ingehaald? De RES-regio’s streven naar actieve lokale participatie in duurzame energieprojecten, maar afhankelijk van de omstandigheden zullen hierbij verschillen optreden. In hernieuwbare energieprojecten die nu tot stand komen, wordt op verschillende manieren participatie toegepast. Deze praktijk is sterk in ontwikkeling en groeiende. Decentrale overheden, ontwikkelaars en de coöperatieve sector worden op verschillende manieren gestimuleerd en ondersteund in het realiseren van de afspraken over (financiële) participatie. Het lokaal eigendom wordt gestimuleerd door overheden, RES-regio’s, initiatiefnemers en andere partijen. Ik constateer ook een gedeelde motivatie om hernieuwbare energie met goede betrokkenheid van de omgeving te realiseren. Het resultaat blijft uiteindelijk ook afhankelijk van de bereidheid van omwonenden om mee te doen. Het Klimaatakkoord is pas een jaar oud en de effecten van de inspanningen op het gebied van participatie zullen naar verwachting pas over enkele jaren volledig zichtbaar zijn. Een oordeel over het van de grond komen van participatie is daarom nu nog niet te geven. Om de voortgang van participatie te kunnen volgen heb ik, naar aanleiding van de motie Heerma c.s. van 3 juli 2019 (Kamerstuk 32813, nr. 361), opdracht gegeven tot de ontwikkeling van een Monitor Participatie Hernieuwbare energie op land. Als in de loop van de uitvoering van het Klimaatakkoord blijkt dat de ontwikkeling van participatie achterblijft, kan dit aanleiding zijn tot aanvullende afspraken of maatregelen. 4. Hoe gaat de minister om met de afspraken die het Rijk maakte in het klimaatakkoord die niet altijd sporen met de criteria en tijdlijnen van alle bijbehorende huidige regelingen? In het Klimaatakkoord is zo goed mogelijk getracht de verschillende afspraken en tijdpaden op elkaar aan te laten sluiten. Zo is bij de afspraken rondom de beschikbaarheid van de SDE+ voor hernieuwbare elektriciteit, rekening gehouden met de tijd die de medeoverheden nodig hebben om tot het opstellen en uitwerken van de RES’en te komen. Op deze manier sluiten beide afspraken goed op elkaar aan. Tegelijkertijd geldt ook hier dat een uitvoeringsagenda van deze omvang voor het klimaat nog niet eerder is vertoond. Dit geldt inderdaad voor nieuw beleid, maar ook voor de aanpassing van de huidige regelingen. Alle puzzelstukjes die op papier in elkaar passen, moeten nu en de komende tijd in de praktijk in elkaar vallen. Dit leidt dus hier ook tot onverwachte mee- en tegenvallers. De Klimaatnota, de Klimaat- en Energieverkenning (KEV) en de Monitor Klimaatbeleid geven inzicht in de voortgang en dit helpt ons bij de uitvoering in het komende jaar. Als onderdeel van de Klimaatnota is het wetgevingsprogramma een belangrijk instrument om (de voortgang van) de totstandkoming van wet- en regelgeving inzichtelijk te maken en zo nodig bij te sturen. Op basis hiervan kan worden bezien of er inderdaad afspraken uit het Klimaatakkoord zijn, die niet (altijd) sporen met de criteria en tijdlijnen van bijbehorende huidige regelingen. Dit kan vervolgens via de stabiele samenwerkingsstructuur van de ministeriele Commissie Klimaat en Energie (MCKE), de Ambtelijke Commissie Klimaat en Energie (ACKE) en de daaronder actief zijnde interdepartementale ambtelijke werkgroepen worden bijgestuurd. 5. Kunt u snel duidelijkheid geven aan bedrijven over hoe de CO2-heffing en de 125 miljoen voor de knelpunten ingezet gaan worden? Het kabinet heeft nog geen besluit genomen over de inzet van de € 125 miljoen ter voorkoming van weglek van werkgelegenheid en emissies. Dat komt doordat deze middelen gekoppeld zijn aan de invoering van de CO2-heffing, waarvoor een wetsvoorstel is ingediend dat op dit moment in de behandeling van het Belastingplan meeloopt. De inzet van het kabinet is om, indien de CO2-heffing na wetsbehandeling wordt ingevoerd, te beginnen met monitoring van bedrijven opdat risico’s op weglek inzichtelijk worden. Die risico’s kunnen verschillende oorzaken hebben. In de brief bij het Klimaatakkoord (Kamerstuk 32813, nr. 342) is dan ook aangegeven dat bij inzet van de € 125 miljoen in elk geval gedacht kan worden aan ondersteuning bij infrastructurele knelpunten en aan uitrol van duurder CO2-reducerend potentieel dat individuele bedrijven nodig hebben om de heffing te kunnen vermijden, maar waarvoor zij vermoedelijk niet concurrerend kunnen inschrijven binnen de verbrede SDE+. Indien de CO2-heffing wordt ingevoerd, ben ik voornemens het draaiboek tegen weglek inclusief de inzet van de € 125 miljoen in het voorjaar van 2021 uit te werken en naar de Kamer te sturen. 6. Recent sneuvelde het geothermie project in de glastuinbouw in Noord-Limburg. De indruk is daarbij, dat SodM met name op kennis over geothermie niet alle inzichten actueel heeft en dat Duitsland, een paar kilometer verder, beter zicht heeft op de risico’s. Bijvoorbeeld doordat mijnbouw daar veel langer is doorgegaan. Aangezien ook van geothermie veel wordt verwacht, vraag ik de minister wat hij leert van de gebeurtenissen in Limburg? Laat ik beginnen te zeggen dat veiligheid voorop staat bij elke mijnbouwactiviteit. In deze regio komen ook natuurlijke aardbevingen voor en dat betekent dat er al spanningen in de ondergrond aanwezig zijn. Het project in Limburg was een van de eerste geothermieprojecten in Nederland waarbij uit de breuksystemen werd gewonnen. Californië Lipzig Gielen BV (CLG) heeft het project stilgelegd nadat er bevingen plaatsvonden in de omgeving van de warmtewinning. Uit de analyses van de tijdelijke winning blijkt dat niet aangetoond kan worden dat de veiligheid voldoende is gewaarborgd. Dat is de reden dat ik van Staatstoezicht op de Mijnen (SodM) geen positief advies heb ontvangen over dit project. De les die we hieruit hebben geleerd is dat er meer onderzoek nodig is naar de risico’s van geothermie in breuksystemen in dit gebied. Er lopen nu diverse onderzoeken. 7. Dan nog een vraag over de indirecte kostencompensatie ETS. Als één van de weinige lidstaten heeft Nederland nog niet over voortzetting besloten. Dit gaat knellen: de kosten worden een jaar na dato vergoed, dus onduidelijkheid vanaf 2022 betekent dat bedrijven daar al komend jaar mee te maken hebben. Ziet de minister dit ook en hoe gaat hij daarmee om? In het Klimaatakkoord is eerder aangegeven dat de huidige regeling indirecte kostencompensatie ETS afloopt. Het kabinet streeft ernaar om in 2021 een besluit te nemen over eventuele voortzetting van de regeling. Een besluit tot voortzetting van de regeling indirecte kostencompensatie ETS heeft grote budgettaire consequenties die een zorgvuldige afweging van het kabinet vereist. Antwoorden op de vragen gesteld door de GroenLinks 1. Gaat het kabinet de motie Segers/Klaver over het isolatieprogramma heel ruimhartig uitvoeren? De minister van BZK zal de Kamer hierover informeren voorafgaand de begrotingbehandeling van BZK. Deze staat gepland op maandag 9 november 2020. 2. Er moeten veel meer verplichtingen komen om energie te besparen. Gaat dat nu echt gebeuren? We zetten nu eerst in op de uitvoering van de maatregelen die de afgelopen jaren zijn ingezet, voordat eventuele nieuwe verplichtingen aan de orde zijn. Het betreft o.a. de actualisatie van de Erkende maatregelenlijst (EML), aanscherping van de informatieplicht, versterkingen van de handhaving en betere informatievoorziening voor bedrijven, en uitvoering van aanvullende maatregelen uit het Klimaatakkoord, De Wet milieubeheer stelt sinds 1993 energiebesparingsmaatregelen verplicht met een terugverdientijd van vijf jaar of minder. Deze energiebesparingseis is voor de meeste bedrijven omgezet in concrete middelvoorschriften, zoals LED-verlichting en isolatie. De laatste vijf jaar zijn er extra middelen beschikbaar gesteld om gemeenten te stimuleren hier extra toezicht op te houden. De Kamer wordt binnenkort ook nader geïnformeerd over wijzigingen in deze plicht om meer energie te besparen en CO2-besparende maatregelen te verplichten. In het Klimaatakkoord is afgesproken primair te sturen op CO2-reductie. Energiebesparing maakt daar nadrukkelijk onderdeel van uit. Er is echter geen apart doel voor energiebesparing vastgesteld. Artikel 7 Europese Energie-Efficiëntierichtlijn (EED) verplicht Nederland wel om bij eindverbruikssectoren energie te besparen. Voor de periode 2014-2020 lag dat doel op een cumulatieve finale energiebesparing van 482 petajoule. Dit doel wordt met 593 petajoule in de periode 2014-2018 ruimschoots gehaald. Voor de periode 2020-2030 is de doelstelling 924 petajoule energiebesparing. Het beleid dat in de KEV 2020 is meegenomen (tot 1 mei 2020) is hiervoor nog niet toereikend. In de KEV 2020 is echter niet al het beleid uit het Klimaatakkoord meegenomen, zoals wijziging van de energiebesparingsplicht en beleidsinstrumenten voor de dienstensector. 3. Erkent de minister dat deze studie niet als een ‘onafhankelijk’ product aan de Kamer gepresenteerd had moeten worden; want het is hooguit een gekleurd position paper van de nucleaire sector? De motie van de leden Yeşilgöz-Zegerius/Agnes Mulder (Kamerstuk 35167, nr. 15) verzocht de regering onderzoek te doen naar de mogelijke rol van kernenergie in de energiemix en daarbij de kosten en voorwaarden van de bouw van nieuwe kerncentrales in andere landen in beeld te brengen. Als antwoord op de motie is een rapport opgesteld over kernenergie in een internationaal kader waarbij een literatuurstudie is gemaakt gebaseerd op openbare wetenschappelijke rapporten en documenten van instituties als bijvoorbeeld IEA, IPCC, IAEA, OECD/NEA. De consultants van ENCO hebben technische nucleaire kennis en expertise met betrekking tot de internationale vraagstukken rondom kernenergie. ENCO gaat daarbij zelf over de inzet van zijn experts, daar kan en wil ik geen invloed op hebben. Ik sta nog steeds achter de keuze voor ENCO, dat ik mede op advies van ons netwerk gekozen heb. ENCO wordt ingehuurd door zowel positief als kritisch ingestelde opdrachtgevers. ENCO maakt gebruikt van deskundigen die veel kennis hebben op nucleair terrein en elektriciteitsbronnen. ENCO wordt door diverse andere landen ingezet, ook door landen die kritisch staan ten opzichte van nucleaire energie. Ik verwijs naar wat ik hierover in mijn brief heb aangegeven. Het rapport is daarmee dus geen gekleurd position paper van de nucleaire sector. Het is mijns inziens het verstandigst om het debat over de toekomstige energiemix te voeren op basis van de inhoud van onderzoeksrapporten, en niet op basis van opvattingen over het cv van onderzoekers. Antwoorden op de vragen gesteld door CDA 1. Over traject van de SDE++. De Europese Commissie zet een streep door Nederlandse plannen om groene waterstofproductie te stimuleren. De heer Timmermans is bereid mee te denken. In hoeverre heeft de minister dit al opgepakt en houdt hij de vaart erin? Het staatssteuntraject over de SDE++-goedkeuring loopt nog. Ik ben met de Europese Commissie actief in gesprek over de mogelijkheden om klimaatneutrale waterstof te kunnen stimuleren, ook in de transitiefase waarin er nog niet voldoende elektriciteit uit hernieuwbare bronnen op het Nederlandse net beschikbaar is. Uw Kamer is al geïnformeerd over het opschalingsinstrument waarover nu een internetconsultatie in voorbereiding is. 2. Wind op zee en waterstof: u heeft een onderzoek toegezegd over de voor- en nadelen van de koppeling van de waterstofproductie en wind op zee, onder andere via geïntegreerde tenders. Hoe gaat het met dit onderzoek, wat zijn de voorlopige conclusies en wanneer wordt de kamer hierover geïnformeerd? Naar aanleiding van de motie Mulder (Kamerstuk 35300-XIII, nr. 38) heb ik Guidehouse opdracht gegeven onderzoek te doen naar de mogelijkheden om windenergie op zee en waterstof te combineren. Dit onderzoek is inmiddels afgerond en verwacht ik volgende week samen met de Noordzee Energie Outlook naar uw Kamer te sturen. Hierin zal ik ook mijn appreciatie van de Noordzee Energie Outlook geven en de conclusies van het Guidehouse-rapport meenemen. 3. Levering van waterstof is hetzelfde belast als aardgas, omdat het niet apart gedefinieerd is. En er is geen harmonisering van Europese certificering voor groene waterstof. Kent de minister deze knelpunten en welke oplossingen ziet hij? De energiebelasting (EB) wordt geheven op aardgas en elektriciteit. Daarbij wordt als aardgas mede aangemerkt elk product dat direct of indirect is bestemd voor gebruik, wordt aangeboden voor verkoop of wordt gebruikt als aardgas. Op vervangers van aardgas zoals waterstof wordt dus vooralsnog volgens de huidige fiscale systematiek op dezelfde manier EB geheven als op aardgas. De EB kent een vrijstelling voor de levering of het verbruik van elektriciteit die wordt gebruikt voor elektrolytische procedés. Indien bij de productie of bewerking van waterstof elektriciteit wordt gebruikt voor een elektrolytisch procedé, valt die elektriciteit onder de vrijstelling. Voor de middellange termijn worden opties in kaart gebracht voor structurele hervormingen in het fiscale kader, zoals effectievere fiscale prikkels voor verduurzaming met behoud van verdienvermogen en concurrentiepositie. Hiervoor lopen diverse trajecten: de evaluaties van de energiebelasting en de ODE, een IBO naar de financiering van de energietransitie en wijziging van de Europese regelgeving op gebied van energiebelastingen. Deze trajecten zijn gepland om in het voorjaar van 2021 afgerond te worden en de uitkomsten zullen dan met uw Kamer worden gedeeld. Samen zullen deze trajecten de doelmatigheid en doeltreffendheid van de energiebelasting en ODE evalueren, hun rol in de energietransitie onderzoeken en een brede verkenning van beleidsopties geven. Certificering van waterstof kan een grote bijdrage leveren aan de ontwikkeling van de Europese waterstofmarkt. Daarbij is het wel van belang dat de certificering van waterstof uit verschillende bronnen en productiewijzen de afname van waterstof stimuleert en niet, door onduidelijkheid of te strenge eisen, juist afremt. Daarom draagt Nederland actief bij aan de Europese discussie over de juiste implementatie van geharmoniseerde certificering en ben ik gedurende dit proces constant in gesprek met onder andere Vertogas en marktpartijen. 4. Het kabinet is in gesprek met MKB-Nederland over de MKB-impacttoets. Wat zijn de uitkomsten hiervan? Het kabinet is met MKB-Nederland en vele verschillende brancheorganisaties in gesprek over de acties voor het mkb naar aanleiding van het onderzoek. Een aantal regelingen is nog in ontwikkeling en de uitkomsten zullen dus nog volgen. Op het gebied van centrale informatievoorziening is de digitale tool voor mkb’ers HYPERLINK "http://www.mkbklimaatwerk.nl/" \t "_blank" www.mkbklimaatwerk.nl op 30 oktober jl. gelanceerd. Deze tool is in samenspraak met MKB-Nederland gemaakt. Daarnaast kijken wij ook naar de achterliggende financieringsvraagstukken voor de klimaatopgaven van het mkb, de terugverdientijden, en belemmeringen van ondernemers om bijvoorbeeld energiebesparing in hun investeringsplan op te nemen. Een aantal regelingen is nog in ontwikkeling en de uitkomsten zullen dus nog volgen. Over deze en andere onderdelen worden momenteel gesprekken gevoerd met private partijen, mkb-organisaties en Invest-NL. Hierover zal ik u voor het einde van dit jaar nader informeren. Een voorbeeld is het inrichten van nieuwe subsidie-instrumenten voor de verschillende sectoren, die ook geschikt zijn voor het mkb, zoals een regeling voor energiebesparingsmaatregelen en een aanschafsubsidie voor nul-emissie bestel- en vrachtauto’s. Een ander voorbeeld hiervan is dat ik, samen met de minister van BZK, zal bezien of en hoe ontzorgingsconcepten voor energiebesparing van bedrijfsgebouwen kan worden gesteund. Door een open standaard wordt het risico voor financiers beperkt, waardoor het makkelijker wordt voor ondernemers om de energiebesparing van hun gebouw uit te besteden aan (uitvoerende) partijen. Daarbij zal ik ook bezien of Invest-NL hierbij een rol kan spelen. Daarnaast wordt er nauw opgetrokken met MKB-Nederland bij de regeling voor energiebesparingsmaatregelen, waar mkb’ers gebruiken van kunnen maken. 5. Hoe gaat het met het financieringsvraagstuk, gaat het goed bij Invest-NL? Bedrijven die geschikt zouden zijn voor financiering bij Invest-NL maken hier niet altijd gebruik van. Invest-NL heeft bij haar oprichting een duidelijk mandaat en criteria meegekregen waaraan proposities moeten voldoen, wil de instelling hier financiering aan kunnen verstrekken. Voorbeelden van deze criteria zijn dat er bijvoorbeeld geen sprake mag zijn van staatssteun, dat Invest-NL additioneel aan de markt moet zijn en dat er ook uitzicht moet zijn op rendement. Invest-NL gaat zelf over haar investeringsbeslissingen en het toetsen van proposities aan de eisen die voor de instelling gelden. Wat betreft de stand van zaken van Invest-NL heeft Wouter Bos, CEO van Invest-NL, begin deze week een interim-bericht gestuurd naar uw Kamer waarin hij ingaat op de ontwikkelingen van de organisatie. Zoals u in deze brief kunt lezen ziet Invest-NL dat er een grote vraag is vanuit de markt. Tegelijkertijd zijn de financieringen complex en vragen ze tijd. Dit vergt een zekere doorlooptijd in een organisatie die een snelle opbouwfase zit. Toch kunnen er al een aantal financieringen genoemd worden: Na het uitbreken van de coronacrisis heeft Invest-NL € 100 miljoen uitgetrokken voor overbruggingskredieten voor startup en scale-ups. Invest-NL verwacht voor het einde van het jaar 5-10 andere financieringen te kunnen melden. Daarnaast heeft Invest-NL recent € 5 miljoen financiering verstrekt aan het Duurzaam MKB-fonds om duurzame mkb-ondernemers te helpen tijdens de coronacrisis. Tevens heeft Invest-NL samen met de Europese Investeringsbank (EIF) het Dutch Future Fund (DFF) opgezet. Vanuit dit fonds zullen er middelen beschikbaar zijn voor start- en scale ups uit diverse voor Nederland belangrijke sectoren. Daarnaast onderzoekt het kabinet samen met Invest-NL het opzetten van een soortgelijk fonds voor grotere investeringsbedragen (deep tech) en het ontwikkelen van een financieringsbron voor het stimuleren van non-bancaire mkb-financiering. Voor deze drie initiatieven is vanuit Invest-NL € 250 miljoen beschikbaar en heeft het kabinet € 250 miljoen gereserveerd. Daarnaast is Invest-NL ook bezig om zoveel mogelijk gebruik te maken van Europese faciliteiten. Zo is de instelling inmiddels geaccrediteerd voor het InnovFin-programma van de Europese Investeringsbank. Gebruikmakend van dit garantieprogramma zal Invest-NL financiering kunnen verschaffen met een onderliggende garantie van EIF. Al met al denk ik dat Invest-NL langzaamaan op stoom komt. Ik ga ervan uit dat de instelling deze lijn voortzet en de komende tijd steeds beter haar rol en positie pakt. 6. Het is van belang dat inwoners voldoende zijn aangehaakt bij de energietransitie. Is de minister bereid om inwoners zelf budget te geven om in te zetten voor de energietransitie, naar het voorbeeld van de pilot in Emmeloord? En kan het Wopke-Wiebes fonds hiervoor worden ingezet? Brede betrokkenheid van burgers is cruciaal voor het slagen van de energietransitie. Daarom willen we als overheid burgers ook echt betrekken, via o.a. de brede publiekscampagne ‘Iedereen doet WAT’. Burgers kunnen met eigen initiatieven direct en indirect bijdragen aan de doelen van de energietransitie. In de RES’en, bij hernieuwbare energieprojecten en in de wijkaanpak steun ik deze initiatieven via de Participatiecoalitie, die door het hele land bewonersinitiatieven en energiecoöperaties helpt met kennis en expertise. Daarnaast ondersteun ik lokale energieprojecten met het ontwikkelfonds voor energiecoöperaties en met de postcoderoosregeling. Voor de verduurzaming van hun woning kunnen bewoners kunnen direct subsidie aanvragen via bijvoorbeeld ISDE en via gemeenten op basis van PAW. Provincies en gemeenten bieden zelf vaak ook mogelijkheden hiervoor. Het Groeifonds is bedoeld voor éénmalige investeringen die de groeicapaciteit van de Nederlandse economie structureel vergroten, en is niet gericht op kleinschalige subsidies. 