[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Schriftelijke antwoorden op vragen gesteld tijdens de eerste termijn van de begrotingsbehandeling van het van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (35570-XIII) op 4 november 2020

Brief regering

Nummer: 2020D44311, datum: 2020-11-05, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2020Z20667:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Geachte Voorzitter, 

Tijdens de eerste termijn van de begrotingsbehandeling van het
Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (EZK) hebben leden van uw
Kamer vragen gesteld. Bijgevoegd vindt u de antwoorden op een deel van
die vragen. Overige vragen zullen wij later vandaag mondeling
beantwoorden. 

Eric Wiebes

Minister van Economische Zaken en Klimaat

Mona Keijzer 

Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat



Beantwoording van vragen op het terrein van de minister van EZK -- BBH
2020 

Antwoorden op de vragen gesteld door de PVV 

 

1. Kunnen de bewindspersonen van Economische Zaken en Klimaat, samen
met de gemeenten, in beeld brengen welke nationale en gemeentelijke
heffingen en lasten gestapeld zijn en hoe dit verminderd kan worden? Doe
ook iets aan accijnsverschillen met de buurlanden. Kan het ministerie
van Economische Zaken en Klimaat daarin de regie nemen? 

 

De gemeentes stellen binnen de nationale kaders hun eigen gemeentelijke
heffingen vast, waarbij het ministerie van Binnenlandse Zaken en
Koninkrijksrelaties (BZK) primair verantwoordelijk is voor het
gemeentelijk belastinggebied. Het ministerie van Financiën is primair
verantwoordelijk voor de vaststelling van de hoogte van accijnstarieven
op rijksniveau. Deze zaken behoren niet tot het beleidsterrein van het
ministerie van Economische Zaken en Klimaat (EZK). Een regierol voor dit
ministerie ligt daarom niet voor de hand. 

2. Wil het kabinet regie pakken op een reddingsplan voor Tata Steel en
daarmee zorg dragen voor de toekomstbestendigheid van Tata Steel? 

 

Het is de primaire verantwoordelijkheid van Tata Steel om als een
toekomstbestendig staalbedrijf te opereren in IJmuiden. Tata Steel
heeft, net zoals een aantal andere energie-intensieve bedrijven, een
grote uitdaging om te verduurzamen. Op dit moment is er echter geen
sprake van een noodzaak voor een reddingsplan. 

 

Mede op basis van eerdere oproepen en moties uit de Kamer is de regering
intensief in gesprek met Tata Steel op alle niveaus: Tata Steel
Nederland (IJmuiden), Tata Steel Europe, Tata Steel Limited
(hoofdkantoor India). Wij zijn gezamenlijk en constructief mogelijkheden
aan het onderzoeken voor een competitief, groen en toekomstbestendig
staalbedrijf van wereldklasse, op de unieke locatie in IJmuiden. Het is
van belang dat er rust gaat ontstaan rondom IJmuiden. 

3. Ten aanzien van de brandbrief van 70 organisaties om te stoppen met
subsidies voor biomassa of duidelijk te maken wanneer de subsidies
stoppen: hoe zit het met de biomassacentrale in Vierpolder, die tuinders
willen bouwen? De subsidie van €29,2 miljoen blijft gewoon
beschikbaar, voor het geval de biomassacentrale er toch komt. Waarom?
 

 

Projecten met een subsidiebeschikking behouden die subsidiebeschikking
gedurende de looptijd van het project. Ook geldt voor iedere categorie
een bepaalde realisatietermijn. Het intrekken van een
subsidiebeschikking voor het einde van de looptijd, of voor het einde
van de realisatietermijn, doet afbreuk aan de investeringszekerheid en
is juridisch niet mogelijk. Overigens betreft de genoemde € 29,2
miljoen een maximum. De verwachte kastuitgaven liggen naar verwachting
aanzienlijk lager, maar hangen af van de ontwikkeling van de
energieprijzen. 

Antwoorden op de vragen gesteld door de VVD 

 

1. Kan het kabinet ingaan op maatregelen en steunpakketten van gisteren
en de acties die zij de komende tijd onderneemt? 

 

Het kabinet heeft op 3 november jl. helaas nieuwe maatregelen moeten
aankondigen voor de bestrijding van het coronavirus. Tijdens het debat
over de aanvullingen op het steun- en herstelpakket op 3 november is aan
uw Kamer toegezegd om binnen enkele weken een brief te sturen waarin het
steun- en herstelpakket waar nodig wordt geactualiseerd en de voorziene
afbouw wordt gewogen, conform de motie
Marijnissen/Klaver/Asscher (Kamerstuk 25295, nr. 695). 

2. Bedrijven zetten soms druk op regio's om snel vergunningen te
verlenen om het doel voor 2025 te kunnen halen. Hoe wil de minister van
Economische Zaken en Klimaat dat in overeenstemming brengen met de
tijdlijn voor de RES’en die wellicht over een jaar tot andere
invullingen leiden? 

 

Enerzijds zien we dat partijen druk zetten op de vergunningverlener. Ik
krijg anderzijds het signaal dat regio’s juist wachten tot de RES 1.0
is vastgesteld. In de RES’en zijn de bestaande, in voorbereiding
zijnde en mogelijk toekomstige projecten al opgenomen. Voor deze
projecten heeft de ruimtelijke afweging al plaatsgehad. De RES Gaat over
de extra opgave. Het is aan de decentrale overheden om te zorgen dat de
huidige vergunningverlening zich verhoudt tot de RES. 

Het Rijk zit als actief partner in het RES-proces. Vanuit die rol vind
ik het van belang dat de nieuw te verlenen vergunningen aangesloten
worden op de contouren van de RES.  

 

In het Klimaatakkoord is – juist om te zorgen voor een goede
aansluiting tussen het zorgvuldige proces van de RES’en en de
beschikbaarheid van de SDE++ – met de VNG aan de ene kant en de
energieproducenten van Energie Nederland en de Nederlandse Vereniging
voor Duurzame Energie (NVDE) aan de andere kant aanvullend de afspraak
gemaakt dat de financiering van hernieuwbare elektriciteit via de SDE++
doorloopt tot en met 2025 ten behoeve van het RES-proces. Daarmee hebben
we initiatiefnemers ook de tijd en ruimte om nog subsidie aan te
vragen.  

Zowel het huidige als het volgend kabinet zal hier aandacht voor houden
en hier het gesprek over blijven voeren met de regio’s.  

3. Er worden nu SDE-subsidies gegeven voor projecten die geen 50% lokale
participatie hebben. Wordt dit in de volgende rondes later ingehaald?

De RES-regio’s streven naar actieve lokale participatie in duurzame
energieprojecten, maar afhankelijk van de omstandigheden zullen hierbij
verschillen optreden. In hernieuwbare energieprojecten die nu tot stand
komen, wordt op verschillende manieren participatie toegepast. Deze
praktijk is sterk in ontwikkeling en groeiende. Decentrale overheden,
ontwikkelaars en de coöperatieve sector worden op verschillende
manieren gestimuleerd en ondersteund in het realiseren van de afspraken
over (financiële) participatie. Het lokaal eigendom wordt gestimuleerd
door overheden, RES-regio’s, initiatiefnemers en andere partijen. Ik
constateer ook een gedeelde motivatie om hernieuwbare energie met goede
betrokkenheid van de omgeving te realiseren. Het resultaat blijft
uiteindelijk ook afhankelijk van de bereidheid van omwonenden om mee te
doen. 

Het Klimaatakkoord is pas een jaar oud en de effecten van de
inspanningen op het gebied van participatie zullen naar verwachting pas
over enkele jaren volledig zichtbaar zijn. Een oordeel over het van de
grond komen van participatie is daarom nu nog niet te geven. Om de
voortgang van participatie te kunnen volgen heb ik, naar aanleiding van
de motie Heerma c.s. van 3 juli 2019 (Kamerstuk 32813, nr. 361),
opdracht gegeven tot de ontwikkeling van een Monitor Participatie
Hernieuwbare energie op land. Als in de loop van de uitvoering van het
Klimaatakkoord blijkt dat de ontwikkeling van participatie achterblijft,
kan dit aanleiding zijn tot aanvullende afspraken of maatregelen.

4. Hoe gaat de minister om met de afspraken die het Rijk maakte in
het klimaatakkoord die niet altijd sporen met de criteria en tijdlijnen
van alle bijbehorende huidige regelingen? 

 

In het Klimaatakkoord is zo goed mogelijk getracht de verschillende
afspraken en tijdpaden op elkaar aan te laten sluiten. Zo is bij de
afspraken rondom de beschikbaarheid van de SDE+ voor hernieuwbare
elektriciteit, rekening gehouden met de tijd die de medeoverheden nodig
hebben om tot het opstellen en uitwerken van de RES’en te komen. Op
deze manier sluiten beide afspraken goed op elkaar aan. Tegelijkertijd
geldt ook hier dat een uitvoeringsagenda van deze omvang voor het
klimaat nog niet eerder is vertoond. Dit geldt inderdaad voor nieuw
beleid, maar ook voor de aanpassing van de huidige regelingen. Alle
puzzelstukjes die op papier in elkaar passen, moeten nu en de komende
tijd in de praktijk in elkaar vallen. Dit leidt dus hier ook tot
onverwachte mee- en tegenvallers. De Klimaatnota, de Klimaat- en
Energieverkenning (KEV) en de Monitor Klimaatbeleid geven inzicht in de
voortgang en dit helpt ons bij de uitvoering in het komende jaar. 

Als onderdeel van de Klimaatnota is het wetgevingsprogramma een
belangrijk instrument om (de voortgang van) de totstandkoming van wet-
en regelgeving inzichtelijk te maken en zo nodig bij te sturen. Op basis
hiervan kan worden bezien of er inderdaad afspraken uit het
Klimaatakkoord zijn, die niet (altijd) sporen met de criteria en
tijdlijnen van bijbehorende huidige regelingen. Dit kan vervolgens via
de stabiele samenwerkingsstructuur van de ministeriele Commissie Klimaat
en Energie (MCKE), de Ambtelijke Commissie Klimaat en Energie (ACKE) en
de daaronder actief zijnde interdepartementale ambtelijke werkgroepen
worden bijgestuurd. 

 

5. Kunt u snel duidelijkheid geven aan bedrijven over hoe de CO2-heffing
en de 125 miljoen voor de knelpunten ingezet gaan worden? 

Het kabinet heeft nog geen besluit genomen over de inzet van de € 125
miljoen ter voorkoming van weglek van werkgelegenheid en emissies. Dat
komt doordat deze middelen gekoppeld zijn aan de invoering van de
CO2-heffing, waarvoor een wetsvoorstel is ingediend dat op dit moment in
de behandeling van het Belastingplan meeloopt. De inzet van het kabinet
is om, indien de CO2-heffing na wetsbehandeling wordt ingevoerd, te
beginnen met monitoring van bedrijven opdat risico’s op weglek
inzichtelijk worden. Die risico’s kunnen verschillende oorzaken
hebben. In de brief bij het Klimaatakkoord (Kamerstuk 32813, nr. 342) is
dan ook aangegeven dat bij inzet van de € 125 miljoen in elk geval
gedacht kan worden aan ondersteuning bij infrastructurele knelpunten en
aan uitrol van duurder CO2-reducerend potentieel dat individuele
bedrijven nodig hebben om de heffing te kunnen vermijden, maar waarvoor
zij vermoedelijk niet concurrerend kunnen inschrijven binnen de verbrede
SDE+. Indien de CO2-heffing wordt ingevoerd, ben ik voornemens het
draaiboek tegen weglek inclusief de inzet van de € 125 miljoen in het
voorjaar van 2021 uit te werken en naar de Kamer te sturen.

6. Recent sneuvelde het geothermie project in de glastuinbouw in
Noord-Limburg. De indruk is daarbij, dat SodM met name op kennis over
geothermie niet alle inzichten actueel heeft en dat Duitsland, een paar
kilometer verder, beter zicht heeft op de risico’s. Bijvoorbeeld
doordat mijnbouw daar veel langer is doorgegaan. Aangezien ook van
geothermie veel wordt verwacht, vraag ik de minister wat hij leert van
de gebeurtenissen in Limburg? 

 

Laat ik beginnen te zeggen dat veiligheid voorop staat bij elke
mijnbouwactiviteit. In deze regio komen ook natuurlijke aardbevingen
voor en dat betekent dat er al spanningen in de ondergrond aanwezig
zijn. Het project in Limburg was een van de eerste geothermieprojecten
in Nederland waarbij uit de breuksystemen werd gewonnen. Californië
Lipzig Gielen BV (CLG) heeft het project stilgelegd nadat er bevingen
plaatsvonden in de omgeving van de warmtewinning. Uit de analyses van de
tijdelijke winning blijkt dat niet aangetoond kan worden dat de
veiligheid voldoende is gewaarborgd. Dat is de reden dat ik van
Staatstoezicht op de Mijnen (SodM) geen positief advies heb ontvangen
over dit project. De les die we hieruit hebben geleerd is dat er meer
onderzoek nodig is naar de risico’s van geothermie in breuksystemen in
dit gebied. Er lopen nu diverse onderzoeken. 

 

7. Dan nog een vraag over de indirecte kostencompensatie ETS. Als één
van de weinige lidstaten heeft Nederland nog niet over voortzetting
besloten. Dit gaat knellen: de kosten worden een jaar na dato vergoed,
dus onduidelijkheid vanaf 2022 betekent dat bedrijven daar al komend
jaar mee te maken hebben. Ziet de minister dit ook en hoe gaat hij
daarmee om?  

In het Klimaatakkoord is eerder aangegeven dat de huidige regeling
indirecte kostencompensatie ETS afloopt. Het kabinet streeft ernaar om
in 2021 een besluit te nemen over eventuele voortzetting van de
regeling. Een besluit tot voortzetting van de regeling indirecte
kostencompensatie ETS heeft grote budgettaire consequenties die een
zorgvuldige afweging van het kabinet vereist.



Antwoorden op de vragen gesteld door de GroenLinks 

1. Gaat het kabinet de motie Segers/Klaver over het isolatieprogramma
heel ruimhartig uitvoeren? 

 

De minister van BZK zal de Kamer hierover informeren voorafgaand de
begrotingbehandeling van BZK. Deze staat gepland op maandag 9 november
2020. 

 

2. Er moeten veel meer verplichtingen komen om energie te besparen. Gaat
dat nu echt gebeuren? 

 

We zetten nu eerst in op de uitvoering van de maatregelen die de
afgelopen jaren zijn ingezet, voordat eventuele nieuwe verplichtingen
aan de orde zijn. Het betreft o.a. de actualisatie van de Erkende
maatregelenlijst (EML), aanscherping van de informatieplicht,
versterkingen van de handhaving en betere informatievoorziening voor
bedrijven, en uitvoering van aanvullende maatregelen uit het
Klimaatakkoord, 

De Wet milieubeheer stelt sinds 1993 energiebesparingsmaatregelen
verplicht met een terugverdientijd van vijf jaar of minder. Deze
energiebesparingseis is voor de meeste bedrijven omgezet in concrete
middelvoorschriften, zoals LED-verlichting en isolatie. De laatste vijf
jaar zijn er extra middelen beschikbaar gesteld om gemeenten te
stimuleren hier extra toezicht op te houden. De Kamer wordt binnenkort
ook nader geïnformeerd over wijzigingen in deze plicht om meer energie
te besparen en CO2-besparende maatregelen te verplichten. 

In het Klimaatakkoord is afgesproken primair te sturen op CO2-reductie.
Energiebesparing maakt daar nadrukkelijk onderdeel van uit. Er is echter
geen apart doel voor energiebesparing vastgesteld. Artikel 7 Europese
Energie-Efficiëntierichtlijn (EED) verplicht Nederland wel om bij
eindverbruikssectoren energie te besparen. Voor de periode 2014-2020 lag
dat doel op een cumulatieve finale energiebesparing van 482 petajoule.
Dit doel wordt met 593 petajoule in de periode 2014-2018 ruimschoots
gehaald.  

Voor de periode 2020-2030 is de doelstelling 924 petajoule
energiebesparing. Het beleid dat in de KEV 2020 is meegenomen (tot 1 mei
2020) is hiervoor nog niet toereikend. In de KEV 2020 is echter niet al
het beleid uit het Klimaatakkoord meegenomen, zoals wijziging van de
energiebesparingsplicht en beleidsinstrumenten voor de dienstensector.

3. Erkent de minister dat deze studie niet als een ‘onafhankelijk’
product aan de Kamer gepresenteerd had moeten worden; want het is
hooguit een gekleurd position paper van de nucleaire sector?

 

De motie van de leden Yeşilgöz-Zegerius/Agnes Mulder (Kamerstuk 35167,
nr. 15) verzocht de regering onderzoek te doen naar de mogelijke rol van
kernenergie in de energiemix en daarbij de kosten en voorwaarden van de
bouw van nieuwe kerncentrales in andere landen in beeld te brengen. 

 

Als antwoord op de motie is een rapport opgesteld over kernenergie in
een internationaal kader waarbij een literatuurstudie is gemaakt
gebaseerd op openbare wetenschappelijke rapporten en documenten van
instituties als bijvoorbeeld IEA, IPCC, IAEA, OECD/NEA. 

 

De consultants van ENCO hebben technische nucleaire kennis en expertise
met betrekking tot de internationale vraagstukken rondom kernenergie.
ENCO gaat daarbij zelf over de inzet van zijn experts, daar kan en wil
ik geen invloed op hebben. Ik sta nog steeds achter de keuze voor ENCO,
dat ik mede op advies van ons netwerk gekozen heb. ENCO wordt ingehuurd
door zowel positief als kritisch ingestelde opdrachtgevers. ENCO maakt
gebruikt van deskundigen die veel kennis hebben op nucleair terrein en
elektriciteitsbronnen. ENCO wordt door diverse andere landen ingezet,
ook door landen die kritisch staan ten opzichte van nucleaire energie.
Ik verwijs naar wat ik hierover in mijn brief heb aangegeven. Het
rapport is daarmee dus geen gekleurd position paper van de nucleaire
sector. Het is mijns inziens het verstandigst om het debat over de
toekomstige energiemix te voeren op basis van de inhoud van
onderzoeksrapporten, en niet op basis van opvattingen over het cv van
onderzoekers.  

 

Antwoorden op de vragen gesteld door CDA 

 

1. Over traject van de SDE++. De Europese Commissie zet een streep door
Nederlandse plannen om groene waterstofproductie te stimuleren. De heer
Timmermans is bereid mee te denken. In hoeverre heeft de minister dit al
opgepakt en houdt hij de vaart erin? 

 

Het staatssteuntraject over de SDE++-goedkeuring loopt nog. Ik ben met
de Europese Commissie actief in gesprek over de mogelijkheden om
klimaatneutrale waterstof te kunnen stimuleren, ook in de transitiefase
waarin er nog niet voldoende elektriciteit uit hernieuwbare bronnen op
het Nederlandse net beschikbaar is. Uw Kamer is al geïnformeerd over
het opschalingsinstrument waarover nu een internetconsultatie in
voorbereiding is. 

 

2. Wind op zee en waterstof: u heeft een onderzoek toegezegd over de
voor- en nadelen van de koppeling van de waterstofproductie en wind op
zee, onder andere via geïntegreerde tenders. Hoe gaat het met dit
onderzoek, wat zijn de voorlopige conclusies en wanneer wordt de kamer
hierover geïnformeerd? 

 

Naar aanleiding van de motie Mulder (Kamerstuk 35300-XIII, nr. 38) heb
ik Guidehouse opdracht gegeven onderzoek te doen naar de mogelijkheden
om windenergie op zee en waterstof te combineren. Dit onderzoek is
inmiddels afgerond en verwacht ik volgende week samen met de Noordzee
Energie Outlook naar uw Kamer te sturen. Hierin zal ik ook mijn
appreciatie van de Noordzee Energie Outlook geven en de conclusies van
het Guidehouse-rapport meenemen. 

 

3. Levering van waterstof is hetzelfde belast als aardgas, omdat het
niet apart gedefinieerd is. En er is geen harmonisering van Europese
certificering voor groene waterstof. Kent de minister deze knelpunten en
welke oplossingen ziet hij? 

 

De energiebelasting (EB) wordt geheven op aardgas en elektriciteit.
Daarbij wordt als aardgas mede aangemerkt elk product dat direct of
indirect is bestemd voor gebruik, wordt aangeboden voor verkoop of wordt
gebruikt als aardgas. Op vervangers van aardgas zoals waterstof wordt
dus vooralsnog volgens de huidige fiscale systematiek op dezelfde manier
EB geheven als op aardgas. De EB kent een vrijstelling voor de levering
of het verbruik van elektriciteit die wordt gebruikt voor
elektrolytische procedés. Indien bij de productie of bewerking van
waterstof elektriciteit wordt gebruikt voor een elektrolytisch procedé,
valt die elektriciteit onder de vrijstelling. Voor de middellange
termijn worden opties in kaart gebracht voor structurele hervormingen in
het fiscale kader, zoals effectievere fiscale prikkels voor
verduurzaming met behoud van verdienvermogen en concurrentiepositie.
Hiervoor lopen diverse trajecten: de evaluaties van de energiebelasting
en de ODE, een IBO naar de financiering van de energietransitie en
wijziging van de Europese regelgeving op gebied van energiebelastingen.
Deze trajecten zijn gepland om in het voorjaar van 2021 afgerond te
worden en de uitkomsten zullen dan met uw Kamer worden gedeeld. Samen
zullen deze trajecten de doelmatigheid en doeltreffendheid van de
energiebelasting en ODE evalueren, hun rol in de energietransitie
onderzoeken en een brede verkenning van beleidsopties geven.  

