Inbreng verslag van een schriftelijk overleg inzake de reactie op verzoek commissie over samenloop loon- en inkomstenbelasting bij meerdere pensioenen
Inbreng verslag schriftelijk overleg
Nummer: 2020D46741, datum: 2020-11-18, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (nds-tk-2020D46741).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: J.Z.C.M. Tielen, voorzitter van de vaste commissie voor Financiën (VVD)
- Mede ondertekenaar: M. Schukkink, adjunct-griffier
Onderdeel van zaak 2020Z19586:
- Indiener: J.A. Vijlbrief, staatssecretaris van Financiën
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Financiën
- 2020-10-29 13:45: Procedurevergadering Financiën (Procedurevergadering), vaste commissie voor Financiën
- 2020-11-03 15:35: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2020-11-18 12:00: Reactie op verzoek commissie over samenloop loon- en inkomstenbelasting bij meerdere pensioenen (Inbreng schriftelijk overleg), vaste commissie voor Financiën
- 2021-01-27 12:45: Extra procedurevergadering Financiën (groslijst controversieel verklaren) (via videoverbinding) (Procedurevergadering), vaste commissie voor Financiën
- 2023-05-11 14:00: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
2020D46741 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
De vaste commissie voor Financiën heeft op 18 november 2020 enkele vragen en opmerkingen aan de Staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst voorgelegd over zijn brief van 26 oktober 2020 «Reactie op verzoek commissie over samenloop loon- en inkomstenbelasting bij meerdere pensioenen».
De voorzitter van de commissie,
Tielen
De adjunct-griffier van de commissie,
Schukkink
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de VVD
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de brief en hebben nog enkele vragen en opmerkingen.
De leden van de VVD-fractie begrijpen dat een inhoudingsplichtige geen rekening kan houden met andere inhoudingsplichtigen. De leden hechten er echter wel aan om aan te geven dat dit voor bijvoorbeeld ouderen met meerdere pensioenen kan leiden tot vervelende terugvorderingen. De leden delen de mening van het kabinet dat de communicatie richting belastingplichtigen dient te worden verbeterd waar mogelijk. Aan welke stappen denkt het kabinet en waarom? De leden vragen het kabinet de Kamer op korte termijn te informeren over de gezette verbeterstappen in de communicatie.
De leden van de VVD-fractie lezen over drie mogelijkheden die de kans op terugbetaling aanzienlijk kunnen doen verminderen; aanvragen voorlopige aanslag bij de Belastingdienst, geen inhoudingsplichtige loonheffingskorting laten inhouden en de inhoudingsplichtige verzoeken tot inhouden extra loonheffing. De leden vragen het kabinet hoe vaak van elk van de drie mogelijkheden gebruik wordt gemaakt.
Is de Staatssecretaris bekend met het artikel uit Elsevier Weekblad ««Betere communicatie» moet hoge belastingaanslag voor gepensioneerden voorkomen»?1 De leden van de VVD-fractie vragen de Staatssecretaris te reageren op de suggestie (zowel mate van vereenvoudiging als de haalbaarheid en wenselijkheid in uitvoering) om op het loonbelastingformulier gepensioneerden de kans te geven om te kiezen voor het hogere belastingtarief.
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van het CDA
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Staatssecretaris over de heffing van inkomstenbelasting van gepensioneerden met meerdere pensioenuitkeringen. Deze leden vinden het belangrijk dat de loonheffing en inkomstenbelasting zoveel mogelijk bij elkaar aansluiten zodat zo min mogelijk belastingplichtigen aangifte hoeven te doen en als zij aangifte doen, zij zo min mogelijk hoeven bij te betalen. Omdat veel gepensioneerden verschillende pensioenuitkeringen ontvangen, wordt er echter te weinig loonbelasting ingehouden, omdat elke pensioenuitvoerder afzonderlijk uitgaat van het lage belastingtarief en de uitvoerder die de loonheffingskorting toepast, uitgaat van te hoge heffingskortingen. Deze leden geven hierbij het voorbeeld van een alleenstaande weduwe met een goed pensioen, opgebouwd bij meerdere pensioenfondsen, en een nabestaandenpensioen van in totaal 35.000 euro. Voor deze gepensioneerde is de effectieve belastingdruk door de afbouw van de ouderenkorting ruim 55%, maar de pensioenuitvoerders houden maar 19,45% belasting in. Bij de belastingaangifte moet dan nog circa 5.000 euro worden bijbetaald.
De Staatssecretaris geeft hierbij aan dat belastingplichtigen een voorlopige aanslag kunnen aanvragen, ervoor kunnen kiezen om bij geen enkele inhoudingsplichtige de loonheffingskorting te laten toepassen en de inhoudingsplichtige kan verzoeken een hoger tarief in te houden.
