[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Schriftelijke antwoorden op vragen gesteld tijdens de eerste termijn van de begrotingsbehandeling van het Ministerie van Justitie en Veiligheid (35570-VI) op 25 november 2020

Brief regering

Nummer: 2020D48307, datum: 2020-11-26, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van zaak 2020Z22827:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Overzicht Totaal vragen

Vragen van het lid Helder, L.M.J.S. (PVV)

Vraag (1):
De uitbreiding van de politie is niet geslaagd, wel heeft de politie extra taken gekregen, bijvoorbeeld handhaving coronamaatregelen. Hoe kijkt de minister hier zelf op terug?

Antwoord:
Dit kabinet investeert fors in politiecapaciteit. De operationele formatie is in deze kabinetsperiode uitgebreid van 49.802 fte (ultimo 2017) naar 52.203 fte (doelformatie te bereiken in 2025). Er moet nog ongeveer 1.500 fte uitbreiding in de bezetting worden gerealiseerd. Dit zal nagenoeg volledig in de volgende kabinetsperiode gebeuren. Reeds bij het aankondigen van de uitbreiding in 2017 heeft de MJenV aangekondigd dat de uitbreiding een meerjarig perspectief kent (Kamerstukken II, 2016/17, 29 628, nr. 784). In het recent aan uw Kamer verzonden Halfjaarbericht Politie heeft de MJenV de stand van zaken van deze uitbreiding nader toegelicht (Kamerstukken II, 2020/21, 29 628, nr. 986). Naast de € 291 miljoen structureel om de capaciteit en instroom weer op orde te brengen investeert het kabinet het volgende in de politie:

  • 15 miljoen structureel voor versterking van de zedenpolitie;

  • 10 miljoen structureel voor versterking van de aanpak van mensenhandel;

  • 40 miljoen structureel voor het MIT;

  • 32 miljoen structureel voor versterking van het stelsel Bewaken & Beveiligen.

Daarnaast zijn een aantal incidentele investeringen gedaan:

  • Aanschaf stroomstootwapen (30 miljoen)

  • Extra versterking DKDB (10 miljoen)

  • Versterking aanpak cybercrime (6 miljoen)

Vraag (2):
Gaat de minister de neutraliteit in het politiekorps herstellen?

Antwoord:
De gedragscode lifestyle en neutraliteit is heel duidelijk: zichtbare uitingen van geloofs- of levensovertuigingen, politieke overtuigingen of andere vorm van lifestyle, die afbreuk doen aan de neutraliteit, uitstraling en gezag van de politie, zijn niet toegestaan. Hierover bestaat geen discussie, ook niet met de korpschef. Deze zijn niet toegestaan.

Vraag (3):
De evaluatie van VIK is vernietigend. Wat gaat er gebeuren met agenten die geslachtofferd worden?

Antwoord:
Het rapport van het korps zelf is kritisch. MJenV is blij met de verandering die de korpschef inzet. De uitgangspunten van het vernieuwde stelsel zijn rechtszekerheid, meer kwaliteit en een heldere scheiding tussen disciplinair en strafrechtelijk onderzoek. Als er mensen niet goed zijn behandeld is dat natuurlijk verschrikkelijk. De vraag of de eindconclusie en eventuele disciplinaire straf terecht is, is uiteindelijk aan de rechter in een beroepszaak. Als er nadelige gevolgen zijn van niet goed uitgevoerd onderzoek, dan kan betrokkene daarover in de lijn of als dat in de verhoudingen niet meer werkt via vertrouwenspersonen of uiteindelijk de interne ombudsfunctionaris over spreken. De politie gaat deze gesprekken waar nodig zeker aan.


Vraag (4):

Hoeveel zaken van agenten met PTSS lopen er in hoger beroep en erkent u dat de korpsleiding een eigen koers vaart op dit dossier?

Antwoord:
Er lopen geen zaken in het kader van aansprakelijkheid PTSS in hoger beroep. Op basis van een richtlijn is de korpschef op dit moment bezig met de afdoening van (oude) restschadezaken. In het licht van de contouren van het nieuwe stelsel wordt met de (oud) medewerkers individuele gesprekken gevoerd waarbij de opbouw van het aanbod wordt uitgelegd en getracht wordt op basis van individueel maatwerk tot een passende oplossing te komen. Er wordt ruimhartig omgegaan met deze zaken, maar omdat het smartengeld vaak al is toegekend en uitgekeerd aan de (oud) medewerker dient een berekening van de schade en daaropvolgende een verrekening met het reeds uitgekeerde smartengeld plaats te vinden. Ook dit is individueel maatwerk. MJenV heeft vertrouwen in de korpsleiding in de afdoening en heeft geen reden om te twijfelen aan de validiteit van de berekeningen van de rekendeskundigen. Over de afdoening van de (oude) restschadezaken en de uitvoering van het nieuwe stelsel spreekt MJenV eind van dit jaar met de korpsleiding. Vóór 4 december informeert MJenV uw Kamer over de uitwerking van het nieuwe stelsel en de afdoening van (oude) restschadezaken.
 
Vraag (5):
Is de minister bekend met de berekeningen van de rekendeskundigen die zelf door de politie zijn vastgesteld?

Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 4.

Vraag (6):
Kan de minister nog meer doen aan ondermijning los van wat hij nu voorstelt?

Antwoord:
Met het huidige pakket aan versterkingen vanuit het regeerakkoord, het brede offensief en een omvangrijke wetgevingsagenda ligt er een stevige basis voor de langjarige aanpak van ondermijning. Natuurlijk zijn er extra zorgen vanwege de gevolgen van corona. Aansluitend bij de motie van het lid Heerma cs. ingediend tijdens het debat Infectieziektebestrijding van 18 november jl., wordt uitvoering gegeven aan het gevraagde onderzoek of criminele ondermijning toeneemt onder druk van de coronacrisis. Tevens wordt gekeken naar mogelijkheden om een meldpunt in te richten. In december wordt een brede social media campagne gelanceerd voor heel ondernemend Nederland met als doel om bedrijven weerbaar te maken en handreikingen te geven tegen kwetsbaarheden in verband met corona. De branches en MKB Nederland worden hierbij betrokken. Recent is MJenV in samenwerking met Koninklijke Horeca Nederland en het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid al een social media campagne gestart. Deze campagne kent een groot bereik.

Vraag (7):
Is de minister bereid om nieuwe personen binnen politie het contourenstelsel te laten begeleiden?

Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 4.
 
Vraag (8):
Klopt het dat de commissie buitensporigheid niet meer in werking is? Wat betekent het voor de besluiten die door de rechtbank zijn gemaakt op adviezen van deze commissie, als deze commissie niet rechtsgeldig is? Komen deze met terugwerkende kracht te vervangen? Gaat de minister een onafhankelijke commissie opstellen?

Antwoord:
Er wordt nu geen gebruik meer gemaakt van de commissie buitensporigheid omdat de expertise nu op adequaat niveau is. De rechter neemt zelfstandig een besluit. De commissie gaf een advies waarbij werd uitgegaan van de criteria die zijn uitgewerkt in de jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep. Deze criteria worden ook door de adviseurs binnen de politie gehanteerd.
 
Vraag (9):
Gaat MJenV in de bestrijding van drugscriminaliteit eindelijk zijn tanden laten zien?

Antwoord:
Sinds het aantreden van dit kabinet is de aanpak van georganiseerde ondermijnende criminaliteit topprioriteit. De aanpak is de afgelopen jaren sterk geïntensiveerd, met onder andere de regionale versterkingsplannen. Het terugdringen van ondermijning vergt echter een lange adem, waar we dan ook vol op inzetten. De aanpak bestaat uit oprollen, afpakken en voorkomen. Sinds de vorige begrotingsbehandeling zijn er met de aanhoudingen van Ridouan T. en Saïd R. en de ontmanteling van Encrochat ook grote operationele successen geboekt in de strijd tegen drugscriminaliteit.

Vraag (10):
Wat gaat de minister doen met het wetsvoorstel synthetische stoffen in de Opiumwet?

Antwoord:
In de eerste plaats wordt de productie van bepaalde chemicaliën die als grondstof dienen voor de zogenoemde designerdrugs - de zogeheten precursoren - strafbaar gesteld. Het wetsvoorstel versterking strafrechtelijke aanpak van ondermijnende criminaliteit bevat een verbod op illegale precursoren voor synthetische drugs. Deze precursoren worden op een lijst geplaatst. Dit wetsvoorstel is inmiddels in behandeling bij uw Kamer.
 
In de tweede plaats zijn staatssecretaris Blokhuis en MJenV voornemens de Opiumwet uit te breiden met een lijst van verboden stofgroepen. Daarmee worden synthetische drugs eenvoudiger te verbieden. Dan kan efficiënter worden opgetreden tegen nieuw op de markt verschijnende stoffen, die maar marginaal verschillen van reeds verboden stoffen. Het betreffende conceptwetsvoorstel is in voorbereiding bij VWS en JenV.

Het kabinet is vastbesloten de georganiseerde ondermijnende drugscriminaliteit aan te pakken. Met de productie van synthetische drugs wordt heel veel geld verdiend.

Vraag (11):
Gaat de minister een einde maken aan het feit dat het uitgekeerde smartengeld in mindering wordt gebracht op de restschade bij het PTSS-stelsel.

Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 4.


Vragen van het lid Dijk, E. van (PVV)

Vraag (12):
Wordt het geen tijd voor sancties jegens Marokko, zoals bijvoorbeeld het opleggen van een inreisverbod voor Marokkanen, het intrekken van de landingsrechten van Royal Air Maroc, het bevriezen van tegoeden van hoogwaardigheidsbekleders, het ontbieden van en naar huis sturen van de Ambassadeur van Marokko?

Antwoord:
In een brede relatie met soms wederzijds diverse belangen zijn er logischerwijs ook onderwerpen waar niet vanzelfsprekend overeenstemming over bestaat.
 
Bekend is dat de samenwerking op terugkeer onvoldoende is.
 
De inzet van het kabinet, bilateraal, maar ook in EU-kader, is gericht op dialoog met Marokko op verschillende niveaus om de samenwerking in den brede te verbeteren. Samenwerking op migratie, waaronder terugkeer, is hiervan onderdeel. Er is voortdurend contact op verschillende niveaus met Marokko, waarbij BZ in the lead is. Daarbij wordt ook de intentie voor versterkte dialoog op het gebied van migratie en terugkeer onder de aandacht gebracht.

De beperkingen inzake het COVID-19 virus hebben - helaas - een negatieve impact gehad op de uitvoering van deze inzet. Zoals ook voor Nederland geldt, ligt de focus voor Marokko op het onder controle brengen van de COVID-pandemie en, in een eerdere fase, repatriëring van gestrande reizigers. Het lagere tempo dat het gevolg is van deze omstandigheid doet niets af aan de inzet.


Vragen van het lid Becker, B. (VVD)

Vraag (13):
Kan het kabinet het plan voor een mini-schengen voorbereiden en uitwerken?

Antwoord:
De Nederlandse inzet is allereerst gericht op het versterken van Schengen en gezamenlijk in Europees verband een eventuele crisis het hoofd bieden, zoals dat nu ook gebeurt in het kader van de coronacrisis. Om het migratievraagstuk verder te brengen trekt Nederland op met gelijkgezinde Schengenstaten. Er wordt ingezet op betere informatiedeling en coördinatie van grensbeheer op Europees en nationaal niveau. Ook wordt een actieve bijdrage geleverd aan het ondersteunen van Frontex en de landen die de buitengrens van EU en Schengen vormen. In dit verband wil de SJenV ook wijzen op de verordeningen op het gebied van grenzen en veiligheid, zoals het Entry Exit Systeem, die de komende jaren worden geïmplementeerd en de versterking van zowel de capaciteit als het mandaat van Frontex. De Commissie komt daarnaast begin 2021 met een Schengenstrategie om de Schengenruimte verder te versterken. Er bestaan overigens nu al mechanismen om nationaal te handelen bij crisissituaties aan de buitengrenzen maar ook aan de Nederlandse binnengrenzen. Zo kunnen de mobiele controles van de KMar opgeschaald worden bij een hoge instroom, dat gebeurde in 2015-2016 en meer recent is bij de corona-pandemie ook actief ingezet op grenzen. Verder zet Nederland in op nauwere samenwerking met buurlanden Duitsland en België. 
 
Veel van de elementen uit het voorstel van mw. Becker om in een nationaal crisisplan voor migratie de inzet op maatregelen scherp neer te zetten, komen terug in de huidige Integrale Migratieagenda[1] van het kabinet. Deze bevat verschillende elementen die zien op het crisisbestendig maken van de Nederlandse migratieketen, de keten flexibeler te organiseren, de opvang sober in te richten en versterking van onze en ook de Europese buitengrenzen. Maar ook de Nederlandse plannen om de samenwerking met derde landen te versterken: opvang in de regio te verbeteren, de Nederlandse inzet op meer terugkeer en het aanpakken van mensensmokkel en andere vormen van irreguliere migratie. Deze plannen sluiten aan bij de lijn van mw. Becker.

[1] Kamerstuk II, 2017/2018, 19637, nr. 2375.

Vraag (14):
Hoe kunnen we als Nederland zelf afspraken maken over irreguliere migratie in samenhang met de agenda van BHOS?

Antwoord:
Nederland zet zich - conform de integrale migratieagenda (Kamerstuk II, 2017/2018, 19637, nr. 2375) - in voor preventie van irreguliere migratie en het verbeteren van terugkeer, naast natuurlijk opvang van vluchtelingen in de regio. Zo komt ontwikkelingssamenwerking in belangrijke herkomst- en transitlanden ten goede aan de inzet om grondoorzaken voor irreguliere migratie weg te nemen en opvang in de regio verder te verbeteren. Ook heeft Nederland, in het kader van de OS-relatie, dialogen met veel relevante landen die helpen de migratiesamenwerking verder te verstevigen. Dit geheel draagt bij aan minder irreguliere migratie.

Vraag (15):
Klopt het dat het binnen 8 dagen in behandeling nemen van herhaalde asielaanvragen niet lukt?

Antwoord:
Herhaalde asielaanvragen moeten met een aanvraagformulier in persoon worden ingediend in Ter Apel. Na indiening van de aanvraag wordt deze aanvraag onverwijld en veelal dezelfde dag nog beoordeeld op volledigheid. Dat wil zeggen: is het aanvraagformulier volledig ingevuld, zijn alle bewijsstukken bijgevoegd, etc. Indien een aanvraag onvolledig is, wordt in beginsel een week herstelverzuim geboden. Indien de aanvraag niet compleet wordt gemaakt binnen deze termijn, wordt deze na die week buiten behandeling gesteld. Bij volledige aanvragen wordt beoordeeld of een gehoor noodzakelijk is of dat de aanvraag schriftelijk op stukken kan worden afgedaan. Aanvragen waar geen gehoor noodzakelijk is worden met voorrang ingepland voor behandeling in de eendagstoetsprocedure.

Vraag (16):
Kan de staatssecretaris een realistische planning geven en aangeven wanneer de achterstanden zijn weggewerkt?

Antwoord:
Het is de prioriteit van SJenV om ervoor te zorgen dat de achterstanden die zijn ontstaan op spoor 4 worden weggewerkt, ervoor te zorgen dat de IND weer in een rustig vaarwater komt en ervoor te zorgen dat iedereen die een asielaanvraag heeft ingediend zo snel mogelijk weet waar hij aan toe is. Dit blijft onverkort de inzet. Op dit moment werkt de Taskforce samen met de IND om te komen tot een realistisch plan om de achterstanden medio 2021 weg te hebben gewerkt. Over de inhoud van dit plan zal de Tweede Kamer in de derde voortgangsbrief over de Taskforce, voor eind december, geïnformeerd worden.

Vraag (17):
Niet willen vertrekken of liegen over motieven moet niet lonen. Weet de SJenV of het doen van aangifte een effectief middel kan zijn?

Antwoord:
In de beantwoording van de schriftelijke Kamervragen van lid Becker over de Oegandese asielzoekers d.d. 4 november 2020, heeft de SJenV uw Kamer reeds meegedeeld dat deze vraag meegenomen zal worden in het onderzoek naar de bestaande toetsingskaders voor intrekkingen en de daarmee samenhangende bredere geloofwaardigheidsbeoordeling van asielmotieven (Aanhangsel van de Handelingen 2020/21, nr. 669).
   
Aan het onderzoek gaat een departementale analyse vooraf. Deze wordt momenteel uitgevoerd. De SJenV zal uw Kamer begin 2021 informeren over de uitkomsten van deze analyse en de wijze waarop het onderzoek verder zal worden uitgevoerd.

Vraag (18):
Zijn we verplicht om beroep toe te staan bij herhaalde aanvragen?

Antwoord:
Ja, hiertoe is Nederland verplicht. Het recht op beroep bij herhaalde asielaanvragen volgt rechtstreeks uit de Procedurerichtlijn (artikel 46) en uit het EVRM (artikel 13). Ook ons nationale bestuursrechtelijke stelsel is gebaseerd op het gegeven dat een besluit van een overheidsorgaan kan worden voorgelegd aan de onafhankelijke rechter. Het kabinet onderschrijft het belang om een besluit van, in dit geval de IND, te kunnen laten beoordelen door de rechter. Wel is het van belang dat de vreemdeling niet in alle gevallen het beroep in Nederland mag afwachten. Het gaan dan om situaties waarin herhaalde asielaanvragen niet-ontvankelijk worden verklaard vanwege het ontbreken van nieuwe elementen of bevindingen en waarbij bijvoorbeeld de asielaanvraag is ingediend louter om de terugkeer te vertragen of te verhinderen.

Vraag (19):
Is de SJenV bereid een resultaatsverplichting te koppelen aan de OZV subsidies? Kunnen we dit niet beter aan het IOM overlaten?

Antwoord:
Het laten vertrekken van vreemdelingen is lastig en het besluit van migranten om zelfstandig te vertrekken is van vele factoren afhankelijk. Ook na veel inspanning van de organisatie kan een vreemdeling uiteindelijk alsnog besluiten om niet te vertrekken. Dat is deze organisaties veelal niet aan te rekenen.
  
Dit wil niet zeggen dat de subsidie vrijblijvend wordt verstrekt. Voor de subsidie wordt verstrekt, worden diverse eisen gesteld waaraan projecten moeten voldoen. Alleen projecten waarvan het de verwachting is dat deze leiden tot het aantoonbaar vertrek van vreemdelingen, komen voor subsidie in aanmerking. Bij het toekennen van subsidie worden eerder behaalde resultaten nadrukkelijk meegewogen. Ook is er een norm gesteld voor de gemiddelde kosten per teruggekeerde vreemdeling. Als het niet lukt om daarbinnen te blijven heeft dit gevolgen voor de subsidieontvanger.
  
Ook gedurende de uitvoering van de projecten wordt door de DT&V via de beoordeling van tussentijdse rapportages en monitorbezoeken gecontroleerd of de projecten op schema liggen of niet en of subsidieontvangers zich houden aan de gemaakte afspraken. Hiermee wordt wel scherp op resultaat gestuurd. De subsidierelatie kan na tegenvallende resultaten beëindigd worden of voor een nieuw project(voorstel) wordt substantieel minder of geen subsidie verstrekt. De DT&V blijft hier scherp op letten.
 
Hoewel de IOM verantwoordelijk is voor een belangrijk deel van het zelfstandig vertrek uit Nederland, blijft de staatssecretaris ook subsidie verstrekken aan NGO’s die ondersteuning bieden bij terugkeer naar het land van herkomst. De meerwaarde van deze projecten zit in het feit dat deze organisaties soms toegang hebben tot vreemdelingen die de IOM en de DT&V niet weten te bereiken. Uit de evaluatie die vrijdag 20 november jl. naar de Kamer is gestuurd, blijkt dat de projecten bijdragen aan draagvlak en samenwerking.

Vraag (20):
Wat vindt de SJenV van het Zwitsers model, waar advocaten niet worden betaald voor uren maar voor het proces?

Antwoord:
In het Zwitserse model krijgt een rechtsbijstandverlener een vastgesteld bedrag voor alle fases en alle procedures die in een asielzaak worden gevoerd. Voor de vraag of het Zwitserse model in Nederland mogelijk is, is relevant dat Zwitserland, anders dan Nederland, geen standaard gefinancierde rechtsbijstand kent voor on- of minvermogenden en daarnaast niet is gebonden aan de Procedurerichtlijn, die voorschrijft dat vanaf de beroepsfase wordt voorzien in gesubsidieerde rechtsbijstand. Hoewel het Zwitsers model dus niet één op één over te nemen is, zijn er wel andere mogelijkheden. Dit kabinet is gestart met het programma stelselvernieuwing rechtsbijstand waarvoor bij gefinancierde rechtsbijstand naar oplossingen in de vorm van rechtshulppakketten wordt gekeken. Bezien wordt op welke wijze ook rechtsbijstand op het gebied van asiel en migratie hierbij kan worden betrokken.

Vraag (21):
Hoe staat met het de woonruimte voor statushouders? Hoe staat Ollongren met haar zoektocht naar meer woonruimte bij gemeenten? Hoe wordt voorrang van statushouders op andere mensen die op de wachtlijst staan voor een sociale huurwoning voorkomen?

Antwoord:
Er verblijven op dit moment circa 7.600 vergunninghouders bij het COA. Nadat zij aan een gemeente zijn gekoppeld, is het van belang dat zij zo snel mogelijk doorstromen naar huisvesting in een gemeente teneinde een goede start te maken met hun integratie- en participatie in Nederland. De aanhoudende krapte op de woningmarkt maakt het voor gemeenten echter lastig om vergunninghouders tijdig te huisvesten.
  
Daarom hebben de leden van Landelijke Regietafel Migratie en Integratie, onder voorzitterschap van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) en waarvan ook de Staatssecretaris deel uitmaakt, een pakket aan ondersteuningsmaatregelen voor gemeenten aangekondigd. U kunt dan denken aan de inzet van een programmamanager bij het ministerie van BZK om te helpen bij de huisvestingsopgave, meer gebruik van zogeheten 'tussenvoorzieningen' en het verstrekken van een bonus aan gemeenten bij snelle huisvesting. De volledige set maatregelen is op 3 november jl. met uw Kamer gedeeld en wordt op dit moment verder uitgewerkt. 
  
Specifiek ten aanzien van het punt van voorrang van vergunninghouders het volgende. Tot 1 juli 2017 waren vergunninghouders in de Huisvestingswet opgenomen als verplichte urgentiecategorie. Met het in werking treden van de ‘Wet tot wijziging van de Huisvestingswet 2014 inzake de huisvesting van vergunninghouders’ zijn vergunninghouders als verplicht urgente categorie uit de Huisvestingswet geschrapt. Daardoor is de gemeenteraad, in geval urgentiecategorieën in de huisvestingsverordening zijn opgenomen, niet meer verplicht om vergunninghouders hierin op te nemen. De taakstelling blijft dan uiteraard wel van kracht.

Vraag (22):
Kan de SJenV gemeenten aan de afspraken houden over de opvang van illegalen en eventueel geld korten als gemeenten dat niet doen?

Antwoord:
Volgend op de samenwerkingsafspraak met de Vereniging Nederlandse Gemeenten zijn in vijf gemeenten pilot-LVV’s gestart. Er wordt gewerkt aan een nog betere naleving van de afspraken. Hierbij is van belang te vermelden dat volgens de convenanten er in uitzonderlijke gevallen besloten kan worden om een vreemdeling die niet voldoet aan de doelgroep toch toe te laten en het volgens de convenanten geen verplichting is om de Bed, Bad en Broodvoorziening te sluiten. Niettemin wordt er met de gemeenten waar afwijkingen in de werkwijze zijn geconstateerd gesproken om deze afwijkingen weg te werken. Met Utrecht lopen constructieve gesprekken voor een versnelde oplossing van de aanwezige gezinnen. Met Eindhoven lopen gesprekken om de uitvoering van de pilot dichter bij de landelijke werkwijze te brengen.
  
De LVV betreft een ontwikkelprogramma waarin Rijk en gemeente gezamenlijk aan een optimale werkwijze werken. Als blijkt dat een werkwijze niet tot resultaten leidt, hebben gemeenten er ook geen belang bij om deze werkwijze voort te zetten. Een voorbeeld hiervan buiten de LVV is de Dublin-pilot van de gemeente Amsterdam die eerder deze week dan ook is stopgezet door de gemeente. In een ontwikkelfase is het effectiever om goed samen te werken en lessen te trekken uit die verscheidene pilots.
  
De mogelijkheid ontbreekt om de financiering vanuit Rijk naar gemeenten nu te stoppen. Gemeenten worden voor de pilotfase in de periode 2019-2021 vanuit het Rijk gefinancierd voor de uitvoering van de pilot-LVV’s via de decentralisatie-uitkering van het gemeentefonds. De bedragen zijn vastgelegd in de meicirculaire van 2019. Decentralisatie-uitkeringen zijn beleids- en bestedingsvrij en er vindt geen verantwoording naar het Rijk plaats.

Vraag (23):
Hoe zit het met politiecapaciteit rondom AZC's? Kan de MJenV in beeld brengen hoe dit op sterkte te krijgen?

Antwoord:
Hoewel politiecapaciteit per definitie schaars is, wordt er door de lokale driehoek op gestuurd dat er overal voldoende capaciteit aanwezig is. Wanneer er in een bepaalde gemeenten tijdelijk meer politiecapaciteit nodig is, zijn er mogelijkheden om zowel binnen de betreffende politieeenheid als tussen eenheden tijdelijk extra capaciteit in te roepen. Zaken met betrekking tot de lokale veiligheid en verdeling van de sterkte binnen de eenheid worden eerst en vooral in de lokale driehoek en binnen de betrokken regio besproken. Dit geldt ook voor de capaciteit rondom AZC's.