7. In Leeuwarden is er een collectief warmtesysteem. Dit is een flexibel systeem en kan geothermie gebruiken op later moment. Hoe kijkt de minister tegen dit type oplossingen aan en de rol daarbij voor de gebouwde omgeving? Dat is een ontwikkeling die ik toejuich. Hiermee wordt de verduurzaming van de warmtevoorziening in de gebouwde omgeving actief vormgegeven. Het warmtenet in Leeuwarden kan in de toekomst groeien naar een warmtenet dat meer dan de helft van Leeuwarden van duurzame warmte kan voorzien. Om het warmtenet te realiseren, heeft Gemeente Leeuwarden een samenwerkingsovereenkomst met warmtebedrijf Ennatuurlijk gesloten. Er zijn afspraken vastgelegd over bijvoorbeeld de minimale duurzaamheid van de geleverde warmte, de leveringszekerheid, de betaalbaarheid en de ‘openheid’ van het net, zodat ook andere partijen warmte aan het warmtenet van Ennatuurlijk kunnen leveren naast de genoemde geothermiebron. In Leeuwarden heeft Warmtebedrijf Ennatuurlijk momenteel twee warmtenetten. Deze leveren in totaal 75.000 GJ warmte per jaar aan zo’n 1.800 huishoudens en 8 bedrijven. De huidige warmtenetten hebben ieder een andere warmtebron. Een warmtekrachtkoppeling (WKK) zorgt in Camminghaburen voor de warmte in de wijk. In de WKK wordt aardgas verbrand en omgezet in elektriciteit en warmte. In Zuidlanden wordt gebruikt gemaakt van biogas. Hiervoor wordt mest vergist van de koeien van Dairy Campus (onderdeel van Wageningen University & Research). Deze warmte wordt ingezet voor de verwarming van 750 woningen in Techum en Jabikswoude. De plannen voor het warmtenet in Leeuwarden werkt Ennatuurlijk samen uit met Ede-Wageningen Engineering, Antea Group, Royal HaskoningDHV, A. HAK, Visser & Smit Hanab en Bureau Schmidt uit Leeuwarden. De duurzame aardwarmte voor het warmtenet zal afkomstig zijn van Warmte van Leeuwarden, een initiatief van Ennatuurlijk, Shell, Energie Beheer Nederland (EBN) en Bouwgroep Dijkstra Draisma. Naar verwachting wordt in 2021 aan de zuidkant van de stad een eerste geothermiebron geboord. In 2021 wordt dan gestart met de aanleg van de eerste 11 kilometer in het zuiden van Leeuwarden. De bedoeling is dat er rond Leeuwarden een warmtering wordt aangelegd. Naast de aardwarmtebronnen kunnen hierop ook andere duurzame warmtebronnen worden aangesloten, zoals restwarmte uit industrie. De CO2-reductie van het warmtenet in Leeuwarden zal in 2030 minstens 70% zijn. In 2040 moeten de netten CO2-neutraal zijn. 8. Is de minister bereid om samen met de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties het gebruik van hybride warmtepompen te stimuleren, conform de motie van het CDA? In de Routekaart Groen Gas (Kamerstuk 31813, nr. 487) van 30 maart 2020 is aangekondigd dat het kabinet nader zal onderzoeken of en hoe hybride warmtepompen verder gestimuleerd kunnen en moeten worden. Op dit moment wordt de installatie van hybride warmtepompen reeds gestimuleerd via de ISDE. Samen met de minister van BZK geef ik op dit moment uitvoering aan bovengenoemde motie en is er ambtelijk onderzoek gaande naar de verdere stimulering van hybride warmtepompen. Het kabinet verwacht uw Kamer in de eerste helft van 2021 hier nader over te informeren. 9. Wat vindt de minister van het pleidooi van Levinus Timmerman, voormalig adviseur van de Hoge Raad, dat bedrijven losser zouden moeten komen te staan van het winstbelang van aandeelhouders, en (nog) meer onderdeel van de samenleving worden? Bijvoorbeeld door het laten vaststellen van een ‘purpose’, de reden van bestaan, als houvast tegenover aandeelhouders. Ik vind vooral dat het evenwicht tussen belangen van de verschillende stakeholders van een onderneming goed moet zijn. Daarop ziet zowel Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek (zoals de medezeggenschapsrechten voor werknemers), als de Nederlandse corporate governance code. Daarbovenop heeft het kabinet het wetsvoorstel gedaan voor de Wettelijke Bedenktijd voor beursvennootschappen. Deze ligt momenteel voor in de Eerste Kamer. Nederlandse ondernemingen kenmerken zich doorgaans al door het zogenaamde Rijnlandse ondernemingsmodel, ook wel bekend als het stakeholdersmodel. In dit ondernemingsmodel staan meer belangen dan slechts het aandeelhouderbelang centraal. Dat betekent overigens niet dat aandeelhoudersbelangen er niet toe doen en een onderneming daar los van moet komen te staan. Het laten vaststellen van een ‘purpose’ is een interessante gedachte. Ik houd de ontwikkelingen op dit gebied nauw in de gaten, maar uiteindelijk is de minister van Rechtsbescherming op dit dossier de eerstverantwoordelijke. 10. Mkb-bedrijven zonder beursnotering vallen niet onder de drempelwaarden van de AFM maar zijn wel van belang voor onze economische veiligheid. Zij zijn kwetsbaar voor ongewenste overnames en investeringen buiten het zicht van de overheid. Wat doet het kabinet om deze bedrijven te beschermen? De overname van een kleine keuringsinstantie voor pleziervaartuigen in Friesland door een Chinees bedrijf is ogenschijnlijk onschuldig, maar deze bedrijven en hun kennis zijn wel de achilleshiel van de Nederlandse economie. Vindt de minister dit ook? En hoe anticipeert Nederland op de toename van de invloed en investeringen van China in Nederland en de EU? Waarom is de aangekondigde wetgeving voor een stelsel van investeringstoetsing verder naar achteren geschoven, nu de urgentie groter is dan ooit? De Nederlandse economie is sterk gebaat bij zijn openheid en internationale verwevenheid. Juist investeringen en de uitwisseling van technologie, kennis en talent zijn essentieel voor het Nederlandse verdien- en innovatievermogen. Het kabinet houdt vanzelfsprekend een vinger aan de pols bij marktontwikkelingen en zal bij mogelijke ongewenste overnames en investeringen gepast reageren wanneer er risico's voor de Nederlandse publieke belangen ontstaan. Hierbij wordt in eerste aanleg altijd gekeken naar mogelijkheden in de markt zelf, al dan niet met ondersteuning vanuit de overheid. Momenteel kent Nederland ook al verschillende sectorspecifieke investeringstoetsen. Aanvullend daarop werk ik samen met de minister van Justitie en Veiligheid (J&V) momenteel aan een brede investeringstoets op risico’s voor de nationale veiligheid. Dit wetsvoorstel zal ook van toepassing zijn op mkb-bedrijven zonder beursnotering mits de investering of overname waarbij ze betrokken zijn binnen de reikwijdte van de investeringstoets valt. Ook een MKB-bedrijf zonder beursnotering dat actief is met dual-use technologie, valt onder de reikwijdte van de toets. In dat geval wordt er een beoordeling gemaakt van risico’s voor de nationale veiligheid en een besluit genomen hoe deze op proportionele wijze beheerst kunnen worden. Er wordt momenteel hard gewerkt aan dit wetsvoorstel. Het is een complex traject en het is daarom belangrijk dat het een zorgvuldig wetgevingsproces doorloopt om zowel recht te doen aan de nationale veiligheid als aan de belangen van bedrijven en ondernemers. Naar verwachting wordt het wetsvoorstel in het eerste kwartaal van 2021 aan uw Kamer aangeboden. Natuurlijk is het kabinet goed doordrongen van het belang van deze brede investeringstoets voor de nationale veiligheid. Daarom heeft het op 2 juni 2020 aangekondigd dat het voornemens is om een peildatum op te nemen in het wetsvoorstel. Het gevolg hiervan is dat na inwerkingtreding van de wet, overnames en investeringen die vanaf 2 juni 2020 zijn gedaan met terugwerkende kracht getoetst kunnen worden – mits deze overnames en investeringen binnen de reikwijdte van de wet vallen en er vanuit de bescherming van onze nationale veiligheid aanleiding voor is. Met betrekking tot de genoemde investering door een Chinees bedrijf in de Nederlandse instantie die toeziet op de kwaliteit van plezierjachten, zijn er vanuit het oogpunt van nationale veiligheid geen bezwaren. Deze overname zou dan ook niet vallen binnen de reikwijdte van de investeringstoets. Ook zijn er geen concurrentie- en mededingingsrechtelijke bezwaren tegen deze overname. Daarbij moeten dit soort keuringsinstantie onverkort aan de Nederlandse en Europese regelgeving voldoen en kunnen ze hierop gecontroleerd worden. 11. Maakbedrijven, in bijvoorbeeld de maritieme sector, auto- of luchtvaartindustrie, dreigen uit Nederland te verdwijnen, omdat andere lidstaten met Europese middelen uit het RRF (EU-coronafonds) fors in deze sectoren investeren waar Nederland dat vooralsnog niet doet. Klopt dit, vraag ik de minister? En is zijn indruk dat de Nederlandse concurrentiepositie hierdoor verslechtert en een sector als de maritieme industrie op achterstand wordt gezet? Andere landen zijn net als Nederland bezig met de planvorming voor de Europese herstelfaciliteit. Het is te voorbarig om in te gaan op de ambities van andere lidstaten. De definitieve plannen dienen aan strakke voorwaarden te voldoen en moeten daarom eerst door de Europese Commissie worden beoordeeld voordat middelen beschikbaar komen. Bij uitvoering van de plannen zijn lidstaten bovendien gehouden aan bestaande EU-regelgeving ten aanzien van aanbestedingen en staatssteun. Het is vooralsnog niet mijn indruk dat de RRF-inzet van andere EU-lidstaten de Nederlandse concurrentiepositie verslechtert. 12. Het CDA is op het functioneren van Invest-NL niet gerust, met name omdat projecten niet loskomen en middelen op de plank blijven. Kan de minister hierop een toelichting geven? Welke projecten zijn inmiddels met of via Invest-NL gefinancierd? Invest-NL heeft begin deze week een interim-bericht gestuurd naar uw Kamer waarin de heer Bos, CEO van Invest-NL, ingaat op de ontwikkelingen van de organisatie. Zoals u in deze brief kunt lezen ziet Invest-NL dat er een grote vraag is vanuit de markt. Dat is mooi om te zien en daar ben ik dan ook blij mee. Tegelijkertijd zijn de financieringen complex en vragen ze tijd. Dit vergt een zekere doorlooptijd in een organisatie die een snelle opbouwfase zit. Toch kunnen er al een aantal financieringen genoemd worden: Na het uitbreken van de coronacrisis heeft Invest-NL € 100 miljoen uitgetrokken voor overbruggingskredieten voor start- en scale-ups. Invest-NL verwacht voor het einde van het jaar 5-10 andere financieringen te kunnen melden. Daarnaast heeft Invest-NL recent € 5 miljoen financiering verstrekt aan het Duurzaam MKB-fonds om duurzame mkb-ondernemers te helpen tijdens de coronacrisis. Tevens heeft Invest-NL samen met de Europese Investeringsbank (EIF) het Dutch Future Fund (DFF) opgezet. Vanuit dit fonds zullen er middelen beschikbaar zijn voor start- en scale ups uit diverse voor Nederland belangrijke sectoren. Daarnaast onderzoekt het kabinet samen met Invest-NL het opzetten van een soortgelijk fonds voor grotere investeringsbedragen (deep tech) en het ontwikkelen van een financieringsbron voor het stimuleren van non-bancaire mkb-financiering. Voor deze drie initiatieven is vanuit Invest-NL € 250 miljoen beschikbaar en heeft het kabinet € 250 miljoen gereserveerd. Daarnaast is Invest-NL ook bezig om zoveel mogelijk gebruik te maken van Europese faciliteiten. Zo is de instelling inmiddels geaccrediteerd voor het InnovFin-programma van de Europese Investeringsbank. Gebruikmakend van dit garantieprogramma zal Invest-NL financiering kunnen verschaffen met een onderliggende garantie van EIF. Al met al denk ik dat Invest-NL langzaamaan op stoom komt. Ik ga er vanuit dat de instelling deze lijn voortzet en de komende tijd steeds beter haar rol en positie pakt. 13. Kan de minister een concrete datum noemen waarop de tweede ronde van NGF open gaat? In het voorjaar van 2021 zal de volgende ronde van start gaan. Een precieze datum kan ik nog niet noemen, dit hangt ook af van het verloop van de eerste ronde. Zodra er hierover meer duidelijkheid is, zal het kabinet uw Kamer informeren. Antwoorden op de vragen gesteld door de SP 1. Het plan - zonnepanelen op daken - waarmee je tienduizenden banen kan creëren, energiearmoede kan verminderen en aan energiedoelen kan bijdragen, laat het kabinet liggen. Waarom komt er geen publieke energievoorziening en een programma waarmee we zonnepanelen op daken leggen? We hebben een programma om zonnepanelen op daken te leggen. Er zijn meer Rijksregelingen gericht op zonnepanelen op daken dan op enige andere vorm van duurzame energieopwekking. Bijvoorbeeld de SDE+ en de postcoderoosregeling, die volgend jaar wordt vervangen door de subsidieregeling coöperatieve energieopwekking. Ook wordt de ISDE binnenkort verbreed met zonnepanelen. Maar we kunnen mensen niet dwingen: het is hún huis. In de KEV wordt voor de komende jaren een sterke groei verwacht van het aantal zonnepanelen. Dat levert niet alleen veel hernieuwbare energie op, maar ook groene banen. Ook in de RES’en is er volop aandacht voor de ontwikkeling van zon op dak. De regio’s maken plannen voor de opwek van 35 TWh zon en wind, mede met behulp van de zonneladder. Hierbij worden regio’s ook aangemoedigd om kleinschalig zon-op-dak te betrekken in de RES. Wel wordt er specifiek aandacht besteed aan het stimuleren van zonnepanelen op daken van maatschappelijk vastgoed en daken en gronden in bezit van het Rijk. Over deze wijze van invulling van het stimuleren van zonnepanelen op Rijksvastgoed heb ik u vrijdag 30 oktober jl. geïnformeerd, in de brief 'Programma’s voor de opwek van duurzame energie op Rijksareaal'. Dat de stimulering in bepaalde regelingen, zoals de salderingsregeling, kan worden afgebouwd komt doordat zonnepanelen steeds goedkoper kan worden. Dit gaat niet ten koste van het volume, zoals de resultaten uit de KEV ook illustreren. Een publieke energievoorziening is niet nodig. Marktpartijen zijn heel goed in staat om burgers en bedrijven van energie te voorzien én zijn ook hard aan het verduurzamen. 2. Ons voorstel is om massaal woningen te isoleren en te verbeteren. Dit nu doen zorgt dat de energierekening omlaag gaat en dat we de doelen halen en banen erbij krijgen. Heeft het kabinet een argument om dit niet direct te doen? Het kabinet deelt de stelling van de SP dat inzetten op het isoleren van woningen allerlei doelen dient. We zetten hier ook al op in. Zo is er onder meer de subsidieregeling energiebesparing eigen huis (SEEH), gericht op de isolatie van particuliere woningen. Deze regeling zal vanaf januari worden opgenomen in de ISDE. De minister van BZK zal naar aanleiding van de motie Segers/Klaver (Kamerstuk 35570, nr. 26) de Kamer zeer binnenkort een brief sturen over een nationaal isolatieprogramma. 3. De klimaattransitie kost ook banen. Er staat een kapotte centrale op de Maasvlakte. Deze zou zijn gekocht voor 200 miljoen euro door de eigenaar, inclusief twee Duitse centrales. Klopt dit? Het kabinet is bereid een kwart miljard te betalen voor de ene centrale. Kan het kabinet garanderen dat de medewerkers in de kolencentrale en in de gehele keten een regeling krijgen, minstens zo goed als de regeling voor de Hemwegcentrale? De aankoopprijs van de centrale door de eigenaar van ENGIE is niet te verifiëren. Het feit dat alleen wordt gesproken over de schuldreductie van ENGIE van 200 miljoen laat ruimte voor een hogere koopprijs. Bij eventuele versnelde stopzetting met een subsidie mag geen sprake zijn van overcompensatie. Met andere woorden, als er een subsidie wordt verstrekt, kan deze niet hoger zijn dan de huidige waarde van de centrale. De Europese Commissie ziet erop toe dat er geen sprake zal zijn van ongeoorloofde staatssteun, dus van overcompensatie. Bij het bepalen van de waarde van de centrale word ik geholpen door een externe adviseur. Werknemers van de kolencentrale die als gevolg van een eventuele beëindiging van de elektriciteitsproductie met behulp van kolen door middel van de voorgestelde subsidie voor vrijwillige sluiting hun baan verliezen, moeten door het bedrijf adequaat worden ondersteund. Ik heb daarom eisen gesteld aan het plan dat de centrales hiertoe moeten opstellen, wat aansluit bij de uitgangspunten die zijn gehanteerd bij het Westhavenarrangement (in het kader van de sluiting van de Hemwegcentrale). Werknemers kunnen een financiële tegemoetkoming krijgen en worden ondersteund en begeleid in de zoektocht naar een nieuwe baan. Antwoorden op de vragen gesteld door de D66 1. Het is belangrijk om snel een eindjaar en voortvarend afbouwpad voor de subsidies op houtachtige biomassa te hebben en dit geld nuttig voor andere doelen te benutten. Wanneer komt het advies van het PBL? Welke opdracht is er meegegeven door de minister over het afbouwpad? Het kabinet is voornemens de uitfaseringsstrategie voor subsidies op houtige biogrondstoffen eind dit jaar aan uw Kamer aan te bieden. Hiermee zal in december 2020 de uitfaseringsdatum voor subsidies op houtige biogrondstoffen voor lage temperatuurwarmte bekend zijn. Het PBL is gevraagd inzicht te geven in de haalbaarheids- en betaalbaarheidseffecten van verschillende uitfaseringsdata op de transitie naar een duurzame energievoorziening. Het PBL brengt verder in beeld hoe houtige biogrondstoffen momenteel worden ingezet, alsmede welke alternatieve warmtebronnen er zijn in de energietransitie. 2. 