Schriftelijke antwoorden op vragen gesteld tijdens de eerste termijn van de begrotingsbehandeling van het Ministerie van Justitie en Veiligheid (35570-VI) op 25 november 2020
Brief regering
Nummer: 2020D48307, datum: 2020-11-26, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid
- Mede ondertekenaar: S. Dekker, minister voor Rechtsbescherming (Ooit VVD kamerlid)
- Mede ondertekenaar: A. Broekers-Knol, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid ()
Onderdeel van zaak 2020Z22827:
- Indiener: F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid
- Medeindiener: A. Broekers-Knol, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
- Medeindiener: S. Dekker, minister voor Rechtsbescherming
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2020-11-26 10:15: Begroting Justitie en Veiligheid (35570-VI) (voortzetting) (Plenair debat (wetgeving)), TK
- 2020-12-02 15:30: Procedures en brieven (videoverbinding) (Procedurevergadering), vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2021-02-04 13:45: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2021-03-31 14:45: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Overzicht Totaal vragen
Vragen van het lid Helder, L.M.J.S. (PVV)
Vraag (1):
De uitbreiding van de politie is niet geslaagd, wel heeft de politie
extra taken gekregen, bijvoorbeeld handhaving coronamaatregelen. Hoe
kijkt de minister hier zelf op terug?
Antwoord:
Dit kabinet investeert fors in politiecapaciteit. De operationele
formatie is in deze kabinetsperiode uitgebreid van 49.802 fte (ultimo
2017) naar 52.203 fte (doelformatie te bereiken in 2025). Er moet nog
ongeveer 1.500 fte uitbreiding in de bezetting worden gerealiseerd. Dit
zal nagenoeg volledig in de volgende kabinetsperiode gebeuren. Reeds bij
het aankondigen van de uitbreiding in 2017 heeft de MJenV aangekondigd
dat de uitbreiding een meerjarig perspectief kent (Kamerstukken II,
2016/17, 29 628, nr. 784). In het recent aan uw Kamer verzonden
Halfjaarbericht Politie heeft de MJenV de stand van zaken van deze
uitbreiding nader toegelicht (Kamerstukken II, 2020/21, 29 628, nr.
986). Naast de € 291 miljoen structureel om de capaciteit en instroom
weer op orde te brengen investeert het kabinet het volgende in de
politie:
15 miljoen structureel voor versterking van de zedenpolitie;
10 miljoen structureel voor versterking van de aanpak van mensenhandel;
40 miljoen structureel voor het MIT;
32 miljoen structureel voor versterking van het stelsel Bewaken & Beveiligen.
Daarnaast zijn een aantal incidentele investeringen gedaan:
Aanschaf stroomstootwapen (30 miljoen)
Extra versterking DKDB (10 miljoen)
Versterking aanpak cybercrime (6 miljoen)
Vraag (2):
Gaat de minister de neutraliteit in het politiekorps herstellen?
Antwoord:
De gedragscode lifestyle en neutraliteit is heel duidelijk: zichtbare
uitingen van geloofs- of levensovertuigingen, politieke overtuigingen of
andere vorm van lifestyle, die afbreuk doen aan de neutraliteit,
uitstraling en gezag van de politie, zijn niet toegestaan. Hierover
bestaat geen discussie, ook niet met de korpschef. Deze zijn niet
toegestaan.
Vraag (3):
De evaluatie van VIK is vernietigend. Wat gaat er gebeuren met agenten
die geslachtofferd worden?
Antwoord:
Het rapport van het korps zelf is kritisch. MJenV is blij met de
verandering die de korpschef inzet. De uitgangspunten van het vernieuwde
stelsel zijn rechtszekerheid, meer kwaliteit en een heldere scheiding
tussen disciplinair en strafrechtelijk onderzoek. Als er mensen niet
goed zijn behandeld is dat natuurlijk verschrikkelijk. De vraag of de
eindconclusie en eventuele disciplinaire straf terecht is, is
uiteindelijk aan de rechter in een beroepszaak. Als er nadelige gevolgen
zijn van niet goed uitgevoerd onderzoek, dan kan betrokkene daarover in
de lijn of als dat in de verhoudingen niet meer werkt via
vertrouwenspersonen of uiteindelijk de interne ombudsfunctionaris over
spreken. De politie gaat deze gesprekken waar nodig zeker aan.
Vraag (4):
Hoeveel zaken van agenten met PTSS lopen er in hoger beroep en erkent u
dat de korpsleiding een eigen koers vaart op dit dossier?
Antwoord:
Er lopen geen zaken in het kader van aansprakelijkheid PTSS in hoger
beroep. Op basis van een richtlijn is de korpschef op dit moment bezig
met de afdoening van (oude) restschadezaken. In het licht van de
contouren van het nieuwe stelsel wordt met de (oud) medewerkers
individuele gesprekken gevoerd waarbij de opbouw van het aanbod wordt
uitgelegd en getracht wordt op basis van individueel maatwerk tot een
passende oplossing te komen. Er wordt ruimhartig omgegaan met deze
zaken, maar omdat het smartengeld vaak al is toegekend en uitgekeerd aan
de (oud) medewerker dient een berekening van de schade en daaropvolgende
een verrekening met het reeds uitgekeerde smartengeld plaats te vinden.
Ook dit is individueel maatwerk. MJenV heeft vertrouwen in de
korpsleiding in de afdoening en heeft geen reden om te twijfelen aan de
validiteit van de berekeningen van de rekendeskundigen. Over de
afdoening van de (oude) restschadezaken en de uitvoering van het nieuwe
stelsel spreekt MJenV eind van dit jaar met de korpsleiding. Vóór 4
december informeert MJenV uw Kamer over de uitwerking van het nieuwe
stelsel en de afdoening van (oude) restschadezaken.
Vraag (5):
Is de minister bekend met de berekeningen van de rekendeskundigen die
zelf door de politie zijn vastgesteld?
Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 4.
Vraag (6):
Kan de minister nog meer doen aan ondermijning los van wat hij nu
voorstelt?
Antwoord:
Met het huidige pakket aan versterkingen vanuit het regeerakkoord, het
brede offensief en een omvangrijke wetgevingsagenda ligt er een stevige
basis voor de langjarige aanpak van ondermijning. Natuurlijk zijn er
extra zorgen vanwege de gevolgen van corona. Aansluitend bij de motie
van het lid Heerma cs. ingediend tijdens het debat
Infectieziektebestrijding van 18 november jl., wordt uitvoering gegeven
aan het gevraagde onderzoek of criminele ondermijning toeneemt onder
druk van de coronacrisis. Tevens wordt gekeken naar mogelijkheden om een
meldpunt in te richten. In december wordt een brede social media
campagne gelanceerd voor heel ondernemend Nederland met als doel om
bedrijven weerbaar te maken en handreikingen te geven tegen
kwetsbaarheden in verband met corona. De branches en MKB Nederland
worden hierbij betrokken. Recent is MJenV in samenwerking met
Koninklijke Horeca Nederland en het Centrum voor Criminaliteitspreventie
en Veiligheid al een social media campagne gestart. Deze campagne kent
een groot bereik.
Vraag (7):
Is de minister bereid om nieuwe personen binnen politie het
contourenstelsel te laten begeleiden?
Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 4.
Vraag (8):
Klopt het dat de commissie buitensporigheid niet meer in werking is? Wat
betekent het voor de besluiten die door de rechtbank zijn gemaakt op
adviezen van deze commissie, als deze commissie niet rechtsgeldig is?
Komen deze met terugwerkende kracht te vervangen? Gaat de minister een
onafhankelijke commissie opstellen?
Antwoord:
Er wordt nu geen gebruik meer gemaakt van de commissie buitensporigheid
omdat de expertise nu op adequaat niveau is. De rechter neemt
zelfstandig een besluit. De commissie gaf een advies waarbij werd
uitgegaan van de criteria die zijn uitgewerkt in de jurisprudentie van
de Centrale Raad van Beroep. Deze criteria worden ook door de adviseurs
binnen de politie gehanteerd.
Vraag (9):
Gaat MJenV in de bestrijding van drugscriminaliteit eindelijk zijn
tanden laten zien?
Antwoord:
Sinds het aantreden van dit kabinet is de aanpak van georganiseerde
ondermijnende criminaliteit topprioriteit. De aanpak is de afgelopen
jaren sterk geïntensiveerd, met onder andere de regionale
versterkingsplannen. Het terugdringen van ondermijning vergt echter een
lange adem, waar we dan ook vol op inzetten. De aanpak bestaat uit
oprollen, afpakken en voorkomen. Sinds de vorige begrotingsbehandeling
zijn er met de aanhoudingen van Ridouan T. en Saïd R. en de ontmanteling
van Encrochat ook grote operationele successen geboekt in de strijd
tegen drugscriminaliteit.
Vraag (10):
Wat gaat de minister doen met het wetsvoorstel synthetische stoffen in
de Opiumwet?
Antwoord:
In de eerste plaats wordt de productie van bepaalde chemicaliën die als
grondstof dienen voor de zogenoemde designerdrugs - de zogeheten
precursoren - strafbaar gesteld. Het wetsvoorstel versterking
strafrechtelijke aanpak van ondermijnende criminaliteit bevat een verbod
op illegale precursoren voor synthetische drugs. Deze precursoren worden
op een lijst geplaatst. Dit wetsvoorstel is inmiddels in behandeling bij
uw Kamer.
In de tweede plaats zijn staatssecretaris Blokhuis en MJenV voornemens
de Opiumwet uit te breiden met een lijst van verboden stofgroepen.
Daarmee worden synthetische drugs eenvoudiger te verbieden. Dan kan
efficiënter worden opgetreden tegen nieuw op de markt verschijnende
stoffen, die maar marginaal verschillen van reeds verboden stoffen. Het
betreffende conceptwetsvoorstel is in voorbereiding bij VWS en
JenV.
Het kabinet is vastbesloten de georganiseerde ondermijnende
drugscriminaliteit aan te pakken. Met de productie van synthetische
drugs wordt heel veel geld verdiend.
Vraag (11):
Gaat de minister een einde maken aan het feit dat het uitgekeerde
smartengeld in mindering wordt gebracht op de restschade bij het
PTSS-stelsel.
Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 4.
Vragen van het lid Dijk, E. van (PVV)
Vraag (12):
Wordt het geen tijd voor sancties jegens Marokko, zoals bijvoorbeeld het
opleggen van een inreisverbod voor Marokkanen, het intrekken van de
landingsrechten van Royal Air Maroc, het bevriezen van tegoeden van
hoogwaardigheidsbekleders, het ontbieden van en naar huis sturen van de
Ambassadeur van Marokko?
Antwoord:
In een brede relatie met soms wederzijds diverse belangen zijn er
logischerwijs ook onderwerpen waar niet vanzelfsprekend overeenstemming
over bestaat.
Bekend is dat de samenwerking op terugkeer onvoldoende is.
De inzet van het kabinet, bilateraal, maar ook in EU-kader, is gericht
op dialoog met Marokko op verschillende niveaus om de samenwerking in
den brede te verbeteren. Samenwerking op migratie, waaronder terugkeer,
is hiervan onderdeel. Er is voortdurend contact op verschillende niveaus
met Marokko, waarbij BZ in the lead is. Daarbij wordt ook de intentie
voor versterkte dialoog op het gebied van migratie en terugkeer onder de
aandacht gebracht.
De beperkingen inzake het COVID-19 virus hebben - helaas - een negatieve
impact gehad op de uitvoering van deze inzet. Zoals ook voor Nederland
geldt, ligt de focus voor Marokko op het onder controle brengen van de
COVID-pandemie en, in een eerdere fase, repatriëring van gestrande
reizigers. Het lagere tempo dat het gevolg is van deze omstandigheid
doet niets af aan de inzet.
Vragen van het lid Becker, B. (VVD)
Vraag (13):
Kan het kabinet het plan voor een mini-schengen voorbereiden en
uitwerken?
Antwoord:
De Nederlandse inzet is allereerst gericht op het versterken van
Schengen en gezamenlijk in Europees verband een eventuele crisis het
hoofd bieden, zoals dat nu ook gebeurt in het kader van de coronacrisis.
Om het migratievraagstuk verder te brengen trekt Nederland op met
gelijkgezinde Schengenstaten. Er wordt ingezet op betere
informatiedeling en coördinatie van grensbeheer op Europees en nationaal
niveau. Ook wordt een actieve bijdrage geleverd aan het ondersteunen van
Frontex en de landen die de buitengrens van EU en Schengen vormen. In
dit verband wil de SJenV ook wijzen op de verordeningen op het gebied
van grenzen en veiligheid, zoals het Entry Exit Systeem, die de komende
jaren worden geïmplementeerd en de versterking van zowel de capaciteit
als het mandaat van Frontex. De Commissie komt daarnaast begin 2021 met
een Schengenstrategie om de Schengenruimte verder te versterken. Er
bestaan overigens nu al mechanismen om nationaal te handelen bij
crisissituaties aan de buitengrenzen maar ook aan de Nederlandse
binnengrenzen. Zo kunnen de mobiele controles van de KMar opgeschaald
worden bij een hoge instroom, dat gebeurde in 2015-2016 en meer recent
is bij de corona-pandemie ook actief ingezet op grenzen. Verder zet
Nederland in op nauwere samenwerking met buurlanden Duitsland en
België.
Veel van de elementen uit het voorstel van mw. Becker om in een
nationaal crisisplan voor migratie de inzet op maatregelen scherp neer
te zetten, komen terug in de huidige Integrale Migratieagenda[1] van het
kabinet. Deze bevat verschillende elementen die zien op het
crisisbestendig maken van de Nederlandse migratieketen, de keten
flexibeler te organiseren, de opvang sober in te richten en versterking
van onze en ook de Europese buitengrenzen. Maar ook de Nederlandse
plannen om de samenwerking met derde landen te versterken: opvang in de
regio te verbeteren, de Nederlandse inzet op meer terugkeer en het
aanpakken van mensensmokkel en andere vormen van irreguliere migratie.
Deze plannen sluiten aan bij de lijn van mw. Becker.
[1] Kamerstuk II, 2017/2018, 19637, nr. 2375.
Vraag (14):
Hoe kunnen we als Nederland zelf afspraken maken over irreguliere
migratie in samenhang met de agenda van BHOS?
Antwoord:
Nederland zet zich - conform de integrale migratieagenda (Kamerstuk II,
2017/2018, 19637, nr. 2375) - in voor preventie van irreguliere migratie
en het verbeteren van terugkeer, naast natuurlijk opvang
van vluchtelingen in de regio. Zo komt ontwikkelingssamenwerking in
belangrijke herkomst- en transitlanden ten goede aan de inzet om
grondoorzaken voor irreguliere migratie weg te nemen en opvang in de
regio verder te verbeteren. Ook heeft Nederland, in het kader van de
OS-relatie, dialogen met veel relevante landen die helpen de
migratiesamenwerking verder te verstevigen. Dit geheel draagt bij aan
minder irreguliere migratie.
Vraag (15):
Klopt het dat het binnen 8 dagen in behandeling nemen van herhaalde
asielaanvragen niet lukt?
Antwoord:
Herhaalde asielaanvragen moeten met een aanvraagformulier in persoon
worden ingediend in Ter Apel. Na indiening van de aanvraag wordt deze
aanvraag onverwijld en veelal dezelfde dag nog beoordeeld op
volledigheid. Dat wil zeggen: is het aanvraagformulier volledig
ingevuld, zijn alle bewijsstukken bijgevoegd, etc. Indien een aanvraag
onvolledig is, wordt in beginsel een week herstelverzuim geboden. Indien
de aanvraag niet compleet wordt gemaakt binnen deze termijn, wordt deze
na die week buiten behandeling gesteld. Bij volledige aanvragen wordt
beoordeeld of een gehoor noodzakelijk is of dat de aanvraag schriftelijk
op stukken kan worden afgedaan. Aanvragen waar geen gehoor noodzakelijk
is worden met voorrang ingepland voor behandeling in de
eendagstoetsprocedure.
Vraag (16):
Kan de staatssecretaris een realistische planning geven en aangeven
wanneer de achterstanden zijn weggewerkt?
Antwoord:
Het is de prioriteit van SJenV om ervoor te zorgen dat de achterstanden
die zijn ontstaan op spoor 4 worden weggewerkt, ervoor te zorgen dat de
IND weer in een rustig vaarwater komt en ervoor te zorgen dat iedereen
die een asielaanvraag heeft ingediend zo snel mogelijk weet waar hij aan
toe is. Dit blijft onverkort de inzet. Op dit moment werkt de Taskforce
samen met de IND om te komen tot een realistisch plan om de
achterstanden medio 2021 weg te hebben gewerkt. Over de inhoud van dit
plan zal de Tweede Kamer in de derde voortgangsbrief over de Taskforce,
voor eind december, geïnformeerd worden.
Vraag (17):
Niet willen vertrekken of liegen over motieven moet niet lonen. Weet de
SJenV of het doen van aangifte een effectief middel kan zijn?
Antwoord:
In de beantwoording van de schriftelijke Kamervragen van lid Becker over
de Oegandese asielzoekers d.d. 4 november 2020, heeft de SJenV uw
Kamer reeds meegedeeld dat deze vraag meegenomen zal worden in het
onderzoek naar de bestaande toetsingskaders voor intrekkingen en de
daarmee samenhangende bredere geloofwaardigheidsbeoordeling van
asielmotieven (Aanhangsel van de Handelingen 2020/21, nr. 669).
Aan het onderzoek gaat een departementale analyse vooraf. Deze wordt
momenteel uitgevoerd. De SJenV zal uw Kamer begin 2021 informeren over
de uitkomsten van deze analyse en de wijze waarop het onderzoek verder
zal worden uitgevoerd.
Vraag (18):
Zijn we verplicht om beroep toe te staan bij herhaalde aanvragen?
Antwoord:
Ja, hiertoe is Nederland verplicht. Het recht op beroep bij herhaalde
asielaanvragen volgt rechtstreeks uit de Procedurerichtlijn (artikel 46)
en uit het EVRM (artikel 13). Ook ons nationale bestuursrechtelijke
stelsel is gebaseerd op het gegeven dat een besluit van een
overheidsorgaan kan worden voorgelegd aan de onafhankelijke rechter. Het
kabinet onderschrijft het belang om een besluit van, in dit geval de
IND, te kunnen laten beoordelen door de rechter. Wel is het van belang
dat de vreemdeling niet in alle gevallen het beroep in Nederland mag
afwachten. Het gaan dan om situaties waarin herhaalde asielaanvragen
niet-ontvankelijk worden verklaard vanwege het ontbreken van nieuwe
elementen of bevindingen en waarbij bijvoorbeeld de asielaanvraag is
ingediend louter om de terugkeer te vertragen of te verhinderen.
Vraag (19):
Is de SJenV bereid een resultaatsverplichting te koppelen aan de OZV
subsidies? Kunnen we dit niet beter aan het IOM overlaten?
Antwoord:
Het laten vertrekken van vreemdelingen is lastig en het besluit van
migranten om zelfstandig te vertrekken is van vele factoren afhankelijk.
Ook na veel inspanning van de organisatie kan een vreemdeling
uiteindelijk alsnog besluiten om niet te vertrekken. Dat is deze
organisaties veelal niet aan te rekenen.
Dit wil niet zeggen dat de subsidie vrijblijvend wordt verstrekt. Voor
de subsidie wordt verstrekt, worden diverse eisen gesteld waaraan
projecten moeten voldoen. Alleen projecten waarvan het de verwachting is
dat deze leiden tot het aantoonbaar vertrek van vreemdelingen, komen
voor subsidie in aanmerking. Bij het toekennen van subsidie worden
eerder behaalde resultaten nadrukkelijk meegewogen. Ook is er een norm
gesteld voor de gemiddelde kosten per teruggekeerde vreemdeling. Als het
niet lukt om daarbinnen te blijven heeft dit gevolgen voor de
subsidieontvanger.
Ook gedurende de uitvoering van de projecten wordt door de DT&V via
de beoordeling van tussentijdse rapportages en monitorbezoeken
gecontroleerd of de projecten op schema liggen of niet en of
subsidieontvangers zich houden aan de gemaakte afspraken. Hiermee wordt
wel scherp op resultaat gestuurd. De subsidierelatie kan na
tegenvallende resultaten beëindigd worden of voor een nieuw
project(voorstel) wordt substantieel minder of geen subsidie verstrekt.
De DT&V blijft hier scherp op letten.
Hoewel de IOM verantwoordelijk is voor een belangrijk deel van het
zelfstandig vertrek uit Nederland, blijft
de staatssecretaris ook subsidie verstrekken aan NGO’s die ondersteuning
bieden bij terugkeer naar het land van herkomst. De meerwaarde van deze
projecten zit in het feit dat deze organisaties soms toegang hebben tot
vreemdelingen die de IOM en de DT&V niet weten te bereiken. Uit de
evaluatie die vrijdag 20 november jl. naar de Kamer is gestuurd, blijkt
dat de projecten bijdragen aan draagvlak en samenwerking.
Vraag (20):
Wat vindt de SJenV van het Zwitsers model, waar advocaten niet worden
betaald voor uren maar voor het proces?