Certificering van waterstof kan een grote bijdrage leveren aan de
ontwikkeling van de Europese waterstofmarkt. Daarbij is het wel van
belang dat de certificering van waterstof uit verschillende bronnen en
productiewijzen de afname van waterstof stimuleert en niet, door
onduidelijkheid of te strenge eisen, juist afremt. Daarom draagt
Nederland actief bij aan de Europese discussie over de juiste
implementatie van geharmoniseerde certificering en ben ik gedurende dit
proces constant in gesprek met onder andere Vertogas en marktpartijen. 

4. Het kabinet is in gesprek met MKB-Nederland over de MKB-impacttoets.
Wat zijn de uitkomsten hiervan? 

 

Het kabinet is met MKB-Nederland en vele verschillende
brancheorganisaties in gesprek over de acties voor het mkb naar
aanleiding van het onderzoek. Een aantal regelingen is nog in
ontwikkeling en de uitkomsten zullen dus nog volgen. 

Op het gebied van centrale informatievoorziening is de digitale tool
voor mkb’ers   HYPERLINK "http://www.mkbklimaatwerk.nl/" \t "_blank" 
www.mkbklimaatwerk.nl  op 30 oktober jl. gelanceerd. Deze tool is in
samenspraak met MKB-Nederland gemaakt. 

Daarnaast kijken wij ook naar de achterliggende
financieringsvraagstukken voor de klimaatopgaven van het mkb, de
terugverdientijden, en belemmeringen van ondernemers om bijvoorbeeld
energiebesparing in hun investeringsplan op te nemen. Een aantal
regelingen is nog in ontwikkeling en de uitkomsten zullen dus nog
volgen. Over deze en andere onderdelen worden momenteel gesprekken
gevoerd met private partijen, mkb-organisaties en Invest-NL. Hierover
zal ik u voor het einde van dit jaar nader informeren. Een voorbeeld is
het inrichten van nieuwe subsidie-instrumenten voor de verschillende
sectoren, die ook geschikt zijn voor het mkb, zoals een regeling voor
energiebesparingsmaatregelen en een aanschafsubsidie voor nul-emissie
bestel- en vrachtauto’s. Een ander voorbeeld hiervan is dat ik, samen
met de minister van BZK, zal bezien of en hoe ontzorgingsconcepten voor
energiebesparing van bedrijfsgebouwen kan worden gesteund. Door een open
standaard wordt het risico voor financiers beperkt, waardoor het
makkelijker wordt voor ondernemers om de energiebesparing van hun gebouw
uit te besteden aan (uitvoerende) partijen. Daarbij zal ik ook bezien of
Invest-NL hierbij een rol kan spelen. Daarnaast wordt er nauw
opgetrokken met MKB-Nederland bij de regeling voor
energiebesparingsmaatregelen, waar mkb’ers gebruiken van kunnen maken.


 

5. Hoe gaat het met het financieringsvraagstuk, gaat het goed bij
Invest-NL? Bedrijven die geschikt zouden zijn voor financiering bij
Invest-NL maken hier niet altijd gebruik van.  

 

Invest-NL heeft bij haar oprichting een duidelijk mandaat en criteria
meegekregen waaraan proposities moeten voldoen, wil de instelling hier
financiering aan kunnen verstrekken. Voorbeelden van deze criteria zijn
dat er bijvoorbeeld geen sprake mag zijn van staatssteun, dat Invest-NL
additioneel aan de markt moet zijn en dat er ook uitzicht moet zijn op
rendement. 

Invest-NL gaat zelf over haar investeringsbeslissingen en het toetsen
van proposities aan de eisen die voor de instelling gelden. 

Wat betreft de stand van zaken van Invest-NL heeft Wouter Bos, CEO van
Invest-NL, begin deze week een interim-bericht gestuurd naar uw Kamer
waarin hij ingaat op de ontwikkelingen van de organisatie. Zoals u in
deze brief kunt lezen ziet Invest-NL dat er een grote vraag is vanuit de
markt. Tegelijkertijd zijn de financieringen complex en vragen ze tijd.
Dit vergt een zekere doorlooptijd in een organisatie die een snelle
opbouwfase zit. 

Toch kunnen er al een aantal financieringen genoemd worden: 

Na het uitbreken van de coronacrisis heeft Invest-NL € 100 miljoen
uitgetrokken voor overbruggingskredieten voor startup en scale-ups.
Invest-NL verwacht voor het einde van het jaar 5-10 andere
financieringen te kunnen melden. 

Daarnaast heeft Invest-NL recent € 5 miljoen financiering verstrekt
aan het Duurzaam MKB-fonds om duurzame mkb-ondernemers te helpen tijdens
de coronacrisis. 

Tevens heeft Invest-NL samen met de Europese Investeringsbank (EIF) het
Dutch Future Fund (DFF) opgezet. Vanuit dit fonds zullen er middelen
beschikbaar zijn voor start- en scale ups uit diverse voor Nederland
belangrijke sectoren. 

Daarnaast onderzoekt het kabinet samen met Invest-NL het opzetten van
een soortgelijk fonds voor grotere investeringsbedragen (deep tech) en
het ontwikkelen van een financieringsbron voor het stimuleren van
non-bancaire mkb-financiering. Voor deze drie initiatieven is vanuit
Invest-NL € 250 miljoen beschikbaar en heeft het kabinet € 250
miljoen gereserveerd. 

Daarnaast is Invest-NL ook bezig om zoveel mogelijk gebruik te maken van
Europese faciliteiten. Zo is de instelling inmiddels geaccrediteerd voor
het InnovFin-programma van de Europese Investeringsbank. Gebruikmakend
van dit garantieprogramma zal Invest-NL financiering kunnen verschaffen
met een onderliggende garantie van EIF. 

Al met al denk ik dat Invest-NL langzaamaan op stoom komt. Ik ga ervan
uit dat de instelling deze lijn voortzet en de komende tijd steeds beter
haar rol en positie pakt. 

 

6. Het is van belang dat inwoners voldoende zijn aangehaakt bij de
energietransitie. Is de minister bereid om inwoners zelf budget te geven
om in te zetten voor de energietransitie, naar het voorbeeld van de
pilot in Emmeloord? En kan het Wopke-Wiebes fonds hiervoor worden
ingezet? 

 

Brede betrokkenheid van burgers is cruciaal voor het slagen van de
energietransitie. Daarom willen we als overheid burgers ook echt
betrekken, via o.a. de brede publiekscampagne ‘Iedereen doet WAT’.
Burgers kunnen met eigen initiatieven direct en indirect bijdragen aan
de doelen van de energietransitie.

 

In de RES’en, bij hernieuwbare energieprojecten en in de wijkaanpak
steun ik deze initiatieven via de Participatiecoalitie, die door het
hele land bewonersinitiatieven en energiecoöperaties helpt met kennis
en expertise. Daarnaast ondersteun ik lokale energieprojecten met het
ontwikkelfonds voor energiecoöperaties en met de postcoderoosregeling.
Voor de verduurzaming van hun woning kunnen bewoners kunnen direct
subsidie aanvragen via bijvoorbeeld ISDE en via gemeenten op basis van
PAW. Provincies en gemeenten bieden zelf vaak ook mogelijkheden
hiervoor. 

Het Groeifonds is bedoeld voor éénmalige investeringen die de
groeicapaciteit van de Nederlandse economie structureel vergroten, en is
niet gericht op kleinschalige subsidies. 

 

7. In Leeuwarden is er een collectief warmtesysteem. Dit is een flexibel
systeem en kan geothermie gebruiken op later moment. Hoe kijkt de
minister tegen dit type oplossingen aan en de rol daarbij voor de
gebouwde omgeving? 

 

Dat is een ontwikkeling die ik toejuich. Hiermee wordt de verduurzaming
van de warmtevoorziening in de gebouwde omgeving actief vormgegeven. Het
warmtenet in Leeuwarden kan in de toekomst groeien naar een warmtenet
dat meer dan de helft van Leeuwarden van duurzame warmte kan voorzien.

Om het warmtenet te realiseren, heeft Gemeente Leeuwarden een
samenwerkingsovereenkomst met warmtebedrijf Ennatuurlijk gesloten. Er
zijn afspraken vastgelegd over bijvoorbeeld de minimale duurzaamheid van
de geleverde warmte, de leveringszekerheid, de betaalbaarheid en de
‘openheid’ van het net, zodat ook andere partijen warmte aan het
warmtenet van Ennatuurlijk kunnen leveren naast de genoemde
geothermiebron. 

In Leeuwarden heeft Warmtebedrijf Ennatuurlijk momenteel twee
warmtenetten. Deze leveren in totaal 75.000 GJ warmte per jaar aan
zo’n 1.800 huishoudens en 8 bedrijven. De huidige warmtenetten hebben
ieder een andere warmtebron. Een warmtekrachtkoppeling (WKK) zorgt in
Camminghaburen voor de warmte in de wijk. In de WKK wordt aardgas
verbrand en omgezet in elektriciteit en warmte. In Zuidlanden wordt
gebruikt gemaakt van biogas. Hiervoor wordt mest vergist van de koeien
van Dairy Campus (onderdeel van Wageningen University & Research). Deze
warmte wordt ingezet voor de verwarming van 750 woningen in Techum en
Jabikswoude. De plannen voor het warmtenet in Leeuwarden werkt
Ennatuurlijk samen uit met Ede-Wageningen Engineering, Antea Group,
Royal HaskoningDHV, A. HAK, Visser & Smit Hanab en Bureau Schmidt uit
Leeuwarden. De duurzame aardwarmte voor het warmtenet zal afkomstig zijn
van Warmte van Leeuwarden, een initiatief van Ennatuurlijk, Shell,
Energie Beheer Nederland (EBN) en Bouwgroep Dijkstra Draisma. 

Naar verwachting wordt in 2021 aan de zuidkant van de stad een eerste
geothermiebron geboord. In 2021 wordt dan gestart met de aanleg van de
eerste 11 kilometer in het zuiden van Leeuwarden. De bedoeling is dat er
rond Leeuwarden een warmtering wordt aangelegd. Naast de
aardwarmtebronnen kunnen hierop ook andere duurzame warmtebronnen worden
aangesloten, zoals restwarmte uit industrie. De CO2-reductie van het
warmtenet in Leeuwarden zal in 2030 minstens 70% zijn. In 2040 moeten de
netten CO2-neutraal zijn. 

8. Is de minister bereid om samen met de minister van Binnenlandse Zaken
en Koninkrijksrelaties het gebruik van hybride warmtepompen te
stimuleren, conform de motie van het CDA? 

 

In de Routekaart Groen Gas (Kamerstuk 31813, nr. 487) van 30 maart 2020
is aangekondigd dat het kabinet nader zal onderzoeken of en hoe hybride
warmtepompen verder gestimuleerd kunnen en moeten worden. Op dit moment
wordt de installatie van hybride warmtepompen reeds gestimuleerd via de
ISDE. Samen met de minister van BZK geef ik op dit moment uitvoering aan
bovengenoemde motie en is er ambtelijk onderzoek gaande naar de verdere
stimulering van hybride warmtepompen. Het kabinet verwacht uw Kamer in
de eerste helft van 2021 hier nader over te informeren. 

9. Wat vindt de minister van het pleidooi van Levinus Timmerman,
voormalig adviseur van de Hoge Raad, dat bedrijven losser zouden moeten
komen te staan van het winstbelang van aandeelhouders, en (nog) meer
onderdeel van de samenleving worden? Bijvoorbeeld door het laten
vaststellen van een ‘purpose’, de reden van bestaan, als houvast
tegenover aandeelhouders. 

 

Ik vind vooral dat het evenwicht tussen belangen van de verschillende
stakeholders van een onderneming goed moet zijn. Daarop ziet zowel Boek
2 van het Burgerlijk Wetboek (zoals de medezeggenschapsrechten voor
werknemers), als de Nederlandse corporate governance code. Daarbovenop
heeft het kabinet het wetsvoorstel gedaan voor de Wettelijke Bedenktijd
voor beursvennootschappen. Deze ligt momenteel voor in de Eerste Kamer. 

Nederlandse ondernemingen kenmerken zich doorgaans al door het
zogenaamde Rijnlandse ondernemingsmodel, ook wel bekend als het
stakeholdersmodel. In dit ondernemingsmodel staan meer belangen dan
slechts het aandeelhouderbelang centraal. Dat betekent overigens niet
dat aandeelhoudersbelangen er niet toe doen en een onderneming daar los
van moet komen te staan. 

Het laten vaststellen van een ‘purpose’ is een interessante
gedachte. Ik houd de ontwikkelingen op dit gebied nauw in de gaten, maar
uiteindelijk is de minister van Rechtsbescherming op dit dossier de
eerstverantwoordelijke. 

 

10. Mkb-bedrijven zonder beursnotering vallen niet onder de
drempelwaarden van de AFM maar zijn wel van belang voor onze economische
veiligheid. Zij zijn kwetsbaar voor ongewenste overnames en
investeringen buiten het zicht van de overheid. Wat doet het kabinet om
deze bedrijven te beschermen? De overname van een kleine
keuringsinstantie voor pleziervaartuigen in Friesland door een Chinees
bedrijf is ogenschijnlijk onschuldig, maar deze bedrijven en hun kennis
zijn wel de achilleshiel van de Nederlandse economie. Vindt de minister
dit ook? En hoe anticipeert Nederland op de toename van de invloed en
investeringen van China in Nederland en de EU? Waarom is de
aangekondigde wetgeving voor een stelsel van investeringstoetsing verder
naar achteren geschoven, nu de urgentie groter is dan ooit? 

 

De Nederlandse economie is sterk gebaat bij zijn openheid en
internationale verwevenheid. Juist investeringen en de uitwisseling van
technologie, kennis en talent zijn essentieel voor het Nederlandse
verdien- en innovatievermogen. Het kabinet houdt vanzelfsprekend een
vinger aan de pols bij marktontwikkelingen en zal bij mogelijke
ongewenste overnames en investeringen gepast reageren wanneer er
risico's voor de Nederlandse publieke belangen ontstaan. Hierbij wordt
in eerste aanleg altijd gekeken naar mogelijkheden in de markt zelf, al
dan niet met ondersteuning vanuit de overheid. 

 

Momenteel kent Nederland ook al verschillende sectorspecifieke
investeringstoetsen. Aanvullend daarop werk ik samen met de minister van
Justitie en Veiligheid (J&V) momenteel aan een brede investeringstoets
op risico’s voor de nationale veiligheid. Dit wetsvoorstel zal ook van
toepassing zijn op mkb-bedrijven zonder beursnotering mits de
investering of overname waarbij ze betrokken zijn binnen de reikwijdte
van de investeringstoets valt. Ook een MKB-bedrijf zonder beursnotering
dat actief is met dual-use technologie, valt onder de reikwijdte van de
toets. In dat geval wordt er een beoordeling gemaakt van risico’s voor
de nationale veiligheid en een besluit genomen hoe deze op proportionele
wijze beheerst kunnen worden.  

Er wordt momenteel hard gewerkt aan dit wetsvoorstel. Het is een complex
traject en het is daarom belangrijk dat het een zorgvuldig
wetgevingsproces doorloopt om zowel recht te doen aan de nationale
veiligheid als aan de belangen van bedrijven en ondernemers. Naar
verwachting wordt het wetsvoorstel in het eerste kwartaal van 2021 aan
uw Kamer aangeboden. Natuurlijk is het kabinet goed doordrongen van het
belang van deze brede investeringstoets voor de nationale veiligheid.
Daarom heeft het op 2 juni 2020 aangekondigd dat het voornemens is om
een peildatum op te nemen in het wetsvoorstel. Het gevolg hiervan is dat
na inwerkingtreding van de wet, overnames en investeringen die vanaf 2
juni 2020 zijn gedaan met terugwerkende kracht getoetst kunnen worden
– mits deze overnames en investeringen binnen de reikwijdte van de wet
vallen en er vanuit de bescherming van onze nationale veiligheid
aanleiding voor is. 

 

Met betrekking tot de genoemde investering door een Chinees bedrijf in
de Nederlandse instantie die toeziet op de kwaliteit van plezierjachten,
zijn er vanuit het oogpunt van nationale veiligheid geen bezwaren. Deze
overname zou dan ook niet vallen binnen de reikwijdte van de
investeringstoets. Ook zijn er geen concurrentie- en
mededingingsrechtelijke bezwaren tegen deze overname. Daarbij moeten dit
soort keuringsinstantie onverkort aan de Nederlandse en Europese
regelgeving voldoen en kunnen ze hierop gecontroleerd worden. 

 

11. Maakbedrijven, in bijvoorbeeld de maritieme sector, auto- of
luchtvaartindustrie, dreigen uit Nederland te verdwijnen, omdat andere
lidstaten met Europese middelen uit het RRF (EU-coronafonds) fors in
deze sectoren investeren waar Nederland dat vooralsnog niet doet. Klopt
dit, vraag ik de minister? En is zijn indruk dat de Nederlandse
concurrentiepositie hierdoor verslechtert en een sector als de maritieme
industrie op achterstand wordt gezet? 

 

Andere landen zijn net als Nederland bezig met de planvorming voor de
Europese herstelfaciliteit. Het is te voorbarig om in te gaan op de
ambities van andere lidstaten. De definitieve plannen dienen aan strakke
voorwaarden te voldoen en moeten daarom eerst door de Europese Commissie
worden beoordeeld voordat middelen beschikbaar komen. 

Bij uitvoering van de plannen zijn lidstaten bovendien gehouden aan
bestaande EU-regelgeving ten aanzien van aanbestedingen en staatssteun.
Het is vooralsnog niet mijn indruk dat de RRF-inzet van andere
EU-lidstaten de Nederlandse concurrentiepositie verslechtert. 

 

12. Het CDA is op het functioneren van Invest-NL niet gerust, met name
omdat projecten niet loskomen en middelen op de plank blijven. Kan de
minister hierop een toelichting geven? Welke projecten zijn inmiddels
met of via Invest-NL gefinancierd? 

 

Invest-NL heeft begin deze week een interim-bericht gestuurd naar uw
Kamer waarin de heer Bos, CEO van Invest-NL, ingaat op de ontwikkelingen
van de organisatie. Zoals u in deze brief kunt lezen ziet Invest-NL dat
er een grote vraag is vanuit de markt. Dat is mooi om te zien en daar
ben ik dan ook blij mee. Tegelijkertijd zijn de financieringen complex
en vragen ze tijd. Dit vergt een zekere doorlooptijd in een organisatie
die een snelle opbouwfase zit. 

Toch kunnen er al een aantal financieringen genoemd worden: 

Na het uitbreken van de coronacrisis heeft Invest-NL € 100 miljoen
uitgetrokken voor overbruggingskredieten voor start- en scale-ups.
Invest-NL verwacht voor het einde van het jaar 5-10 andere
financieringen te kunnen melden. 

Daarnaast heeft Invest-NL recent € 5 miljoen financiering verstrekt
aan het Duurzaam MKB-fonds om duurzame mkb-ondernemers te helpen tijdens
de coronacrisis. 

Tevens heeft Invest-NL samen met de Europese Investeringsbank (EIF) het
Dutch Future Fund (DFF) opgezet. Vanuit dit fonds zullen er middelen
beschikbaar zijn voor start- en scale ups uit diverse voor Nederland
belangrijke sectoren. 

Daarnaast onderzoekt het kabinet samen met Invest-NL het opzetten van
een soortgelijk fonds voor grotere investeringsbedragen (deep tech) en
het ontwikkelen van een financieringsbron voor het stimuleren van
non-bancaire mkb-financiering. Voor deze drie initiatieven is vanuit
Invest-NL € 250 miljoen beschikbaar en heeft het kabinet € 250
miljoen gereserveerd. 

Daarnaast is Invest-NL ook bezig om zoveel mogelijk gebruik te maken van
Europese faciliteiten. Zo is de instelling inmiddels geaccrediteerd voor
het InnovFin-programma van de Europese Investeringsbank. Gebruikmakend
van dit garantieprogramma zal Invest-NL financiering kunnen verschaffen
met een onderliggende garantie van EIF. 

Al met al denk ik dat Invest-NL langzaamaan op stoom komt. Ik ga er
vanuit dat de instelling deze lijn voortzet en de komende tijd steeds
beter haar rol en positie pakt. 

 



13. Kan de minister een concrete datum noemen waarop de tweede ronde van
NGF open gaat? 

 

In het voorjaar van 2021 zal de volgende ronde van start gaan. Een
precieze datum kan ik nog niet noemen, dit hangt ook af van het verloop
van de eerste ronde. Zodra er hierover meer duidelijkheid is, zal het
kabinet uw Kamer informeren. 

Antwoorden op de vragen gesteld door de SP 

 

1. Het plan - zonnepanelen op daken - waarmee je tienduizenden
banen kan creëren, energiearmoede kan verminderen en aan energiedoelen
kan bijdragen, laat het kabinet liggen. Waarom komt er geen publieke
energievoorziening en een programma waarmee we zonnepanelen op daken
leggen? 

 

We hebben een programma om zonnepanelen op daken te leggen. Er zijn meer
Rijksregelingen gericht op zonnepanelen op daken dan op enige andere
vorm van duurzame energieopwekking. 