1 op 6 projecten uit de SDE++ gaan niet door. Hoe zorgt de minister dat deze projecten toch door kunnen gaan? En hoe zorgt de minister dat de SDE-overschotten beschikbaar blijven voor de energietransitie (en niet zoals dit jaar 680 miljoen euro terug laten vloeien naar de algemene middelen)? Omdat de SDE++ alleen subsidie uitkeert indien projecten ook daadwerkelijk produceren, blijven de kasuitgaven van de SDE++ achter indien projecten uitvallen of minder produceren dan oorspronkelijk verwacht werd. De meeste uitval in aantallen is te zien bij zon-PV-projecten. Om de regeling zo toegankelijk mogelijk te maken is voor veel zon-PV-projecten bij de aanvraag geen vergunning nodig, waardoor deze projecten vaak minder ver gevorderd zijn op het moment dat ze subsidie aanvragen en hierdoor relatief vaak uitvallen of vertragen. Het is mogelijk om uitval van projecten binnen de SDE++ te beperken door de indieningseisen voor met name zon-PV te verhogen. Dit zou er echter toe leiden dat het met name voor kleinschalige projecten het lastiger wordt om in te dienen. Daarom is ervoor gekozen om eventuele niet benutte middelen in enig jaar beschikbaar te houden voor uitgaven aan projecten in toekomstige jaren middels de begrotingsreserve duurzame energie. Het geheel van de meerjarig beschikbare middelen, inclusief de begrotingsreserve duurzame energie, is toereikend en nodig voor het bereiken van de klimaatdoelstellingen. 3. D66 wil de ontwikkeling van waterstof versnellen, maar dit moet wel bijdragen aan klimaatdoelen en niet tot meer CO2-uitstoot leiden. Dit risico is er als we niet meer schone opwekkingscapaciteit creëren. Hoe kan het verlenen van vergunningen voor meer wind op zee versneld worden? Met de huidige routekaart windenergie op zee wordt invulling gegeven aan de doelstelling uit het Klimaatakkoord om in 2030 49 TWh productie van windenergie op zee te hebben. Dit komt overeen met ongeveer 40% van ons huidige elektriciteitsgebruik en is dus al zeer substantieel. Het realiseren van meer wind op zee voor 2030 behelst dan ook meer dan het alleen verlenen van meer vergunningen. Verdere groei van windenergie op zee zal goed moeten aansluiten (in tijd, locatie en technisch) met de ontwikkeling van de vraag op land (waaronder de groei van waterstofproductie uit elektrolyse). Ik ben voornemens om volgende week een brief aan uw Kamer te versturen waarin ik schets welke randvoorwaarden nodig zijn om verdere groei van wind op zee mogelijk te maken en welke acties ik reeds in gang zet om de uitrol te kunnen versnellen indien dit nodig is. Antwoorden op de vragen gesteld door PvdA 1. In juni motie PvdA over onconventionele middelen om Tata Steel te helpen naar het "next level" te gaan, uiteindelijk moet waterstof de energiebron worden voor de staalindustrie. Er liggen nu concrete plannen en een uitgebreide werkgroep met naam en faam. Is de minister bereid met de initiatiefnemers te spreken, bereid om dit plan te omarmen en desnoods een consortium op te zetten om Tata Steel naar het next level te tillen? Mede op basis van eerdere oproepen en moties uit de Kamer is het kabinet intensief in gesprek met Tata Steel op alle niveaus: Tata Steel Nederland (IJmuiden), Tata Steel Europe, Tata Steel Limited (hoofdkantoor India). Wij zijn gezamenlijk en constructief plannen aan het uitwerken voor een competitief, groen en toekomst-bestendig staalbedrijf van wereldklasse, op de unieke locatie in IJmuiden. We zijn blij dat er meer partijen geïnteresseerd zijn in de toekomst van Tata Steel Nederland. Tegelijk, zou het op dit moment gesprekken aangaan met andere partijen over de toekomst van het bedrijf, buiten het bedrijf om, de verkeerde signalen zenden en verstoort dit het proces. Het blijft primair de verantwoordelijkheid van Tata Steel om als een toekomstbestendig staalbedrijf te opereren in IJmuiden. Tata Steel heeft net zoals een aantal andere energie-intensieve bedrijven een grote uitdaging om te verduurzamen Antwoorden op de vragen gesteld door de ChristenUnie 1. Komt Maritiem ook aan bod bij Europese Recovery Fund, nu andere landen dat ook doen? Bewaakt de minister het EU-level playing field met eerlijke concurrentie? Andere landen zijn net als Nederland bezig met de planvorming voor de Europese herstelfaciliteit. We moeten eerst afwachten, totdat de Raad in dialoog met het Europees Parlement een definitief ei heeft gelegd over de contouren waarbinnen je dat mag aanvragen. Ik kan dus niet vooruitlopen op de inhoud van een Nederlands herstelplan. De definitieve plannen dienen aan strakke voorwaarden te voldoen en moeten daarom eerst door de Europese Commissie worden beoordeeld voordat middelen beschikbaar komen. Bij uitvoering van de plannen zijn lidstaten bovendien gehouden aan bestaande EU-regelgeving ten aanzien van aanbestedingen en staatssteun. Het kabinet zal de Commissie vragen om op naleving van deze regels toe te zien. Het is vooralsnog niet mijn indruk dat de RRF-inzet van andere EU-lidstaten de Nederlandse concurrentiepositie verslechtert Verder volg ik de internationale concurrentiepositie van de maritieme sector actief. Mede op basis van de motie Palland (Kamerstuk 21501-30, nr. 475) verken ik momenteel samen met de sector in hoeverre aanvullende instrumenten nodig zijn. 2. Er moet een tand bij qua klimaatbeleid. In november komen er voorstellen van de studiegroep, wil de minister met ons met een open mind naar die voorstellen kijken en het klimaatprobleem niet naar een volgend kabinet door schuiven? Ik ga ervan uit dat wordt gedoeld op de voorstellen van de ambtelijke Studiegroep “Aanvullende klimaatopgave Green Deal”, waarover de Kamer in juni per brief is geïnformeerd. De rapportage van deze Studiegroep wordt eind dit jaar verwacht, nog niet in november. Ik kijk met gretigheid naar de voorstellen en zal welwillend kijken naar voorstellen als die op heel korte termijn al tot resultaat zouden kunnen leiden. Ik kan echter een aankomende nieuwe regering niet voor de voeten gaan lopen met fundamentele stappen. Ik wil de resterende tijd van het kabinet dan ook gebruiken om te zorgen dat de uitvoering van die maatregelen helemaal op stoom is. Dat is ook de reden dat het kabinet zich nu richt nu op de intensivering van de uitvoering, zodat alle KA-maatregelen volgend jaar hopelijk wel geschikt zijn is om in de volgende KEV te worden meegenomen. Het blijft overigens duidelijk dat er aanvullende maatregelen nodig zijn: (i) om in te spelen op de tegenvallers als gevolg van de exogene omstandigheden, (ii) invulling te kunnen geven aan de extra opgave die voortvloeit uit de aangescherpte Europese ambitie. 3. Regionale en lokale energietransitie: is de minister bereid gemeenten te steunen bij de lokale transitie en is de minister bereid hobbels bij landelijke regels (o.a. burgerparticipatie) weg te nemen zodat deze op gang kan komen? Ja, ik ben bereid om gemeenten te steunen bij de lokale transitie. Dit doen we bijvoorbeeld via de RES’en. Zo is er een aanpak ontwikkeld, naar aanleiding van de motie van de leden Moorlag/Agnes Mulder (Kamerstuk 30196, nr. 654), om belemmeringen in wet- en regelgeving waar mogelijk weg te nemen en knelpunten op te lossen. Hierover heb ik uw Kamer geïnformeerd in de brief over de stand van zaken Regionale Energie Strategie van 30 oktober 2020. Het gaat hierbij om een breed scala aan items, variërend van de (beschikbare) netcapaciteit en de moeilijkheid om in deze coronaperiode te komen tot goede participatie in het RES-proces tot zorgen over de betaalbaarheid en financiering van de energietransitie. Ook heb ik recent een juridische factsheet uitgebracht over participatie bij hernieuwbare energieprojecten. De factsheet laat zien dat er voldoende juridische mogelijkheden zijn om invulling te geven aan de afspraken uit het Klimaatakkoord over participatie. Het bevoegd gezag kan in eigen beleid een inspanningsplicht voor een initiatiefnemer kan opnemen om draagvlak te verkrijgen. Bij het maken van hun Transitievisie Warmte kunnen gemeenten instrumenten als de Startanalyse en de Leidraad gebruiken, die via het Expertise Centrum Warmte ter beschikking worden gesteld. Daarnaast worden gemeenten via het programma aardgasvrije wijken ondersteund om kennis en ervaring op te doen met de wijkaanpak ten behoeve van verduurzaming. Participatie van bewoners is in de wijkaanpak een belangrijk onderdeel. Met betrekking tot de opbouw van lokaal draagvlak nodig ik de leden uit om de website HYPERLINK "https://www.energieparticipatie.nl" https://www.energieparticipatie.nl te bezien. Antwoorden op de vragen gesteld door PvdD 1. Hoe kan het dat het groenste kabinet zo weinig voor elkaar heeft gekregen: geen CO2-reductie 49%, onvoldoende energiebesparing, doel hernieuwbaar niet gehaald, Urgenda waarschijnlijk niet haalbaar? Waar zit dat in? En hoe kan het dat Nederland wacht met opschalen naar 55% reductie tot er Europese overeenstemming is bereikt? De ramingen van het PBL voor 2030 geven aan dat met het beleid wat is doorgerekend de doelen voor 2030 nog niet worden gehaald. Het PBL heeft echter een aanzienlijk deel van het beleid wat 1 mei 2020 nog niet kon worden doorgerekend nog niet meegenomen in hun analyse. Met die aanvullende beleidsmaatregelen zet het kabinet nog stappen om de doelen voor 2030, 2020, het aandeel hernieuwbare energie en energiebesparing te realiseren. Daarnaast is er sprake van tegenvallers voor het doelbereik die veroorzaakt worden door statistische bijstellingen en exogene ontwikkelingen op de energiemarkten. Zoals bekend heeft Nederland als initiator van een ambitieuze kopgroep succesvol gelobbyd dat de Commissie een voorstel voor aanscherping van de Europese klimaatdoelstelling heeft gepresenteerd, dat van groot belang is voor een gelijk speelveld in Europa. Nederland zet hierbij in op besluitvorming in de Europese Raad van december. De Europese Commissie komt mede 2021 met de wetgevende voorstellen voor de aanscherping van de instrumenten. Daaruit wordt dan duidelijk wat de Nederlandse opgave wordt. Om daar op voorbereid te zijn is een ambtelijke studiegroep nu al bezig om aanvullende maatregelen in kaart te brengen om invulling te geven aan deze aanvullende nationale opgave. De verwachting is dat deze studiegroep eind dit jaar haar rapport afrondt. 2. De gepresenteerde oplossingen voor de ODE dragen bij aan problemen, grootvervuilers betalen minder en de glastuinbouw krijgt een vrijstelling. Is de minister het ermee eens dat er gelijkere fiscale behandeling nodig is? Het kabinet deelt de constatering dat het wenselijk is om tot effectievere fiscale prikkels voor verduurzaming te komen, met behoud van verdienvermogen en onze concurrentiepositie. Hiervoor lopen diverse trajecten. Ten eerste is de Europese Commissie voornemens de Europese Richtlijn Energiebelastingen te herzien zodat deze past in het streven naar een CO2-neutrale energiehuishouding in 2050. De Europese Commissie zal in het kader van de Europese Green Deal naar verwachting in de eerste helft van 2021 met concrete voorstellen komen om de Richtlijn energiebelasting te hervormen. Het kabinet verwelkomt deze hervorming, omdat die ruimte kan bieden om specifieke uitzonderingen voor bedrijven of sectoren te beperken of af te bouwen met behoud van het gelijke speelveld. Daarnaast lopen er drie trajecten nationaal: de evaluatie van de energiebelasting, het interdepartementaal beleidsonderzoek financiering van de energietransitie en de evaluatie van de ODE. Deze trajecten zijn gepland om in het voorjaar van 2021 afgerond te worden en de uitkomsten zullen dan met uw Kamer worden gedeeld. Samen zullen deze trajecten de doelmatigheid en doeltreffendheid van de energiebelasting en ODE evalueren, hun rol in de energietransitie onderzoeken en een brede verkenning van beleidsopties geven. Op basis hiervan kan een volgend kabinet nadere keuzes maken met betrekking tot de energiebelastingen en de bredere bekostiging van de energietransitie. 3. 6,6% van de bedrijven onder de besparingsplicht houdt zich eraan. Is de minister het ermee eens dat hij zich hiervoor moet schamen? Het geschetste beeld wordt niet herkend. Als het gaat om de informatieplicht en de energiebesparingsplicht, die gaan over het uitvoeren van alle besparingsmaatregelen met een terugverdientijd van maximaal vijf jaar, dan is de situatie als volgt. Meer dan 52.500 bedrijven en instellingen hebben hun energierapportage conform de Wet milieubeheer ingediend. Dat is 60-70% van het totale bestand. Ruim 37% van de bedrijven geeft aan te voldoen aan de energiebesparingseisen, waarvan 25% nog geverifieerd moet worden op de ingevulde antwoorden. Bijna 63% geeft aan dat er nog maatregelen genomen moeten worden. Bij de helft hiervan gaat het om minder dan een kwart van de te nemen maatregelen; het merendeel van de maatregelen is dus ook in die gevallen al genomen. Uitvoering van de maatregelen door een bedrijf is vaak afhankelijk van een “natuurlijk moment”, zoals een renovatie of verhuizing. De wet voorziet in deze ruimte. Uiteraard zet ik mij in voor een nog hoger nalevingspercentage. Daarom worden in 2020 en 2021 door mij extra middelen (2 x € 5 miljoen) aan het bevoegd gezag ter beschikking gesteld om toezicht en handhaving in te zetten op bedrijven en instellingen die ten onrechte niet gerapporteerd hebben of waar het naleefniveau (nog) te laag ligt. 4. Voelt de minister van Economische Zaken en Klimaat zich verantwoordelijk voor de luchtvaartsector – hoewel het niet direct onder hem valt – die zo een impact op zijn klimaat heeft? Is hij het ermee eens dat zijn klimaatbeleid ongeloofwaardig is? Daar ben ik het niet mee eens. Met de ontwerpluchtvaartnota heeft kabinet een wettelijk nationaal CO2-plafond voorgesteld. Dit voorstel komt voort uit het duurzame luchtvaartakkoord en wordt door de sector gesteund. Het plafond kent de volgende doelen: De CO2-uitstoot van uit Nederland vertrekkende vluchten is in 2030 gelijk aan 2005, in 2050 minimaal gehalveerd ten opzichte van 2005 en in 2070 nul. Het voorgestelde plafond wordt afgemeten aan brandstofgebruik van vertrekkende vluchten. Om aan dit plafond te voldoen mag geen compensatie in andere sectoren of landen plaatsvinden. Nederland geeft hiermee het goede voorbeeld door qua klimaatbeleid verder te gaan dan wat internationaal vereist is. 5. Bij klimaatcrisis zijn er steeds tegenvallers, en zijn gevolgen groter en sneller dan gedacht. Zo ontdooit het permafrost en worden de oceanen warmer. Ik vraag de minister: waarom wilt u zo graag aan de verkeerde kant van de geschiedenis staan? Ik ben niet geïnteresseerd in mijn plaats in de geschiedenis. Ik richt mij op het Nederland van de toekomst. Die toekomst vergt een strijd om het goede, die niet met een druk op de knop tot stand komt. Ik kies ervoor om die strijd aan te gaan, met duizenden anderen, in alle voor- en tegenspoed, in de wetenschap dat dat meer bijdraagt dan alle commentaar van de zijlijn bij elkaar. 6. Kent de minister de brandbrief van milieuorganisaties en omwonenden over de inzet van biogrondstoffen? Kunt u daarop reageren? Ja, ik ken deze brief. Ik begrijp de zorgen die er maatschappelijk zijn. Met het recent verschenen Duurzaamheidskader biogrondstoffen wil het kabinet deze zorgen ook verder recht doen. Dat neemt niet weg dat het kabinet ervan overtuigd is dat de inzet van biogrondstoffen noodzakelijk is in de transitie naar een klimaatneutrale en circulaire economie in 2030 en 2050. Waarbij een eerste vraag steeds zal moeten zijn of de inzet van duurzame biogrondstoffen noodzakelijk is. Hierbij gaat het kabinet uit van de tijdige afbouw van de stimulering van laagwaardige toepassingen, mits er betaalbare en haalbare duurzame alternatieven zijn. Met de wet Verbod op kolen is vastgelegd dat per 2020 de Hemwegcentrale en per 2025 de Amercentrale niet meer elektriciteit uit kolen mogen produceren en per 2030 geldt hetzelfde voor de drie overige (nieuwste) centrales. Het staat de centrales vrij om te bouwen naar andere brandstoffen. De totale hoeveelheid SDE+ subsidiebeschikkingen voor bij- en meestook in kolencentrales zijn, zoals afgesproken in het energieakkoord, gemaximeerd op 25PJ. Er worden geen nieuwe subsidies voor bij-en meestook van biomassa afgegeven. Zoals aangegeven in mijn reactie (Kamerstuk 32813 nr. 554) op de motie Sienot c.s. over het gebruik van vaste houtige biomassa voor energietoepassingen, zal het kabinet geen nieuwe subsidie beschikbaar stellen voor het gebruik van vaste houtige biomassa voor de productie van uitsluitend elektriciteit. Antwoorden op de vragen gesteld door de SGP 1. Groeifonds: vanuit verschillende ministeries zijn plannen ingediend voor de eerste ronde van het groeifonds. Stuurt de minister deze naar de Kamer, zodat Kamer beter inzicht in het fonds krijgt? Afgelopen vrijdag heb ik hierover een brief gestuurd aan uw Kamer. Om alle ruimte te bieden voor de Kamerbehandeling van het Nationaal Groeifonds is besloten om de projectvoorstellen uiterlijk 1 januari 2021 naar de beoordelingscommissie door te geleiden. Tot die tijd worden er geen mededelingen gedaan over ingediende projecten. Dat geeft de indieners ook meer tijd om hun voorstel te vervolmaken. De voorstellen worden voorafgaand aan deze doorgeleiding getoetst aan de toegangspoortcriteria, zoals beschreven in de brief aan uw Kamer betreffende het Groeifonds van 7 september jl. (Kamerstuk 35300, nr. 83). Transparantie over de voorstellen is uiteraard belangrijk, maar de communicatie over de ingediende voorstellen is in eerste instantie aan de onafhankelijke beoordelingscommissie. Antwoorden op de vragen gesteld door DENK 1. Door de versobering van het coronasteunpakket komen veel levensvatbare bedrijven in de problemen tijdens de tweede golf. Is het kabinet bereid de versobering van het steunpakket ongedaan te maken? Het pakket dat eind augustus is aangekondigd en 1 oktober is ingegaan, is er op ingericht om nieuwe maatregelen te kunnen absorberen. Dat betekent concreet dat bedrijven bij meer omzetverlies meer steun ontvangen voor zowel de NOW als de TVL. Ook voor zelfstandig ondernemers loopt de Tozo door. Het bedrag dat ondernemers en werkenden aan steun kunnen ontvangen, kan in het vierde kwartaal van dit jaar miljarden hoger uitvallen. Na de contactbeperkende maatregelen die zijn aangekondigd op 13 oktober jl., heeft het kabinet besloten om het derde steunpakket aan te vullen met onder meer verbreding van de TVL en extra steun voor de horeca. Tijdens het debat over de aanvullingen op het steun- en herstelpakket op 3 november jl. is aan uw Kamer toegezegd om binnen enkele weken een brief te sturen waarin het steun- en herstelpakket waar nodig wordt geactualiseerd en de voorziene afbouw wordt gewogen, conform de motie Asscher. 