Antwoord:
In het Zwitserse model krijgt een rechtsbijstandverlener een vastgesteld
bedrag voor alle fases en alle procedures die in een asielzaak worden
gevoerd. Voor de vraag of het Zwitserse model in Nederland mogelijk is,
is relevant dat Zwitserland, anders dan Nederland, geen standaard
gefinancierde rechtsbijstand kent voor on- of minvermogenden en
daarnaast niet is gebonden aan de Procedurerichtlijn, die voorschrijft
dat vanaf de beroepsfase wordt voorzien in gesubsidieerde
rechtsbijstand. Hoewel het Zwitsers model dus niet één op één over te
nemen is, zijn er wel andere mogelijkheden. Dit kabinet is gestart met
het programma stelselvernieuwing rechtsbijstand waarvoor bij
gefinancierde rechtsbijstand naar oplossingen in de vorm van
rechtshulppakketten wordt gekeken. Bezien wordt op welke wijze ook
rechtsbijstand op het gebied van asiel en migratie hierbij kan worden
betrokken.
Vraag (21):
Hoe staat met het de woonruimte voor statushouders? Hoe staat Ollongren
met haar zoektocht naar meer woonruimte bij gemeenten? Hoe wordt
voorrang van statushouders op andere mensen die op de wachtlijst staan
voor een sociale huurwoning voorkomen?
Antwoord:
Er verblijven op dit moment circa 7.600 vergunninghouders bij het COA.
Nadat zij aan een gemeente zijn gekoppeld, is het van belang dat zij zo
snel mogelijk doorstromen naar huisvesting in een gemeente teneinde een
goede start te maken met hun integratie- en participatie in Nederland.
De aanhoudende krapte op de woningmarkt maakt het voor gemeenten echter
lastig om vergunninghouders tijdig te huisvesten.
Daarom hebben de leden van Landelijke Regietafel Migratie en Integratie,
onder voorzitterschap van de Minister van Binnenlandse Zaken en
Koninkrijksrelaties (BZK) en waarvan ook de Staatssecretaris deel
uitmaakt, een pakket aan ondersteuningsmaatregelen voor gemeenten
aangekondigd. U kunt dan denken aan de inzet van een programmamanager
bij het ministerie van BZK om te helpen bij de huisvestingsopgave, meer
gebruik van zogeheten 'tussenvoorzieningen' en het verstrekken van een
bonus aan gemeenten bij snelle huisvesting. De volledige set maatregelen
is op 3 november jl. met uw Kamer gedeeld en wordt op dit moment verder
uitgewerkt.
Specifiek ten aanzien van het punt van voorrang van vergunninghouders
het volgende. Tot 1 juli 2017 waren vergunninghouders in de
Huisvestingswet opgenomen als verplichte urgentiecategorie. Met het in
werking treden van de ‘Wet tot wijziging van de Huisvestingswet 2014
inzake de huisvesting van vergunninghouders’ zijn vergunninghouders als
verplicht urgente categorie uit de Huisvestingswet geschrapt. Daardoor
is de gemeenteraad, in geval urgentiecategorieën in de
huisvestingsverordening zijn opgenomen, niet meer verplicht om
vergunninghouders hierin op te nemen. De taakstelling blijft dan
uiteraard wel van kracht.
Vraag (22):
Kan de SJenV gemeenten aan de afspraken houden over de opvang van
illegalen en eventueel geld korten als gemeenten dat niet doen?
Antwoord:
Volgend op de samenwerkingsafspraak met de Vereniging Nederlandse
Gemeenten zijn in vijf gemeenten pilot-LVV’s gestart. Er wordt gewerkt
aan een nog betere naleving van de afspraken. Hierbij is van belang te
vermelden dat volgens de convenanten er in uitzonderlijke gevallen
besloten kan worden om een vreemdeling die niet voldoet aan de doelgroep
toch toe te laten en het volgens de convenanten geen verplichting is om
de Bed, Bad en Broodvoorziening te sluiten. Niettemin wordt er met de
gemeenten waar afwijkingen in de werkwijze zijn geconstateerd gesproken
om deze afwijkingen weg te werken. Met Utrecht lopen constructieve
gesprekken voor een versnelde oplossing van de aanwezige gezinnen. Met
Eindhoven lopen gesprekken om de uitvoering van de pilot dichter bij de
landelijke werkwijze te brengen.
De LVV betreft een ontwikkelprogramma waarin Rijk en gemeente
gezamenlijk aan een optimale werkwijze werken. Als blijkt dat een
werkwijze niet tot resultaten leidt, hebben gemeenten er ook geen belang
bij om deze werkwijze voort te zetten. Een voorbeeld hiervan buiten de
LVV is de Dublin-pilot van de gemeente Amsterdam die eerder deze week
dan ook is stopgezet door de gemeente. In een ontwikkelfase is het
effectiever om goed samen te werken en lessen te trekken uit die
verscheidene pilots.
De mogelijkheid ontbreekt om de financiering vanuit Rijk naar gemeenten
nu te stoppen. Gemeenten worden voor de pilotfase in de periode
2019-2021 vanuit het Rijk gefinancierd voor de uitvoering van de
pilot-LVV’s via de decentralisatie-uitkering van het gemeentefonds. De
bedragen zijn vastgelegd in de meicirculaire van 2019.
Decentralisatie-uitkeringen zijn beleids- en bestedingsvrij en er vindt
geen verantwoording naar het Rijk plaats.
Vraag (23):
Hoe zit het met politiecapaciteit rondom AZC's? Kan de MJenV in beeld
brengen hoe dit op sterkte te krijgen?
Antwoord:
Hoewel politiecapaciteit per definitie schaars is, wordt er door de
lokale driehoek op gestuurd dat er overal voldoende capaciteit aanwezig
is. Wanneer er in een bepaalde gemeenten tijdelijk meer
politiecapaciteit nodig is, zijn er mogelijkheden om zowel binnen de
betreffende politieeenheid als tussen eenheden tijdelijk extra
capaciteit in te roepen. Zaken met betrekking tot de lokale veiligheid
en verdeling van de sterkte binnen de eenheid worden eerst en vooral in
de lokale driehoek en binnen de betrokken regio besproken. Dit geldt ook
voor de capaciteit rondom AZC's.
Vraag (24):
Kan de DT&V gaan rapporteren in hoeveel van de casussen sprake is
van aantoonbaar vertrek? En dan het liefst na 1 jaar, 2 jaar en na 5
jaar? Dan weten we ook of het effectief is en hoeveel mensen aantoonbaar
vertrekken.
Antwoord:
De DT&V kan rapporteren over het aantal casussen waarbij sprake is
van aantoonbaar vertrek. Daarbij kan ook onderscheid worden gemaakt in
jaren. De effectiviteit van de terugkeer kan echter niet alleen worden
beoordeeld aan de hand van de doorlooptijden. Meerdere factoren kunnen
van invloed zijn op het succesvol effectueren van vertrek en de termijn
waarbinnen dat gebeurt. Denk hierbij aan het al dan niet meewerken van
de vreemdeling, het indienen van herhaalde asielaanvragen, voorlopige
voorzieningen, uitstel van vertrek op medische gronden, waardoor iemand
tijdelijk niet verwijderbaar is. Maar bijvoorbeeld ook het langdurig
uitblijven van afgifte van reisdocumenten voor gedwongen vertrek. Een
deel van deze factoren is niet (direct) beïnvloedbaar door de DT&V
en is lastig te kwantificeren. Voor de komende reguliere rapportages aan
de Kamer, zoals de Rapportage Vreemdelingenketen, zal worden betrokken
hoe hierin meer inzicht kan worden geboden.
Vraag (25):
Is de SJenV daarnaast bereid om onderzoek te doen naar een
toegangsverbod voor overlastgevers op de Vechtdallijn?
Antwoord:
Om effectief op te kunnen treden tegen overlastgevende reizigers, kunnen
vervoerders een reisverbod opleggen aan reizigers. Bij het opleggen van
reisverboden gaat het om situaties waarin geweld tegen personeel van de
vervoerder wordt gepleegd of wanneer sprake is van structurele of
ernstige overlast die de sociale veiligheid van de reizigers in het
gedrang brengt. Arriva onderzoekt de mogelijkheden om dit te gaan
doen.
Vraag (26):
Kan de SJenV toezeggen dat gemeenten wel azcers op willen vangen maar
geen veiligelanders willen faciliteren?
Antwoord:
Het openen van een opvanglocatie vergt veel van met name gemeenten.
Voordat een opvanglocatie wordt geopend, gaat het COA daarom in overleg
met gemeenten over diverse afspraken over het azc. Recentelijk is aparte
en sobere opvang voor asielzoekers uit veilige landen gerealiseerd.
Vooralsnog is deze opvang niet toereikend voor alle veilige landers. Het
is daarom zaak dat deze groep ook op andere locaties kan worden
opgevangen. Het is in dit verband belangrijk om te benoemen dat het COA
de wettelijke taak heeft om asielzoekers op te vangen en te begeleiden,
ongeacht het type asielzoekers. Deze taak kan worden teruggevoerd op de
juridische verplichting die Nederland ingevolge de EU-Opvangrichtlijn
heeft. Volgens die richtlijn hebben veilige landers namelijk recht op
opvang en is Nederland gehouden aan het bieden van opvang. Het kan
daarom niet zo zijn dat gemeenten bedingen dat zij geen veilige landers
willen opvangen. Het COA gaat met maximale welwillendheid met gemeenten
het gesprek aan over het openen van een opvanglocatie en onder welke
voorwaarden.
Vraag (27):
Is de SJenV bereid om aanpassingen m.b.t. het delen van gegevens van
overlastgevers te doen naar sectorale wetgeving over de AVG?
Antwoord:
Onder de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) mogen
persoonsgegevens niet zomaar gedeeld worden, ook niet binnen de
overheid. Voor de uitwisseling van persoonsgegevens tussen partijen
binnen de migratieketen, inclusief de AVIM, is reeds een wettelijke
basis. Tussen deze partijen mag informatie ten behoeve van de aanpak van
overlastgevers dan ook worden besproken en gedeeld. Dit is bestaande
praktijk in de aanpak van overlastgevers. Thans wordt in het kader van
de aanpak van overlastgevende asielzoekers bekeken hoe bepaalde
vreemdelingrechtelijke informatie over overlastgevende asielzoekers kan
worden gedeeld met gemeenten, politie en het Openbaar Ministerie.
Daarbij wordt gekeken naar mogelijkheden als het afsluiten van
convenanten of indien nodig het aanpassen van wetgeving.
Vraag (28):
Wanneer zijn de dwangsommen verleden tijd? Wanneer worden de verhoren
samengevoegd?
Antwoord:
Het voorstel is in de afgelopen periode voorgelegd voor publieke
consultatie. Het streven is om het voorstel definitieve wet Dwangsom zo
spoedig mogelijk in te dienen bij de Tweede Kamer. Het voorstel moet
voorafgaand aan deze indiening voor advisering worden voorgelegd aan de
Raad van State. De inwerkingtreding van de definitieve wet Dwangsom voor
alle zaken op grond van de Vreemdelingenwet 2000 is afhankelijk van de
behandeling in de Tweede en Eerste Kamer. Voor het samenvoegen van het
aanmeld- en eerste gehoor is een wijziging in het Vreemdelingenbesluit
nodig. Ook dit voorstel is de afgelopen periode voorgelegd voor publieke
consultatie. De SJenV verwacht dat de publicatie in het Staatsblad zo
spoedig mogelijk zal plaatsvinden. Het voorstel moet voorafgaand aan
publicatie worden voorgelegd voor advisering aan de RvS.
Vraag (29):
Kan er een apart artikel komen in het wetboek van strafrecht tegen
huwelijkse uitbuiting?
Antwoord:
In een situatie van huwelijkse uitbuiting kan er reeds vervolgd worden
voor diverse misdrijven. Afhankelijk van de omstandigheden kan sprake
zijn van dwang (artikel 284 Sr) of wederrechtelijke vrijheidsberoving
(artikel 282 Sr). Ook kan sprake zijn van mensenhandel (artikel 273f
Sr).
Zoals tijdens het WGO op 9 november jl. door de MRb is toegezegd, wordt
momenteel in samenspraak met ketenpartners en wetenschappers verkend of
en, zo ja, hoe een wijziging van de strafbaarstelling van mensenhandel
zou kunnen bijdragen aan de bestrijding van handel in en uitbuiting van
mensen, en het profiteren daarvan. Vragen rondom de strafrechtelijke
aanpak van huwelijkse uitbuiting - en de mogelijke versterking daarvan -
zullen bij die verkenning worden betrokken.
Tegen die achtergrond is een specifieke strafbaarstelling van huwelijkse
uitbuiting niet nodig, omdat de verschillende verschijningsvormen
daarvan nu al onder de genoemde strafbaarstellingen kunnen vallen.
Vraag (30):
De AZC’s zitten al vol met rechtmatige statushouders die niet opgevangen
kunnen worden. Kan de Staatssecretaris kijken naar gemeenten die royaal
asielzoekers willen opnemen en daar prioriteit aan geven?
Antwoord:
Vergunninghouders dienen normaliter binnen 14 weken na
vergunningverlening gehuisvest te worden in een gemeente. De gemeente
moet daarbij zorgdragen voor passende woonruimte. Momenteel stromen
vergunninghouders vaak pas na 19 weken uit en een grote groep
vergunninghouders (ca. 1.000), waarbij familie nareist, zelfs pas na 26
weken.
De aanwezigheid van een grote groep vergunninghouders die te lang in de
COA-opvang verblijft, drukt logischerwijs op de bezetting van het
COA. Daarom onderzoekt het Rijk de mogelijkheden om gemeenten te
ondersteunen, bijvoorbeeld door financieel te stimuleren om
vergunninghouders versneld te huisvesten. Gemeenten kunnen er
bijvoorbeeld voor kiezen om deze bonus in te zetten om creatieve
oplossingen om statushouders te huisvesten te financieren.
Ook andere financiële impulsen om gemeenten te stimuleren om
vergunninghouders versneld te huisvesten worden verkend. Voor 2020 heeft
het ministerie van BZK 50 mln. beschikbaar gesteld voor het huisvesten
van kwetsbare groepen, waaronder vergunninghouders. Het ministerie van
BZK beziet in hoeverre het mogelijk is om een dergelijke regeling
opnieuw beschikbaar te stellen voor 2021.
Vraag (31):
Wat vindt de SJenV van het idee om de huwelijkspartner beter in staat te
stellen om inzicht te verkrijgen in het strafbaarheidsverleden van haar
beoogde huwelijkspartner? Het kennisnemen van het reilen en zeilen van
jouw huwelijkspartner zou dan bijvoorbeeld ook onderdeel kunnen worden
van de voorinburgering.
Antwoord:
Voorinburgering komt in de asielprocedure aan de orde. In de module
Kennis van de Nederlandse Maatschappij wordt aandacht besteed aan onze
vrije samenleving en de rechten die daarbij horen. Hierbij is er
aandacht voor onze normen, waarden en omgangsvormen en wordt ingegaan op
onderwerpen als gelijkheid, huiselijk geweld en zelfbeschikking.
Vraag (32):
Wat is de mogelijkheid om bij te dragen aan het voorkomen van
huwelijksdwang van jonge meisjes? En hoe kan daar tegelijkertijd op -
als het nodig is - ingegrepen worden binnen het huidige juridische
systeem?
Antwoord:
In de actieagenda schadelijke praktijken van MRb en de staatssecretaris
van VWS staan verschillende maatregelen die worden uitgevoerd om
praktijken zoals huwelijksdwang en kindhuwelijken te voorkomen. Zo
wordt voor de zomer van 2021 een voorlichtingscampagne gestart om
potentiële slachtoffers voor te lichten. Zoals eerder aan uw Kamer
gemeld, zijn er al veel juridische mogelijkheden om huwelijksdwang te
voorkomen en aan te pakken (Kamerstukken II 2019/20, 28 345 nr 234).
Ter uitvoering van een motie van de VVD en de CDA heeft MRb de
Landsadvocaat gevraagd om een advies te geven hoe potentiële
slachtoffers van huwelijksdwang en achterlating beter kunnen worden
beschermd binnen het huidige wettelijk kader. Dit advies wordt begin
2021 aan uw Kamer toegestuurd.
Zoals opgenomen in de actieagenda worden de mogelijkheden onderzocht om
kindhuwelijken niet langer te erkennen, ook niet als de partners
inmiddels meerderjarig zijn. Niet erkenning heeft overigens ook grote
consequenties voor betrokkenen. Daarom is over de uitwerking hiervan
advies gevraagd aan de Staatscommissie Internationaal Privaatrecht en de
Adviescommissie voor vreemdelingenzaken. MRb verwacht uw Kamer in de
loop van 2021 te melden hoe de niet-erkenning vorm zal worden
gegeven.
Vraag (33):
Kan er iets gedaan worden tegen mannen die keer op keer nieuwe vrouwen
naar Nederland halen?
Antwoord:
De IND kan, in het geval dat de referent al een aantal keer achtereen
toelating heeft gevraagd voor een partner, onderzoeken of er sprake is
van een schijnhuwelijk of een schijnrelatie. Als daar inderdaad sprake
van is, kan de aanvraag worden afgewezen.
Als de referent een vreemdeling is en hij wordt veroordeeld voor een
strafbaar feit, kan beoordeeld worden of zijn verblijfsrecht kan worden
ingetrokken. Wordt het verblijfsrecht ingetrokken dan is het ook niet
langer mogelijk verblijf voor een partner aan te vragen. De EU-richtlijn
gezinshereniging biedt geen ruimte om nadere eisen te stellen ten
aanzien van het aantal partners. Wanneer iemand scheidt van een eerdere
partner en hij voldoet aan de voorwaarden voor gezinsvorming is het
mogelijk een nieuwe partner te laten overkomen.
Vraag (34):
Kan de SJenV aangeven hoe het staat met de uitvoer van de motie over een
plan van aanpak tegen illegaliteit?
Antwoord:
De SJenV streeft ernaar de Kamer nog dit jaar te informeren over de
uitvoering van de motie van lid Becker (VVD) inzake de aanpak van
illegaliteit.
Vraag (35):
Hoe staat het met de toekomst van de asielketen en haar medewerkers?
Zijn zij voldoende toegerust?
Antwoord:
Het is de inzet van de SJenV om door te gaan met structurele versterking
van de migratieketen om goed te kunnen anticiperen op de instroom van
asielzoekers. Dit gebeurt parallel aan het wegwerken van de
achterstanden bij de IND. De asielketen staat voor een aantal grote
uitdagingen op korte en lange termijn. De problematiek bij de IND is
hardnekkiger en langduriger dan eerder werd aangenomen. De noodzakelijke
quarantaine- en coronamaatregelen maken het werk lastiger. Dit heeft ook
zijn weerslag op alle medewerkers in de migratieketen. Daarnaast zijn we
vanuit het departement in overleg met de uitvoeringsorganisaties om de
capaciteit en deskundigheid optimaal te benutten. Zo worden de
organisaties van de migratieketen gevraagd zich flexibel te organiseren
om goed te kunnen anticiperen op fluctuaties in de instroom. Hierbij
wordt ook nadrukkelijk samenwerking met ketenpartners opgezocht.
Daarnaast wordt er door uitvoeringsorganisaties geïnvesteerd in duurzame
en flexibele inzetbaarheid van medewerkers door opleidingen en
programma’s gericht op doorontwikkeling van (nieuw) talent en verbreding
én verdieping van deskundigheid.
Vraag (37):
Wanneer kan de Kamer het definitieve wetsvoorstel met betreffing tot de
dwangsommen verwachten?
Antwoord:
Het voorstel definitieve wet Dwangsom is in de afgelopen periode
voorgelegd voor publieke consultatie. Het streven is om het voorstel zo
spoedig mogelijk in te dienen bij de Tweede Kamer. Het voorstel moet
voorafgaand aan deze indiening voor advisering worden voorgelegd aan de
Raad van State.
Vraag (51):
Ziet het kabinet ook de meerwaarde van een nationaal plan voor
migratie?
Antwoord:
De SJenV begrijpt de gedachte achter dit voorstel van mw. Becker en
deelt haar mening dat het belangrijk is om dit soort zaken scherp te
hebben. Veel van deze elementen komen ook terug in de Integrale
Migratieagenda (Kamerstuk II, 2017/2018, 19637, nr. 2375) van het
kabinet: die bevat verschillende elementen die zien op het
crisisbestendig maken van de Nederlandse migratieketen, de keten
flexibeler te organiseren, versterking van onze eigen grenzen en ook EU
buitengrenzen enz. Maar ook plannen om de samenwerking met derde landen
te versterken: opvang in de regio te verbeteren, de inzet op meer
terugkeer en het aanpakken van mensensmokkel en andere vormen van
irreguliere migratie. Daarnaast is de kabinetsinzet in Europa ook scherp
neergezet in de beleidsnotitie Renewed European agenda on migration
(Bijlage bij Kamerstuk II, 21501-20, nr.1450) en de BNC-fiches
(Kamerstukken II 22112, nummers 2955, 2956, 2957, 2958, 2959, 2960,
2961, 2962, 2963 en 2964) die recent met uw Kamer zijn gedeeld in
reactie op de verschillende voorstellen van de Europese Commissie.