Bijvoorbeeld de SDE+ en de postcoderoosregeling, die volgend jaar wordt
vervangen door de subsidieregeling coöperatieve energieopwekking. Ook
wordt de ISDE binnenkort verbreed met zonnepanelen. Maar we kunnen
mensen niet dwingen: het is hún huis.

 

In de KEV wordt voor de komende jaren een sterke groei verwacht van het
aantal zonnepanelen. Dat levert niet alleen veel hernieuwbare energie
op, maar ook groene banen. 

 

Ook in de RES’en is er volop aandacht voor de ontwikkeling van zon op
dak. De regio’s maken plannen voor de opwek van 35 TWh zon en wind,
mede met behulp van de zonneladder. Hierbij worden regio’s ook
aangemoedigd om kleinschalig zon-op-dak te betrekken in de RES. 

 

Wel wordt er specifiek aandacht besteed aan het stimuleren van
zonnepanelen op daken van maatschappelijk vastgoed en daken en gronden
in bezit van het Rijk. Over deze wijze van invulling van het stimuleren
van zonnepanelen op Rijksvastgoed heb ik u vrijdag 30 oktober jl.
geïnformeerd, in de brief 'Programma’s voor de opwek van duurzame
energie op Rijksareaal'. 

 

Dat de stimulering in bepaalde regelingen, zoals de salderingsregeling,
kan worden afgebouwd komt doordat zonnepanelen steeds goedkoper kan
worden. Dit gaat niet ten koste van het volume, zoals de resultaten uit
de KEV ook illustreren. 

 

Een publieke energievoorziening is niet nodig. Marktpartijen zijn heel
goed in staat om burgers en bedrijven van energie te voorzien én zijn
ook hard aan het verduurzamen. 

 

2. Ons voorstel is om massaal woningen te isoleren en te verbeteren.
Dit nu doen zorgt dat de energierekening omlaag gaat en dat we de
doelen halen en banen erbij krijgen. Heeft het kabinet een argument om
dit niet direct te doen? 

 

Het kabinet deelt de stelling van de SP dat inzetten op het isoleren van
woningen allerlei doelen dient. We zetten hier ook al op in. Zo is er
onder meer de subsidieregeling energiebesparing eigen huis (SEEH),
gericht op de isolatie van particuliere woningen. Deze regeling zal
vanaf januari worden opgenomen in de ISDE. 

 

De minister van BZK zal naar aanleiding van de motie Segers/Klaver
(Kamerstuk 35570, nr. 26) de Kamer zeer binnenkort een brief sturen over
een nationaal isolatieprogramma. 

3. De klimaattransitie kost ook banen. Er staat een kapotte centrale op
de Maasvlakte. Deze zou zijn gekocht voor 200 miljoen euro door de
eigenaar, inclusief twee Duitse centrales. Klopt dit? Het kabinet is
bereid een kwart miljard te betalen voor de ene centrale. 

Kan het kabinet garanderen dat de medewerkers in de kolencentrale en in
de gehele keten een regeling krijgen, minstens zo goed als de regeling
voor de Hemwegcentrale? 

De aankoopprijs van de centrale door de eigenaar van ENGIE is niet te
verifiëren. Het feit dat alleen wordt gesproken over de schuldreductie
van ENGIE van 200 miljoen laat ruimte voor een hogere koopprijs. Bij
eventuele versnelde stopzetting met een subsidie mag geen sprake zijn
van overcompensatie. Met andere woorden, als er een subsidie wordt
verstrekt, kan deze niet hoger zijn dan de huidige waarde van de
centrale. De Europese Commissie ziet erop toe dat er geen sprake zal
zijn van ongeoorloofde staatssteun, dus van overcompensatie. Bij het
bepalen van de waarde van de centrale word ik geholpen door een externe
adviseur. 

Werknemers van de kolencentrale die als gevolg van een eventuele
beëindiging van de elektriciteitsproductie met behulp van kolen door
middel van de voorgestelde subsidie voor vrijwillige sluiting hun baan
verliezen, moeten door het bedrijf adequaat worden ondersteund. Ik heb
daarom eisen gesteld aan het plan dat de centrales hiertoe moeten
opstellen, wat aansluit bij de uitgangspunten die zijn gehanteerd bij
het Westhavenarrangement (in het kader van de sluiting van de
Hemwegcentrale). Werknemers kunnen een financiële tegemoetkoming
krijgen en worden ondersteund en begeleid in de zoektocht naar een
nieuwe baan.

Antwoorden op de vragen gesteld door de D66 

 

1. Het is belangrijk om snel een eindjaar en voortvarend afbouwpad voor
de subsidies op houtachtige biomassa te hebben en dit geld nuttig voor
andere doelen te benutten. Wanneer komt het advies van het PBL? Welke
opdracht is er meegegeven door de minister over het afbouwpad? 

 

Het kabinet is voornemens de uitfaseringsstrategie voor subsidies op
houtige biogrondstoffen eind dit jaar aan uw Kamer aan te bieden.
Hiermee zal in december 2020 de uitfaseringsdatum voor subsidies op
houtige biogrondstoffen voor lage temperatuurwarmte bekend zijn. Het PBL
is gevraagd inzicht te geven in de haalbaarheids- en
betaalbaarheidseffecten van verschillende uitfaseringsdata op de
transitie naar een duurzame energievoorziening. Het PBL brengt verder in
beeld hoe houtige biogrondstoffen momenteel worden ingezet, alsmede
welke alternatieve warmtebronnen er zijn in de energietransitie. 

 

2. 1 op 6 projecten uit de SDE++ gaan niet door. Hoe zorgt de minister
dat deze projecten toch door kunnen gaan? En hoe zorgt de minister dat
de SDE-overschotten beschikbaar blijven voor de energietransitie (en
niet zoals dit jaar 680 miljoen euro terug laten vloeien naar de
algemene middelen)? 

 

Omdat de SDE++ alleen subsidie uitkeert indien projecten ook
daadwerkelijk produceren, blijven de kasuitgaven van de SDE++ achter
indien projecten uitvallen of minder produceren dan oorspronkelijk
verwacht werd. 

De meeste uitval in aantallen is te zien bij zon-PV-projecten. Om de
regeling zo toegankelijk mogelijk te maken is voor veel zon-PV-projecten
bij de aanvraag geen vergunning nodig, waardoor deze projecten vaak
minder ver gevorderd zijn op het moment dat ze subsidie aanvragen en
hierdoor relatief vaak uitvallen of vertragen. Het is mogelijk om uitval
van projecten binnen de SDE++ te beperken door de indieningseisen voor
met name zon-PV te verhogen. Dit zou er echter toe leiden dat het met
name voor kleinschalige projecten het lastiger wordt om in te dienen.
Daarom is ervoor gekozen om eventuele niet benutte middelen in enig jaar
beschikbaar te houden voor uitgaven aan projecten in toekomstige jaren
middels de begrotingsreserve duurzame energie. 

Het geheel van de meerjarig beschikbare middelen, inclusief de
begrotingsreserve duurzame energie, is toereikend en nodig voor het
bereiken van de klimaatdoelstellingen. 

 

3. D66 wil de ontwikkeling van waterstof versnellen, maar dit moet wel
bijdragen aan klimaatdoelen en niet tot meer CO2-uitstoot leiden. Dit
risico is er als we niet meer schone opwekkingscapaciteit creëren. Hoe
kan het verlenen van vergunningen voor meer wind op zee versneld worden?


 

Met de huidige routekaart windenergie op zee wordt invulling gegeven aan
de doelstelling uit het Klimaatakkoord om in 2030 49 TWh productie van
windenergie op zee te hebben. Dit komt overeen met ongeveer 40% van ons
huidige elektriciteitsgebruik en is dus al zeer substantieel. Het
realiseren van meer wind op zee voor 2030 behelst dan ook meer dan het
alleen verlenen van meer vergunningen. Verdere groei van windenergie op
zee zal goed moeten aansluiten (in tijd, locatie en technisch) met de
ontwikkeling van de vraag op land (waaronder de groei van
waterstofproductie uit elektrolyse). Ik ben voornemens om volgende week
een brief aan uw Kamer te versturen waarin ik schets welke
randvoorwaarden nodig zijn om verdere groei van wind op zee mogelijk te
maken en welke acties ik reeds in gang zet om de uitrol te kunnen
versnellen indien dit nodig is. 

Antwoorden op de vragen gesteld door PvdA 

 

1. In juni motie PvdA over onconventionele middelen om Tata Steel te
helpen naar het "next level" te gaan, uiteindelijk moet waterstof de
energiebron worden voor de staalindustrie. Er liggen nu concrete plannen
en een uitgebreide werkgroep met naam en faam. Is de minister bereid met
de initiatiefnemers te spreken, bereid om dit plan te omarmen en
desnoods een consortium op te zetten om Tata Steel naar het next level
te tillen? 

Mede op basis van eerdere oproepen en moties uit de Kamer is het kabinet
intensief in gesprek met Tata Steel op alle niveaus: Tata Steel
Nederland (IJmuiden), Tata Steel Europe, Tata Steel Limited
(hoofdkantoor India). Wij zijn gezamenlijk en constructief plannen aan
het uitwerken voor een competitief, groen en toekomst-bestendig
staalbedrijf van wereldklasse, op de unieke locatie in IJmuiden. 

We zijn blij dat er meer partijen geïnteresseerd zijn in de toekomst
van Tata Steel Nederland. Tegelijk, zou het op dit moment gesprekken
aangaan met andere partijen over de toekomst van het bedrijf, buiten het
bedrijf om, de verkeerde signalen zenden en verstoort dit het proces.
Het blijft primair de verantwoordelijkheid van Tata Steel om als een
toekomstbestendig staalbedrijf te opereren in IJmuiden. Tata Steel heeft
net zoals een aantal andere energie-intensieve bedrijven een grote
uitdaging om te verduurzamen

Antwoorden op de vragen gesteld door de ChristenUnie 

 

1. Komt Maritiem ook aan bod bij Europese Recovery Fund, nu andere
landen dat ook doen? Bewaakt de minister het EU-level playing field met
eerlijke concurrentie?

 

Andere landen zijn net als Nederland bezig met de planvorming voor de
Europese herstelfaciliteit. We moeten eerst afwachten, totdat de Raad in
dialoog met het Europees Parlement een definitief ei heeft gelegd over
de contouren waarbinnen je dat mag aanvragen. Ik kan dus niet
vooruitlopen op de inhoud van een Nederlands herstelplan. De
definitieve plannen dienen aan strakke voorwaarden te voldoen en moeten
daarom eerst door de Europese Commissie worden beoordeeld voordat
middelen beschikbaar komen. Bij uitvoering van de plannen zijn lidstaten
bovendien gehouden aan bestaande EU-regelgeving ten aanzien van
aanbestedingen en staatssteun. Het kabinet zal de Commissie vragen om op
naleving van deze regels toe te zien. Het is vooralsnog niet mijn indruk
dat de RRF-inzet van andere EU-lidstaten de Nederlandse
concurrentiepositie verslechtert 

Verder volg ik de internationale concurrentiepositie van de maritieme
sector actief. Mede op basis van de motie Palland (Kamerstuk 21501-30,
nr. 475) verken ik momenteel samen met de sector in hoeverre aanvullende
instrumenten nodig zijn.  

 

2. Er moet een tand bij qua klimaatbeleid. In november komen er
voorstellen van de studiegroep, wil de minister met ons met een open
mind naar die voorstellen kijken en het klimaatprobleem niet naar een
volgend kabinet door schuiven? 

Ik ga ervan uit dat wordt gedoeld op de voorstellen van de ambtelijke
Studiegroep “Aanvullende klimaatopgave Green Deal”, waarover de
Kamer in juni per brief is geïnformeerd. De rapportage van deze
Studiegroep wordt eind dit jaar verwacht, nog niet in november. Ik kijk
met gretigheid naar de voorstellen en zal welwillend kijken naar
voorstellen als die op heel korte termijn al tot resultaat zouden kunnen
leiden. Ik kan echter een aankomende nieuwe regering niet voor de voeten
gaan lopen met fundamentele stappen. 

Ik wil de resterende tijd van het kabinet dan ook gebruiken om te zorgen
dat de uitvoering van die maatregelen helemaal op stoom is. Dat is ook
de reden dat het kabinet zich nu richt nu op de intensivering van de
uitvoering, zodat alle KA-maatregelen volgend jaar hopelijk wel geschikt
zijn is om in de volgende KEV te worden meegenomen. 

Het blijft overigens duidelijk dat er aanvullende maatregelen nodig
zijn: 

(i) om in te spelen op de tegenvallers als gevolg van de exogene
omstandigheden,

(ii) invulling te kunnen geven aan de extra opgave die voortvloeit uit
de aangescherpte Europese ambitie.

3. Regionale en lokale energietransitie: is de minister bereid gemeenten
te steunen bij de lokale transitie en is de minister bereid hobbels bij
landelijke regels (o.a. burgerparticipatie) weg te nemen zodat deze op
gang kan komen? 

 

Ja, ik ben bereid om gemeenten te steunen bij de lokale transitie. Dit
doen we bijvoorbeeld via de RES’en. Zo is er een aanpak ontwikkeld,
naar aanleiding van de motie van de leden Moorlag/Agnes Mulder
(Kamerstuk 30196, nr. 654), om belemmeringen in wet- en regelgeving waar
mogelijk weg te nemen en knelpunten op te lossen. Hierover heb ik uw
Kamer geïnformeerd in de brief over de stand van zaken Regionale
Energie Strategie van 30 oktober 2020. Het gaat hierbij om een breed
scala aan items, variërend van de (beschikbare) netcapaciteit en de
moeilijkheid om in deze coronaperiode te komen tot goede participatie in
het RES-proces tot zorgen over de betaalbaarheid en financiering van de
energietransitie. 

 

Ook heb ik recent een juridische factsheet uitgebracht over participatie
bij hernieuwbare energieprojecten. De factsheet laat zien dat er
voldoende juridische mogelijkheden zijn om invulling te geven aan de
afspraken uit het Klimaatakkoord over participatie. Het bevoegd gezag
kan in eigen beleid een inspanningsplicht voor een initiatiefnemer kan
opnemen om draagvlak te verkrijgen. 

Bij het maken van hun Transitievisie Warmte kunnen gemeenten
instrumenten als de Startanalyse en de Leidraad gebruiken, die via het
Expertise Centrum Warmte ter beschikking worden gesteld. Daarnaast
worden gemeenten via het programma aardgasvrije wijken ondersteund om
kennis en ervaring op te doen met de wijkaanpak ten behoeve van
verduurzaming. Participatie van bewoners is in de wijkaanpak een
belangrijk onderdeel. Met betrekking tot de opbouw van lokaal draagvlak
nodig ik de leden uit om de website   HYPERLINK
"https://www.energieparticipatie.nl"  https://www.energieparticipatie.nl
 te bezien.  

Antwoorden op de vragen gesteld door PvdD 

1. Hoe kan het dat het groenste kabinet zo weinig voor elkaar heeft
gekregen: geen CO2-reductie 49%, onvoldoende energiebesparing, doel
hernieuwbaar niet gehaald, Urgenda waarschijnlijk niet haalbaar? Waar
zit dat in?

En hoe kan het dat Nederland wacht met opschalen naar 55% reductie tot
er Europese overeenstemming is bereikt? 

De ramingen van het PBL voor 2030 geven aan dat met het beleid wat is
doorgerekend de doelen voor 2030 nog niet worden gehaald. Het PBL heeft
echter een aanzienlijk deel van het beleid wat 1 mei 2020 nog niet kon
worden doorgerekend nog niet meegenomen in hun analyse. Met die
aanvullende beleidsmaatregelen zet het kabinet nog stappen om de doelen
voor 2030, 2020, het aandeel hernieuwbare energie en energiebesparing te
realiseren. Daarnaast is er sprake van tegenvallers voor het doelbereik
die veroorzaakt worden door statistische bijstellingen en exogene
ontwikkelingen op de energiemarkten. 

Zoals bekend heeft Nederland als initiator van een ambitieuze kopgroep
succesvol gelobbyd dat de Commissie een voorstel voor aanscherping van
de Europese klimaatdoelstelling heeft gepresenteerd, dat van groot
belang is voor een gelijk speelveld in Europa. Nederland zet hierbij in
op besluitvorming in de Europese Raad van december. De Europese
Commissie komt mede 2021 met de wetgevende voorstellen voor de
aanscherping van de instrumenten. Daaruit wordt dan duidelijk wat de
Nederlandse opgave wordt. Om daar op voorbereid te zijn is een
ambtelijke studiegroep nu al bezig om aanvullende maatregelen in kaart
te brengen om invulling te geven aan deze aanvullende nationale opgave.
De verwachting is dat deze studiegroep eind dit jaar haar rapport
afrondt. 

2. De gepresenteerde oplossingen voor de ODE dragen bij aan problemen,
grootvervuilers betalen minder en de glastuinbouw krijgt een
vrijstelling. Is de minister het ermee eens dat er gelijkere fiscale
behandeling nodig is?

Het kabinet deelt de constatering dat het wenselijk is om tot
effectievere fiscale prikkels voor verduurzaming te komen, met behoud
van verdienvermogen en onze concurrentiepositie. Hiervoor lopen diverse
trajecten. Ten eerste is de Europese Commissie voornemens de Europese
Richtlijn Energiebelastingen te herzien zodat deze past in het streven
naar een CO2-neutrale energiehuishouding in 2050. De Europese Commissie
zal in het kader van de Europese Green Deal naar verwachting in de
eerste helft van 2021 met concrete voorstellen komen om de Richtlijn
energiebelasting te hervormen. Het kabinet verwelkomt deze hervorming,
omdat die ruimte kan bieden om specifieke uitzonderingen voor bedrijven
of sectoren te beperken of af te bouwen met behoud van het gelijke
speelveld. 

 

Daarnaast lopen er drie trajecten nationaal: de evaluatie van de
energiebelasting, het interdepartementaal beleidsonderzoek financiering
van de energietransitie en de evaluatie van de ODE. Deze trajecten zijn
gepland om in het voorjaar van 2021 afgerond te worden en de uitkomsten
zullen dan met uw Kamer worden gedeeld. Samen zullen deze trajecten de
doelmatigheid en doeltreffendheid van de energiebelasting en ODE
evalueren, hun rol in de energietransitie onderzoeken en een brede
verkenning van beleidsopties geven. Op basis hiervan kan een volgend
kabinet nadere keuzes maken met betrekking tot de energiebelastingen en
de bredere bekostiging van de energietransitie. 

3. 6,6% van de bedrijven onder de besparingsplicht houdt zich eraan. Is
de minister het ermee eens dat hij zich hiervoor moet schamen? 

Het geschetste beeld wordt niet herkend. Als het gaat om de
informatieplicht en de energiebesparingsplicht, die gaan over het
uitvoeren van alle besparingsmaatregelen met een terugverdientijd van
maximaal vijf jaar, dan is de situatie als volgt. Meer dan 52.500
bedrijven en instellingen hebben hun energierapportage conform de Wet
milieubeheer ingediend. Dat is 60-70% van het totale bestand. Ruim 37%
van de bedrijven geeft aan te voldoen aan de energiebesparingseisen,
waarvan 25% nog geverifieerd moet worden op de ingevulde antwoorden.
Bijna 63% geeft aan dat er nog maatregelen genomen moeten worden. Bij de
helft hiervan gaat het om minder dan een kwart van de te nemen
maatregelen; het merendeel van de maatregelen is dus ook in die gevallen
al genomen. Uitvoering van de maatregelen door een bedrijf is vaak
afhankelijk van een “natuurlijk moment”, zoals een renovatie of
verhuizing. De wet voorziet in deze ruimte.

Uiteraard zet ik mij in voor een nog hoger nalevingspercentage. Daarom
worden in 2020 en 2021 door mij extra middelen (2 x € 5 miljoen) aan
het bevoegd gezag ter beschikking gesteld om toezicht en handhaving in
te zetten op bedrijven en instellingen die ten onrechte niet
gerapporteerd hebben of waar het naleefniveau (nog) te laag ligt.

4. Voelt de minister van Economische Zaken en Klimaat zich
verantwoordelijk voor de luchtvaartsector – hoewel het niet direct
onder hem valt – die zo een impact op zijn klimaat heeft? Is hij het
ermee eens dat zijn klimaatbeleid ongeloofwaardig is? 

Daar ben ik het niet mee eens. Met de ontwerpluchtvaartnota heeft
kabinet een wettelijk nationaal CO2-plafond voorgesteld. Dit voorstel
komt voort uit het duurzame luchtvaartakkoord en wordt door de sector
gesteund. Het plafond kent de volgende doelen: De CO2-uitstoot van uit
Nederland vertrekkende vluchten is in 2030 gelijk aan 2005, in 2050
minimaal gehalveerd ten opzichte van 2005 en in 2070 nul. Het
voorgestelde plafond wordt afgemeten aan brandstofgebruik van
vertrekkende vluchten. Om aan dit plafond te voldoen mag geen
compensatie in andere sectoren of landen plaatsvinden. Nederland geeft
hiermee het goede voorbeeld door qua klimaatbeleid verder te gaan dan
wat internationaal vereist is.

5. Bij klimaatcrisis zijn er steeds tegenvallers, en zijn gevolgen
groter en sneller dan gedacht. Zo ontdooit het permafrost en worden de
oceanen warmer. Ik vraag de minister: waarom wilt u zo graag aan de
verkeerde kant van de geschiedenis staan? 

