[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Toelichtende nota

Bijlage

Nummer: 2020D46393, datum: 2020-11-17, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Bijlage bij: Tweede Aanvullend Protocol bij het Algemeen Postverdrag; Genève, 26 september 2019 (2020D46392)

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Aanvullend Protocol bij het Algemeen Postverdrag; Genève, 26
september 2019 (Trb. 2020, 1 en Trb. 2020, 33)

TOELICHTENDE NOTA

1. Algemeen

Van 23 september tot en met 26 september 2019 vond in Genève het 3e
Buitengewone Congres van de Wereldpostunie plaats. Tijdens dit
Buitengewone Congres kwam bij het Algemeen Postverdrag een Tweede
Aanvullend Protocol tot stand. 

De Wereldpostunie (UPU) is een gespecialiseerde organisatie van de
Verenigde Naties en heeft momenteel 192 leden. De Unie bevat vier
organen: het Congres, de Raad van Bestuur, de Postraad en het
Internationaal Bureau. Het Congres is het hoogste orgaan van de Unie en
bestaat uit vertegenwoordigers van de lidstaten van de Unie. 

Het Congres komt om de vier jaar bijeen. Tijdens deze bijeenkomst komen
onder meer de strategische en financiële plannen voor de Unie aan de
orde. Het laatste Congres vond plaats in 2016 in Istanboel. Op verzoek
of met instemming van ten minste twee derde van de lidstaten van de Unie
kan ook een Buitengewoon Congres bijeen worden geroepen (zie artikel 15
van de Constitutie van de Wereldpostunie). Zowel bij een Congres als bij
een Buitengewoon Congres kan worden besloten tot wijziging en herziening
van de verdragen van de Unie.

De reden om de UPU-lidstaten bijeen te roepen voor het 3e Buitengewone
Congres was de aankondiging van de Verenigde Staten om het lidmaatschap
van de UPU per 1 oktober 2019 te beëindigen als er voor die tijd geen
herziening zou hebben plaatsgevonden van het systeem van
eindkostenvergoedingen. In dat kader had het Congres een mandaat met
betrekking tot de herziening van het eindkostenvergoedingssysteem voor
E-formaat brieven post, omvangrijke brieven en kleine pakketten.

Het onderhavige Tweede Aanvullend Protocol wijzigt het Algemeen
Postverdrag dat bepalingen bevat inzake de internationale postdienst en
de briefpostdienst. De tekst van het Algemeen Postverdrag is op 6
oktober 2016 te Istanboel opnieuw vastgesteld (zie Trb. 2017, 162, blz.
10 respectievelijk blz. 63). Deze tekst is laatstelijk gewijzigd in
september 2018 tijdens het 2e Buitengewone Congres te Addis Abeba (zie
Trb. 2019, 10). 

Het Tweede Aanvullend Protocol is, wat het Koninkrijk der Nederlanden
betreft, ondertekend voor het Europese deel en het Caribische deel van
Nederland, alsmede voor Aruba, Curaçao en Sint Maarten.

2. Het Tweede Aanvullend Protocol bij het Algemeen Postverdrag

Het Tweede Aanvullend Protocol bevat artikelen die voorzien in een
wijziging van de artikelen 28, 29, 30, 31 en 33 van het Algemeen
Postverdrag. 

Daarnaast wordt aan het Postverdrag toegevoegd een nieuw artikel 28bis.
Met dit artikel wordt een gewijzigd eindkostenvergoedingssysteem
ingevoerd. Dit systeem bepaalt welke vergoeding postbedrijven elkaar in
rekening mogen brengen voor de bezorging van met name e-commerce
pakketjes. Het huidige systeem is gedateerd, omdat de te ontvangen
vergoedingen in sommige gevallen niet kostendekkend zijn. Hierdoor kan
er sprake zijn van oneerlijke concurrentie op de internationale
e-commercemarkt. Tijdens het Buitengewone Congres is overeenstemming
bereikt op welke wijze deze marktverstoring kan worden weggenomen.

Het gewijzigde systeem geeft lidstaten meer ruimte om de tarieven voor
de afhandeling van elkaars internationale post te verhogen in de
situatie dat de geldende eindkostentarieven onder het niveau van het
binnenlandse losse posttarief liggen. Deze ruimte houdt in dat de
UPU-lidstaten kunnen besluiten om hun eindkostentarieven gedurende de
periode 2021-2025 in geleidelijke stappen te verhogen tot maximaal 70%
van het binnenlandse losse posttarief. Het doel daarvan is het verhogen
van de kostendekkendheid van de binnenlandse bezorging van inkomende
internationale post. Het eerste lid van artikel 28bis bevat de
verplichting voor de verdragspartijen om uiterlijk 1 januari 2021 de
overeengekomen wijziging van het eindkostenvergoedingensysteem in te
voeren.