Het blijft daarbij noodzakelijk ook nationaal adequate stappen te
blijven zetten, dat is bijvoorbeeld gebeurd bij sobere opvang van
asielzoekers uit veilige landen, of de structurele aanpak van
overlast.
Vragen van het lid Yesilgöz-Zegerius, D. (VVD)
Vraag (36):
Graag een reactie van de MJenV over het rapport van de rekenkamer over
kwetsbaarheden in de digitale infrastructuur, bijvoorbeeld op
Schiphol.
Antwoord:
Het rapport van de Algemene Rekenkamer maakt inzichtelijk waar
potentiële kwetsbaarheden zitten en hoe we hierin verbeteringen kunnen
aanbrengen. Digitalisering en in het bijzonder digitale veiligheid
vormen een enorme uitdaging de komende jaren en vergen van veel
organisaties een omslag in beleid. Het is van groot belang dat we hier
scherp op blijven en onze beveiliging steeds een stapje verder brengen.
Dit hebben we gezien na het ARK-rapport over de waterkering en nu dus
ook over grensbewaking. De rapporten van de ARK worden altijd voorzien
van een beleidsreactie dus voor een uitgebreide reactie verwijst de
MJenV u door naar de bestuurlijke reactie die is toegevoegd aan het
rapport.
Vraag (38):
Kan de minister nader toelichten wat er wordt gedaan met de 1 miljoen
euro die er is voor de aanpak ondermijning op Schiphol?
Antwoord:
De 700.000 euro die MJenV onlangs extra beschikbaar heeft gesteld in
2020 stellen de samenwerkende partners op de luchthaven
(publiek-privaat) in staat om het lopende project Orville te continueren
en uit te bouwen. Dit project zet onder andere in op: beter zicht op
criminele gedragspatronen en de aanpak van misbruik van logistieke
processen en gelegenheidsstructuren op de luchthaven in onder meer de
bagagekelders en de schoonmaak- en cateringbranche.
Vraag (39):
Kan de minister zorgen voor een landelijk aanspreekpunt bij de politie
voor het zwaarder bewaken van journalisten?
Antwoord:
Vrije, kritische en onafhankelijke journalistiek vormt een belangrijk
fundament onder de democratie en de vrije samenleving. Agressie en
geweld richting journalisten is onacceptabel. Voor wat betreft de
uniformiteit in afhandeling van aangiften, geldt al het protocol
agressie en geweld tegen journalisten. Dit protocol bevat bijvoorbeeld
een prioritaire afhandeling van zaken, het verhalen van schade op daders
en een hogere strafeis conform de OM-richtlijn, waarmee een harde,
eenduidige en landelijke aanpak van daders wordt bewerkstelligd. Dit
protocol is onderdeel van het initiatief PersVeilig, een
samenwerkingsverband van de NVJ, het Genootschap van Hoofdredacteuren,
de politie en het openbaar ministerie. Bij zware bedreigingen kunnen
maatregelen worden getroffen binnen het stelsel Bewaken en
Beveiligen.
Vraag (40):
Hoe voorkomen we dat jonge kinderen worden ingezet en daarmee een bron
van nieuw personeel vormen voor drugsbazen? Voorstel van de VVD is om
het kopiëren van crimineel gedrag te voorkomen door in uitzonderlijke
gevallen het hele gezin onder de loep te kunnen nemen. Graag een
reactie.
Antwoord:
MJenV en MRb hebben aan acht gemeenten gelden verstrekt voor de
versterking en versnelling van hun preventieve aanpak. Zij werken
middels een integrale preventieve aanpak om te voorkomen dat jongeren en
jeugdigen in kwetsbare wijken afglijden in ondermijnende
drugscriminaliteit. Gemeenten zetten bijvoorbeeld in op dadergerichte
interventies, gedragsinterventies, jongerenwerk,
weerbaarheidsprogramma’s, familiegerichte interventies en de inzet van
wijkregisseurs ter versterking van de samenwerking tussen de domeinen
veiligheid en sociaal. Ook is de aanpak er in verschillende gemeenten op
gericht om broertjes en zusjes van criminele jongeren uit het criminele
circuit te houden en is er aandacht voor de aanpak van criminele
families. Goede voorbeelden worden gedeeld met andere gemeenten in
Nederland.
Het WODC doet onderzoek naar toetredingsmechanismen van jongeren tot de
georganiseerde criminaliteit. De uitkomsten worden in de eerste helft
van 2021 verwacht. In het kader van de Nationale Wetenschapsagenda (NWA)
wordt de komende jaren onderzoek gedaan naar de betrokkenheid van
jongeren bij zware en georganiseerde (drugs)criminaliteit. Hieruit
geleerde lessen worden in de praktijk gebracht. Ook vanuit de extra
middelen voor de lokale en regionale aanpak wordt door de RIECs ingezet
op het voorkomen van jonge aanwas in de criminaliteit.
Ook in de bredere aanpak van jeugdcriminaliteit zetten we in op
preventie. Daarbij wordt onder meer ingezet op het intensiever
aanspreken van ouders op hun verantwoordelijkheid om te voorkomen dat
kinderen afglijden naar crimineel gedrag. Momenteel voert het ministerie
een verkenning uit naar het wettelijke instrumentarium om ouders waar
nodig meer dwingend aan te spreken op deze verantwoordelijkheid. In deze
verkenning wordt ook het Youth Justice System van Engeland en Wales
betrokken, dat meer wettelijke mogelijkheden biedt om ouders hierop aan
te spreken. Naar verwachting is de verkenning eind dit jaar
afgerond.
Vraag (41):
Kan de minister in gesprek gaan met grote mediabedrijven om een fonds op
te richten voor bedreigde freelance journalisten?
Antwoord:
Zowel de minister van Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, als MJenV
stellen financiële middelen beschikbaar voor het versterken van de
positie en de weerbaarheid van journalisten tegen bedreigingen en
geweld. In overleg met de sector, waaronder de NVJ, wordt gekeken hoe
die middelen het beste besteed kunnen worden. Hierbij kan gedacht worden
aan diverse preventieve maatregelen, zoals het aanbieden van een
woningscan. Mocht vanuit de sector blijken dat er een grote behoefte
bestaat aan een focus op freelance journalisten, dan zal dit daar zo
besproken worden.
Vraag (42):
Hoe staat het met de toezegging van MRb om te kijken of er vroegtijdig
gescreend kan worden op LVB, zodat in het traject daarna (zowel in
detentie als erbuiten, al dan niet in de bijzondere voorwaarden)
maatwerk geleverd kan worden om recidive te voorkomen?
Antwoord:
Het ministerie van JenV heeft samen met de strafrechtketenpartners
bijgedragen aan de ontwikkeling en de invoering van de Screener voor
Intelligentie en LVB (SCIL). De RvdK, Halt, DJI en de reclassering
implementeren momenteel de toepassing van de SCIL in hun werkprocessen
om personen met een LVB vroegtijdig te herkennen. Indien uit de
screening aanwijzingen voor een LVB komen, wordt daar bij het vervolg in
de strafrechtketen, zoals bij toezicht, begeleiding en detentie,
rekening mee gehouden.
Vraag (43):
Is het kabinet bereid de kroongetuige regeling te moderniseren en
hierbij het plan van de VVD te betrekken?
Antwoord:
Momenteel onderzoekt MJenV de mogelijkheden en voorwaarden van
verruiming van de kroongetuigenregeling. Hierbij wordt conform de lijn
van de vraag van het lid Yesilgöz-Zegerius onder andere gekeken naar de
maximaal toe te zeggen strafkorting bij kroongetuigen die zelf van
minder ernstige feiten worden verdacht of die een meer faciliterende rol
hebben gehad. Uw Kamer wordt hierover in januari 2021 geïnformeerd,
conform de toezegging die is gedaan bij het notaoverleg georganiseerde
criminaliteit/ondermijning van 5 november jl.
Vraag (44):
Graag horen wij of en hoe gekeken kan worden naar de effectiviteit van
ons drugsbeleid, wat het huidige beleid oplevert en wat voor maatregelen
we hebben als we weten dat drugs naar het buiteland geëxporteerd
wordt?
Antwoord:
JenV staat een ‘evidence based’ drugsbeleid voor. Daar hoort ook bij dat
gekeken wordt of drugsbeleid effectief is. De effectiviteit van de
handhaving van het drugsbeleid is onderdeel van de huidige
beleidsdoorlichting van het begrotingsartikel voor veiligheid en
criminaliteitsbestrijding. Deze wordt in de tweede helft van 2021 aan uw
Kamer aangeboden.
Op dit moment voert het WODC een review uit naar de strafrechtelijke
aanpak van drugscriminaliteit. Daarnaast staat al een WODC-onderzoek op
stapel naar de overwegingen voor drugscriminelen om zich in Nederland te
vestigen, en wordt een kennisagenda voor de aanpak van ondermijnende
criminaliteit opgesteld. Verder loopt op dit moment het experiment
gesloten coffeeshopketen om in beeld te brengen wat de effecten zijn van
het reguleren van legale teelt en bevoorrading van coffeeshops.
In Nederland geproduceerde drugs zijn voor het overgrote deel bestemd
voor het buitenland. De aanpak van drugscriminaliteit in Nederland richt
zich daarom automatisch mede op het voorkomen van de export van drugs.
Berichten dat andere landen worden overspoeld met in Nederland
geproduceerde drugs baren de regering zorgen. Daarom zoekt Nederland de
Europese samenwerking ter verbetering van toezicht en controle op
grensoverschrijdende pakketpost.
Vraag (45):
Wat is de reden dat de Tweede Kamer nog niet vertrouwelijk is
geïnformeerd over de beveiliging van kroongetuigen, journalisten
e.d.?
Antwoord:
In overleg met de griffie van de commissie wordt gekeken naar een
geschikte datum voor de vertrrouwelijke technische briefing.
Vraag (46):
Kan de minister met de bank in gesprek gaan over compensatie van
slachtoffers van bankfraude?
Antwoord:
De minister van JenV is reeds in gesprek met banken over
fraudepreventie. Hij heeft uw Kamer recent daarover bericht
(Kamerstukken II, 2019/20, 28684, nr. 638). De banken vergoeden schade
door bancaire fraude nu al grotendeels tenzij sprake is van grove
nalatigheid. Ook hebben de banken meegedeeld dat zij met ingang van
januari onder voorwaarden de NAW-gegevens van fraudeurs aan slachtoffers
gaan verstrekken, zodat deze in staat zijn civielrechtelijk tegen
fraudeurs op te treden. Voorts heeft ook de minister van Financiën
aangegeven samen met de minister van JenV met de banken in gesprek te
willen gaan over het compensatiebeleid van banken bij niet-bancaire
fraude, zoals spoofing en hulpvraagfraude, en te verkennen of aanpassing
van wetgeving nodig is.
Vraag (47):
VVD en SP hebben aandacht gevraagd voor compensatie van schade die
burgers lijden bij levensreddende acties (burgerhulpverlening). Waarom
doet het kabinet hier niets mee?
Antwoord:
Burgers die elkaar te hulp schieten vallen altijd te prijzen. Het voelt
onrechtvaardig aan wanneer iemand zijn medemens te hulp schiet en
vervolgens zelf blijft zitten met (materiële) schade die daardoor is
ontstaan. In de door lid Yesilgöz-Zegerius (VVD) bedoelde casus van de
burgerhulpverlener in Utrecht heeft de toenmalige burgemeester
persoonlijk bericht en bloemen gestuurd om hem te danken voor zijn goede
handelen. De MJenV heeft daarover contact gehad met de huidige
interim-burgermeester. Daarnaast wordt een gesprek ingepland tussen
burgemeester en de burgerhulpverlener met als doel tot een oplossing te
komen voor de gemaakte kosten.
Vraag (48):
Waar is de post voor de nationaal coördinator antisemitisme opgenomen?
Hoeveel geld zit daarin? Wanneer start de coördinator en met welke
opdracht?
Antwoord:
De functie zal op korte termijn worden gecreëerd en gefinancierd uit de
gelden ter bestrijding van antisemitisme voor 2021. Er kan gedacht
worden aan een onafhankelijke persoon – te denken is aan een oud-rechter
of iemand met die statuur - die kan adviseren op zaken die betrekking
hebben op antisemitisme en de bestrijding ervan. Uw Kamer wordt
hierover, wat eerder is aangekondigd, begin 2021 nader per brief
geïnformeerd.
Vraag (49):
Er moet een Noord-Europees zeehavenpact komen met gezamenlijke afspraken
over drugscontroles op risicoschepen. Daarbij moet ook samengewerkt
worden met vertrekhavens om controles effectief in te regelen. Op
vergelijkbare wijze moet ook worden gekeken naar pakketpost. Kan MJenV
hierop reageren?
Antwoord:
Nederland is onderdeel van het MAOC (Maritime Analysis Operation Centre
Narcotics), een zeer effectief samenwerkingsorgaan dat boven de
Atlantische oceaan van drugssmokkel verdachte schepen en vliegtuigen
controleert. MJenV neemt de suggesties over en neemt deze mee in de
internationale aanpak van ondermijning. Het opzetten van een
internationaal zeehavenoverleg wordt verkend en tevens wordt ingezet op
Europese samenwerking ter verbetering van toezicht en controle op
grensoverschrijdende verzending van drugs per pakketpost. Op EU niveau
wordt gewerkt aan een actieplan voor een versterkte douane-unie. Ook in
de EU-drugsstrategie 2021-2025 wordt stilgestaan bij logistieke in- en
uitvoerpunten.
Vraag (50):
Er is 3 miljoen vrijgemaakt voor de aanpak van antisemitisme. Hoe is de
effectmeting hiervan in de begroting ingericht?
Antwoord:
De besteding van de gelden ter bestrijding van antisemitisme vindt
plaats in de vorm van projectsubsidies, waarover uw Kamer reeds eerder
geïnformeerd is. Daarbij is steeds aansluiting gezocht bij de
initiatiefnota van mevrouw Yesilgöz-Zegerius (VVD) en de heer Segers
(CU) en de debatten die daarover met uw Kamer gevoerd zijn. Elke
subsidie dient verantwoord te worden. Uiteraard heeft het de aandacht om
achteraf zo goed mogelijk vast te kunnen stellen wat het effect van een
bepaald project geweest is en wat zij bijgedragen hebben aan verdere
beleidsvorming. De MJenV zal uw Kamer daar na 2021, als alle projecten
afgerond zijn een brief over sturen.
Vraag (53):
Graag een reactie op het voorstel van de VVD om ervoor te zorgen dat bij
KvK-inschrijvingen adressen niet automatisch meer openbaar worden.
Antwoord:
Dit valt onder de Handelsregisterwet en wordt geadresseerd bij het
ministerie van Economische Zaken en Klimaat.
Vraag (145):
Kan de minister toezeggen dat een veiligheidsplan voor kroongetuigen,
advocaten en familie standaard wordt bij strafzaken met betrekking tot
georganiseerde misdaad?
Antwoord:
Ten aanzien van kroongetuigen en hun familie:
getuigenbeschermingsmaatregelen kunnen al worden ingezet voor
kroongetuigen zelf en voor familie en andere naasten. Voordat met een
verdachte een overeenkomst wordt gesloten in het kader van de
kroongetuigenregeling, wordt per situatie bekeken of er bescherming
nodig is voor deze persoon, diens naasten en rechtsbijstandsverlener(s)
en zo ja, in welke mate.
Ten aanzien van strafzaken in het algemeen: bij strafzaken waarbij
dreiging en risico’s bestaan voor onder meer advocaten, rechters,
officieren van justitie en journalisten worden passende
beveiligingsmaatregelen getroffen in het kader van het stelsel bewaken
en beveiligen. Daarnaast zijn trajecten gestart ter versterking van de
weerbaarheid voor deze beroepsgroepen, waarvoor in 2021 een bedrag van €
3,5 miljoen beschikbaar is gesteld, en vanaf 2022 structureel € 1
miljoen.
Vragen van het lid Buitenweg, K.M. (GL)
Vraag (52):
Hoeveel vrouwen zijn dit jaar vermoord door hun partner of
ex-partner?
Antwoord:
Het is onbekend hoeveel vrouwen er in 2020 tot op heden zijn vermoord
door hun partner of ex-partner. Het CBS zal deze cijfers naar
verwachting in het najaar van 2021 publiceren.
Vraag (54):
Hoe kijkt de minister naar de suggestie uit het WODC-onderzoek om tot
een meldpunt voor wraakporno te komen voor hulp aan slachtoffers?
Antwoord:
Uit het WODC-onderzoek blijkt dat grote behoefte bestaat aan
verduidelijking van online rechten en de route om die rechten te kunnen
uitoefenen. Een brief hierover aan uw Kamer volgt in het eerste kwartaal
2021.
Een apart meldpunt voor wraakporno ligt niet in de rede. Waar het om het
verwijderen van onrechtmatige content gaat, wordt gehecht aan het verder
uitbouwen van intermediair-functies tussen overheid en platforms. Daar
kunnen zij gezamelijk als “trusted flaggers” objectief vaststellen of
content als onrechtmatig moet worden beschouwd en vervolgens een
verwijderverzoek doen. Het Expertisebureau Online Kindermisbruik is
bijvoorbeeld een trusted flagger. Hier kunnen slachtoffers van alle
vormen van seksueel misbruik online, ook van wraakporno, terecht voor
advies en indien gewenst doorverwezen worden naar hulp.
Vraag (55):
Kan de minister toezeggen dat het onderzoek n.a.v. de motie Rosenmöller
naar de continuïteit van de financiering van het OM, de politie en de
Rechtspraak op tijd klaar is voor de formatie?
Antwoord:
Het is uitdrukkelijk het streven dat de resultaten van dit onderzoek
medio maart 2021 beschikbaar komen. Dit onderzoek, dat in opdracht van
het WODC wordt uitgevoerd, is momenteel in volle gang en de onderzoekers
zijn bij de planning van het onderzoek ook uitgegaan van de genoemde
deadline. Een hardere garantie kan de MJenV niet geven. Het betreft een
onafhankelijk onderzoek, het ministerie van JenV heeft geen invloed op
het tempo en het verloop van de onderzoeksactiviteiten.
Vraag (56):
Hoe komt het dat signalen van banken over fout geld niet goed worden
opgepakt. Is het mogelijk daar een omslag in te maken?
Antwoord:
MJenV vindt dat GL een goed punt aansnijdt. Een omslag is echter niet
nodig want er al zijn tal van maatregelen getroffen om de kwaliteit en
de opvolging daarvan te verbeteren. Zoals de uitbreiding van
specialistische capaciteit bij o.a. de FIU-Nederland, politie, FIOD en
OM in het kader van de aanpak van witwassen en de oprichting van het
MIT. Daarnaast is de publiek private samenwerking met de banken
geïntensiveerd, binnen het FEC en in de Fintell Alliance, een
samenwerkingsvorm tussen de vier grootbanken en de FIU-Nederland. Tot
slot is de informatie-uitwisseling verbeterd. Hierdoor wordt gezamenlijk
de zogenaamde feedbackloop en de effectiviteit van de meldketen
vergroot.
Vraag (57):
Kan MJenV zich uitspreken tegen deep nudes? Hoe wordt hier nu tegen
opgetreden? Moet het niet verboden worden deep nudes te verspreiden als
daar geen toestemming voor is?
Antwoord:
Mevrouw Van Toorenburg en mevrouw Buitenweg vroegen aandacht
voor misbruik van nieuwe digitale technieken, zoals kunstmatige
intelligentie, om daarmee delicten te plegen. Hierdoor kan bijvoorbeeld
pornografisch materiaal worden gemaakt waarin personen zouden figureren
die daaraan in werkelijkheid helemaal niet hebben deelgenomen. Men noemt
dit ook wel DeepNudes.
Deze technologie om zgn. DeepFake video’s of afbeeldingen te
vervaardigen kan ook op andere terreinen dan de zeden schadelijk zijn
voor iemands privacy, eer en goede naam en financiële positie.
Er doen zich steeds meer strafwaardige feiten voor in de online
omgeving. Deze moeten we dus goed in kaart brengen voordat we
wetswijzigingen doorvoeren. Vandaar dat dit najaar het initiatief wordt
genomen het WODC te vragen naar het verschijnsel van DeepFakes,
waaronder DeepNudes, en de eventuele noodzaak van aanvullende
wetgeving/strafbaarstelling een WODC-onderzoek te laten doen, waarbij
ook wetgeving in andere landen aan bod zal komen. Verwacht wordt dat nog
dit jaar met dit onderzoek kan worden gestart.
Het gevoel van urgentie bij mevrouw Van Toorenburg en mevrouw Buitenweg
wordt gedeeld, daarom is de wens dit onderzoek zo snel mogelijk van
start te laten gaan zodat we daarna – mocht dit nodig zijn - ook snel
met de nodige wetgeving kunnen komen.
Vraag (58):
We zien steeds meer problemen met verspreiding van kindermisbruik via
webcams en livestreams. Waarom is in de begroting niets te zien over de
benodigde investeringen in technologie en menskracht op dit punt.
Antwoord:
Dankzij de motie-Klaver c.s. wordt er structureel 15 miljoen euro
geïnvesteerd in de uitbreiding van de capaciteit van de zedenpolitie. In
totaal komen er gefaseerd circa 90 rechercheurs bij, bovenop de 600
zedenrechercheurs en 150 rechercheurs kinderporno die de politie nu
heeft. Omdat de meeste zedenzaken in toenemende mate een digitale
component hebben, betreft ca 20 fte van de uitbreiding digitale
rechercheurs.