2. Wat is eigenlijk de stand van zaken bij Invest-NL? Waarom speelt Invest-NL geen rol bij het op gang houden van het mkb? Waarom heeft Wouter Bos, de directeur van Invest-NL, gezegd dat je voor minder dan 5 miljoen euro niet aan hoeft te kloppen voor financiering? Zo zet je toch een groot deel van het mkb buitenspel? Begin maart ben ik in een schriftelijk overleg met uw Kamer uitvoering ingegaan op de rol van Invest-NL wat betreft het mkb. Ik heb hierbij aangegeven dat er geen ondergrens is voor bedrijven die financiering zoeken bij Invest-NL. De financiering van het Duurzaam MKB-fonds is hier een goed voorbeeld van. Door de bijdrage van Invest-NL van € 5 miljoen kunnen ondernemers terecht voor een financiering tussen € 200.000 en € 2.000.000. Tegelijkertijd heeft Invest-NL wel een specifieke opdracht meegekregen. Invest-NL moet additioneel zijn aan het aanbod van de markt, treedt op waar marktfalen is en is aanvullend aan het bestaand instrumentarium. Antwoorden op de vragen gesteld door 50PLUS 1. Waarom zijn er zoveel daken van huurflats nog leeg als het gaat om zonnepanelen? Uit gegevens van het AEDES datacentrum blijkt dat het aantal zonnepanelen op daken van woningcorporaties de afgelopen jaren flink is gestegen. In 2015 had 2% van de corporatiewoningen zonnepanelen en in 2019 was dat al gestegen tot 7,4%. Dat is een flinke stijging in een paar jaar tijd. Er zijn diverse stimuleringsregelingen beschikbaar voor woningcorporaties en huurders. Huurders kunnen gebruik maken van de salderingsregeling en deelnemen aan een postcoderoosproject via de postcoderoosregeling. Woningcorporaties kunnen ook gebruik maken van de postcoderoosregeling, dan wel de SDE++-regeling. De minister van BZK heeft een wetswijziging van de Woningwet ter behandeling aan de Tweede Kamer gestuurd, waardoor voor woningcorporaties belemmeringen worden weggenomen voor het verduurzamen van het eigen bezit. Deze wijziging maakt het leveren van elektriciteit aan het net vanaf het eigen vastgoed mogelijk, zonder rechtstreekse verbinding met de woning. Dit vergroot de mogelijkheden voor woningcorporaties om zonnepanelen te plaatsen op hun eigen vastgoed en van de regelingen gebruik te maken die uitgaan van vooral netlevering, zoals bijvoorbeeld de SDE++ en de postcoderoosregeling. Diverse RES-regio’s hebben grote ambities voor het stimuleren van zon op daken. Dit mede vanwege de toepassing van de zonneladder. Vanuit het Nationaal Programma Regionale Energiestrategie worden ze ondersteund in het realiseren van hun ambities. Ik zal met NP RES nagaan hoe hierbij ook de daken van de woningcorporaties beter kunnen worden benut. 2. Vanaf de leeftijd van 75 jaar kunnen huiseigenaren niet meer lenen voor het verduurzamen van hun woningen. Wat doet het kabinet voor deze leeftijdsgrens en voor het ontbreken van ruchtbaarheid vanuit gemeenten hieraan? De betaalbaarheid van de energietransitie en, als onderdeel daarvan, de mogelijkheden voor financiering is een belangrijk aandachtspunt bij de uitwerking van de verduurzaming van woningen. Er wordt gekeken naar de mogelijkheden om iedereen in gemeenten mee te laten doen in de transitie. De minister van BZK heeft aangekondigd dat in 2021 het Nationaal Warmtefonds ook zorg zal dragen voor financiering van de verduurzaming van woningen van huiseigenaren die 75+ zijn. 3. Kan er voldoende beroep worden gedaan op Europese fondsen? Dit is volgens 50PLUS niet zo, omdat Nederland niet herstructureert. Graag reactie van de bewindslieden op hoe ze bedrijven geruststellen dat ze straks bij Europese gelden kunnen komen. Ik ga ervan uit dat het lid Van Otterloo met de verwijzing ‘Europese fondsen’ doelt op de Recovery and Resilience Facility van de Europese Commissie. Het kabinet verkent op dit moment de mogelijkheden die de RRF Nederland biedt. Het kabinet moet eerst afwachten, totdat de Raad in dialoog met het Europees Parlement een definitief ei heeft gelegd over de contouren waarbinnen je dat mag aanvragen. Ik kan dus niet vooruitlopen op de inhoud van een Nederlands herstelplan. Het kabinet zal de landenspecifieke aanbevelingen meenemen bij het opstellen van het Nederlandse herstelplan. Daarbij heeft het kabinet misschien niet de verwachting maar natuurlijk wel de hoop dat sommige van de hervormingen die het kabinet in de afgelopen augustusbesluitvorming heeft weten te doen, mogelijk deels kwalificeren voor dat RRF. Denk bijvoorbeeld aan de behandeling van vreemd en eigen vermogen. Denk bijvoorbeeld ook aan het minder flexibel maken van de flexibele kant van onze arbeidsmarkt. 4. Het CBS heeft in 2012-2013 nieuwe levensverwachtingen gepubliceerd. Er zit lucht tussen de verschillende levensverwachtingen van landen (en OESO levensverwachting). Wat is hier nu aan gewijzigd? Levensverwachting heeft invloed op AOW-leeftijd, dus deze lucht moet eruit. Wat is de reactie van de minister van Economische Zaken en Klimaat hierop? Het CBS gaat over de berekeningsmethode en het vaststellen van de levensverwachting. Daar gaan bewindspersonen niet over. Voor vragen over de relatie tussen de levensverwachting en de AOW-leeftijd verwijs ik u naar de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Antwoorden op de vragen gesteld door lid Van Haga 1. Heeft het kabinet in kaart gebracht hoeveel het de samenleving gaat kosten als Shell Nederland verlaat? Shell is een belangrijke werkgever met ongeveer 10.000 medewerkers in Nederland. Daarnaast is sprake van indirecte werkgelegenheid. Voor wat betreft duurzaamheid heeft Shell een hoge ambitie: in 2050 geen uitstoot van broeikasemissies. Tevens is Shell betrokken bij veel duurzaamheidsprojecten zoals het ontwikkelen van een elektrolyzer voor waterstof, de aanleg van windparken en het plaatsen van elektrische en waterstof laadpalen. De aanwezigheid van het Shell Technology Centre Amsterdam als groot onderzoeks- en ontwikkelingscentrum geeft een belangrijke spin-off voor de aantrekkelijkheid van Nederland als vestigingslocatie. De aanwezigheid van een multinational als Shell in Nederland draagt ertoe bij dat Nederland internationaal meer dan gemiddeld mee kan doen. Op alle continenten (70 markten) is Shell met grote investeringen, kennis en lokale werkgelegenheid een speler van formaat. Door zijn relaties met lokale overheden vervult Shell veelal de rol van verbinder tussen overheid en bedrijfsleven. Daar plukt Nederland in de internationale contacten de vruchten van. 2. Welke acties gaat de minister nemen ter uitvoering van mijn motie, ingediend met lid van Raan, nog voor de verkiezingen? Zoals verzocht heb ik hierover op 16 oktober jl. een brief gestuurd naar uw Kamer. Daarin heb ik aangegeven dat ook het kabinet geen wildgroei van biomassacentrales wilt. Daarom heb ik gemeenten, conform de eerdere aangenomen motie Sienot en Mulder (Kamerstuk 35300 XIII, nr. 52), aangespoord om andere duurzame alternatieven dan biomassa te verkennen voor de lokale warmteopwekking. In vervolg daarop heeft het kabinet in het Duurzaamheidskader Biogrondstoffen, dat op 16 oktober jl. aan de Kamer is aangeboden, aangegeven dat het belang van het bezien van alternatieve warmtebronnen in de RES’en en Transitievisies Warmte, actief onder de aandacht wordt gebracht bij IPO en VNG. Verder geeft het kabinet richting aan de afbouw van de inzet van biogrondstoffen voor lage temperatuurwarmte. In het Duurzaamheidskader Biogrondstoffen heeft het kabinet aangegeven de ambitie van de SER te onderschrijven om, zo snel als dat haalbaar en betaalbaar mogelijk is, de subsidiëring van houtige biogrondstoffen voor lage temperatuurwarmte te beëindigen. Daartoe voert het kabinet, geadviseerd door het PBL, de komende jaren een actief beleid voor een voortvarend afbouwpad met een gelijktijdige opbouw van alternatieven. In aanvulling zet het kabinet erop in om houtige biobrandstoffen zo beheerst mogelijk in te zetten, met als uitgangspunt dat datgene wat niet wordt ingefaseerd, ook niet hoeft te worden uitgefaseerd. 3. Waarom kunnen we niet op een realistische manier omgaan met steunpakketten en voor maatwerk zorgen? Het steunpakket is realistisch, omdat het kan mee ademen met de grillen van het coronavirus. De vormgeving van het steun- en herstelpakket zorgt ervoor dat de steun gelijke tred houdt met de impact die een bedrijf ondervindt: hoe groter het omzetverlies, hoe meer aanspraak een bedrijf kan maken op NOW- en TVL-subsidies. Ook voor zelfstandig ondernemers loopt de Tozo door. Het bedrag dat ondernemers en werkenden aan steun kunnen ontvangen, kan in het vierde kwartaal van dit jaar miljarden hoger uitvallen. Het steunpakket en de aanpassingen die we daarin voorstellen bieden nadrukkelijk steun voor sectoren of regio’s waar de schade door het coronavirus groter is. Bij de wens om meer maatwerk moet ook nadrukkelijk worden meegenomen dat de uitvoerbaarheid niet in het gedrang komt. Tijdens het debat over de aanvullingen op het steun- en herstelpakket op 3 november jl. is aan uw Kamer toegezegd om binnen enkele weken een brief te sturen waarin het steun- en herstelpakket waar nodig wordt geactualiseerd en de voorziene afbouw wordt gewogen, conform de motie Asscher. 4. Europees fonds van 750 miljard euro, daarvan is ongeveer 6 miljard euro voor Nederland. Europa stelt echter allerlei vereisten om dit geld te kunnen krijgen zoals het verder beperken van de hypotheekrenteaftrek. Dit kan toch niet waar zijn? Graag hoor ik van de minister hoe hij ons eigen geld gaat terughalen zonder dat we daarvoor door allerlei hoepeltjes moeten springen. Om aanspraak te maken op middelen uit de Recovery and Resilience Facility moeten landen hervormingen doorvoeren in lijn met de landspecifieke aanbevelingen. Het klopt dat het wegnemen van verstoringen op de woningmarkt een landspecifieke aanbeveling is voor Nederland. Nederland heeft er tijdens de onderhandelingen over het RRF zelf voor gepleit om strenge voorwaarden te verbinden aan het benutten van middelen uit het RRF – het is een goede zaak dat deze er zijn. Het geld moet immers goed besteed worden. Nederland vindt het daarom van belang dat de herstelplannen van lidstaten in lijn zijn met de landspecifieke aanbevelingen. Het kabinet zal deze aanbevelingen ook zelf meenemen bij het opstellen van het Nederlandse herstelplan. Ik vertrouw erop dat het kabinet de Commissie uiteindelijk kan overtuigen dat het kabinet voldoende hervormingen heeft doorgevoerd om in aanmerking te komen voor de aan ons toegekende middelen. 5. Wat heeft de minister de afgelopen jaren gedaan om het Nederlandse bedrijfsleven te beschermen tegen China? Nederlandse bedrijven dreigen ten prooi te vallen aan Chinese kapers. Ziet de minister dit als probleem en heeft hij beeld hoe groot het probleem is? Wat gaat de minister eraan gaat doen en ervoor zorgen dat productie lokaal weer in Nederland gaat plaatsvinden? Zoals reeds uiteengezet in de beleidsnotitie ‘Nederland-China: een nieuwe balans’, heeft het kabinet al enkele jaren een vergrote aandacht voor de positie van Nederlandse bedrijven ten opzichte van potentiële Chinese concurrentie. Het kabinet is zich bewust van het feit dat het Chinese economische, technologische en industriële beleid de concurrentiepositie van Nederlandse bedrijven onder druk kan zetten. In lijn met de Chinanotitie heeft het kabinet een voorstel gedaan voor een level playing field-instrument en is er veel voortgang geboekt op het gebied van investeringstoetsing. Zo is de wet ongewenste zeggenschap telecommunicatie afgelopen oktober in werking getreden en werkt het kabinet daarnaast aan een brede investeringstoets op risico’s voor de nationale veiligheid. Daarnaast brengt het kabinet schendingen van intellectueel eigendom continue op in zowel internationale gremia als in bilaterale contacten. Ook is het kabinet bezig met het versterken van de Nederlandse maakindustrie. Tegelijkertijd is de Nederlandse economie sterk gebaat bij zijn openheid en internationale verwevenheid. Juist investeringen en de uitwisseling van technologie, kennis en talent zijn essentieel voor het Nederlandse verdien- en innovatievermogen. 6. Kan de minister toezeggen zo snel mogelijk te stoppen met de subsidie op biomassa? Zoals toegezegd aan de Kamer zal ik mij inzetten voor een voorspoedig afbouwpad van de subsidie op de inzet van houtige biomassa voor lage temperatuur warmte. Beantwoording van vragen op het terrein van de staatssecretaris van EZK Antwoorden op de vragen gesteld door de PVV 1. De kermisbranche is zwaar getroffen door de coronacrisis. Kan de staatssecretaris een nieuw gesprek aangaan met Bovak en Nederlandse Kermisbond over het steunen van de sector? Al sinds het begin van de crisis is veelvuldig contact geweest met de kermisbranche op bestuurlijk en ambtelijk niveau. Gesproken is over de problematiek in de sector, de maatregelen, de effecten die deze hebben op de bedrijven en de behoefte aan ondersteuningsmaatregelen. Vanuit de evenementensector is een Alliantie van Evenementenbouwers gevormd, hierbij zijn inmiddels 25 brancheorganisaties/ belangenorganisaties aangesloten. Ook de kermissector is een actief onderdeel van dit consortium. De afgelopen maanden hebben bestuurlijke gesprekken plaats gevonden – de laatste 7 oktober, en er is binnenkort weer één gepland - tussen de Alliantie en het Eventplatform, de staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat en de ministers van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en Justitie & Veiligheid. Eerder is de kermisbranche ook bij dat gesprek aanwezig geweest. Indien de behoefte bestaat daar weer bij aanwezig te zijn, kan dat uiteraard. De ondernemers in de kermisbranche kunnen gebruik maken van het generieke pakket (NOW, TVL). Ook is in de brief van 27 oktober (Kamerstuk 2020Z19726) over het steunpakket aangekondigd dat eenmalig een module voor de evenementenbranche in zal worden gericht in de TVL om deze bedrijven uit TVL 1.0 ook in de winter te ondersteunen, de kermissen behoren ook tot de doelgroep. 2. Willen Invest-NL en het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat in gesprek gaan met belangenbehartigers van LSH-bedrijven en AI-bedrijven? LSH-bedrijven en innovatieve bedrijven zijn een van de aandachtsgebieden van Invest-NL. Van daaruit wordt al contact gehouden met relevante stakeholders zoals het Topteam LSH, academische instellingen, bedrijven en anderen. Bedrijven uit deze sectoren weten Invest-NL ook al te vinden. Er is namelijk al een eerste investering gedaan in een bedrijf dat LSH combineert met AI. Het betreft een bedrijf dat slimme insulinepompen ontwikkelt en produceert (Vicentra - 4 miljoen euro). Daarnaast hebben recent Invest-NL en het EIF het Dutch Future Funds (DFF) opgezet waarvoor Invest-NL 125 miljoen euro beschikbaar stelt en het EIF 150 miljoen euro. Deze middelen zijn beschikbaar voor start- en scale ups, waaronder voor bedrijven uit LSH-sector en AI-bedrijven. Dit loket is inmiddels ook al geopend voor aanvragen. Kortom, ik heb de indruk dat de bedrijven uit deze sectoren al hun weg naar Invest-NL hebben weten te vinden, maar ik zal Invest-NL vragen om nog eens goed te kijken of met alle belangrijke belangenbehartigers en stakeholders contact wordt gehouden. 3. De horeca heeft grote klappen gekregen, vooral op gemeentelijk niveau. Wil het kabinet regie voeren op bescherming horeca, ook bij gemeentelijke belastingen etc. De horeca is zwaar getroffen door de verspreiding van het virus en de maatregelen die het kabinet treft om de verspreiding ervan tegen te gaan. Dit geldt overigens voor meer sectoren. Het kabinet ondersteunt de sector waar ze kan. Vanaf het begin is het generieke maatregelenpakket ingezet om ook deze sector te ondersteunen. De horeca maakt goed gebruik van de NOW- en TVL-subsidies. Recent is specifiek voor de horeca de Subsidieregeling Voorraad- en Aanpassingskosten aangekondigd. Daarnaast zal de horeca gebruik kunnen maken van het Time-Out Arrangement. Mede op advies van het OMT, werkt het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (samen met andere departementen) aan een plan voor een trapsgewijze heropening van de horecasector als de gezondheidssituatie het toelaat. Het kabinet heeft goed overleg met de gemeenten ook over de positie van de horeca in de binnensteden, maar treedt niet in gemeentelijke bevoegdheden. Antwoorden op de vragen gesteld door de VVD 1. Is het kabinet bereid een Koop Lokaal voorlichtingscampagne te organiseren? En kunnen we grote techreuzen als Amazon verzoeken geen reclame te maken? Afgelopen jaren heeft de staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat veelvuldig aandacht gevraagd voor en het belang benadrukt van de lokale winkelier. Deze mkb-ondernemers hebben een belangrijke rol in de leefbaarheid van binnensteden en kernen. Het ministerie ondersteunt initiatieven van gemeenten en lokale winkeliers als het gaat om experimenteren en opzetten van lokale platforms. Met deze platforms kunnen ondernemers hun lokale aanbod gezamenlijk onder de aandacht brengen en distribueren. Fysiek en online lokaal winkelen versterkt elkaar op deze manier. Iedereen kan deze ontwikkeling ondersteunen door in sociale media de hashtag #KoopLokaal te gebruiken. Het maken van reclame binnen de geldende regels en het stimuleren van verkoop is een zaak van marktpartijen, daar heeft het kabinet geen bemoeienis mee. 2. Wat betreft het Groeifonds is het goed om in te zetten op markten waar Nederland internationaal groot in kan zijn, zoals bijvoorbeeld sleuteltechnologieën. Waar maakt Nederland het verschil en welke focus is nodig volgens het kabinet? De focus van dit fonds is op de toekomst, het vergroten van het verdienvermogen van Nederland, zodat wij ook in de toekomst welvarend kunnen zijn. De grootste groeipotentie is geïdentificeerd op de drie terreinen infrastructuur, R&D en innovatie en kennisontwikkeling, daarom hebben wij deze terreinen gekozen als focus. Alle projecten die onder de drie pijlers vallen, waaronder projecten op gebied van sleuteltechnologieën en ruimtevaart, kunnen in principe in aanmerking komen voor financiering uit het fonds, mits zij aan de criteria voldoen. We zien groeipotentie in sleuteltechnologieën, maar om te kunnen blijven anticiperen op toekomstige onderzoeksresultaten, willen we de focus niet te nauw maken. Technologische vooruitgang kan snel gaan. Het zou zonde zijn om nu in te zitten op technologie x, terwijl volgend jaar blijkt dat technologie y veel meer potentie heeft. Ten slotte wil het kabinet ook niet op de stoel van de beoordelingsadviescommissie van het groeifonds gaan zitten. De commissie zal beoordelen welke sleuteltechnologieën de meeste potentie bieden. 