Vraag (24):
Kan de DT&V gaan rapporteren in hoeveel van de casussen sprake is van aantoonbaar vertrek? En dan het liefst na 1 jaar, 2 jaar en na 5 jaar? Dan weten we ook of het effectief is en hoeveel mensen aantoonbaar vertrekken.

Antwoord:
De DT&V kan rapporteren over het aantal casussen waarbij sprake is van aantoonbaar vertrek. Daarbij kan ook onderscheid worden gemaakt in jaren. De effectiviteit van de terugkeer kan echter niet alleen worden beoordeeld aan de hand van de doorlooptijden. Meerdere factoren kunnen van invloed zijn op het succesvol effectueren van vertrek en de termijn waarbinnen dat gebeurt. Denk hierbij aan het al dan niet meewerken van de vreemdeling, het indienen van herhaalde asielaanvragen, voorlopige voorzieningen, uitstel van vertrek op medische gronden, waardoor iemand tijdelijk niet verwijderbaar is. Maar bijvoorbeeld ook het langdurig uitblijven van afgifte van reisdocumenten voor gedwongen vertrek. Een deel van deze factoren is niet (direct) beïnvloedbaar door de DT&V en is lastig te kwantificeren. Voor de komende reguliere rapportages aan de Kamer, zoals de Rapportage Vreemdelingenketen, zal worden betrokken hoe hierin meer inzicht kan worden geboden.

Vraag (25):
Is de SJenV daarnaast bereid om onderzoek te doen naar een toegangsverbod voor overlastgevers op de Vechtdallijn?

Antwoord:
Om effectief op te kunnen treden tegen overlastgevende reizigers, kunnen vervoerders een reisverbod opleggen aan reizigers. Bij het opleggen van reisverboden gaat het om situaties waarin geweld tegen personeel van de vervoerder wordt gepleegd of wanneer sprake is van structurele of ernstige overlast die de sociale veiligheid van de reizigers in het gedrang brengt. Arriva onderzoekt de mogelijkheden om dit te gaan doen.

Vraag (26):
Kan de SJenV toezeggen dat gemeenten wel azcers op willen vangen maar geen veiligelanders willen faciliteren?

Antwoord:
Het openen van een opvanglocatie vergt veel van met name gemeenten. Voordat een opvanglocatie wordt geopend, gaat het COA daarom in overleg met gemeenten over diverse afspraken over het azc. Recentelijk is aparte en sobere opvang voor asielzoekers uit veilige landen gerealiseerd. Vooralsnog is deze opvang niet toereikend voor alle veilige landers. Het is daarom zaak dat deze groep ook op andere locaties kan worden opgevangen. Het is in dit verband belangrijk om te benoemen dat het COA de wettelijke taak heeft om asielzoekers op te vangen en te begeleiden, ongeacht het type asielzoekers. Deze taak kan worden teruggevoerd op de juridische verplichting die Nederland ingevolge de EU-Opvangrichtlijn heeft. Volgens die richtlijn hebben veilige landers namelijk recht op opvang en is Nederland gehouden aan het bieden van opvang. Het kan daarom niet zo zijn dat gemeenten bedingen dat zij geen veilige landers willen opvangen. Het COA gaat met maximale welwillendheid met gemeenten het gesprek aan over het openen van een opvanglocatie en onder welke voorwaarden.

Vraag (27):
Is de SJenV bereid om aanpassingen m.b.t. het delen van gegevens van overlastgevers te doen naar sectorale wetgeving over de AVG?

Antwoord:
Onder de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) mogen persoonsgegevens niet zomaar gedeeld worden, ook niet binnen de overheid. Voor de uitwisseling van persoonsgegevens tussen partijen binnen de migratieketen, inclusief de AVIM, is reeds een wettelijke basis. Tussen deze partijen mag informatie ten behoeve van de aanpak van overlastgevers dan ook worden besproken en gedeeld. Dit is bestaande praktijk in de aanpak van overlastgevers. Thans wordt in het kader van de aanpak van overlastgevende asielzoekers bekeken hoe bepaalde vreemdelingrechtelijke informatie over overlastgevende asielzoekers kan worden gedeeld met gemeenten, politie en het Openbaar Ministerie. Daarbij wordt gekeken naar mogelijkheden als het afsluiten van convenanten of indien nodig het aanpassen van wetgeving.

Vraag (28):
Wanneer zijn de dwangsommen verleden tijd? Wanneer worden de verhoren samengevoegd?

Antwoord:
Het voorstel is in de afgelopen periode voorgelegd voor publieke consultatie. Het streven is om het voorstel definitieve wet Dwangsom zo spoedig mogelijk in te dienen bij de Tweede Kamer. Het voorstel moet voorafgaand aan deze indiening voor advisering worden voorgelegd aan de Raad van State. De inwerkingtreding van de definitieve wet Dwangsom voor alle zaken op grond van de Vreemdelingenwet 2000 is afhankelijk van de behandeling in de Tweede en Eerste Kamer. Voor het samenvoegen van het aanmeld- en eerste gehoor is een wijziging in het Vreemdelingenbesluit nodig. Ook dit voorstel is de afgelopen periode voorgelegd voor publieke consultatie. De SJenV verwacht dat de publicatie in het Staatsblad zo spoedig mogelijk zal plaatsvinden. Het voorstel moet voorafgaand aan publicatie worden voorgelegd voor advisering aan de RvS.

Vraag (29):
Kan er een apart artikel komen in het wetboek van strafrecht tegen huwelijkse uitbuiting?

Antwoord:
In een situatie van huwelijkse uitbuiting kan er reeds vervolgd worden voor diverse misdrijven. Afhankelijk van de omstandigheden kan sprake zijn van dwang (artikel 284 Sr) of wederrechtelijke vrijheidsberoving (artikel 282 Sr). Ook kan sprake zijn van mensenhandel (artikel 273f Sr).

Zoals tijdens het WGO op 9 november jl. door de MRb is toegezegd, wordt momenteel in samenspraak met ketenpartners en wetenschappers verkend of en, zo ja, hoe een wijziging van de strafbaarstelling van mensenhandel zou kunnen bijdragen aan de bestrijding van handel in en uitbuiting van mensen, en het profiteren daarvan. Vragen rondom de strafrechtelijke aanpak van huwelijkse uitbuiting - en de mogelijke versterking daarvan - zullen bij die verkenning worden betrokken.

Tegen die achtergrond is een specifieke strafbaarstelling van huwelijkse uitbuiting niet nodig, omdat de verschillende verschijningsvormen daarvan nu al onder de genoemde strafbaarstellingen kunnen vallen.

Vraag (30):
De AZC’s zitten al vol met rechtmatige statushouders die niet opgevangen kunnen worden. Kan de Staatssecretaris kijken naar gemeenten die royaal asielzoekers willen opnemen en daar prioriteit aan geven?

Antwoord:
Vergunninghouders dienen normaliter binnen 14 weken na vergunningverlening gehuisvest te worden in een gemeente. De gemeente moet daarbij zorgdragen voor passende woonruimte. Momenteel stromen vergunninghouders vaak pas na 19 weken uit en een grote groep vergunninghouders (ca. 1.000), waarbij familie nareist, zelfs pas na 26 weken.
 
De aanwezigheid van een grote groep vergunninghouders die te lang in de COA-opvang verblijft, drukt logischerwijs op de bezetting van het COA. Daarom onderzoekt het Rijk de mogelijkheden om gemeenten te ondersteunen, bijvoorbeeld door financieel te stimuleren om vergunninghouders versneld te huisvesten. Gemeenten kunnen er bijvoorbeeld voor kiezen om deze bonus in te zetten om creatieve oplossingen om statushouders te huisvesten te financieren.

Ook andere financiële impulsen om gemeenten te stimuleren om vergunninghouders versneld te huisvesten worden verkend. Voor 2020 heeft het ministerie van BZK 50 mln. beschikbaar gesteld voor het huisvesten van kwetsbare groepen, waaronder vergunninghouders. Het ministerie van BZK beziet in hoeverre het mogelijk is om een dergelijke regeling opnieuw beschikbaar te stellen voor 2021.

Vraag (31):
Wat vindt de SJenV van het idee om de huwelijkspartner beter in staat te stellen om inzicht te verkrijgen in het strafbaarheidsverleden van haar beoogde huwelijkspartner? Het kennisnemen van het reilen en zeilen van jouw huwelijkspartner zou dan bijvoorbeeld ook onderdeel kunnen worden van de voorinburgering.

Antwoord:
Voorinburgering komt in de asielprocedure aan de orde. In de module Kennis van de Nederlandse Maatschappij wordt aandacht besteed aan onze vrije samenleving en de rechten die daarbij horen. Hierbij is er aandacht voor onze normen, waarden en omgangsvormen en wordt ingegaan op onderwerpen als gelijkheid, huiselijk geweld en zelfbeschikking.
 
Vraag (32):
Wat is de mogelijkheid om bij te dragen aan het voorkomen van huwelijksdwang van jonge meisjes? En hoe kan daar tegelijkertijd op - als het nodig is - ingegrepen worden binnen het huidige juridische systeem?

Antwoord:
In de actieagenda schadelijke praktijken van MRb en de staatssecretaris van VWS staan verschillende maatregelen die worden uitgevoerd om praktijken zoals huwelijksdwang  en kindhuwelijken te voorkomen. Zo wordt voor de zomer van 2021 een voorlichtingscampagne gestart om potentiële slachtoffers voor te lichten. Zoals eerder aan uw Kamer gemeld, zijn er al veel juridische mogelijkheden om huwelijksdwang te voorkomen en aan te pakken (Kamerstukken II 2019/20, 28 345  nr 234). Ter uitvoering van een motie van de VVD en de CDA heeft MRb de Landsadvocaat gevraagd om een advies te geven hoe potentiële slachtoffers van huwelijksdwang en achterlating beter kunnen worden beschermd binnen het huidige wettelijk kader. Dit advies wordt begin 2021 aan uw Kamer toegestuurd. 

Zoals opgenomen in de actieagenda worden de mogelijkheden onderzocht om kindhuwelijken niet langer te erkennen, ook niet als de partners inmiddels meerderjarig zijn. Niet erkenning heeft overigens ook grote consequenties voor betrokkenen. Daarom is over de uitwerking hiervan advies gevraagd aan de Staatscommissie Internationaal Privaatrecht en de Adviescommissie voor vreemdelingenzaken. MRb verwacht uw Kamer in de loop van 2021 te melden hoe de niet-erkenning vorm zal worden gegeven.

Vraag (33):
Kan er iets gedaan worden tegen mannen die keer op keer nieuwe vrouwen naar Nederland halen?

Antwoord:
De IND kan, in het geval dat de referent al een aantal keer achtereen toelating heeft gevraagd voor een partner, onderzoeken of er sprake is van een schijnhuwelijk of een schijnrelatie. Als daar inderdaad sprake van is, kan de aanvraag worden afgewezen. 

Als de referent een vreemdeling is en hij wordt veroordeeld voor een strafbaar feit, kan beoordeeld worden of zijn verblijfsrecht kan worden ingetrokken. Wordt het verblijfsrecht ingetrokken dan is het ook niet langer mogelijk verblijf voor een partner aan te vragen. De EU-richtlijn gezinshereniging biedt geen ruimte om nadere eisen te stellen ten aanzien van het aantal partners. Wanneer iemand scheidt van een eerdere partner en hij voldoet aan de voorwaarden voor gezinsvorming is het mogelijk een nieuwe partner te laten overkomen.  
 
Vraag (34):
Kan de SJenV aangeven hoe het staat met de uitvoer van de motie over een plan van aanpak tegen illegaliteit?

Antwoord:
De SJenV streeft ernaar de Kamer nog dit jaar te informeren over de uitvoering van de motie van lid Becker (VVD) inzake de aanpak van illegaliteit.

Vraag (35):
Hoe staat het met de toekomst van de asielketen en haar medewerkers? Zijn zij voldoende toegerust?

Antwoord:
Het is de inzet van de SJenV om door te gaan met structurele versterking van de migratieketen om goed te kunnen anticiperen op de instroom van asielzoekers. Dit gebeurt parallel aan het wegwerken van de achterstanden bij de IND. De asielketen staat voor een aantal grote uitdagingen op korte en lange termijn. De problematiek bij de IND is hardnekkiger en langduriger dan eerder werd aangenomen. De noodzakelijke quarantaine- en coronamaatregelen maken het werk lastiger. Dit heeft ook zijn weerslag op alle medewerkers in de migratieketen. Daarnaast zijn we vanuit het departement in overleg met de uitvoeringsorganisaties om de capaciteit en deskundigheid optimaal te benutten. Zo worden de organisaties van de migratieketen gevraagd zich flexibel te organiseren om goed te kunnen anticiperen op fluctuaties in de instroom. Hierbij wordt ook nadrukkelijk samenwerking met ketenpartners opgezocht. Daarnaast wordt er door uitvoeringsorganisaties geïnvesteerd in duurzame en flexibele inzetbaarheid van medewerkers door opleidingen en programma’s gericht op doorontwikkeling van (nieuw) talent en verbreding én verdieping van deskundigheid.

Vraag (37):
Wanneer kan de Kamer het definitieve wetsvoorstel met betreffing tot de dwangsommen verwachten?

Antwoord:
Het voorstel definitieve wet Dwangsom is in de afgelopen periode voorgelegd voor publieke consultatie. Het streven is om het voorstel zo spoedig mogelijk in te dienen bij de Tweede Kamer. Het voorstel moet voorafgaand aan deze indiening voor advisering worden voorgelegd aan de Raad van State.

Vraag (51):
Ziet het kabinet ook de meerwaarde van een nationaal plan voor migratie?

Antwoord:
De SJenV begrijpt de gedachte achter dit voorstel van mw. Becker en deelt haar mening dat het belangrijk is om dit soort zaken scherp te hebben. Veel van deze elementen komen ook terug in de Integrale Migratieagenda (Kamerstuk II, 2017/2018, 19637, nr. 2375) van het kabinet: die bevat verschillende elementen die zien op het crisisbestendig maken van de Nederlandse migratieketen, de keten flexibeler te organiseren, versterking van onze eigen grenzen en ook EU buitengrenzen enz. Maar ook plannen om de samenwerking met derde landen te versterken: opvang in de regio te verbeteren, de inzet op meer terugkeer en het aanpakken van mensensmokkel en andere vormen van irreguliere migratie. Daarnaast is de kabinetsinzet in Europa ook scherp neergezet in de beleidsnotitie Renewed European agenda on migration (Bijlage bij Kamerstuk II, 21501-20, nr.1450) en de BNC-fiches (Kamerstukken II 22112, nummers 2955, 2956, 2957, 2958, 2959, 2960, 2961, 2962, 2963 en 2964) die recent met uw Kamer zijn gedeeld in reactie op de verschillende voorstellen van de Europese Commissie.

Het blijft daarbij noodzakelijk ook nationaal adequate stappen te blijven zetten, dat is bijvoorbeeld gebeurd bij sobere opvang van asielzoekers uit veilige landen, of de structurele aanpak van overlast.  

Vragen van het lid Yesilgöz-Zegerius, D. (VVD)

Vraag (36):
Graag een reactie van de MJenV over het rapport van de rekenkamer over kwetsbaarheden in de digitale infrastructuur, bijvoorbeeld op Schiphol.

Antwoord:
Het rapport van de Algemene Rekenkamer maakt inzichtelijk waar potentiële kwetsbaarheden zitten en hoe we hierin verbeteringen kunnen aanbrengen. Digitalisering en in het bijzonder digitale veiligheid vormen een enorme uitdaging de komende jaren en vergen van veel organisaties een omslag in beleid. Het is van groot belang dat we hier scherp op blijven en onze beveiliging steeds een stapje verder brengen. Dit hebben we gezien na het ARK-rapport over de waterkering en nu dus ook over grensbewaking. De rapporten van de ARK worden altijd voorzien van een beleidsreactie dus voor een uitgebreide reactie verwijst de MJenV u door naar de bestuurlijke reactie die is toegevoegd aan het rapport.

Vraag (38):
Kan de minister nader toelichten wat er wordt gedaan met de 1 miljoen euro die er is voor de aanpak ondermijning op Schiphol?

Antwoord:
De 700.000 euro die MJenV onlangs extra beschikbaar heeft gesteld in 2020 stellen de samenwerkende partners op de luchthaven (publiek-privaat) in staat om het lopende project Orville te continueren en uit te bouwen. Dit project zet onder andere in op: beter zicht op criminele gedragspatronen en de aanpak van misbruik van logistieke processen en gelegenheidsstructuren op de luchthaven in onder meer de bagagekelders en de schoonmaak- en cateringbranche.

Vraag (39):
Kan de minister zorgen voor een landelijk aanspreekpunt bij de politie voor het zwaarder bewaken van journalisten?

Antwoord:
Vrije, kritische en onafhankelijke journalistiek vormt een belangrijk fundament onder de democratie en de vrije samenleving. Agressie en geweld richting journalisten is onacceptabel. Voor wat betreft de uniformiteit in afhandeling van aangiften, geldt al het protocol agressie en geweld tegen journalisten. Dit protocol bevat bijvoorbeeld een prioritaire afhandeling van zaken, het verhalen van schade op daders en een hogere strafeis conform de OM-richtlijn, waarmee een harde, eenduidige en landelijke aanpak van daders wordt bewerkstelligd. Dit protocol is onderdeel van het initiatief PersVeilig, een samenwerkingsverband van de NVJ, het Genootschap van Hoofdredacteuren, de politie en het openbaar ministerie. Bij zware bedreigingen kunnen maatregelen worden getroffen binnen het stelsel Bewaken en Beveiligen.

Vraag (40):
Hoe voorkomen we dat jonge kinderen worden ingezet en daarmee een bron van nieuw personeel vormen voor drugsbazen? Voorstel van de VVD is om het kopiëren van crimineel gedrag te voorkomen door in uitzonderlijke gevallen het hele gezin onder de loep te kunnen nemen. Graag een reactie.

Antwoord:
MJenV en MRb hebben aan acht gemeenten gelden verstrekt voor de versterking en versnelling van hun preventieve aanpak. Zij werken middels een integrale preventieve aanpak om te voorkomen dat jongeren en jeugdigen in kwetsbare wijken afglijden in ondermijnende drugscriminaliteit. Gemeenten zetten bijvoorbeeld in op dadergerichte interventies, gedragsinterventies, jongerenwerk, weerbaarheidsprogramma’s, familiegerichte interventies en de inzet van wijkregisseurs ter versterking van de samenwerking tussen de domeinen veiligheid en sociaal. Ook is de aanpak er in verschillende gemeenten op gericht om broertjes en zusjes van criminele jongeren uit het criminele circuit te houden en is er aandacht voor de aanpak van criminele families. Goede voorbeelden worden gedeeld met andere gemeenten in Nederland.

Het WODC doet onderzoek naar toetredingsmechanismen van jongeren tot de georganiseerde criminaliteit. De uitkomsten worden in de eerste helft van 2021 verwacht. In het kader van de Nationale Wetenschapsagenda (NWA) wordt de komende jaren onderzoek gedaan naar de betrokkenheid van jongeren bij zware en georganiseerde (drugs)criminaliteit. Hieruit geleerde lessen worden in de praktijk gebracht. Ook vanuit de extra middelen voor de lokale en regionale aanpak wordt door de RIECs ingezet op het voorkomen van jonge aanwas in de criminaliteit.

Ook in de bredere aanpak van jeugdcriminaliteit zetten we in op preventie. Daarbij wordt onder meer ingezet op het intensiever aanspreken van ouders op hun verantwoordelijkheid om te voorkomen dat kinderen afglijden naar crimineel gedrag. Momenteel voert het ministerie een verkenning uit naar het wettelijke instrumentarium om ouders waar nodig meer dwingend aan te spreken op deze verantwoordelijkheid. In deze verkenning wordt ook het Youth Justice System van Engeland en Wales betrokken, dat meer wettelijke mogelijkheden biedt om ouders hierop aan te spreken. Naar verwachting is de verkenning eind dit jaar afgerond.

Vraag (41):
Kan de minister in gesprek gaan met grote mediabedrijven om een fonds op te richten voor bedreigde freelance journalisten?

Antwoord:
Zowel de minister van Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, als MJenV stellen financiële middelen beschikbaar voor het versterken van de positie en de weerbaarheid van journalisten tegen bedreigingen en geweld. In overleg met de sector, waaronder de NVJ, wordt gekeken hoe die middelen het beste besteed kunnen worden. Hierbij kan gedacht worden aan diverse preventieve maatregelen, zoals het aanbieden van een woningscan. Mocht vanuit de sector blijken dat er een grote behoefte bestaat aan een focus op freelance journalisten, dan zal dit daar zo besproken worden.

Vraag (42):
Hoe staat het met de toezegging van MRb om te kijken of er vroegtijdig gescreend kan worden op LVB, zodat in het traject daarna (zowel in detentie als erbuiten, al dan niet in de bijzondere voorwaarden) maatwerk geleverd kan worden om recidive te voorkomen?

Antwoord:
Het ministerie van JenV heeft samen met de strafrechtketenpartners bijgedragen aan de ontwikkeling en de invoering van de Screener voor Intelligentie en LVB (SCIL). De RvdK, Halt, DJI en de reclassering implementeren momenteel de toepassing van de SCIL in hun werkprocessen om personen met een LVB vroegtijdig te herkennen. Indien uit de screening aanwijzingen voor een LVB komen, wordt daar bij het vervolg in de strafrechtketen, zoals bij toezicht, begeleiding en detentie, rekening mee gehouden.

Vraag (43):
Is het kabinet bereid de kroongetuige regeling te moderniseren en hierbij het plan van de VVD te betrekken?

Antwoord:
Momenteel onderzoekt MJenV de mogelijkheden en voorwaarden van verruiming van de kroongetuigenregeling. Hierbij wordt conform de lijn van de vraag van het lid Yesilgöz-Zegerius onder andere gekeken naar de maximaal toe te zeggen strafkorting bij kroongetuigen die zelf van minder ernstige feiten worden verdacht of die een meer faciliterende rol hebben gehad. Uw Kamer wordt hierover in januari 2021 geïnformeerd, conform de toezegging die is gedaan bij het notaoverleg georganiseerde criminaliteit/ondermijning van 5 november jl.
 
Vraag (44):
Graag horen wij of en hoe gekeken kan worden naar de effectiviteit van ons drugsbeleid, wat het huidige beleid oplevert en wat voor maatregelen we hebben als we weten dat drugs naar het buiteland geëxporteerd wordt?

Antwoord:
JenV staat een ‘evidence based’ drugsbeleid voor. Daar hoort ook bij dat gekeken wordt of drugsbeleid effectief is. De effectiviteit van de handhaving van het drugsbeleid is onderdeel van de huidige beleidsdoorlichting van het begrotingsartikel voor veiligheid en criminaliteitsbestrijding. Deze wordt in de tweede helft van 2021 aan uw Kamer aangeboden.
Op dit moment voert het WODC een review uit naar de strafrechtelijke aanpak van drugscriminaliteit. Daarnaast staat al een WODC-onderzoek op stapel naar de overwegingen voor drugscriminelen om zich in Nederland te vestigen, en wordt een kennisagenda voor de aanpak van ondermijnende criminaliteit opgesteld. Verder loopt op dit moment het experiment gesloten coffeeshopketen om in beeld te brengen wat de effecten zijn van het reguleren van legale teelt en bevoorrading van coffeeshops.

In Nederland geproduceerde drugs zijn voor het overgrote deel bestemd voor het buitenland. De aanpak van drugscriminaliteit in Nederland richt zich daarom automatisch mede op het voorkomen van de export van drugs. Berichten dat andere landen worden overspoeld met in Nederland geproduceerde drugs baren de regering zorgen. Daarom zoekt Nederland de Europese samenwerking ter verbetering van toezicht en controle op grensoverschrijdende pakketpost.

Vraag (45):
Wat is de reden dat de Tweede Kamer nog niet vertrouwelijk is geïnformeerd over de beveiliging van kroongetuigen, journalisten e.d.?

Antwoord:
In overleg met de griffie van de commissie wordt gekeken naar een geschikte datum voor de vertrrouwelijke technische briefing.

Vraag (46):
Kan de minister met de bank in gesprek gaan over compensatie van slachtoffers van bankfraude?

Antwoord:
De minister van JenV is reeds in gesprek met banken over fraudepreventie. Hij heeft uw Kamer recent daarover bericht (Kamerstukken II, 2019/20, 28684, nr. 638). De banken vergoeden schade door bancaire fraude nu al grotendeels tenzij sprake is van grove nalatigheid. Ook hebben de banken meegedeeld dat zij met ingang van januari onder voorwaarden de NAW-gegevens van fraudeurs aan slachtoffers gaan verstrekken, zodat deze in staat zijn civielrechtelijk tegen fraudeurs op te treden. Voorts heeft ook de minister van Financiën aangegeven samen met de minister van JenV met de banken in gesprek te willen gaan over het compensatiebeleid van banken bij niet-bancaire fraude, zoals spoofing en hulpvraagfraude, en te verkennen of aanpassing van wetgeving nodig is.

Vraag (47):
VVD en SP hebben aandacht gevraagd voor compensatie van schade die burgers lijden bij levensreddende acties (burgerhulpverlening). Waarom doet het kabinet hier niets mee?

Antwoord:
Burgers die elkaar te hulp schieten vallen altijd te prijzen. Het voelt onrechtvaardig aan wanneer iemand zijn medemens te hulp schiet en vervolgens zelf blijft zitten met (materiële) schade die daardoor is ontstaan. In de door lid Yesilgöz-Zegerius (VVD) bedoelde casus van de burgerhulpverlener in Utrecht heeft de toenmalige burgemeester persoonlijk bericht en bloemen gestuurd om hem te danken voor zijn goede handelen. De MJenV heeft daarover contact gehad met de huidige interim-burgermeester. Daarnaast wordt een gesprek ingepland tussen burgemeester en de burgerhulpverlener met als doel tot een oplossing te komen voor de gemaakte kosten.
 