Ik ben niet geïnteresseerd in mijn plaats in de geschiedenis. Ik richt
mij op het Nederland van de toekomst. Die toekomst vergt een strijd om
het goede, die niet met een druk op de knop tot stand komt. Ik kies
ervoor om die strijd aan te gaan, met duizenden anderen, in alle voor-
en tegenspoed, in de wetenschap dat dat meer bijdraagt dan alle
commentaar van de zijlijn bij elkaar.  

6. Kent de minister de brandbrief van milieuorganisaties en omwonenden
over de inzet van biogrondstoffen? Kunt u daarop reageren? 

Ja, ik ken deze brief. Ik begrijp de zorgen die er maatschappelijk zijn.
Met het recent verschenen Duurzaamheidskader biogrondstoffen wil het
kabinet deze zorgen ook verder recht doen. Dat neemt niet weg dat het
kabinet ervan overtuigd is dat de inzet van biogrondstoffen noodzakelijk
is in de transitie naar een klimaatneutrale en circulaire economie in
2030 en 2050. Waarbij een eerste vraag steeds zal moeten zijn of de
inzet van duurzame biogrondstoffen noodzakelijk is. Hierbij gaat het
kabinet uit van de tijdige afbouw van de stimulering van laagwaardige
toepassingen, mits er betaalbare en haalbare duurzame alternatieven
zijn. 

Met de wet Verbod op kolen is vastgelegd dat per 2020 de Hemwegcentrale
en per 2025 de Amercentrale niet meer elektriciteit uit kolen mogen
produceren en per 2030 geldt hetzelfde voor de drie overige (nieuwste)
centrales. Het staat de centrales vrij om te bouwen naar andere
brandstoffen. 

De totale hoeveelheid SDE+ subsidiebeschikkingen voor bij- en meestook
in kolencentrales zijn, zoals afgesproken in het energieakkoord,
gemaximeerd op 25PJ. Er worden geen nieuwe subsidies voor bij-en
meestook van biomassa afgegeven. 

Zoals aangegeven in mijn reactie (Kamerstuk 32813 nr. 554) op de motie
Sienot c.s. over het gebruik van vaste houtige biomassa voor
energietoepassingen, zal het kabinet geen nieuwe subsidie beschikbaar
stellen voor het gebruik van vaste houtige biomassa voor de productie
van uitsluitend elektriciteit.

Antwoorden op de vragen gesteld door de SGP 

 

1. Groeifonds: vanuit verschillende ministeries zijn plannen ingediend
voor de eerste ronde van het groeifonds. Stuurt de minister deze naar de
Kamer, zodat Kamer beter inzicht in het fonds krijgt?

 

Afgelopen vrijdag heb ik hierover een brief gestuurd aan uw Kamer. Om
alle ruimte te bieden voor de Kamerbehandeling van het Nationaal
Groeifonds is besloten om de projectvoorstellen uiterlijk 1 januari
2021 naar de beoordelingscommissie door te geleiden. Tot die tijd worden
er geen mededelingen gedaan over ingediende projecten. Dat geeft de
indieners ook meer tijd om hun voorstel te vervolmaken. De voorstellen
worden voorafgaand aan deze doorgeleiding getoetst aan de
toegangspoortcriteria, zoals beschreven in de brief aan uw Kamer
betreffende het Groeifonds van 7 september jl. (Kamerstuk 35300, nr.
83). Transparantie over de voorstellen is uiteraard belangrijk, maar de
communicatie over de ingediende voorstellen is in eerste instantie aan
de onafhankelijke beoordelingscommissie. 

 



Antwoorden op de vragen gesteld door DENK 

1. Door de versobering van het coronasteunpakket komen veel
levensvatbare bedrijven in de problemen tijdens de tweede golf. Is het
kabinet bereid de versobering van het steunpakket ongedaan te maken? 

Het pakket dat eind augustus is aangekondigd en 1 oktober is ingegaan,
is er op ingericht om nieuwe maatregelen te kunnen absorberen. Dat
betekent concreet dat bedrijven bij meer omzetverlies meer steun
ontvangen voor zowel de NOW als de TVL. Ook voor zelfstandig ondernemers
loopt de Tozo door. Het bedrag dat ondernemers en werkenden aan steun
kunnen ontvangen, kan in het vierde kwartaal van dit jaar miljarden
hoger uitvallen. Na de contactbeperkende maatregelen die zijn
aangekondigd op 13 oktober jl., heeft het kabinet besloten om het derde
steunpakket aan te vullen met onder meer verbreding van de TVL en extra
steun voor de horeca.

Tijdens het debat over de aanvullingen op het steun- en herstelpakket op
3 november jl. is aan uw Kamer toegezegd om binnen enkele weken een
brief te sturen waarin het steun- en herstelpakket waar nodig wordt
geactualiseerd en de voorziene afbouw wordt gewogen, conform de motie
Asscher.

2. Wat is eigenlijk de stand van zaken bij Invest-NL? Waarom speelt
Invest-NL geen rol bij het op gang houden van het mkb? 

Waarom heeft Wouter Bos, de directeur van Invest-NL, gezegd dat je voor
minder dan 5 miljoen euro niet aan hoeft te kloppen voor financiering?
Zo zet je toch een groot deel van het mkb buitenspel? 

Begin maart ben ik in een schriftelijk overleg met uw Kamer uitvoering
ingegaan op de rol van Invest-NL wat betreft het mkb. Ik heb hierbij
aangegeven dat er geen ondergrens is voor bedrijven die financiering
zoeken bij Invest-NL. De financiering van het Duurzaam MKB-fonds is hier
een goed voorbeeld van. Door de bijdrage van Invest-NL van € 5 miljoen
kunnen ondernemers terecht voor een financiering tussen € 200.000 en
€ 2.000.000. 

Tegelijkertijd heeft Invest-NL wel een specifieke opdracht meegekregen.
Invest-NL moet additioneel zijn aan het aanbod van de markt, treedt op
waar marktfalen is en is aanvullend aan het bestaand instrumentarium. 

Antwoorden op de vragen gesteld door 50PLUS 

 

1. Waarom zijn er zoveel daken van huurflats nog leeg als het gaat om
zonnepanelen? 

 

Uit gegevens van het AEDES datacentrum blijkt dat het aantal
zonnepanelen op daken van woningcorporaties de afgelopen jaren flink is
gestegen. In 2015 had 2% van de corporatiewoningen zonnepanelen en in
2019 was dat al gestegen tot 7,4%. Dat is een flinke stijging in een
paar jaar tijd. 

Er zijn diverse stimuleringsregelingen beschikbaar voor
woningcorporaties en huurders. Huurders kunnen gebruik maken van de
salderingsregeling en deelnemen aan een postcoderoosproject via de
postcoderoosregeling. Woningcorporaties kunnen ook gebruik maken van de
postcoderoosregeling, dan wel de SDE++-regeling. 

De minister van BZK heeft een wetswijziging van de Woningwet ter
behandeling aan de Tweede Kamer gestuurd, waardoor voor
woningcorporaties belemmeringen worden weggenomen voor het verduurzamen
van het eigen bezit. Deze wijziging maakt het leveren van elektriciteit
aan het net vanaf het eigen vastgoed mogelijk, zonder rechtstreekse
verbinding met de woning. Dit vergroot de mogelijkheden voor
woningcorporaties om zonnepanelen te plaatsen op hun eigen vastgoed en
van de regelingen gebruik te maken die uitgaan van vooral netlevering,
zoals bijvoorbeeld de SDE++ en de postcoderoosregeling. 

Diverse RES-regio’s hebben grote ambities voor het stimuleren van zon
op daken. Dit mede vanwege de toepassing van de zonneladder. Vanuit het
Nationaal Programma Regionale Energiestrategie worden ze ondersteund in
het realiseren van hun ambities. Ik zal met NP RES nagaan hoe hierbij
ook de daken van de woningcorporaties beter kunnen worden benut. 

 

2. Vanaf de leeftijd van 75 jaar kunnen huiseigenaren niet meer lenen
voor het verduurzamen van hun woningen. Wat doet het kabinet voor deze
leeftijdsgrens en voor het ontbreken van ruchtbaarheid vanuit gemeenten
hieraan? 

 

De betaalbaarheid van de energietransitie en, als onderdeel daarvan, de
mogelijkheden voor financiering is een belangrijk aandachtspunt bij de
uitwerking van de verduurzaming van woningen. Er wordt gekeken naar de
mogelijkheden om iedereen in gemeenten mee te laten doen in de
transitie. 

De minister van BZK heeft aangekondigd dat in 2021 het Nationaal
Warmtefonds ook zorg zal dragen voor financiering van de verduurzaming
van woningen van huiseigenaren die 75+ zijn. 

 

3. Kan er voldoende beroep worden gedaan op Europese fondsen? Dit is
volgens 50PLUS niet zo, omdat Nederland niet herstructureert. Graag
reactie van de bewindslieden op hoe ze bedrijven geruststellen dat ze
straks bij Europese gelden kunnen komen.

 

Ik ga ervan uit dat het lid Van Otterloo met de verwijzing ‘Europese
fondsen’ doelt op de Recovery and Resilience Facility van de Europese
Commissie. 

Het kabinet verkent op dit moment de mogelijkheden die de RRF Nederland
biedt. Het kabinet moet eerst afwachten, totdat de Raad in dialoog met
het Europees Parlement een definitief ei heeft gelegd over de contouren
waarbinnen je dat mag aanvragen. Ik kan dus niet vooruitlopen op de
inhoud van een Nederlands herstelplan. 

Het kabinet zal de landenspecifieke aanbevelingen meenemen bij het
opstellen van het Nederlandse herstelplan. 

Daarbij heeft het kabinet misschien niet de verwachting maar
natuurlijk wel de hoop dat sommige van de hervormingen die het
kabinet in de afgelopen augustusbesluitvorming heeft weten te doen,
mogelijk deels kwalificeren voor dat RRF. 

Denk bijvoorbeeld aan de behandeling van vreemd en eigen vermogen.
Denk bijvoorbeeld ook aan het minder flexibel maken van de flexibele
kant van onze arbeidsmarkt. 

 

4. Het CBS heeft in 2012-2013 nieuwe levensverwachtingen gepubliceerd.
Er zit lucht tussen de verschillende levensverwachtingen van landen (en
OESO levensverwachting). Wat is hier nu aan gewijzigd? Levensverwachting
heeft invloed op AOW-leeftijd, dus deze lucht moet eruit. Wat is de
reactie van de minister van Economische Zaken en Klimaat hierop? 

 

Het CBS gaat over de berekeningsmethode en het vaststellen van de
levensverwachting. Daar gaan bewindspersonen niet over. Voor vragen over
de relatie tussen de levensverwachting en de AOW-leeftijd verwijs ik u
naar de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. 

Antwoorden op de vragen gesteld door lid Van Haga 

1. Heeft het kabinet in kaart gebracht hoeveel het de samenleving gaat
kosten als Shell Nederland verlaat?

Shell is een belangrijke werkgever met ongeveer 10.000 medewerkers in
Nederland. Daarnaast is sprake van indirecte werkgelegenheid. Voor wat
betreft duurzaamheid heeft Shell een hoge ambitie: in 2050 geen uitstoot
van broeikasemissies. Tevens is Shell betrokken bij veel
duurzaamheidsprojecten zoals het ontwikkelen van een elektrolyzer voor
waterstof, de aanleg van windparken en het plaatsen van elektrische en
waterstof laadpalen.

De aanwezigheid van het Shell Technology Centre Amsterdam als groot
onderzoeks- en ontwikkelingscentrum geeft een belangrijke spin-off voor
de aantrekkelijkheid van Nederland als vestigingslocatie. 

De aanwezigheid van een multinational als Shell in Nederland draagt
ertoe bij dat Nederland internationaal meer dan gemiddeld mee kan doen.
Op alle continenten (70 markten) is Shell met grote investeringen,
kennis en lokale werkgelegenheid een speler van formaat. Door zijn
relaties met lokale overheden vervult Shell veelal de rol van verbinder
tussen overheid en bedrijfsleven. Daar plukt Nederland in de
internationale contacten de vruchten van.

2. Welke acties gaat de minister nemen ter uitvoering van mijn motie,
ingediend met lid van Raan, nog voor de verkiezingen? 

Zoals verzocht heb ik hierover op 16 oktober jl. een brief gestuurd naar
uw Kamer. Daarin heb ik aangegeven dat ook het kabinet geen wildgroei
van biomassacentrales wilt. Daarom heb ik gemeenten, conform de eerdere
aangenomen motie Sienot en Mulder (Kamerstuk 35300 XIII, nr. 52),
aangespoord om andere duurzame alternatieven dan biomassa te verkennen
voor de lokale warmteopwekking. In vervolg daarop heeft het kabinet in
het Duurzaamheidskader Biogrondstoffen, dat op 16 oktober jl. aan de
Kamer is aangeboden, aangegeven dat het belang van het bezien van
alternatieve warmtebronnen in de RES’en en Transitievisies Warmte,
actief onder de aandacht wordt gebracht bij IPO en VNG. 

Verder geeft het kabinet richting aan de afbouw van de inzet van
biogrondstoffen voor lage temperatuurwarmte. In het Duurzaamheidskader
Biogrondstoffen heeft het kabinet aangegeven de ambitie van de SER te
onderschrijven om, zo snel als dat haalbaar en betaalbaar mogelijk is,
de subsidiëring van houtige biogrondstoffen voor lage temperatuurwarmte
te beëindigen. Daartoe voert het kabinet, geadviseerd door het PBL, de
komende jaren een actief beleid voor een voortvarend afbouwpad met een
gelijktijdige opbouw van alternatieven. In aanvulling zet het kabinet
erop in om houtige biobrandstoffen zo beheerst mogelijk in te zetten,
met als uitgangspunt dat datgene wat niet wordt ingefaseerd, ook niet
hoeft te worden uitgefaseerd.

3. Waarom kunnen we niet op een realistische manier omgaan met
steunpakketten en voor maatwerk zorgen?  

 

Het steunpakket is realistisch, omdat het kan mee ademen met de grillen
van het coronavirus. De vormgeving van het steun- en herstelpakket zorgt
ervoor dat de steun gelijke tred houdt met de impact die een bedrijf
ondervindt: hoe groter het omzetverlies, hoe meer aanspraak een bedrijf
kan maken op NOW- en TVL-subsidies. Ook voor zelfstandig ondernemers
loopt de Tozo door. Het bedrag dat ondernemers en werkenden aan steun
kunnen ontvangen, kan in het vierde kwartaal van dit jaar miljarden
hoger uitvallen. Het steunpakket en de aanpassingen die we daarin
voorstellen bieden nadrukkelijk steun voor sectoren of regio’s waar de
schade door het coronavirus groter is. Bij de wens om meer maatwerk moet
ook nadrukkelijk worden meegenomen dat de uitvoerbaarheid niet in het
gedrang komt. 

 

Tijdens het debat over de aanvullingen op het steun- en herstelpakket op
3 november jl. is aan uw Kamer toegezegd om binnen enkele weken een
brief te sturen waarin het steun- en herstelpakket waar nodig wordt
geactualiseerd en de voorziene afbouw wordt gewogen, conform de motie
Asscher. 

 

4. Europees fonds van 750 miljard euro, daarvan is ongeveer 6 miljard
euro voor Nederland. Europa stelt echter allerlei vereisten om dit geld
te kunnen krijgen zoals het verder beperken van de
hypotheekrenteaftrek. Dit kan toch niet waar zijn? Graag hoor ik van de
minister hoe hij ons eigen geld gaat terughalen zonder dat we daarvoor
door allerlei hoepeltjes moeten springen.  

 

Om aanspraak te maken op middelen uit de Recovery and Resilience
Facility moeten landen hervormingen doorvoeren in lijn met de
landspecifieke aanbevelingen. Het klopt dat het wegnemen van
verstoringen op de woningmarkt een landspecifieke aanbeveling is voor
Nederland. 

Nederland heeft er tijdens de onderhandelingen over het RRF zelf voor
gepleit om strenge voorwaarden te verbinden aan het benutten van
middelen uit het RRF – het is een goede zaak dat deze er zijn. Het
geld moet immers goed besteed worden. 

 

Nederland vindt het daarom van belang dat de herstelplannen van
lidstaten in lijn zijn met de landspecifieke aanbevelingen. Het kabinet
zal deze aanbevelingen ook zelf meenemen bij het opstellen van het
Nederlandse herstelplan. Ik vertrouw erop dat het kabinet de Commissie
uiteindelijk kan overtuigen dat het kabinet voldoende hervormingen heeft
doorgevoerd om in aanmerking te komen voor de aan ons toegekende
middelen. 

 

5. Wat heeft de minister de afgelopen jaren gedaan om het Nederlandse
bedrijfsleven te beschermen tegen China? Nederlandse bedrijven dreigen
ten prooi te vallen aan Chinese kapers. Ziet de minister dit als
probleem en heeft hij beeld hoe groot het probleem is? Wat gaat de
minister eraan gaat doen en ervoor zorgen dat productie lokaal weer in
Nederland gaat plaatsvinden?  

 

Zoals reeds uiteengezet in de beleidsnotitie ‘Nederland-China: een
nieuwe balans’, heeft het kabinet al enkele jaren een vergrote
aandacht voor de positie van Nederlandse bedrijven ten opzichte van
potentiële Chinese concurrentie. Het kabinet is zich bewust van het
feit dat het Chinese economische, technologische en industriële beleid
de concurrentiepositie van Nederlandse bedrijven onder druk kan zetten.
In lijn met de Chinanotitie heeft het kabinet een voorstel gedaan voor
een level playing field-instrument en is er veel voortgang geboekt op
het gebied van investeringstoetsing. Zo is de wet ongewenste zeggenschap
telecommunicatie afgelopen oktober in werking getreden en werkt het
kabinet daarnaast aan een brede investeringstoets op risico’s voor de
nationale veiligheid. Daarnaast brengt het kabinet schendingen van
intellectueel eigendom continue op in zowel internationale gremia als in
bilaterale contacten. Ook is het kabinet bezig met het versterken van de
Nederlandse maakindustrie. Tegelijkertijd is de Nederlandse economie
sterk gebaat bij zijn openheid en internationale verwevenheid. Juist
investeringen en de uitwisseling van technologie, kennis en talent zijn
essentieel voor het Nederlandse verdien- en innovatievermogen. 

6. Kan de minister toezeggen zo snel mogelijk te stoppen met de subsidie
op biomassa? 

Zoals toegezegd aan de Kamer zal ik mij inzetten voor een voorspoedig
afbouwpad van de subsidie op de inzet van houtige biomassa voor lage
temperatuur warmte. 



Beantwoording van vragen op het terrein van de staatssecretaris van EZK 

Antwoorden op de vragen gesteld door de PVV 

 

1. De kermisbranche is zwaar getroffen door de coronacrisis. Kan de
staatssecretaris een nieuw gesprek aangaan met Bovak en Nederlandse
Kermisbond over het steunen van de sector? 

 

Al sinds het begin van de crisis is veelvuldig contact geweest met de
kermisbranche op bestuurlijk en ambtelijk niveau. Gesproken is over de
problematiek in de sector, de maatregelen, de effecten die deze hebben
op de bedrijven en de behoefte aan ondersteuningsmaatregelen. Vanuit de
evenementensector is een Alliantie van Evenementenbouwers gevormd,
hierbij zijn inmiddels 25 brancheorganisaties/ belangenorganisaties
aangesloten. Ook de kermissector is een actief onderdeel van dit
consortium. De afgelopen maanden hebben bestuurlijke gesprekken plaats
gevonden – de laatste 7 oktober, en er is binnenkort weer
één gepland - tussen de Alliantie en het Eventplatform, de
staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat en de ministers van
Volksgezondheid, Welzijn en Sport, Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en
Justitie & Veiligheid. Eerder is de kermisbranche ook bij dat gesprek
aanwezig geweest. Indien de behoefte bestaat daar weer bij aanwezig te
zijn, kan dat uiteraard.

De ondernemers in de kermisbranche kunnen gebruik maken van het
generieke pakket (NOW, TVL). Ook is in de brief van 27 oktober
(Kamerstuk 2020Z19726) over het steunpakket aangekondigd dat eenmalig
een module voor de evenementenbranche in zal worden gericht in de TVL om
deze bedrijven uit TVL 1.0 ook in de winter te ondersteunen, de
kermissen behoren ook tot de doelgroep. 

2. Willen Invest-NL en het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat
in gesprek gaan met belangenbehartigers van LSH-bedrijven en
AI-bedrijven? 

LSH-bedrijven en innovatieve bedrijven zijn een van de aandachtsgebieden
van Invest-NL. Van daaruit wordt al contact gehouden met relevante
stakeholders zoals het Topteam LSH, academische instellingen, bedrijven
en anderen. 

Bedrijven uit deze sectoren weten Invest-NL ook al te vinden. Er is
namelijk al een eerste investering gedaan in een bedrijf dat LSH
combineert met AI. Het betreft een bedrijf dat slimme insulinepompen
ontwikkelt en produceert (Vicentra - 4 miljoen euro). 

Daarnaast hebben recent Invest-NL en het EIF het Dutch Future Funds
(DFF) opgezet waarvoor Invest-NL 125 miljoen euro beschikbaar stelt en
het EIF 150 miljoen euro. Deze middelen zijn beschikbaar voor start- en
scale ups, waaronder voor bedrijven uit LSH-sector en AI-bedrijven. Dit
loket is inmiddels ook al geopend voor aanvragen.  