3. Positie van de Europese Unie

De lidstaten van de Europese Unie hebben, evenals bij eerdere congressen
van de Unie, tijdens het Buitengewone Congres van Genève een verklaring
afgelegd (zie Trb. 2020, 1, blz. 11 respectievelijk blz. 22). Deze
verklaring hield in dat zij het Tweede Aanvullend Protocol, zoals
aangenomen door het Congres, zullen toepassen in overeenstemming met hun
verplichtingen voortvloeiend uit het Verdrag betreffende de Europese
Unie (zie Trb. 2008, 53), het Verdrag betreffende de werking van de
Europese Unie (Trb. 2008, 51) en uit de Algemene Overeenkomst inzake de
handel in diensten (verder: GATS, zie Trb. 1994, 235, blz. 304 en
volgende) van de Wereldhandelsorganisatie. Hiermee wordt verduidelijkt
dat bij een mogelijke strijdigheid met bepalingen uit de EU-verdragen of
de GATS, de bepalingen van deze laatste verdragen voorgaan.

4. Inwerkingtreding en voorlopige toepassing

In de slotbepaling van het Tweede Aanvullend Protocol over de
inwerkingtreding wordt 1 januari 2020 als datum van inwerkingtreding
genoemd. Deze datum wordt uitgelegd als de vroegste datum van
inwerkingtreding voor partijen die hun instrument van bekrachtiging of
toetreding hebben gedeponeerd. 

In de praktijk echter zullen de UPU-lidstaten die nog niet hebben
geratificeerd, vanaf de genoemde datum uitvoering geven aan het
Aanvullend Protocol. Dit kan beschouwd worden als een voorlopige
toepassing van het Protocol door deze lidstaten. Dit geldt ook voor het
Koninkrijk (zie Trb. 2020, 1, blz. 24). 

Overigens wordt met verwijzing naar het nieuwe artikel 28bis erop
gewezen dat de verplichting om het gewijzigde
eindkostenvergoedingssysteem te hanteren pas vanaf 1 januari 2021 zal
gelden.

 

5. Koninkrijkspositie

Het belang van medegelding van het desbetreffende Protocol voor Aruba,
Curaçao en Sint Maarten en het belang voor Caribisch Nederland vloeit
voort uit de noodzaak om aangesloten te blijven op het wereldnet van
brieven, documenten- en pakkettransport. Dit is niet enkel in het belang
van de burgers die gebruik maken van die diensten, maar ook in het
belang van de economische ontwikkeling van die delen van het Koninkrijk.
De wijziging van het Algemeen Postverdrag zal voor het gehele Koninkrijk
gelden. 

De bij het Buitengewone Congres van Genève namens de lidstaten van de
Europese Unie afgelegde verklaring (zie hierboven paragraaf 3) heeft
alleen betrekking op het Europese deel van Nederland en niet op Aruba,
Curaçao, Sint Maarten en Caribisch Nederland. De bepalingen van het
EU-recht inzake het vrij verkeer van diensten gelden in de beginsel niet
voor de diensten in de Caribische delen van het Koninkrijk, met inbegrip
van het postvervoer. Derhalve is een verklaring inzake de EU-verdragen
voor de Caribische delen van het Koninkrijk niet aan de orde. Een
uitzondering hierop is het discriminatieverbod van artikel 51, eerste
lid, van het LGO-besluit (Besluit 2013/755 van de Raad van 25 november
2013 betreffende de associatie van de landen en gebieden overzee met de
Europese Unie). Echter, omdat een soortgelijk discriminatieverbod ook in
WTO/GATS-kader geldt, dat onverminderd van toepassing is op zowel de
Caribische delen van het Koninkrijk als de EU, kan worden volstaan met
een verklaring dat het Aanvullend Protocol voor de Caribische delen van
het Koninkrijk zullen worden uitgevoerd overeenkomstig de bepalingen van
de GATS.

In de lijn van het voorgaande zal, wanneer de wijziging zal worden
bekrachtigd voor Aruba, Curaçao, Sint Maarten en Caribisch Nederland,
ten tijde van de bekrachtiging van het Aanvullend Protocol een
verklaring worden afgelegd dat bij een mogelijke strijdigheid van de
bepalingen van het Aanvullend Protocol met bepalingen van de GATS, de
bepalingen van de GATS voor gaan. 

6. Uitvoeringswetgeving en een ieder verbindende bepalingen

Het Tweede Aanvullend Protocol zal voor het Koninkrijk der Nederlanden
niet leiden tot wijzigingen op het gebied van wet- en regelgeving.

Naar het oordeel van de regering bevat de wijziging van het Algemeen
Postverdrag eenieder verbindende bepalingen in de zin van de artikelen
93 en 94 Grondwet, die aan natuurlijke personen danwel rechtspersonen
rechtstreeks rechten toekennen of plichten opleggen. Het betreft zowel
de hierboven genoemde gewijzigde artikelen als het toegevoegde artikel
28bis. 

De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat,

De Minister van Buitenlandse Zaken,

 https://wetten.overheid.nl/BWBV0004459/2019-07-01. 

 Hoewel het non-discriminatiebeginsel in het LGO-besluit niet in exact
dezelfde bewoordingen is opgesteld, ligt het wel voor de hand dat het
EU-Hof deze bepaling zoveel mogelijk in lijn met het
non-discriminatiebeginsel zoals dat geldt in WTO/GATS-kader zal
uitleggen.

 PAGE   \* MERGEFORMAT 1