3. Deelt het kabinet de mening dat we niet genoeg doen om Nederlandse ideeën te benutten en naar de markt te brengen, door knellende regels en ingewikkelde rompslomp? Wat kunnen we hieraan doen, zodat innovatie wel van de grond komt en niet naar het buitenland verdwijnt? Kunnen we tot een speciaal hulploket komen voor deze, innoverende ondernemers? Waar kunnen zij aankloppen? Het kabinet heeft veel aandacht voor knellende regels en zet zich in om rompslomp tot een minimum te beperken. In mijn beleid leg ik de nadruk op merkbare reductie van regeldruk. Voor klachten over regelgeving sta ik altijd open en hebben we een speciaal meldpunt voor bij RVO; het meldpunt Regelgeving. Daarnaast hebben we voor specifieke vragen voor de agrosector het Agroloket en voor innovatieve circulaire ondernemers het Versnellingshuis. De Bedrijfseffectentoets (BET, onderdeel van het Integrale Afwegingskader IAK) zorgt onder andere voor aandacht voor innovatiebelemmeringen in nieuwe wet- en regelgeving. De werking van de BET zal verder verbeterd worden door een herziening van het overkoepelende IAK, waarover in de komende Voortgangsrapportage van het programma Inzicht in Kwaliteit door de minister van Financiën gerapporteerd zal worden. 4. Onze analyse is dat we op het gebied van startups en scale-ups kansen laten liggen. Wat is daarop de aanpak van het kabinet? Neem bijvoorbeeld een prachtig bedrijf als Lightyear. Deze dreigt naar het buitenland te verstrekken. Hoe voorkomen we dat? En is het kabinet bereid tot beleidsopties te komen voor beter startup en scale-up-beleid, als een verlanglijstje voor de kabinetsformatie? Het kabinet streeft ernaar dat Nederland concurrerend en innovatief blijft. Hiervoor is het cruciaal om een florerend startup en scale-up-ecosysteem te hebben. Investeringen door en groei van startups en scale-ups zijn juist nu van belang. Zij creëren immers een belangrijk deel van de nieuwe werkgelegenheid. Samen met TechLeap en stakeholders werken we over de volle breedte aan betere toegang van bedrijven tot talent, kennis, markten en kapitaal en de doorgroei van scale-ups. De genoemde thema’s vormen de kern van het startup en scale-up-beleid, zoals vermeld in mijn kamerbrief nr. 374 d.d. 3 juni 2019. Om de groei van deze bedrijven te stimuleren hebben we ons bestaande instrumentarium bij RVO. Zo is er de Seed Capital-regeling (risicokapitaal) die technostarters en creatieve starters helpt bij het verwerven van risicokapitaal. Binnen deze regeling bestaat een Business Angels-faciliteit waardoor deze behalve met hun eigen geld ook ‘slim geld’ kunnen leveren aan startups met hun kennis, netwerk en ervaring. Andere voorbeelden zijn: het startup visum ter bevordering van internationale talentacquisitie en het RISE-programma van Techleap dat de groei van startups en scale-ups versnelt. Ook wordt continue gewerkt aan (nu digitale) missies, beurzen en conferenties met onder andere Techleap en het postennetwerk (bijvoorbeeld de onlangs georganiseerde Scale-Up Global Tour van Techleap). Daarnaast hebben recent Invest-NL en het EIF het Dutch Future Funds (DFF) opgezet waarvoor Invest-NL 125 miljoen euro beschikbaar stelt en het EIF 150 miljoen euro. Het DFF gaat met inbreng van uit de particuliere financiers van 50% of meer investeren in scale-ups. Hiernaast wordt de oprichting van een Deep Tech fonds onderzocht dat moet voorzien in de ondersteuning van kennisintensieve start-ups en scale-ups om de technologische kennis en internationale concurrentiepositie voor Nederland te beschermen. Betere toegang tot financiering binnen Nederland, onder andere door benutting van Europese programma’s als InvestEU, kan bijdragen aan het mitigeren van het vertrek van snelgroeiende bedrijven naar het buitenland. Een verlanglijstje voor een volgend kabinet: dit kabinet is nog hard aan het werk tot er een nieuw kabinet aantreedt. Wat betreft een agenda voor een volgend kabinet; dat laat ik graag aan allerlei partijen in het land die daar nu hard mee bezig. 5. Hoe staat het ermee dat voor een platform als AliExpress dezelfde regels zouden moeten gelden als voor fysieke winkels en Nederlandse webwinkels, op het gebied van oneerlijke handel en concurrentie? Hoe staat het met het in EU-verband zorgen voor dat AliExpress zich aan de veiligheidsvoorschriften houdt, bijvoorbeeld door ervoor te zorgen dat zij als platform aansprakelijk is voor de producten die via het platform worden verkocht? Voor productie uit China tot 150 euro betaal je geen invoerrechten. Hoe staat het hiermee? Het kabinet zet in Europees verband actief in op meer verantwoordelijkheid voor online platforms ten opzichte van consumenten op het gebied van consumentenrechten en productveiligheid, of een platform nu binnen of buiten de EU is gevestigd. Uw Kamer is hierover bij brief van 2 juli 2020 (Kamerstuk 27879, nr. 76) geïnformeerd. Er zijn al diverse maatregelen genomen die de negatieve gevolgen van directe import adresseren. Zo treedt op 16 juli 2021 de nieuwe Marktoezichtsverordening in werking. Deze verordening regelt onder andere dat voor een groot aantal producten een verantwoordelijke partij in de EU moet zijn die aan is te spreken door toezichthouders. Daarnaast faciliteert deze verordening betere samenwerking tussen productveiligheidstoezichthouders in de EU. Nederland ijvert er daarnaast in Europees verband voor om platforms te stimuleren om afspraken te maken over productveiligheid, zoals in de Product Safety Pledge. Grote internationale platforms zoals Alibaba en Amazon hebben zich hier ook aan gebonden en rapporteren over de naleving van deze afspraken aan de Europese Commissie. Eén van de afspraken is dat op aanwijzing van toezichthouders de platforms onveilige producten binnen twee werkdagen van de website halen. Uit de laatste voortgangsrapportage over de periode april 2019 t/m september 2019 blijkt dat dit ook in ruim 96 procent van de gevallen gebeurt. Ook is afgesproken dat de platforms publieke bronnen zoals de EU Safety Gate, waarop toezichthouders gevaarlijke producten melden, monitoren en onveilig aanbod binnen twee werkdagen van hun website verwijderen. Dit doel halen de deelnemende platforms in ruim 93 procent van de gevallen. In Nederland heeft de NVWA afspraken gemaakt met Nederlandse platforms; na een melding van de NVWA moet de advertentie binnen 72 uur worden verwijderd. Als er een ernstig risico voor de consument is, gebeurt dit binnen 24 uur. Als een aanbieder in 1 jaar 2 keer in de fout gaat, dan kan de aanbieder door het platform worden geweerd. Daarnaast pleit ik in Europees verband om additionele verantwoordelijkheden voor platforms, afhankelijk van de rol die ze spelen in het verkoopproces. Denk daarbij aan een duidelijk aanspreekpunt bij non-conformiteit, onveilige producten en klachten. Met platforms ben ik op dit moment in gesprek om te komen tot effectieve en uitvoerbare maatregelen die niet alleen de consument ten goede komen maar ook een gelijk speelveld bevorderen. De uitkomst van deze discussie neem ik mee in de gesprekken op Europees niveau over nieuwe regelgeving. Bij invoer van producten uit niet EU-landen in de EU hoeven inderdaad geen invoerrechten te worden betaald als de intrinsieke waarde van de zending niet meer dan 150 euro is en de goederen rechtstreeks vanuit een derde land aan een geadresseerde in de EU wordt gezonden. Dit vloeit voort uit Europese regels en is in alle lidstaten van de EU hetzelfde. De drempelwaarde van 150 euro heeft er onder andere mee te maken dat het belang van de heffing van invoerrechten op zendingen van onder 150 euro gering is. Het heffen van invoerrechten weegt niet op tegen de administratieve lasten die daarmee gepaard gaan. Overigens houdt het Ministerie van Financiën zich met invoerrechten bezig, niet de staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat. 6. Met betrekking tot de Brexit-strategie: we zijn succesvol in het naar Nederland halen van bedrijven. Zetten we dit door en kunnen we dit nog verder intensiveren? Door de Brexit zullen ook de komende jaren acquisitiekansen zich blijven voordoen. Zowel bedrijven uit het Verenigd Koninkrijk als bedrijven uit de Verenigde Staten en Azië zullen door Brexit hun aanwezigheid in Europa mogelijk heroverwegen. Daarbij kijken zij ook naar Nederland. In de periode 2016 – 2019 kozen, met ondersteuning van de Netherlands Foreign Investment Agency (NFIA), 140 bedrijven vanwege Brexit voor een investering in Nederland. Hiermee zijn naar verwachting 4.216 banen en een investeringsbedrag van 375 miljoen euro gemoeid. Deze buitenlandse investeringen, en bijbehorende werkgelegenheid, leveren een belangrijke bijdrage aan onze economie. De NFIA is een uitvoeringsorganisatie van Economische Zaken en Klimaat, mede aangestuurd door het Ministerie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, met als belangrijkste taak het aantrekken van buitenlandse bedrijven. Aangezien de Brexit ook de komende jaren acquisitiekansen biedt, blijft het verzilveren van deze kansen een prominent onderdeel van de nieuwe strategie van de NFIA en haar regionale partners. Deze strategie voor de jaren 2020 – 2025 is in april jl. met uw Kamer gedeeld (Kamerstuk 32 637, nr. 415). Antwoorden op de vragen gesteld door de GroenLinks 1. In het non-paper Digital Service Act staan goede dingen. Er staat minder in over structurele maatregelen, zoals het opknippen van big tech. Wanneer is voor de staatssecretaris het moment aangebroken om als Nederland en ook in EU-verband de marktmacht van deze grote bedrijven structureel in te perken? In het non-paper pleit ik voor specifieke toegangs- en gedragsmaatregelen voor platforms met een poortwachtersfunctie. Deze maatregelen zullen gebruikers beschermen en concurrentie in digitale markten vergroten. In april heb ik uw Kamer geïnformeerd over de Nederlandse inzet over poortwachtersplatforms (Kamerstuk 35 134, nr. 13). De Europese Commissie komt naar verwachting volgende maand met een voorstel dat daarbij zal aansluiten. Hiermee kan gericht vooraf worden ingegrepen bij problemen met grote platforms. Het ligt voor de hand dat ingrijpende maatregelen ten aanzien van dit soort mondiaal opererende platforms op Europees en niet op nationaal niveau worden genomen. Wel geef ik vast mee dat het opbreken van platforms geen garantie biedt voor een oplossing. Eén van de delen van het opgeknipte platform kan op korte termijn weer snel uitgroeien tot een grote speler. Daarom zet ik in op gerichte regulering van poortwachtersplatforms, om de belangen van consumenten en andere gebruikers te borgen. Ik zie opbreken alleen als een optie als andere maatregelen niet werken. Antwoorden op de vragen gesteld door de CDA 1. Is het kabinet van plan om de regio's Flevoland, Friesland en Drenthe te ondersteunen met middelen uit het EFRO? Ja. Nederland krijgt voor de volgende periode, als het MFK-akkoord daadwerkelijk is aangenomen door zowel de Raad als het Europees Parlement, een landelijk budget voor EFRO van 506 miljoen euro. Dit is, zoals overeengekomen in het MFK-akkoord van juli, 80% van onze EFRO-envelop voor de huidige periode 2014-2020. Het is aan de lidstaat (de regering in nauwe samenwerking met de regio’s) de middelen te verdelen over, in ons geval, de vier landsdelen. Als uitgangspunt voor deze verdeling wil ik me baseren op Europese criteria. Concreet betekent dit het toepassen van dezelfde verdeelsleutel die de Europese Commissie hanteert voor het berekenen van de nationale EFRO-budgetten. Dit zijn de zogenaamde Berlijn-criteria; indicatoren voor het BBP, de werkloosheid, genoten onderwijs, CO2-uitstoot en migratie. Wat nieuw is in de aankomende periode, is dat er drie provincies in Nederland; Drenthe, Friesland en Flevoland zijn aangemerkt als transitieregio. Zij hebben een BBP per capita dat tussen de 75% en 100% van het EU-gemiddelde ligt. Bij het toepassen van de Berlijn-criteria, wordt rekening gehouden met de transitiestatus van deze drie provincies, omdat er een andere weging geldt voor transitieregio’s. Ze krijgen hierdoor in de berekening meer middelen dan de andere provincies die de status ‘meer ontwikkelde regio’ hebben. 2. Wil de staatssecretaris nader kijken naar de factoren die bijdragen aan een soepele bedrijfsopvolging en hoe die te versterken? Familiebedrijven zijn inderdaad van belang voor de Nederlandse economie. Recent is hierover een brief (Kamerstuk 32637, nr. 434) aan de Tweede Kamer gestuurd. Zoals in deze Kamerbrief is aangegeven, helpt de Kamer van Koophandel ondernemers bij het proces van bedrijfsoverdracht door voorlichting en informatie te geven over de factoren die hierbij van belang zijn. Ook heb ik deze zomer twee mkb-deals gesloten met de provincies Overijssel en Limburg rond het onderwerp bedrijfsopvolging. De informatie hieruit zal landelijk gedeeld gaan worden. 3. Wil het kabinet samen met de Volksbank, Qredits en andere relevante partijen de terugkeer van een Nederlandse mkb-bank, geworteld in de regio, serieus onderzoeken? Toegang tot financiering voor ondernemers is essentieel. Het CPB heeft aangegeven dat de relatief lage acceptatie van kredieten voor het mkb door de banken kan liggen aan het relatieve laag concurrentieniveau. Een diverser mkb-financieringslandschap met voldoende concurrentie en keuze voor mkb-ers is nodig om minder kwetsbaar te zijn en het mkb optimale financieringsmogelijkheden te bieden. Juist in de herstelperiode na de crisis, waar bedrijven veelal meer bancaire schulden zijn aangegaan zal dit nog relevanter zijn. Een groter aanbod van niet bancaire kredietverstrekking draagt bij aan een meer divers financieringslandschap. Daarom is mijn mkb-financieringsbeleid gericht op een diverse mkb-financieringsmarkt en heb ik vorige week aangekondigd dat ik samen met Invest-NL onderzoek doe hoe alternatieve financiers ondersteund kunnen worden zodat er ook via deze weg meer kapitaal beschikbaar komt voor groeibedrijven. Bovendien ziet het kabinet dat de eigen vermogenspositie van ondernemers is verslechterd. Dat is de reden dat het kabinet vanuit het corona herstelplan juist inzet op versterking van de solvabiliteitspositie van het mkb met de vermogensversterking van de ROM’s, de verhoogde TVL en de verlaging van het staptarief VPB. Daarnaast is het opzetten van één MKB-kredieten bank een proces wat de nodige tijd zal kosten. Daarmee is een MKB-kredieten bank niet direct de meest voor de hand liggende oplossing om gezien de huidige crisis op een snelle wijze de toegang tot financiering voor ondernemers te vergroten. Tot slot, het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat is voornemens om komend jaar, 2021, een marktmonitor op te zetten, gericht op de jaarlijkse monitoring van de ontwikkelingen op de bancaire en non-bancaire markt voor mkb-financiering. Uw signaal inzake de kwaliteit van dienstverlening zullen we daarbij meenemen. 4. Is de staatssecretaris bereid om een procesinnovatie stimuleringsinstrument te verkennen, toegankelijk voor het brede mkb, waar door bedrijven nadrukkelijk om wordt gevraagd? Uiteraard is het essentieel dat de Nederlandse maakindustrie concurrerend blijft en voldoende investeringen in procesinnovatie zijn daarvoor van belang. Er zijn echter al verschillende regelingen die procesinnovatie ondersteunen. Als het gaat om het ontwikkelen van procesinnovaties kent Nederland de WBSO en de MIT. Om digitalisering van het mkb te ondersteunen – vaak een randvoorwaarde om procesinnovatie te kunnen doen – zijn er de programma’s Versnelling Digitalisering mkb en Smart Industry. Om toepassing van bestaande innovaties te stimuleren is er onder andere een subsidie voor innovatiemakelaars die bestaande innovaties waaronder procesinnovaties bij bedrijven onder de aandacht brengen. Gezien dit brede palet aan regelingen waar gebruikt van kan worden gemaakt door het mkb om procesinnovatie tot stand te brengen, ligt een nieuwe regeling niet voor de hand. In ieder geval zal eerst duidelijk moeten zijn op welke problematiek om voldoende procesinnovatie tot stand te brengen een nieuw instrument in moet spelen. In de afgelopen jaren zijn daar gesprekken over geweest, met onder meer de metaalunie en toen is niet duidelijk geworden waarin het bestaande instrumentarium niet voorziet. Niettemin wil ik toezeggen nog een keer een verkenning te doen om te zien waar het brede mkb behoefte aan heeft om meer procesinnovatie tot stand te brengen. Ten slotte is er enkele jaren geleden voor gekozen om de middelen gericht op innovatie voor het mkb te bundelen in een paar regelingen om deze middelen niet te veel te versnipperen. Gezien het voorgaande is er op dit moment wat mij betreft geen aanleiding voor een verkenning naar een extra stimuleringsinstrument. Antwoorden op de vragen gesteld door de SP 1. In het steunpakket zit een tijdelijke verbreding van de TVL. De verbreding naar SBI-codes is goed, maar wel beperkt tot 1 januari. Kan de minister snel duidelijkheid geven over periode na 1 januari? Anders volgt er een zwart gat. Het kabinet begrijpt dat ondernemers snel duidelijkheid willen. De eenmalige verbreding van de TVL in het 4e kwartaal van 2020 zal dan ook worden meegenomen in de aankomende algehele evaluatie van het steun- en herstelpakket conform motie-Asscher (Kamerstuk 35420, nr. 110) en er zal snel uitsluitsel worden gegeven. 2. Wat betreft steungelden is het goed dat gekozen is voor sectorgerichte aanpak, maar er is geen goede oplossing voor de reissector. Gaat er een oplossing komen voor deze branche en op welke termijn? Graag zo snel mogelijk een reactie vanuit het kabinet, ook indien het kabinet niet met een nieuw plan komt. Onzekerheid is namelijk het ergst. Het kabinet heeft op 3 november helaas nieuwe maatregelen moeten aankondigen voor de bestrijding van het coronavirus. Tijdens het debat over de aanvullingen op het steun- en herstelpakket op 3 november is aan uw Kamer toegezegd om binnen enkele weken een brief te sturen waarin het steunbeleid wordt geëvalueerd en waar nodig geactualiseerd. In deze afweging zal ook de reissector worden meegenomen. 