Vraag (48):
Waar is de post voor de nationaal coördinator antisemitisme opgenomen? Hoeveel geld zit daarin? Wanneer start de coördinator en met welke opdracht?

Antwoord:
De functie zal op korte termijn worden gecreëerd en gefinancierd uit de gelden ter bestrijding van antisemitisme voor 2021. Er kan gedacht worden aan een onafhankelijke persoon – te denken is aan een oud-rechter of iemand met die statuur - die  kan adviseren op zaken die betrekking hebben op antisemitisme en de bestrijding ervan. Uw Kamer wordt hierover, wat eerder is aangekondigd, begin 2021 nader per brief geïnformeerd.

Vraag (49):
Er moet een Noord-Europees zeehavenpact komen met gezamenlijke afspraken over drugscontroles op risicoschepen. Daarbij moet ook samengewerkt worden met vertrekhavens om controles effectief in te regelen. Op vergelijkbare wijze moet ook worden gekeken naar pakketpost. Kan MJenV hierop reageren?

Antwoord:
Nederland is onderdeel van het MAOC (Maritime Analysis Operation Centre Narcotics), een zeer effectief samenwerkingsorgaan dat boven de Atlantische oceaan van drugssmokkel verdachte schepen en vliegtuigen controleert. MJenV neemt de suggesties over en neemt deze mee in de internationale aanpak van ondermijning. Het opzetten van een internationaal zeehavenoverleg wordt verkend en tevens wordt ingezet op Europese samenwerking ter verbetering van toezicht en controle op grensoverschrijdende verzending van drugs per pakketpost. Op EU niveau wordt gewerkt aan een actieplan voor een versterkte douane-unie. Ook in de EU-drugsstrategie 2021-2025 wordt stilgestaan bij logistieke in- en uitvoerpunten.

Vraag (50):
Er is 3 miljoen vrijgemaakt voor de aanpak van antisemitisme. Hoe is de effectmeting hiervan in de begroting ingericht?

Antwoord:
De besteding van de gelden ter bestrijding van antisemitisme vindt plaats in de vorm van projectsubsidies, waarover uw Kamer reeds eerder geïnformeerd is. Daarbij is steeds aansluiting gezocht bij de initiatiefnota van mevrouw Yesilgöz-Zegerius (VVD) en de heer Segers (CU) en de debatten die daarover met uw Kamer gevoerd zijn. Elke subsidie dient verantwoord te worden. Uiteraard heeft het de aandacht om achteraf zo goed mogelijk vast te kunnen stellen wat het effect van een bepaald project geweest is en wat zij bijgedragen hebben aan verdere beleidsvorming. De MJenV zal uw Kamer daar na 2021, als alle projecten afgerond zijn een brief over sturen.

Vraag (53):
Graag een reactie op het voorstel van de VVD om ervoor te zorgen dat bij KvK-inschrijvingen adressen niet automatisch meer openbaar worden.

Antwoord:
Dit valt onder de Handelsregisterwet en wordt geadresseerd bij het ministerie van Economische Zaken en Klimaat.

Vraag (145):
Kan de minister toezeggen dat een veiligheidsplan voor kroongetuigen, advocaten en familie standaard wordt bij strafzaken met betrekking tot georganiseerde misdaad?

Antwoord:
Ten aanzien van kroongetuigen en hun familie: getuigenbeschermingsmaatregelen kunnen al worden ingezet voor kroongetuigen zelf en voor familie en andere naasten. Voordat met een verdachte een overeenkomst wordt gesloten in het kader van de kroongetuigenregeling, wordt per situatie bekeken of er bescherming nodig is voor deze persoon, diens naasten en rechtsbijstandsverlener(s) en zo ja, in welke mate.

Ten aanzien van strafzaken in het algemeen: bij strafzaken waarbij dreiging en risico’s bestaan voor onder meer advocaten, rechters, officieren van justitie en journalisten worden passende beveiligingsmaatregelen getroffen in het kader van het stelsel bewaken en beveiligen. Daarnaast zijn trajecten gestart ter versterking van de weerbaarheid voor deze beroepsgroepen, waarvoor in 2021 een bedrag van € 3,5 miljoen beschikbaar is gesteld, en vanaf 2022 structureel € 1 miljoen.


Vragen van het lid Buitenweg, K.M. (GL)

Vraag (52):
Hoeveel vrouwen zijn dit jaar vermoord door hun partner of ex-partner?

Antwoord:
Het is onbekend hoeveel vrouwen er in 2020 tot op heden zijn vermoord door hun partner of ex-partner. Het CBS zal deze cijfers naar verwachting in het najaar van 2021 publiceren.

Vraag (54):
Hoe kijkt de minister naar de suggestie uit het WODC-onderzoek om tot een meldpunt voor wraakporno te komen voor hulp aan slachtoffers?

Antwoord:
Uit het WODC-onderzoek blijkt dat grote behoefte bestaat aan verduidelijking van online rechten en de route om die rechten te kunnen uitoefenen. Een brief hierover aan uw Kamer volgt in het eerste kwartaal 2021.

Een apart meldpunt voor wraakporno ligt niet in de rede. Waar het om het verwijderen van onrechtmatige content gaat, wordt gehecht aan het verder uitbouwen van intermediair-functies tussen overheid en platforms. Daar kunnen zij gezamelijk als “trusted flaggers” objectief vaststellen of content als onrechtmatig moet worden beschouwd en vervolgens een verwijderverzoek doen. Het Expertisebureau Online Kindermisbruik is bijvoorbeeld een trusted flagger. Hier kunnen slachtoffers van alle vormen van seksueel misbruik online, ook van wraakporno, terecht voor advies en indien gewenst doorverwezen worden naar hulp.

Vraag (55):
Kan de minister toezeggen dat het onderzoek n.a.v. de motie Rosenmöller naar de continuïteit van de financiering van het OM, de politie en de Rechtspraak op tijd klaar is voor de formatie?

Antwoord:
Het is uitdrukkelijk het streven dat de resultaten van dit onderzoek medio maart 2021 beschikbaar komen. Dit onderzoek, dat in opdracht van het WODC wordt uitgevoerd, is momenteel in volle gang en de onderzoekers zijn bij de planning van het onderzoek ook uitgegaan van de genoemde deadline. Een hardere garantie kan de MJenV niet geven. Het betreft een onafhankelijk onderzoek, het ministerie van JenV heeft geen invloed op het tempo en het verloop van de onderzoeksactiviteiten.

Vraag (56):
Hoe komt het dat signalen van banken over fout geld niet goed worden opgepakt. Is het mogelijk daar een omslag in te maken?

Antwoord:
MJenV vindt dat GL een goed punt aansnijdt. Een omslag is echter niet nodig want er al zijn tal van maatregelen getroffen om de kwaliteit en de opvolging daarvan te verbeteren. Zoals de uitbreiding van specialistische capaciteit bij o.a. de FIU-Nederland, politie, FIOD en OM in het kader van de aanpak van witwassen en de oprichting van het MIT. Daarnaast is de publiek private samenwerking met de banken geïntensiveerd, binnen het FEC en in de Fintell Alliance, een samenwerkingsvorm tussen de vier grootbanken en de FIU-Nederland. Tot slot is de informatie-uitwisseling verbeterd. Hierdoor wordt gezamenlijk de zogenaamde feedbackloop en de effectiviteit van de meldketen vergroot.

Vraag (57):
Kan MJenV zich uitspreken tegen deep nudes? Hoe wordt hier nu tegen opgetreden? Moet het niet verboden worden deep nudes te verspreiden als daar geen toestemming voor is?

Antwoord:
Mevrouw Van Toorenburg en mevrouw Buitenweg vroegen aandacht voor misbruik van nieuwe digitale technieken, zoals kunstmatige intelligentie, om daarmee delicten te plegen. Hierdoor kan bijvoorbeeld pornografisch materiaal worden gemaakt waarin personen zouden figureren die daaraan in werkelijkheid helemaal niet hebben deelgenomen. Men noemt dit ook wel DeepNudes.

Deze technologie om zgn. DeepFake video’s of afbeeldingen te vervaardigen kan ook op andere terreinen dan de zeden schadelijk zijn voor iemands privacy, eer en goede naam en financiële positie.  

Er doen zich steeds meer strafwaardige feiten voor in de online omgeving. Deze moeten we dus goed in kaart brengen voordat we wetswijzigingen doorvoeren. Vandaar dat dit najaar het initiatief wordt genomen het WODC te vragen naar het verschijnsel van DeepFakes, waaronder DeepNudes, en de eventuele noodzaak van aanvullende wetgeving/strafbaarstelling een WODC-onderzoek te laten doen, waarbij ook wetgeving in andere landen aan bod zal komen. Verwacht wordt dat nog dit jaar met dit onderzoek kan worden gestart.

Het gevoel van urgentie bij mevrouw Van Toorenburg en mevrouw Buitenweg wordt gedeeld, daarom is de wens dit onderzoek zo snel mogelijk van start te laten gaan zodat we daarna – mocht dit nodig zijn - ook snel met de nodige wetgeving kunnen komen.

Vraag (58):
We zien steeds meer problemen met verspreiding van kindermisbruik via webcams en livestreams. Waarom is in de begroting niets te zien over de benodigde investeringen in technologie en menskracht op dit punt.

Antwoord:
Dankzij de motie-Klaver c.s. wordt er structureel 15 miljoen euro geïnvesteerd in de uitbreiding van de capaciteit van de zedenpolitie. In totaal komen er gefaseerd circa 90 rechercheurs bij, bovenop de 600 zedenrechercheurs en 150 rechercheurs kinderporno die de politie nu heeft. Omdat de meeste zedenzaken in toenemende mate een digitale component hebben, betreft ca 20 fte van de uitbreiding digitale rechercheurs.

Vraag (59):
Hoe zorgt de minister ervoor dat iedereen die op zoek is naar een sociale advocaat die ook kan krijgen?

Antwoord:
Om er zicht op te houden dat er voldoende aanbod is van sociaal advocaten, monitort de Raad voor Rechtsbijstand het aantal ingeschreven advocaten en de spreiding daarvan. Daarnaast laat MRb zich voeden door signalen hierover vanuit het Juridisch Loket en de Nederlandse Orde van Advocaten. Op basis van de laatste gegevens is er geen sprake van een tekort aan sociaal advocaten. Wel zijn er zorgen over het feit dat de aanwas en de instroom van jonge advocaten stokt. Om die reden is er € 2 miljoen beschikbaar om de beroepsopleiding te subsidiëren voor advocaat-stagiaires in dienst bij kantoren met een toevoegingspraktijk. Hiermee kunnen de beroepskosten van maximaal 175 advocaat-stagiaires worden bekostigd. De toegang tot het recht wordt ook in het nieuwe stelsel gewaarborgd. Ook straks kan een minder draagkrachtige rechtzoekende die zijn of haar recht wil halen nog steeds rekenen op hulp van een sociaal advocaat als dat nodig is. Door de integrale probleemanalyse aan de voorkant komen rechtzoekenden waarvan een gang naar de rechter onvermijdbaar blijkt, snel terecht bij een advocaat.

Vraag (60):
Is de minister bereid om de aanbeveling van de WRR om een cyber-afhankelijkheidsbeeld te laten opstellen op te volgen?

Antwoord:
De MJenV onderschrijft het belang van inzicht in afhankelijkheden. Zoals in het Cybersecuritybeeld Nederland beschreven neemt de afhankelijkheid van en tussen digitale systemen toe en dit maakt ons kwetsbaar. De WRR doet de aanbeveling om een cyberafhankelijkheidsbeeld op te stellen en maakt hierbij de vergelijking met ditzelfde Cybersecuritybeeld Nederland. Binnen het programma bescherming vitale infrastructuur wordt daarom gewerkt aan het uitvoeren van cross sectorale afhankelijkheidsanalyses. Daarnaast is de werkwijze die is ontwikkeld naar aanleiding van de 5G casus bestendigd in een structurele aanpak zoals eerder ook aan uw Kamer gemeld. Deze aanpak voorziet in het adresseren van dreigingen en risico’s in de supply chain. Naast de telecomsector spelen ook in andere vitale diensten en processen zorgen over dreigingen die uitgaan van statelijke actoren. Het kabinet acht het van groot belang dat bij het toetsen van nationale veiligheidsrisico’s in relatie tot de vitale infrastructuur, gebruik wordt gemaakt van consistente, op dreiging gebaseerde en technische up to date zijnde criteria, en dat, omwille van het tijdig anticiperen op ontwikkelingen, inzichtelijk is hoe de Nederlandse vitale infrastructuur zich technisch en organisatorisch ontwikkelt. Er wordt daarom gewerkt aan een versterkte aanpak van bescherming van de vitale infrastructuur.
 
Het kabinet ziet hier meer toegevoegde waarde in dan in een eenmalig jaarlijks afhankelijkheidsbeeld. Een jaarlijks beeld is statisch terwijl dit soort afhankelijkheden zich snel ontwikkelen waardoor zo´n beeld niet bijdraagt aan het uiteindelijke doel: het verhogen van onze digitale weerbaarheid. In de breedte blijf ik uiteraard wel inzetten op meer kennis en expertise over cybersecurity en cyberdreigingen, bijvoorbeeld via het CSBN en het inspectiebeeld cybersecurity.

Vraag (61):
Is de minister bereid om samen met EZK te kijken hoe de Nederlandse en Europese technologie gepromoot kan worden?

Antwoord:
Vanuit de coördinerende verantwoordelijkheid voor nationale veiligheid van MJenV vindt doorlopend overleg plaats met de staatssecretaris van EZK over de veiligheid van de vitale infrastructuur, waaronder die van de telecomnetwerken. Een van de maatregelen die wordt genomen is dat extra hoge eisen worden gesteld aan leveranciers van diensten en producten in de kritieke onderdelen in het telecomnetwerk.

Daarnaast draagt het kabinet structureel via aan missiegedreven topsectoren en innovatiebeleid van EZK bij aan het ontwikkelen en versterken van de Nederlandse technologische en innovatiebasis, ook op het gebied van vitale infrastructuur. Hiermee kunnen ongewenste afhankelijkheden voorkomen worden, en wordt bijgedragen aan een weerbare maatschappij die in staat is om haar eigen publieke belangen, inclusief de beschikbaarheid van voor de samenleving vitale goederen en diensten, te borgen en die economisch concurrerend blijft binnen een goed functionerend mondiaal handelssysteem, net zoals een concurrerende interne markt, openheid, een vooruitziend industriebeleid, en een sterk handelsbeleid dat ook zijn. Dit is recentelijk ook door de staatssecretaris van EZK aangekondigd in de kamerbrief Visie op de toekomst van de industrie in Nederland (Kamerstukken II, 2020/21, 29826, nr. 124).

Deze discussie speelt ook op EU-niveau. De Europese Commissie wil met de herziening van het EU-handelsbeleid invulling geven aan de «open strategische autonomie» van de EU. Nederland neemt actief deel in deze herziening van het EU-handelsbeleid die de Europese Commissie op 16 juni 2020 heeft aangekondigd uit te voeren. Zie hiervoor de brief van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking van 4 september 2020 (Kamerstukken II, 2020/21, 21501 – 02, nr. 2197).
 
Vraag (62):
De beveiliging van politici en journalisten krijgt de laatste tijd meer aandacht en zorg. Maar directeuren van organisaties in het maatschappelijk middenveld missen deze bescherming. Waar moeten zij heen? Kan de minister in kaart brengen hoe degene die actief zijn in het democratisch debat betere bescherming kunnen krijgen? Bijvoorbeeld een bijzondere eenheid bij de politie?

Antwoord:
Voorop staat dat iedereen die bedreigd wordt altijd aangifte kan doen, daar is geen bijzondere eenheid voor nodig. Die aangiftes worden uiterst serieus genomen en per geval beoordeeld. Dit gebeurt in eerste instantie op het lokale niveau zodat waar nodig maatwerk mogelijk is. Als daar aanleiding toe is kunnen beschermingsmaatregelen genomen worden in het kader van het stelsel Bewaken en Beveiligen. Geen enkele beroepsgroep wordt uitgesloten van noodzakelijke beveiligingsmaatregelen. Gezien de onvoorspelbaarheid van (be-)dreigingen is het op voorhand in kaart brengen van personen die vanwege hun deelname aan het politiek-maatschappelijk debat mogelijk bedreigd worden, niet mogelijk.

Vraag (64):
Waarom loopt de opvolging van de aanbevelingen van het onderzoek Hoes m.b.t. aanpak verwarde personen zo traag? Hoe kan het dat de MJenV, samen met de SVWS, twee weken geleden aan de Tweede Kamer heeft geschreven dat zij de aard en omvang van het probleem nog in kaart brengen?

Antwoord:
De aard en omvang van dit vraagstuk is goed in beeld. MJenV heeft zich daarbij voortdurend gericht op een relatief kleine groep mensen (850 -1500) met ernstig verward en gewelddadig gedrag waarbij sprake is van een hoog veiligheidsrisico. Voor deze groep is passende zorg te vaak niet of niet tijdig beschikbaar. Recent zijn hierover afspraken gemaakt met de aanbieders en financiers van beveiligde zorg. Afgesproken is dat per januari 2021 een landelijk coördinatiepunt beveiligde zorg wordt gerealiseerd. Dit coördinatiepunt moet voor oplossingen zorgen bij concrete casuïstiek en inzicht bieden of structureel behoefte bestaat aan extra of andere vormen van beveiligde zorg. Deze afspraken worden door alle partijen als een belangrijke doorbraak beschouwd. Hierover is uw Kamer op 6 november geïnformeerd (Kamerstukken II 2020/21, 25424 nr. 558).

Ook voor de grotere groep personen met verward gedrag zijn inmiddels concrete stappen gezet:  

  • op het terrein van vervoer zijn afspraken gemaakt met o.a. de ambulancesector waardoor de politie minder wordt belast met het vervoer van verwarden;

  • overal in het land zijn beoordelingslocaties ingericht;

  • per 1 juli 2020 is het landelijk meldnummer voor niet acute vragen of zorgen over personen met verward gedrag ingesteld.

In de voortgangsbrief (Kamerstukken II 2019/20, 25424 nr. 548) van 3 juli 2020 is de stand van zaken van de aanpak geschetst.

Vraag (75):
Hoe kijkt de MJenV aan tegen de rol van het OM bij het aanpakken van online discriminatie?

Antwoord:
Het OM is de enige instantie die kan beslissen of er tot strafrechtelijke vervolging wordt overgegaan, maar zeker niet de enige instantie die tegen online discriminatie optreedt. De gemeentelijke anti-discrminatievoorzieningen (ADV’s) spelen, evenals meldpunten als Meldpunt internet Discriminatie, een onmisbare rol richting slachtoffers. Zo helpen zij slachtoffers onder andere om hun klacht of melding verder te brengen. Dat kan bijvoorbeeld resulteren in de verwijdering van de onrechtmatige content van het internet. Providers en platformen zijn zich in toenemende mate bewust van hun verantwoordelijkheid en spelen een grote rol in het schoon houden van het internet. Zodra het strafrecht in het vizier komt, is het startpunt in de regel een aangifte bij de politie. Uitingen waarvan een slachtoffer aangifte wenst te doen, worden veelal bij die aangifte gevoegd ter onderbouwing. De politie maakt uiteindelijk het dossier op, waarbij – temeer als het heel veel uitingen betreft – een selectie wordt gemaakt van welke feiten als het meest ernstig (in dit geval: discriminerend) kunnen worden aangemerkt. Uiteindelijk is het aan de officier van justitie om mede aan de hand van de Aanwijzing Discriminatie, te bepalen, als er wordt beslist over te gaan tot strafrechtelijke vervolging en dagvaarding, welke uitingen als selectie ten laste worden gelegd.


Vragen van het lid Ojik, A. van (GL)

Vraag (63):
Kan de SJenV aangeven wanneer het aanbod tot overname van 100 kwetsbaren gestand wordt gedaan?

Antwoord:
Op 24 november jl. heeft de SJenV uw Kamer geïnformeerd over de uitvoering van het herplaatsingsaanbod. Na veelvuldig overleg met onze Griekse partners en de Europese Commissie is overeengekomen dat Nederland een vijftigtal amv van veertien jaar en jonger en een vijftigtal personen in gezinsverband vanuit Griekenland zal herplaatsen, dus in totaal 100 personen. Om het selectieproces in Athene voor te bereiden, heeft een eerste missie van het COA begin november plaatsgevonden. Ook heeft de IND meerdere overleggen gevoerd met de Griekse asieldienst en de Special Secretary for Unaccompanied Minors van het ministerie voor Migratie en Asiel om de voordrachten te bespreken en de eerste lijsten van geschikte kandidaten op te stellen. De eerste dossiers van amv en gezinnen met minderjarige kinderen zijn van Griekenland ontvangen. Op dit moment (week van 23 november 2020) vindt een missie van IND en COA naar Athene plaats voor de feitelijke voorbereiding van de overkomst naar Nederland. Tijdens deze missie worden 55 personen geïnterviewd. De Nederlandse en Griekse diensten werken intensief samen met de Europese Commissie, EASO en IOM om deze kandidaten zo snel mogelijk te selecteren en over te brengen naar Nederland. Het streven is om de eerste overkomsten naar Nederland zo spoedig mogelijk en liefst voor de Kerst op zorgvuldige wijze te realiseren.

Vraag (65):
Hoe ziet het plan voor de 7.000 resterende aanvragen die onder de Taskforce vallen eruit? Hoe gaat de Staatssecretaris de onrust wegnemen?

Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 16.

Vraag (66):
Wanneer hoorde de SJenV dat de deadline m.b.t. het wegwerken van de achterstanden bij de IND voor het einde van het jaar niet gehaald kon worden?

Antwoord:
Per brief van 7 september jl. is aangegeven dat een risico bestond dat een aantal zaken niet voor het einde van het jaar zou worden afgerond. Tevens werd in de brief aangekondigd dat een versnellig van de afhandeling van aanvragen werd voorzien vanaf dat moment.  Daarna is steeds alles gericht geweest op afronding voor het einde van het jaar. Die inzet is ook onverkort opgenomen in de bijlage bij de taakstellingsbrief die verstuurd is op 3 november jl. en die voortkwam uit de Landelijke Regietafel van 28 oktober 2020.
Conform motie Van Ojik is in november gewerkt aan het opstellen van de tweede voortgangsbrief over de Taskforce. Daarbij werd duidelijk dat de beoogde versnelling zich niet in volledige omvang voordeed. De meest recente Taskforce productiegegevens zijn gedeeld met de Tweede Kamer, bij brief van 18 november jl.

Vraag (67):
Wanneer kan de Kamer het wetsvoorstel over staatloosheid verwachten?

Antwoord:
De wetsvoorstellen staatloosheid zijn vrijwel gereed. Ze worden in januari 2021 bij de Tweede Kamer ingediend.

Vraag (68):
Hoe staat het met het sluiten van de kampen in Libië?

Antwoord:
Het aantal detentiecentra en het aantal migranten dat in detentiecentra verblijft is flink afgenomen, maar blijft een punt van aandacht. UNHCR heeft op dit moment beperkte toegang tot de 11 overgebleven officiële detentiecentra die onder beheer staan van het Libische directoraat voor het tegengaan van irreguliere migratie (DCIM). Het kabinet zet zich blijvend in voor de toegang van internationale organisaties tot de detentiecentra en steunt IOM en UNHCR zowel bilateraal als via de EU-band, tevens zet het kabinet zich in bredere zin in - samen met de EU, de Afrikaanse Unie, UNHCR en IOM- om de situatie in de centra te verbeteren met uiteindelijke doel sluiting hiervan. Ook in bredere zin blijft Nederland zich, ook financieel inzetten om mensenhandel en mensensmokkel aan te pakken.

Vraag (69):
Is de SJenV bereid om het onderzoek naar de geloofwaardigheid van de seksuele geaardheid onder Oegandese zaken te verbreden naar alle zaken waarbij een LHBTI motief wordt aangevoerd?

Antwoord:
In het onderzoek waar in deze vraag naar wordt verwezen, is de focus reeds breder dan alleen de geloofwaardigheid van de seksuele geaardheid onder Oegandese asielzoekers. Zoals aangegeven in de brief van de SJenV aan uw Kamer d.d. 4 november 2020 (Kamerstukken II 2020/21, 19637, nr. 2670) zal dit onderzoek zien op de bestaande toetsingskaders voor intrekkingen bij signalen van oneigenlijk gebruik van de asielmotieven LHBTI en bekering, maar ook naar de bredere geloofwaardigheidsbeoordeling van deze en andere asielmotieven.
 
Daarnaast is het WODC momenteel bezig met een brede evaluatie van de geloofwaardigheidsbeoordeling, aan de hand van de nieuwe werkinstructies, van LHBTI- en bekeringszaken door de IND. De SJenV ziet daarom geen aanleiding om het onderzoek waar u naar verwijst verder uit te breiden.
 
Het WODC onderzoek bevindt zich in de afrondende fase. Zodra dit onderzoek is afgerond zal de staatssecretaris uw Kamer hierover informeren.

Vraag (70):
Kan de SJenV zo snel mogelijk met de burgemeesters die haar een brief hebben gestuurd in gesprek en concrete afspraken maken over de opvang van kwetsbare asielzoekers uit Griekenland?

Antwoord:
De SJenV zal op zeer korte termijn de brief van enkele burgemeesters beantwoorden. Op dit moment wordt gewerkt aan de uitvoering van het Nederlandse herplaatsingsaanbod aan Griekenland. Het streven is dat de eerste personen voor de Kerst naar Nederland over worden gebracht. Bij aankomst zullen deze herplaatste personen zoals gebruikelijk worden opgevangen door het COA, waarna ze gehuisvest zullen worden in gemeenten. Het COA is met gemeenten in gesprek over de huisvesting van vergunninghouders in Nederland. Daar maken de betreffende herplaatsingskandidaten onderdeel van uit. Tevens is het COA in gesprek met gemeenten voor aanvullende opvangcapaciteit voor asielzoekers in Nederland.