Vraag (59):
Hoe zorgt de minister ervoor dat iedereen die op zoek is naar een
sociale advocaat die ook kan krijgen?
Antwoord:
Om er zicht op te houden dat er voldoende aanbod is van sociaal
advocaten, monitort de Raad voor Rechtsbijstand het aantal ingeschreven
advocaten en de spreiding daarvan. Daarnaast laat MRb zich voeden door
signalen hierover vanuit het Juridisch Loket en de Nederlandse Orde van
Advocaten. Op basis van de laatste gegevens is er geen sprake van een
tekort aan sociaal advocaten. Wel zijn er zorgen over het feit dat de
aanwas en de instroom van jonge advocaten stokt. Om die reden is er € 2
miljoen beschikbaar om de beroepsopleiding te subsidiëren voor
advocaat-stagiaires in dienst bij kantoren met een toevoegingspraktijk.
Hiermee kunnen de beroepskosten van maximaal 175 advocaat-stagiaires
worden bekostigd. De toegang tot het recht wordt ook in het nieuwe
stelsel gewaarborgd. Ook straks kan een minder draagkrachtige
rechtzoekende die zijn of haar recht wil halen nog steeds rekenen op
hulp van een sociaal advocaat als dat nodig is. Door de integrale
probleemanalyse aan de voorkant komen rechtzoekenden waarvan een gang
naar de rechter onvermijdbaar blijkt, snel terecht bij een
advocaat.
Vraag (60):
Is de minister bereid om de aanbeveling van de WRR om een
cyber-afhankelijkheidsbeeld te laten opstellen op te volgen?
Antwoord:
De MJenV onderschrijft het belang van inzicht in afhankelijkheden. Zoals
in het Cybersecuritybeeld Nederland beschreven neemt de afhankelijkheid
van en tussen digitale systemen toe en dit maakt ons kwetsbaar. De WRR
doet de aanbeveling om een cyberafhankelijkheidsbeeld op te stellen en
maakt hierbij de vergelijking met ditzelfde Cybersecuritybeeld
Nederland. Binnen het programma bescherming vitale infrastructuur wordt
daarom gewerkt aan het uitvoeren van cross sectorale
afhankelijkheidsanalyses. Daarnaast is de werkwijze die is ontwikkeld
naar aanleiding van de 5G casus bestendigd in een structurele aanpak
zoals eerder ook aan uw Kamer gemeld. Deze aanpak voorziet in het
adresseren van dreigingen en risico’s in de supply chain. Naast de
telecomsector spelen ook in andere vitale diensten en processen zorgen
over dreigingen die uitgaan van statelijke actoren. Het kabinet acht het
van groot belang dat bij het toetsen van nationale veiligheidsrisico’s
in relatie tot de vitale infrastructuur, gebruik wordt gemaakt van
consistente, op dreiging gebaseerde en technische up to date zijnde
criteria, en dat, omwille van het tijdig anticiperen op ontwikkelingen,
inzichtelijk is hoe de Nederlandse vitale infrastructuur zich technisch
en organisatorisch ontwikkelt. Er wordt daarom gewerkt aan een
versterkte aanpak van bescherming van de vitale infrastructuur.
Het kabinet ziet hier meer toegevoegde waarde in dan in een eenmalig
jaarlijks afhankelijkheidsbeeld. Een jaarlijks beeld is statisch terwijl
dit soort afhankelijkheden zich snel ontwikkelen waardoor zo´n beeld
niet bijdraagt aan het uiteindelijke doel: het verhogen van onze
digitale weerbaarheid. In de breedte blijf ik uiteraard wel inzetten op
meer kennis en expertise over cybersecurity en cyberdreigingen,
bijvoorbeeld via het CSBN en het inspectiebeeld cybersecurity.
Vraag (61):
Is de minister bereid om samen met EZK te kijken hoe de Nederlandse en
Europese technologie gepromoot kan worden?
Antwoord:
Vanuit de coördinerende verantwoordelijkheid voor nationale veiligheid
van MJenV vindt doorlopend overleg plaats met de staatssecretaris van
EZK over de veiligheid van de vitale infrastructuur, waaronder die van
de telecomnetwerken. Een van de maatregelen die wordt genomen is dat
extra hoge eisen worden gesteld aan leveranciers van diensten en
producten in de kritieke onderdelen in het telecomnetwerk.
Daarnaast draagt het kabinet structureel via aan missiegedreven
topsectoren en innovatiebeleid van EZK bij aan het ontwikkelen en
versterken van de Nederlandse technologische en innovatiebasis, ook op
het gebied van vitale infrastructuur. Hiermee kunnen ongewenste
afhankelijkheden voorkomen worden, en wordt bijgedragen aan een weerbare
maatschappij die in staat is om haar eigen publieke belangen, inclusief
de beschikbaarheid van voor de samenleving vitale goederen en diensten,
te borgen en die economisch concurrerend blijft binnen een goed
functionerend mondiaal handelssysteem, net zoals een concurrerende
interne markt, openheid, een vooruitziend industriebeleid, en een sterk
handelsbeleid dat ook zijn. Dit is recentelijk ook door de
staatssecretaris van EZK aangekondigd in de kamerbrief Visie op de
toekomst van de industrie in Nederland (Kamerstukken II, 2020/21, 29826,
nr. 124).
Deze discussie speelt ook op EU-niveau. De Europese Commissie wil met de
herziening van het EU-handelsbeleid invulling geven aan de «open
strategische autonomie» van de EU. Nederland neemt actief deel in deze
herziening van het EU-handelsbeleid die de Europese Commissie op 16 juni
2020 heeft aangekondigd uit te voeren. Zie hiervoor de brief van de
Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking van 4
september 2020 (Kamerstukken II, 2020/21, 21501 – 02, nr. 2197).
Vraag (62):
De beveiliging van politici en journalisten krijgt de laatste tijd meer
aandacht en zorg. Maar directeuren van organisaties in het
maatschappelijk middenveld missen deze bescherming. Waar moeten zij
heen? Kan de minister in kaart brengen hoe degene die actief zijn in het
democratisch debat betere bescherming kunnen krijgen? Bijvoorbeeld een
bijzondere eenheid bij de politie?
Antwoord:
Voorop staat dat iedereen die bedreigd wordt altijd aangifte kan doen,
daar is geen bijzondere eenheid voor nodig. Die aangiftes worden uiterst
serieus genomen en per geval beoordeeld. Dit gebeurt in eerste instantie
op het lokale niveau zodat waar nodig maatwerk mogelijk is. Als daar
aanleiding toe is kunnen beschermingsmaatregelen genomen worden in het
kader van het stelsel Bewaken en Beveiligen. Geen enkele beroepsgroep
wordt uitgesloten van noodzakelijke beveiligingsmaatregelen. Gezien de
onvoorspelbaarheid van (be-)dreigingen is het op voorhand in kaart
brengen van personen die vanwege hun deelname aan het
politiek-maatschappelijk debat mogelijk bedreigd worden, niet
mogelijk.
Vraag (64):
Waarom loopt de opvolging van de aanbevelingen van het onderzoek Hoes
m.b.t. aanpak verwarde personen zo traag? Hoe kan het dat de MJenV,
samen met de SVWS, twee weken geleden aan de Tweede Kamer heeft
geschreven dat zij de aard en omvang van het probleem nog in kaart
brengen?
Antwoord:
De aard en omvang van dit vraagstuk is goed in beeld. MJenV heeft zich
daarbij voortdurend gericht op een relatief kleine groep mensen (850
-1500) met ernstig verward en gewelddadig gedrag waarbij sprake is van
een hoog veiligheidsrisico. Voor deze groep is passende zorg te vaak
niet of niet tijdig beschikbaar. Recent zijn hierover afspraken gemaakt
met de aanbieders en financiers van beveiligde zorg. Afgesproken is dat
per januari 2021 een landelijk coördinatiepunt beveiligde zorg wordt
gerealiseerd. Dit coördinatiepunt moet voor oplossingen zorgen bij
concrete casuïstiek en inzicht bieden of structureel behoefte bestaat
aan extra of andere vormen van beveiligde zorg. Deze afspraken worden
door alle partijen als een belangrijke doorbraak beschouwd. Hierover
is uw Kamer op 6 november geïnformeerd (Kamerstukken II 2020/21, 25424
nr. 558).
Ook voor de grotere groep personen met verward gedrag zijn inmiddels
concrete stappen gezet:
op het terrein van vervoer zijn afspraken gemaakt met o.a. de ambulancesector waardoor de politie minder wordt belast met het vervoer van verwarden;
overal in het land zijn beoordelingslocaties ingericht;
per 1 juli 2020 is het landelijk meldnummer voor niet acute vragen of zorgen over personen met verward gedrag ingesteld.
In de voortgangsbrief (Kamerstukken II 2019/20, 25424 nr. 548) van 3
juli 2020 is de stand van zaken van de aanpak geschetst.
Vraag (75):
Hoe kijkt de MJenV aan tegen de rol van het OM bij het aanpakken van
online discriminatie?
Antwoord:
Het OM is de enige instantie die kan beslissen of er tot
strafrechtelijke vervolging wordt overgegaan, maar zeker niet de enige
instantie die tegen online discriminatie optreedt. De gemeentelijke
anti-discrminatievoorzieningen (ADV’s) spelen, evenals meldpunten als
Meldpunt internet Discriminatie, een onmisbare rol richting
slachtoffers. Zo helpen zij slachtoffers onder andere om hun klacht of
melding verder te brengen. Dat kan bijvoorbeeld resulteren in de
verwijdering van de onrechtmatige content van het internet. Providers en
platformen zijn zich in toenemende mate bewust van hun
verantwoordelijkheid en spelen een grote rol in het schoon houden van
het internet. Zodra het strafrecht in het vizier komt, is het startpunt
in de regel een aangifte bij de politie. Uitingen waarvan een
slachtoffer aangifte wenst te doen, worden veelal bij die aangifte
gevoegd ter onderbouwing. De politie maakt uiteindelijk het dossier op,
waarbij – temeer als het heel veel uitingen betreft – een selectie wordt
gemaakt van welke feiten als het meest ernstig (in dit geval:
discriminerend) kunnen worden aangemerkt. Uiteindelijk is het aan de
officier van justitie om mede aan de hand van de Aanwijzing
Discriminatie, te bepalen, als er wordt beslist over te gaan tot
strafrechtelijke vervolging en dagvaarding, welke uitingen als selectie
ten laste worden gelegd.
Vragen van het lid Ojik, A. van (GL)
Vraag (63):
Kan de SJenV aangeven wanneer het aanbod tot overname van 100 kwetsbaren
gestand wordt gedaan?
Antwoord:
Op 24 november jl. heeft de SJenV uw Kamer geïnformeerd over de
uitvoering van het herplaatsingsaanbod. Na veelvuldig overleg met onze
Griekse partners en de Europese Commissie is overeengekomen dat
Nederland een vijftigtal amv van veertien jaar en jonger en een
vijftigtal personen in gezinsverband vanuit Griekenland zal herplaatsen,
dus in totaal 100 personen. Om het selectieproces in Athene voor te
bereiden, heeft een eerste missie van het COA begin november
plaatsgevonden. Ook heeft de IND meerdere overleggen gevoerd met de
Griekse asieldienst en de Special Secretary for Unaccompanied
Minors van het ministerie voor Migratie en Asiel om de voordrachten
te bespreken en de eerste lijsten van geschikte kandidaten op te
stellen. De eerste dossiers van amv en gezinnen met minderjarige
kinderen zijn van Griekenland ontvangen. Op dit moment (week van 23
november 2020) vindt een missie van IND en COA naar Athene plaats voor
de feitelijke voorbereiding van de overkomst naar Nederland. Tijdens
deze missie worden 55 personen geïnterviewd. De Nederlandse en Griekse
diensten werken intensief samen met de Europese Commissie, EASO en IOM
om deze kandidaten zo snel mogelijk te selecteren en over te brengen
naar Nederland. Het streven is om de eerste overkomsten naar Nederland
zo spoedig mogelijk en liefst voor de Kerst op zorgvuldige wijze te
realiseren.
Vraag (65):
Hoe ziet het plan voor de 7.000 resterende aanvragen die onder de
Taskforce vallen eruit? Hoe gaat de Staatssecretaris de onrust
wegnemen?
Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 16.
Vraag (66):
Wanneer hoorde de SJenV dat de deadline m.b.t. het wegwerken van de
achterstanden bij de IND voor het einde van het jaar niet gehaald kon
worden?
Antwoord:
Per brief van 7 september jl. is aangegeven dat een risico bestond dat
een aantal zaken niet voor het einde van het jaar zou worden afgerond.
Tevens werd in de brief aangekondigd dat een versnellig van de
afhandeling van aanvragen werd voorzien vanaf dat moment. Daarna is
steeds alles gericht geweest op afronding voor het einde van het jaar.
Die inzet is ook onverkort opgenomen in de bijlage bij de
taakstellingsbrief die verstuurd is op 3 november jl. en die voortkwam
uit de Landelijke Regietafel van 28 oktober 2020.
Conform motie Van Ojik is in november gewerkt aan het opstellen van de
tweede voortgangsbrief over de Taskforce. Daarbij werd duidelijk dat de
beoogde versnelling zich niet in volledige omvang voordeed. De meest
recente Taskforce productiegegevens zijn gedeeld met de Tweede Kamer,
bij brief van 18 november jl.
Vraag (67):
Wanneer kan de Kamer het wetsvoorstel over staatloosheid
verwachten?
Antwoord:
De wetsvoorstellen staatloosheid zijn vrijwel gereed. Ze worden in
januari 2021 bij de Tweede Kamer ingediend.
Vraag (68):
Hoe staat het met het sluiten van de kampen in Libië?
Antwoord:
Het aantal detentiecentra en het aantal migranten dat in detentiecentra
verblijft is flink afgenomen, maar blijft een punt van aandacht. UNHCR
heeft op dit moment beperkte toegang tot de 11 overgebleven officiële
detentiecentra die onder beheer staan van het Libische directoraat voor
het tegengaan van irreguliere migratie (DCIM). Het kabinet zet zich
blijvend in voor de toegang van internationale organisaties tot de
detentiecentra en steunt IOM en UNHCR zowel bilateraal als via de
EU-band, tevens zet het kabinet zich in bredere zin in - samen met de
EU, de Afrikaanse Unie, UNHCR en IOM- om de situatie in de centra te
verbeteren met uiteindelijke doel sluiting hiervan. Ook in bredere zin
blijft Nederland zich, ook financieel inzetten om mensenhandel en
mensensmokkel aan te pakken.
Vraag (69):
Is de SJenV bereid om het onderzoek naar de geloofwaardigheid van de
seksuele geaardheid onder Oegandese zaken te verbreden naar alle zaken
waarbij een LHBTI motief wordt aangevoerd?
Antwoord:
In het onderzoek waar in deze vraag naar wordt verwezen, is de focus
reeds breder dan alleen de geloofwaardigheid van de seksuele geaardheid
onder Oegandese asielzoekers. Zoals aangegeven in de brief van de SJenV
aan uw Kamer d.d. 4 november 2020 (Kamerstukken II 2020/21, 19637, nr.
2670) zal dit onderzoek zien op de bestaande toetsingskaders voor
intrekkingen bij signalen van oneigenlijk gebruik van de asielmotieven
LHBTI en bekering, maar ook naar de bredere
geloofwaardigheidsbeoordeling van deze en andere asielmotieven.
Daarnaast is het WODC momenteel bezig met een brede evaluatie van de
geloofwaardigheidsbeoordeling, aan de hand van de nieuwe
werkinstructies, van LHBTI- en bekeringszaken door de IND. De SJenV ziet
daarom geen aanleiding om het onderzoek waar u naar verwijst verder uit
te breiden.
Het WODC onderzoek bevindt zich in de afrondende fase. Zodra dit
onderzoek is afgerond zal de staatssecretaris uw Kamer hierover
informeren.
Vraag (70):
Kan de SJenV zo snel mogelijk met de burgemeesters die haar een brief
hebben gestuurd in gesprek en concrete afspraken maken over de opvang
van kwetsbare asielzoekers uit Griekenland?
Antwoord:
De SJenV zal op zeer korte termijn de brief van enkele burgemeesters
beantwoorden. Op dit moment wordt gewerkt aan de uitvoering van het
Nederlandse herplaatsingsaanbod aan Griekenland. Het streven is dat de
eerste personen voor de Kerst naar Nederland over worden gebracht. Bij
aankomst zullen deze herplaatste personen zoals gebruikelijk worden
opgevangen door het COA, waarna ze gehuisvest zullen worden in
gemeenten. Het COA is met gemeenten in gesprek over de huisvesting van
vergunninghouders in Nederland. Daar maken de betreffende
herplaatsingskandidaten onderdeel van uit. Tevens is het COA in gesprek
met gemeenten voor aanvullende opvangcapaciteit voor asielzoekers in
Nederland.
Vraag (72):
Mensen die na 1 april 2020 asiel aanvroegen zitten in het regulier
proces en gaan vóór mensen die onder de taskforce vallen, hoe leg je dat
uit? Hoe groot is de kans dat ook in het reguliere proces vertraging
optreedt?
Antwoord:
De SJenV heeft de IND de opdracht gegeven om de zaken vanaf 1 april 2020
binnen de wettelijke termijn af te handelen. Dit om te voorkomen dat
opnieuw achterstanden ontstaan op de nieuwe instroom. De eerste
asielaanvragen zijn thans binnen de wettelijke termijn afgehandeld. De
oude voorraad wordt projectmatig aangepakt. Dit heeft tot gevolg dat er
zaken die nieuw zijn eerder worden behandeld dan aanvragen die al
langere tijd liggen en in de voorraad van de Taskforce zitten. Dat is
voor lang-wachtende asielzoekers uiterst vervelend. Het mogelijk
onbegrip en ongenoegen is voor te stellen. Echter, het oplossen van de
problematiek bij de IND en het wegwerken van de achterstanden door de
Taskforce is een grote prioriteit die uiteindelijk in het belang is van
alle asielzoekers.
Vragen van het lid Toorenburg, M.M. van (CDA)
Vraag (71):
Wanneer wordt er voortgang verwacht op het terrein van zedenwetgeving en
wanneer kunnen we over deze wetgeving spreken?
Antwoord:
Seksueel grensoverschrijdend gedrag - zoals seksueel geweld, seksueel
misbruik, kinderpornografische activiteiten en seksuele intimidatie -
komt veelvuldig voor en heeft vaak ernstige en langdurige gevolgen voor
slachtoffers. De #Metoobeweging heeft schrijnend aan het licht gebracht
hoe wijdverbreid seksuele grensoverschrijding plaatsvindt en hoe
slachtoffers zich voelen: bedreigd, geïntimideerd en vernederd.
Voor de strafbaarstelling van onvrijwillige seks is eerst een ronde
gemaakt langs belanghebbenden om het wetsvoorstel goed vorm te kunnen
geven. Partijen als de strafrechtketen, de advocatuur en
maatschappelijke organisaties zoals Amnesty International hebben stuk
voor stuk goed meegedacht.
Het voornemen is de wet zo te wijzigen dat het misdrijf verkrachting
eenvoudiger te bewijzen is. Hiervoor zijn 3 wijzigingen opgenomen:
1. Als een persoon seksuele handelingen verricht, die bestaan uit het
seksueel binnendringen van het lichaam, en diegene weet dat de
ander dit niet wilde, dan is die persoon meteen strafbaar. Dwang of
verzet hoeft niet meer eerst te worden bewezen.
2. Verkrachting die gepaard gaat met een dwangmiddel of met geweld wordt
een nieuw delict dat zwaarder bestraft kan worden.
3. De meest vergaande wijziging is de toevoeging van de schuldvariant
van verkrachting: je wist misschien niet dat de ander geen seks
wilde, maar je had het wel behoren te weten. Ook dan ben je
strafbaar.
Naast de uitbreiding van het verkrachtingsdelict, wordt ook seksuele
intimidatie – offline en online, verbaal en non-verbaal, fysiek en
niet-fysiek – expliciet strafbaar. En met de strafbaarstelling van
sekschatting zorgen we voor een betere bescherming van kinderen in de
digitale leefwereld.
Het uitgebreide traject om tot dit voorstel te komen heeft tot een breed
maatschappelijk debat geleid en tot inbreng vanuit uw Kamer. De
bepalingen over seksuele misdrijven zijn straks weer bij de tijd.
Het wetsvoorstel seksuele misdrijven gaat zo mogelijk in het voorjaar
van 2021 naar de Raad van State.
Vraag (74):
Wat gaat het kabinet doen aan het probleem rondom de deep nudes?
Antwoord:
Zie het antwoord op vraag nummer 57.
Vraag (76):
Hoe kunnen ambtenaren beschermd worden tegen intimidatie d.m.v.
juridische procedures? Zijn het incidenten of trend? Hoe kunnen
gemeenten zich hier beter tegen wapenen?