Kortom, ik heb de indruk dat de bedrijven uit deze sectoren al hun weg
naar Invest-NL hebben weten te vinden, maar ik zal Invest-NL vragen om
nog eens goed te kijken of met alle belangrijke belangenbehartigers en
stakeholders contact wordt gehouden. 

3. De horeca heeft grote klappen gekregen, vooral op gemeentelijk
niveau. Wil het kabinet regie voeren op bescherming horeca, ook bij
gemeentelijke belastingen etc. 

De horeca is zwaar getroffen door de verspreiding van het virus en de
maatregelen die het kabinet treft om de verspreiding ervan tegen te
gaan. Dit geldt overigens voor meer sectoren. Het kabinet ondersteunt de
sector waar ze kan. Vanaf het begin is het generieke maatregelenpakket
ingezet om ook deze sector te ondersteunen. De horeca maakt goed gebruik
van de NOW- en TVL-subsidies. Recent is specifiek voor de horeca de
Subsidieregeling Voorraad- en Aanpassingskosten aangekondigd. Daarnaast
zal de horeca gebruik kunnen maken van het Time-Out Arrangement. 

Mede op advies van het OMT, werkt het Ministerie van Economische Zaken
en Klimaat (samen met andere departementen) aan een plan voor een
trapsgewijze heropening van de horecasector als de gezondheidssituatie
het toelaat. 

Het kabinet heeft goed overleg met de gemeenten ook over de positie van
de horeca in de binnensteden, maar treedt niet in gemeentelijke
bevoegdheden. 

Antwoorden op de vragen gesteld door de VVD 

1. Is het kabinet bereid een Koop Lokaal voorlichtingscampagne te
organiseren? En kunnen we grote techreuzen als Amazon verzoeken geen
reclame te maken? 

Afgelopen jaren heeft de staatssecretaris van Economische Zaken en
Klimaat veelvuldig aandacht gevraagd voor en het belang benadrukt van de
lokale winkelier. Deze mkb-ondernemers hebben een belangrijke rol in de
leefbaarheid van binnensteden en kernen. Het ministerie ondersteunt
initiatieven van gemeenten en lokale winkeliers als het gaat om
experimenteren en opzetten van lokale platforms. Met deze platforms
kunnen ondernemers hun lokale aanbod gezamenlijk onder de aandacht
brengen en distribueren. Fysiek en online lokaal winkelen versterkt
elkaar op deze manier. Iedereen kan deze ontwikkeling ondersteunen door
in sociale media de hashtag #KoopLokaal te gebruiken. Het maken van
reclame binnen de geldende regels en het stimuleren van verkoop is een
zaak van marktpartijen, daar heeft het kabinet geen bemoeienis mee.

2. Wat betreft het Groeifonds is het goed om in te zetten op markten
waar Nederland internationaal groot in kan zijn, zoals bijvoorbeeld
sleuteltechnologieën. Waar maakt Nederland het verschil en welke focus
is nodig volgens het kabinet?

De focus van dit fonds is op de toekomst, het vergroten van het
verdienvermogen van Nederland, zodat wij ook in de toekomst welvarend
kunnen zijn. De grootste groeipotentie is geïdentificeerd op de drie
terreinen infrastructuur, R&D en innovatie en kennisontwikkeling, daarom
hebben wij deze terreinen gekozen als focus. Alle projecten die onder de
drie pijlers vallen, waaronder projecten op gebied van
sleuteltechnologieën en ruimtevaart, kunnen in principe in aanmerking
komen voor financiering uit het fonds, mits zij aan de criteria voldoen.
We zien groeipotentie in sleuteltechnologieën, maar om te kunnen
blijven anticiperen op toekomstige onderzoeksresultaten, willen we de
focus niet te nauw maken. Technologische vooruitgang kan snel gaan. Het
zou zonde zijn om nu in te zitten op technologie x, terwijl volgend jaar
blijkt dat technologie y veel meer potentie heeft. Ten slotte wil het
kabinet ook niet op de stoel van de beoordelingsadviescommissie van het
groeifonds gaan zitten. De commissie zal beoordelen welke
sleuteltechnologieën de meeste potentie bieden.

 

3. Deelt het kabinet de mening dat we niet genoeg doen om Nederlandse
ideeën te benutten en naar de markt te brengen, door knellende regels
en ingewikkelde rompslomp? Wat kunnen we hieraan doen, zodat innovatie
wel van de grond komt en niet naar het buitenland verdwijnt? Kunnen we
tot een speciaal hulploket komen voor deze, innoverende ondernemers?
Waar kunnen zij aankloppen?

 

Het kabinet heeft veel aandacht voor knellende regels en zet zich in om
rompslomp tot een minimum te beperken. In mijn beleid leg ik de nadruk
op merkbare reductie van regeldruk.

Voor klachten over regelgeving sta ik altijd open en hebben we een
speciaal meldpunt voor bij RVO; het meldpunt Regelgeving. Daarnaast
hebben we voor specifieke vragen voor de agrosector het Agroloket en
voor innovatieve circulaire ondernemers het Versnellingshuis.

De Bedrijfseffectentoets (BET, onderdeel van het Integrale
Afwegingskader IAK) zorgt onder andere voor aandacht voor
innovatiebelemmeringen in nieuwe wet- en regelgeving. De werking van de
BET zal verder verbeterd worden door een herziening van het
overkoepelende IAK, waarover in de komende Voortgangsrapportage van het
programma Inzicht in Kwaliteit door de minister van Financiën
gerapporteerd zal worden. 

4. Onze analyse is dat we op het gebied van startups en scale-ups kansen
laten liggen. Wat is daarop de aanpak van het kabinet? Neem bijvoorbeeld
een prachtig bedrijf als Lightyear. Deze dreigt naar het buitenland te
verstrekken. Hoe voorkomen we dat? En is het kabinet bereid tot
beleidsopties te komen voor beter startup en scale-up-beleid, als een
verlanglijstje voor de kabinetsformatie?

Het kabinet streeft ernaar dat Nederland concurrerend en innovatief
blijft. Hiervoor is het cruciaal om een florerend startup en
scale-up-ecosysteem te hebben. Investeringen door en groei van startups
en scale-ups zijn juist nu van belang. Zij creëren immers een
belangrijk deel van de nieuwe werkgelegenheid. Samen met TechLeap en
stakeholders werken we over de volle breedte aan betere toegang van
bedrijven tot talent, kennis, markten en kapitaal en de doorgroei van
scale-ups. De genoemde thema’s vormen de kern van het startup en
scale-up-beleid, zoals vermeld in mijn kamerbrief nr. 374 d.d. 3 juni
2019. 

Om de groei van deze bedrijven te stimuleren hebben we ons bestaande
instrumentarium bij RVO. Zo is er de Seed Capital-regeling
(risicokapitaal) die technostarters en creatieve starters helpt bij het
verwerven van risicokapitaal. Binnen deze regeling bestaat een Business
Angels-faciliteit waardoor deze behalve met hun eigen geld ook ‘slim
geld’ kunnen leveren aan startups met hun kennis, netwerk en ervaring.
Andere voorbeelden zijn: het startup visum ter bevordering van
internationale talentacquisitie en het RISE-programma van Techleap dat
de groei van startups en scale-ups versnelt. 

Ook wordt continue gewerkt aan (nu digitale) missies, beurzen en
conferenties met onder andere Techleap en het postennetwerk
(bijvoorbeeld de onlangs georganiseerde Scale-Up Global Tour van
Techleap).

Daarnaast hebben recent Invest-NL en het EIF het Dutch Future Funds
(DFF) opgezet waarvoor Invest-NL 125 miljoen euro beschikbaar stelt en
het EIF 150 miljoen euro. Het DFF gaat met inbreng van uit de
particuliere financiers van 50% of meer investeren in scale-ups.
Hiernaast wordt de oprichting van een Deep Tech fonds onderzocht dat
moet voorzien in de ondersteuning van kennisintensieve start-ups en
scale-ups om de technologische kennis en internationale
concurrentiepositie voor Nederland te beschermen. 

Betere toegang tot financiering binnen Nederland, onder andere door
benutting van Europese programma’s als InvestEU, kan bijdragen aan het
mitigeren van het vertrek van snelgroeiende bedrijven naar het
buitenland.

Een verlanglijstje voor een volgend kabinet: dit kabinet is nog hard aan
het werk tot er een nieuw kabinet aantreedt. Wat betreft een agenda voor
een volgend kabinet; dat laat ik graag aan allerlei partijen in het land
die daar nu hard mee bezig. 

5. Hoe staat het ermee dat voor een platform als AliExpress dezelfde
regels zouden moeten gelden als voor fysieke winkels en Nederlandse
webwinkels, op het gebied van oneerlijke handel en concurrentie? Hoe
staat het met het in EU-verband zorgen voor dat AliExpress zich aan de
veiligheidsvoorschriften houdt, bijvoorbeeld door ervoor te zorgen dat
zij als platform aansprakelijk is voor de producten die via het platform
worden verkocht? Voor productie uit China tot 150 euro betaal je geen
invoerrechten. Hoe staat het hiermee?

Het kabinet zet in Europees verband actief in op meer
verantwoordelijkheid voor online platforms ten opzichte van consumenten
op het gebied van consumentenrechten en productveiligheid, of een
platform nu binnen of buiten de EU is gevestigd. Uw Kamer is hierover
bij brief van 2 juli 2020 (Kamerstuk 27879, nr. 76) geïnformeerd. 

Er zijn al diverse maatregelen genomen die de negatieve gevolgen van
directe import adresseren. Zo treedt op 16 juli 2021 de nieuwe
Marktoezichtsverordening in werking. Deze verordening regelt onder
andere dat voor een groot aantal producten een verantwoordelijke partij
in de EU moet zijn die aan is te spreken door toezichthouders. Daarnaast
faciliteert deze verordening betere samenwerking tussen
productveiligheidstoezichthouders in de EU. Nederland ijvert er
daarnaast in Europees verband voor om platforms te stimuleren om
afspraken te maken over productveiligheid, zoals in de Product Safety
Pledge. Grote internationale platforms zoals Alibaba en Amazon hebben
zich hier ook aan gebonden en rapporteren over de naleving van deze
afspraken aan de Europese Commissie. 

Eén van de afspraken is dat op aanwijzing van toezichthouders de
platforms onveilige producten binnen twee werkdagen van de website
halen. Uit de laatste voortgangsrapportage over de periode april 2019
t/m september 2019 blijkt dat dit ook in ruim 96 procent van de gevallen
gebeurt. Ook is afgesproken dat de platforms publieke bronnen zoals de
EU Safety Gate, waarop toezichthouders gevaarlijke producten melden,
monitoren en onveilig aanbod binnen twee werkdagen van hun website
verwijderen. Dit doel halen de deelnemende platforms in ruim 93 procent
van de gevallen. In Nederland heeft de NVWA afspraken gemaakt met
Nederlandse platforms; na een melding van de NVWA moet de advertentie
binnen 72 uur worden verwijderd.  Als er een ernstig risico voor de
consument is, gebeurt dit binnen 24 uur. Als een aanbieder in 1 jaar 2
keer in de fout gaat, dan kan de aanbieder door het platform worden
geweerd.

Daarnaast pleit ik in Europees verband om additionele
verantwoordelijkheden voor platforms, afhankelijk van de rol die ze
spelen in het verkoopproces. Denk daarbij aan een duidelijk
aanspreekpunt bij non-conformiteit, onveilige producten en klachten. Met
platforms ben ik op dit moment in gesprek om te komen tot effectieve en
uitvoerbare maatregelen die niet alleen de consument ten goede komen
maar ook een gelijk speelveld bevorderen. De uitkomst van deze discussie
neem ik mee in de gesprekken op Europees niveau over nieuwe regelgeving.

Bij invoer van producten uit niet EU-landen in de EU hoeven inderdaad
geen invoerrechten te worden betaald als de intrinsieke waarde van de
zending niet meer dan 150 euro is en de goederen rechtstreeks vanuit een
derde land aan een geadresseerde in de EU wordt gezonden. Dit vloeit
voort uit Europese regels en is in alle lidstaten van de EU hetzelfde.
De drempelwaarde van 150 euro heeft er onder andere mee te maken dat het
belang van de heffing van invoerrechten op zendingen van onder 150 euro
gering is. Het heffen van invoerrechten weegt niet op tegen de
administratieve lasten die daarmee gepaard gaan. Overigens houdt het
Ministerie van Financiën zich met invoerrechten bezig, niet de
staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat.

6. Met betrekking tot de Brexit-strategie: we zijn succesvol in het naar
Nederland halen van bedrijven. Zetten we dit door en kunnen we dit nog
verder intensiveren? 

Door de Brexit zullen ook de komende jaren acquisitiekansen zich blijven
voordoen. Zowel bedrijven uit het Verenigd Koninkrijk als bedrijven uit
de Verenigde Staten en Azië zullen door Brexit hun aanwezigheid in
Europa mogelijk heroverwegen. Daarbij kijken zij ook naar Nederland. In
de periode 2016 – 2019 kozen, met ondersteuning van de Netherlands
Foreign Investment Agency (NFIA), 140 bedrijven vanwege Brexit voor een
investering in Nederland. Hiermee zijn naar verwachting 4.216 banen en
een investeringsbedrag van 375 miljoen euro gemoeid. Deze buitenlandse
investeringen, en bijbehorende werkgelegenheid, leveren een belangrijke
bijdrage aan onze economie. 

De NFIA is een uitvoeringsorganisatie van Economische Zaken en Klimaat,
mede aangestuurd door het Ministerie voor Buitenlandse Handel en
Ontwikkelingssamenwerking, met als belangrijkste taak het aantrekken van
buitenlandse bedrijven. Aangezien de Brexit ook de komende jaren
acquisitiekansen biedt, blijft het verzilveren van deze kansen een
prominent onderdeel van de nieuwe strategie van de NFIA en haar
regionale partners. Deze strategie voor de jaren 2020 – 2025 is in
april jl. met uw Kamer gedeeld (Kamerstuk 32 637, nr. 415). 

Antwoorden op de vragen gesteld door de GroenLinks

1. In het non-paper Digital Service Act staan goede dingen. Er staat
minder in over structurele maatregelen, zoals het opknippen van big
tech. Wanneer is voor de staatssecretaris het moment aangebroken om als
Nederland en ook in EU-verband de marktmacht van deze grote bedrijven
structureel in te perken?

In het non-paper pleit ik voor specifieke toegangs- en
gedragsmaatregelen voor platforms met een poortwachtersfunctie. Deze
maatregelen zullen gebruikers beschermen en concurrentie in digitale
markten vergroten. In april heb ik uw Kamer geïnformeerd over de
Nederlandse inzet over poortwachtersplatforms (Kamerstuk 35 134, nr.
13). De Europese Commissie komt naar verwachting volgende maand met een
voorstel dat daarbij zal aansluiten. Hiermee kan gericht vooraf worden
ingegrepen bij problemen met grote platforms. Het ligt voor de hand dat
ingrijpende maatregelen ten aanzien van dit soort mondiaal opererende
platforms op Europees en niet op nationaal niveau worden genomen. Wel
geef ik vast mee dat het opbreken van platforms geen garantie biedt voor
een oplossing. Eén van de delen van het opgeknipte platform kan op
korte termijn weer snel uitgroeien tot een grote speler. Daarom zet ik
in op gerichte regulering van poortwachtersplatforms, om de belangen van
consumenten en andere gebruikers te borgen. Ik zie opbreken alleen als
een optie als andere maatregelen niet werken. 

Antwoorden op de vragen gesteld door de CDA

1. Is het kabinet van plan om de regio's Flevoland, Friesland en Drenthe
te ondersteunen met middelen uit het EFRO? 

Ja. Nederland krijgt voor de volgende periode, als het MFK-akkoord
daadwerkelijk is aangenomen door zowel de Raad als het Europees
Parlement, een landelijk budget voor EFRO van 506 miljoen euro. Dit
is, zoals overeengekomen in het MFK-akkoord van juli, 80% van onze
EFRO-envelop voor de huidige periode 2014-2020.

Het is aan de lidstaat (de regering in nauwe samenwerking met de
regio’s) de middelen te verdelen over, in ons geval, de vier
landsdelen. Als uitgangspunt voor deze verdeling wil ik me baseren op
Europese criteria. Concreet betekent dit het toepassen van dezelfde
verdeelsleutel die de Europese Commissie hanteert voor het berekenen van
de nationale EFRO-budgetten. 

Dit zijn de zogenaamde Berlijn-criteria; indicatoren voor het BBP, de
werkloosheid, genoten onderwijs, CO2-uitstoot en migratie.

Wat nieuw is in de aankomende periode, is dat er drie provincies in
Nederland; Drenthe, Friesland en Flevoland zijn aangemerkt als
transitieregio. Zij hebben een BBP per capita dat tussen de 75% en 100%
van het EU-gemiddelde ligt. Bij het toepassen van de Berlijn-criteria,
wordt rekening gehouden met de transitiestatus van deze drie provincies,
omdat er een andere weging geldt voor transitieregio’s. Ze krijgen
hierdoor in de berekening meer middelen dan de andere provincies die de
status ‘meer ontwikkelde regio’ hebben. 

2. Wil de staatssecretaris nader kijken naar de factoren die bijdragen
aan een soepele bedrijfsopvolging en hoe die te versterken? 

Familiebedrijven zijn inderdaad van belang voor de Nederlandse economie.
Recent is hierover een brief (Kamerstuk 32637, nr. 434) aan de Tweede
Kamer gestuurd. Zoals in deze Kamerbrief is aangegeven, helpt de Kamer
van Koophandel ondernemers bij het proces van bedrijfsoverdracht door
voorlichting en informatie te geven over de factoren die hierbij van
belang zijn. Ook heb ik deze zomer twee mkb-deals gesloten met de
provincies Overijssel en Limburg rond het onderwerp bedrijfsopvolging.
De informatie hieruit zal landelijk gedeeld gaan worden. 

3. Wil het kabinet samen met de Volksbank, Qredits en andere relevante
partijen de terugkeer van een Nederlandse mkb-bank, geworteld in de
regio, serieus onderzoeken?

 

Toegang tot financiering voor ondernemers is essentieel. Het CPB heeft
aangegeven dat de relatief lage acceptatie van kredieten voor het mkb
door de banken kan liggen aan het relatieve laag concurrentieniveau. Een
diverser mkb-financieringslandschap met voldoende concurrentie en keuze
voor mkb-ers is nodig om minder kwetsbaar te zijn en het mkb optimale
financieringsmogelijkheden te bieden. Juist in de herstelperiode na de
crisis, waar bedrijven veelal meer bancaire schulden zijn aangegaan zal
dit nog relevanter zijn. 

Een groter aanbod van niet bancaire kredietverstrekking draagt bij aan
een meer divers financieringslandschap. Daarom is mijn
mkb-financieringsbeleid gericht op een diverse mkb-financieringsmarkt en
heb ik vorige week aangekondigd dat ik samen met Invest-NL onderzoek doe
hoe alternatieve financiers ondersteund kunnen worden zodat er ook via
deze weg meer kapitaal beschikbaar komt voor groeibedrijven. 

Bovendien ziet het kabinet dat de eigen vermogenspositie van ondernemers
is verslechterd. Dat is de reden dat het kabinet vanuit het corona
herstelplan juist inzet op versterking van de solvabiliteitspositie van
het mkb met de vermogensversterking van de ROM’s, de verhoogde TVL en
de verlaging van het staptarief VPB.

Daarnaast is het opzetten van één MKB-kredieten bank een proces wat de
nodige tijd zal kosten. Daarmee is een MKB-kredieten bank niet direct de
meest voor de hand liggende oplossing om gezien de huidige crisis op een
snelle wijze de toegang tot financiering voor ondernemers te vergroten. 

Tot slot, het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat is voornemens
om komend jaar, 2021, een marktmonitor op te zetten, gericht op de
jaarlijkse monitoring van de ontwikkelingen op de bancaire en
non-bancaire markt voor mkb-financiering. Uw signaal inzake de kwaliteit
van dienstverlening zullen we daarbij meenemen. 

4. Is de staatssecretaris bereid om een procesinnovatie
stimuleringsinstrument te verkennen, toegankelijk voor het brede mkb,
waar door bedrijven nadrukkelijk om wordt gevraagd?

Uiteraard is het essentieel dat de Nederlandse maakindustrie
concurrerend blijft en voldoende investeringen in procesinnovatie zijn
daarvoor van belang. Er zijn echter al verschillende regelingen die
procesinnovatie ondersteunen. Als het gaat om het ontwikkelen van
procesinnovaties kent Nederland de WBSO en de MIT. Om digitalisering van
het mkb te ondersteunen – vaak een randvoorwaarde om procesinnovatie
te kunnen doen – zijn er de programma’s Versnelling Digitalisering
mkb en Smart Industry. Om toepassing van bestaande innovaties te
stimuleren is er onder andere een subsidie voor innovatiemakelaars die
bestaande innovaties waaronder procesinnovaties bij bedrijven onder de
aandacht brengen. 

Gezien dit brede palet aan regelingen waar gebruikt van kan worden
gemaakt door het mkb om procesinnovatie tot stand te brengen, ligt een
nieuwe regeling niet voor de hand. In ieder geval zal eerst duidelijk
moeten zijn op welke problematiek om voldoende procesinnovatie tot stand
te brengen een nieuw instrument in moet spelen. In de afgelopen jaren
zijn daar gesprekken over geweest, met onder meer de metaalunie en toen
is niet duidelijk geworden waarin het bestaande instrumentarium niet
voorziet. Niettemin wil ik toezeggen nog een keer een verkenning te doen
om te zien waar het brede mkb behoefte aan heeft om meer procesinnovatie
tot stand te brengen.