Vraag (72):
Mensen die na 1 april 2020 asiel aanvroegen zitten in het regulier proces en gaan vóór mensen die onder de taskforce vallen, hoe leg je dat uit? Hoe groot is de kans dat ook in het reguliere proces vertraging optreedt?

Antwoord:
De SJenV heeft de IND de opdracht gegeven om de zaken vanaf 1 april 2020 binnen de wettelijke termijn af te handelen. Dit om te voorkomen dat opnieuw achterstanden ontstaan op de nieuwe instroom. De eerste asielaanvragen zijn thans binnen de wettelijke termijn afgehandeld. De oude voorraad wordt projectmatig aangepakt. Dit heeft tot gevolg dat er zaken die nieuw zijn eerder worden behandeld dan aanvragen die al langere tijd liggen en in de voorraad van de Taskforce zitten. Dat is voor lang-wachtende asielzoekers uiterst vervelend. Het mogelijk onbegrip en ongenoegen is voor te stellen. Echter, het oplossen van de problematiek bij de IND en het wegwerken van de achterstanden door de Taskforce is een grote prioriteit die uiteindelijk in het belang is van alle asielzoekers. 


Vragen van het lid Toorenburg, M.M. van (CDA)

Vraag (71):
Wanneer wordt er voortgang verwacht op het terrein van zedenwetgeving en wanneer kunnen we over deze wetgeving spreken?

Antwoord:
Seksueel grensoverschrijdend gedrag - zoals seksueel geweld, seksueel misbruik, kinderpornografische activiteiten en seksuele intimidatie - komt veelvuldig voor en heeft vaak ernstige en langdurige gevolgen voor slachtoffers. De #Metoobeweging heeft schrijnend aan het licht gebracht hoe wijdverbreid seksuele grensoverschrijding plaatsvindt en hoe slachtoffers zich voelen: bedreigd, geïntimideerd en vernederd.
Voor de strafbaarstelling van onvrijwillige seks is eerst een ronde gemaakt langs belanghebbenden om het wetsvoorstel goed vorm te kunnen geven. Partijen als de strafrechtketen, de advocatuur en maatschappelijke organisaties zoals Amnesty International hebben stuk voor stuk goed meegedacht.
Het voornemen is de wet zo te wijzigen dat het misdrijf verkrachting eenvoudiger te bewijzen is. Hiervoor zijn 3 wijzigingen opgenomen:
1. Als een persoon seksuele handelingen verricht, die bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, en diegene weet dat de ander dit niet wilde, dan is die persoon meteen strafbaar. Dwang of verzet hoeft niet meer eerst te worden bewezen.
2. Verkrachting die gepaard gaat met een dwangmiddel of met geweld wordt een nieuw delict dat zwaarder bestraft kan worden.
3. De meest vergaande wijziging is de toevoeging van de schuldvariant van verkrachting: je wist misschien niet dat de ander geen seks wilde, maar je had het wel behoren te weten. Ook dan ben je strafbaar.
Naast de uitbreiding van het verkrachtingsdelict, wordt ook seksuele intimidatie – offline en online, verbaal en non-verbaal, fysiek en niet-fysiek – expliciet strafbaar. En met de strafbaarstelling van sekschatting zorgen we voor een betere bescherming van kinderen in de digitale leefwereld.
Het uitgebreide traject om tot dit voorstel te komen heeft tot een breed maatschappelijk debat geleid en tot inbreng vanuit uw Kamer. De bepalingen over seksuele misdrijven zijn straks weer bij de tijd.
Het wetsvoorstel seksuele misdrijven gaat zo mogelijk in het voorjaar van 2021 naar de Raad van State.

Vraag (74):
Wat gaat het kabinet doen aan het probleem rondom de deep nudes?

Antwoord:
Zie het antwoord op vraag nummer 57.

Vraag (76):
Hoe kunnen ambtenaren beschermd worden tegen intimidatie d.m.v. juridische procedures? Zijn het incidenten of trend? Hoe kunnen gemeenten zich hier beter tegen wapenen?

Antwoord:
We zien dat intimidatie van publieke functionarissen zich voordoet, en dat pakken we aan. De inzichten uit het onderzoek dat in de regio wordt uitgevoerd kunnen aanknopingspunten bieden voor de versterking van de weerbaarheid van gemeenten. Vanuit de regionale versterkingsgelden ondersteunt MJenV verschillende projecten die zien op bestuurlijke weerbaarheid, waaronder het programma Weerbaar bestuur in de regio Zeeland-Brabant, en wordt het uitwisselen van goede aanpakken op dit thema tussen de regio’s gefaciliteerd. Uiteraard wordt op dit thema ook nauw samengewerkt met de MBZK en een goed voorbeeld hiervan is het Netwerk Weerbaar Bestuur.
 
Vraag (77):
De samenwerking bij forensische opsporing loopt niet goed. Informatiedeling binnen de driehoek (OM, NFI, Nationale Politie) wordt bemoeilijkt. Hoe zit de MJenV dit en wat gaat hij eraan doen?

Antwoord:
De afgelopen jaren zijn belangrijke stappen gezet in de ketensamenwerking bij de forensische opsporing, met onder andere een ketenconvenant. Er ligt met name een opgave ten aanzien van de onderliggende informatievoorziening die deze goede samenwerking tussen de ketenpartners moet ondersteunen. Daartoe is een projectplan opgesteld dat begin december door de strafrechtketen in het Bestuurlijk Ketenberaad (BKB) wordt betrokken bij het vaststellen van de portfolio voor de digitalisering van de strafrechtketen voor de jaren 2021-2022. Het BKB is verantwoordelijk voor de digitalisering van de strafrechtketen en stelt de portfolio vast. U bent over de voortgang van de digitalisering geïnformeerd per brief van 26 oktober jl. (Kamerstukken 2020/21, 29279, nr. 621). Het is op dit moment nog niet duidelijk wanneer dit project in de portfolio opgenomen kan worden.

Vraag (78):
Het kan toch niet de bedoeling zijn dat de politie voor beroepsziekten terug moet vallen op en afhankelijk is van het potje beroepsziekten in de begroting?

Antwoord:
Het gereserveerde bedrag is niet van invloed op de individuele uitkeringen, per geval wordt gekeken wat nodig is. Voor het nieuwe stelsel beroepsziekten en dienstongevallen is € 13 miljoen gereserveerd in 2021. Daarvan is € 10 miljoen opgenomen in de begroting voor de kosten van dienstongevallen en €3 miljoen voor PTSS. Daarnaast is in de begroting van 2021 op de balans een voorziening opgenomen van € 78 miljoen voor ‘Veilig en gezond werken’ (waaronder PTSS). Dit betreft een raming, het uiteindelijke bedrag kan hoger uitvallen.

Vraag (79):
Wat is qua samenwerking op het gebied van gegevensdeling nodig om effectief te opereren op het gebied van internetcriminaliteit nu dit steeds nieuwe vormen aanneemt? Graag inzichtelijk maken. En wat zijn de knelpunten om dit op te lossen binnen het huidige juridisch kader?

Antwoord:
Banken en de politie onderzoeken momenteel de versterking van de gegevensdeling tussen de politie en de banken in het kader van de samenwerking binnen het Landelijk Meldpunt Internetoplichting (LMIO) rond internetoplichting. MJenV heeft dit aangekondigd in de brief aan uw Kamer van 17 november jl. over “Voortgang samenwerking banken en politie bij de aanpak van internetoplichting”. Het wetsvoorstel gegevensverwerking door samenwerkingsverbanden regelt een juridische grondslag voor gezamenlijke gegevensverwerking door overheden en andere organisaties, bijvoorbeeld banken en politie.
De MJenV gaat onderzoeken wat er op het terrein van de gezamenlijke gegevensverwerking voor de aanpak van internetoplichting noodzakelijk is om effectief te kunnen opereren, en wat onder de bestaande wetgeving de knelpunten zijn die een effectieve aanpak in de weg staan. Als het bijvoorbeeld gaat om een knelpunt in wetgeving van het ministerie van Financiën, dan ligt het in de rede om daarnaar te kijken. Mocht het knelpunt echter voornamelijk zijn dat een grondslag voor verwerking van gegevens voor een bepaald samenwerkingsverband wordt gemist, dan kan het aangewezen zijn om dat samenwerkingsverband bij amvb onder de reikwijdte van het wetsvoorstel gegevensverwerking door samenwerkingsverbanden te brengen.

Vraag (80):
Kan er een apart defilé komen voor oud politieagenten?

Antwoord:
Jaarlijks vindt in Almere de Nationale Veiligheidsdag plaats, waar ook vaak hulpverleners in het zonnetje worden gezet. Dat is wat MJenV betreft het moment om ook politieagenten een extra blijk van waardering te geven. Alle hulpverleners verdienen die immers.
 
Wat een waarderingsmedaille betreft: binnen het decoratiestelsel bestaan al verschillende mogelijkheden om hulpverleners te onderscheiden. De eremedaille van verdiensten politie is tot nu toe één keer uitgereikt. De politie heeft nog een aantal uitreikingen in voorbereiding, maar de ceremonie kan vanwege corona voorlopig niet plaatsvinden. De politie werkt aan de interne bekendheid van de medaille en het proces voor toekenning. MJenV is daarnaast in gesprek met het ministerie van BZK en de Kanselarij over het eventueel instellen van een onderscheiding voor optreden bij rampen en crisisbestrijding.

Vraag (81):
Waarom treedt de Kansspelautoriteit nog steeds niet handhavend op tegen grote ontwikkelaars van video-games als het gaat om lootboxes?

Antwoord:
De Kansspelautoriteit (Ksa) treedt wel degelijk handhavend op tegen game-ontwikkelaars die de kansspelwetgeving overtreden. Eerder constateerde de Ksa dat vier van de tien spellen die zij onderzocht, een kansspel zijn in de zin van de Wet op de kansspelen (Wok). Twee van deze spellen zijn daarop aangepast. De Ksa heeft de bedrijven achter het populaire voetbalspel Fifa (Electronic Arts Inc. en Electronic Arts Swiss Sàrl) ieder een last onder dwangsom opgelegd met een maximum van 5 miljoen euro vanwege het overtreden van de Wok. De lasten onder dwangsom werden door de Ksa opgelegd omdat in het spel Fifa illegale loot boxes zitten. De last werd in 2019 opgelegd. De rechtbank Den Haag stelde onlangs de Ksa in het gelijk in deze zaak.

Vraag (82):
Hoe kan het dat een paar gemeenten, kijk naar Harderwijk en Dronten, straks meer asielzoekers opnemen dan heel Zuid-Holland bij elkaar? Tegelijkertijd heeft het beschikbare geld de gemeenten nauwelijks bereikt. Ik wil graag een toelichting op hoe de gelden die beschikbaar waren zijn verdeeld en waarom gemeenten nu geen beroep op de regeling meer mogen doen terwijl ze wel de uitgaven hebben gedaan.

Antwoord:
Het is de inzet dat azc’s zoveel mogelijk evenredig worden verdeeld over alle provincies. Om de huidige krapte bij het COA het hoofd te kunnen bieden, is aan alle provinciale regietafels de vraag gesteld om in ieder geval 417 opvangplekken te realiseren voor de komende één a twee jaar. Vooralsnog heeft alleen Groningen volledig aan de opgave voldaan; Noord-Brabant heeft de opgave bijna gehaald. De andere provincies moeten de gevraagde opvangplekken nog realiseren. In het Westen is er nog veel nodig. Daarom is aan de Landelijke Regietafel Migratie en Integratie besloten om richting die provincies extra inzet te plegen door direct in contact te treden met de Commissarissen van de Koning. Voor de gevraagde inspanningen voor de middellange termijn, in het kader van de Uitvoeringsagenda Flexibilisering Asielketen, is meer rekening gehouden met de verschillen tussen provincies. De realisatie van de Uitvoeringsagenda zal landelijk echter een aantal jaren vragen. De huidige opvangportefeuille is daarbij het uitgangspunt.

De SJenV heeft eenmalig een specifieke uitkering van 1 miljoen euro beschikbaar gesteld voor (gedeeltelijke) financiering van lokale maatregelen om overlastgevende asielzoekers aan te pakken. Deze regeling is op 29 juni 2020 in de Staatscourant gepubliceerd en bovendien is hierover gecommuniceerd via onder meer de website Rijsoverheid.nl en door middel van een nieuwsbrief van het ministerie van Justitie en Veiligheid aan de ambtenaren Openbare Orde en Veiligheid van gemeenten. Gemeenten hebben tot 1 september 2020 een aanvraag tot 50.000 euro kunnen indienen voor (gedeeltelijke) financiering van lokale maatregelen. De gemeenten die een aanvraag hebben ingediend zijn samen goed voor de helft van het bedrag dat de SJenV beschikbaar heeft gesteld. Op de rest is geen aanspraak gemaakt. De speciale regeling is daarmee gesloten. Er was een enkele gemeente die alle informatie had gemist. Daar is alsnog een oplossing voor gevonden. Het resterende bedrag wordt gebruikt als subsidie voor extra maatregelen in de aanpak van overlast, zoals een tegemoetkoming in de financiering van de pendelbus tussen station Emmen en het aanmeldcentrum in Ter Apel.

Vraag (83):
Hoe kan het dat er bij de IND m.b.t. het afhandelen van asielaanvragen zulke verkeerde inschattingen zijn gemaakt?

Antwoord:
De opdracht bij de start van de Taskforce was ambitieus. De Taskforce heeft de afgelopen maanden onverminderd ingezet op het beslissen op de 15.350 zaken die de opdracht kent. Hierbij is, ondanks de tegenslagen, die o.a. Covid-19 met zich meebrachten, aan het eind van het jaar naar verwachting in circa 8.000 zaken beslist. Daarmee is voor duizenden personen, die reeds geruime tijd wachten op een beslissing, inmiddels een einde gekomen aan de onzekerheid hun asielaanvraag. Per brief van 7 september jl. is aangegeven dat een risico bestond dat een deel van de zaken niet voor het einde van het jaar zou worden afgerond. Daarnaast is in deze brief aangegeven dat een versnelling werd verwacht in het afhandelen van aanvragen vanaf dat moment. Daarna is steeds alles erop gericht geweest op afronding voor het einde van het jaar, zoals ook vermeld. 

Vraag (84):
Hoe vaak is de eremedaille verdiensten politie precies uitgereikt? En hoe kijkt de minister aan tegen voorstel van CDA om ook verdiensten die een lokaal belang hebben gediend te onderscheiden?

Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 80.

Vraag (85):
Waarom gaf de SJenV de motie Baudet over de criminalisering van NGO's bij het oppikken van asielzoekers op de Middellandse Zee oordeel kamer?

Antwoord:
Omdat deze materieel in lijn was met het BNC-fiche betreffende de richtsnoeren van de Commissie over de definitie en preventie van mensensmokkel (Kamerstukken II, 2020/2021, 22112, nr. 2964).

In de betreffende motie (Kamerstuk II, 2020/2021, 32317, nr. 650), roept het lid Baudet het kabinet op om in Brussel geen steun te geven voor de uitzonderingsclausule om humanitaire activiteiten van ngo’s die zoek- en reddingsoperaties uitvoeren op zee niet strafrechtelijk te vervolgen. Zoals toegelicht in het BNC-fiche betreffende de richtsnoeren van de Commissie over de definitie en preventie van mensensmokkel (Kamerstukken II, 2020/2021, 22112, nr. 2964), heeft Nederland bij de implementatie van de richtlijn 2002/90/EG op verzoek van uw Kamer de humanitaire uitzonderingsclausule niet overgenomen in de in artikel 197a, WvSr omschreven strafbaarstelling van mensensmokkel. Dit laat onverlet dat in Nederland handelen op humanitaire gronden kan worden meegewogen in een strafrechtelijk onderzoek. Indien in een strafrechtelijk onderzoek aan het licht komt dat de betrokkene heeft gehandeld op humanitaire gronden, kan het Openbaar Ministerie besluiten om niet over te gaan tot strafvervolging. In een arrest van 16 mei 2017 (ECLI:NL:HR:2017:8882017) heeft de Hoge Raad – aanhakend bij de wetsgeschiedenis – die ruimte voor niet-strafbaarheid nader geduid: “Mede gelet op de geschiedenis van de totstandkoming van deze bepaling kan in het bijzonder worden gedacht aan gevallen van humanitaire bijstand zonder enig oogmerk van eigen bevoordeling aan een vreemdeling van wie aannemelijk is dat hij in een zijn leven of veiligheid bedreigende noodsituatie verkeert en aan wie bij zijn vlucht redelijkerwijze niet op andere wijze hulp kan worden geboden dan door hem wederrechtelijk over de grens met Nederland te brengen of in Nederland verder te brengen.
 
In het betreffende BNC-fiche is ook aangegeven dat het kabinet niet de uitleg volgt van de Commissie dat strafbaarstelling van mensensmokkel niet bij voorbaat kan worden uitgesloten bij activiteiten van ngo´s of SAR acties van ngo-schepen of andere personen die, met een beroep op humanitaire gronden, stelselmatig behulpzaam zijn bij grensoverschrijding van de Schengenbuitengrens van migranten. De motie ondersteunt wat dat betreft de inzet van het kabinet.

Vraag (86):
Het CDA wil expliciet van de minister horen dat bij de concept-marktvisie van de Kansspelautoriteit de contourenbrief uit 2019 het uitgangspunt is en niet de brief van toenmalig staatssecretaris Teeven uit 2011.

Antwoord:
De Wet kansspelen op afstand, die inmiddels is aangenomen en naar verwachting volgend jaar in werking treedt, is mede op de beleidsvisie uit 2011 gestoeld. De tijd heeft bovendien niet stil gestaan. Na 2011 zijn nieuwe onderdelen in beleid en regelgeving opgenomen, bijvoorbeeld het reclamebeleid en de wijze waarop de vertegenwoordiging van de vergunninghouders in Nederland gerealiseerd dient te zijn. Tevens is nadien in de brief over het loterijstelsel (Kamerstukken II 2018/19, 24557 nr. 152) het belang van de afdrachten onderstreept en is besloten het monopolie in de speelcasinosector vooralsnog intact te laten.


Vragen van het lid Kuik, A. (CDA)

Vraag (87):
De Nationaal Rapporteur Mensenhandel zet zich in om slachtoffers in beeld te krijgen. De organisatie staat onder druk door gebrekkige financiering. Dat kan toch niet de bedoeling zijn. Graag een reactie

Antwoord:
De Nationaal Rapporteur heeft een belangrijke rol in het inzichtelijk maken en agenderen van de problematiek van mensenhandel en seksueel geweld tegen kinderen. Zijn instituut ontvangt daarvoor ook de nodige middelen, namelijk 1,5 miljoen euro structureel. De laatste vierjaarlijkse evaluatie van de Nationaal Rapporteur (28638, nr. 160) concludeert dat er geen grote lacunes zijn of dat er grote terreinen van onderzoek braak liggen. In 2021 zal de volgende vierjaarlijkse evaluatie plaatsvinden. Op basis daarvan zal het kabinet zich opnieuw buigen over taken en budget van de Nationaal Rapporteur.

Vraag (88):
Wanneer komt de wetgeving wijziging opiumwet vanwege nieuwe psychoactieve stoffen naar de Kamer?

Antwoord:
De staatssecretaris van VWS en MJenV hopen het voorstel zo spoedig mogelijk bij uw Kamer in te dienen. We kijken op dit moment nog naar de uitvoeringsconsequenties, inclusief de budgettaire gevolgen. Daarnaast wordt de verdere voorbereiding richting advisering Raad van State afgerond.
 

Vraag (89):
Gaat SJenV de chatfunctie een vast onderdeel maken van het programma Samen tegen Menshandel?

Antwoord:
Het snel en adequaat signaleren van slachtoffers en het bieden van de benodigde zorg is een belangrijke ambitie van het programma Samen tegen mensenhandel. Recent is uw kamer geïnformeerd over de wijze waarop hieraan invulling is gegeven (TK 2020Z21962).
Een chat kan zeker ook een bijdrage leveren aan deze doelstelling. SJenV heeft zich ook enthousiast over de tool uitgesproken (Kamerstukken II 2020/21, 28638, nr. 184). Het realiseren van een dergelijk (laagdrempelig) hulpaanbod is een taak van gemeenten en niet van de Rijksoverheid. Vanuit J&V wordt momenteel wel onderzocht hoe jongeren proactief online bereikt kunnen worden en waar nodig doorgeleidt naar laagdrempelige hulpverlening zoals een chat. Een voorstel van het Centrum tegen Kinderhandel en Mensenhandel voor een dergelijk online outreach programma ligt momenteel voor en J&V werkt aan de financiering van een deel hiervan.

Vraag (90):
Ziet de minister corona ook als een kans voor een nieuwe norm m.b.t. drugs waarbij gestopt wordt met gedogen en gestart met het beboeten van bezit?

Antwoord:
Dat drugsgebruik door groepen in de samenleving steeds normaler wordt gevonden is een zorgelijke ontwikkeling. De staatssecretaris van VWS en de minister van JenV zetten in op preventie en het tegengaan van de normalisering van drugsgebruik. Daar gaan we ook tijdens de coronacrisis mee door. Op dit moment loopt de campagne ‘Bijtende Bende’ van het Trimbos-Instituut, die gebruikers van partydrugs confronteert met de milieuschade die het gevolg is van de productie van drugs. Overigens is bezit van drugs reeds verboden. Voor de vervolging van drugsbezit zijn de Strafvorderingsrichtlijnen van het OM leidend.

Vraag (91):
De de SJenV is bezig met de uitvoering van de motie om klanten aan te pakken. Wanneer gaan we daar in de praktijk iets van merken?

Antwoord:
Klanten die producten of diensten kopen waarbij sprake is van mensenhandel, hebben een rol bij het in stand houden van deze criminaliteit. Daarom worden klanten die tegen betaling seks hebben met minderjarigen vervolgd door het OM.
 
De afgelopen maanden is ook hard gewerkt aan een pakket maatregelen om dit aspect van mensenhandel te adresseren. Deze maatregelen kennen vier aandachtsgebieden: bewustwording, onderzoek, wettelijke verankering en de strafrechtelijke aanpak. In samenwerking met het Centrum tegen Kinderhandel en Mensenhandel, is in de afgelopen maanden met uiteenlopende partijen, waaronder wetenschappers, OM, politie en communicatiespecialisten, gesproken over de nadere concretisering van deze maatregelen. Dit heeft geresulteerd in twee onderzoeken naar klantenprofielen die momenteel worden uitgevoerd.

Ook is uw Kamer gemeld dat het wettelijk expliciteren van een betalingsaspect bij zestienminners (als strafverzwarende omstandigheid), betrokken zal worden bij een volgende versie van het wetsvoorstel seksuele misdrijven (Kamerstukken II, 2019/2020, 28638, nr. 183) Daarnaast is onderzocht welk type gedragsinterventie daadwerkelijk zal leiden tot ontmoediging van klanten. Op basis hiervan wordt momenteel gewerkt aan een online bewustwordingsactie met verschillende stakeholders.
 
Vraag (92):
Waar zitten de knelpunten bij de webcrawler die al jaren geleden is aangekondigd om uitbuiting op te sporen?

Antwoord:
In de brief over opsporing en vervolging mensenhandel d.d. 18 november jl. (TK 28638-184) is hier op ingegaan. Zoals aangegeven heeft de politie de techniek voor deze webcrawler mensenhandel eerst zelf moeten ontwikkelen; dat kost veel tijd. Op dit moment wordt de webcrawler aan de hand van concrete casuïstiek zo ingericht en afgesteld dat het gebruik binnen de bestaande wettelijke kaders mogelijk is. Dit moet zorgvuldig gebeuren om de privacy van personen die zich op de delen van het internet bevinden waarop de webcrawler wordt ingezet afdoende te beschermen.
 
Het is aan OM te bepalen op welk moment en in welk geval de webcrawler operationeel wordt ingezet. Via jurisprudentie zal gaandeweg meer duidelijk worden over de reikwijdte van de bestaande wettelijke kaders. Tot slot bevat het wetsvoorstel tot modernisering van het Wetboek van Strafvordering bepalingen die de juridische kaders ten aanzien van bevoegdheden van de politie op het internet verduidelijken, waaronder de inzet van crawlingtechnieken.


Vragen van het lid Nispen, M. (SP)

Vraag (93):
Erkent MJenV dat forse investeringen in het Openbaar Ministerie nodig zijn om capaciteit op orde te krijgen?

Antwoord:
De constatering van de heer Van Nispen (SP) dat bij het OM de werkdruk hoog is wordt onderschreven. Om die reden heeft het OM de afgelopen jaren ook extra budget gekregen. Zo heeft het OM extra middelen gekregen om de versterking van de politie op te vangen en voor de digitalisering van de strafrechtketen. Ook heel recent heeft het OM extra middelen ontvangen op het terrein van ondermijning en voor het afpakken van crimineel verkregen vermogen.
 
Uit een recente doorlichting van de strafrechtketen is bovendien gebleken dat het functioneren van de strafrechtketen en de samenwerking daarbinnen als geheel kan verbeteren. De organisaties in de strafrechtketen hebben daarvoor een actieplan opgesteld. Uw kamer is hierover bij brief van 17 november jl. geïnformeerd. Dit actieplan wordt nu verder uitgewerkt en uitgevoerd.
 
Vraag (95):
Waarom tellen we aspiranten volledig mee, terwijl ze maar voor de helft inzetbaar zijn en waarom schiet de screening te kort?