Antwoord:
We zien dat intimidatie van publieke functionarissen zich voordoet, en
dat pakken we aan. De inzichten uit het onderzoek dat in de regio wordt
uitgevoerd kunnen aanknopingspunten bieden voor de versterking van de
weerbaarheid van gemeenten. Vanuit de regionale versterkingsgelden
ondersteunt MJenV verschillende projecten die zien op bestuurlijke
weerbaarheid, waaronder het programma Weerbaar bestuur in de regio
Zeeland-Brabant, en wordt het uitwisselen van goede aanpakken op dit
thema tussen de regio’s gefaciliteerd. Uiteraard wordt op dit thema ook
nauw samengewerkt met de MBZK en een goed voorbeeld hiervan is het
Netwerk Weerbaar Bestuur.
Vraag (77):
De samenwerking bij forensische opsporing loopt niet goed.
Informatiedeling binnen de driehoek (OM, NFI, Nationale Politie) wordt
bemoeilijkt. Hoe zit de MJenV dit en wat gaat hij eraan doen?
Antwoord:
De afgelopen jaren zijn belangrijke stappen gezet in de
ketensamenwerking bij de forensische opsporing, met onder andere een
ketenconvenant. Er ligt met name een opgave ten aanzien van de
onderliggende informatievoorziening die deze goede samenwerking tussen
de ketenpartners moet ondersteunen. Daartoe is een projectplan opgesteld
dat begin december door de strafrechtketen in het Bestuurlijk
Ketenberaad (BKB) wordt betrokken bij het vaststellen van de portfolio
voor de digitalisering van de strafrechtketen voor de jaren 2021-2022.
Het BKB is verantwoordelijk voor de digitalisering van de
strafrechtketen en stelt de portfolio vast. U bent over de voortgang van
de digitalisering geïnformeerd per brief van 26 oktober jl.
(Kamerstukken 2020/21, 29279, nr. 621). Het is op dit moment nog niet
duidelijk wanneer dit project in de portfolio opgenomen kan
worden.
Vraag (78):
Het kan toch niet de bedoeling zijn dat de politie voor beroepsziekten
terug moet vallen op en afhankelijk is van het potje beroepsziekten in
de begroting?
Antwoord:
Het gereserveerde bedrag is niet van invloed op de individuele
uitkeringen, per geval wordt gekeken wat nodig is. Voor het nieuwe
stelsel beroepsziekten en dienstongevallen is € 13 miljoen gereserveerd
in 2021. Daarvan is € 10 miljoen opgenomen in de begroting voor de
kosten van dienstongevallen en €3 miljoen voor PTSS. Daarnaast is in de
begroting van 2021 op de balans een voorziening opgenomen van € 78
miljoen voor ‘Veilig en gezond werken’ (waaronder PTSS). Dit betreft een
raming, het uiteindelijke bedrag kan hoger uitvallen.
Vraag (79):
Wat is qua samenwerking op het gebied van gegevensdeling nodig om
effectief te opereren op het gebied van internetcriminaliteit nu dit
steeds nieuwe vormen aanneemt? Graag inzichtelijk maken. En wat zijn de
knelpunten om dit op te lossen binnen het huidige juridisch kader?
Antwoord:
Banken en de politie onderzoeken momenteel de versterking van de
gegevensdeling tussen de politie en de banken in het kader van de
samenwerking binnen het Landelijk Meldpunt Internetoplichting (LMIO)
rond internetoplichting. MJenV heeft dit aangekondigd in de brief aan uw
Kamer van 17 november jl. over “Voortgang samenwerking banken en politie
bij de aanpak van internetoplichting”. Het wetsvoorstel
gegevensverwerking door samenwerkingsverbanden regelt een juridische
grondslag voor gezamenlijke gegevensverwerking door overheden en andere
organisaties, bijvoorbeeld banken en politie.
De MJenV gaat onderzoeken wat er op het terrein van de gezamenlijke
gegevensverwerking voor de aanpak van internetoplichting noodzakelijk is
om effectief te kunnen opereren, en wat onder de bestaande wetgeving de
knelpunten zijn die een effectieve aanpak in de weg staan. Als het
bijvoorbeeld gaat om een knelpunt in wetgeving van het ministerie van
Financiën, dan ligt het in de rede om daarnaar te kijken. Mocht het
knelpunt echter voornamelijk zijn dat een grondslag voor verwerking van
gegevens voor een bepaald samenwerkingsverband wordt gemist, dan kan het
aangewezen zijn om dat samenwerkingsverband bij amvb onder de reikwijdte
van het wetsvoorstel gegevensverwerking door samenwerkingsverbanden te
brengen.
Vraag (80):
Kan er een apart defilé komen voor oud politieagenten?
Antwoord:
Jaarlijks vindt in Almere de Nationale Veiligheidsdag plaats, waar ook
vaak hulpverleners in het zonnetje worden gezet. Dat is wat MJenV
betreft het moment om ook politieagenten een extra blijk van waardering
te geven. Alle hulpverleners verdienen die immers.
Wat een waarderingsmedaille betreft: binnen het decoratiestelsel bestaan
al verschillende mogelijkheden om hulpverleners te onderscheiden. De
eremedaille van verdiensten politie is tot nu toe één keer uitgereikt.
De politie heeft nog een aantal uitreikingen in voorbereiding, maar de
ceremonie kan vanwege corona voorlopig niet plaatsvinden. De politie
werkt aan de interne bekendheid van de medaille en het proces voor
toekenning. MJenV is daarnaast in gesprek met het ministerie van BZK en
de Kanselarij over het eventueel instellen van een onderscheiding voor
optreden bij rampen en crisisbestrijding.
Vraag (81):
Waarom treedt de Kansspelautoriteit nog steeds niet handhavend op tegen
grote ontwikkelaars van video-games als het gaat om lootboxes?
Antwoord:
De Kansspelautoriteit (Ksa) treedt wel degelijk handhavend op tegen
game-ontwikkelaars die de kansspelwetgeving overtreden. Eerder
constateerde de Ksa dat vier van de tien spellen die zij onderzocht, een
kansspel zijn in de zin van de Wet op de kansspelen (Wok). Twee van deze
spellen zijn daarop aangepast. De Ksa heeft de bedrijven achter het
populaire voetbalspel Fifa (Electronic Arts Inc. en Electronic Arts
Swiss Sàrl) ieder een last onder dwangsom opgelegd met een maximum van 5
miljoen euro vanwege het overtreden van de Wok. De lasten onder dwangsom
werden door de Ksa opgelegd omdat in het spel Fifa illegale loot boxes
zitten. De last werd in 2019 opgelegd. De rechtbank Den Haag stelde
onlangs de Ksa in het gelijk in deze zaak.
Vraag (82):
Hoe kan het dat een paar gemeenten, kijk naar Harderwijk en Dronten,
straks meer asielzoekers opnemen dan heel Zuid-Holland bij elkaar?
Tegelijkertijd heeft het beschikbare geld de gemeenten nauwelijks
bereikt. Ik wil graag een toelichting op hoe de gelden die beschikbaar
waren zijn verdeeld en waarom gemeenten nu geen beroep op de regeling
meer mogen doen terwijl ze wel de uitgaven hebben gedaan.
Antwoord:
Het is de inzet dat azc’s zoveel mogelijk evenredig worden verdeeld over
alle provincies. Om de huidige krapte bij het COA het hoofd te kunnen
bieden, is aan alle provinciale regietafels de vraag gesteld om in ieder
geval 417 opvangplekken te realiseren voor de komende één a twee jaar.
Vooralsnog heeft alleen Groningen volledig aan de opgave voldaan;
Noord-Brabant heeft de opgave bijna gehaald. De andere provincies moeten
de gevraagde opvangplekken nog realiseren. In het Westen is er nog veel
nodig. Daarom is aan de Landelijke Regietafel Migratie en Integratie
besloten om richting die provincies extra inzet te plegen door direct in
contact te treden met de Commissarissen van de Koning. Voor de gevraagde
inspanningen voor de middellange termijn, in het kader van de
Uitvoeringsagenda Flexibilisering Asielketen, is meer rekening gehouden
met de verschillen tussen provincies. De realisatie van de
Uitvoeringsagenda zal landelijk echter een aantal jaren vragen. De
huidige opvangportefeuille is daarbij het uitgangspunt.
De SJenV heeft eenmalig een specifieke uitkering van 1 miljoen euro
beschikbaar gesteld voor (gedeeltelijke) financiering van lokale
maatregelen om overlastgevende asielzoekers aan te pakken. Deze regeling
is op 29 juni 2020 in de Staatscourant gepubliceerd en bovendien is
hierover gecommuniceerd via onder meer de website Rijsoverheid.nl en
door middel van een nieuwsbrief van het ministerie van Justitie en
Veiligheid aan de ambtenaren Openbare Orde en Veiligheid van gemeenten.
Gemeenten hebben tot 1 september 2020 een aanvraag tot 50.000 euro
kunnen indienen voor (gedeeltelijke) financiering van lokale
maatregelen. De gemeenten die een aanvraag hebben ingediend zijn samen
goed voor de helft van het bedrag dat de SJenV beschikbaar heeft
gesteld. Op de rest is geen aanspraak gemaakt. De speciale regeling is
daarmee gesloten. Er was een enkele gemeente die alle informatie had
gemist. Daar is alsnog een oplossing voor gevonden. Het resterende
bedrag wordt gebruikt als subsidie voor extra maatregelen in de aanpak
van overlast, zoals een tegemoetkoming in de financiering van de
pendelbus tussen station Emmen en het aanmeldcentrum in Ter Apel.
Vraag (83):
Hoe kan het dat er bij de IND m.b.t. het afhandelen van asielaanvragen
zulke verkeerde inschattingen zijn gemaakt?
Antwoord:
De opdracht bij de start van de Taskforce was ambitieus. De Taskforce
heeft de afgelopen maanden onverminderd ingezet op het beslissen op de
15.350 zaken die de opdracht kent. Hierbij is, ondanks de tegenslagen,
die o.a. Covid-19 met zich meebrachten, aan het eind van het jaar naar
verwachting in circa 8.000 zaken beslist. Daarmee is voor duizenden
personen, die reeds geruime tijd wachten op een beslissing, inmiddels
een einde gekomen aan de onzekerheid hun asielaanvraag. Per brief van 7
september jl. is aangegeven dat een risico bestond dat een deel van de
zaken niet voor het einde van het jaar zou worden afgerond. Daarnaast is
in deze brief aangegeven dat een versnelling werd verwacht in het
afhandelen van aanvragen vanaf dat moment. Daarna is steeds alles erop
gericht geweest op afronding voor het einde van het jaar, zoals ook
vermeld.
Vraag (84):
Hoe vaak is de eremedaille verdiensten politie precies uitgereikt? En
hoe kijkt de minister aan tegen voorstel van CDA om ook verdiensten die
een lokaal belang hebben gediend te onderscheiden?
Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 80.
Vraag (85):
Waarom gaf de SJenV de motie Baudet over de criminalisering van NGO's
bij het oppikken van asielzoekers op de Middellandse Zee oordeel
kamer?
Antwoord:
Omdat deze materieel in lijn was met het BNC-fiche betreffende de
richtsnoeren van de Commissie over de definitie en preventie van
mensensmokkel (Kamerstukken II, 2020/2021, 22112, nr. 2964).
In de betreffende motie (Kamerstuk II, 2020/2021, 32317, nr. 650), roept
het lid Baudet het kabinet op om in Brussel geen steun te geven voor de
uitzonderingsclausule om humanitaire activiteiten van ngo’s die zoek- en
reddingsoperaties uitvoeren op zee niet strafrechtelijk te vervolgen.
Zoals toegelicht in het BNC-fiche betreffende de richtsnoeren van de
Commissie over de definitie en preventie van mensensmokkel (Kamerstukken
II, 2020/2021, 22112, nr. 2964), heeft Nederland bij de implementatie
van de richtlijn 2002/90/EG op verzoek van uw Kamer de humanitaire
uitzonderingsclausule niet overgenomen in de in artikel 197a, WvSr
omschreven strafbaarstelling van mensensmokkel. Dit laat onverlet dat in
Nederland handelen op humanitaire gronden kan worden meegewogen in een
strafrechtelijk onderzoek. Indien in een strafrechtelijk onderzoek aan
het licht komt dat de betrokkene heeft gehandeld op humanitaire gronden,
kan het Openbaar Ministerie besluiten om niet over te gaan tot
strafvervolging. In een arrest van 16 mei 2017 (ECLI:NL:HR:2017:8882017)
heeft de Hoge Raad – aanhakend bij de wetsgeschiedenis – die ruimte voor
niet-strafbaarheid nader geduid: “Mede gelet op de geschiedenis van de
totstandkoming van deze bepaling kan in het bijzonder worden gedacht aan
gevallen van humanitaire bijstand zonder enig oogmerk van eigen
bevoordeling aan een vreemdeling van wie aannemelijk is dat hij in een
zijn leven of veiligheid bedreigende noodsituatie verkeert en aan wie
bij zijn vlucht redelijkerwijze niet op andere wijze hulp kan worden
geboden dan door hem wederrechtelijk over de grens met Nederland te
brengen of in Nederland verder te brengen.
In het betreffende BNC-fiche is ook aangegeven dat het kabinet niet de
uitleg volgt van de Commissie dat strafbaarstelling van mensensmokkel
niet bij voorbaat kan worden uitgesloten bij activiteiten van ngo´s of
SAR acties van ngo-schepen of andere personen die, met een beroep op
humanitaire gronden, stelselmatig behulpzaam zijn bij
grensoverschrijding van de Schengenbuitengrens van migranten. De motie
ondersteunt wat dat betreft de inzet van het kabinet.
Vraag (86):
Het CDA wil expliciet van de minister horen dat bij de
concept-marktvisie van de Kansspelautoriteit de contourenbrief uit 2019
het uitgangspunt is en niet de brief van toenmalig staatssecretaris
Teeven uit 2011.
Antwoord:
De Wet kansspelen op afstand, die inmiddels is aangenomen en naar
verwachting volgend jaar in werking treedt, is mede op de beleidsvisie
uit 2011 gestoeld. De tijd heeft bovendien niet stil gestaan. Na 2011
zijn nieuwe onderdelen in beleid en regelgeving opgenomen, bijvoorbeeld
het reclamebeleid en de wijze waarop de vertegenwoordiging van de
vergunninghouders in Nederland gerealiseerd dient te zijn. Tevens is
nadien in de brief over het loterijstelsel (Kamerstukken II 2018/19,
24557 nr. 152) het belang van de afdrachten onderstreept en is besloten
het monopolie in de speelcasinosector vooralsnog intact te laten.
Vragen van het lid Kuik, A. (CDA)
Vraag (87):
De Nationaal Rapporteur Mensenhandel zet zich in om slachtoffers in
beeld te krijgen. De organisatie staat onder druk door gebrekkige
financiering. Dat kan toch niet de bedoeling zijn. Graag een
reactie
Antwoord:
De Nationaal Rapporteur heeft een belangrijke rol in het inzichtelijk
maken en agenderen van de problematiek van mensenhandel en seksueel
geweld tegen kinderen. Zijn instituut ontvangt daarvoor ook de nodige
middelen, namelijk 1,5 miljoen euro structureel. De laatste
vierjaarlijkse evaluatie van de Nationaal Rapporteur (28638, nr. 160)
concludeert dat er geen grote lacunes zijn of dat er grote terreinen van
onderzoek braak liggen. In 2021 zal de volgende vierjaarlijkse evaluatie
plaatsvinden. Op basis daarvan zal het kabinet zich opnieuw buigen over
taken en budget van de Nationaal Rapporteur.
Vraag (88):
Wanneer komt de wetgeving wijziging opiumwet vanwege nieuwe
psychoactieve stoffen naar de Kamer?
Antwoord:
De staatssecretaris van VWS en MJenV hopen het voorstel zo spoedig
mogelijk bij uw Kamer in te dienen. We kijken op dit moment nog naar de
uitvoeringsconsequenties, inclusief de budgettaire gevolgen. Daarnaast
wordt de verdere voorbereiding richting advisering Raad van State
afgerond.
Vraag (89):
Gaat SJenV de chatfunctie een vast onderdeel maken van het programma
Samen tegen Menshandel?
Antwoord:
Het snel en adequaat signaleren van slachtoffers en het bieden van de
benodigde zorg is een belangrijke ambitie van het programma Samen
tegen mensenhandel. Recent is uw kamer geïnformeerd over de wijze
waarop hieraan invulling is gegeven (TK 2020Z21962).
Een chat kan zeker ook een bijdrage leveren aan deze doelstelling. SJenV
heeft zich ook enthousiast over de tool uitgesproken (Kamerstukken II
2020/21, 28638, nr. 184). Het realiseren van een dergelijk
(laagdrempelig) hulpaanbod is een taak van gemeenten en niet van de
Rijksoverheid. Vanuit J&V wordt momenteel wel onderzocht hoe
jongeren proactief online bereikt kunnen worden en waar nodig
doorgeleidt naar laagdrempelige hulpverlening zoals een chat. Een
voorstel van het Centrum tegen Kinderhandel en Mensenhandel voor een
dergelijk online outreach programma ligt momenteel voor en J&V werkt
aan de financiering van een deel hiervan.
Vraag (90):
Ziet de minister corona ook als een kans voor een nieuwe norm m.b.t.
drugs waarbij gestopt wordt met gedogen en gestart met het beboeten van
bezit?
Antwoord:
Dat drugsgebruik door groepen in de samenleving steeds normaler wordt
gevonden is een zorgelijke ontwikkeling. De staatssecretaris van VWS en
de minister van JenV zetten in op preventie en het tegengaan van de
normalisering van drugsgebruik. Daar gaan we ook tijdens de coronacrisis
mee door. Op dit moment loopt de campagne ‘Bijtende Bende’ van het
Trimbos-Instituut, die gebruikers van partydrugs confronteert met de
milieuschade die het gevolg is van de productie van drugs. Overigens is
bezit van drugs reeds verboden. Voor de vervolging van drugsbezit zijn
de Strafvorderingsrichtlijnen van het OM leidend.
Vraag (91):
De de SJenV is bezig met de uitvoering van de motie om klanten aan te
pakken. Wanneer gaan we daar in de praktijk iets van merken?
Antwoord:
Klanten die producten of diensten kopen waarbij sprake is
van mensenhandel, hebben een rol bij het in stand houden van deze
criminaliteit. Daarom worden klanten die tegen betaling seks hebben met
minderjarigen vervolgd door het OM.
De afgelopen maanden is ook hard gewerkt aan een pakket maatregelen om
dit aspect van mensenhandel te adresseren. Deze maatregelen kennen vier
aandachtsgebieden: bewustwording, onderzoek, wettelijke verankering en
de strafrechtelijke aanpak. In samenwerking met het Centrum tegen
Kinderhandel en Mensenhandel, is in de afgelopen maanden met
uiteenlopende partijen, waaronder wetenschappers, OM, politie en
communicatiespecialisten, gesproken over de nadere concretisering van
deze maatregelen. Dit heeft geresulteerd in twee onderzoeken naar
klantenprofielen die momenteel worden uitgevoerd.
Ook is uw Kamer gemeld dat het wettelijk expliciteren van een
betalingsaspect bij zestienminners (als strafverzwarende omstandigheid),
betrokken zal worden bij een volgende versie van het wetsvoorstel
seksuele misdrijven (Kamerstukken II, 2019/2020, 28638, nr. 183)
Daarnaast is onderzocht welk type gedragsinterventie daadwerkelijk zal
leiden tot ontmoediging van klanten. Op basis hiervan wordt momenteel
gewerkt aan een online bewustwordingsactie met verschillende
stakeholders.
Vraag (92):
Waar zitten de knelpunten bij de webcrawler die al jaren geleden is
aangekondigd om uitbuiting op te sporen?
Antwoord:
In de brief over opsporing en vervolging mensenhandel d.d. 18 november
jl. (TK 28638-184) is hier op ingegaan. Zoals aangegeven heeft de
politie de techniek voor deze webcrawler mensenhandel eerst zelf moeten
ontwikkelen; dat kost veel tijd. Op dit moment wordt de webcrawler aan
de hand van concrete casuïstiek zo ingericht en afgesteld dat het
gebruik binnen de bestaande wettelijke kaders mogelijk is. Dit moet
zorgvuldig gebeuren om de privacy van personen die zich op de delen van
het internet bevinden waarop de webcrawler wordt ingezet afdoende te
beschermen.
Het is aan OM te bepalen op welk moment en in welk geval de webcrawler
operationeel wordt ingezet. Via jurisprudentie zal gaandeweg meer
duidelijk worden over de reikwijdte van de bestaande wettelijke kaders.
Tot slot bevat het wetsvoorstel tot modernisering van het Wetboek van
Strafvordering bepalingen die de juridische kaders ten aanzien van
bevoegdheden van de politie op het internet verduidelijken, waaronder de
inzet van crawlingtechnieken.
Vragen van het lid Nispen, M. (SP)
Vraag (93):
Erkent MJenV dat forse investeringen in het Openbaar Ministerie nodig
zijn om capaciteit op orde te krijgen?
Antwoord:
De constatering van de heer Van Nispen (SP) dat bij het OM de werkdruk
hoog is wordt onderschreven. Om die reden heeft het OM de afgelopen
jaren ook extra budget gekregen. Zo heeft het OM extra middelen gekregen
om de versterking van de politie op te vangen en voor de digitalisering
van de strafrechtketen. Ook heel recent heeft het OM extra middelen
ontvangen op het terrein van ondermijning en voor het afpakken van
crimineel verkregen vermogen.