Ten slotte is er enkele jaren geleden voor gekozen om de middelen
gericht op innovatie voor het mkb te bundelen in een paar regelingen om
deze middelen niet te veel te versnipperen. Gezien het voorgaande is er
op dit moment wat mij betreft geen aanleiding voor een verkenning naar
een extra stimuleringsinstrument. 

Antwoorden op de vragen gesteld door de SP

1. In het steunpakket zit een tijdelijke verbreding van de TVL. De
verbreding naar SBI-codes is goed, maar wel beperkt tot 1 januari. Kan
de minister snel duidelijkheid geven over periode na 1 januari? Anders
volgt er een zwart gat.

Het kabinet begrijpt dat ondernemers snel duidelijkheid willen. De
eenmalige verbreding van de TVL in het 4e kwartaal van 2020 zal dan ook
worden meegenomen in de aankomende algehele evaluatie van het steun- en
herstelpakket conform motie-Asscher (Kamerstuk 35420, nr. 110) en er zal
snel uitsluitsel worden gegeven. 

2. Wat betreft steungelden is het goed dat gekozen is voor
sectorgerichte aanpak, maar er is geen goede oplossing voor de
reissector. Gaat er een oplossing komen voor deze branche en op welke
termijn? Graag zo snel mogelijk een reactie vanuit het kabinet, ook
indien het kabinet niet met een nieuw plan komt. Onzekerheid is namelijk
het ergst.

Het kabinet heeft op 3 november helaas nieuwe maatregelen moeten
aankondigen voor de bestrijding van het coronavirus. Tijdens het debat
over de aanvullingen op het steun- en herstelpakket op 3 november is aan
uw Kamer toegezegd om binnen enkele weken een brief te sturen waarin het
steunbeleid wordt geëvalueerd en waar nodig geactualiseerd. In deze
afweging zal ook de reissector worden meegenomen.

3. Waar is de strategie voor behoud van werkgelegenheid in de
maakindustrie als onderdeel van industriebeleid? De brief over
industriebeleid van afgelopen vrijdag heeft allemaal goede elementen,
maar ik mis behoud van werkgelegenheid als doel. Bijvoorbeeld, de
Twentse maakindustrie, hoe gaan we zorgen dat daar geen werkgelegenheid
weglekt? 

Het behoud van werkgelegenheid is ook een doel van ons industriebeleid,
maar het begint bij gezonde bedrijven met groeiperspectief. Behoud van
werkgelegenheid zonder perspectief is niet mogelijk. De sector is
dynamisch, waarbij bedrijven gestart worden, groeien, maar soms ook
krimpen of stoppen. Dat is een dynamisch geheel wat ook nodig is om de
economie concurrerend te houden. Goed industriebeleid draagt bij aan een
sterke maakindustrie en daarmee aan werkgelegeheid. 

Het geforceerd behouden van werkgelegenheid bij alle bedrijven is niet
mogelijk, maar we doen ons best om over het geheel voldoende
werkgelegenheid in de industrie te houden. Gelukkig is de
werkgelegenheid in de industrie de afgelopen jaren weer wat gestegen,
laten we hopen dat dit zich voortzet. Door de stijging van de
arbeidsproductiviteit in de industrie is dit echter geen
vanzelfsprekendheid. Daarnaast zorgt de digitalisering en verduurzaming
(circulaire maakindustrie) voor andere groeimogelijkheden van de
maakindustrie. Het kabinet heeft met de brief van 30 oktober jl. over de
industrie een visie hierover geschetst. Uitvoering van het beleid
verloopt via bijvoorbeeld het Smart Industry programma, waarbij via het
Smart Industry programma BOOST kabinet met Oost-Nederland, waaronder de
regio Twente nauw samenwerkt, om de concurrentiekracht van de
maakindustrie te verbeteren. Ook via Regio Deal Twente wordt het Twentse
bedrijfsleven gestimuleerd met het Advanced Manufacturing Program bij
het toepassen van nieuwe technologieën bij mkb-bedrijven. Er zijn volop
voorbeelden van Twentse maakbedrijven die het goed doen richting de
toekomst zoals Riwo Engineering en Demcon.

Antwoorden op de vragen gesteld door de D66

1. Op het gebied van valorisatie – van kennis naar succes – doen we
niet goed genoeg. Hoe gaan de bewindspersonen dit knelpunt wegnemen?
Gaat het Groeifonds daar ook voor gebruikt worden?

De stap van de kennis naar de markt is een van de knelpunten in het
innovatieproces. Door betere valorisatie kan de impact van de wetenschap
vergoot worden. Dit blijkt ook uit het AWTI-advies “Beter van start -
De sleutel tot doorgroei van kennisintensieve start-ups”. Het beter
benutten van kennis, valorisatie, blijkt ook een knellende uitdaging om
tot sterke ecosystemen te komen. Hierover heb ik u afgelopen vrijdag,
samen met minister van Engelshoven, geïnformeerd in de
kabinetsstrategie Versterken van onderzoeks- en innovatie-ecosystemen. 

 

Met het startup en scale-up-beleid en valorisatiebeleid zet het kabinet
in op het vergroten van kennisbenutting en impact. Zo stimuleert het
kabinet thematische valorisatiesamenwerking met de Thematische
Technology Transfer (TTT)-regeling. Daarnaast is recent gecommuniceerd
dat het kabinet en Invest-NL elk 250 miljoen euro willen investeren in
start- en scale-ups. Onderdeel hiervan is een DeepTech-fonds ter
ondersteuning van kennisintensieve startup en scale-ups om de
technologische kennis en internationale concurrentiepositie voor
Nederland te beschermen. 

Investeringen in valorisatie-structuren passen in het Groeifonds.
Valorisatie is een belangrijke stap om tot verdienvermogen te komen. Het
verdienvermogen vergroten is het doel van het Nationaal Groeifonds.
Zodat Nederland ook in de toekomst kan blijven profiteren van
hoogwaardige collectieve arrangementen, zoals onze gezondheidszorg en
pensioenen. Maar ook van kwalitatief hoogstaand onderwijs, uitstekende
infrastructuur en een aantrekkelijke ruimtelijke omgeving. 

2. Met betrekking tot het digitale tijdperk: China is assertief. Hoe
gaat Nederland in Groeifonds meer aandacht besteden aan
sleuteltechnologieën (AI, nano, biotech, fotonica)?

Investeringen in sleuteltechnologieën passen, afhankelijk van het
specifieke type project, naar verwachting goed binnen de R&D en
innovatie pijler van het Nederlands Groeifonds (NGF). Dit geldt dus ook
voor sleuteltechnologieën die vragensteller noemt, te weten AI,
nanotechnologie, biotechnologie en fotonica. De focus van het NGF richt
zich op de toekomst, het vergroten van het verdienvermogen van
Nederland, zodat wij ook in de toekomst welvarend kunnen zijn. Alle
projecten die onder de drie pijlers van het NGF vallen, waaronder
projecten op gebied van sleuteltechnologieën, kunnen in principe in
aanmerking komen voor financiering uit het fonds, mits zij aan de
criteria voldoen. 

Wij zien groeipotentie in sleuteltechnologieën. Voor het
verdienvermogen van Nederland is het van belang dat wij internationaal
meedoen in de slag rondom de ontwikkeling van deze hoogwaardige
technologie. Dit past binnen het NGF. Om te kunnen blijven anticiperen
op toekomstige onderzoeksresultaten, willen we de focus niet te nauw
maken, technologische vooruitgang kan snel gaan. 

3. Verliest Nederland de strijd om een rol in zeekabels? Hoe ziet het
kabinet dit?

In Nederland komen veel zeekabels aan en binnenkort komt daar er nog 1
bij, vanuit Ierland via Verenigd Koninkrijk naar Nederland. In mijn
brief van 23 oktober jongstleden heb ik de Kamer geïnformeerd over
zeekabels en mijn inzet. Zeekabels hebben als onderdeel van de digitale
infrastructuur blijvend mijn aandacht. Ik wil mij nadrukkelijk positief
uitlaten over de meerwaarde van het aanleggen van nieuwe zeekabels. Ik
ben daarom ook bereid om, als marktpartijen of consortia van partijen
overwegen een nieuwe zeekabel naar Nederland aan te leggen, hier
faciliterend op te treden, bijvoorbeeld bij de vergunningverlening.

4. GAIA-X, de Europese cloud: Frankrijk lijkt dit naar zich toe te
trekken en de standaarden te bepalen, wat doet het Ministerie van
Economische Zaken en Klimaat op dit vlak?

GAIA-X is een samenwerkingsverband dat vorig jaar door mijn Duitse
collega Altmaier is aangekondigd. Het initiatief is in de kern gestart
met 22 Franse en Duitse bedrijven. Bedrijven en organisaties uit andere
landen zijn nu na de startfase ook uitgenodigd om deel te nemen. Het
doel van het project is om de Europese cloud- en datasector te
versterken. Recent heb ik uw Kamer geïnformeerd over GAIA-X in de
geannoteerde agenda Telecomraad (d.d. 28/9) en in het SO Telecomraad
(d.d. 8/10) evenals in het BNC-fiche datastrategie (Kamerstuk 22112, nr.
2858). Komende jaren wordt namelijk een grote stijging verwacht in het
gebruik van toepassingen die grote hoeveelheden data genereren en
verwerken. Daarbij zijn er ook zorgen over voldoende grip op
strategische en gevoelige data. Daarom is een goede en veilige
cloudinfrastructuur van belang. Vandaar dat ik diverse Nederlandse
initiatieven ondersteun die hier aan werken en in contact sta met mijn
Franse en Duitse collega’s en de Europese Commissie hierover. Daarbij
benadruk ik het belang van transparantie en inclusiviteit van GAIA-X.
Diverse Nederlandse partijen zijn op GAIA-X aangesloten en werken mee
aan de vormgeving van het initiatief en de standaarden. Ook met hen sta
ik in contact. Naast GAIA-X zijn er een aantal andere initiatieven op
dit terrein. Daarom is vorige maand met 27 ministers én de Commissie
een verklaring ondertekend waarin we met alle landen en met stakeholders
gaan samenwerken aan een Europese data- en cloudinfrastructuur. 

5. Ten aanzien van de positie van SIDN (.nl-domein): oneigenlijke
concurrentie door SIDN met bedrijven die domeinnamen uitgeven. Moet SIDN
geen ZBO worden?

 

SIDN is de Registry/beheerder voor het .nl-domein. SIDN verkoopt zelf
geen domeinnamen aan gebruikers. SIDN doet dat via Registrars, dit zijn
o.a. hostingbedrijven. Naast het beheer van het .nl-domein onderneemt
SIDN enkele andere activiteiten, die naar de mening van SIDN ten goede
komen aan de kwaliteit en veiligheid van het internet in Nederland. Er
is discussie over de scope van activiteiten van SIDN en de mate waarin
dat de continuïteit en stabiliteit van het .nl-domein beïnvloedt en/of
oneigenlijke concurrentie mogelijk maakt. 

De uitgifte en het beheer van het .nl-domein is gebaseerd op een systeem
van zelfregulering door betrokken partijen. Door het toegenomen belang
van de continuïteit en stabiliteit van het internet voor de Nederlandse
economie en samenleving is in 2008 een convenant gesloten met de
overheid als een vangnet voor het systeem van zelfregulering. Het
convenant heeft als doel de continuïteit en stabiliteit van het
.nl-domein te waarborgen. Ik zie nu geen concrete aanleiding om te
twijfelen aan de continuïteit en stabiliteit van het .nl domein of daar
een ZBO van te maken. Gegeven de discussie over de continuïteit en de
scope van activiteiten van SIDN, lijkt het wenselijk om bij de
aanstaande evaluatie van het convenant komend jaar hier extra aandacht
aan te besteden. Hierover is het Ministerie van Economische Zaken en
Klimaat met de betrokken partijen reeds in gesprek.

6. Grote techbedrijven zijn machtig, dit heeft veel nadelen. Opknippen
zou mogelijk moeten zijn, maar we doen binnen de EU nog te weinig. Wat
is de rol van Nederland om de macht van techreuzen en fusies en
overnamen te beperken? Wat is de reactie van de staatssecretaris van
Economische Zaken en Klimaat? 

Ik ben het met het lid Verhoeven (D66) eens dat we de nadelen van de
macht van techreuzen moeten inperken. En dat we daar haast mee moeten
maken. Omdat grote platforms in heel de EU actief zijn, moet regelgeving
op Europees niveau plaatsvinden. Alleen dan kan het effectief zijn. 

Het afgelopen jaar heb ik me daarom sterk gemaakt voor aanpassingen in
Europese regelgeving (Kamerstuk 35 134, nr. 13). Daar is Nederland
voorloper in. Zo heb ik vorige maand samen met mijn Franse collega een
non-paper gepubliceerd, waarin ik voorstellen doe voor Europese
regelgeving voor platforms met een poortwachtersfunctie. Daarnaast pleit
ik in Europa voor aanpassen van de mededingingsrichtsnoeren en voor
aanpassingen van de fusiedrempels. Zo moeten techfusies eerder in het
vizier van de toezichthouder komen.

De ontwikkelingen in Brussel gaan voorspoedig. De Europese Commissie
komt naar verwachting begin december al met een voorstel over de macht
van techbedrijven. Ik ben ook nu al in gesprek met andere lidstaten om
te zorgen dat we zo snel en goed mogelijk overeenstemming kunnen krijgen
over die voorstellen.

Zoals ik ook in mijn antwoord op de vraag van het lid Van der Lee
(GroenLinks) heb aangegeven zie ik opknippen alleen als uiterste
maatregelen, als andere meer gerichte regelgeving niet werkt. 

7. Bij startups werken vele duizenden mensen. Die hebben belangen, zoals
het aantrekken van toptalent, betalen in aandelen en duidelijkheid over
intellectueel eigendom m.b.t. universiteiten. Hoe kunnen internationaal
concurrerende bedrijven de mogelijkheid krijgen tot het verstrekken van
aandelenopties aan medewerkers? Is het een idee om een modelovereenkomst
voor het vastleggen van intellectueel eigendom voor deze categorie
bedrijven op te stellen?

Zoals de staatssecretaris van Financiën de Kamer heeft geïnformeerd,
werkt het kabinet aan een maatregel tot wijziging van de bestaande
fiscale behandeling van aandelenoptierechten als loon (Kamerstuk 35572,
nr. 5). Startups zijn vaak niet in staat om hun medewerkers hoge
salarissen te bieden, maar in de huidige opzet zijn er op het moment van
uitoefening van een aandelenoptierecht niet altijd (voldoende) liquide
middelen beschikbaar zijn om de dan verschuldigde belasting te voldoen. 

De maatregel was oorspronkelijk bedoeld om in werking te treden op 1
januari 2021, maar bij bespreking van de beoogde maatregel met TechLeap
en andere experts is duidelijk geworden dat de voorgestelde maatregel
niet op voldoende draagvlak kon rekenen en dat er meer tijd nodig is om
tot een goed werkend alternatief te komen. In overleg met de sector
heeft het kabinet besloten de komende maanden te benutten om de
maatregel verder uit te werken. Voor de alternatieve uitwerking van de
regeling is 5 miljoen euro op de begroting van Financiën gereserveerd.

Het onderzoek met een internationale vergelijking van regelingen voor
werknemersparticipaties dat ik n.a.v. de motie-Amahouch/Van Eijs (juni
2020) laat uitvoeren, wordt hierbij betrokken (Kamerstuk 33 009, nr.
86). De nieuwe regeling zal naar verwachting in het eerste kwartaal van
2021 voor internetconsultatie gereed zijn en worden opgenomen in het
Belastingplan 2022. 

Wat betreft een modelovereenkomst voor het vastleggen van intellectueel
eigendom (IE): De universiteiten kennen al een door de VSNU en de NFU
vastgesteld richtsnoer voor de omgang met IE-rechten voor academische
start ups. Dat is recent aangevuld met een addendum voor studenten en
student-ondernemers. Daarmee kunnen universiteiten en start-ups al uit
de voeten.

8. De horecaondernemers hebben het zwaar. Kunnen we iets doen tegen de
hoge huren? Zou een vorm van omzethuur een oplossing kunnen zijn?

Huurafspraken maken op basis van omzet is al onderdeel van de staande
praktijk. Met omzethuur kan makkelijker worden ingespeeld op
schommelingen in de omzet, de hoogte van de huursom is immers, meestal
voor een deel, afhankelijk voor de gerealiseerde omzet. Dit werkt twee
kanten op; de huurder betaalt weliswaar een lagere huur als het niet
goed gaat, maar omgekeerd ook een hogere huur als het wel goed gaat.
Omzethuren zijn gebruikelijk in situaties waarbij een verhuurder een
startende, vaak kleinere ondernemer een kans wil geven. Vaak wordt dan
na afloop van de eerste huurtermijn alsnog gekozen voor vaste huur.
Afspraken over het volgen van een bepaald regime, vaste huur of
omzethuur, liggen voor langere tijd vast. Wanneer wordt gekozen voor een
ander regime dan reguliere vaste huur, dient het huurcontract getoetst
te worden op rechtmatigheid door de kantonrechter. In een aantal
gevallen hebben huurders het afgelopen half jaar met succes voor de
rechter betoogd dat het betalen van de volledige huursom in strijd was
met de redelijkheid. In deze uitzonderlijke gevallen liet de rechter het
belang van de huurder die failliet dreigde te gaan, zwaarder wegen dan
het belang van de verhuurder, die zich beriep op het huurcontract. 
Tijdens de eerste golf van deze crisis zijn een aantal huurders en
verhuurders overeengekomen om over te gaan naar omzethuur, om zo
tegemoet te komen aan de acute liquiditeitsbehoefte van huurders. Ik zal
naar aanleiding van de tweede coronagolf nogmaals in gesprek gaan met
huurders en verhuurders binnen de retail om te peilen hoe de situatie nu
is in de sector op het vlak van huren. 

9. Hoe zit het met de taskforce retail, waar vorig jaar een motie van
D66 en VVD over is aangenomen?

In lijn met wat er tijdens de Begrotingsbehandeling 2019 is besproken,
worden in het kader van de vervolgaanpak Retailagenda 3.0 (gestart in
maart 2020) met alle betrokkenen een aantal gerichte opdrachten voor het
versterken van ondernemerschap, het tegengaan van leegstanden en het
inventariseren van knelpunten vormgeven. Daarmee is wat beoogd werd met
de zogenaamde taskforce de facto gerealiseerd binnen het kader van de
Retailagenda. Door te kiezen voor een inbedding van deze problematiek
binnen de Retailagenda wordt geborgd dat alle relevante partijen, zoals
brancheorganisaties van de detailhandel en vastgoed, gemeenten,
provincies, kennisinstellingen en de departementen worden betrokken.

Antwoorden op de vragen gesteld door PvdA

1. De motie Moorlag Vitaliteit Binnensteden is aangenomen bij een
coronadebat enkele weken geleden. Hoe gaat de staatsecretaris deze motie
uitvoeren?

 

De motie Moorlag met betrekking tot de vitaliteit van binnensteden zal
worden betrokken bij de besteding van de middelen voor de
herstructurering van winkelgebieden om de leefbaarheid te verbeteren.
Hiervoor heeft het kabinet 100 miljoen euro gereserveerd op de
Aanvullende Post bij het Ministerie van Financiën. De opzet voor de
besteding van deze middelen zal de komende maanden verder worden
uitgewerkt. Daarbij zal nauw worden samengewerkt met gemeenten,
marktpartijen en kennisinstellingen en Rijkspartners als het Ministerie
van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, waarbij Ministerie van
Economische Zaken en Klimaat de regie zal voeren. Het uitgewerkte
voorstel zal voorjaar 2021 worden opgeleverd. 

2. Hoe staat het met de motie “ongemakkelijk bezorggemak” van
Moorlag en Van den Berg? 

 

De groei van de online handel heeft de consument veel voordeel en gemak
opgeleverd. De coronacrisis heeft daar nog een dimensie aan toegevoegd:
als fysieke winkels beperkt toegankelijk of gesloten zijn, of als het
risico van winkelen te groot is, is online bestellen een waardevol
alternatief. Ook voor ondernemers heeft de online markt veel kansen
gebracht. Het levert werkgelegenheid op en het biedt veel bedrijven een
extra afzetkanaal. 

 

De motie van de heer Moorlag en mevrouw vd Berg (Kamerstuk XIII, nr. 60)
 besteedt terecht ook aandacht aan andere sociaal-economische en
maatschappelijke gevolgen, zoals op het gebied van concurrentie, milieu
en arbeidsmarkt. Ik heb dit jaar een rijksbrede inventarisatie
uitgevoerd van alle lopende acties en projecten op deze terreinen. 