Deze leden achten het positief dat de Staatssecretaris de communicatie wil verbeteren over deze drie opties die moeten voorkomen dat de belastingplichtige bij de belastingaangifte geconfronteerd wordt met een hoog te betalen bedrag. Deze leden merken daarbij op dat de optie om bij een enkele inhoudingsplichtige de loonheffingskorting te laten toepassen het meest eenvoudig is voor de belastingplichtige. De andere opties vereisen immers extra handelingen, terwijl de belastingplichtige toch al voor elke inhoudingsplichtige de loonheffingsverklaring moet invullen. Dit voorkomt echter niet altijd een hoge terugbetaling, want de terugbetaling is vaak hoger dan het bedrag aan heffingskortingen. De voorlopige aangifte biedt wel dit maatwerk, maar is voor de gepensioneerde belastingplichtige behoorlijk ingewikkeld, want dan moet de gepensioneerde per pensioenuitvoerder invullen hoeveel loonbelasting er wordt ingehouden. De leden van de CDA-fractie constateren dat dat een ingewikkelde puzzel is voor een belastingplichtige en dat dat eigenlijk pas goed te schatten is als de gepensioneerde jaaropgaven heeft van alle pensioenuitvoerders en dat is pas twee jaar later. Kan de Staatssecretaris aangeven op welke wijze de belastingplichtige op de pensioeningangsdatum kan weten hoeveel loonbelasting de verschillende pensioenuitvoerders gaan inhouden? De leden van de CDA-fractie merken op dat pensioenuitvoerders aan ten minste twee bronnen alle informatie toesturen, namelijk aan het pensioenregister en aan de basisregistratie inkomensgegevens. Vanuit de basisregistratie inkomensgegevens is het dus volstrekt helder wanneer iemand te weinig inkomstenbelasting betaalt, zeker omdat gepensioneerden een zeer stabiel inkomen hebben. De Belastingdienst heeft dus eerder door dat er te weinig loonbelasting wordt ingehouden dan de belastingplichtige gepensioneerde. Kan de Staatssecretaris aangeven hoe belastingplichtigen hierover geïnformeerd worden? De optie om de inhoudingsplichtige te verzoeken een hoger tarief in te houden, komt de leden van de CDA-fractie voor als een meer theoretische optie, want de meeste pensioenuitvoerders zijn hier niet toe bereid. De leden van de CDA-fractie vragen de Staatssecretaris daarom of het mogelijk is om gepensioneerden op de loonheffingsverklaring de keuze te geven om een hoger belastingtarief in te laten houden. Dit voorkomt een hoge bijbetaling bij de belastingaangifte en de belastingplichtige hoeft hiervoor geen ingewikkelde voorlopige aangifte te doen met gegevens die hij (nog) niet heeft.
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van 50PLUS
De leden van de fractie van 50PLUS hebben kennisgenomen van de reactie van de Staatssecretaris op «de samenloop van loon- en inkomstenbelasting bij meerdere pensioenen» en zij danken de Staatssecretaris voor de aangedragen mogelijkheden voor belastingplichtigen om het voorliggende probleem te vermijden.
Het samenvoegen van (kleine) pensioenen van verschillende pensioenfondsen is de afgelopen jaren fors toegenomen. Deze ontwikkeling is volgens de leden van 50PLUS niet alleen toe te juichen omdat het overzichtelijker is voor de deelnemer maar ook omdat hierdoor het voorliggende probleem van «samenloop van loon- en inkomstenbelasting bij meerdere pensioenen» minder vaak zou moeten voorkomen dan in het verleden het geval was. De perceptie is echter dat het juist vaker voorkomt dan in het verleden. Klopt deze perceptie en zo nee, waarom niet? Welke factor zorgt ervoor dat het voorliggende probleem in aantallen toeneemt, terwijl het aantal kleine pensioenen dat wordt samengevoegd tot één groot pensioen juist sterk is toegenomen?
Het bestaan van personen met meerdere pensioenen is geen nieuw fenomeen. Het is de leden van 50PLUS bekend dat de veelheid aan kortingen en tariefschijven alsmede de bijbehorende opbouw- en afbouwtrajecten, zorgen voor een zeer weerbarstig pad naar het vaststellen van het definitieve belastbare inkomen. Dit pad is de laatste tien jaar nog veel weerbarstiger geworden dan het voorheen al was. Wij noemen dan onder andere de introductie van de inkomensafhankelijke afbouw van de algemene heffingskorting en de arbeidskorting en later ook van de ouderenkorting. In dit verband laten wij onder andere het verder compliceren van de inkomensafhankelijke combinatiekorting (IACK), waar gepensioneerden doorgaans geen recht op hebben, nog buiten beschouwing. Voor de leden van de fractie van 50PLUS is het zeer interessant om te weten of de gestage toename van de complexiteit van de kortingen over de afgelopen tien jaren heeft bijgedragen aan een toename van het aantal gepensioneerden bij wie «de ingehouden en afgedragen loonheffing sterk uiteenloopt met de verschuldigde inkomstenbelasting». Kan hier een causaal verband worden afgeleid op basis van cijfers? Heeft het kabinet cijfers of andere gegevens beschikbaar waarmee het verband tussen toegenomen complexiteit van het stelsel enerzijds en toename van het aantal naheffingen anderzijds kan worden aangetoond of ontkend?
In de brief van 26 oktober 2020 wordt geen specifieke aandacht besteed aan de situatie van gepensioneerden in het buitenland, terwijl de leden van de fractie van 50PLUS juist van deze groep veel klachten krijgen over de voorliggende problematiek. Welke redenen zijn er volgens het kabinet dat juist gepensioneerden in het buitenland onevenredig vaak met dit fenomeen te maken krijgen? Is er voor hen specifiek iets veranderd in de wetgeving of in de dienstverlening door de Belastingdienst, waardoor een toename van het aantal klachten kan worden verklaard?
Elsevier Weekblad, 27 oktober 2020 (https://www.ewmagazine.nl/opinie/opinie/2020/10/betere-communicatie-moet-hoge-belastingaanslag-voor-gepensioneerden-voorkomen-784709/).↩︎