3. Waar is de strategie voor behoud van werkgelegenheid in de maakindustrie als onderdeel van industriebeleid? De brief over industriebeleid van afgelopen vrijdag heeft allemaal goede elementen, maar ik mis behoud van werkgelegenheid als doel. Bijvoorbeeld, de Twentse maakindustrie, hoe gaan we zorgen dat daar geen werkgelegenheid weglekt? Het behoud van werkgelegenheid is ook een doel van ons industriebeleid, maar het begint bij gezonde bedrijven met groeiperspectief. Behoud van werkgelegenheid zonder perspectief is niet mogelijk. De sector is dynamisch, waarbij bedrijven gestart worden, groeien, maar soms ook krimpen of stoppen. Dat is een dynamisch geheel wat ook nodig is om de economie concurrerend te houden. Goed industriebeleid draagt bij aan een sterke maakindustrie en daarmee aan werkgelegeheid. Het geforceerd behouden van werkgelegenheid bij alle bedrijven is niet mogelijk, maar we doen ons best om over het geheel voldoende werkgelegenheid in de industrie te houden. Gelukkig is de werkgelegenheid in de industrie de afgelopen jaren weer wat gestegen, laten we hopen dat dit zich voortzet. Door de stijging van de arbeidsproductiviteit in de industrie is dit echter geen vanzelfsprekendheid. Daarnaast zorgt de digitalisering en verduurzaming (circulaire maakindustrie) voor andere groeimogelijkheden van de maakindustrie. Het kabinet heeft met de brief van 30 oktober jl. over de industrie een visie hierover geschetst. Uitvoering van het beleid verloopt via bijvoorbeeld het Smart Industry programma, waarbij via het Smart Industry programma BOOST kabinet met Oost-Nederland, waaronder de regio Twente nauw samenwerkt, om de concurrentiekracht van de maakindustrie te verbeteren. Ook via Regio Deal Twente wordt het Twentse bedrijfsleven gestimuleerd met het Advanced Manufacturing Program bij het toepassen van nieuwe technologieën bij mkb-bedrijven. Er zijn volop voorbeelden van Twentse maakbedrijven die het goed doen richting de toekomst zoals Riwo Engineering en Demcon. Antwoorden op de vragen gesteld door de D66 1. Op het gebied van valorisatie – van kennis naar succes – doen we niet goed genoeg. Hoe gaan de bewindspersonen dit knelpunt wegnemen? Gaat het Groeifonds daar ook voor gebruikt worden? De stap van de kennis naar de markt is een van de knelpunten in het innovatieproces. Door betere valorisatie kan de impact van de wetenschap vergoot worden. Dit blijkt ook uit het AWTI-advies “Beter van start - De sleutel tot doorgroei van kennisintensieve start-ups”. Het beter benutten van kennis, valorisatie, blijkt ook een knellende uitdaging om tot sterke ecosystemen te komen. Hierover heb ik u afgelopen vrijdag, samen met minister van Engelshoven, geïnformeerd in de kabinetsstrategie Versterken van onderzoeks- en innovatie-ecosystemen. Met het startup en scale-up-beleid en valorisatiebeleid zet het kabinet in op het vergroten van kennisbenutting en impact. Zo stimuleert het kabinet thematische valorisatiesamenwerking met de Thematische Technology Transfer (TTT)-regeling. Daarnaast is recent gecommuniceerd dat het kabinet en Invest-NL elk 250 miljoen euro willen investeren in start- en scale-ups. Onderdeel hiervan is een DeepTech-fonds ter ondersteuning van kennisintensieve startup en scale-ups om de technologische kennis en internationale concurrentiepositie voor Nederland te beschermen. Investeringen in valorisatie-structuren passen in het Groeifonds. Valorisatie is een belangrijke stap om tot verdienvermogen te komen. Het verdienvermogen vergroten is het doel van het Nationaal Groeifonds. Zodat Nederland ook in de toekomst kan blijven profiteren van hoogwaardige collectieve arrangementen, zoals onze gezondheidszorg en pensioenen. Maar ook van kwalitatief hoogstaand onderwijs, uitstekende infrastructuur en een aantrekkelijke ruimtelijke omgeving. 2. Met betrekking tot het digitale tijdperk: China is assertief. Hoe gaat Nederland in Groeifonds meer aandacht besteden aan sleuteltechnologieën (AI, nano, biotech, fotonica)? Investeringen in sleuteltechnologieën passen, afhankelijk van het specifieke type project, naar verwachting goed binnen de R&D en innovatie pijler van het Nederlands Groeifonds (NGF). Dit geldt dus ook voor sleuteltechnologieën die vragensteller noemt, te weten AI, nanotechnologie, biotechnologie en fotonica. De focus van het NGF richt zich op de toekomst, het vergroten van het verdienvermogen van Nederland, zodat wij ook in de toekomst welvarend kunnen zijn. Alle projecten die onder de drie pijlers van het NGF vallen, waaronder projecten op gebied van sleuteltechnologieën, kunnen in principe in aanmerking komen voor financiering uit het fonds, mits zij aan de criteria voldoen. Wij zien groeipotentie in sleuteltechnologieën. Voor het verdienvermogen van Nederland is het van belang dat wij internationaal meedoen in de slag rondom de ontwikkeling van deze hoogwaardige technologie. Dit past binnen het NGF. Om te kunnen blijven anticiperen op toekomstige onderzoeksresultaten, willen we de focus niet te nauw maken, technologische vooruitgang kan snel gaan. 3. Verliest Nederland de strijd om een rol in zeekabels? Hoe ziet het kabinet dit? In Nederland komen veel zeekabels aan en binnenkort komt daar er nog 1 bij, vanuit Ierland via Verenigd Koninkrijk naar Nederland. In mijn brief van 23 oktober jongstleden heb ik de Kamer geïnformeerd over zeekabels en mijn inzet. Zeekabels hebben als onderdeel van de digitale infrastructuur blijvend mijn aandacht. Ik wil mij nadrukkelijk positief uitlaten over de meerwaarde van het aanleggen van nieuwe zeekabels. Ik ben daarom ook bereid om, als marktpartijen of consortia van partijen overwegen een nieuwe zeekabel naar Nederland aan te leggen, hier faciliterend op te treden, bijvoorbeeld bij de vergunningverlening. 4. GAIA-X, de Europese cloud: Frankrijk lijkt dit naar zich toe te trekken en de standaarden te bepalen, wat doet het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat op dit vlak? GAIA-X is een samenwerkingsverband dat vorig jaar door mijn Duitse collega Altmaier is aangekondigd. Het initiatief is in de kern gestart met 22 Franse en Duitse bedrijven. Bedrijven en organisaties uit andere landen zijn nu na de startfase ook uitgenodigd om deel te nemen. Het doel van het project is om de Europese cloud- en datasector te versterken. Recent heb ik uw Kamer geïnformeerd over GAIA-X in de geannoteerde agenda Telecomraad (d.d. 28/9) en in het SO Telecomraad (d.d. 8/10) evenals in het BNC-fiche datastrategie (Kamerstuk 22112, nr. 2858). Komende jaren wordt namelijk een grote stijging verwacht in het gebruik van toepassingen die grote hoeveelheden data genereren en verwerken. Daarbij zijn er ook zorgen over voldoende grip op strategische en gevoelige data. Daarom is een goede en veilige cloudinfrastructuur van belang. Vandaar dat ik diverse Nederlandse initiatieven ondersteun die hier aan werken en in contact sta met mijn Franse en Duitse collega’s en de Europese Commissie hierover. Daarbij benadruk ik het belang van transparantie en inclusiviteit van GAIA-X. Diverse Nederlandse partijen zijn op GAIA-X aangesloten en werken mee aan de vormgeving van het initiatief en de standaarden. Ook met hen sta ik in contact. Naast GAIA-X zijn er een aantal andere initiatieven op dit terrein. Daarom is vorige maand met 27 ministers én de Commissie een verklaring ondertekend waarin we met alle landen en met stakeholders gaan samenwerken aan een Europese data- en cloudinfrastructuur. 5. Ten aanzien van de positie van SIDN (.nl-domein): oneigenlijke concurrentie door SIDN met bedrijven die domeinnamen uitgeven. Moet SIDN geen ZBO worden? SIDN is de Registry/beheerder voor het .nl-domein. SIDN verkoopt zelf geen domeinnamen aan gebruikers. SIDN doet dat via Registrars, dit zijn o.a. hostingbedrijven. Naast het beheer van het .nl-domein onderneemt SIDN enkele andere activiteiten, die naar de mening van SIDN ten goede komen aan de kwaliteit en veiligheid van het internet in Nederland. Er is discussie over de scope van activiteiten van SIDN en de mate waarin dat de continuïteit en stabiliteit van het .nl-domein beïnvloedt en/of oneigenlijke concurrentie mogelijk maakt. De uitgifte en het beheer van het .nl-domein is gebaseerd op een systeem van zelfregulering door betrokken partijen. Door het toegenomen belang van de continuïteit en stabiliteit van het internet voor de Nederlandse economie en samenleving is in 2008 een convenant gesloten met de overheid als een vangnet voor het systeem van zelfregulering. Het convenant heeft als doel de continuïteit en stabiliteit van het .nl-domein te waarborgen. Ik zie nu geen concrete aanleiding om te twijfelen aan de continuïteit en stabiliteit van het .nl domein of daar een ZBO van te maken. Gegeven de discussie over de continuïteit en de scope van activiteiten van SIDN, lijkt het wenselijk om bij de aanstaande evaluatie van het convenant komend jaar hier extra aandacht aan te besteden. Hierover is het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat met de betrokken partijen reeds in gesprek. 6. Grote techbedrijven zijn machtig, dit heeft veel nadelen. Opknippen zou mogelijk moeten zijn, maar we doen binnen de EU nog te weinig. Wat is de rol van Nederland om de macht van techreuzen en fusies en overnamen te beperken? Wat is de reactie van de staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat? Ik ben het met het lid Verhoeven (D66) eens dat we de nadelen van de macht van techreuzen moeten inperken. En dat we daar haast mee moeten maken. Omdat grote platforms in heel de EU actief zijn, moet regelgeving op Europees niveau plaatsvinden. Alleen dan kan het effectief zijn. Het afgelopen jaar heb ik me daarom sterk gemaakt voor aanpassingen in Europese regelgeving (Kamerstuk 35 134, nr. 13). Daar is Nederland voorloper in. Zo heb ik vorige maand samen met mijn Franse collega een non-paper gepubliceerd, waarin ik voorstellen doe voor Europese regelgeving voor platforms met een poortwachtersfunctie. Daarnaast pleit ik in Europa voor aanpassen van de mededingingsrichtsnoeren en voor aanpassingen van de fusiedrempels. Zo moeten techfusies eerder in het vizier van de toezichthouder komen. De ontwikkelingen in Brussel gaan voorspoedig. De Europese Commissie komt naar verwachting begin december al met een voorstel over de macht van techbedrijven. Ik ben ook nu al in gesprek met andere lidstaten om te zorgen dat we zo snel en goed mogelijk overeenstemming kunnen krijgen over die voorstellen. Zoals ik ook in mijn antwoord op de vraag van het lid Van der Lee (GroenLinks) heb aangegeven zie ik opknippen alleen als uiterste maatregelen, als andere meer gerichte regelgeving niet werkt. 7. Bij startups werken vele duizenden mensen. Die hebben belangen, zoals het aantrekken van toptalent, betalen in aandelen en duidelijkheid over intellectueel eigendom m.b.t. universiteiten. Hoe kunnen internationaal concurrerende bedrijven de mogelijkheid krijgen tot het verstrekken van aandelenopties aan medewerkers? Is het een idee om een modelovereenkomst voor het vastleggen van intellectueel eigendom voor deze categorie bedrijven op te stellen? Zoals de staatssecretaris van Financiën de Kamer heeft geïnformeerd, werkt het kabinet aan een maatregel tot wijziging van de bestaande fiscale behandeling van aandelenoptierechten als loon (Kamerstuk 35572, nr. 5). Startups zijn vaak niet in staat om hun medewerkers hoge salarissen te bieden, maar in de huidige opzet zijn er op het moment van uitoefening van een aandelenoptierecht niet altijd (voldoende) liquide middelen beschikbaar zijn om de dan verschuldigde belasting te voldoen. De maatregel was oorspronkelijk bedoeld om in werking te treden op 1 januari 2021, maar bij bespreking van de beoogde maatregel met TechLeap en andere experts is duidelijk geworden dat de voorgestelde maatregel niet op voldoende draagvlak kon rekenen en dat er meer tijd nodig is om tot een goed werkend alternatief te komen. In overleg met de sector heeft het kabinet besloten de komende maanden te benutten om de maatregel verder uit te werken. Voor de alternatieve uitwerking van de regeling is 5 miljoen euro op de begroting van Financiën gereserveerd. Het onderzoek met een internationale vergelijking van regelingen voor werknemersparticipaties dat ik n.a.v. de motie-Amahouch/Van Eijs (juni 2020) laat uitvoeren, wordt hierbij betrokken (Kamerstuk 33 009, nr. 86). De nieuwe regeling zal naar verwachting in het eerste kwartaal van 2021 voor internetconsultatie gereed zijn en worden opgenomen in het Belastingplan 2022. Wat betreft een modelovereenkomst voor het vastleggen van intellectueel eigendom (IE): De universiteiten kennen al een door de VSNU en de NFU vastgesteld richtsnoer voor de omgang met IE-rechten voor academische start ups. Dat is recent aangevuld met een addendum voor studenten en student-ondernemers. Daarmee kunnen universiteiten en start-ups al uit de voeten. 8. De horecaondernemers hebben het zwaar. Kunnen we iets doen tegen de hoge huren? Zou een vorm van omzethuur een oplossing kunnen zijn? Huurafspraken maken op basis van omzet is al onderdeel van de staande praktijk. Met omzethuur kan makkelijker worden ingespeeld op schommelingen in de omzet, de hoogte van de huursom is immers, meestal voor een deel, afhankelijk voor de gerealiseerde omzet. Dit werkt twee kanten op; de huurder betaalt weliswaar een lagere huur als het niet goed gaat, maar omgekeerd ook een hogere huur als het wel goed gaat. Omzethuren zijn gebruikelijk in situaties waarbij een verhuurder een startende, vaak kleinere ondernemer een kans wil geven. Vaak wordt dan na afloop van de eerste huurtermijn alsnog gekozen voor vaste huur. Afspraken over het volgen van een bepaald regime, vaste huur of omzethuur, liggen voor langere tijd vast. Wanneer wordt gekozen voor een ander regime dan reguliere vaste huur, dient het huurcontract getoetst te worden op rechtmatigheid door de kantonrechter. In een aantal gevallen hebben huurders het afgelopen half jaar met succes voor de rechter betoogd dat het betalen van de volledige huursom in strijd was met de redelijkheid. In deze uitzonderlijke gevallen liet de rechter het belang van de huurder die failliet dreigde te gaan, zwaarder wegen dan het belang van de verhuurder, die zich beriep op het huurcontract. Tijdens de eerste golf van deze crisis zijn een aantal huurders en verhuurders overeengekomen om over te gaan naar omzethuur, om zo tegemoet te komen aan de acute liquiditeitsbehoefte van huurders. Ik zal naar aanleiding van de tweede coronagolf nogmaals in gesprek gaan met huurders en verhuurders binnen de retail om te peilen hoe de situatie nu is in de sector op het vlak van huren. 9. Hoe zit het met de taskforce retail, waar vorig jaar een motie van D66 en VVD over is aangenomen? In lijn met wat er tijdens de Begrotingsbehandeling 2019 is besproken, worden in het kader van de vervolgaanpak Retailagenda 3.0 (gestart in maart 2020) met alle betrokkenen een aantal gerichte opdrachten voor het versterken van ondernemerschap, het tegengaan van leegstanden en het inventariseren van knelpunten vormgeven. Daarmee is wat beoogd werd met de zogenaamde taskforce de facto gerealiseerd binnen het kader van de Retailagenda. Door te kiezen voor een inbedding van deze problematiek binnen de Retailagenda wordt geborgd dat alle relevante partijen, zoals brancheorganisaties van de detailhandel en vastgoed, gemeenten, provincies, kennisinstellingen en de departementen worden betrokken. Antwoorden op de vragen gesteld door PvdA 1. De motie Moorlag Vitaliteit Binnensteden is aangenomen bij een coronadebat enkele weken geleden. Hoe gaat de staatsecretaris deze motie uitvoeren? De motie Moorlag met betrekking tot de vitaliteit van binnensteden zal worden betrokken bij de besteding van de middelen voor de herstructurering van winkelgebieden om de leefbaarheid te verbeteren. Hiervoor heeft het kabinet 100 miljoen euro gereserveerd op de Aanvullende Post bij het Ministerie van Financiën. De opzet voor de besteding van deze middelen zal de komende maanden verder worden uitgewerkt. Daarbij zal nauw worden samengewerkt met gemeenten, marktpartijen en kennisinstellingen en Rijkspartners als het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, waarbij Ministerie van Economische Zaken en Klimaat de regie zal voeren. Het uitgewerkte voorstel zal voorjaar 2021 worden opgeleverd. 2. Hoe staat het met de motie “ongemakkelijk bezorggemak” van Moorlag en Van den Berg? De groei van de online handel heeft de consument veel voordeel en gemak opgeleverd. De coronacrisis heeft daar nog een dimensie aan toegevoegd: als fysieke winkels beperkt toegankelijk of gesloten zijn, of als het risico van winkelen te groot is, is online bestellen een waardevol alternatief. Ook voor ondernemers heeft de online markt veel kansen gebracht. Het levert werkgelegenheid op en het biedt veel bedrijven een extra afzetkanaal. De motie van de heer Moorlag en mevrouw vd Berg (Kamerstuk XIII, nr. 60) besteedt terecht ook aandacht aan andere sociaal-economische en maatschappelijke gevolgen, zoals op het gebied van concurrentie, milieu en arbeidsmarkt. Ik heb dit jaar een rijksbrede inventarisatie uitgevoerd van alle lopende acties en projecten op deze terreinen. Ik ben blij te kunnen melden dat de thema’s waar de motie aandacht voor vraagt uitgebreid vertegenwoordigd zijn in lopende trajecten en dat daarop interdepartementale afstemming plaatsvindt. Voorbeelden die ik kan noemen op het gebied van milieu en duurzaamheid zijn de actieplannen van de Topsector Logistiek (waaronder verduurzaming stadslogistiek) en het voorkomen van verspilling van retour gestuurde goederen. Met betrekking tot eerlijke marktverhoudingen wordt bijvoorbeeld gewerkt aan aanvullende regelgeving voor platforms met een poortwachtersfunctie en wordt de BTW-vrijstelling voor van buiten de EU-ingevoerde pakketjes met een waarde onder de 22 euro per 1 juli 2021 afgeschaft. Ook worden momenteel de adviezen van de SER over productveiligheid directe import nader uitgewerkt. In het kader van arbeid heeft de ACM een leidraad opgesteld ten aanzien van situaties waarin het voor zzp’ers toegestaan is gezamenlijk afspraken te maken over tarieven en wordt gewerkt aan voorstellen op basis van de aanbevelingen van de Commissie Borstlap (regulering van werk). De planning is dat u deze inventarisatie voor het kerstreces ontvangt, in een schriftelijke reactie van mij op de motie. 