 

Ik ben blij te kunnen melden dat de thema’s waar de motie aandacht
voor vraagt uitgebreid vertegenwoordigd zijn in lopende trajecten en dat
daarop interdepartementale afstemming plaatsvindt. Voorbeelden die ik
kan noemen op het gebied van milieu en duurzaamheid zijn de actieplannen
van de Topsector Logistiek (waaronder verduurzaming stadslogistiek) en
het voorkomen van verspilling van retour gestuurde goederen. Met
betrekking tot eerlijke marktverhoudingen wordt bijvoorbeeld gewerkt aan
aanvullende regelgeving voor platforms met een poortwachtersfunctie en
wordt de BTW-vrijstelling voor van buiten de EU-ingevoerde pakketjes met
een waarde onder de 22 euro per 1 juli 2021 afgeschaft. Ook worden
momenteel de adviezen van de SER over productveiligheid directe import
nader uitgewerkt. In het kader van arbeid heeft de ACM een leidraad
opgesteld ten aanzien van situaties waarin het voor zzp’ers toegestaan
is gezamenlijk afspraken te maken over tarieven en wordt gewerkt aan
voorstellen op basis van de aanbevelingen van de Commissie Borstlap
(regulering van werk). De planning is dat u deze inventarisatie voor het
kerstreces ontvangt, in een schriftelijke reactie van mij op de motie. 

3. Er is oplopende werkeloosheid en tegelijkertijd zijn er 10.000
onvervulbare technische vacatures. Mijn vraag aan de staatssecretaris
is: wat gaat u hieraan doen? Hoe gaat u mensen van werk naar werk
helpen? Hoe voorkomen we dat we economische groei laten liggen omdat er
onvervulbare technische vacatures zijn en bedrijven hierdoor opdrachten
niet kunnen oppakken? De instroom dreigt op te drogen omdat stages
vanwege corona niet doorgaan. Jongeren stromen later of helemaal niet
in. Wat doet het kabinet hier aan?

Het kabinet heeft, als onderdeel van het bredere crisis- en
herstelpakket, een sociaal pakket gepresenteerd. De uitwerking hiervan
is op 23 september naar uw Kamer gestuurd (Kamerstuk 35420, nr. 134).
Het kabinet wil de mensen die nu in onzekerheid verkeren de mogelijkheid
geven om gebruik te maken van passende begeleiding bij het zoeken naar
nieuw werk en inkomen. En waar dat mogelijk is achter één loket.
Regionale mobiliteitsteams gaan die hulp coördineren. In totaal heeft
het kabinet 683 miljoen euro gereserveerd voor ondersteuning en
begeleiding naar nieuw werk. Daarnaast hebben mensen die hun
vaardigheden willen bijwerken om hun huidige werk te behouden of aan een
nieuwe baan te beginnen, passende bij- of omscholing nodig. Met bijna
200 miljoen euro financiert het kabinet ontwikkeladviezen en kosteloze
scholing voor werkenden en werkzoekenden, betaalt het kabinet mee aan
uitgebreidere trajecten die werkgevers organiseren voor mensen die
starten in een nieuwe baan en subsidieert het kabinet sectoren en
sociale partners om maatwerktrajecten op te zetten. 

Binnen dit pakket is in het bijzonder aandacht voor tekortsectoren als
de techniek. Onder meer door de intersectorale omscholingsregeling van
38 miljoen euro, waarmee werknemers naar deze structurele tekortsectoren
kunnen worden omgeschoold. Het sociaal pakket komt bovenop de bestaande
inzet, waaronder het Techniekpact. Daarnaast heeft het kabinet voor het
SBB Actieplan stages en leerbanen extra geld beschikbaar gesteld. Dit is
ingegeven door de leerbanen- en stagetekorten als gevolg van de
coronacrisis. Naast de 4 miljoen euro die voor 2020 beschikbaar is,
wordt ook in 2021 4 miljoen euro uitgetrokken.

4. Is de staatssecretaris bereid om extra kapitaal ter beschikking te
stellen aan de ROM's? 

In de Kamerbrief van 28 augustus jl. over de verlenging op de
maatregelen uit het nood- en steunpakket heeft het kabinet aangegeven
150 miljoen euro beschikbaar te stellen voor de fondsversterking van de
ROM’s. Met deze fondsversterking worden de ROM’s in staat gesteld om
het eigen vermogen van veelal innovatieve mkb-ondernemingen, onder
andere in hun portefeuilles, te kunnen versterken, zodat deze bedrijven
daarna weer makkelijker door de markt zelf gefinancierd kunnen worden. 

Op dit moment ben ik met de overige aandeelhouders van de ROM’s in
gesprek over de te stellen voorwaarden aan de vermogensstorting en de
gestelde cofinancieringseis. Ik ben voornemens om de middelen begin
volgend jaar uit te keren aan de ROM’s.

Antwoorden op de vragen gesteld door de ChristenUnie

1. Er is een wendbare innovatieve maakindustrie nodig, Nederland moet
zijn eigen broek ophouden. Hoe staat het met de uitvoering
motie-Heerma/Segers over de strategische afhankelijkheid van vitale
sectoren?

Het kabinet houdt altijd een vinger aan de pols om te voorkomen dat er
strategische afhankelijkheden binnen de vitale processen ontstaan. De
uitvoering van de motie-Heerma/Segers ligt bij mijn collega, de minister
van J&V. De verwachting is dat de uitvoering van de motie wordt
meegenomen in de voortgangsbrief over de Nationale Veiligheid Strategie
die in het eerste kwartaal van 2021 aan uw Kamer wordt aangeboden. 

2. Er zijn grote tekorten aan goed opgeleide mensen in de maakindustrie.
Vakonderwijs moet laagdrempeliger worden en er moet meer geïnvesteerd
worden in vakopleidingen. Voelt het kabinet deze urgentie met het CU, en
vindt het kabinet dat we weer moeten sturen op instroom bij onderwijs
gelet op markperspectieven? Hoe gaat het kabinet sturen op het opleiden
van de vakmensen voor de toekomst?

Het is van groot belang dat we voldoende goed opgeleide mensen hebben in
de maakindustrie. Het kabinet zet zich op diverse manieren hiervoor in.
Allereerst via het Techniekpact, waarin de instroom in technische
profielen en opleidingen één van de prioriteiten is en blijft.
Daarnaast is één van de pijlers van het Leven Lang Ontwikkelen-beleid
om het opleidingsaanbod voor volwassenen te flexibiliseren. Waaronder
door meer arbeidsmarktrelevante onderdelen hierin mogelijk te maken. Dat
stelt mensen in staat om ook tijdens hun loopbaan scholing te volgen die
aansluit bij al opgedane vaardigheden. Tot slot werkt het Ministerie van
Onderwijs, Cultuur en Wetenschap aan aansluiting van onderwijs en
arbeidsmarkt binnen de techniek via onder meer Sterk Techniekonderwijs
en het Regionaal Investeringsfonds mbo. 

 

3. Hoe kan binnen de WBSO worden gezorgd dat bedrijven meer aan
innovatie doen, en het niet alleen maar goedkoper maken? 

Een intensivering van de WBSO kan door middel van een verhoging van een
percentage of door de verlenging van de schijfgrens. Door beide
maatregelen wordt speur- en ontwikkelingswerk (S&O) goedkoper voor
bedrijven die van zo’n aanpassing profiteren, omdat de overheid een
groter deel van de kosten die zij maken compenseert via lagere
loonheffingen. In beide gevallen is het beoogde effect dat bedrijven
hierdoor meer gaan uitgeven aan S&O. Uit de recentste evaluatie van de
WBSO blijkt ook dat dit doel wordt bereikt (Bijlage bij Kamerstuk 32637,
nr. 358.). 

Een tegenstelling tussen verschillende parameteraanpassingen zie ik dan
ook niet. Wel kan de ene parameteraanpassing effectiever zijn dan de
andere in het stimuleren van extra S&O. De schijfgrens binnen de WBSO
echter al dusdanig hoog dat bijna 90% van het mkb niet boven die
schijfgrens uitkomt. Een verlenging van de schijfgrens levert voor die
bedrijven dus per definitie geen prikkel op om extra te investeren in
S&O. 

4. Koopt de overheid innovatief in en wanneer gebeurt dat? Denken de
inkoopafdelingen van de overheid hier wel aan? Kan de overheid
SBIR-projecten stimuleren, kan de staatssecretaris dit aantal projecten
laten toenemen?

Overheden kunnen hun inkoopkracht inzetten om innovatie te bevorderen.
Daarmee kunnen zij oplossingen vinden voor maatschappelijke uitdagingen
en hun publieke taken beter uitvoeren. Ook wordt hiermee de
innovatiekracht van bedrijven, met name het mkb, versterkt. 

Ik heb mij deze regeerperiode ingezet om, via de 10 miljoen euro die in
het regeerakkoord voor SBIR is vrijgemaakt, andere departementen en
aanbestedende diensten meer SBIR’s uit te laten voeren. Hiervan heb ik
recentelijk 3 miljoen euro vrijgemaakt voor innovatiecompetities die
bijdragen aan het Missiegredreven Topsectoren en Innovatiebeleid en / of
het verlichten van de maatschappelijke economische gevolgen van de
Coronacrisis. 

Naar aanleiding van deze oproep zijn er vier SBIR-trajecten gestart, te
weten:

SBIR-traject met ZonMw met als doel innovatieve oplossingen te
ontwikkelen die bijdragen aan het op volle capaciteit kunnen organiseren
van sport(evenementen) voor publiek ten tijde van de Coronacrisis. 

SBIR-traject met ZonMw met als doel innovatie oplossingen te ontwikkelen
die bijdragen aan het veilig en op volledige capaciteit openstellen van
binnenruimtes voor sporters én publiek ten tijde van de Coronacrisis.

SBIR-traject met VWS met als doel innovatieve, herbruikbare en duurzame
protectiejassen te ontwikkelen gezien de grote vraag naar persoonlijke
beschermingsmiddelen (PBMs) sinds de Covid-19 uitbraak. 

SBIR-traject met BZK met als doel om innovatieve oplossingen te
ontwikkelen voor één van beide vraagstukken< (a) inclusie en
empowerment en (b) een leven lang leren en ontwikkelen > in relatie tot
de versnelling in de digitale transformatie die de huidige Corona-crisis
met zich meebrengt.

Daarnaast ben ik nog met drie overheden in gesprek om op korte termijn
een SBIR te starten.

Ook geef ik via het Expertisecentrum Aanbesteden, PIANOo, voorlichting
aan overheden over innovatiegericht inkopen. Uit een recente benchmark
van de Europese Commissie (DG Connect), gepubliceerd op 13 oktober jl.,
blijkt dat Nederland een stevige positie heeft wat betreft innovatief
inkopen en in Europa op nummer drie staat. 

Vanuit het kabinet blijf ik mij graag inspannen om innovatiegericht
inkopen onder de aandacht van andere aanbestedende diensten te blijven
brengen en om hen zo aan te zetten meer gebruik te maken van
instrumenten als SBIR en het InnovatiePartnerschap. 

5. De overheid moet controle hebben over diensten en meetstandaarden van
VSL. Alle diensten die cruciaal zijn voor de Nederlandse High-Tech
industrie moeten gecontinueerd worden. Het is noodzakelijk dat het
Ministerie van Economische Zaken en Klimaat financieel bijspringt. Graag
reactie van de staatssecretaris.

Ik ben het eens met het lid Bruins dat de overheid controle moet hebben
over de nationale meetstandaarden en de diensten die daarmee worden
verleend.

In mijn recente Kamerbrief van 29 oktober jl. heb ik aangegeven dat ik
eraan werk om de checks-and-balances in de relatie met VSL te
verstevigen. Onderdeel daarvan is dat ik op dit moment samen met VSL en
de Raad van deskundigen een communicatieprotocol opstel waarin de
onderlinge afspraken, inclusief taken, verantwoordelijkheden en
bevoegdheden, worden vastgelegd. 

Ook ben ik het met u eens dat meetstandaarden die cruciaal zijn voor de
Nederlandse High-Tech industrie moeten worden gecontinueerd. In goede
samenspraak met VSL en de Raad van deskundigen lukt dat ook. De
temperatuurmetingen die door onvoorziene omstandigheden tijdelijk hebben
stilgelegen, worden begin volgend jaar weer hervat.  

Daarnaast ben ik in gesprek met VSL over de in hun Meerjarenplan
aangegeven ambities en de daarvoor benodigde financiële middelen. Uw
Kamer wordt daarover volgend jaar nader geïnformeerd. 

Antwoorden op de vragen gesteld door de SGP

1. Over de financiering van het mkb in deze stormachtige corona-tijden.
Willen de bewindslieden op korte termijn onderzoeken wat de
mogelijkheden voor regelingen als de win-win lening en de
durfkapitaalregeling zijn?

Het onderzoek naar durfkapitaal in de vroege fase (uitgevoerd door
onderzoeksbureau KplusV) wordt momenteel afgerond en zal dit najaar aan
de Kamer worden aangeboden. Met dit onderzoek wordt tevens invulling
gegeven aan de motie van de leden Amhaouch, Bruins, Aartsen en Verhoeven
die hebben verzocht te onderzoeken hoe het doel van de zogeheten Tante
Agaath-regeling op niet-fiscale wijze kan worden bereikt (Kamerstuk
32637, nr. 407). Ik wacht daarom eerst de resultaten van dit onderzoek
af alvorens ik een onderzoek naar mogelijke fiscale maatregelen in
overweging kan nemen zoals door de indieners wordt voorgesteld met de
win-win en durfkapitaalregeling.

2. Wat gaat het kabinet doen om onze maritieme maakindustrie te
ondersteunen?

Het kabinet zet zich actief in voor de maritieme maakindustrie. Zo wijs
ik u op de recente betrokkenheid bij de herkapitalisatie van Royal IHC
en diverse bredere maatregelen die de concurrentiepositie van de sector
versterken zoals de uitbreiding van de EKV-regeling (export
kredietverzekeringen) om de export te bevorderen en de subsidieregeling
duurzame scheepsbouw (SDS) om de productie van innovatieve duurzame
schepen te stimuleren. 

Verder volg ik de internationale concurrentiepositie van de maritieme
sector actief. Mede op basis van de motie Palland (Kamerstuk 21 501-30,
nr. 475) verken ik momenteel samen met de sector in hoeverre aanvullende
instrumenten nodig zijn. 

3. Het Nederlands Comité voor Ondernemerschap constateert dat veel
overheidsregelingen zich richten op ontwikkeling van innovaties, maar
niet op het toepassen ervan. Het Comité pleit daarom voor een
investeringsregeling gericht op toepassing van innovaties door het mkb.
Hoe waarderen de bewindslieden dit pleidooi in het licht van de
Groeifonds-ambities?

De ambities van het Groeifonds zijn beschreven in de Groeistrategie. De
toepassing van innovatie valt binnen de pijler R&D en innovatie van het
Nationaal Groeifonds en kan dus een onderdeel zijn van een
projectvoorstel. Als een projectvoorstel wordt ingediend dat innovatie
toepast en dat project voldoet aan de criteria van het fonds dan kan het
project in principe in aanmerking komen voor financiering uit het fonds.
Wat betreft de rol van het mkb binnen het Groeifonds; de verwachting is
dat de projecten die gefinancierd zullen worden uit het Nationaal
Groeifonds terrein R&D en innovatie veelal bestaan uit een consortium
van partijen. Dit kan een divers palet zijn van onder andere bedrijven
en kennisinstellingen, groot en klein, dus ook het mkb, startups en
scale-ups. Ik verwacht dan ook dat het mkb in het Groeifonds goed mee
zal draaien. Daarnaast is het versterken van ecosystemen een belangrijk
onderdeel van de groeistrategie, waar het Groeifonds aan zal bijdragen.
Het mkb en startups zullen als onderdeel van een nieuw of versterkt
ecosysteem profiteren van investeringen uit het fonds.

 

4. Het is hoog tijd voor een duidelijke doelstelling, met tenminste een
nullijn voor regeldruk, en betere toepassing van het Integraal
Afwegingskader bij nieuwe regelgeving. Pakt het kabinet deze handschoen
op?

Het lid Stoffer (SGP) bepleit een terugkeer naar het beleid van vorige
kabinetten waarin het accent gericht was op de reductie van de kosten
van wetgeving voor het Nederlandse bedrijfsleven. Op dit beleid was de
afgelopen jaren juist steeds meer kritiek, met name ook van
ondernemerszijde. Ondernemers gaven aan zich niet te herkennen in de
cijfers van de feitelijk ervaren regeldruk. Ervaren regeldruk heeft
namelijk in de praktijk veel meer te maken met de werkbaarheid en
begrijpelijkheid van regels. 

Dit kabinet legt daarom de focus op het aanpakken van concrete
knelpunten die door ondernemers zelf worden genoemd, zodat
regeldrukvermindering voor ondernemers ook echt voelbaar is. In dat
kader wordt samen met ondernemers bijvoorbeeld ook gewerkt aan het
gebruiksvriendelijker maken van de AVG die door de heer Stoffer werd
aangehaald. Op die manier werken we aan een aanpak die weliswaar niet
tot één cijfer herleidbaar is, maar breder is en ook de ervaren
regeldruk meeneemt. 

De OESO heeft op verzoek van Nederland onderzocht en geadviseerd hoe het
Integraal Afwegingskader (IAK) als instrument beter en effectiever kan
worden. Het IAK biedt beleidsmedewerkers en wetgevingsjuristen structuur
bij het maken van goed beleid en goede regelgeving en zorgt dat alle
relevante informatie op het juiste moment in het beleidsproces in beeld
komt. In lijn met het advies wordt nu door het kabinet aan een
herzieningsvoorstel gewerkt om te zorgen dat het IAK beter toegepast
wordt. Dit voorstel wordt in de komende Voortgangsrapportage van de
operatie Inzicht in Kwaliteit nader beschreven. Deze zal u begin 2021
door de minister van Financiën worden toegezonden.

5. Het Nederlands Comité voor Ondernemerschap pleit voor opschaling van
het digitaliseringsprogramma voor het mkb. MKB-Nederland pleit voor een
pilot met Innovatieprestatiecontracten voor digitalisering. Willen de
bewindslieden dit oppakken?

Het beeld dat wordt geschetst door het Comité is herkenbaar. Door de
coronacrisis is de digitalisering van de economie in een versnelling
geraakt. Er is door mkb-ondernemers bijvoorbeeld massaal geïnvesteerd
in websites en digitaal klantcontact. Dit helpt hen de huidige crisis te
overleven, maar het blijft, zeker voor het kleinere mkb, een uitdaging
om de kansen van digitalisering tijdig te verzilveren. Denk bijvoorbeeld
aan de benutting van de kansen van Artificial Intelligence toepassingen.

De afgelopen kabinetsperiode is een stevig fundament gelegd om
mkb-ondernemers hierin te ondersteunen maar vervolgstappen zullen moeten
worden gezet. Op 30 oktober jl. heb ik uw Kamer de voortgangsrapportage
van het MKB Actieplan gestuurd. In aansluiting op de aanbevelingen van
het Comité wordt daarom verkend hoe het digitaliseringsprogramma voor
het mkb kan worden doorontwikkeld om een schaalsprong te maken.

Wat betreft het pleidooi van MKB-Nederland voor een pilot met
Innovatieprestatiecontracten voor digitalisering. Het door MKB-Nederland
geschetste belang van zowel procesinnovatie als digitalisering wordt
zoals toegelicht onderschreven.

Er zijn echter al verschillende programma’s op digitalisering gericht,
zoals het eerder genoemde programma Versnelling Digitalisering mkb en
Smart Industry. Om (proces)innovatie te stimuleren bestaan ook al
verschillende regelingen, naast de WBSO bijvoorbeeld ook de MIT. Tevens
wordt met de financiering van innovatiemakelaars bestaande innovaties
bij bedrijven onder de aandacht gebracht. Het toepassen van bestaande
innovaties levert immers ook een belangrijke bijdrage aan de
noodzakelijke procesinnovatie door het mkb. 

Het beschikbare budget voor deze regelingen is beperkt. Er is daarom
enkele jaren geleden voor gekozen om de middelen te bundelen in een paar
regelingen om de innovatiemiddelen niet te veel te versnipperen.

Een pilot is alleen maar zinvol als die daadwerkelijk wat toevoegt aan
de bestaande instrumenten. In de afgelopen jaren zijn er gesprekken
geweest met het bedrijfsleven en toen is niet duidelijk geworden waarin
het bestaande instrumentarium niet voorziet. Niettemin wil ik toezeggen
nog een keer te verkennen waar het brede mkb behoefte aan heeft om meer
procesinnovatie tot stand te brengen, in het bijzonder in relatie tot
digitalisering, voordat een nieuw instrument wordt geïntroduceerd. 

6. Hoe gaat het kabinet een versnipperde aanpak - en daardoor verlies
aan slagkracht in het digitale domein - voorkomen? Bijvoorbeeld bij
cyberveiligheid van laadpalen?

Juist om versnippering in het digitale domein tegen te gaan, heeft het
kabinet de Nederlandse Digitaliseringsstrategie (NDS) gelanceerd. De NDS
bevat de overkoepelende, kabinetsbrede ambities om de kansen van
digitalisering voor maatschappij en economie op verantwoorde wijze te
benutten. 

Binnen het kabinet coördineren drie bewindspersonen het thema
digitalisering. De staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat op
de digitale economie en de overkoepelende digitaliseringstrategie, de
staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties op het
terrein van de digitale overheid en de minister van Justitie en
Veiligheid op cybersecurity. 

Om de samenhang op het thema digitalisering te bewaken, is er regelmatig
overleg en afstemming tussen de betrokken ministeries. Gezamenlijk
worden actuele ontwikkelingen besproken, nadere prioriteiten gesteld en
acties op elkaar afgestemd. Op deze manier zorgt het kabinet ervoor dat
digitale vraagstukken voortvarend en in onderlinge samenhang worden
opgepakt.

Zoals toegezegd tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen, ontvangt uw
Kamer voor de begrotingsbehandeling van het Ministerie van Justitie en
Veiligheid een nadere toelichting op de borging van samenhang in de
aanpak van digitalisering en digitale veiligheid in het bijzonder. 