Antwoord:
In zijn brief van 3 september 2019 (Kamerstukken II, 2019/20, 29 628, nr. 904) heeft MJenV toegelicht wat onder formatie, bezetting en inzetbaarheid wordt verstaan. In de formatie van de politie hoort standaard ook formatie voor aspiranten te zitten, om ervoor te zorgen dat de politie altijd in staat is om vertrekkende mensen te kunnen opvangen met nieuwe instroom. Aspiranten zijn agenten in opleiding en om die reden verminderd inzetbaar. Met dat gegeven van verminderde inzetbaarheid wordt natuurlijk rekening gehouden bij de roosterplanning. De formatie aspiranten in de eenheden wordt sinds 2018 vervangen door volledig opgeleide operationele formatie. De formatie aspiranten wordt elders ondergebracht. Daar waar aspiranten in de formatie van de basisteams worden vervangen door volledig opgeleide agenten nemen de mogelijkheden van dat team toe, omdat agenten van wie de opleiding voltooid is, in beginsel volledig inzetbaar zijn.
 
Screening in de vorm van een betrouwbaarheidsonderzoek vindt altijd plaats, screening in de vorm van een omgevingsonderzoek hangt af van het risicoprofiel van de functie. Het huidige screeningsbeleid kent een aantal knelpunten. Zo is het nu nog teveel een momentopname, en ook zijn er bij de screening meer gegevens nodig. Met de invoering van de op 13 oktober jl. aangenomen Wet screening politie en politie-externen wordt dit verbeterd met onder meer continue controle op veranderingen in justitiële documentatie, een meldingsplicht, en periodieke herhaalonderzoeken kunnen risico's vroegtijdig worden gesignaleerd en aangepakt.

Vraag (96):
Kunnen hoog opgeleide medewerkers van de rechtspraak worden ingezet als rechter? Eventueel tijdens hun opleiding als rechter?

Antwoord:
Het beleid ten aanzien van werving, selectie en opleiding is aan de onafhankelijke Rechtspraak zelf. Er wordt binnen de Rechtspraak breed nagedacht over hoe er meer rechters kunnen worden aangetrokken. MRb zal in zijn overleg met de Raad voor de Rechtspraak het idee van de heer Van Nispen meegeven, om ook te kijken naar doorgroeimogelijkheden voor getalenteerde jonge juristen die nu bij de rechtspraak in de ondersteuning werken.

Vraag (97):
Kan de minister het zwartboek sociale advocatuur helemaal lezen en morgen aangeven hoe hij de leegstroom uit de sociale advocatuur gaat stoppen en daarbij ook aangeven hoe hij deze ernstige problemen in de sociale advocatuur gaat oplossen?

Antwoord:
MRb heeft het zwartboek nauwkeurig gelezen. Het vak van sociaal advocaat is, ondanks de zwaarte, een prachtig vak met grote maatschappelijke meerwaarde. MRb ziet het dilemma van de advocaat die zijn of haar cliënt niet in de kou wil laten staan, maar daarbij ervaart dat hij of zij onvoldoende betaald krijgt. De vergoedingen blijven nu vaak achter bij het gedane werk. Met de stelselvernieuwing zetten we daarom in op een betere vergoeding voor advocaten en mediators die in het stelsel werkzaam zijn. Ook tijdens de rit houden we oog voor wat er nodig is. Om ervoor te zorgen dat de sociale advocatuur gesterkt de overgang naar een nieuw stelsel kan maken, is voor de jaren 2020 en 2021 € 36,5 miljoen per jaar beschikbaar gesteld voor een tijdelijke toelage. Daarnaast is er € 2 miljoen beschikbaar voor een tegemoetkoming in de beroepskosten voor een nieuwe lichting sociaal advocaten (maximaal 175).

De conclusie dat de vergoedingen voor de sociale advocatuur in het personen- en familierecht het meeste achterblijven, wordt gedeeld. Dat is de reden dat MRb bij de stelselvernieuwing prioriteit geeft aan echtscheidingszaken. Als er sprake blijkt te zijn van onderuitputting in 2020 op het budget rechtsbijstand, zal dit als eerste worden bestemd voor het rechtsgebied personen-en familierecht.

De stelselvernieuwing gaat echter om meer dan geld alleen. Zo kijken we ook naar de kwaliteit van rechtshulp en bieden we innovatie ruim baan. Zodat rechtszoekenden verzekerd zijn en blijven van goede rechtsbescherming, met een adequate vergoeding voor de rechtshulpverleners die hen bijstaan.

Vraag (98):
Waarom is er nog steeds geen redelijke vergoeding voor sociaal advocaten?

Antwoord:
De vergoedingen blijven nu vaak achter bij het gedane werk. Daarom zetten we met de stelselvernieuwing ook in op betere vergoedingen voor advocaten en mediators. Met de commissie-Van der Meer zien we dat de vergoedingen voor de sociale advocatuur in het personen- en familierecht het meeste achterblijven. Dat is de reden dat we in de stelselvernieuwing prioriteit geven aan echtscheidingszaken. Zo is de Raad voor Rechtsbijstand deze zomer in opdracht van MRb gestart met de ontwikkeling van rechtshulppakketten voor echtscheidingen. Daarnaast is inmiddels een aantal innovatieve projecten gestart in het kader van de subsidieregeling van de Raad voor Rechtsbijstand, waaronder ook enkele projecten rondom echtscheidingen. Op dit moment is er geen ruimte voor structurele verhoging van de vergoedingen voor de sociale advocatuur, vooruitlopend op de stelselvernieuwing. Om ervoor te zorgen dat de sociale advocatuur gesterkt de overgang naar een nieuw stelsel kan maken is voor 2020 en 2021 jaarlijks € 36,5 miljoen beschikbaar gesteld voor een tijdelijke toelage.

Vraag (99):
Hoe kan het dat het Expertisebureau Online Kindermisbruik in zijn bestaan wordt bedreigd?

Antwoord:
Voor specifieke activiteiten zijn dit jaar extra middelen beschikbaar gesteld, bij aanvang van 2020 was dit samen met de structurele bijdrage € 507.732. Recent is een extra financiële impuls gegeven van € 287.080. Waarmee het totale bijdrage voor 2020 uitkomt op € 794.812. Voor 2020 is de verwachting dat het ministerie voldoende heeft bijgedragen aan de belangrijke activiteiten van het Expertisebureau Meldpunt Kinderporno (EOKM) en dat daarmee ook het belang van deze stichting is onderstreept.
Voor 2021 is € 168.000,- begroot voor het EOKM. Hier worden het Meldpunt kinderporno en Stop-It-Now van gefinancierd. De MJenV houdt ook gaande 2021 oog en oor voor eventuele knelpunten bij EOKM. Het Expertisebureau speelt namelijk een belangrijke rol in de aanpak van online seksueel kindermisbruik. Daarom verstrekt het ministerie al jaren een subsidie aan het EOKM. De financiële positie van het EOKM is mede afhankelijk van bijdragen van derden, zoals bijvoorbeeld subsidies van de EU, bijdragen van het betrokken bedrijven en bijdragen uit fondsen. Meer bedrijven zouden financieel moeten bijdragen aan het EOKM.
 
Vraag (100):
Kan de MRb toezeggen om in het AP te investeren?

Antwoord:
MRb stelt al in 2020 eenmalig een bijdrage beschikbaar van 3,5 miljoen euro voor het oplossen van incidentele problematiek van de AP en voor het doen van een investering in haar bedrijfsvoering (ICT).
 
Het budget van de AP is flink gegroeid in de afgelopen jaren. Bij de start van het kabinet Rutte-III in 2016 was het budget van de AP 7,7 miljoen. Met toevoeging van de 3,5 miljoen in 2020 stijgt het budget dit jaar naar 22,6 miljoen. Dit is een verdriedubbeling in vier jaar tijd.
 
MRb heeft daarnaast met de AP afgesproken dat ze de huidige (formatieve) bezetting van 184 fte in 2021 in stand houden. Dat betekent dat MRb voor 2021 het beschikbare budget verhoogt tot een bedrag dat gelijk is aan de realisatie van 2020 (maximaal 24,6 miljoen). Het is vervolgens aan een volgend kabinet om te besluiten over het ook na 2021 tenminste kunnen behouden van deze huidige bezetting en een eventuele verdere uitbreiding van de AP.

Vraag (101):
De AP moet toezicht houden op privacyschendingen van alle mensen, van alle bedrijven en van alle ministeries. Denk bijvoorbeeld aan de Belastingdienst. Dat had misschien veel eerder ontdekt kunnen worden als onze privacywaakhond z'n zaken op orde had gehad en slagkracht had gehad. Waarom betaalt dan alleen Justitie dit? Zou het niet logischer zijn om andere ministeries ook mee te laten betalen?

Antwoord:
Met de AP en mogelijke nieuwe opdrachtgevers geldt de afspraak dat bij het toevoegen van een wettelijke taak middels een uitvoeringstoets inzichtelijk moet worden gemaakt wat de financiële gevolgen zijn van een eventuele nieuwe taak voor de AP en dat bij het aanvaarden daarvan ook de financiële dekking is geregeld.
 
De AP ontvangt op dit moment haar budget bijna geheel van JenV. De enige uitzondering hierop is de financiering van de werkzaamheden die de AP verricht in het kader van het toezicht op de Payment Services Directive 2 regeling (PSD2). Daarover is de AP in overleg met het Ministerie van Financiën.
 
Overigens staat de MRb ook positief tegenover het verkennen van externe financieringsmogelijkheden. Een deel van de activiteiten van de AP kan worden doorbelast aan haar ondertoezichtgestelden. Denk hierbij aan Binding Corporate Rules en adviezen voorafgaande raadpleging. Doorbelasting van kosten aan ondertoezichtgestelden leidt echter ook tot meer administratieve belasting van AP. De bedrijfsvoering moet hiervoor geëquipeerd zijn. De MRB gaat hierover graag in gesprek met de AP.
 
Vraag (103):
Er is te weinig capaciteit bij de politie, bijvoorbeeld een tekort aan agenten en rechercheurs. Binnen de politieorganisatie is er een te hoge werkdruk en te veel bureaucratie. De wijkagent komt niet meer in de wijk. Waarom laten we dat gebeuren?

Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 129.

Vraag (119):
Er worden nu mensen beveiligd door diensten die daar geen tijd voor hebben. Waarom wordt hier gewacht met investeringen?

Antwoord:
Het stelsel bewaken en beveiligen draagt zorg voor passende beveiligingsmaatregelen aan personen die dat nodig hebben. Binnen dit stelsel zijn reeds diverse diensten betrokken ten behoeve van de uitvoering van maatregelen die kunnen variëren van lichte tot intensieve maatregelen. Door de toegenomen druk op het stelsel investeert de MJenV structureel in dit stelsel onder andere ten behoeve van aanvullende capaciteit en alternatieven in de uitvoering. Op dit moment is de werving, selectie en opleiding van de regionale bewaken en beveiligen teams gaande. In 2021 zijn de eerste teams operationeel inzetbaar. Deze teams kunnen specifiek ingezet worden voor de uitvoering van bewaken en beveiligen maatregelen en een deel van de taak die nu wordt uitgevoerd door leden van bewakingseenheden.
 
Vraag (120):
Hoe zit het met preventie? Hoe voorkomen we dat schoffies criminelen worden?

Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 40.

Vraag (129):
Kan de minister een realistisch beeld geven van de politieorganisatie in 2024?

Antwoord:
In de begroting is de doelformatie en geprognosticeerde bezetting tot aan 2025 weergegeven. In de brief van 4 november 2020 (Kamerstukken II, 2020/21, 29 628, nr. 985) is MJenV nader ingegaan op de politiecapaciteit, met name bij de GGP. De huidige verwachting is dat de operationele formatie en bezetting vanaf 2024 weer in balans zijn.

Vraag (197):
Hoe kijkt de minister aan tegen het voorstel om de verjaringstermijn bij adoptiezaken af te schaffen?

Antwoord:
Het is voor geadopteerden moeilijk te accepteren als zij worden geconfronteerd met verjaring. Toch vindt MRb het wenselijk om aan de verjaringstermijn van 20 jaar vast te houden. De verjaringstermijn is van belang omdat na verloop van tijd het steeds moeilijker is vast te stellen wat er is gebeurd. Zeker indien de feiten zich deels in een ver buitenland hebben voorgedaan. Bovendien kan in uitzonderlijke gevallen van de absolute verjaringstermijn worden afgeweken zoals in het geval van misbruik weleens is voorgekomen. Het is dan aan de rechter dit te beoordelen. De rechter kijkt dan onder meer naar de ernst van de gebeurtenis en de verwijtbaarheid.

Het bovenstaande laat onverlet dat ook MRb het belangrijk vindt om zicht te krijgen op de mogelijke misstanden uit het verleden, net als uw Kamer. Daartoe is de Commissie Onderzoek Interlandelijke Adoptie in het verleden ingesteld. Het eindrapport van deze commissie wordt begin volgend jaar verwacht.

Vragen van het lid Dijk, J.J. van (SP)

Vraag (102):
Hoe kan het dat gemeenten afzien van de opvang van nieuwe asielzoekers? Er zijn toch juist meer plekken nodig?

Antwoord:
Er is sprake van een urgente opgave om op korte termijn meer opvangplekken voor asielzoekers te realiseren. De opvang van het COA wordt met de dag voller. Er verblijven op dit moment circa 27.700 bewoners bij het COA. Het COA zit daarmee op nagenoeg de maximale verantwoorde bezetting. De redenen die gemeenten aan het COA geven wanneer zij afzien van de opvang van nieuwe asielzoekers zijn per gemeente verschillend. De ene gemeente stopt met een opvanglocatie vanwege beloften aan de gemeenteraad en omwonenden, de andere gemeente maakt zich zorgen over draagvlak onder de bevolking en weer een andere gemeente stelt andere prioriteiten. Het COA gaat met maximale welwillendheid met gemeenten het gesprek aan over het openen dan wel continueren van een opvanglocatie en onder welke voorwaarden. Daarbij heeft de gemeente het laatste woord.

Vraag (104):
Wat vindt de Staatssecretaris zelf van de achterstanden bij de IND en het tekort aan bedden en woningen?

Antwoord:
De achterstanden bij de IND en het tekort aan woningen voor statushouders zijn uiteraard onwenselijk. In de brief van 18 november jl. heeft de SJenV aangegeven dat de gevolgen van de vertraging van de Taskforce voor de groep wachtende asielzoekers bijzonder pijnlijk is. Het streven van de Taskforce is er steeds op gericht om de langwachtende asielzoekers zo snel mogelijk duidelijkheid te geven over hun aanvraag. Uiteraard worden alle asielzoekers op passende wijze opgevangen in de opvang gedurende hun procedure en in afwachting van huisvesting in de gemeenten. Het Rijk zet zich in om statushouders snel te voorzien van huisvesting. Daarom hebben de leden van Landelijke Regietafel Migratie en Integratie, onder voorzitterschap van de MinBZK en waarvan ook de SJenV deel uitmaakt, recent een pakket aan ondersteuningsmaatregelen voor gemeenten aangekondigd. In de brieven van 3 en 24 november jl. is de Kamer hierover nader geinformeerd.

Vraag (105):
Hoe staat het met migratiepact van de EU? Is er al consensus?

Antwoord:
Op dit moment is nog geen sprake van consensus. Het gaat hier om een uitgebreide set voorstellen die zorgvuldig wordt behandeld binnen de Raad van de Europese Unie. Kortheidshalve verwijst de SJenV naar het verslag van de JBZ-raad van 13 november jl. dat op 23 november jl. met uw Kamer is gedeeld (2020Z22552). Daaruit blijkt dat er zich nog geen consensus aftekent. Op 14 december a.s. vindt een volgende JBZ-Raad plaats. De SJenV zal uw Kamer blijven voorzien van de stand van zaken. De staatsecretaris wijst er voorts op dat er door de lidstaten eerst een Raadspositie moet worden ingenomen, zoals vastgesteld in de normale EU-wetgevingsprocedure die hier van toepassing is.

Vraag (106):
Er zijn zorgen over de verhoogde taal-eis voor de naturalisatietoets. Graag een reactie. Is de SJenV bereid om hier meer maatwerk toe te passen?

Antwoord:
In het regeerakkoord is opgenomen dat zowel voor inburgering als voor naturalisatie de taaleis wordt verhoogd naar B1. De verhoging van de taaleis bij naturalisatie past bij het uitgangspunt in het regeerakkoord dat het Nederlanderschap iets is om trots op te zijn en dat je dit moet verdienen. Het concept-Besluit naturalisatietoets 2021 is op 3 november in consultatie gegaan. De consultatie loopt af op 2 december. Na beoordeling en verwerking van de consultatieadviezen zal nog advies aan de Raad van State worden gevraagd. Pas daarna zal het nieuwe Besluit definitief worden vastgesteld.
 
Vraag (107):
Klopt het dat nog niemand vanuit Moria naar Nederland is gekomen? En hoe kan het dat in Duitsland wel al mensen zijn opgenomen? Komt dit doordat Nederland extra eisen stelt aan de opvang of niet? En kan de SJenV reageren op het artikel van de Groene Amsterdammer van 25 november jl. waarin staat dat Nederland niet handelt uit belang van vluchtelingen, maar uit eigen belang.

Antwoord:
Op 24 november jl. heeft de SJenV uw Kamer geïnformeerd over de uitvoering van het herplaatsingsaanbod. Voor de uitvoering van het Nederlandse aanbod verwijst de SJenV kortheidshalve naar het antwoord op vraag 63.
   
Ten aanzien van de uitgevoerde herplaatsingen naar Duitsland heeft de SJenV contact gezocht met haar Duitse ambtsgenoot. Inmiddels zijn circa 1.200 mensen vanuit Griekenland naar Duitsland overgebracht, waarvan bijna 200 amv. Het gaat om invulling van verschillende herplaatsingstoezeggingen voor in totaal 2.750 mensen die Duitsland heeft gedaan naar aanleiding van achtereenvolgens het verzoek van Griekenland uit september 2019, de plotselinge instroom vanuit Turkije in maart jl. en de recente branden op Lesbos. Deze laatste toezegging betreft gezinnen met kinderen die recht hebben op internationale bescherming, in totaal 1.553 personen, en 150 amv, zowel vanaf Lesbos als de andere Griekse eilanden. In dit kader is recent al een aantal groepen naar Duitsland herplaatst. Dit is mede mogelijk gebleken door benutting van de herplaatsingspraktijk tussen Duitsland en Griekenland die sinds het najaar van 2019 is opgebouwd. Daarnaast beschikte Duitsland mede naar aanleiding van de eerdere herplaatsingstoezeggingen al over relevante informaties over amv, waaronder die van kinderen die vanaf Moria naar de regio Thessaloniki zijn overgebracht.
   
Het beeld dat wordt geschetst in het betreffende artikel waar naar wordt verwezen herkent de SJenV niet. Dat is ook toegelicht in de beantwoording op vragen van de journalist. Onze reactie is echter niet meegenomen in het uiteindelijk gepubliceerde artikel. Het staat lidstaten die vrijwillig deelnemen aan herplaatsing vrij om daar voorwaarden aan te stellen. Dat doen de meeste deelnemende lidstaten, in verschillende maten, bijvoorbeeld in verband met het geldende nationale beleid. Vanuit de Commissie wordt bezien hoe daar het beste invulling aan kan worden gegeven o.b.v. het gestandaardiseerde werk dat is opgesteld voor herplaatsing vanuit Griekenland. In het Nederlandse aanbod wordt rekening gehouden met een inschatting of een (lange termijn) verblijf in Nederland kansrijk is. Dit om te voorkomen dat mensen naar Nederland worden gehaald waarvan de kans groot is dat zij na het doorlopen van de asielprocedure niet in aanmerking komen voor een vergunning en moeten terugkeren naar hun herkomstland. Daar is niemand mee geholpen. Daarnaast wordt de voorkeur gegeven aan kwetsbare gezinnen met kinderen en amv. Voor amv is de inschatting gemaakt dat zij onder de 15 jaar het minst weerbaar zijn en daarom meer dan anderen gebaat zijn bij herplaatsing. 

Vraag (109):
Hoe kan de SJenV volhouden dat de uitzetting van asielzoeker (Al Showaikh) naar Bahrein en is gemarteld in de gevangenis ordentelijk is verlopen? Ook graag een reactie van de SJenV op de brief van Vluchtelingenwerk die aangeeft dat de persoon wel degelijk naar een ander land wilde vertrekken.

Antwoord:
Uit het Inspectierapport volgt dat de gevolgde asiel- en vertrekprocedure zorgvuldig en op de voorgeschreven wijze is verlopen. De IND heeft het besluit - op basis van de toen bekende feiten en omstandigheden - op juiste gronden genomen. Gelet op de informatie in het asieldossier en de berichten uit verschillende bronnen die naar buiten zijn gekomen ná zijn vertrek uit Nederland, moet er rekening mee gehouden worden dat de vreemdeling niet alle voor de beoordeling vereiste informatie naar voren heeft gebracht. Evenals de IND heeft ook de vreemdeling een plicht tot samenwerking om de juiste en relevante feiten en omstandigheden boven tafel te krijgen. Indien de vreemdeling hier niet of onvoldoende gehoor aan geeft, ontneemt hij de IND de mogelijkheid om een volledige beoordeling te verrichten van de asielaanvraag en risico’s die verbonden zijn aan de terugkeer. Of de IND tot een ander oordeel inzake de asielaanvraag zou zijn gekomen als alle feiten en omstandigheden bekend waren geweest, valt achteraf moeilijk te zeggen.
 
Met betrekking tot de vraag om een reactie op de brief van Vluchtelingenwerk waarin is gesteld  dat de persoon wel degelijk naar een ander land wilde vertrekken, het volgende.
Indien een uitgeprocedeerde asielzoeker op basis van vrijwillig vertrek naar een derde land wil vertrekken ligt het initiatief en de verantwoordelijkheid voor het realiseren van toegang tot dat derde land bij betrokkene zelf. Dat geldt ook voor deze zaak. De Bahreinse vreemdeling heeft ondanks daartoe in de gelegenheid te zijn geweest niet het initiatief genomen om hier daadwerkelijk uitvoering aan te geven. Als vertrek onder de verantwoordelijkheid van de DT&V plaatsvindt, moet altijd sprake zijn van gewaarborgde toegang en bestendig verblijf. Zoals ook volgt uit het Inspectierapport was de toegang tot Iran niet gegarandeerd. Citaat inspectierapport: “De DT&V wil voor de uitzetting gebruik maken van een zogenoemde removal order die de KLM verplicht om A. terug te vervoeren naar Iran, het land van waaruit hij naar Nederland was gereisd. Omdat toegang tot Iran volgens de KLM niet gegarandeerd is aangezien A. voor dit land geen visum heeft, wordt de removal order omgebogen naar Bahrein.”

Vraag (114):
Graag een reactie van de MRb op de aangeboden motie 35341-5 over het onderbrengen van huwelijke uitbuiting bij de definitie van mensenhandel.

Antwoord:
In de motie-Van Dijk/Van Wijngaarden (Kamerstukken II 2020/21, 35341, nr. 5) wordt de regering verzocht “te onderzoeken op welke manier «huwelijkse uitbuiting» kan worden aangepakt, bijvoorbeeld door het onder te brengen bij de definitie van mensenhandel”. In het antwoord op vraagnummer 29 is uiteengezet dat de verschillende verschijningsvormen van huwelijkse uitbuiting nu al onder diverse strafbaarstellingen kunnen vallen, waaronder mensenhandel (artikel 273f Sr). Zoals tijdens het WGO op 9 november jl. door de MRb is toegezegd, wordt momenteel in samenspraak met ketenpartners en wetenschappers verkend of en, zo ja, hoe een wijziging van de strafbaarstelling van mensenhandel zou kunnen bijdragen aan de bestrijding van handel in en uitbuiting van mensen, en het profiteren daarvan. Vragen rondom de strafrechtelijke aanpak van huwelijkse uitbuiting - en de mogelijke versterking daarvan - zullen bij die verkenning worden betrokken.

Vraag (133):
Kan de minister ingaan op de noodzaak van de tariefsverhoging gerechtsdeurwaarders?

Antwoord:
De tariefsverhoging staat niet op zichzelf en is onderdeel van een breder pakket aan maatregelen. Zo worden kickbackfees per 1 januari 2021 onmogelijk gemaakt in lijn met wens uit uw kamer (Kamerstukken II 24 515, nr. 508) en wordt de beslagvrije voet vereenvoudigd. Afgelopen jaren is door gerechtsdeurwaarders fors geïnvesteerd in de vermindering van het aantal ambtshandelingen door gerechtsdeurwaarders. Dat betekent dat zelfs met deze kostenverhoging per ambtshandeling het totaal aan kosten voor schuldenaren lager zijn vanwege de vermindering van het aantal ambtshandelingen. Tussen 2016 en 2018 bijvoorbeeld 35% minder ambtshandelingen. De tariefsverhoging is nodig ter versterking van de onderhandelingspositie van de gerechtsdeurwaarders naar de opdrachtgevers zodat zij niet langer onder de kostprijs gaan werken en zich afhankelijk maken van opdrachten van schuldeisers. Hierdoor kunnen gerechtsdeurwaarders hun onafhankelijke positie beter waarmaken en ervoor zorgen dat schuldenaren worden beschermd tegen overbodige ambtshandelingen. Daarom is de aanpassing noodzakelijk zoals eerder al door het kabinet is aangegeven in de brief van 4 februari 2020 (Kamerstukken II, 29 279, nr. 574) en waarover een schriftelijke debat met uw Kamer heeft plaatsgevonden (Kamerstukken II, 29 279, nr. 607).


Vragen van het lid Groothuizen, M. (D66)

Vraag (108):
Wat doen de Europese Unie en Nederland tegen het onderdruk staan van de rechtsstaat in Polen?