Uit een recente doorlichting van de strafrechtketen is bovendien
gebleken dat het functioneren van de strafrechtketen en de samenwerking
daarbinnen als geheel kan verbeteren. De organisaties in de
strafrechtketen hebben daarvoor een actieplan opgesteld. Uw kamer is
hierover bij brief van 17 november jl. geïnformeerd. Dit actieplan wordt
nu verder uitgewerkt en uitgevoerd.
Vraag (95):
Waarom tellen we aspiranten volledig mee, terwijl ze maar voor de helft
inzetbaar zijn en waarom schiet de screening te kort?
Antwoord:
In zijn brief van 3 september 2019 (Kamerstukken II, 2019/20, 29 628,
nr. 904) heeft MJenV toegelicht wat onder formatie, bezetting en
inzetbaarheid wordt verstaan. In de formatie van de politie hoort
standaard ook formatie voor aspiranten te zitten, om ervoor te zorgen
dat de politie altijd in staat is om vertrekkende mensen te kunnen
opvangen met nieuwe instroom. Aspiranten zijn agenten in opleiding en om
die reden verminderd inzetbaar. Met dat gegeven van verminderde
inzetbaarheid wordt natuurlijk rekening gehouden bij de roosterplanning.
De formatie aspiranten in de eenheden wordt sinds 2018 vervangen door
volledig opgeleide operationele formatie. De formatie aspiranten wordt
elders ondergebracht. Daar waar aspiranten in de formatie van de
basisteams worden vervangen door volledig opgeleide agenten nemen de
mogelijkheden van dat team toe, omdat agenten van wie de opleiding
voltooid is, in beginsel volledig inzetbaar zijn.
Screening in de vorm van een betrouwbaarheidsonderzoek vindt altijd
plaats, screening in de vorm van een omgevingsonderzoek hangt af van het
risicoprofiel van de functie. Het huidige screeningsbeleid kent een
aantal knelpunten. Zo is het nu nog teveel een momentopname, en ook zijn
er bij de screening meer gegevens nodig. Met de invoering van de op 13
oktober jl. aangenomen Wet screening politie en politie-externen wordt
dit verbeterd met onder meer continue controle op veranderingen in
justitiële documentatie, een meldingsplicht, en periodieke
herhaalonderzoeken kunnen risico's vroegtijdig worden gesignaleerd en
aangepakt.
Vraag (96):
Kunnen hoog opgeleide medewerkers van de rechtspraak worden ingezet als
rechter? Eventueel tijdens hun opleiding als rechter?
Antwoord:
Het beleid ten aanzien van werving, selectie en opleiding is aan de
onafhankelijke Rechtspraak zelf. Er wordt binnen de Rechtspraak breed
nagedacht over hoe er meer rechters kunnen worden aangetrokken. MRb zal
in zijn overleg met de Raad voor de Rechtspraak het idee van de heer Van
Nispen meegeven, om ook te kijken naar doorgroeimogelijkheden voor
getalenteerde jonge juristen die nu bij de rechtspraak in de
ondersteuning werken.
Vraag (97):
Kan de minister het zwartboek sociale advocatuur helemaal lezen en
morgen aangeven hoe hij de leegstroom uit de sociale advocatuur gaat
stoppen en daarbij ook aangeven hoe hij deze ernstige problemen in de
sociale advocatuur gaat oplossen?
Antwoord:
MRb heeft het zwartboek nauwkeurig gelezen. Het vak van sociaal advocaat
is, ondanks de zwaarte, een prachtig vak met grote maatschappelijke
meerwaarde. MRb ziet het dilemma van de advocaat die zijn of haar cliënt
niet in de kou wil laten staan, maar daarbij ervaart dat hij of zij
onvoldoende betaald krijgt. De vergoedingen blijven nu vaak achter bij
het gedane werk. Met de stelselvernieuwing zetten we daarom in op een
betere vergoeding voor advocaten en mediators die in het stelsel
werkzaam zijn. Ook tijdens de rit houden we oog voor wat er nodig is. Om
ervoor te zorgen dat de sociale advocatuur gesterkt de overgang naar een
nieuw stelsel kan maken, is voor de jaren 2020 en 2021 € 36,5 miljoen
per jaar beschikbaar gesteld voor een tijdelijke toelage. Daarnaast is
er € 2 miljoen beschikbaar voor een tegemoetkoming in de beroepskosten
voor een nieuwe lichting sociaal advocaten (maximaal 175).
De conclusie dat de vergoedingen voor de sociale advocatuur in het
personen- en familierecht het meeste achterblijven, wordt gedeeld. Dat
is de reden dat MRb bij de stelselvernieuwing prioriteit geeft aan
echtscheidingszaken. Als er sprake blijkt te zijn van onderuitputting in
2020 op het budget rechtsbijstand, zal dit als eerste worden bestemd
voor het rechtsgebied personen-en familierecht.
De stelselvernieuwing gaat echter om meer dan geld alleen. Zo kijken we
ook naar de kwaliteit van rechtshulp en bieden we innovatie ruim baan.
Zodat rechtszoekenden verzekerd zijn en blijven van goede
rechtsbescherming, met een adequate vergoeding voor de
rechtshulpverleners die hen bijstaan.
Vraag (98):
Waarom is er nog steeds geen redelijke vergoeding voor sociaal
advocaten?
Antwoord:
De vergoedingen blijven nu vaak achter bij het gedane werk. Daarom
zetten we met de stelselvernieuwing ook in op betere vergoedingen voor
advocaten en mediators. Met de commissie-Van der Meer zien we dat de
vergoedingen voor de sociale advocatuur in het personen- en familierecht
het meeste achterblijven. Dat is de reden dat we in de
stelselvernieuwing prioriteit geven aan echtscheidingszaken. Zo is de
Raad voor Rechtsbijstand deze zomer in opdracht van MRb gestart met de
ontwikkeling van rechtshulppakketten voor echtscheidingen. Daarnaast is
inmiddels een aantal innovatieve projecten gestart in het kader van de
subsidieregeling van de Raad voor Rechtsbijstand, waaronder ook enkele
projecten rondom echtscheidingen. Op dit moment is er geen ruimte voor
structurele verhoging van de vergoedingen voor de sociale advocatuur,
vooruitlopend op de stelselvernieuwing. Om ervoor te zorgen dat de
sociale advocatuur gesterkt de overgang naar een nieuw stelsel kan maken
is voor 2020 en 2021 jaarlijks € 36,5 miljoen beschikbaar gesteld voor
een tijdelijke toelage.
Vraag (99):
Hoe kan het dat het Expertisebureau Online Kindermisbruik in zijn
bestaan wordt bedreigd?
Antwoord:
Voor specifieke activiteiten zijn dit jaar extra middelen beschikbaar
gesteld, bij aanvang van 2020 was dit samen met de structurele bijdrage
€ 507.732. Recent is een extra financiële impuls gegeven van € 287.080.
Waarmee het totale bijdrage voor 2020 uitkomt op € 794.812. Voor 2020 is
de verwachting dat het ministerie voldoende heeft bijgedragen aan de
belangrijke activiteiten van het Expertisebureau Meldpunt Kinderporno
(EOKM) en dat daarmee ook het belang van deze stichting is
onderstreept.
Voor 2021 is € 168.000,- begroot voor het EOKM. Hier worden het Meldpunt
kinderporno en Stop-It-Now van gefinancierd. De MJenV houdt ook gaande
2021 oog en oor voor eventuele knelpunten bij EOKM. Het Expertisebureau
speelt namelijk een belangrijke rol in de aanpak van online seksueel
kindermisbruik. Daarom verstrekt het ministerie al jaren een subsidie
aan het EOKM. De financiële positie van het EOKM is mede afhankelijk van
bijdragen van derden, zoals bijvoorbeeld subsidies van de EU, bijdragen
van het betrokken bedrijven en bijdragen uit fondsen. Meer bedrijven
zouden financieel moeten bijdragen aan het EOKM.
Vraag (100):
Kan de MRb toezeggen om in het AP te investeren?
Antwoord:
MRb stelt al in 2020 eenmalig een bijdrage beschikbaar van 3,5 miljoen
euro voor het oplossen van incidentele problematiek van de AP en voor
het doen van een investering in haar bedrijfsvoering (ICT).
Het budget van de AP is flink gegroeid in de afgelopen jaren. Bij de
start van het kabinet Rutte-III in 2016 was het budget van de AP 7,7
miljoen. Met toevoeging van de 3,5 miljoen in 2020 stijgt het budget dit
jaar naar 22,6 miljoen. Dit is een verdriedubbeling in vier jaar
tijd.
MRb heeft daarnaast met de AP afgesproken dat ze de huidige (formatieve)
bezetting van 184 fte in 2021 in stand houden. Dat betekent dat MRb voor
2021 het beschikbare budget verhoogt tot een bedrag dat gelijk is aan de
realisatie van 2020 (maximaal 24,6 miljoen). Het is vervolgens aan een
volgend kabinet om te besluiten over het ook na 2021 tenminste kunnen
behouden van deze huidige bezetting en een eventuele verdere uitbreiding
van de AP.
Vraag (101):
De AP moet toezicht houden op privacyschendingen van alle mensen, van
alle bedrijven en van alle ministeries. Denk bijvoorbeeld aan de
Belastingdienst. Dat had misschien veel eerder ontdekt kunnen worden als
onze privacywaakhond z'n zaken op orde had gehad en slagkracht had
gehad. Waarom betaalt dan alleen Justitie dit? Zou het niet logischer
zijn om andere ministeries ook mee te laten betalen?
Antwoord:
Met de AP en mogelijke nieuwe opdrachtgevers geldt de afspraak dat bij
het toevoegen van een wettelijke taak middels een uitvoeringstoets
inzichtelijk moet worden gemaakt wat de financiële gevolgen zijn van een
eventuele nieuwe taak voor de AP en dat bij het aanvaarden daarvan ook
de financiële dekking is geregeld.
De AP ontvangt op dit moment haar budget bijna geheel van JenV. De enige
uitzondering hierop is de financiering van de werkzaamheden die de AP
verricht in het kader van het toezicht op de Payment Services Directive
2 regeling (PSD2). Daarover is de AP in overleg met het Ministerie van
Financiën.
Overigens staat de MRb ook positief tegenover het verkennen van externe
financieringsmogelijkheden. Een deel van de activiteiten van de AP kan
worden doorbelast aan haar ondertoezichtgestelden. Denk hierbij aan
Binding Corporate Rules en adviezen voorafgaande raadpleging.
Doorbelasting van kosten aan ondertoezichtgestelden leidt echter ook tot
meer administratieve belasting van AP. De bedrijfsvoering moet hiervoor
geëquipeerd zijn. De MRB gaat hierover graag in gesprek met de AP.
Vraag (103):
Er is te weinig capaciteit bij de politie, bijvoorbeeld een tekort aan
agenten en rechercheurs. Binnen de politieorganisatie is er een te hoge
werkdruk en te veel bureaucratie. De wijkagent komt niet meer in de
wijk. Waarom laten we dat gebeuren?
Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 129.
Vraag (119):
Er worden nu mensen beveiligd door diensten die daar geen tijd voor
hebben. Waarom wordt hier gewacht met investeringen?
Antwoord:
Het stelsel bewaken en beveiligen draagt zorg voor passende
beveiligingsmaatregelen aan personen die dat nodig hebben. Binnen dit
stelsel zijn reeds diverse diensten betrokken ten behoeve van de
uitvoering van maatregelen die kunnen variëren van lichte tot intensieve
maatregelen. Door de toegenomen druk op het stelsel investeert de MJenV
structureel in dit stelsel onder andere ten behoeve van aanvullende
capaciteit en alternatieven in de uitvoering. Op dit moment is de
werving, selectie en opleiding van de regionale bewaken en beveiligen
teams gaande. In 2021 zijn de eerste teams operationeel inzetbaar. Deze
teams kunnen specifiek ingezet worden voor de uitvoering van bewaken en
beveiligen maatregelen en een deel van de taak die nu wordt uitgevoerd
door leden van bewakingseenheden.
Vraag (120):
Hoe zit het met preventie? Hoe voorkomen we dat schoffies criminelen
worden?
Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 40.
Vraag (129):
Kan de minister een realistisch beeld geven van de politieorganisatie in
2024?
Antwoord:
In de begroting is de doelformatie en geprognosticeerde bezetting tot
aan 2025 weergegeven. In de brief van 4 november 2020 (Kamerstukken II,
2020/21, 29 628, nr. 985) is MJenV nader ingegaan op de
politiecapaciteit, met name bij de GGP. De huidige verwachting is dat de
operationele formatie en bezetting vanaf 2024 weer in balans zijn.
Vraag (197):
Hoe kijkt de minister aan tegen het voorstel om de verjaringstermijn bij
adoptiezaken af te schaffen?
Antwoord:
Het is voor geadopteerden moeilijk te accepteren als zij worden
geconfronteerd met verjaring. Toch vindt MRb het wenselijk om aan de
verjaringstermijn van 20 jaar vast te houden. De verjaringstermijn is
van belang omdat na verloop van tijd het steeds moeilijker is vast te
stellen wat er is gebeurd. Zeker indien de feiten zich deels in een ver
buitenland hebben voorgedaan. Bovendien kan in uitzonderlijke gevallen
van de absolute verjaringstermijn worden afgeweken zoals in het geval
van misbruik weleens is voorgekomen. Het is dan aan de rechter dit te
beoordelen. De rechter kijkt dan onder meer naar de ernst van de
gebeurtenis en de verwijtbaarheid.
Het bovenstaande laat onverlet dat ook MRb het belangrijk vindt om zicht
te krijgen op de mogelijke misstanden uit het verleden, net als uw
Kamer. Daartoe is de Commissie Onderzoek Interlandelijke Adoptie in het
verleden ingesteld. Het eindrapport van deze commissie wordt begin
volgend jaar verwacht.
Vragen van het lid Dijk, J.J. van (SP)
Vraag (102):
Hoe kan het dat gemeenten afzien van de opvang van nieuwe asielzoekers?
Er zijn toch juist meer plekken nodig?
Antwoord:
Er is sprake van een urgente opgave om op korte termijn meer
opvangplekken voor asielzoekers te realiseren. De opvang van het COA
wordt met de dag voller. Er verblijven op dit moment circa 27.700
bewoners bij het COA. Het COA zit daarmee op nagenoeg de maximale
verantwoorde bezetting. De redenen die gemeenten aan het COA geven
wanneer zij afzien van de opvang van nieuwe asielzoekers zijn per
gemeente verschillend. De ene gemeente stopt met een opvanglocatie
vanwege beloften aan de gemeenteraad en omwonenden, de andere gemeente
maakt zich zorgen over draagvlak onder de bevolking en weer een andere
gemeente stelt andere prioriteiten. Het COA gaat met maximale
welwillendheid met gemeenten het gesprek aan over het openen dan wel
continueren van een opvanglocatie en onder welke voorwaarden. Daarbij
heeft de gemeente het laatste woord.
Vraag (104):
Wat vindt de Staatssecretaris zelf van de achterstanden bij de IND en
het tekort aan bedden en woningen?
Antwoord:
De achterstanden bij de IND en het tekort aan woningen voor
statushouders zijn uiteraard onwenselijk. In de brief van 18 november
jl. heeft de SJenV aangegeven dat de gevolgen van de vertraging van de
Taskforce voor de groep wachtende asielzoekers bijzonder pijnlijk is.
Het streven van de Taskforce is er steeds op gericht om de langwachtende
asielzoekers zo snel mogelijk duidelijkheid te geven over hun aanvraag.
Uiteraard worden alle asielzoekers op passende wijze opgevangen in de
opvang gedurende hun procedure en in afwachting van huisvesting in de
gemeenten. Het Rijk zet zich in om statushouders snel te voorzien van
huisvesting. Daarom hebben de leden van Landelijke Regietafel Migratie
en Integratie, onder voorzitterschap van de MinBZK en waarvan ook de
SJenV deel uitmaakt, recent een pakket aan ondersteuningsmaatregelen
voor gemeenten aangekondigd. In de brieven van 3 en 24 november jl. is
de Kamer hierover nader geinformeerd.
Vraag (105):
Hoe staat het met migratiepact van de EU? Is er al consensus?
Antwoord:
Op dit moment is nog geen sprake van consensus. Het gaat hier om een
uitgebreide set voorstellen die zorgvuldig wordt behandeld binnen de
Raad van de Europese Unie. Kortheidshalve verwijst de SJenV naar het
verslag van de JBZ-raad van 13 november jl. dat op 23 november jl. met
uw Kamer is gedeeld (2020Z22552). Daaruit blijkt dat er zich nog geen
consensus aftekent. Op 14 december a.s. vindt een volgende JBZ-Raad
plaats. De SJenV zal uw Kamer blijven voorzien van de stand van zaken.
De staatsecretaris wijst er voorts op dat er door de lidstaten eerst een
Raadspositie moet worden ingenomen, zoals vastgesteld in de normale
EU-wetgevingsprocedure die hier van toepassing is.
Vraag (106):
Er zijn zorgen over de verhoogde taal-eis voor de naturalisatietoets.
Graag een reactie. Is de SJenV bereid om hier meer maatwerk toe te
passen?
Antwoord:
In het regeerakkoord is opgenomen dat zowel voor inburgering als voor
naturalisatie de taaleis wordt verhoogd naar B1. De verhoging van de
taaleis bij naturalisatie past bij het uitgangspunt in het regeerakkoord
dat het Nederlanderschap iets is om trots op te zijn en dat je dit moet
verdienen. Het concept-Besluit naturalisatietoets 2021 is op 3 november
in consultatie gegaan. De consultatie loopt af op 2 december. Na
beoordeling en verwerking van de consultatieadviezen zal nog advies aan
de Raad van State worden gevraagd. Pas daarna zal het nieuwe Besluit
definitief worden vastgesteld.
Vraag (107):
Klopt het dat nog niemand vanuit Moria naar Nederland is gekomen? En hoe
kan het dat in Duitsland wel al mensen zijn opgenomen? Komt dit doordat
Nederland extra eisen stelt aan de opvang of niet? En kan de SJenV
reageren op het artikel van de Groene Amsterdammer van 25 november jl.
waarin staat dat Nederland niet handelt uit belang van vluchtelingen,
maar uit eigen belang.
Antwoord:
Op 24 november jl. heeft de SJenV uw Kamer geïnformeerd over de
uitvoering van het herplaatsingsaanbod. Voor de uitvoering van het
Nederlandse aanbod verwijst de SJenV kortheidshalve naar het antwoord op
vraag 63.
Ten aanzien van de uitgevoerde herplaatsingen naar Duitsland heeft de
SJenV contact gezocht met haar Duitse ambtsgenoot. Inmiddels zijn circa
1.200 mensen vanuit Griekenland naar Duitsland overgebracht, waarvan
bijna 200 amv. Het gaat om invulling van verschillende
herplaatsingstoezeggingen voor in totaal 2.750 mensen die Duitsland
heeft gedaan naar aanleiding van achtereenvolgens het verzoek van
Griekenland uit september 2019, de plotselinge instroom vanuit Turkije
in maart jl. en de recente branden op Lesbos. Deze laatste toezegging
betreft gezinnen met kinderen die recht hebben op internationale
bescherming, in totaal 1.553 personen, en 150 amv, zowel vanaf Lesbos
als de andere Griekse eilanden. In dit kader is recent al een aantal
groepen naar Duitsland herplaatst. Dit is mede mogelijk gebleken door
benutting van de herplaatsingspraktijk tussen Duitsland en Griekenland
die sinds het najaar van 2019 is opgebouwd. Daarnaast beschikte
Duitsland mede naar aanleiding van de eerdere herplaatsingstoezeggingen
al over relevante informaties over amv, waaronder die van kinderen die
vanaf Moria naar de regio Thessaloniki zijn overgebracht.
Het beeld dat wordt geschetst in het betreffende artikel waar naar wordt
verwezen herkent de SJenV niet. Dat is ook toegelicht in de
beantwoording op vragen van de journalist. Onze reactie is echter niet
meegenomen in het uiteindelijk gepubliceerde artikel. Het staat
lidstaten die vrijwillig deelnemen aan herplaatsing vrij om daar
voorwaarden aan te stellen. Dat doen de meeste deelnemende lidstaten, in
verschillende maten, bijvoorbeeld in verband met het geldende nationale
beleid. Vanuit de Commissie wordt bezien hoe daar het beste invulling
aan kan worden gegeven o.b.v. het gestandaardiseerde werk dat is
opgesteld voor herplaatsing vanuit Griekenland. In het Nederlandse
aanbod wordt rekening gehouden met een inschatting of een (lange
termijn) verblijf in Nederland kansrijk is. Dit om te voorkomen dat
mensen naar Nederland worden gehaald waarvan de kans groot is dat zij na
het doorlopen van de asielprocedure niet in aanmerking komen voor een
vergunning en moeten terugkeren naar hun herkomstland. Daar is niemand
mee geholpen. Daarnaast wordt de voorkeur gegeven aan kwetsbare gezinnen
met kinderen en amv. Voor amv is de inschatting gemaakt dat zij onder de
15 jaar het minst weerbaar zijn en daarom meer dan anderen gebaat zijn
bij herplaatsing.