3. Er is oplopende werkeloosheid en tegelijkertijd zijn er 10.000 onvervulbare technische vacatures. Mijn vraag aan de staatssecretaris is: wat gaat u hieraan doen? Hoe gaat u mensen van werk naar werk helpen? Hoe voorkomen we dat we economische groei laten liggen omdat er onvervulbare technische vacatures zijn en bedrijven hierdoor opdrachten niet kunnen oppakken? De instroom dreigt op te drogen omdat stages vanwege corona niet doorgaan. Jongeren stromen later of helemaal niet in. Wat doet het kabinet hier aan? Het kabinet heeft, als onderdeel van het bredere crisis- en herstelpakket, een sociaal pakket gepresenteerd. De uitwerking hiervan is op 23 september naar uw Kamer gestuurd (Kamerstuk 35420, nr. 134). Het kabinet wil de mensen die nu in onzekerheid verkeren de mogelijkheid geven om gebruik te maken van passende begeleiding bij het zoeken naar nieuw werk en inkomen. En waar dat mogelijk is achter één loket. Regionale mobiliteitsteams gaan die hulp coördineren. In totaal heeft het kabinet 683 miljoen euro gereserveerd voor ondersteuning en begeleiding naar nieuw werk. Daarnaast hebben mensen die hun vaardigheden willen bijwerken om hun huidige werk te behouden of aan een nieuwe baan te beginnen, passende bij- of omscholing nodig. Met bijna 200 miljoen euro financiert het kabinet ontwikkeladviezen en kosteloze scholing voor werkenden en werkzoekenden, betaalt het kabinet mee aan uitgebreidere trajecten die werkgevers organiseren voor mensen die starten in een nieuwe baan en subsidieert het kabinet sectoren en sociale partners om maatwerktrajecten op te zetten. Binnen dit pakket is in het bijzonder aandacht voor tekortsectoren als de techniek. Onder meer door de intersectorale omscholingsregeling van 38 miljoen euro, waarmee werknemers naar deze structurele tekortsectoren kunnen worden omgeschoold. Het sociaal pakket komt bovenop de bestaande inzet, waaronder het Techniekpact. Daarnaast heeft het kabinet voor het SBB Actieplan stages en leerbanen extra geld beschikbaar gesteld. Dit is ingegeven door de leerbanen- en stagetekorten als gevolg van de coronacrisis. Naast de 4 miljoen euro die voor 2020 beschikbaar is, wordt ook in 2021 4 miljoen euro uitgetrokken. 4. Is de staatssecretaris bereid om extra kapitaal ter beschikking te stellen aan de ROM's? In de Kamerbrief van 28 augustus jl. over de verlenging op de maatregelen uit het nood- en steunpakket heeft het kabinet aangegeven 150 miljoen euro beschikbaar te stellen voor de fondsversterking van de ROM’s. Met deze fondsversterking worden de ROM’s in staat gesteld om het eigen vermogen van veelal innovatieve mkb-ondernemingen, onder andere in hun portefeuilles, te kunnen versterken, zodat deze bedrijven daarna weer makkelijker door de markt zelf gefinancierd kunnen worden. Op dit moment ben ik met de overige aandeelhouders van de ROM’s in gesprek over de te stellen voorwaarden aan de vermogensstorting en de gestelde cofinancieringseis. Ik ben voornemens om de middelen begin volgend jaar uit te keren aan de ROM’s. Antwoorden op de vragen gesteld door de ChristenUnie 1. Er is een wendbare innovatieve maakindustrie nodig, Nederland moet zijn eigen broek ophouden. Hoe staat het met de uitvoering motie-Heerma/Segers over de strategische afhankelijkheid van vitale sectoren? Het kabinet houdt altijd een vinger aan de pols om te voorkomen dat er strategische afhankelijkheden binnen de vitale processen ontstaan. De uitvoering van de motie-Heerma/Segers ligt bij mijn collega, de minister van J&V. De verwachting is dat de uitvoering van de motie wordt meegenomen in de voortgangsbrief over de Nationale Veiligheid Strategie die in het eerste kwartaal van 2021 aan uw Kamer wordt aangeboden. 2. Er zijn grote tekorten aan goed opgeleide mensen in de maakindustrie. Vakonderwijs moet laagdrempeliger worden en er moet meer geïnvesteerd worden in vakopleidingen. Voelt het kabinet deze urgentie met het CU, en vindt het kabinet dat we weer moeten sturen op instroom bij onderwijs gelet op markperspectieven? Hoe gaat het kabinet sturen op het opleiden van de vakmensen voor de toekomst? Het is van groot belang dat we voldoende goed opgeleide mensen hebben in de maakindustrie. Het kabinet zet zich op diverse manieren hiervoor in. Allereerst via het Techniekpact, waarin de instroom in technische profielen en opleidingen één van de prioriteiten is en blijft. Daarnaast is één van de pijlers van het Leven Lang Ontwikkelen-beleid om het opleidingsaanbod voor volwassenen te flexibiliseren. Waaronder door meer arbeidsmarktrelevante onderdelen hierin mogelijk te maken. Dat stelt mensen in staat om ook tijdens hun loopbaan scholing te volgen die aansluit bij al opgedane vaardigheden. Tot slot werkt het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap aan aansluiting van onderwijs en arbeidsmarkt binnen de techniek via onder meer Sterk Techniekonderwijs en het Regionaal Investeringsfonds mbo. 3. Hoe kan binnen de WBSO worden gezorgd dat bedrijven meer aan innovatie doen, en het niet alleen maar goedkoper maken? Een intensivering van de WBSO kan door middel van een verhoging van een percentage of door de verlenging van de schijfgrens. Door beide maatregelen wordt speur- en ontwikkelingswerk (S&O) goedkoper voor bedrijven die van zo’n aanpassing profiteren, omdat de overheid een groter deel van de kosten die zij maken compenseert via lagere loonheffingen. In beide gevallen is het beoogde effect dat bedrijven hierdoor meer gaan uitgeven aan S&O. Uit de recentste evaluatie van de WBSO blijkt ook dat dit doel wordt bereikt (Bijlage bij Kamerstuk 32637, nr. 358.). Een tegenstelling tussen verschillende parameteraanpassingen zie ik dan ook niet. Wel kan de ene parameteraanpassing effectiever zijn dan de andere in het stimuleren van extra S&O. De schijfgrens binnen de WBSO echter al dusdanig hoog dat bijna 90% van het mkb niet boven die schijfgrens uitkomt. Een verlenging van de schijfgrens levert voor die bedrijven dus per definitie geen prikkel op om extra te investeren in S&O. 4. Koopt de overheid innovatief in en wanneer gebeurt dat? Denken de inkoopafdelingen van de overheid hier wel aan? Kan de overheid SBIR-projecten stimuleren, kan de staatssecretaris dit aantal projecten laten toenemen? Overheden kunnen hun inkoopkracht inzetten om innovatie te bevorderen. Daarmee kunnen zij oplossingen vinden voor maatschappelijke uitdagingen en hun publieke taken beter uitvoeren. Ook wordt hiermee de innovatiekracht van bedrijven, met name het mkb, versterkt. Ik heb mij deze regeerperiode ingezet om, via de 10 miljoen euro die in het regeerakkoord voor SBIR is vrijgemaakt, andere departementen en aanbestedende diensten meer SBIR’s uit te laten voeren. Hiervan heb ik recentelijk 3 miljoen euro vrijgemaakt voor innovatiecompetities die bijdragen aan het Missiegredreven Topsectoren en Innovatiebeleid en / of het verlichten van de maatschappelijke economische gevolgen van de Coronacrisis. Naar aanleiding van deze oproep zijn er vier SBIR-trajecten gestart, te weten: SBIR-traject met ZonMw met als doel innovatieve oplossingen te ontwikkelen die bijdragen aan het op volle capaciteit kunnen organiseren van sport(evenementen) voor publiek ten tijde van de Coronacrisis. SBIR-traject met ZonMw met als doel innovatie oplossingen te ontwikkelen die bijdragen aan het veilig en op volledige capaciteit openstellen van binnenruimtes voor sporters én publiek ten tijde van de Coronacrisis. SBIR-traject met VWS met als doel innovatieve, herbruikbare en duurzame protectiejassen te ontwikkelen gezien de grote vraag naar persoonlijke beschermingsmiddelen (PBMs) sinds de Covid-19 uitbraak. SBIR-traject met BZK met als doel om innovatieve oplossingen te ontwikkelen voor één van beide vraagstukken< (a) inclusie en empowerment en (b) een leven lang leren en ontwikkelen > in relatie tot de versnelling in de digitale transformatie die de huidige Corona-crisis met zich meebrengt. Daarnaast ben ik nog met drie overheden in gesprek om op korte termijn een SBIR te starten. Ook geef ik via het Expertisecentrum Aanbesteden, PIANOo, voorlichting aan overheden over innovatiegericht inkopen. Uit een recente benchmark van de Europese Commissie (DG Connect), gepubliceerd op 13 oktober jl., blijkt dat Nederland een stevige positie heeft wat betreft innovatief inkopen en in Europa op nummer drie staat. Vanuit het kabinet blijf ik mij graag inspannen om innovatiegericht inkopen onder de aandacht van andere aanbestedende diensten te blijven brengen en om hen zo aan te zetten meer gebruik te maken van instrumenten als SBIR en het InnovatiePartnerschap. 5. De overheid moet controle hebben over diensten en meetstandaarden van VSL. Alle diensten die cruciaal zijn voor de Nederlandse High-Tech industrie moeten gecontinueerd worden. Het is noodzakelijk dat het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat financieel bijspringt. Graag reactie van de staatssecretaris. Ik ben het eens met het lid Bruins dat de overheid controle moet hebben over de nationale meetstandaarden en de diensten die daarmee worden verleend. In mijn recente Kamerbrief van 29 oktober jl. heb ik aangegeven dat ik eraan werk om de checks-and-balances in de relatie met VSL te verstevigen. Onderdeel daarvan is dat ik op dit moment samen met VSL en de Raad van deskundigen een communicatieprotocol opstel waarin de onderlinge afspraken, inclusief taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden, worden vastgelegd. Ook ben ik het met u eens dat meetstandaarden die cruciaal zijn voor de Nederlandse High-Tech industrie moeten worden gecontinueerd. In goede samenspraak met VSL en de Raad van deskundigen lukt dat ook. De temperatuurmetingen die door onvoorziene omstandigheden tijdelijk hebben stilgelegen, worden begin volgend jaar weer hervat. Daarnaast ben ik in gesprek met VSL over de in hun Meerjarenplan aangegeven ambities en de daarvoor benodigde financiële middelen. Uw Kamer wordt daarover volgend jaar nader geïnformeerd. Antwoorden op de vragen gesteld door de SGP 1. Over de financiering van het mkb in deze stormachtige corona-tijden. Willen de bewindslieden op korte termijn onderzoeken wat de mogelijkheden voor regelingen als de win-win lening en de durfkapitaalregeling zijn? Het onderzoek naar durfkapitaal in de vroege fase (uitgevoerd door onderzoeksbureau KplusV) wordt momenteel afgerond en zal dit najaar aan de Kamer worden aangeboden. Met dit onderzoek wordt tevens invulling gegeven aan de motie van de leden Amhaouch, Bruins, Aartsen en Verhoeven die hebben verzocht te onderzoeken hoe het doel van de zogeheten Tante Agaath-regeling op niet-fiscale wijze kan worden bereikt (Kamerstuk 32637, nr. 407). Ik wacht daarom eerst de resultaten van dit onderzoek af alvorens ik een onderzoek naar mogelijke fiscale maatregelen in overweging kan nemen zoals door de indieners wordt voorgesteld met de win-win en durfkapitaalregeling. 2. Wat gaat het kabinet doen om onze maritieme maakindustrie te ondersteunen? Het kabinet zet zich actief in voor de maritieme maakindustrie. Zo wijs ik u op de recente betrokkenheid bij de herkapitalisatie van Royal IHC en diverse bredere maatregelen die de concurrentiepositie van de sector versterken zoals de uitbreiding van de EKV-regeling (export kredietverzekeringen) om de export te bevorderen en de subsidieregeling duurzame scheepsbouw (SDS) om de productie van innovatieve duurzame schepen te stimuleren. Verder volg ik de internationale concurrentiepositie van de maritieme sector actief. Mede op basis van de motie Palland (Kamerstuk 21 501-30, nr. 475) verken ik momenteel samen met de sector in hoeverre aanvullende instrumenten nodig zijn. 3. Het Nederlands Comité voor Ondernemerschap constateert dat veel overheidsregelingen zich richten op ontwikkeling van innovaties, maar niet op het toepassen ervan. Het Comité pleit daarom voor een investeringsregeling gericht op toepassing van innovaties door het mkb. Hoe waarderen de bewindslieden dit pleidooi in het licht van de Groeifonds-ambities? De ambities van het Groeifonds zijn beschreven in de Groeistrategie. De toepassing van innovatie valt binnen de pijler R&D en innovatie van het Nationaal Groeifonds en kan dus een onderdeel zijn van een projectvoorstel. Als een projectvoorstel wordt ingediend dat innovatie toepast en dat project voldoet aan de criteria van het fonds dan kan het project in principe in aanmerking komen voor financiering uit het fonds. Wat betreft de rol van het mkb binnen het Groeifonds; de verwachting is dat de projecten die gefinancierd zullen worden uit het Nationaal Groeifonds terrein R&D en innovatie veelal bestaan uit een consortium van partijen. Dit kan een divers palet zijn van onder andere bedrijven en kennisinstellingen, groot en klein, dus ook het mkb, startups en scale-ups. Ik verwacht dan ook dat het mkb in het Groeifonds goed mee zal draaien. Daarnaast is het versterken van ecosystemen een belangrijk onderdeel van de groeistrategie, waar het Groeifonds aan zal bijdragen. Het mkb en startups zullen als onderdeel van een nieuw of versterkt ecosysteem profiteren van investeringen uit het fonds. 4. Het is hoog tijd voor een duidelijke doelstelling, met tenminste een nullijn voor regeldruk, en betere toepassing van het Integraal Afwegingskader bij nieuwe regelgeving. Pakt het kabinet deze handschoen op? Het lid Stoffer (SGP) bepleit een terugkeer naar het beleid van vorige kabinetten waarin het accent gericht was op de reductie van de kosten van wetgeving voor het Nederlandse bedrijfsleven. Op dit beleid was de afgelopen jaren juist steeds meer kritiek, met name ook van ondernemerszijde. Ondernemers gaven aan zich niet te herkennen in de cijfers van de feitelijk ervaren regeldruk. Ervaren regeldruk heeft namelijk in de praktijk veel meer te maken met de werkbaarheid en begrijpelijkheid van regels. Dit kabinet legt daarom de focus op het aanpakken van concrete knelpunten die door ondernemers zelf worden genoemd, zodat regeldrukvermindering voor ondernemers ook echt voelbaar is. In dat kader wordt samen met ondernemers bijvoorbeeld ook gewerkt aan het gebruiksvriendelijker maken van de AVG die door de heer Stoffer werd aangehaald. Op die manier werken we aan een aanpak die weliswaar niet tot één cijfer herleidbaar is, maar breder is en ook de ervaren regeldruk meeneemt. De OESO heeft op verzoek van Nederland onderzocht en geadviseerd hoe het Integraal Afwegingskader (IAK) als instrument beter en effectiever kan worden. Het IAK biedt beleidsmedewerkers en wetgevingsjuristen structuur bij het maken van goed beleid en goede regelgeving en zorgt dat alle relevante informatie op het juiste moment in het beleidsproces in beeld komt. In lijn met het advies wordt nu door het kabinet aan een herzieningsvoorstel gewerkt om te zorgen dat het IAK beter toegepast wordt. Dit voorstel wordt in de komende Voortgangsrapportage van de operatie Inzicht in Kwaliteit nader beschreven. Deze zal u begin 2021 door de minister van Financiën worden toegezonden. 5. Het Nederlands Comité voor Ondernemerschap pleit voor opschaling van het digitaliseringsprogramma voor het mkb. MKB-Nederland pleit voor een pilot met Innovatieprestatiecontracten voor digitalisering. Willen de bewindslieden dit oppakken? Het beeld dat wordt geschetst door het Comité is herkenbaar. Door de coronacrisis is de digitalisering van de economie in een versnelling geraakt. Er is door mkb-ondernemers bijvoorbeeld massaal geïnvesteerd in websites en digitaal klantcontact. Dit helpt hen de huidige crisis te overleven, maar het blijft, zeker voor het kleinere mkb, een uitdaging om de kansen van digitalisering tijdig te verzilveren. Denk bijvoorbeeld aan de benutting van de kansen van Artificial Intelligence toepassingen. De afgelopen kabinetsperiode is een stevig fundament gelegd om mkb-ondernemers hierin te ondersteunen maar vervolgstappen zullen moeten worden gezet. Op 30 oktober jl. heb ik uw Kamer de voortgangsrapportage van het MKB Actieplan gestuurd. In aansluiting op de aanbevelingen van het Comité wordt daarom verkend hoe het digitaliseringsprogramma voor het mkb kan worden doorontwikkeld om een schaalsprong te maken. Wat betreft het pleidooi van MKB-Nederland voor een pilot met Innovatieprestatiecontracten voor digitalisering. Het door MKB-Nederland geschetste belang van zowel procesinnovatie als digitalisering wordt zoals toegelicht onderschreven. Er zijn echter al verschillende programma’s op digitalisering gericht, zoals het eerder genoemde programma Versnelling Digitalisering mkb en Smart Industry. Om (proces)innovatie te stimuleren bestaan ook al verschillende regelingen, naast de WBSO bijvoorbeeld ook de MIT. Tevens wordt met de financiering van innovatiemakelaars bestaande innovaties bij bedrijven onder de aandacht gebracht. Het toepassen van bestaande innovaties levert immers ook een belangrijke bijdrage aan de noodzakelijke procesinnovatie door het mkb. Het beschikbare budget voor deze regelingen is beperkt. Er is daarom enkele jaren geleden voor gekozen om de middelen te bundelen in een paar regelingen om de innovatiemiddelen niet te veel te versnipperen. Een pilot is alleen maar zinvol als die daadwerkelijk wat toevoegt aan de bestaande instrumenten. In de afgelopen jaren zijn er gesprekken geweest met het bedrijfsleven en toen is niet duidelijk geworden waarin het bestaande instrumentarium niet voorziet. Niettemin wil ik toezeggen nog een keer te verkennen waar het brede mkb behoefte aan heeft om meer procesinnovatie tot stand te brengen, in het bijzonder in relatie tot digitalisering, voordat een nieuw instrument wordt geïntroduceerd. 6. Hoe gaat het kabinet een versnipperde aanpak - en daardoor verlies aan slagkracht in het digitale domein - voorkomen? Bijvoorbeeld bij cyberveiligheid van laadpalen? Juist om versnippering in het digitale domein tegen te gaan, heeft het kabinet de Nederlandse Digitaliseringsstrategie (NDS) gelanceerd. De NDS bevat de overkoepelende, kabinetsbrede ambities om de kansen van digitalisering voor maatschappij en economie op verantwoorde wijze te benutten. Binnen het kabinet coördineren drie bewindspersonen het thema digitalisering. De staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat op de digitale economie en de overkoepelende digitaliseringstrategie, de staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties op het terrein van de digitale overheid en de minister van Justitie en Veiligheid op cybersecurity. Om de samenhang op het thema digitalisering te bewaken, is er regelmatig overleg en afstemming tussen de betrokken ministeries. Gezamenlijk worden actuele ontwikkelingen besproken, nadere prioriteiten gesteld en acties op elkaar afgestemd. Op deze manier zorgt het kabinet ervoor dat digitale vraagstukken voortvarend en in onderlinge samenhang worden opgepakt. Zoals toegezegd tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen, ontvangt uw Kamer voor de begrotingsbehandeling van het Ministerie van Justitie en Veiligheid een nadere toelichting op de borging van samenhang in de aanpak van digitalisering en digitale veiligheid in het bijzonder. 