Antwoord:
Momenteel loopt tegen Polen nog steeds de procedure op grond van artikel 7 van het EU-verdrag. Aanvankelijk was gepland in de Raad Algemene Zaken van december een verdere bespreking over de stand van zaken te houden. Vanwege het feit dat geen fysieke bijeenkomst mogelijk is, is dit uitgesteld. Verder heeft de Commissie een aantal inbreukzaken tegen Polen bij Hof van Justitie van de EU aangespannen. Nederland heeft zich met andere lidstaten in een aantal van deze zaken gevoegd. Ook hebben Poolse rechters en de rechtbank Amsterdam zogenaamde prejudiciële zaken aan Hof van Justitie van de EU voorgelegd. Ook in een aantal van deze zaken deze heeft Nederland zich gevoegd. In de JBZ-raad van 2 december a.s. wordt de Rule of Law aan de hand van het nieuwe jaarlijkse toetsingskader van de Commissie besproken. In bilaterale contacten met mijn Poolse ambtsgenoten spreken wij hen aan op de rechtsstaat ontwikkelingen in Polen. MRb heeft dit ook gedaan tijdens diens bezoek aan Polen in augustus 2019.

Vraag (110):
Kunnen we Poolse verdachten en veroordeelden nog wel uitleveren?

Antwoord:
Het is aan de Internationale rechtshulpkamer van de Rechtbank Amsterdam om te besluiten over de overlevering van verdachten of veroordeelden aan Polen. De Internationale rechtshulpkamer heeft prejudiciële vragen gesteld aan het Hof van Justitie van de EU over de onafhankelijkheid van de Poolse rechterlijke macht, in relatie tot het Europees aanhoudingsbevel. In afwachting van de beantwoording van de door haar gestelde prejudiciële vragen heeft de Internationale rechtshulpkamer besloten om tijdelijk overleveringen aan Polen op te schorten. De verwachting is dat de Internationale rechtshulpkamer in deze zaken uitspraak zal doen zodra er een arrest is van het Hof. Inmiddels heeft de advocaat-generaal conclusie genomen in deze zaak, de uitspraak wordt binnen enkele maanden verwacht. Pas na de uitspraak is er duidelijkheid over de mogelijkheden verdachten en veroordeelden aan Polen over te leveren. De zaak is dus onder de rechter. Daarom worden daar nu verder geen uitspraken over gedaan.

Vraag (111):
Kan Nederland een procedure starten tegen Polen op grond van art. 259 vanwege het niet nakomen van het unie verdrag?

Antwoord:
Op grond van artikel 259 VWEU kan een lidstaat zich wenden tot het Hof van Justitie van de Europese Unie als hij vindt dat een andere lidstaat zich niet aan een verdragsverplichting houdt. Deze zogenoemde statenklachtprocedure, is naar de visie van het kabinet niet de meest aangewezen wijze om de Rule of Law in andere lidstaat af te dwingen.

De Commissie is immers bij uitstek toegerust om inbreukzaken te starten tegen lidstaten die rechtsstatelijke beginselen schenden – en zij doet dit ook regelmatig. Nederland zal bij de mondelinge zitting van komende dinsdag in de zaak over de Poolse tuchtrechtspraak deze cruciale rol van de Commissie als hoedster van de verdragen nogmaals onderstrepen. De Commissie heeft een centrale positie en kan hierin effectiever opereren dan een individuele lidstaat die een procedure start.

Afgezien van meer inhoudelijke bezwaren is een belemmering dat het beginnen van dergelijke juridisch complexe zaken van Nederland bijzondere capaciteit en instrumenten vraagt. Deze vergen immers onder meer zeer grondige kennis van de nationale wet- en regelgeving terzake en gedegen beheersing van bijv. de Poolse taal.

Vraag (112):
Hoe denkt de minister de rechtsstaat financieel gezond te houden?

Antwoord:
Investeren in de instituties van de rechtsstaat is cruciaal in een democratische samenleving. Die investeringen doen we ook: een aanzienlijk deel van de begroting van JenV wordt ingezet om de organisaties die de rechtsstaat dienen toe te rusten op hun taak, niet alleen nu maar ook voor de toekomst.

De rechtsstaat vergt voortdurend onderhoud en dat onderhoud plegen we ook. We verwijzen naar het actieplan strafrechtketen dat we op 17 november 2020 aan uw Kamer hebben gestuurd, dat tot doel heeft het functioneren van de strafrechtketen de komende jaren ter versterken. En de afgelopen jaren zijn onder meer extra middelen uitgetrokken voor de prijsafspraken met de rechtspraak, voor de digitalisering in de strafrechtketen, voor de gevolgen voor de strafrechtketen van de uitbreiding van de politie en voor de aanpak van ondermijning.

In maart 2021 verwachten we de uitkomsten van het onderzoek dat in opdracht van het WODC wordt verricht ter uitvoering van de motie van de heer Rosenmöller. In dit onderzoek wordt gekeken naar de financiering van politie, OM en rechtspraak in de afgelopen 10 jaar en naar lessen voor de toekomst voor de continuïteit van de bekostiging van deze organisaties, met het oog op een duurzame versterking.

Vraag (113):
Deelt de MJenV de inschatting dat er meer cybercrime specialisten nodig zijn bij de politie en het OM?

Antwoord:
De mogelijkheden van de digitale wereld worden ook door criminelen helaas volop benut. Dat maakt extra specialisten op het gebied van cybercrime en digitale opsporing wenselijk. Daarom is de afgelopen jaren in de opbouw van expertise bij de politie en het OM geïnvesteerd. Zoals gemeld in de Kamerbrief over de integrale aanpak van cybercrime van 29 juni jl. heeft het Regeerakkoord bij de politie een uitbreiding van 145 fte mogelijk gemaakt. De afgelopen jaren is daarnaast herhaaldelijk geïnvesteerd in capaciteit en expertise bij het OM. In 2017 betrof het een bedrag van 1,7 miljoen euro, in 2018 1,0 miljoen euro. Op basis van het Regeerakkoord is daarbovenop verder geïnvesteerd in het OM van 1,2 miljoen euro vanaf 2018.
 
Vraag (115):
Is het te rechtvaardigen dat MJenV zich mag mengen in een individuele strafzaak? Graag een reactie op het initiatiefwetsvoorstel van D66 die deze mogelijkheid wil schrappen.

Antwoord:
Conform artikel 127 van de Wet op de rechterlijke organisatie (Wet RO) kan de MJenV algemene en bijzondere aanwijzingen geven betreffende de uitoefening van de taken en de bevoegdheden van het OM. De wet voorziet de MJenV dus in de mogelijkheid om een aanwijzing te geven in een individuele strafzaak. Met betrekking tot individuele strafzaken betracht de minister in verband met de bijzondere positie van het OM in het strafproces grote terughoudendheid. Artikel 128 Wet RO voorziet daarom in procedurebepalingen om de zorgvuldigheid van de besluitvorming in dergelijke gevallen te waarborgen. De MJenV heeft kennisgenomen van het initiatiefvoorstel van de heer Groothuizen. Zoals altijd reageert het kabinet op initiatiefvoorstellen zodra deze bij de Tweede Kamer aanhangig zijn gemaakt en bij die Kamer voor plenaire behandeling voorliggen. Zover is het nu nog niet. De MJenV zal geen geheim verklappen als er gezegd wordt dat dit een voorstel met veel staatsrechtelijke aspecten is, die ook het kabinet goed moet doordenken. Daarop kan de MJenV nu niet vooruitlopen.

Vraag (116):
Hoe gaat de minister om met de tegengestelde prikkels bij de verschillende organisaties binnen de strafrechtketen, bijvoorbeeld bij de aanpak van ondermijning? Dit zodat deze organisaties beter gaan samenwerken.

Antwoord:
Of er sprake is van tegengestelde prikkels in de financiering van politie, OM en Rechtspraak en zo ja of/hoe die van invloed zijn op het functioneren van de samenwerking in de strafrechtketen, is onderdeel van het WODC-onderzoek naar aanleiding van de motie Rosenmöller. Dit speelt niet alleen bij ondermijning maar is een breder probleem. De uitkomsten van genoemd onderzoek zullen naar verwachting in maart 2021 beschikbaar komen. Op basis hiervan zal MJenV in samenspraak met MRb uw Kamer nader informeren.

Verbetering van de samenwerking in de strafrechtketen is een belangrijk thema in het actieplan strafrechtketen dat op 17 november jl. door MJenV en MRb aan uw Kamer is aangeboden. Uitgangspunt is dat samenwerking van de organisaties in de strafrechtketen de beste resultaten oplevert als de organisaties hiertoe zelf de verantwoordelijkheid en het initiatief nemen en hieraan gezamenlijk invulling geven. Met het actieplan en de daarin aangekondigde meerjarenagenda heeft de strafrechtketen het initiatief genomen voor de verdergaande samenwerking. De MJenV en MRb dragen aan deze positieve ontwikkeling bij door in de komende periode frequent met de bestuurders van de strafrechtketen om tafel te gaan om te bespreken op welke wijze we de samenwerking verder kunnen ondersteunen. Daarnaast is het uitgangspunt dat de samenwerking plaatsvindt met zo min mogelijk overlegvormen. Om effectief te zijn kan het voor de aanpak van sommige criminaliteitsfenomenen of deelketens (bijvoorbeeld afpakketen) nodig zijn dat een aparte overlegstructuur wordt ingericht.

Vraag (117):
Sociaal advocaten, met name in personen- en familierecht, hebben het zwaar. Blijft er dit jaar geld over zodat we die groep volgend jaar kunnen helpen?

Antwoord:
Met commissie-Van der Meer deelt MRb de constatering dat de vergoedingen voor de sociale advocatuur in het personen- en familierecht het meeste achterblijven. Om die reden geeft MRb bij de stelselvernieuwing prioriteit aan echtscheidingszaken. Indien sprake blijkt te zijn van onderuitputting in 2020 op het budget voor rechtsbijstand, zal de MRb dit als eerste bestemmen voor rechtsgebied personen- en familierecht. In de vierde voortgangsrapportage, die MRb naar verwachting nog voor het kerstreces aan uw Kamer zal zenden, zal de MRb hier nader op ingaan.

Vraag (122):
De Taskforce moet voor het einde van het jaar nog 1.800 zaken wegwerken, hoe realistisch is dat eigenlijk?

Antwoord:
In de voortgangsbrief Taskforce van 18 november jl. is de verwachting uitgesproken dat de Taskforce aan het einde van het jaar omstreeks 8.000 zaken afgehandeld heeft. Tot medio november zijn circa 6.500 zaken beslist. Daarmee resteren voor de laatste 5 weken van 2020 nog 1.500 zaken. Over de stand van zaken van de Taskforce wordt de Tweede Kamer, conform de toezegging van SJenV, voor het einde van het jaar geïnformeerd.

Vraag (123):
Tussen 1 april en 1 november is op 1/3 van de aanvragen beslist. Is dit voldoende om achterstanden voor te blijven? Graag een reactie van de SJenV over de reguliere voorraad.

Antwoord:
Op zaken van na 1 april 2020 wordt binnen de wettelijke termijnen beslist. De Taskforce en de IND hebben de opdracht gekregen om te komen met een realistisch plan voor de afhandeling van de resterende Tasforce zaken én het bijhouden van de zaken vanaf 1 april 2020. De Tweede Kamer zal over dit plan in de derde voortgangsbrief over de Taskforce voor eind december nader worden geinformeerd.

Vraag (124):
Welke oplossing ziet de SJenV om op korte termijn de sociale veiligheid in azc’s te vergroten?

Antwoord:
In Nederland is geen ruimte voor homohaat en discriminatie, dus ook niet in de azc’s. Elk incident dat zich heeft voorgedaan betreurt de SJenV ten zeerste en keurt de SJenV ten strengste af. Het COA doet echter al veel ter bescherming van bekeerlingen en LHBTI-asielzoekers en heeft ook al veel maatregelen tot zijn beschikking. Zo zijn er LHBTI-contactpersonen op meerdere COA-locaties die fungeren als vraagbaak en kennishouder. Zij onderhouden ook contacten met LHBTI-organisaties in de omgeving. Ook is er het Platform Informatievoorziening Grondrechten waar verschillende maatschappelijke, religieuze én levensbeschouwelijke organisaties samen komen om kennis te delen en signalen en trends met elkaar te bespreken.
 
Daarnaast geeft het COA voorlichting aan asielzoekers over het gelijkheidsbeginsel in de Grondwet. Zij worden er op gewezen dat ze elkaars cultuur, sekse, levensovertuiging en seksuele geaardheid moeten respecteren. Dit staat ook vastgelegd in de huisregels en wordt verteld in het rechten- en plichtengesprek bij aanvang van de opvang en in de begeleidingsprogramma's.
 
In het geval van een incident kan het COA een breed scala aan maatregelen treffen die zijn vastgelegd in de Regeling Onthouding Verstrekkingen, waaronder verplaatsing naar de handhaving- en toezichtlocatie (htl). Ook adviseert het COA slachtoffers bij vermeend strafbaar gedrag om aangifte te doen. Indien een COA-medewerker getuige is geweest van vermeend strafbaar gedrag kan de medewerker ook zelf aangifte doen.
 
Voorts zal het WODC onderzoek doen naar de opvang en begeleiding van LHBTI en bekeerlingen, zoals reeds met uw Kamer gedeeld in de brief van de SJenV d.d. 23 september 2020 (Kamerstukken II 19 637, nr. 2663). Als onderdeel van dit onderzoek zal bekeken worden waar er ruimte bestaat voor verbeteringen in de opvang en begeleiding van deze doelgroep.

Vraag (125):
Klopt het dat er een kleine daling in de begroting voor de IND zit? Kan de staatssecretaris dit toelichten?

Antwoord:
Het verschil tussen het bedrag in de begroting 2020 en 2021 is deels van technische aard:

  • Het bekostigen van de Taskforce middels een schuif van productie en middelen uit 2021 naar 2020 van 40 miljoen. Deze middelen blijven beschikbaar voor de Taskforce; het in 2020 niet uitgegeven deel gaat mee naar 2021.

  • De incidentele 38,9 miljoen die in 2020 zijn vrij gemaakt voor de dwangsommen.

De raming voor 2021 is gebaseerd op de verwachte benodigde productie bij de IND zoals bekend bij het opstellen van de begroting. De raming hiervan wordt elk jaar geactualiseerd. Bij voorjaarsnotabesprekingen zal de begroting van de IND, alsmede van de Taskforce, worden geactualiseerd. Dat gebeurt aan de hand van de meest actuele raming, ook in het licht van de 2de suppletoire begroting die op korte termijn naar de Kamer toegaat.

Vraag (126):
Heeft de Staatssecretaris vooraf niet een te rooskleurig beeld over de te verwachten resultaten van de taskforce geschetst?

Antwoord:
De opdracht bij de start van de Taskforce was ambitieus. De Taskforce heeft de afgelopen maanden onverminderd ingezet op het beslissen op de 15.350 zaken die de opdracht kent. Hierbij is, ondanks de tegenslagen, die o.a. Covid-19 met zich meebrachten, aan het eind van het jaar naar verwachting in circa 8.000 zaken beslist. Daarmee is voor duizenden personen, die reeds geruime tijd wachten op een beslissing, inmiddels een einde gekomen aan de onzekerheid hun asielaanvraag. Per brief van 7 september jl. is aangegeven dat een risico bestond dat een deel van de zaken niet voor het einde van het jaar zou worden afgerond. Daarnaast is in deze brief aangegeven dat een versnelling werd verwacht in het afhandelen van aanvragen vanaf dat moment. Daarna is steeds alles erop gericht geweest op afronding voor het einde van het jaar, zoals ook vermeld.

Vraag (127):
Er lijkt meer ruimte voor samenwerking om grip op migratie te krijgen. Het openen van legale migratieroutes kan helpen bij het maken van betere afspraken met landen van herkomst en het bevorderen van terugkeer. Hoe kijkt de SJenV hier tegenaan en wanneer komt zij met een schriftelijke reactie op ons voorstel van begin dit jaar?

Antwoord:
Zoals verwoord in het BNC-fiche inzake de Commissie Mededeling inzake een nieuw migratie- en asielpact (Kamerstukken II 22 112, nummer 2955) ziet het kabinet meerwaarde in betere coördinatie op het terrein van legale migratie in het kader van de samenwerking tussen de EU enerzijds en landen van herkomst en transit van irreguliere migratie anderzijds. Het kabinet is bereid om - binnen de bestaande kaders en als onderdeel van een brede integrale aanpak - legale migratie als strategisch instrument in te zetten om irreguliere migratie tegen te gaan en samenwerking op terugkeer te bevorderen. De reactie op het voorstel Grip op Migratie wordt in de voortgangsrapportage Integrale Migratieagenda opgenomen en zal de SJenV voor het einde van het jaar naar de Kamer sturen. 

Vraag (132):
Is de minister bereid de bevindingen uit de Veiligheidsmonitor – met name dat jonge vrouwen zich nog te vaak onveilig voelen op straat – onder de aandacht te brengen bij de VNG en het Veiligheidsberaad?

Antwoord:
Ja.

Vraag (185):
Kan SJenV uitleggen hoe het mechanisme werkt dat als de IND onder de prognose uitkomt, dat het dan niet meteen gevolgen heeft voor de financiering?

Antwoord:
In het verleden was het gebruikelijk dat de begroting van de IND aangepast werd aan de verwachte raming die op dat moment actueel was. Daardoor schommelde de begroting van de IND met de raming. Met de besluitvorming in 2019 van een stabiele financiering is besloten dat de IND een structurele basis heeft in de financiering die niet wordt aangepast, tenzij het lagere niveau langdurig aanhoudt en er daarom aanleiding is het structurele kader te verlagen. Hiermee wordt voorkomen dat de IND te snel afschaalt.


Vragen van het lid Beukering-Huijbregts, M. van (D66)

Vraag (128):
Kan het kabinet borgen dat etniciteit en nationaliteit niet in risicoprofielen worden gebruikt?

Antwoord:
De politie gebruikt alleen risicoprofielen als dat in overeenstemming is met wet- en regelgeving. Er is continue aandacht voor wat wel en niet als risicoprofiel mag worden gebruikt. Er wordt niet geselecteerd op etniciteit, en in beginsel niet geselecteerd op nationaliteit. Toch kan het soms gerechtvaardigd zijn. Wel moet er gekeken worden of het passend en noodzakelijk is. 

Vraag (130):
Wordt de mensenrechtentoets uit de brief van de MRb van afgelopen vrijdag een verplichting voorafgaand aan het uitrollen van nieuwe projecten waar gebruik wordt gemaakt van kunstmatige intelligentie? Kan de minister de laatste stand van zaken toelichten?

Antwoord:
De laatste stand van zaken is dat er door de Universiteit Utrecht wordt gewerkt aan een model impact assessment dat overheidsorganisaties helpt met het ondervangen van de risico´s van algoritmen voor mensenrechten.

Wanneer de ontwikkeling van het model impact assessment is afgerond zal het kabinet nader bekijken in hoeverre dit verplicht kan worden gesteld. Het is daarbij van belang de synergie te borgen met de richtlijnen voor data-analyse door de overheid en de ontwikkelingen betreffende AI-regels op Europees gebied. In Q1 2021 wordt bezien of de richtlijnen voor data-analyse door de overheid (deels) worden omgezet in wettelijke waarborgen. Tevens in Q1 2021 komt de Europese Commissie met een voorstel over AI, dat zich eveneens zal richten op het tegengaan van de negatieve impact van hoog-risico artificiële intelligentie.
 
Het model impact assessment zal in het eerste kwartaal van 2021 worden afgerond. De staatssecretaris van BZK zal u hier, mede namens de MRb, na de afronding nader over berichten.
 
Vraag (131):
Het zogeheten Criminaliteits Anticipatie Systeem heeft de politie landelijk uitgerold. Toch is er over de effectiviteit weinig bekend. Dit doordat de indicatoren om dat te meten ontbreken. Deelt de MJenV de mening dat een landelijk systeem met in potentie een enorme impact op rechten van de burgers en het werk van de politie, enig bewezen effectiviteit zou moeten hebben? En dat die effectiviteit niet bepaald kan worden als er geen doelstellingen of indicatoren worden vastgesteld? Is de MJenV, indien dat inderdaad het geval is, bereid met de politie in gesprek te gaan over doelstellingen en indicatoren waarmee de effectiviteit van het systeem gemonitord kan worden?

Antwoord:
Het Criminaliteits Anticipatie Systeem geeft de politie de mogelijkheid om te zien waar – op basis van gegevens uit het verleden – het waarschijnlijk is dat bepaalde vormen van criminaliteit kunnen plaatsvinden in termen van tijd en plaats. Daarmee kan de politie capaciteit effectief inzetten. De veronderstelling dat het CAS daarmee in potentie een enorme impact heeft op rechten van burgers is niet juist. Hoe effectief het CAS is, is moeilijk te meten; zowel hierbij als bij ander politiewerk is het causaal verband tussen inzet en effect nooit goed te meten vanwege de vele andere factoren die ook een rol spelen. In het algemeen behoort het tot de agenda van de MJenV om meer zicht te krijgen op de relatie tussen middelen, activiteiten, resultaten en effecten. Verder is de MJenV van mening dat het bij pilots die –ander dan CAS dus – direct impact hebben op rechten van burgers goed is om van te voren evaluatiecriteria op te stellen zodat een pilot goed geëvalueerd kan worden.

Vraag (134):
Kan de minister toelichten waarom er niet gekeken wordt naar de rol van de boa, terwijl de motie de boer daar expliciet om vroeg? Is de recente pilot waarbij boa’s met wapenstok worden uitgerust, niet bij uitstek een ontwikkeling om daarin mee te nemen?

Antwoord:
De samenwerking tussen politie en boa’s is de laatste jaren in ontwikkeling. Dit wordt betrokken bij de thans plaatsvindende verkenning van de WRR naar de toekomstige politiefunctie. In de Kamerbrief van 16 november heeft MJenV aangegeven welke gemeenten onderdeel uit maken van de pilot om boa's uit te rusten met de korte wapenstok. De uitkomsten van deze pilots worden met uw Kamer gedeeld en zullen worden betrokken in de verdere samenwerking tussen de politie en de boa's.
 
Vraag (135):
Op basis waarvan gaat de politie diversiteitsbeleid voeren en welke streefcijfers worden daarbij gehanteerd?

Antwoord:
De politieorganisatie maakt met de visie politie voor iedereen een omslag van streefcijfers naar competenties. Bij de politie werkt een variëteit aan politiemensen die het vak verstaan en beschikken over de vaardigheid om verbinding te maken met collega’s en burgers. ‘Politie voor Iedereen’ legt hierbij de nadruk op de lokale context en teamsamenstelling, in plaats van op algemeen geldende streefcijfers. De politie zoekt hierbij actief de samenwerking met burgemeesters om zo de teamsamenstelling optimaal aan te laten sluiten bij de lokale context en behoefte. Eén landelijk streefcijfer voor politiemedewerkers met een niet-westerse achtergrond wordt langzaam losgelaten. Het realisatieplan van politie voor iedereen wordt op dit moment door de politie afgerond. De Korpsleiding heeft angegeven dit plan in januari gereed te hebben. MJenV zal uw kamer hierover informeren.

Vraag (136):
Hoe gaat het kabinet ervoor zorgen dat de Autoriteit Persoonsgegevens ook in de toekomst de steeds zwaarder wordende taak kan blijven vervullen?

Antwoord:
Eerder deze maand is het externe onderzoek naar de taken en middelen van de AP afgerond. Met de uitkomsten van dit onderzoek worden stappen gezet naar meerjarige financiële stabiliteit bij de AP. De AP en MRb scharen zich samen achter de vijf aanbevelingen die de onderzoekers doen. We gaan onder andere de ontwikkelingen monitoren, zorgen voor objectieve normen van het werk (door bijvoorbeeld tijdregistratie en het toewerken naar een kostprijsmodel) en blijven in gesprek hierover.
 
Mevrouw Van Beukering-Huijbregts merkte op dat het budget van de AP niet is meegegroeid met de hoeveelheid werk. Het budget van de AP is sinds 2016 sterk gegroeid. In 2016 was het budget bijna 8 miljoen euro, na intreding van de AVG is dat budget verder gestegen naar bijna 13 miljoen euro in 2018 naar uiteindelijk een structureel kader van zo’n 19 miljoen euro in 2020. Vergeleken met de andere Europese gegevensbeschermingsautoriteiten zijn alleen Ierland en Finland sterker gegroeid in budget dan de AP.

Vraag (137):
Graag hoor ik van de MRb hoe het staat met de laagdrempelige voorziening voor slachtoffers van internetcriminaliteit, waar de Kamer eerder dit jaar om vroeg naar aanleiding van het burgerinitiatief ‘internetpesters aangepakt’. Ook zou de minister in gesprek gaan met providers en platforms om hen op hun verantwoordelijkheid aan te spreken en op de wet te wijzen. Wat is daar uitgekomen?

Antwoord:
Er bestaan reeds verschillende laagdrempelige voorziening voor slachtoffers van internetcriminaliteit, zoals het Meldpunt Internet Discriminatie. Maar het onlangs openbaar gemaakte WODC onderzoek naar “Voorziening voor verzoeken tot snelle verwijdering van onrechtmatige online content” maakt duidelijk dat grote behoefte bestaat aan verduidelijking van online rechten en de route om die rechten te kunnen uitoefenen. Uw Kamer zal daarover komend voorjaar een brief ontvangen. Zie ook het antwoord op vraag 54.

Vraag (138):
Kan de minister een laatste stand van zaken geven over Roze in Blauw?

Antwoord:
De politie is bezig met verdere inbedding van de formele Netwerken Divers Vakmanschap (NDV), waarmee ook de werkzaamheden van de informele medewerkersnetwerken worden geborgd. De politie hecht groot belang aan de kennis en inzichten van het netwerk Roze in Blauw. Deze netwerken (NDV) worden in de eenheden gepositioneerd als het portaal voor vakmanschap en verbinding. Het streven is dat medewerkers voldoende tijd en ruimte krijgen om zich voor het werk in te zetten. Dat geldt ook voor Roze in Blauw. De professionalisering van het NDV komt terug in het realisatieplan “Politie voor Iedereen”, welke in januari gereed is.