7. Het kabinet moet nog reageren op de schriftelijke inbreng bij het
wetsvoorstel om gedwongen winkelopenstelling tegen te gaan is. Tegelijk
speelt naast de zondag ook de bredere wens van winkeliers om buiten de
reguliere openingstijden te allen tijde de vrijheid te houden om een
eigen lijn te kiezen. Wil de staatssecretaris van Economische Zaken en
Klimaat hierin meedenken?

Ik denk graag mee met de SGP over de vrijheid van winkeliers om te
kiezen of zij buiten de reguliere openingstijden open willen zijn. Ik
heb bijvoorbeeld veelvuldig contact gehad met de retailsector over de
invulling van de motie-Stoffer/Verhoeven, die de regering verzoekt te
waarborgen dat winkeliers bij een nieuw contract als bij een verlenging
de vrijheid hebben op zondag hun winkel gesloten te houden. De
retailsector heeft aangegeven het onwenselijk te vinden om het maken van
afspraken over winkeltijden verder te beperken dan mijn wetsvoorstel
regelt. Mijn wetsvoorstel regelt dat een winkelier altijd zelf moet
instemmen met openstelling, bijvoorbeeld ook op zondag, en dit gaat ook
gelden voor winkeliers die eerder zijn geconfronteerd met gewijzigde
openingstijden waarmee ze zelf niet hebben ingestemd. Dat vind ik een
mooie balans tussen de vrijheid van de winkelier en de wensen van de
sector om afspraken te maken. Ik wil dit alvast regelen en zal verder
met de sector bespreken of en hoe zij verdere invulling van deze motie
graag zien en daarbij de suggestie van de SGP aan de orde stellen. 

Ik stuur uw Kamer spoedig mijn schriftelijke reactie, en ga graag met de
Kamer in debat over mijn wetsvoorstel bij de behandeling hiervan.

Antwoorden op de vragen gesteld door DENK

1. Drie jaar geleden bespraken we de eerste begroting van deze
bewindspersonen en hebben we onze visie gegeven: DENKend Economie:
Diversiteit als kracht voor de economie. Dat hebben we toen aangeboden
en zullen we vandaag opnieuw doen. Wij willen graag vernemen wat ze hier
drie jaar mee hebben gedaan en wat ze het komende jaar voornemen daar
mee te doen. Graag hoor ik dat, desnoods schriftelijk. 

 

Het rapport geeft aan dat meer ruimte moet worden gegeven aan het mkb
als motor voor de economie. Hieraan is invulling gegeven via het
MKB-actieplan dat ik in juni 2018 heb uitgebracht. Afgelopen week hebt u
de voortgangsrapportage ontvangen, waarin voor zeven relevante
mkb-thema’s de resultaten beschreven worden van de acties en
maatregelen die de overheid heeft genomen om het ondernemersklimaat in
Nederland te verbeteren. 

In het algemeen onderschrijf ik het belang van diversiteit. Inclusieve
organisaties stimuleren dat verschillende perspectieven, achtergronden
en inzichten gebruikt worden wat de denkkracht kan vergroten. Ook is
discriminatie, op welke gronden dan ook, is bij wet verboden. Het
bestrijden van achterstanden en discriminatie behoort, afhankelijke van
de aspecten die dit betreft, tot de beleidsverantwoordelijkheid van de
ministers van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Sociale Zaken en
Werkgelegenheid dan wel Justitie en Veiligheid. Echter, het Ministerie
van Economische Zaken en Klimaat voert bij het stimuleren van het
ondernemersklimaat geen doelgroepenbeleid. 

2. Waarom ziet het kabinet af van de afschaffing van de loondoorbetaling
van het tweede ziektejaar voor kleine bedrijven? Eén van de weinige
goede plannen uit het regeerakkoord is daarmee om zeep geholpen.
Betrouwbare private polissen zouden hiervoor terug komen maar hier heb
ik weinig over gehoord. Wat is hier de stand van zaken van? Is dit
überhaupt een realistisch alternatief voor het zelf doorbetalen van het
tweede ziektejaar?

De Wet Loondoorbetaling bij Ziekte valt onder de verantwoordelijkheid
van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. In goed overleg
met sociale partners, waaronder MKB-Nederland, is besloten om de plannen
ten aanzien van loondoorbetaling bij ziekte, zoals deze in het
regeerakkoord stonden, niet uit te voeren. In plaats daarvan is
gezamenlijk nagedacht over hoe dit voor kleine ondernemers toch
makkelijker en goedkoper gemaakt kan worden. Dit heeft onder andere
geresulteerd in een mkb-verzuimontzorgverzekering per 1 januari 2020,
waardoor kleine werkgevers optimaal ontzorgd worden. Deze verzekering
vangt het financiële risico op en helpt bij de verplichtingen en taken
rond de loondoorbetaling bij ziekte. Deze verzekering is pas kort van
kracht en wordt aangeboden door meerdere verzekeraars. 

 

Daarnaast zal per 1 januari 2022 de premie voor het
Arbeidsongeschiktheidsfonds (Aof) gedifferentieerd worden naar een
lagere premie voor kleine werkgevers en een hogere premie voor
middelgrote en grote werkgevers. De financiële tegemoetkoming voor
kleine werkgevers bedraagt 450 miljoen euro. 

3. Ook zzp’ers zouden de kans moeten krijgen om ander werk te gaan
doen. Wat ze zouden kunnen gebruiken zijn speciale vouchers om zich om
te scholen of gecoached te worden. Kan de staatssecretaris overwegen om
zulke bijscholingsvouchers of coachingsvouchers in het leven te roepen? 

Ook zzp’ers kunnen gebruik maken van het sociaal pakket, onderdeel van
het bredere crisis- en herstelpakket, waarmee het kabinet in scholing en
van werk naar werk investeert. De uitwerking hiervan is op 23 september
naar uw Kamer gestuurd (Kamerstuk 35420, nr. 134). Verder start op 1
januari 2021 een volgende fase binnen de Tozo. In deze fase ondersteunt
het kabinet zelfstandig ondernemers waar nodig om zich voor te bereiden
op een nieuwe toekomst. Als zelfstandig ondernemer of als werknemer in
loondienst. SZW, VNG en Divosa werken samen met gemeenten en
vertegenwoordigers van zelfstandigenorganisaties de komende maanden uit
hoe deze ondersteuning kan worden gefaciliteerd. 

4. Klopt het dat de garantieregeling-BMKB slechts over 1% van de
leningen gaat? Dan heeft het geen impact. Op welke manier kan de
staatssecretaris zorgen dat de garantieregelingen een groter bereik
krijgen? Bijvoorbeeld, 10% van de leningen?

Banken financieren met zekerheden. Zij zetten de BMKB alleen in als er
een dekkingstekort is voor zekerheden en het risico anders dus te hoog
is. 

Per ultimo september stond voor afgerond € 2,9 miljard aan
BMKB-leningen uit en volgens DNB cijfers 11,9 miljard in totaal aan
mkb-leningen tot 250.000 euro. De gemiddelde BMKB-lening bedraagt circa
200.000 euro. Dit geeft een indicatie voor het aandeel van de BMKB
(circa 25%) en de impact in het totaal van de verlening van kleine
kredieten. 

In het jaar 2019 is met 530 miljoen aan staatsgaranties in de BMKB door
de banken voor ruim een miljard aan mkb leningen verstrekt. 

 

De BMKB-C is sinds 16 maart geopend en van de garantieruimte van 1,5
miljard euro (samen met de reguliere BMKB) is ongeveer eenderde
gebruikt. De regeling loopt naar verwachting. 

Uiteraard is het mogelijk om de impact van het instrumentarium te
vergroten door als staat meer risico te nemen in plaats van de
financier. Echter, dat willen we niet in een open markteconomie. Dit zou
banken kunnen aanzetten tot het nemen van risico’s die niet
verantwoord zijn, met alle nadelige gevolgen van dien.

De BMKB-regeling wordt om de vijf jaar geëvalueerd en wordt in 2021
weer geëvalueerd waarbij de impact van de regeling ook weer aan bod zal
komen. 

5. Van de extra garantieregelingen die er speciaal voor de coronacrisis
zijn. Klopt het dat maar 5% van deze regelingen benut wordt? Al die
middelen die wij ter beschikking stellen – waarom wordt er nauwelijks
gebruikgemaakt van de regelingen? Is het onbekend of het te ingewikkeld
is in de uitvoering? 

Een hoog gebruik van de KKC en GO-C en in mindere mate de BMKB-C is geen
doel op zich. Financiers vragen aan en niet de ondernemers, de
instrumenten moeten dus vooral bekend zijn bij de financiers. De
regelingen zijn daarbij zoveel mogelijk afgestemd op de
financieringspraktijk van de financier waarbij we telkens kijken hoe we
de uitvoering zo effectief en efficiënt mogelijk kunnen doen.

Banken hebben in totaal voor meer dan 28 miljard aan financiering
verstrekt zonder overheidsregelingen en nu voor 1,7 miljard met deze
regelingen. Alleen voor de KKC en GO-C is sprake van onderbenutting.
Over de periode april-september is voor circa 500 miljoen aan BMKB-C
leningen verstrekt. Over de periode april-september is voor circa 500
miljoen aan BMKB-C leningen verstrekt. De BMKB-C kent dus wel een goede
benutting

Maar het is wel tegelijk belangrijk om de garantieregelingen zoals KKC,
BMKB-C en GO-C beschikbaar te hebben voor de groei van de vraag naar
krediet die we wel voorzien komende tijd. Daarom heeft het kabinet in de
laatste Kamerbrief aangekondigd (Kamerstuk 952946) deze regelingen te
verlengen. In de Nota van Wijziging op de EZK-begroting 2021 zijn de
garantiebudgetten voor deze verlengingen opgenomen.

6. Kan de staatssecretaris een reactie geven op de aanbevelingen van ONL
(gebaseerd op input van een panel van ondernemers): 

Het opnieuw invoeren van de Tante Agaath Regeling, die al eerder bestond
tussen 2001 en 2011 (heffingskorting voor beleggingen in durfkapitaal).

Win-win-lening. Ook deze regeling bevat een belastingkorting op de rente
voor leningen aan mkb'ers.

Beide regelingen hebben een vorm van verliesaftrek.

Het onderzoek naar durfkapitaal in de vroege fase (uitgevoerd door
onderzoeksbureau KplusV) wordt momenteel afgerond en zal dit najaar aan
de Kamer worden aangeboden. Met dit onderzoek wordt tevens invulling
gegeven aan de motie van de leden Amhaouch, Bruins, Aartsen en Verhoeven
die hebben verzocht te onderzoeken hoe het doel van de zogeheten Tante
Agaath-regeling op niet-fiscale wijze kan worden bereikt (Kamerstuk
32637, nr. 407). Ik wacht daarom eerst de resultaten van dit onderzoek
af alvorens ik een onderzoek naar mogelijke fiscale maatregelen in
overweging kan nemen zoals door de indieners wordt voorgesteld met de
win-win en durfkapitaalregeling. 

7. De staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid is bezig met
discriminatie op de arbeidsmarkt. Dit kan beter, door het charter
diversiteit verplicht te stellen voor bedrijven met meer dan 50
medewerkers en dit ook verplicht te stellen bij aanbestedingen. Graag
een reactie.

Het kabinet neemt het tegengaan en voorkomen van discriminatie op de
arbeidsmarkt serieus. Zo bekijkt het kabinet of de Inspectie van Sociale
Zaken en Werkgelegenheid beter kan handhaven op onder andere
discriminatie bij werving en selectie. 

Er zijn nadelen verbonden aan een verplichtstelling van het charter
diversiteit voor bedrijven met meer dan 50 werknemers omdat dit mogelijk
een ongewenste toename van regeldruk voor bedrijven tot gevolg heeft. 

Het verplicht stellen van het charter diversiteit bij aanbestedingen is
niet zinvol, omdat het bij aanbestedingen in het algemeen niet mogelijk
is om eisen te stellen aan het bedrijfsbeleid van ondernemingen die
meedingen naar opdrachten. Dat is namelijk in strijd met het Europese
(en nationale) proportionaliteitsbeginsel: eisen moeten in redelijke
verhouding staan tot het voorwerp van de opdracht. Het is eventueel wel
mogelijk om eisen te stellen aan het personeel dat ingezet wordt bij de
uitvoering van de opdracht, maar of en hoe diversiteit daar een plek in
kan of moet krijgen, is sterk afhankelijk van de aard van de opdracht en
de personele component in de opdracht. Het ligt daarom niet voor de hand
hier verplichtingen aan te verbinden. 

8. Er is geen beleid voor discriminatie van bedrijven door andere
bedrijven. DENK wil dat de minister hier onderzoek laat instellen naar
hoe en op welke manier ondernemers gediscrimineerd worden. En hoe dit
keihard aangepakt kan worden.

Discriminatie, op welke gronden dan ook, is bij wet verboden.
Overtreding van dit verbod behoort, afhankelijke van de aspecten die dit
betreft, tot de beleidsverantwoordelijkheid van de ministers van
Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Sociale Zaken en Werkgelegenheid, dan
wel Justitie en Veiligheid.

9. Ik zie op de website van Qredits dat zij nog steeds 7,75% rente
vraagt. Waarom vraagt een instelling, die zegt zonder winstoogmerk
ondernemers te willen helpen, zulke woekerrentes? De fractie van DENK
zou liever zien dat de rente van Qredits flink omlaag gaat. Kan de
staatssecretaris hier een reactie op geven? 

Qredits heeft de afgelopen jaren een positief resultaat behaald en heeft
daarom toen het kon de rente voor ondernemers verlaagd; zowel in 2017
als in 2018 is de rente met 1% verlaagd. De rente voor een microkrediet
bedraagt momenteel 8,75% en voor een mkb-krediet tussen de 5,75 en
7,75%. 

De rente van Qredits wordt onder andere bepaald door de kosten van
Qredits. De rente is met afsluitprovisie een inkomstenbron voor Qredits
om zo de kosten te dekken voor het verstrekken en beheren van kredieten.
Daarnaast dient Qredits de kosten als gevolg van kredieten die niet
worden terugbetaald (defaults) en de fundingkosten (rente die Qredits
betaalt aan haar financiers) uit de inkomsten te dekken. Tevens vraagt
Qredits geen vergoeding aan de ondernemer voor een coach en training.
Voor deze kredieten betalen ondernemers een marktconforme
rentevergoeding aan Qredits. In vergelijking met alternatieve financiers
zit Qredits aan de onderkant met dit rentetarief.

10. DENK is voor een landelijk platform voor de ondersteuning en
advisering bij bedrijfsoverdrachten en voor een verbetering van de
financieringsmogelijkheden voor bedrijfsovernames. Diversiteit kan hier
ook een rol spelen. Graag een reactie van staatssecretaris. 

Bedrijfsoverdracht is een belangrijk onderwerp, onder meer voor
familiebedrijven. Op dit moment speelt de Kamer van Koophandel vanuit de
overheid een belangrijke rol in de informatieverstrekking en advisering
rondom dit onderwerp. Daarnaast spelen ook commerciële partijen hierin
een rol in. Ten aanzien van de financieringsmogelijkheden voor
bedrijfsoverdrachten zijn er diverse fiscale regelingen gericht op
bedrijfsoverdracht die de behoefte aan financiering verlagen, waaronder
de BOR. Deze regelingen worden in 2021 geëvalueerd. Na afronding
daarvan zal ik de Tweede Kamer informeren. 

Antwoorden op de vragen gesteld door het lid Van Haga

1. Wat is overgebleven van verkorting doorbetaling van ziekte van twee
naar één jaar? Is het kabinet dit nog van plan? 

De wet loondoorbetaling bij ziekte valt onder de verantwoordelijkheid
van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. In goed overleg
met sociale partners, waaronder MKB-Nederland, is besloten om de plannen
ten aanzien van loondoorbetaling bij ziekte, zoals deze in het
regeerakkoord stonden, niet uit te voeren. Te weten een kortere
loondoorbetalingsperiode, met een uniforme lastendekkende premie voor
kleine werkgevers. In plaats daarvan is gezamenlijk nagedacht over hoe
dit voor kleine ondernemers toch gemakkelijker en goedkoper gemaakt kan
worden. Dit heeft onder andere geresulteerd in een
MKB-verzuimontzorgverzekering per 1 januari 2020, waardoor kleine
werkgevers optimaal ontzorgd worden. Deze verzekering vangt het
financiële risico op en helpt bij de verplichtingen en taken rond de
loondoorbetaling bij ziekte. Deze verzekering is pas kort van kracht en
wordt aangeboden door meerdere verzekeraars. 

Daarnaast zal per 1 januari 2022 de premie voor het
Arbeidsongeschiktheidsfonds (Aof) gedifferentieerd worden naar een
lagere premie voor kleine werkgevers en een hogere premie voor
middelgrote en grote werkgevers. De financiële tegemoetkoming voor
kleine werkgevers bedraagt 450 miljoen euro. 

2. De bank stond vroeger naast de ondernemer, maar is nu gereduceerd tot
papierschuivers die bezig zijn hun eigen straatje schoon te houden met
hoge administratieve lasten. Kunnen de bewindspersonen aangeven wat zij
vinden van het financieringsprobleem in het mkb en welke mogelijkheden
zij zien om die op te lossen? 

In de visie MKB Financiering (Kamerstuk 32637, nr. 386) heb ik
geconstateerd dat de markt voor mkb-financiering met name voor de
doelgroep klein mkb (het hoogste risicosegment) diverse knelpunten kent.
Ik zie ook dat het huidige mkb-financieringsbeleid hier goed op
aangrijpt, maar ook dat aanvullende inzet noodzakelijk is. In de
Voortgangsrapportage MKB-actieplan dat ik op 30 oktober jl. aan de
Tweede Kamer heb gestuurd, geef ik een toelichting via welke lijnen ik
heb ingezet op het versterken van de mkb-financieringsmarkt. Zoals
betere toegang tot financiering en stimuleren alternatieve financiering.

3. Kan het kabinet uitleggen hoe het de peperdure regeldruk en
bureaucratie gaat stoppen?

4. Stapeling van alle maatregelen, ook van andere ministeries: het
ondernemersklimaat wordt er niet beter op. Is er iemand in het kabinet
die bijhoudt wat de resultante is van alle verschillende maatregelen van
alle ministeries? Wat betekent dit voor de regeldruk en de lasten voor
bedrijven? 

Als het gaat om regeldruk veroorzaakt door nieuwe wet- en regelgeving
vervult het Adviescollege Toetsing Regeldruk (ATR) de rol van
toezichthouder. Alle nieuwe wet- en regelgeving wordt ter toetsing aan
ATR voorgelegd. Jaarlijks rapporteert ATR over haar bevindingen in een
jaarverslag aan de Kamer. Daarnaast wordt via de mkb-toets nieuwe wet-
en regelgeving met substantiële gevolgen voor het mkb ook voorgelegd
aan panels met mkb-ondernemers. 

Als het gaat om knelpunten in bestaande regelgeving wordt middels een
aantal instrumenten in samenwerking met ondernemers en
brancheorganisatie gewerkt aan knelpunten. Onder andere via de
maatwerkaanpak, klantreisonderzoeken en de Strategische commissie betere
regelgeving bedrijven. Voor meer informatie verwijs ik u naar de
voortgangsrapportage van het programma betere regelgeving en
dienstverlening voor bedrijven die voor de zomer aan de Kamer is
gestuurd (Kamerstuk 29515, nr. 446). 

Over de voortgang van de acties en maatregelen van het kabinet om het
ondernemersklimaat voor het mkb te stimuleren wordt bovendien op een
samenhangende wijze gerapporteerd in de voortgangsrapportage
MKB-actieplan, die u op 30 oktober jl. ontvangen heeft. 

   HYPERLINK
"https://www.cpb.nl/mkb-bankfinanciering-in-europees-perspectief" \l
":~:text=Nederlandse%20mkb%27ers%20doen%20in,dat%20relatief%20hoge%20aan
tal%20afwijzingen." \t "_blank" 
https://www.cpb.nl/mkb-bankfinanciering-in-europees-perspectief#:~:text=
Nederlandse%20mkb%27ers%20doen%20in,dat%20relatief%20hoge%20aantal%20afw
ijzingen. 

Bureau Bestuursraad





Ons kenmerk

BBR /   DOCPROPERTY  "documentId"  \* MERGEFORMAT  20275741 





	Pagina   PAGE   \* MERGEFORMAT  21  van   SECTIONPAGES   \* MERGEFORMAT
 57 







Bureau Bestuursraad

Bezoekadres

Bezuidenhoutseweg 73

2594 AC Den Haag

Postadres

Postbus 20401

2500 EK Den Haag

Overheidsidentificatienr

00000001003214369000

T	070 379 8911 (algemeen)

F	070 378 6100 (algemeen)

www.rijksoverheid.nl/ezk



Ons kenmerk 

BBR /   DOCPROPERTY  "documentId"  \* MERGEFORMAT  20275741 

Bijlage(n)

1



> Retouradres Postbus 20401 2500 EK Den Haag



De Voorzitter van de Tweede Kamer

der Staten-Generaal

Binnenhof 4

2513 AA  DEN HAAG





Datum	5 november 2020

Betreft	Begrotingsbehandeling EZK: beantwoording van vragen



	Pagina   PAGE   \* MERGEFORMAT  1  van   SECTIONPAGES   \* MERGEFORMAT 
57