Vraag (109):
Hoe kan de SJenV volhouden dat de uitzetting van asielzoeker (Al
Showaikh) naar Bahrein en is gemarteld in de gevangenis ordentelijk is
verlopen? Ook graag een reactie van de SJenV op de brief van
Vluchtelingenwerk die aangeeft dat de persoon wel degelijk naar een
ander land wilde vertrekken.
Antwoord:
Uit het Inspectierapport volgt dat de gevolgde asiel- en
vertrekprocedure zorgvuldig en op de voorgeschreven wijze is verlopen.
De IND heeft het besluit - op basis van de toen bekende feiten en
omstandigheden - op juiste gronden genomen. Gelet op de informatie in
het asieldossier en de berichten uit verschillende bronnen die naar
buiten zijn gekomen ná zijn vertrek uit Nederland, moet er rekening mee
gehouden worden dat de vreemdeling niet alle voor de beoordeling
vereiste informatie naar voren heeft gebracht. Evenals de IND heeft ook
de vreemdeling een plicht tot samenwerking om de juiste en relevante
feiten en omstandigheden boven tafel te krijgen. Indien de vreemdeling
hier niet of onvoldoende gehoor aan geeft, ontneemt hij de IND de
mogelijkheid om een volledige beoordeling te verrichten van de
asielaanvraag en risico’s die verbonden zijn aan de terugkeer. Of de IND
tot een ander oordeel inzake de asielaanvraag zou zijn gekomen als alle
feiten en omstandigheden bekend waren geweest, valt achteraf moeilijk te
zeggen.
Met betrekking tot de vraag om een reactie op de brief van
Vluchtelingenwerk waarin is gesteld dat de persoon wel degelijk naar
een ander land wilde vertrekken, het volgende.
Indien een uitgeprocedeerde asielzoeker op basis van vrijwillig vertrek
naar een derde land wil vertrekken ligt het initiatief en de
verantwoordelijkheid voor het realiseren van toegang tot dat derde land
bij betrokkene zelf. Dat geldt ook voor deze zaak. De Bahreinse
vreemdeling heeft ondanks daartoe in de gelegenheid te zijn geweest niet
het initiatief genomen om hier daadwerkelijk uitvoering aan te geven.
Als vertrek onder de verantwoordelijkheid van de DT&V plaatsvindt,
moet altijd sprake zijn van gewaarborgde toegang en bestendig verblijf.
Zoals ook volgt uit het Inspectierapport was de toegang tot Iran niet
gegarandeerd. Citaat inspectierapport: “De DT&V wil voor de
uitzetting gebruik maken van een zogenoemde removal order die de KLM
verplicht om A. terug te vervoeren naar Iran, het land van waaruit hij
naar Nederland was gereisd. Omdat toegang tot Iran volgens de KLM niet
gegarandeerd is aangezien A. voor dit land geen visum heeft, wordt de
removal order omgebogen naar Bahrein.”
Vraag (114):
Graag een reactie van de MRb op de aangeboden motie 35341-5 over het
onderbrengen van huwelijke uitbuiting bij de definitie van
mensenhandel.
Antwoord:
In de motie-Van Dijk/Van Wijngaarden (Kamerstukken II 2020/21, 35341,
nr. 5) wordt de regering verzocht “te onderzoeken op welke manier
«huwelijkse uitbuiting» kan worden aangepakt, bijvoorbeeld door het
onder te brengen bij de definitie van mensenhandel”. In het antwoord op
vraagnummer 29 is uiteengezet dat de verschillende verschijningsvormen
van huwelijkse uitbuiting nu al onder diverse strafbaarstellingen kunnen
vallen, waaronder mensenhandel (artikel 273f Sr). Zoals tijdens het WGO
op 9 november jl. door de MRb is toegezegd, wordt momenteel in
samenspraak met ketenpartners en wetenschappers verkend of en, zo ja,
hoe een wijziging van de strafbaarstelling van mensenhandel zou kunnen
bijdragen aan de bestrijding van handel in en uitbuiting van mensen, en
het profiteren daarvan. Vragen rondom de strafrechtelijke aanpak van
huwelijkse uitbuiting - en de mogelijke versterking daarvan - zullen bij
die verkenning worden betrokken.
Vraag (133):
Kan de minister ingaan op de noodzaak van de tariefsverhoging
gerechtsdeurwaarders?
Antwoord:
De tariefsverhoging staat niet op zichzelf en is onderdeel van een
breder pakket aan maatregelen. Zo worden kickbackfees per 1 januari 2021
onmogelijk gemaakt in lijn met wens uit uw kamer (Kamerstukken II 24
515, nr. 508) en wordt de beslagvrije voet vereenvoudigd. Afgelopen
jaren is door gerechtsdeurwaarders fors geïnvesteerd in de vermindering
van het aantal ambtshandelingen door gerechtsdeurwaarders. Dat betekent
dat zelfs met deze kostenverhoging per ambtshandeling het totaal aan
kosten voor schuldenaren lager zijn vanwege de vermindering van het
aantal ambtshandelingen. Tussen 2016 en 2018 bijvoorbeeld 35% minder
ambtshandelingen. De tariefsverhoging is nodig ter versterking van de
onderhandelingspositie van de gerechtsdeurwaarders naar de
opdrachtgevers zodat zij niet langer onder de kostprijs gaan werken en
zich afhankelijk maken van opdrachten van schuldeisers. Hierdoor kunnen
gerechtsdeurwaarders hun onafhankelijke positie beter waarmaken en
ervoor zorgen dat schuldenaren worden beschermd tegen overbodige
ambtshandelingen. Daarom is de aanpassing noodzakelijk zoals eerder al
door het kabinet is aangegeven in de brief van 4 februari 2020
(Kamerstukken II, 29 279, nr. 574) en waarover een schriftelijke debat
met uw Kamer heeft plaatsgevonden (Kamerstukken II, 29 279, nr.
607).
Vragen van het lid Groothuizen, M. (D66)
Vraag (108):
Wat doen de Europese Unie en Nederland tegen het onderdruk staan van de
rechtsstaat in Polen?
Antwoord:
Momenteel loopt tegen Polen nog steeds de procedure op grond van artikel
7 van het EU-verdrag. Aanvankelijk was gepland in de Raad Algemene Zaken
van december een verdere bespreking over de stand van zaken te houden.
Vanwege het feit dat geen fysieke bijeenkomst mogelijk is, is dit
uitgesteld. Verder heeft de Commissie een aantal inbreukzaken tegen
Polen bij Hof van Justitie van de EU aangespannen. Nederland heeft zich
met andere lidstaten in een aantal van deze zaken gevoegd. Ook hebben
Poolse rechters en de rechtbank Amsterdam zogenaamde prejudiciële zaken
aan Hof van Justitie van de EU voorgelegd. Ook in een aantal van deze
zaken deze heeft Nederland zich gevoegd. In de JBZ-raad van 2 december
a.s. wordt de Rule of Law aan de hand van het nieuwe jaarlijkse
toetsingskader van de Commissie besproken. In bilaterale contacten met
mijn Poolse ambtsgenoten spreken wij hen aan op de rechtsstaat
ontwikkelingen in Polen. MRb heeft dit ook gedaan tijdens diens bezoek
aan Polen in augustus 2019.
Vraag (110):
Kunnen we Poolse verdachten en veroordeelden nog wel uitleveren?
Antwoord:
Het is aan de Internationale rechtshulpkamer van de Rechtbank Amsterdam
om te besluiten over de overlevering van verdachten of veroordeelden aan
Polen. De Internationale rechtshulpkamer heeft prejudiciële vragen
gesteld aan het Hof van Justitie van de EU over de onafhankelijkheid van
de Poolse rechterlijke macht, in relatie tot het Europees
aanhoudingsbevel. In afwachting van de beantwoording van de door haar
gestelde prejudiciële vragen heeft de Internationale rechtshulpkamer
besloten om tijdelijk overleveringen aan Polen op te schorten. De
verwachting is dat de Internationale rechtshulpkamer in deze zaken
uitspraak zal doen zodra er een arrest is van het Hof. Inmiddels heeft
de advocaat-generaal conclusie genomen in deze zaak, de uitspraak wordt
binnen enkele maanden verwacht. Pas na de uitspraak is er duidelijkheid
over de mogelijkheden verdachten en veroordeelden aan Polen over te
leveren. De zaak is dus onder de rechter. Daarom worden daar nu verder
geen uitspraken over gedaan.
Vraag (111):
Kan Nederland een procedure starten tegen Polen op grond van art. 259
vanwege het niet nakomen van het unie verdrag?
Antwoord:
Op grond van artikel 259 VWEU kan een lidstaat zich wenden tot het Hof
van Justitie van de Europese Unie als hij vindt dat een andere lidstaat
zich niet aan een verdragsverplichting houdt. Deze zogenoemde
statenklachtprocedure, is naar de visie van het kabinet niet de meest
aangewezen wijze om de Rule of Law in andere lidstaat af te
dwingen.
De Commissie is immers bij uitstek toegerust om inbreukzaken te starten
tegen lidstaten die rechtsstatelijke beginselen schenden – en zij doet
dit ook regelmatig. Nederland zal bij de mondelinge zitting van
komende dinsdag in de zaak over de Poolse tuchtrechtspraak deze cruciale
rol van de Commissie als hoedster van de verdragen nogmaals
onderstrepen. De Commissie heeft een centrale positie en kan hierin
effectiever opereren dan een individuele lidstaat die een procedure
start.
Afgezien van meer inhoudelijke bezwaren is een belemmering dat het
beginnen van dergelijke juridisch complexe zaken van Nederland
bijzondere capaciteit en instrumenten vraagt. Deze vergen immers onder
meer zeer grondige kennis van de nationale wet- en regelgeving terzake
en gedegen beheersing van bijv. de Poolse taal.
Vraag (112):
Hoe denkt de minister de rechtsstaat financieel gezond te houden?
Antwoord:
Investeren in de instituties van de rechtsstaat is cruciaal in een
democratische samenleving. Die investeringen doen we ook: een
aanzienlijk deel van de begroting van JenV wordt ingezet om de
organisaties die de rechtsstaat dienen toe te rusten op hun taak, niet
alleen nu maar ook voor de toekomst.
De rechtsstaat vergt voortdurend onderhoud en dat onderhoud plegen we
ook. We verwijzen naar het actieplan strafrechtketen dat we op 17
november 2020 aan uw Kamer hebben gestuurd, dat tot doel heeft het
functioneren van de strafrechtketen de komende jaren ter versterken. En
de afgelopen jaren zijn onder meer extra middelen uitgetrokken voor de
prijsafspraken met de rechtspraak, voor de digitalisering in de
strafrechtketen, voor de gevolgen voor de strafrechtketen van de
uitbreiding van de politie en voor de aanpak van ondermijning.
In maart 2021 verwachten we de uitkomsten van het onderzoek dat in
opdracht van het WODC wordt verricht ter uitvoering van de motie van de
heer Rosenmöller. In dit onderzoek wordt gekeken naar de financiering
van politie, OM en rechtspraak in de afgelopen 10 jaar en naar lessen
voor de toekomst voor de continuïteit van de bekostiging van deze
organisaties, met het oog op een duurzame versterking.
Vraag (113):
Deelt de MJenV de inschatting dat er meer cybercrime specialisten nodig
zijn bij de politie en het OM?
Antwoord:
De mogelijkheden van de digitale wereld worden ook door criminelen
helaas volop benut. Dat maakt extra specialisten op het gebied van
cybercrime en digitale opsporing wenselijk. Daarom is de afgelopen jaren
in de opbouw van expertise bij de politie en het OM geïnvesteerd. Zoals
gemeld in de Kamerbrief over de integrale aanpak van cybercrime van 29
juni jl. heeft het Regeerakkoord bij de politie een uitbreiding van 145
fte mogelijk gemaakt. De afgelopen jaren is daarnaast herhaaldelijk
geïnvesteerd in capaciteit en expertise bij het OM. In 2017 betrof het
een bedrag van 1,7 miljoen euro, in 2018 1,0 miljoen euro. Op basis van
het Regeerakkoord is daarbovenop verder geïnvesteerd in het OM van 1,2
miljoen euro vanaf 2018.
Vraag (115):
Is het te rechtvaardigen dat MJenV zich mag mengen in een individuele
strafzaak? Graag een reactie op het initiatiefwetsvoorstel van D66 die
deze mogelijkheid wil schrappen.
Antwoord:
Conform artikel 127 van de Wet op de rechterlijke organisatie (Wet RO)
kan de MJenV algemene en bijzondere aanwijzingen geven betreffende de
uitoefening van de taken en de bevoegdheden van het OM. De wet voorziet
de MJenV dus in de mogelijkheid om een aanwijzing te geven in een
individuele strafzaak. Met betrekking tot individuele strafzaken
betracht de minister in verband met de bijzondere positie van het OM in
het strafproces grote terughoudendheid. Artikel 128 Wet RO voorziet
daarom in procedurebepalingen om de zorgvuldigheid van de besluitvorming
in dergelijke gevallen te waarborgen. De MJenV heeft kennisgenomen van
het initiatiefvoorstel van de heer Groothuizen. Zoals altijd reageert
het kabinet op initiatiefvoorstellen zodra deze bij de Tweede Kamer
aanhangig zijn gemaakt en bij die Kamer voor plenaire behandeling
voorliggen. Zover is het nu nog niet. De MJenV zal geen geheim
verklappen als er gezegd wordt dat dit een voorstel met veel
staatsrechtelijke aspecten is, die ook het kabinet goed moet doordenken.
Daarop kan de MJenV nu niet vooruitlopen.
Vraag (116):
Hoe gaat de minister om met de tegengestelde prikkels bij de
verschillende organisaties binnen de strafrechtketen, bijvoorbeeld bij
de aanpak van ondermijning? Dit zodat deze organisaties beter gaan
samenwerken.
Antwoord:
Of er sprake is van tegengestelde prikkels in de financiering van
politie, OM en Rechtspraak en zo ja of/hoe die van invloed zijn op het
functioneren van de samenwerking in de strafrechtketen, is onderdeel van
het WODC-onderzoek naar aanleiding van de motie Rosenmöller. Dit speelt
niet alleen bij ondermijning maar is een breder probleem. De uitkomsten
van genoemd onderzoek zullen naar verwachting in maart 2021 beschikbaar
komen. Op basis hiervan zal MJenV in samenspraak met MRb uw Kamer nader
informeren.
Verbetering van de samenwerking in de strafrechtketen is een belangrijk
thema in het actieplan strafrechtketen dat op 17 november jl. door MJenV
en MRb aan uw Kamer is aangeboden. Uitgangspunt is dat samenwerking van
de organisaties in de strafrechtketen de beste resultaten oplevert als
de organisaties hiertoe zelf de verantwoordelijkheid en het initiatief
nemen en hieraan gezamenlijk invulling geven. Met het actieplan en de
daarin aangekondigde meerjarenagenda heeft de strafrechtketen het
initiatief genomen voor de verdergaande samenwerking. De MJenV en MRb
dragen aan deze positieve ontwikkeling bij door in de komende periode
frequent met de bestuurders van de strafrechtketen om tafel te gaan om
te bespreken op welke wijze we de samenwerking verder kunnen
ondersteunen. Daarnaast is het uitgangspunt dat de samenwerking
plaatsvindt met zo min mogelijk overlegvormen. Om effectief te zijn kan
het voor de aanpak van sommige criminaliteitsfenomenen of deelketens
(bijvoorbeeld afpakketen) nodig zijn dat een aparte overlegstructuur
wordt ingericht.
Vraag (117):
Sociaal advocaten, met name in personen- en familierecht, hebben het
zwaar. Blijft er dit jaar geld over zodat we die groep volgend jaar
kunnen helpen?
Antwoord:
Met commissie-Van der Meer deelt MRb de constatering dat de vergoedingen
voor de sociale advocatuur in het personen- en familierecht het meeste
achterblijven. Om die reden geeft MRb bij de stelselvernieuwing
prioriteit aan echtscheidingszaken. Indien sprake blijkt te zijn van
onderuitputting in 2020 op het budget voor rechtsbijstand, zal de MRb
dit als eerste bestemmen voor rechtsgebied personen- en familierecht. In
de vierde voortgangsrapportage, die MRb naar verwachting nog voor het
kerstreces aan uw Kamer zal zenden, zal de MRb hier nader op
ingaan.
Vraag (122):
De Taskforce moet voor het einde van het jaar nog 1.800 zaken wegwerken,
hoe realistisch is dat eigenlijk?
Antwoord:
In de voortgangsbrief Taskforce van 18 november jl. is de verwachting
uitgesproken dat de Taskforce aan het einde van het jaar omstreeks 8.000
zaken afgehandeld heeft. Tot medio november zijn circa 6.500 zaken
beslist. Daarmee resteren voor de laatste 5 weken van 2020 nog 1.500
zaken. Over de stand van zaken van de Taskforce wordt de Tweede Kamer,
conform de toezegging van SJenV, voor het einde van het jaar
geïnformeerd.
Vraag (123):
Tussen 1 april en 1 november is op 1/3 van de aanvragen beslist. Is dit
voldoende om achterstanden voor te blijven? Graag een reactie van de
SJenV over de reguliere voorraad.
Antwoord:
Op zaken van na 1 april 2020 wordt binnen de wettelijke termijnen
beslist. De Taskforce en de IND hebben de opdracht gekregen om te komen
met een realistisch plan voor de afhandeling van de resterende Tasforce
zaken én het bijhouden van de zaken vanaf 1 april 2020. De Tweede Kamer
zal over dit plan in de derde voortgangsbrief over de Taskforce voor
eind december nader worden geinformeerd.
Vraag (124):
Welke oplossing ziet de SJenV om op korte termijn de sociale veiligheid
in azc’s te vergroten?
Antwoord:
In Nederland is geen ruimte voor homohaat en discriminatie, dus ook niet
in de azc’s. Elk incident dat zich heeft voorgedaan betreurt de SJenV
ten zeerste en keurt de SJenV ten strengste af. Het COA doet echter al
veel ter bescherming van bekeerlingen en LHBTI-asielzoekers en heeft ook
al veel maatregelen tot zijn beschikking. Zo zijn er
LHBTI-contactpersonen op meerdere COA-locaties die fungeren als
vraagbaak en kennishouder. Zij onderhouden ook contacten met
LHBTI-organisaties in de omgeving. Ook is er het Platform
Informatievoorziening Grondrechten waar verschillende maatschappelijke,
religieuze én levensbeschouwelijke organisaties samen komen om kennis te
delen en signalen en trends met elkaar te bespreken.
Daarnaast geeft het COA voorlichting aan asielzoekers over het
gelijkheidsbeginsel in de Grondwet. Zij worden er op gewezen dat ze
elkaars cultuur, sekse, levensovertuiging en seksuele geaardheid moeten
respecteren. Dit staat ook vastgelegd in de huisregels en wordt verteld
in het rechten- en plichtengesprek bij aanvang van de opvang en in de
begeleidingsprogramma's.
In het geval van een incident kan het COA een breed scala aan
maatregelen treffen die zijn vastgelegd in de Regeling Onthouding
Verstrekkingen, waaronder verplaatsing naar de handhaving- en
toezichtlocatie (htl). Ook adviseert het COA slachtoffers bij vermeend
strafbaar gedrag om aangifte te doen. Indien een COA-medewerker getuige
is geweest van vermeend strafbaar gedrag kan de medewerker ook zelf
aangifte doen.
Voorts zal het WODC onderzoek doen naar de opvang en begeleiding van
LHBTI en bekeerlingen, zoals reeds met uw Kamer gedeeld in de brief van
de SJenV d.d. 23 september 2020 (Kamerstukken II 19 637, nr. 2663). Als
onderdeel van dit onderzoek zal bekeken worden waar er ruimte bestaat
voor verbeteringen in de opvang en begeleiding van deze doelgroep.
Vraag (125):
Klopt het dat er een kleine daling in de begroting voor de IND zit? Kan
de staatssecretaris dit toelichten?
Antwoord:
Het verschil tussen het bedrag in de begroting 2020 en 2021 is deels van
technische aard:
Het bekostigen van de Taskforce middels een schuif van productie en middelen uit 2021 naar 2020 van 40 miljoen. Deze middelen blijven beschikbaar voor de Taskforce; het in 2020 niet uitgegeven deel gaat mee naar 2021.
De incidentele 38,9 miljoen die in 2020 zijn vrij gemaakt voor de dwangsommen.
De raming voor 2021 is gebaseerd op de verwachte benodigde productie
bij de IND zoals bekend bij het opstellen van de begroting. De raming
hiervan wordt elk jaar geactualiseerd. Bij voorjaarsnotabesprekingen zal
de begroting van de IND, alsmede van de Taskforce, worden
geactualiseerd. Dat gebeurt aan de hand van de meest actuele raming, ook
in het licht van de 2de suppletoire begroting die op korte termijn
naar de Kamer toegaat.
Vraag (126):
Heeft de Staatssecretaris vooraf niet een te rooskleurig beeld over de
te verwachten resultaten van de taskforce geschetst?