Vraag (140):
Het is van belang dat de politie in de haarvaten van de samenleving komt. Onderschrijven de bewindspersonen dat er daarvoor meer capaciteit bij de politie en het OM moet komen, met name wijkagenten?

Antwoord:
Lokale verankering is een belangrijk uitgangspunt voor de politie. In zijn brief van 4 november 2020 (Kamerstukken II, 2020/21, 29 628, nr. 985) is MJenV nader ingegaan op de politiecapaciteit, met name bij de GGP waartoe ook de wijkagenten behoren. Er is de afgelopen jaren geïnvesteerd om de bezetting van de wijkagenten op orde te krijgen. De bezetting van het aantal wijkagenten is vanaf 2015 toegenomen met circa 362 ft naar 3.555 fte op 31-08- 2020. Kijkend naar de bevolkingsomvang op dit moment, voldoet het aantal wijkagenten landelijk aan de norm 1:5.000.

Ook het OM heeft de afgelopen jaren extra budget gekregen, onder andere om de versterking van de politie op te vangen. Daarnaast heeft het OM extra middelen ontvangen op het terrein van ondermijning en voor het afpakken van crimineel verkregen vermogen. Zie ook het antwoord op vraag 93.


Vragen van het lid Moorlag, W.J. (PvdA)

Vraag (139):
Is SJenV bereid dit terug te draaien om ervoor te zorgen dat de capaciteit van de taskforce niet wordt teruggedraaid zolang de aanvragen niet zijn afgehandeld?

Antwoord:
De raming voor de IND 2021 is gebaseerd op het verwachte benodigde productie bij de IND zoals bekend bij het opstellen van de begroting. Zoals in het antwoord op vraag 125 is toegelicht, is het verschil tussen het bedrag in de begroting voor 2020 en 2021 deels van technische aard  Bij voorjaarsnota 2021 zal het kabinet, zoals gebruikelijk, de budgetten voor de IND bijstellen op basis van de ramingen op dat moment. Hierbij zal ook de financiering voor de taskforce worden betrokken.
 
Vraag (141):
Voor de aanpak van ondermijning is 400 miljoen nodig, waaronder 100 miljoen voor de wijkgerichte aanpak. Zijn de huidige investeringen voldoende om ondermijning en samenhangende problemen aan te pakken?

Antwoord:
Met de investeringen vanuit het regeerakkoord en het brede offensief ligt er een stevige basis voor de langjarige aanpak van ondermijning. Zoals in april aan uw Kamer bericht, was dit voorjaar vanwege de grote financiële implicaties van de coronacrisis alleen structurele bekostiging beschikbaar voor het stelsel Bewaken en Beveiligen en het Multidisciplinair Interventieteam (MIT). Uit deze structurele gelden is er 15 miljoen euro in 2021 en 10 miljoen euro in 2022 incidenteel beschikbaar voor de lokale en regionale aanpak. MJenV en MRb hebben tevens voor de periode 2020-2022 aan acht gemeenten gelden verstrekt voor versterking en versnelling van hun preventieve aanpak.
 
Het pact voor de rechtsstaat is opgesteld met het oog op een volgende kabinetsperiode, en biedt goede aanknopingspunten voor verdere versterking van de aanpak. De aanpak vergt een lange adem, waar we de komende jaren gezamenlijk fors op moeten blijven inzetten.

Vraag (142):
Hoe gaat de minister tempo maken met de wetgeving voor de experimenten maatschappelijk effectieve rechtspraak en hoe borgt de minister de financiering van deze experimenten?

Antwoord:
Op korte termijn (volgende maand) zal geconsulteerd worden over het besluit over de opzet, inhoud en evaluatie en het besluit over de Toetsingscommissie. Deze twee besluiten zullen samen met de Experimentenwet in het tweede kwartaal van 2021 in werking treden. Het eerste experiment voor de nabijheidsrechter wordt momenteel samen met de Rechtspraak voorbereid en dat zal zo spoedig mogelijk na inwerkingtreding van de wet en besluiten van start gaan. Ten behoeve van experimenten is in het prijsakkoord met de Rechtspraak voor de periode 2020-2022 jaarlijks een bedrag van € 1 miljoen beschikbaar. Verder geldt dat zaken die in een experimentele procedure worden behandeld, worden bekostigd volgen de reguliere bekostigingssystematiek. Overigens zal bij de algemene maatregel van bestuur voor elk experiment afzonderlijk aandacht worden besteed aan de kosten van het experiment en de wijze waarop het experiment gefinancierd zal worden.

Vraag (143):
Hoe is dit mogelijk dat SJenV heeft toegezegd dat aan het einde van het jaar de 15.000 zaken zouden zijn afgehandeld, dat zij in september zei dat de opstartproblemen zijn opgelost, dit begin november nog zei en dat een paar weken later blijkt dat er nog 7.000 zaken moeten worden afgehandeld?

Antwoord:
De opdracht bij de start van de Taskforce was ambitieus. De Taskforce heeft de afgelopen maanden onverminderd ingezet op het beslissen op de 15.350 zaken die de opdracht kent. Hierbij is, ondanks de tegenslagen, die o.a. Covid-19 met zich meebrachten, aan het eind van het jaar naar verwachting in circa 8.000 zaken beslist. Daarmee is voor duizenden personen, die reeds geruime tijd wachten op een beslissing, inmiddels een einde gekomen aan de onzekerheid hun asielaanvraag. Per brief van 7 september jl. is aangegeven dat een risico bestond dat een deel van de zaken niet voor het einde van het jaar zou worden afgerond. Daarnaast is in deze brief aangegeven dat een versnelling werd verwacht in het afhandelen van aanvragen vanaf dat moment. Daarna is steeds alles erop gericht geweest op afronding voor het einde van het jaar, zoals ook vermeld. Die inzet is ook onverkort opgenomen in de bijlage bij de taakstellingsbrief die verstuurd is op 3 november jl. en die voortkwam uit de Landelijke Regietafel van 28 oktober 2020. Conform motie Van Ojik is in november gewerkt aan het opstellen van de tweede voortgangsbrief over de Taskforce. Daarbij werd duidelijk dat de beoogde versnelling zich niet in volle omvang voordeed. De meest recente Taskforce productiegegevens zijn gedeeld met de Tweede Kamer, bij brief Taskforce van 18 november jl.

Vraag (144):
Kan de MJenV zich hardmaken voor het oplossen van de handhavingsproblemen bij de NVWA?

Antwoord:
Hier is de MLNV primair voor verantwoordelijk en mee bezig. Over de aanpak van enkele knelpunten bij de opsporing door de NVWA heeft de MLNV uw Kamer mede namens de MJenV deze zomer geïnformeerd (Kamerstukken II, 2019/2020, 33835, nr. 170).

Vraag (148):
De SJenV schrijft dat zij een piek m.b.t. gezinshereniging statushouders begin 2021 wil voorkomen. Kan de SJenV hierover opheldering geven? Wordt bewust ingezet op vertragen gezinshereniging?

Antwoord:
Uit prognoses bleek eerder de verwachting op een piek in de aankomst van nareizigers in de eerste helft van 2021. Mede door de invloed van corona is het echter inmiddels waarschijnlijk dat de grootste groep nareizigers niet voor de tweede helft van 2021 inreist. Het vraagstuk van temporisering is daarom sowieso niet aan de orde. Maar zelfs als dat anders was, is het nooit de bedoeling gezinsleden lang te laten wachten in het buitenland.

Vraag (152):
Waarom doet de SJenV niks met het signaal van meer dan honderd gemeenten over het hardvochtige beleid nu de zesde winter op Moria en Lesbos voor de deur staat?

Antwoord:
Bij uitzondering en in reactie op de uitzonderlijke situatie die is ontstaan na de branden op Lesbos, heeft het kabinet besloten om eenmalig de Griekse autoriteiten aan te bieden een vijftigtal amv van veertien jaar en jonger en een vijftigtal personen in gezinsverband met minderjarigen op te vangen in Nederland. Hierover heeft de SJenV uw Kamer op 24 november jl. nader geïnformeerd. 
 
De SJenV deelt uw zorgen over de situatie op de Griekse eilanden. Daarom biedt Nederland Griekenland al meerdere jaren verschillende vormen van steun aan. Het gaat hier om de inzet van experts in operaties van de Europese agentschappen, om het leveren van middelen of om de Griekse autoriteiten van advies te voorzien. De Nederlandse bijdragen zijn er op gericht om Griekenland te ondersteunen bij het doorvoeren van structurele verbeteringen op het gebied van asielprocedures, opvang en terugkeer.
 
In lijn met deze inzet, is de SJenV eerder dit jaar - mede namens het kabinet - met haar Griekse collega overeengekomen Griekenland te ondersteunen bij het opzetten van drie aanvullende opvanglocaties op het vaste land voor amv. Daarnaast zal Nidos ondersteuning bieden bij het versterken van het Griekse voogdijsysteem voor amv. Dergelijke samenwerkingsverbanden zijn van groot belang voor het realiseren van de gewenste, structurele verbeteringen.


Vragen van het lid Graaf, S.J.F. van der (CU)

Vraag (146):
Wanneer kunnen we de opzet tegemoet zien van het onderzoek naar het Zweeds model prostitutie?

Antwoord:
De onderzoeksvragen en de onderzoeksopdracht voor het onderzoek naar (effecten van) verschillende prostitutiemodellen zullen voor het kerstreces met uw Kamer worden gedeeld.

Vraag (147):
Wanneer kunnen we ons als Kamer buigen over de wet regulering sekswerk?

Antwoord:
Zodra het advies van de RvS is ontvangen, zal de SJenV zo snel als mogelijk is het nader rapport opstellen. Daarna kan het voorstel worden ingediend.

Vraag (149):
Waarom lukt het niet goed om mensenhandel te bestrijden en worden de doelstellingen niet gehaald?

Antwoord:
In de brief over opsporing en vervolging mensenhandel d.d. 18 november jl. (TK 28638-184) heeft de SJenV uw Kamer geïnformeerd over de inzet van politie en OM op mensenhandel. Er is de afgelopen periode flink geïnvesteerd in de strafrechtelijke aanpak van mensenhandel. Denk aan het werven politie capaciteit, het aanleren van nieuwe werkwijzen, het ontwikkelen van nieuwe technologieën, het opleiden van nieuwe rechercheurs en trainen van alle eerstelijns politie agenten.
 
De resultaten blijven weliswaar nog achter bij de ambitieuze doelstelling zoals afgesproken in de veiligheidsagenda, maar er is dit jaar wel een voorzichtig stijgende lijn te zien in het aantal verdachten van mensenhandel dat de politie bij het OM aanlevert. De inspanningen van politie en OM lijken daarmee effect te sorteren. Voor het jaar 2021 was in de Veiligheidsagenda 2019-2022 een ambitie van 220 OM-verdachten van mensenhandel gesteld.
De staatssecretaris heeft in haar gesprekken met het lokaal bestuur, de politie en het OM aangegeven vast te willen houden aan haar hoge ambities op het terrein van mensenhandel.
Er vindt op dit moment overleg plaats met het OM en de politie over hoe deze ambitie ingevuld kan worden. Daarbij wordt ook gekeken naar ontwikkelingen die de inzet van politie en OM voor de opsporing van mensenhandelzaken raken. Uitkomsten van dat overleg zullen voorjaar 2021 in het kader van de herijking van de Veiligheidsagenda besproken worden in het Landelijk Overleg Veiligheid en Politie (LOVP).

Vraag (150):
Kunnen we de wetgeving rondom webcrawlers en online kindermisbruik niet naar voren halen?

Antwoord:
Het wetsvoorstel tot modernisering van het Wetboek van Strafvordering bevat inderdaad bepalingen die de juridische kaders ten aanzien van bevoegdheden van de politie op het internet verduidelijken,  waaronder de inzet van crawlingtechnieken. Zoals aangegeven, heeft de politie de techniek voor de webcrawler mensenhandel eerst zelf moeten ontwikkelen. Op dit moment wordt die webcrawler aan de hand van concrete casuïstiek zo ingericht en afgesteld dat het gebruik binnen de bestaande wettelijke kaders mogelijk is. Op het moment dat de inrichting en afstelling van een webcrawler is afgerond, kan deze  worden ingezet op basis van de huidige wet. Het is niet wenselijk bepalingen uit het nieuwe wetboek naar voren te halen, omdat die een nieuw systematisch samenhangend geheel vormen. Uit voorgaande blijkt dat, hoewel het nieuwe wetboek het juridisch kader zal verduidelijken, de webcrawler binnen de huidige wet kan worden ingezet. Dit biedt op dit moment onvoldoende noodzaak om de wetgeving naar voren te halen.

Vraag (151):
Kan het kabinet kijken naar de effectiviteit van de uitvoering artikel 273F bij de bestrijding van de mensenhandel?

Antwoord:
Er loopt nu een traject waarin in samenspraak met relevante partijen, waaronder ketenpartners en wetenschappers, wordt onderzocht of, en zo ja hoe, een wijziging van artikel 273f WSr kan bijdragen aan een effectievere bestrijding van mensenhandel. Het streven is deze verkenning in het voorjaar van 2021 af te ronden.
Het kabinet is voornemens de huidige strafbaarstelling van mensenhandel aan te passen indien op grond van de resultaten van de verkenning mag worden verwacht dat die wetswijziging kan bijdragen aan een effectievere opsporing, vervolging en bestraffing van mensenhandel.  

Vraag (153):
Wanneer komt de minister met een voorstel tot verbetering van de telefoonlijn 'Stop it now'?

Antwoord:
Het ministerie gaat verder in gesprek met het Expertisebureau Online Kindermisbruik over Stop It Now. Het voorstel is om in 2021 geen nieuwe campagnes te ontwikkelen maar recente campagnes opnieuw te gebruiken. De subsidie kan zo maximaal worden ingezet voor de bereikbaarheid van de hulplijn. Hierbij houdt MJenV ook gaande 2021 oog en oor voor eventuele knelpunten bij EOKM. In de subsidievoorwaarden voor het EOKM kan dit, uiteraard na het overleg, vervolgens worden opgenomen. In de volgende voortgangsbrief die in het eerste kwartaal van 2021 wordt verzonden zal de Kamer over de laatste stand van zaken over de uitwerking van de motie worden geïnformeerd.
 
Vraag (154):
Wanneer komt de wetgeving die werk van gaat maken om de drugs poes 3mmc sneller aan banden te kunnen leggen? Hoe staat het met de wetgeving voor lachgas? Kan dat dit jaar nog?

Antwoord:
Het wetsvoorstel om Nieuwe Psychoactieve Stoffen (NPS) onder de Opiumwet te plaatsen kan ervoor zorgen dat drugs zoals 3-MMC sneller aan banden worden gelegd. De SVWS en de MJenV streven ernaar het voorstel zo spoedig mogelijk bij uw Kamer in te dienen. Voor het wetsvoorstel NPS en het lachgasbesluit geldt dat we op dit moment kijken naar de uitvoeringsconsequenties, inclusief de budgettaire gevolgen. Vervolgens kan de voorbereiding richting advisering Raad van State worden voortgezet.

Vraag (155):
Kan het kabinet de maatschappelijke kosten die drugs, drugshandel en drugsgebruik met zich meebrengen in kaart te brengen? Denk hierbij aan liquidaties, grote witwasonderzoeken, het ontruimen van drugslabs, kosten voor milieu en zorgkosten van mensen met een drugsverslaving.

Antwoord:
Over de enorme impact van drugsgebruik en drugscriminaliteit op onze samenleving is al veel bekend. Een deel van de gevraagde gegevens wordt verzameld in de Nationale Drug Monitor. Dit zijn de cijfers rondom drugshandel, drugsproductie, drugscriminaliteit en drugsgebruik. Daarnaast levert Nederland informatie aan internationale monitoringsinstrumenten van de EMCDDA en de Verenigde Naties.
 
Het kan een meerwaarde hebben om na te gaan waar zich eventuele lacunes in de huidige monitoring bevinden, of waar informatie uit verschillende bronnen bijeen kan worden gebracht. Hierdoor kan een nog beter begrip ontstaan van de effecten van drugsgebruik op onze samenleving en de kosten die daarmee gepaard gaan.
 
Vraag (156):
Kan de MRb de hoeveelheid gok- en gameverslaafden inzichtelijk maken?

Antwoord:
De cijfers over gokverslaving zullen op twee manieren inzichtelijk worden gemaakt. Er komt een nulmeting, uitgevoerd door het WODC, die beschikbaar komt voorafgaand aan opening van de online markt in 2021. Vanaf dat moment zullen het aantal personen met kansspelverslaving en de ontwikkeling daarin ook in het jaarverslag van de Ksa worden meegenomen. Voor actuele cijfers ten aanzien van behandeling van zowel gokverslaving als gameverslaving is de werking van het Landelijk Alcohol en Drugs Informatie Systeem (LADIS) van belang. Op dit moment ontbreekt er een wettelijke grondslag voor de gegevensuitwisseling ten behoeve van dit systeem. Het wetsvoorstel van VWS, dat is bedoeld om dit te repareren ligt in de Tweede Kamer. MRb hoopt dat het snel door het parlement zal worden aanvaard. In dat geval kunnen de behandelcijfers van gok- en gameverslaving met terugwerkende kracht vanaf 2015 beschikbaar komen.

Vraag (157):
Gaat het geld dat over is van de rechtsbijstand, ook daadwerkelijk hiervoor worden ingezet?

Antwoord:
Conform de toezegging in de TK-brief d.d. 9 november 2018 (Kamerstuk 31 753, nr. 155) wordt de vrijval van middelen als gevolg van een verminderd beroep op de rechtsbijstand ingezet voor het dossier rechtsbijstand en is bestemd voor investeringen in het nieuwe stelsel, waaronder een verhoging van de vergoedingen van rechtsbijstandsverleners (via rechtshulppakketten).

Vraag (158):
De innovatie wet strafvordering is terug van RvS, maar de consultatie heeft 10 maanden geduurd. Wanneer kunnen we deze wet tegemoet zien?

Antwoord:
Begin november 2020 heeft de Raad van State een advies uitgebracht over de Innovatiewet Strafvordering. Op dit moment wordt dit advies verwerkt. Het streven is om het wetsvoorstel met nader rapport begin 2021 aan uw Kamer aan te bieden.

Vraag (159):
Wanneer komt een nationaal coördinator antisemitisme bestrijding en hoe kunnen organisaties bij het geld dat daarvoor beschikbaar wordt gesteld?

Antwoord:
Zie voor de financiering en nadere invulling van de nationale coördinator het antwoord op vraag 48. Uw Kamer wordt hierover per brief begin 2021 geïnformeerd.

Vraag (196):
Hoe staat het met het wetsvoorstel mediation, wanneer is deze klaar?

Antwoord:
De afgelopen periode zijn er gesprekken gevoerd met betrokken organisaties. Aan het wetsvoorstel wordt nu de laatste hand gelegd. Het streven is het wetsvoorstel voor het kerstreces in consultatie te brengen.


Vragen van het lid Voordewind, J.S. (CU)

Vraag (160):
Wordt het geen tijd voor een onderzoek door een onafhankelijke commissie die de besluitvorming bij de IND doorlicht?

Antwoord:
De IND heeft goed opgeleide medewerkers en kent een zorgvuldige procedure, volledig binnen de kaders van het Unierecht. Daarnaast kent het bestuursrechtelijk stelsel voldoende waarborgen om een asielzoeker de bescherming te geven die hem op grond van het unierecht en het EVRM toekomt. Het is in dit kader belangrijk om te benadrukken dat in ons bestuursrechtelijk stelsel wordt voorzien in een externe toetsing - volledig en ex nunc- door de rechter. Daarbij kan een asielzoeker ook met bijstand van een advocaat kosteloos tot twee rechterlijke instanties procederen over een afwijzend besluit.

Tevens is het goed te benoemen dat er onderzoeken naar de IND praktijk hebben plaatsgevonden die hebben geleid tot positieve aanpassingen; ook momenteel lopen onafhankelijke onderzoeken die zien op de behandeling van asielaanvragen en wordt follow-up gegeven aan recente onderzoeken (rapport Significant). Het WODC is bijvoorbeeld bezig met een evaluatie van de geloofwaardigheidsbeoordeling van lhbt- en bekeringszaken, die mede naar aanleiding van de door uw Kamer geuite zorgen in de afgelopen jaren reeds is verder ontwikkeld.

De SJenV heeft om vorengenoemde redenen geen aanleiding om aanvullend een onafhankelijk commissie in te stellen.

Vraag (161):
Kan de SJenV alles op alles zetten om de kinderen vanuit de Griekse eilanden voor Kerst naar Nederland te krijgen?

Antwoord:
Kortheidshalve verwijst de SJenV naar het antwoord op vraag 63. De SJenV kan uw Kamer verzekeren dat het streven is om de eerste overkomsten naar Nederland zo spoedig mogelijk en liefst voor de Kerst te realiseren.

Vraag (164):
Er zijn momenteel grote achterstanden bij de IND, ondanks de speciale taskforce. Nu lijkt het alsof het budget van de IND volgend jaar daalt met 120 miljoen. Hoe gaat de SJenV de financiering van de taskforce betalen, en kloppen deze geruchten van 120 miljoen minder?

Antwoord:
Zie antwoord op vraag 125.

Vraag (168):
Hoe kan het dat er nog steeds tekorten zijn in de opvang?

Antwoord:
De opvangcapaciteit van het COA staat om meerdere redenen onder druk. Allereerst asielzoekers verblijven langer in de COA-opvang in afwachting van hun asielprocedure. Het heeft prioriteit om ervoor te zorgen dat de problematiek met betrekking tot de achterstanden bij de IND wordt opgelost om vreemdelingen tijdig de duidelijkheid te bieden waar ze recht op hebben. Daarnaast stromen vergunninghouders niet tijdig uit naar gemeenten, waardoor zij langer in de COA-opvang verblijven. Het COA vangt nu circa 7.600 vergunninghouders op. Medio 2020 hadden gemeenten een achterstand van ca. 2.200 plaatsingen op de taakstelling uitplaatsing vergunninghouders. Dit komt onder andere door aanhoudende krapte op de woningmarkt. In de Kamerbrief van 3 november jl. zijn maatregelen aangekondigd om de aan de gemeenten gekoppelde vergunninghouders sneller te huisvesten. Deze maatregelen worden op dit moment verder uitgewerkt. Bovendien wordt het COA geacht voldoende isolatie- en quarantaineplekken op alle opvanglocaties te reserveren in geval van een vastgestelde besmetting met het COVID-19 virus. Dit drukt logischerwijs op de inzetbaarheid van opvangplekken op reguliere locaties. Het COA heeft daarom recent additionele, tijdelijke uitwijklocaties geopend in Apeldoorn, Haren en Raalte die enkel bedoeld zijn als isolatie- of quarantainelocaties mocht er een grotere uitbraak zijn op COA-locaties. Het COA voert op dit moment gesprekken met diverse gemeenten en Veiligheidsregio’s voor aanvullende uitwijklocaties.
 
Vraag (169):
Eerder is een motie aangenomen van Van Toorenburg over de opvang van AMV's door het Nidos. Ik vraag de SJenV om deze motie uit te voeren.

Antwoord:
Zoals in de brief over de aangehouden motie van Van Toorenburg aan uw Kamer is aangegeven zijn er op de JenV begroting geen middelen beschikbaar om de verlenging van de opvang van amv‘s na het 18e jaar te financieren. Op het moment dat een amv meerderjarig wordt en een status heeft, wordt deze persoon een statushouder en valt dan onder de verantwoordelijkheid van de gemeente. In verhouding tot de verlengde pleegzorg is het verlengen van de opvang van de amv’s ook duurder omdat veel amv’s die het betreft in kleinschalige opvang, met professionele zorg, verblijven in plaats van in een opvanggezin.
Daarnaast zijn de juridische kaders voor verlengde pleegzorg en verlengde opvang verschillend. Verlengde pleegzorg is binnen de jeugdwet geregeld en amv’s worden opgevangen op grond van de vreemdelingenwet.

Vraag (175):
Wanneer krijgt de Tweede Kamer een update over de implementatie van het staatlozenverdrag?

Antwoord:
Zie het antwoord op vraag nummer 67.


Vragen van het lid Wassenberg, F.P (PvdD)

Vraag (162):
Waarom duurt wetsvoorstel over houdverbod zo lang en wanneer gaat het naar de raad van state?

Antwoord:
Het coronavirus bracht veel extra werkzaamheden mee, waarbij soms op termijn van enkele weken spoedwetgeving tot stand moest worden gebracht. Dat betekende onvermijdelijk vertraging op andere lopende trajecten waaronder voorbereiding van dit wetsvoorstel. Inmiddels konden de ontvangen consultatiereacties worden verwerkt en op dit moment wordt in overleg met het ministerie van Landbouw, Natuur & Voedselkwaliteit de laatste hand gelegd aan de verwerking van uitvoeringstoetsen en de beoordeling van de werklastgevolgen voor de bij het wetsvoorstel betrokken organisaties. De verwachting is dat het wetsvoorstel in december ter advisering zal worden voorgelegd aan de Afdeling advisering van de Raad van State. Na de verwerking van dit advies zal het wetsvoorstel bij uw Kamer worden ingediend.

Vraag (163):
Kan de MJenV nog eens kritisch naar de nieuwe ambtsinstructie politiehonden kijken?