7. Het kabinet moet nog reageren op de schriftelijke inbreng bij het wetsvoorstel om gedwongen winkelopenstelling tegen te gaan is. Tegelijk speelt naast de zondag ook de bredere wens van winkeliers om buiten de reguliere openingstijden te allen tijde de vrijheid te houden om een eigen lijn te kiezen. Wil de staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat hierin meedenken? Ik denk graag mee met de SGP over de vrijheid van winkeliers om te kiezen of zij buiten de reguliere openingstijden open willen zijn. Ik heb bijvoorbeeld veelvuldig contact gehad met de retailsector over de invulling van de motie-Stoffer/Verhoeven, die de regering verzoekt te waarborgen dat winkeliers bij een nieuw contract als bij een verlenging de vrijheid hebben op zondag hun winkel gesloten te houden. De retailsector heeft aangegeven het onwenselijk te vinden om het maken van afspraken over winkeltijden verder te beperken dan mijn wetsvoorstel regelt. Mijn wetsvoorstel regelt dat een winkelier altijd zelf moet instemmen met openstelling, bijvoorbeeld ook op zondag, en dit gaat ook gelden voor winkeliers die eerder zijn geconfronteerd met gewijzigde openingstijden waarmee ze zelf niet hebben ingestemd. Dat vind ik een mooie balans tussen de vrijheid van de winkelier en de wensen van de sector om afspraken te maken. Ik wil dit alvast regelen en zal verder met de sector bespreken of en hoe zij verdere invulling van deze motie graag zien en daarbij de suggestie van de SGP aan de orde stellen. Ik stuur uw Kamer spoedig mijn schriftelijke reactie, en ga graag met de Kamer in debat over mijn wetsvoorstel bij de behandeling hiervan. Antwoorden op de vragen gesteld door DENK 1. Drie jaar geleden bespraken we de eerste begroting van deze bewindspersonen en hebben we onze visie gegeven: DENKend Economie: Diversiteit als kracht voor de economie. Dat hebben we toen aangeboden en zullen we vandaag opnieuw doen. Wij willen graag vernemen wat ze hier drie jaar mee hebben gedaan en wat ze het komende jaar voornemen daar mee te doen. Graag hoor ik dat, desnoods schriftelijk. Het rapport geeft aan dat meer ruimte moet worden gegeven aan het mkb als motor voor de economie. Hieraan is invulling gegeven via het MKB-actieplan dat ik in juni 2018 heb uitgebracht. Afgelopen week hebt u de voortgangsrapportage ontvangen, waarin voor zeven relevante mkb-thema’s de resultaten beschreven worden van de acties en maatregelen die de overheid heeft genomen om het ondernemersklimaat in Nederland te verbeteren. In het algemeen onderschrijf ik het belang van diversiteit. Inclusieve organisaties stimuleren dat verschillende perspectieven, achtergronden en inzichten gebruikt worden wat de denkkracht kan vergroten. Ook is discriminatie, op welke gronden dan ook, is bij wet verboden. Het bestrijden van achterstanden en discriminatie behoort, afhankelijke van de aspecten die dit betreft, tot de beleidsverantwoordelijkheid van de ministers van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Sociale Zaken en Werkgelegenheid dan wel Justitie en Veiligheid. Echter, het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat voert bij het stimuleren van het ondernemersklimaat geen doelgroepenbeleid. 2. Waarom ziet het kabinet af van de afschaffing van de loondoorbetaling van het tweede ziektejaar voor kleine bedrijven? Eén van de weinige goede plannen uit het regeerakkoord is daarmee om zeep geholpen. Betrouwbare private polissen zouden hiervoor terug komen maar hier heb ik weinig over gehoord. Wat is hier de stand van zaken van? Is dit überhaupt een realistisch alternatief voor het zelf doorbetalen van het tweede ziektejaar? De Wet Loondoorbetaling bij Ziekte valt onder de verantwoordelijkheid van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. In goed overleg met sociale partners, waaronder MKB-Nederland, is besloten om de plannen ten aanzien van loondoorbetaling bij ziekte, zoals deze in het regeerakkoord stonden, niet uit te voeren. In plaats daarvan is gezamenlijk nagedacht over hoe dit voor kleine ondernemers toch makkelijker en goedkoper gemaakt kan worden. Dit heeft onder andere geresulteerd in een mkb-verzuimontzorgverzekering per 1 januari 2020, waardoor kleine werkgevers optimaal ontzorgd worden. Deze verzekering vangt het financiële risico op en helpt bij de verplichtingen en taken rond de loondoorbetaling bij ziekte. Deze verzekering is pas kort van kracht en wordt aangeboden door meerdere verzekeraars. Daarnaast zal per 1 januari 2022 de premie voor het Arbeidsongeschiktheidsfonds (Aof) gedifferentieerd worden naar een lagere premie voor kleine werkgevers en een hogere premie voor middelgrote en grote werkgevers. De financiële tegemoetkoming voor kleine werkgevers bedraagt 450 miljoen euro. 3. Ook zzp’ers zouden de kans moeten krijgen om ander werk te gaan doen. Wat ze zouden kunnen gebruiken zijn speciale vouchers om zich om te scholen of gecoached te worden. Kan de staatssecretaris overwegen om zulke bijscholingsvouchers of coachingsvouchers in het leven te roepen? Ook zzp’ers kunnen gebruik maken van het sociaal pakket, onderdeel van het bredere crisis- en herstelpakket, waarmee het kabinet in scholing en van werk naar werk investeert. De uitwerking hiervan is op 23 september naar uw Kamer gestuurd (Kamerstuk 35420, nr. 134). Verder start op 1 januari 2021 een volgende fase binnen de Tozo. In deze fase ondersteunt het kabinet zelfstandig ondernemers waar nodig om zich voor te bereiden op een nieuwe toekomst. Als zelfstandig ondernemer of als werknemer in loondienst. SZW, VNG en Divosa werken samen met gemeenten en vertegenwoordigers van zelfstandigenorganisaties de komende maanden uit hoe deze ondersteuning kan worden gefaciliteerd. 4. Klopt het dat de garantieregeling-BMKB slechts over 1% van de leningen gaat? Dan heeft het geen impact. Op welke manier kan de staatssecretaris zorgen dat de garantieregelingen een groter bereik krijgen? Bijvoorbeeld, 10% van de leningen? Banken financieren met zekerheden. Zij zetten de BMKB alleen in als er een dekkingstekort is voor zekerheden en het risico anders dus te hoog is. Per ultimo september stond voor afgerond € 2,9 miljard aan BMKB-leningen uit en volgens DNB cijfers 11,9 miljard in totaal aan mkb-leningen tot 250.000 euro. De gemiddelde BMKB-lening bedraagt circa 200.000 euro. Dit geeft een indicatie voor het aandeel van de BMKB (circa 25%) en de impact in het totaal van de verlening van kleine kredieten. In het jaar 2019 is met 530 miljoen aan staatsgaranties in de BMKB door de banken voor ruim een miljard aan mkb leningen verstrekt. De BMKB-C is sinds 16 maart geopend en van de garantieruimte van 1,5 miljard euro (samen met de reguliere BMKB) is ongeveer eenderde gebruikt. De regeling loopt naar verwachting. Uiteraard is het mogelijk om de impact van het instrumentarium te vergroten door als staat meer risico te nemen in plaats van de financier. Echter, dat willen we niet in een open markteconomie. Dit zou banken kunnen aanzetten tot het nemen van risico’s die niet verantwoord zijn, met alle nadelige gevolgen van dien. De BMKB-regeling wordt om de vijf jaar geëvalueerd en wordt in 2021 weer geëvalueerd waarbij de impact van de regeling ook weer aan bod zal komen. 5. Van de extra garantieregelingen die er speciaal voor de coronacrisis zijn. Klopt het dat maar 5% van deze regelingen benut wordt? Al die middelen die wij ter beschikking stellen – waarom wordt er nauwelijks gebruikgemaakt van de regelingen? Is het onbekend of het te ingewikkeld is in de uitvoering? Een hoog gebruik van de KKC en GO-C en in mindere mate de BMKB-C is geen doel op zich. Financiers vragen aan en niet de ondernemers, de instrumenten moeten dus vooral bekend zijn bij de financiers. De regelingen zijn daarbij zoveel mogelijk afgestemd op de financieringspraktijk van de financier waarbij we telkens kijken hoe we de uitvoering zo effectief en efficiënt mogelijk kunnen doen. Banken hebben in totaal voor meer dan 28 miljard aan financiering verstrekt zonder overheidsregelingen en nu voor 1,7 miljard met deze regelingen. Alleen voor de KKC en GO-C is sprake van onderbenutting. Over de periode april-september is voor circa 500 miljoen aan BMKB-C leningen verstrekt. Over de periode april-september is voor circa 500 miljoen aan BMKB-C leningen verstrekt. De BMKB-C kent dus wel een goede benutting Maar het is wel tegelijk belangrijk om de garantieregelingen zoals KKC, BMKB-C en GO-C beschikbaar te hebben voor de groei van de vraag naar krediet die we wel voorzien komende tijd. Daarom heeft het kabinet in de laatste Kamerbrief aangekondigd (Kamerstuk 952946) deze regelingen te verlengen. In de Nota van Wijziging op de EZK-begroting 2021 zijn de garantiebudgetten voor deze verlengingen opgenomen. 6. Kan de staatssecretaris een reactie geven op de aanbevelingen van ONL (gebaseerd op input van een panel van ondernemers): Het opnieuw invoeren van de Tante Agaath Regeling, die al eerder bestond tussen 2001 en 2011 (heffingskorting voor beleggingen in durfkapitaal). Win-win-lening. Ook deze regeling bevat een belastingkorting op de rente voor leningen aan mkb'ers. Beide regelingen hebben een vorm van verliesaftrek. Het onderzoek naar durfkapitaal in de vroege fase (uitgevoerd door onderzoeksbureau KplusV) wordt momenteel afgerond en zal dit najaar aan de Kamer worden aangeboden. Met dit onderzoek wordt tevens invulling gegeven aan de motie van de leden Amhaouch, Bruins, Aartsen en Verhoeven die hebben verzocht te onderzoeken hoe het doel van de zogeheten Tante Agaath-regeling op niet-fiscale wijze kan worden bereikt (Kamerstuk 32637, nr. 407). Ik wacht daarom eerst de resultaten van dit onderzoek af alvorens ik een onderzoek naar mogelijke fiscale maatregelen in overweging kan nemen zoals door de indieners wordt voorgesteld met de win-win en durfkapitaalregeling. 7. De staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid is bezig met discriminatie op de arbeidsmarkt. Dit kan beter, door het charter diversiteit verplicht te stellen voor bedrijven met meer dan 50 medewerkers en dit ook verplicht te stellen bij aanbestedingen. Graag een reactie. Het kabinet neemt het tegengaan en voorkomen van discriminatie op de arbeidsmarkt serieus. Zo bekijkt het kabinet of de Inspectie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid beter kan handhaven op onder andere discriminatie bij werving en selectie. Er zijn nadelen verbonden aan een verplichtstelling van het charter diversiteit voor bedrijven met meer dan 50 werknemers omdat dit mogelijk een ongewenste toename van regeldruk voor bedrijven tot gevolg heeft. Het verplicht stellen van het charter diversiteit bij aanbestedingen is niet zinvol, omdat het bij aanbestedingen in het algemeen niet mogelijk is om eisen te stellen aan het bedrijfsbeleid van ondernemingen die meedingen naar opdrachten. Dat is namelijk in strijd met het Europese (en nationale) proportionaliteitsbeginsel: eisen moeten in redelijke verhouding staan tot het voorwerp van de opdracht. Het is eventueel wel mogelijk om eisen te stellen aan het personeel dat ingezet wordt bij de uitvoering van de opdracht, maar of en hoe diversiteit daar een plek in kan of moet krijgen, is sterk afhankelijk van de aard van de opdracht en de personele component in de opdracht. Het ligt daarom niet voor de hand hier verplichtingen aan te verbinden. 8. Er is geen beleid voor discriminatie van bedrijven door andere bedrijven. DENK wil dat de minister hier onderzoek laat instellen naar hoe en op welke manier ondernemers gediscrimineerd worden. En hoe dit keihard aangepakt kan worden. Discriminatie, op welke gronden dan ook, is bij wet verboden. Overtreding van dit verbod behoort, afhankelijke van de aspecten die dit betreft, tot de beleidsverantwoordelijkheid van de ministers van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Sociale Zaken en Werkgelegenheid, dan wel Justitie en Veiligheid. 9. Ik zie op de website van Qredits dat zij nog steeds 7,75% rente vraagt. Waarom vraagt een instelling, die zegt zonder winstoogmerk ondernemers te willen helpen, zulke woekerrentes? De fractie van DENK zou liever zien dat de rente van Qredits flink omlaag gaat. Kan de staatssecretaris hier een reactie op geven? Qredits heeft de afgelopen jaren een positief resultaat behaald en heeft daarom toen het kon de rente voor ondernemers verlaagd; zowel in 2017 als in 2018 is de rente met 1% verlaagd. De rente voor een microkrediet bedraagt momenteel 8,75% en voor een mkb-krediet tussen de 5,75 en 7,75%. De rente van Qredits wordt onder andere bepaald door de kosten van Qredits. De rente is met afsluitprovisie een inkomstenbron voor Qredits om zo de kosten te dekken voor het verstrekken en beheren van kredieten. Daarnaast dient Qredits de kosten als gevolg van kredieten die niet worden terugbetaald (defaults) en de fundingkosten (rente die Qredits betaalt aan haar financiers) uit de inkomsten te dekken. Tevens vraagt Qredits geen vergoeding aan de ondernemer voor een coach en training. Voor deze kredieten betalen ondernemers een marktconforme rentevergoeding aan Qredits. In vergelijking met alternatieve financiers zit Qredits aan de onderkant met dit rentetarief. 10. DENK is voor een landelijk platform voor de ondersteuning en advisering bij bedrijfsoverdrachten en voor een verbetering van de financieringsmogelijkheden voor bedrijfsovernames. Diversiteit kan hier ook een rol spelen. Graag een reactie van staatssecretaris. Bedrijfsoverdracht is een belangrijk onderwerp, onder meer voor familiebedrijven. Op dit moment speelt de Kamer van Koophandel vanuit de overheid een belangrijke rol in de informatieverstrekking en advisering rondom dit onderwerp. Daarnaast spelen ook commerciële partijen hierin een rol in. Ten aanzien van de financieringsmogelijkheden voor bedrijfsoverdrachten zijn er diverse fiscale regelingen gericht op bedrijfsoverdracht die de behoefte aan financiering verlagen, waaronder de BOR. Deze regelingen worden in 2021 geëvalueerd. Na afronding daarvan zal ik de Tweede Kamer informeren. Antwoorden op de vragen gesteld door het lid Van Haga 1. Wat is overgebleven van verkorting doorbetaling van ziekte van twee naar één jaar? Is het kabinet dit nog van plan? De wet loondoorbetaling bij ziekte valt onder de verantwoordelijkheid van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. In goed overleg met sociale partners, waaronder MKB-Nederland, is besloten om de plannen ten aanzien van loondoorbetaling bij ziekte, zoals deze in het regeerakkoord stonden, niet uit te voeren. Te weten een kortere loondoorbetalingsperiode, met een uniforme lastendekkende premie voor kleine werkgevers. In plaats daarvan is gezamenlijk nagedacht over hoe dit voor kleine ondernemers toch gemakkelijker en goedkoper gemaakt kan worden. Dit heeft onder andere geresulteerd in een MKB-verzuimontzorgverzekering per 1 januari 2020, waardoor kleine werkgevers optimaal ontzorgd worden. Deze verzekering vangt het financiële risico op en helpt bij de verplichtingen en taken rond de loondoorbetaling bij ziekte. Deze verzekering is pas kort van kracht en wordt aangeboden door meerdere verzekeraars. Daarnaast zal per 1 januari 2022 de premie voor het Arbeidsongeschiktheidsfonds (Aof) gedifferentieerd worden naar een lagere premie voor kleine werkgevers en een hogere premie voor middelgrote en grote werkgevers. De financiële tegemoetkoming voor kleine werkgevers bedraagt 450 miljoen euro. 2. De bank stond vroeger naast de ondernemer, maar is nu gereduceerd tot papierschuivers die bezig zijn hun eigen straatje schoon te houden met hoge administratieve lasten. Kunnen de bewindspersonen aangeven wat zij vinden van het financieringsprobleem in het mkb en welke mogelijkheden zij zien om die op te lossen? In de visie MKB Financiering (Kamerstuk 32637, nr. 386) heb ik geconstateerd dat de markt voor mkb-financiering met name voor de doelgroep klein mkb (het hoogste risicosegment) diverse knelpunten kent. Ik zie ook dat het huidige mkb-financieringsbeleid hier goed op aangrijpt, maar ook dat aanvullende inzet noodzakelijk is. In de Voortgangsrapportage MKB-actieplan dat ik op 30 oktober jl. aan de Tweede Kamer heb gestuurd, geef ik een toelichting via welke lijnen ik heb ingezet op het versterken van de mkb-financieringsmarkt. Zoals betere toegang tot financiering en stimuleren alternatieve financiering. 3. Kan het kabinet uitleggen hoe het de peperdure regeldruk en bureaucratie gaat stoppen? 4. Stapeling van alle maatregelen, ook van andere ministeries: het ondernemersklimaat wordt er niet beter op. Is er iemand in het kabinet die bijhoudt wat de resultante is van alle verschillende maatregelen van alle ministeries? Wat betekent dit voor de regeldruk en de lasten voor bedrijven? Als het gaat om regeldruk veroorzaakt door nieuwe wet- en regelgeving vervult het Adviescollege Toetsing Regeldruk (ATR) de rol van toezichthouder. Alle nieuwe wet- en regelgeving wordt ter toetsing aan ATR voorgelegd. Jaarlijks rapporteert ATR over haar bevindingen in een jaarverslag aan de Kamer. Daarnaast wordt via de mkb-toets nieuwe wet- en regelgeving met substantiële gevolgen voor het mkb ook voorgelegd aan panels met mkb-ondernemers. Als het gaat om knelpunten in bestaande regelgeving wordt middels een aantal instrumenten in samenwerking met ondernemers en brancheorganisatie gewerkt aan knelpunten. Onder andere via de maatwerkaanpak, klantreisonderzoeken en de Strategische commissie betere regelgeving bedrijven. Voor meer informatie verwijs ik u naar de voortgangsrapportage van het programma betere regelgeving en dienstverlening voor bedrijven die voor de zomer aan de Kamer is gestuurd (Kamerstuk 29515, nr. 446). Over de voortgang van de acties en maatregelen van het kabinet om het ondernemersklimaat voor het mkb te stimuleren wordt bovendien op een samenhangende wijze gerapporteerd in de voortgangsrapportage MKB-actieplan, die u op 30 oktober jl. ontvangen heeft. HYPERLINK "https://www.cpb.nl/mkb-bankfinanciering-in-europees-perspectief" \l ":~:text=Nederlandse%20mkb%27ers%20doen%20in,dat%20relatief%20hoge%20aan tal%20afwijzingen." \t "_blank" https://www.cpb.nl/mkb-bankfinanciering-in-europees-perspectief#:~:text= Nederlandse%20mkb%27ers%20doen%20in,dat%20relatief%20hoge%20aantal%20afw ijzingen. Bureau Bestuursraad Ons kenmerk BBR / DOCPROPERTY "documentId" \* MERGEFORMAT 20275741 Pagina PAGE \* MERGEFORMAT 21 van SECTIONPAGES \* MERGEFORMAT 57 Bureau Bestuursraad Bezoekadres Bezuidenhoutseweg 73 2594 AC Den Haag Postadres Postbus 20401 2500 EK Den Haag Overheidsidentificatienr 00000001003214369000 T 070 379 8911 (algemeen) F 070 378 6100 (algemeen) www.rijksoverheid.nl/ezk Ons kenmerk BBR / DOCPROPERTY "documentId" \* MERGEFORMAT 20275741 Bijlage(n) 1 > Retouradres Postbus 20401 2500 EK Den Haag De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4 2513 AA DEN HAAG Datum 5 november 2020 Betreft Begrotingsbehandeling EZK: beantwoording van vragen Pagina PAGE \* MERGEFORMAT 1 van SECTIONPAGES \* MERGEFORMAT 57