Antwoord:
De inzet van de politie surveillancehond is thans geregeld in artikel 15 Ambtsinstructie. Aanvullend daarop zijn de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit richtinggevend. In de Tweede tranche ambtsinstructie zijn extra criteria opgenomen die betrekking hebben op de inzet van de politiesurveillance hond. Deze zijn gebaseerd op de aanbevelingen van de adviescommissie naar aanleiding van het ombudsman rapport heeft gedaan en op punten verscherpt. De wijzigingen van de Ambtsinstructie Tweede tranche liggen momenteel bij de Eerste Kamer.

Vraag (165):
Graag reactie van de MJenV op het instellen van een breed onderzoek naar de doelmatigheid en wenselijkheid van de politiehond als machtsmiddel.

Antwoord:
Ik vind dit niet nodig. Honden zijn essentiële hulpmiddelen bij politiewerk. De aanduiding als wapen is ook terecht. Het is na de vuurwapens het zwaarste geweldsmiddel van de politie. De hond is een doelmatig en noodzakelijk middel.

Vraag (166):
Is de MJenV bereid om naar de noodkreet van LNV te luisteren door malafide handel in dieren op te pakken als een vorm georganiseerde criminaliteit? En vervolgens de Dierenpolitie hierop te zetten en de capaciteit hiervan te vergroten?

Antwoord:
De MLNV heeft uw Kamer recent geïnformeerd over de aanpak van de illegale handel in honden (kenmerk 2020Z12316). Naar aanleiding van uw vraag ten aanzien van de ‘noodkreet’ zal de MJenV zich hierover nader laten informeren door de MLNV.

Vraag (167):
Ik wil een toezegging van de MJenV dat de politie stopt met het door het raam gooien van honden.

Antwoord:
Het inzetten van de hond door het een raam of in iemands nek te werpen maakt geen onderdeel uit van de inzet zoals die aangeleerd, getraind of gecertificeerd wordt bij de politie. Iedere inzet van een hond zal op de gebruikelijke wijze beoordeeld worden of het gebruik en de wijze van inzet rechtmatig, doelmatig en proportioneel was. Daarnaast moet voor wat betreft de wijze waarop een politiehond wordt ingezet nog een verbeterslag worden gemaakt. Ik heb inmiddels van de politie begrepen dat daar met nadruk op gestuurd gaat worden.
 

Vragen van het lid Bisschop, R. (SGP)

Vraag (170):
Is de minister er zich bewust van de bedreigingen tegen het israëlitisch weekblad? Hoe zit het met de bestrijding van antisemitisme?

Antwoord:
De minister van JenV is zich hier zeer van bewust. De aanpak van antisemitisme is een speerpunt voor hem. Voor het overige wordt verwezen naar het antwoord op vraag 50.

Vraag (171):
Er zijn steeds meer veroordeelden die nog geen DNA hebben afgestaan. Hoe kan dat? Ik zou hier graag een reactie op willen. Commissie Hoekstra schreef al eerder dat we eerder wangslijm af zouden moeten nemen. Wanneer kunnen we dat wetvoorstel tegemoet zien?

Antwoord:
De stijging, zo bleek uit de evaluatie van de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden in 2018, wordt veroorzaakt door veroordeelden zonder vaste woon- en verblijfplaats en veroordeelden met een buitenlands adres, die ten tijde van het uitvaardigen van het bevel tot DNA-afname niet in detentie zitten. Deze zijn moeilijk traceerbaar, ondanks extra gepleegde inspanning om hen op te sporen. Een veroordeelde persoon blijft echter gesignaleerd staan totdat de DNA-afname is gerealiseerd. Dit leidt tot cumulatie en een toename van het totaal aantal signaleringen.
 
De MJenV heeft een wetsvoorstel toegezegd dat wijzigingen zal bevatten van de regeling van het DNA-onderzoek in het Wetboek van Strafvordering en van de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden. Voor de totstandkoming van dit wetsvoorstel worden voorbereidingen getroffen. Er worden twee onderzoeken uitgevoerd. Het haalbaarheidsonderzoek wordt begin (februari) 2021 afgerond. Ook wordt een juridische analyse uitgevoerd naar de standaardafname van celmateriaal bij bepaalde groepen verdachten, mede in het licht van EVRM-jurisprudentie. De verwachting is dat het tweede onderzoek begin maart 2021 gereed is. Beide onderzoeken zijn noodzakelijke onderdelen van het wetgevingsproces, want ze zijn bepalend voor de inhoud van het wetsvoorstel. De Tweede Kamer wordt zo spoedig mogelijk over de uitkomst van de onderzoeken geïnformeerd.

Vraag (172):
Wanneer mensen van de Joodse gemeenschap aangifte doen wordt dat niet altijd als zodanig geregistreerd. Hoe gaat dit wel als zodanig gebeuren?

Antwoord:
Aangiftes van mensen van de Joodse gemeenschap worden geregistreerd op de grond discriminatie van godsdienst (of evt afkomst). Bij de aangifte wordt door de politiemedewerker een toelichting op het incident gegeven die ook in het registratiesysteem wordt verwerkt. Met behulp van zoektermen kan door de politie inzicht worden verkregen in het aantal incidenten die gerelateerd zijn aan antisemitisme. Uw Kamer ontvangt jaarlijks de rapportage met aard en omvang van discriminatie-incidenten.

Vraag (173):
Gaat de SJenV de motie over de opsporing van mensenhandelaren uitvoeren? Hoe veel capaciteit is inzetbaar en is de expertise geborgd?

Antwoord:
In het halfjaarbericht politie d.d. november jl. (TK 3089402) en de brief  over opsporing en vervolging mensenhandel d.d. 18 november jl. (TK 28638-184) is ingegaan op de wijze waarop de SJenV invulling geeft aan deze motie. In de beantwoording van vraag 149 wordt nader ingegaan op de uitwerking van de ambities uit de Veiligheidsagenda.Met betrekking tot het tweede deel van de vraag kan het volgende gemeld worden: de komende jaren wordt in een opbouwende reeks 87 fte toegevoegd aan de AVIM ten behoeve van de aanpak van mensenhandel. Hiervan is 58 fte bestemd voor het onderdeel mensenhandel en 29 fte voor de I&R straten. Voor wat betreft het onderdeel mensenhandel betreft de beoogde uitbreiding voor 2020 / begin 2021 ongeveer 11,6 fte. De politie is momenteel bezig met de werving, selectie en screening van de nieuwe medewerkers. In 2021 loopt dit volgens planning op naar 46 fte. Tot slot moet dit in 2023 tot de uitbreiding leiden van 58 fte. Samen met de eerdere structurele investering van 2 miljoen euro op met name kwaliteit wordt hiermee beoogd de expertise te borgen.

Vraag (174):
Hoe wordt uitvoering gegeven aan de motie over de IHRA-definitie?

Antwoord:
Naar aanleiding van de motie Van der Staaij (SGP) heeft de minister van Justitie en Veiligheid de IHRA-definitie met bijbehorende indicatoren gedeeld met politie en OM, zodat deze nu bij het opnemen van een aangifte (en bij de beoordeling van die aangifte) meegewogen kunnen worden in het oordeel of sprake is van groepsbelediging, haatzaaien of een discriminatoir aspect.

Vraag (176):
De kinderrechter staat onder druk door te weinig tijd en geld. Hoe gaat de MRb dit probleem aanpakken?

Antwoord:
De vraag lijkt te zien op de tijd die kinderrechters kunnen besteden aan zaken op het terrein van het jeugdbeschermingsrecht, zoals een uithuisplaatsing. Deze zaken worden door de Rechtspraak ingeroosterd op basis van de ervaring van hoeveel tijd er gemiddeld voor zo’n zaak nodig is. Als op voorhand duidelijk is dat een zaak ingewikkeld is, kan daarmee in de planning rekening worden gehouden. Vaak is er al veel voorwerk door de (jeugdbeschermings)instanties verricht en kan een zaak betrekkelijk snel worden behandeld. Soms is er meer tijd nodig en er is een tendens dat dit soort zakelijk ingewikkelder worden en meer tijd zijn gaan vergen. Het kabinet heeft vorig jaar structureel extra middelen voor de rechtspraak beschikbaar gesteld. Deze middelen kunnen worden ingezet voor extra capaciteit en zo ook voor de aanpak van werkdruk. De gerechten verdelen de toegekende middelen over de verschillende zaaksoorten en kunnen daarbij ook rekening houden met werkdruk in het familie- en jeugdrecht.

Vraag (177):
Wat kan de MJenV doen om slimme initiatieven in de strijd tegen drugs te steunen?

Antwoord:
Vanuit de verschillende intensiveringen van de ondermijningsaanpak worden slimme en innovatieve initiatieven ondersteund en landelijk gedeeld, met als doel de aanpak steeds effectiever te maken. Enkele voorbeelden hiervan zijn:

  • In het Integraal Intelligence Project Synthetische Drugs in Noord-Holland wordt een centrale intelligencemethode ontwikkeld voor de aanpak van productielocaties van synthetische drugs. Hierin wordt integraal informatie gecombineerd, hetgeen al geleid heeft tot meerdere succesvolle invallen in drugslabs.

  • TNO-ondermijningslabs/scientist on the job: hierbij worden gespecialiseerde professionals ingezet die onder meer rechercheteams adviseren en ondersteunen in opsporingsonderzoeken. Zij dragen bij aan ontwikkeling van nieuwe kennis, middelen en methodes. Zo wordt de meest recente wetenschappelijke kennis toegepast in concrete onderzoeken.

  • In het Financial Intelligence Center Rotterdam werken de FIU-Nederland, de opsporingsdiensten en het RIEC Rotterdam in één ruimte met elkaar samen en koppelen daar informatie aan de uitvoering. Hier is onder andere een strafrechtelijke casus met een omvang van 60 miljoen euro uit voortgekomen en er zijn aanhoudingen verricht voor drugshandel.

Vraag (178):
Deelt de MJenV de mening dat een tekort aan opsporingscapaciteit in elk geval mede een oorzaak is dat pedojagen toeneemt? En hoe komt het dat pedojagers pedofielen snel weten op te sporen terwijl de politie het nakijken heeft?

Antwoord:
Nee, die mening deelt de MJenV niet. Politie en OM acteren bij een vermoedens van een strafbaar feit. Daarbij zijn opsporingsonderzoeken met diverse waarborgen omkleed.

Het is onwenselijk dat particulieren zelf gaan pedojagen. Van eigenrichting kan nooit sprake zijn. De aanhouding bij het zogenoemde pedojagen kan onrechtmatig zijn, waardoor het werk van de politie en het OM alleen maar belemmert. Voorkomen dient te worden dat er sprake is van “uitlokking” van strafbaar gedrag. De inzet van geweld kan er toe leiden dat er risico’s ontstaan voor zichzelf maar ook voor anderen. Iedere verdachte heeft recht op een eerlijk proces, in plaats van een publieke veroordeling.

Vraag (180):
Is de MJenV bereid om politievrijwilligers of nationale reserve in te zetten tegen het capaciteitstekort?

Antwoord:
Vrijwilligers zijn een aanvulling op het beroepspersoneel en niet bedoeld om tekorten op te vangen. Zij brengen vaak andere expertise mee. Daarnaast zijn er grenzen aan het aantal uren dat vrijwilligers mogen worden ingezet. Ik zie geen taak voor de Nationale Reserve. Militairen worden voor andere taken opgeleid dan politiemedewerkers. De druk op de capaciteit zal de komende jaren blijven bestaan, maar op termijn weer afnemen naarmate de komende jaren meer aspiranten afstuderen en doorstromen naar operationele functies. Vanaf 2024 zijn de operationele formatie en bezetting volgens planning weer in balans.

Vraag (181):
Hoe ver is de SJenV met het uitzetten van rondreizende veiligelanders?

Antwoord:
Effectieve terugkeer is een hoeksteen van een efficiënt migratiebeleid. Daarbij is van belang dat kansarme aanvragen snel worden afgedaan, en daarna snel de terugkeer wordt gerealiseerd. Voor een groot aantal veilige landers is dit ook de realiteit. Naar veilige landen van herkomst uit bijvoorbeeld de Balkan wordt snel identificatie en terugkeer gerealiseerd. Tegelijk zijn er landen in bijvoorbeeld Noord-Afrika waarmee de terugkeer samenwerking onvoldoende is. Daar zet het kabinet dan ook vol in op de verbetering van de samenwerking, zowel bilateraal als in EU verband. Daarbij kan ook worden gewezen op het antwoord op vraag 12 aan de heer Van Dijk van de PVV.

Vraag (182):
Kan SJenV aangegeven wat ze in de laatste maanden van haar regeerperiode gaat doen aan de problemen bij IND, COA, overlast en terugkeer? Ik vraag om een soort resultaatsverplichting.

Antwoord:
De SJenV zet zich in om uitvoering te geven aan het regeerakkoord. Een robuuste migratieketen achterlaten aan het volgende kabinet is het streven. Het verleden laat zien dat onverkort krimpen bij lagere instroom later problemen kan veroorzaken. Daarom werkt de IND aan een structurele inrichting van flexibiliteit, planning, sturing en normering. Een voorspelbare, efficient en effectief werkende IND is de sleutel tot een robuuste migratieketen. Voor de keten als geheel werken we aan het implementeren van de maatregelen voor het flexibiliseren van de keten als geheel, onder andere met een vernieuwd identificatie- en registratieproces en flexibelere opvangcapaciteit. Daarnaast wordt gewerkt aan een IND dat de achterstanden heeft weggewerkt en binnen de wettelijke termijn beslist. Daarmee krijgen asielzoekers dan zo snel mogelijk duidelijkheid en perspectief. Daarnaast vormt het wegwerken van de achterstanden een belangrijke voorwaarde voor een lagere bezetting bij het COA op termijn. Ook voor het beperken van overlast is het wegwerken van de achterstanden van belang, enerzijds door beslissen en laten vertrekken bij het COA van overlastgevers die onderdeel maken van de achterstanden en anderzijds omdat zonder achterstanden de IND de instroom beter kan bijhouden. Er zijn al verschillende maatregelen genomen om de achterstanden weg te werken en de dwangsommen te beperken: er is een Taskforce ingesteld om de voorraden bij de IND weg te werken en de uitgaven aan dwangsommen te beperken. Tevens zijn de dwangsommen tijdelijk opgeschort en het recht van asielzoekers op rechtsbijstand beperkt.
Het kabinet heeft een pakket aan ondersteuningsmaatregelen voor gemeenten aangekondigd om statushouders sneller van huisvesting te voorzien. De huisvestingstaakstelling is echter lastig te realiseren op dit moment. De gemeenten staan voor een grote opgave om in 2021 alle statushouders tijdig van een woning te voorzien. Op dit moment worden een-op-een gesprekken om lokale bestuurders van de noodzaak te doordringen om op de kortst mogelijke termijn meer reguliere opvanglocaties te realiseren. Voor overlast zijn diverse maatregelen in gang gezet.
De schaduw van de lange doorlooptijden bij de IND zal in 2021 nog merkbaar zijn bij de organisaties die samen de migratieketen vormen. De problematiek bij de IND blijkt hardnekkig en langdurig. Dit kan ondanks de inzet van de Taskforce niet sneller dan het nu gaat, met name omdat niet ingeboet kan worden op de kwaliteit van de beslissingen door de IND.  
Ook met betrekking tot terugkeer naar landen van herkomst wordt ingezet op maximaal resultaat. Tegelijkertijd is afhankelijkheid van de mate van goede wil en medewerking van de landen van herkomst.

Vraag (183):
Is de minister bereid om daadwerkelijk invulling te geven aan zijn toezegging van vorig jaar en geadopteerden verder te ondersteunen bij hun zoektocht in het land van herkomst?

Antwoord:
MRb is bereid om invulling te geven aan de toezegging van vorig jaar en geadopteerden verder te ondersteunen bij hun zoektocht in het land van herkomst. Uw Kamer is op 13 oktober 2020 geïnformeerd over het mogelijk maken van financiering voor verschillende projecten van belangenorganisaties. Er wordt op dit moment gewerkt aan een juridisch sluitende regeling, waarin de voorwaarden voor deze financiering worden uitgewerkt. Deze regeling zal zo spoedig mogelijk na het kerstreces in de Staatscourant worden geplaatst, op basis waarvan subsidiëring mogelijk is. De snelheid van dit proces heeft de volle aandacht van MRb.

Vraag (184):
Wanneer kunnen we het definitieve wetsvoorstel rondom de afschaffing dwangsommen verwachten?

Antwoord:
Zie het antwoord op vraag nummer 37.

Vraag (186):
Welke concrete maatregelen dragen bij aan het ontmoedigen van migratie? Kan de SJenV zich inzetten voor meer opvang in de regio?

Antwoord:
Het kabinet zet maximaal in om opvang in de regio vorm te geven en te versterken. Het ontwikkelingssamenwerkingsbudget hiervoor bedraagt 128 miljoen euro per jaar (tot eind 2022), waarmee NL momenteel voornamelijk in acht landen programma’s financiert, te weten Egypte, Ethiopië, Irak, Jordanië, Kenia, Libanon, Oeganda en Soedan. Gezamenlijk vangen deze landen een significant deel van ’s werelds vluchtelingen op.
 
De recente voorstellen van Europese Commissie geven hieraan potentieel een belangrijke, additionele impuls, met name waar het gaat om de beoogde brede partnerschappen met belangrijke herkomst- en transitlanden. Het kabinet zet zo veel mogelijk druk op de Commissie om daar snel werk van te maken. Daarbij is de EU Visumcode ook een belangrijk instrument. De EU inzet moet ook de Nederlandse inzet richting herkomstlanden ondersteunen. Ook probeert Nederland, ondanks de COVID-beperkingen, zo goed mogelijk in contact te blijven met landen om de migratiesamenwerking te versterken bij het aanpakken van mensenhandel, bevorderen van terugkeer en preventie van irreguliere migratie.

Vraag (188):
De webcrawler is nog niet operationeel, wat is hier aan de hand?

Antwoord:
Zie het antwoord op vraag nummer 92.

Vraag (189):
Erkent de SJenV dat een operatie zoals de civiel militaire operatie 'Achilles' t.b.v. vluchtelingen alleen nog maar urgenter is geworden en dat we niet alleen op de EU moeten koersen, maar ook bilateraal of samen met andere landen moeten werken?

Antwoord:
In Griekenland wordt intensief samengewerkt met de Europese Commissie, Frontex, EASO en internationale organisaties als UNHCR en IOM. Ook bieden verschillende lidstaten aanvullend bilaterale steun aan. Zoals ook Nederland dat doet. Een civiel militaire operatie in aanvulling op deze inspanningen acht de SJenV op dit moment niet noodzakelijk, mede gelet op de huidige lage instroom in Griekenland. De inzet van alle betrokken organisaties en landen is gericht op het structureel te verbeteren van de opvang, procedures te versnellen en irreguliere migratie naar de Griekse eilanden te voorkomen. Hoewel de situatie nog altijd zorgelijk is, hebben deze inspanningen wel effect. Het aantal vluchtelingen en migranten op de Griekse eilanden is sinds begin dit jaar met meer dan 50% afgenomen.

Vraag (190):
Deelt de SJenV dat voor een effectief terugkeerbeleid migranten altijd onder besloten toezicht moeten worden geplaatst voorafgaand de uitzetting? Is zij bereidt zich hier in Europa sterk voor te maken?

Antwoord:
Terugkeer, inclusief gedwongen terugkeer, is een cruciaal onderdeel van een effectief migratiebeleid. Zoals de heer Bisschop terecht aangeeft is vreemdelingenbewaring daar een essentieel onderdeel van.
 
Vreemdelingenbewaring is tegelijkertijd ook het zwaarste middel dat de overheid kan inzetten. De oplegging van vreemdelingenbewaring is altijd een individuele afweging, die is ingekaderd door nationale en Europese wet- en regelgeving.
 
In lijn met het regeerakkoord is de SJenV voortdurend opzoek naar mogelijkheden om de toepassing van vreemdelingenbewaring te intensiveren. Zoals de SJenV uw Kamer tijdens het algemeen overleg van 24 september jl. heeft toegezegd, zal zij uw Kamer informeren over de juridische ruimte om vaker gebruik te kunnen maken van het middel vreemdelingenbewaring. Deze brief is thans in voorbereiding en wordt naar verwachting voor het einde van het jaar met uw Kamer gedeeld.

Ook in Europees verband zet Nederland in op deze lijn bij de aanpassing van de relevante Europese regelgeving

Vraag (191):
Kan er nog eens gekeken worden naar het uitstapprogramma prostitutie, is er genoeg ondersteuning, geld en materiaal?


Antwoord:

Dat kan en dat gebeurt ook al. Op 2 juli jl. is een motie aangenomen van de leden Bruins en Van der Graaf (CU) over maatwerk voor mensen die de prostitutie willen of moeten verlaten. In deze motie verzoeken de Kamerleden de regering in gesprek te gaan met relevante partners om onder meer een werkwijze te ontwikkelen voor maatwerk voor huisvesting, begeleiding, inkomen en arbeidsmarkttoeleiding voor mensen die noodgedwongen of vrijwillig de prostitutie verlaten. Hoewel de staatssecretaris van VWS deze motie uitvoert, is JenV hier nauw bij betrokken, evenals SZW, BZK en de VNG. Momenteel wordt in het kader van de motie onderzocht of de huidige uitstapprogramma’s dit maatwerk al voldoende kunnen leveren en of het aanbod voldoende aansluit bij de uitstapbehoefte van verschillende groepen prostituees. De bestaande uitstapprogramma’s en de centrumgemeenten die in het kader van de decentralisatie-uitkering uitstapprogramma’s prostituees (DUUP) vanaf begin volgend jaar verantwoordelijk zijn voor het (doen) uitvoeren van uitstapprogramma’s worden bij dit onderzoek betrokken. De staatssecretaris van VWS zal u voor het kerstreces nader informeren over de wijze waarop uitvoering wordt gegeven aan de motie.
 
Vraag (195):
Herkent de MJenV de zorgelijke signalen uit het VIK rapport? Hoe gaat de minister deze problemen aanpakken en beëindigen?

Antwoord:
Ja, deze signalen herkent de MJenV zoals hij ook aan uw Kamer heeft laten weten op 12 november 2020. De MJenV steunt de korpschef ook in de stappen die gezet worden, met als uitgangspunt rechtszekerheid, meer kwaliteit en een heldere scheiding tussen disciplinair en strafrechtelijk onderzoek. De veranderingen die de korpschef treft staan vermeld in deze brief, te denken valt bijvoorbeeld aan een verbeterde triage en meer protocollering.


Vragen van het lid Azarkan, F. (DENK)

Vraag (187):
Corona is ook een geweldscrisis. Huiselijk geweld en kindermishandeling nemen toe. Wat gaat de minister doen om deze meest kwetsbare groep te beschermen? Zet hij ook extra middelen in om dit te financieren/ ondersteunen?

Antwoord:
Uit de cijfers van politie en Veilig Thuis blijkt geen significante daling of stijging van het aantal gevallen van huiselijk geweld en kindermishandeling. Desondanks zijn er extra maatregelen getroffen. Hierover is uw Kamer voor de zomer geïnformeerd (Kamerstukken II 2019/20, 28345, nr 234). Zo is er onder meer een publiekscampagne gestart en heeft Veilig Thuis een chatfunctie geïntroduceerd. In deze brief is uw Kamer ook geïnformeerd over de extra middelen die beschikbaar zijn gesteld bij de voorjaarsnota.

Vraag (192):
Kunnen we de antisemitisme aanpak gebruiken voor bestrijding moslim haat? Kunnen moskeeën beter (wettelijk) beschermd worden tegen moslimhaat?

Antwoord:
De maatregelen gericht op de aanpak van discriminatie hebben bij uitstek onderlinge wisselwerking en synergie. Dus de aanpak van antisemitisme kan zeker een leereffect hebben op de aanpak van moslimhaat.

Het stelsel bewaken en beveiligen draagt zorg dat personen, objecten en diensten, zo veilig en zo ongestoord mogelijk kunnen functioneren, wanneer de dreiging en het risico daar aanleiding toe geven. Hierbij wordt geen onderscheid gemaakt, de dreiging en het risico zijn altijd leidend voor het treffen van passende maatregelen. De veiligheidspartners monitoren daarbij de dreiging richting islamitische instellingen scherp.
 
Vraag (193):
Kan de MJenV de Tweede Kamer nader informeren over het gebruik van AI bij de politie?

Antwoord:
De MJenV heeft uw Kamer vorig jaar brief gestuurd over inzet AI bij politie (26 643 en 32 761, nr. 652) en in februari dit jaar daar vragen van uw Kamer over beantwoord ( 26643 nr. 669). Hierin staat reeds aangegeven dat het CAS –net als het sensing project in Roermond overigens – geen AI bevat. De MJenV zal uw Kamer voor het kerstreces hier nader over informeren.

Vraag (194):
Wat is het wettelijke kader voor het gebruik van algoritmes bij opsporing? Welke instituten houden daar toezicht op?

Antwoord:
De eisen op het gebied van privacy die hier van toepassing zijn staan in de Politiewet 2012 (Pw) en de Wet Politiegegevens (Wpg). In projecten wordt altijd eerst beoordeeld binnen welke wettelijke kaders de data verzameld kan worden. Ook wordt er een gegevensbeschermingseffectbeoordeling (GEB of DPIA) opgesteld. Eerder in 2020 is ook het kwaliteitskader Big Data vastgesteld, waaraan nieuwe projecten getoetst dienen te worden. Afhankelijk van de context van de inzet van het algoritme kan dat bijvoorbeeld de Wpg (bij uitvoering van de politietaak), of de AVG (bij inzet in bijvoorbeeld bedrijfsvoeringscontext) zijn als er persoonsgegevens worden verwerkt. Als er geen sprake is van verwerking van persoonsgegevens kan er bijvoorbeeld gedacht worden aan de Politiewet 2012 of het Wetboek van Strafvordering.
 
De toezichthouder op het gebied van gegevensbescherming en privacy is de Autoriteit Persoonsgegevens (AP).