Antwoord:
De opdracht bij de start van de Taskforce was ambitieus. De Taskforce
heeft de afgelopen maanden onverminderd ingezet op het beslissen op de
15.350 zaken die de opdracht kent. Hierbij is, ondanks de tegenslagen,
die o.a. Covid-19 met zich meebrachten, aan het eind van het jaar naar
verwachting in circa 8.000 zaken beslist. Daarmee is voor duizenden
personen, die reeds geruime tijd wachten op een beslissing, inmiddels
een einde gekomen aan de onzekerheid hun asielaanvraag. Per brief van 7
september jl. is aangegeven dat een risico bestond dat een deel van de
zaken niet voor het einde van het jaar zou worden afgerond. Daarnaast is
in deze brief aangegeven dat een versnelling werd verwacht in het
afhandelen van aanvragen vanaf dat moment. Daarna is steeds alles erop
gericht geweest op afronding voor het einde van het jaar, zoals ook
vermeld.
Vraag (127):
Er lijkt meer ruimte voor samenwerking om grip op migratie te krijgen.
Het openen van legale migratieroutes kan helpen bij het maken van betere
afspraken met landen van herkomst en het bevorderen van terugkeer. Hoe
kijkt de SJenV hier tegenaan en wanneer komt zij met een schriftelijke
reactie op ons voorstel van begin dit jaar?
Antwoord:
Zoals verwoord in het BNC-fiche inzake de Commissie Mededeling inzake
een nieuw migratie- en asielpact (Kamerstukken II 22 112, nummer 2955)
ziet het kabinet meerwaarde in betere coördinatie op het terrein van
legale migratie in het kader van de samenwerking tussen de EU enerzijds
en landen van herkomst en transit van irreguliere migratie anderzijds.
Het kabinet is bereid om - binnen de bestaande kaders en als onderdeel
van een brede integrale aanpak - legale migratie als strategisch
instrument in te zetten om irreguliere migratie tegen te gaan en
samenwerking op terugkeer te bevorderen. De reactie op het voorstel Grip
op Migratie wordt in de voortgangsrapportage Integrale Migratieagenda
opgenomen en zal de SJenV voor het einde van het jaar naar de Kamer
sturen.
Vraag (132):
Is de minister bereid de bevindingen uit de Veiligheidsmonitor – met
name dat jonge vrouwen zich nog te vaak onveilig voelen op straat –
onder de aandacht te brengen bij de VNG en het Veiligheidsberaad?
Antwoord:
Ja.
Vraag (185):
Kan SJenV uitleggen hoe het mechanisme werkt dat als de IND onder de
prognose uitkomt, dat het dan niet meteen gevolgen heeft voor de
financiering?
Antwoord:
In het verleden was het gebruikelijk dat de begroting van de IND
aangepast werd aan de verwachte raming die op dat moment actueel was.
Daardoor schommelde de begroting van de IND met de raming. Met de
besluitvorming in 2019 van een stabiele financiering is besloten dat de
IND een structurele basis heeft in de financiering die niet wordt
aangepast, tenzij het lagere niveau langdurig aanhoudt en er daarom
aanleiding is het structurele kader te verlagen. Hiermee wordt voorkomen
dat de IND te snel afschaalt.
Vragen van het lid Beukering-Huijbregts, M. van
(D66)
Vraag (128):
Kan het kabinet borgen dat etniciteit en nationaliteit niet in
risicoprofielen worden gebruikt?
Antwoord:
De politie gebruikt alleen risicoprofielen als dat in overeenstemming is
met wet- en regelgeving. Er is continue aandacht voor wat wel en niet
als risicoprofiel mag worden gebruikt. Er wordt niet geselecteerd op
etniciteit, en in beginsel niet geselecteerd op nationaliteit. Toch kan
het soms gerechtvaardigd zijn. Wel moet er gekeken worden of het passend
en noodzakelijk is.
Vraag (130):
Wordt de mensenrechtentoets uit de brief van de MRb van afgelopen
vrijdag een verplichting voorafgaand aan het uitrollen van nieuwe
projecten waar gebruik wordt gemaakt van kunstmatige intelligentie? Kan
de minister de laatste stand van zaken toelichten?
Antwoord:
De laatste stand van zaken is dat er door de Universiteit Utrecht wordt
gewerkt aan een model impact assessment dat overheidsorganisaties helpt
met het ondervangen van de risico´s van algoritmen voor
mensenrechten.
Wanneer de ontwikkeling van het model impact assessment is afgerond zal
het kabinet nader bekijken in hoeverre dit verplicht kan worden gesteld.
Het is daarbij van belang de synergie te borgen met de richtlijnen voor
data-analyse door de overheid en de ontwikkelingen betreffende AI-regels
op Europees gebied. In Q1 2021 wordt bezien of de richtlijnen voor
data-analyse door de overheid (deels) worden omgezet in wettelijke
waarborgen. Tevens in Q1 2021 komt de Europese Commissie met een
voorstel over AI, dat zich eveneens zal richten op het tegengaan van de
negatieve impact van hoog-risico artificiële intelligentie.
Het model impact assessment zal in het eerste kwartaal van 2021 worden
afgerond. De staatssecretaris van BZK zal u hier, mede namens de MRb, na
de afronding nader over berichten.
Vraag (131):
Het zogeheten Criminaliteits Anticipatie Systeem heeft de politie
landelijk uitgerold. Toch is er over de effectiviteit weinig bekend. Dit
doordat de indicatoren om dat te meten ontbreken. Deelt de MJenV de
mening dat een landelijk systeem met in potentie een enorme impact op
rechten van de burgers en het werk van de politie, enig bewezen
effectiviteit zou moeten hebben? En dat die effectiviteit niet bepaald
kan worden als er geen doelstellingen of indicatoren worden vastgesteld?
Is de MJenV, indien dat inderdaad het geval is, bereid met de politie in
gesprek te gaan over doelstellingen en indicatoren waarmee de
effectiviteit van het systeem gemonitord kan worden?
Antwoord:
Het Criminaliteits Anticipatie Systeem geeft de politie de mogelijkheid
om te zien waar – op basis van gegevens uit het verleden – het
waarschijnlijk is dat bepaalde vormen van criminaliteit kunnen
plaatsvinden in termen van tijd en plaats. Daarmee kan de politie
capaciteit effectief inzetten. De veronderstelling dat het CAS daarmee
in potentie een enorme impact heeft op rechten van burgers is niet
juist. Hoe effectief het CAS is, is moeilijk te meten; zowel hierbij als
bij ander politiewerk is het causaal verband tussen inzet en effect
nooit goed te meten vanwege de vele andere factoren die ook een rol
spelen. In het algemeen behoort het tot de agenda van de MJenV om meer
zicht te krijgen op de relatie tussen middelen, activiteiten, resultaten
en effecten. Verder is de MJenV van mening dat het bij pilots die –ander
dan CAS dus – direct impact hebben op rechten van burgers goed is om van
te voren evaluatiecriteria op te stellen zodat een pilot goed
geëvalueerd kan worden.
Vraag (134):
Kan de minister toelichten waarom er niet gekeken wordt naar de rol van
de boa, terwijl de motie de boer daar expliciet om vroeg? Is de recente
pilot waarbij boa’s met wapenstok worden uitgerust, niet bij uitstek een
ontwikkeling om daarin mee te nemen?
Antwoord:
De samenwerking tussen politie en boa’s is de laatste jaren in
ontwikkeling. Dit wordt betrokken bij de thans plaatsvindende verkenning
van de WRR naar de toekomstige politiefunctie. In de Kamerbrief van 16
november heeft MJenV aangegeven welke gemeenten onderdeel uit maken van
de pilot om boa's uit te rusten met de korte wapenstok. De uitkomsten
van deze pilots worden met uw Kamer gedeeld en zullen worden betrokken
in de verdere samenwerking tussen de politie en de boa's.
Vraag (135):
Op basis waarvan gaat de politie diversiteitsbeleid voeren en welke
streefcijfers worden daarbij gehanteerd?
Antwoord:
De politieorganisatie maakt met de visie politie voor iedereen een
omslag van streefcijfers naar competenties. Bij de politie werkt een
variëteit aan politiemensen die het vak verstaan en beschikken over de
vaardigheid om verbinding te maken met collega’s en burgers. ‘Politie
voor Iedereen’ legt hierbij de nadruk op de lokale context en
teamsamenstelling, in plaats van op algemeen geldende streefcijfers. De
politie zoekt hierbij actief de samenwerking met burgemeesters om zo de
teamsamenstelling optimaal aan te laten sluiten bij de lokale context en
behoefte. Eén landelijk streefcijfer voor politiemedewerkers met een
niet-westerse achtergrond wordt langzaam losgelaten. Het realisatieplan
van politie voor iedereen wordt op dit moment door de politie afgerond.
De Korpsleiding heeft angegeven dit plan in januari gereed te
hebben. MJenV zal uw kamer hierover informeren.
Vraag (136):
Hoe gaat het kabinet ervoor zorgen dat de Autoriteit Persoonsgegevens
ook in de toekomst de steeds zwaarder wordende taak kan blijven
vervullen?
Antwoord:
Eerder deze maand is het externe onderzoek naar de taken en middelen van
de AP afgerond. Met de uitkomsten van dit onderzoek worden stappen gezet
naar meerjarige financiële stabiliteit bij de AP. De AP en MRb scharen
zich samen achter de vijf aanbevelingen die de onderzoekers doen. We
gaan onder andere de ontwikkelingen monitoren, zorgen voor objectieve
normen van het werk (door bijvoorbeeld tijdregistratie en het toewerken
naar een kostprijsmodel) en blijven in gesprek hierover.
Mevrouw Van Beukering-Huijbregts merkte op dat het budget van de AP niet
is meegegroeid met de hoeveelheid werk. Het budget van de AP is sinds
2016 sterk gegroeid. In 2016 was het budget bijna 8 miljoen euro, na
intreding van de AVG is dat budget verder gestegen naar bijna 13 miljoen
euro in 2018 naar uiteindelijk een structureel kader van zo’n 19 miljoen
euro in 2020. Vergeleken met de andere Europese
gegevensbeschermingsautoriteiten zijn alleen Ierland en Finland sterker
gegroeid in budget dan de AP.
Vraag (137):
Graag hoor ik van de MRb hoe het staat met de laagdrempelige voorziening
voor slachtoffers van internetcriminaliteit, waar de Kamer eerder dit
jaar om vroeg naar aanleiding van het burgerinitiatief ‘internetpesters
aangepakt’. Ook zou de minister in gesprek gaan met providers en
platforms om hen op hun verantwoordelijkheid aan te spreken en op de wet
te wijzen. Wat is daar uitgekomen?
Antwoord:
Er bestaan reeds verschillende laagdrempelige voorziening voor
slachtoffers van internetcriminaliteit, zoals het Meldpunt Internet
Discriminatie. Maar het onlangs openbaar gemaakte WODC onderzoek naar
“Voorziening voor verzoeken tot snelle verwijdering van onrechtmatige
online content” maakt duidelijk dat grote behoefte bestaat aan
verduidelijking van online rechten en de route om die rechten te kunnen
uitoefenen. Uw Kamer zal daarover komend voorjaar een brief ontvangen.
Zie ook het antwoord op vraag 54.
Vraag (138):
Kan de minister een laatste stand van zaken geven over Roze in
Blauw?
Antwoord:
De politie is bezig met verdere inbedding van de formele Netwerken
Divers Vakmanschap (NDV), waarmee ook de werkzaamheden van de informele
medewerkersnetwerken worden geborgd. De politie hecht groot belang aan
de kennis en inzichten van het netwerk Roze in Blauw. Deze netwerken
(NDV) worden in de eenheden gepositioneerd als het portaal voor
vakmanschap en verbinding. Het streven is dat medewerkers voldoende tijd
en ruimte krijgen om zich voor het werk in te zetten. Dat geldt ook voor
Roze in Blauw. De professionalisering van het NDV komt terug in het
realisatieplan “Politie voor Iedereen”, welke in januari gereed
is.
Vraag (140):
Het is van belang dat de politie in de haarvaten van de samenleving
komt. Onderschrijven de bewindspersonen dat er daarvoor meer capaciteit
bij de politie en het OM moet komen, met name wijkagenten?
Antwoord:
Lokale verankering is een belangrijk uitgangspunt voor de politie. In
zijn brief van 4 november 2020 (Kamerstukken II, 2020/21, 29 628, nr.
985) is MJenV nader ingegaan op de politiecapaciteit, met name bij de
GGP waartoe ook de wijkagenten behoren. Er is de afgelopen jaren
geïnvesteerd om de bezetting van de wijkagenten op orde te krijgen. De
bezetting van het aantal wijkagenten is vanaf 2015 toegenomen met circa
362 ft naar 3.555 fte op 31-08- 2020. Kijkend naar de bevolkingsomvang
op dit moment, voldoet het aantal wijkagenten landelijk aan de norm
1:5.000.
Ook het OM heeft de afgelopen jaren extra budget gekregen, onder andere
om de versterking van de politie op te vangen. Daarnaast heeft het OM
extra middelen ontvangen op het terrein van ondermijning en voor het
afpakken van crimineel verkregen vermogen. Zie ook het antwoord op vraag
93.
Vragen van het lid Moorlag, W.J. (PvdA)
Vraag (139):
Is SJenV bereid dit terug te draaien om ervoor te zorgen dat de
capaciteit van de taskforce niet wordt teruggedraaid zolang de aanvragen
niet zijn afgehandeld?
Antwoord:
De raming voor de IND 2021 is gebaseerd op het verwachte benodigde
productie bij de IND zoals bekend bij het opstellen van de begroting.
Zoals in het antwoord op vraag 125 is toegelicht, is het verschil tussen
het bedrag in de begroting voor 2020 en 2021 deels van technische aard
Bij voorjaarsnota 2021 zal het kabinet, zoals gebruikelijk, de budgetten
voor de IND bijstellen op basis van de ramingen op dat moment. Hierbij
zal ook de financiering voor de taskforce worden betrokken.
Vraag (141):
Voor de aanpak van ondermijning is 400 miljoen nodig, waaronder 100
miljoen voor de wijkgerichte aanpak. Zijn de huidige investeringen
voldoende om ondermijning en samenhangende problemen aan te
pakken?
Antwoord:
Met de investeringen vanuit het regeerakkoord en het brede offensief
ligt er een stevige basis voor de langjarige aanpak van ondermijning.
Zoals in april aan uw Kamer bericht, was dit voorjaar vanwege de grote
financiële implicaties van de coronacrisis alleen structurele
bekostiging beschikbaar voor het stelsel Bewaken en Beveiligen en het
Multidisciplinair Interventieteam (MIT). Uit deze structurele gelden is
er 15 miljoen euro in 2021 en 10 miljoen euro in 2022 incidenteel
beschikbaar voor de lokale en regionale aanpak. MJenV en MRb hebben
tevens voor de periode 2020-2022 aan acht gemeenten gelden verstrekt
voor versterking en versnelling van hun preventieve aanpak.
Het pact voor de rechtsstaat is opgesteld met het oog op een volgende
kabinetsperiode, en biedt goede aanknopingspunten voor verdere
versterking van de aanpak. De aanpak vergt een lange adem, waar we de
komende jaren gezamenlijk fors op moeten blijven inzetten.
Vraag (142):
Hoe gaat de minister tempo maken met de wetgeving voor de experimenten
maatschappelijk effectieve rechtspraak en hoe borgt de minister de
financiering van deze experimenten?
Antwoord:
Op korte termijn (volgende maand) zal geconsulteerd worden over het
besluit over de opzet, inhoud en evaluatie en het besluit over de
Toetsingscommissie. Deze twee besluiten zullen samen met de
Experimentenwet in het tweede kwartaal van 2021 in werking treden. Het
eerste experiment voor de nabijheidsrechter wordt momenteel samen met de
Rechtspraak voorbereid en dat zal zo spoedig mogelijk na
inwerkingtreding van de wet en besluiten van start gaan. Ten behoeve van
experimenten is in het prijsakkoord met de Rechtspraak voor de periode
2020-2022 jaarlijks een bedrag van € 1 miljoen beschikbaar. Verder geldt
dat zaken die in een experimentele procedure worden behandeld, worden
bekostigd volgen de reguliere bekostigingssystematiek. Overigens zal bij
de algemene maatregel van bestuur voor elk experiment afzonderlijk
aandacht worden besteed aan de kosten van het experiment en de wijze
waarop het experiment gefinancierd zal worden.
Vraag (143):
Hoe is dit mogelijk dat SJenV heeft toegezegd dat aan het einde van het
jaar de 15.000 zaken zouden zijn afgehandeld, dat zij in september zei
dat de opstartproblemen zijn opgelost, dit begin november nog zei en dat
een paar weken later blijkt dat er nog 7.000 zaken moeten worden
afgehandeld?
Antwoord:
De opdracht bij de start van de Taskforce was ambitieus. De Taskforce
heeft de afgelopen maanden onverminderd ingezet op het beslissen op de
15.350 zaken die de opdracht kent. Hierbij is, ondanks de tegenslagen,
die o.a. Covid-19 met zich meebrachten, aan het eind van het jaar naar
verwachting in circa 8.000 zaken beslist. Daarmee is voor duizenden
personen, die reeds geruime tijd wachten op een beslissing, inmiddels
een einde gekomen aan de onzekerheid hun asielaanvraag. Per brief van 7
september jl. is aangegeven dat een risico bestond dat een deel van de
zaken niet voor het einde van het jaar zou worden afgerond. Daarnaast is
in deze brief aangegeven dat een versnelling werd verwacht in het
afhandelen van aanvragen vanaf dat moment. Daarna is steeds alles erop
gericht geweest op afronding voor het einde van het jaar, zoals ook
vermeld. Die inzet is ook onverkort opgenomen in de bijlage bij de
taakstellingsbrief die verstuurd is op 3 november jl. en die voortkwam
uit de Landelijke Regietafel van 28 oktober 2020. Conform motie Van Ojik
is in november gewerkt aan het opstellen van de tweede voortgangsbrief
over de Taskforce. Daarbij werd duidelijk dat de beoogde versnelling
zich niet in volle omvang voordeed. De meest recente Taskforce
productiegegevens zijn gedeeld met de Tweede Kamer, bij brief Taskforce
van 18 november jl.
Vraag (144):
Kan de MJenV zich hardmaken voor het oplossen van de
handhavingsproblemen bij de NVWA?
Antwoord:
Hier is de MLNV primair voor verantwoordelijk en mee bezig. Over de
aanpak van enkele knelpunten bij de opsporing door de NVWA heeft de MLNV
uw Kamer mede namens de MJenV deze zomer geïnformeerd (Kamerstukken II,
2019/2020, 33835, nr. 170).
Vraag (148):
De SJenV schrijft dat zij een piek m.b.t. gezinshereniging statushouders
begin 2021 wil voorkomen. Kan de SJenV hierover opheldering geven? Wordt
bewust ingezet op vertragen gezinshereniging?
Antwoord:
Uit prognoses bleek eerder de verwachting op een piek in de aankomst van
nareizigers in de eerste helft van 2021. Mede door de invloed van corona
is het echter inmiddels waarschijnlijk dat de grootste groep nareizigers
niet voor de tweede helft van 2021 inreist. Het vraagstuk van
temporisering is daarom sowieso niet aan de orde. Maar zelfs als dat
anders was, is het nooit de bedoeling gezinsleden lang te laten wachten
in het buitenland.
Vraag (152):
Waarom doet de SJenV niks met het signaal van meer dan honderd gemeenten
over het hardvochtige beleid nu de zesde winter op Moria en Lesbos voor
de deur staat?
Antwoord:
Bij uitzondering en in reactie op de uitzonderlijke situatie die is
ontstaan na de branden op Lesbos, heeft het kabinet besloten om eenmalig
de Griekse autoriteiten aan te bieden een vijftigtal amv van veertien
jaar en jonger en een vijftigtal personen in gezinsverband met
minderjarigen op te vangen in Nederland. Hierover heeft de SJenV uw
Kamer op 24 november jl. nader geïnformeerd.
De SJenV deelt uw zorgen over de situatie op de Griekse eilanden. Daarom
biedt Nederland Griekenland al meerdere jaren verschillende vormen van
steun aan. Het gaat hier om de inzet van experts in operaties van de
Europese agentschappen, om het leveren van middelen of om de Griekse
autoriteiten van advies te voorzien. De Nederlandse bijdragen zijn er op
gericht om Griekenland te ondersteunen bij het doorvoeren van
structurele verbeteringen op het gebied van asielprocedures, opvang en
terugkeer.
In lijn met deze inzet, is de SJenV eerder dit jaar - mede namens het
kabinet - met haar Griekse collega overeengekomen Griekenland te
ondersteunen bij het opzetten van drie aanvullende opvanglocaties op het
vaste land voor amv. Daarnaast zal Nidos ondersteuning bieden bij het
versterken van het Griekse voogdijsysteem voor amv. Dergelijke
samenwerkingsverbanden zijn van groot belang voor het realiseren van de
gewenste, structurele verbeteringen.
Vragen van het lid Graaf, S.J.F. van der (CU)
Vraag (146):
Wanneer kunnen we de opzet tegemoet zien van het onderzoek naar het
Zweeds model prostitutie?
Antwoord:
De onderzoeksvragen en de onderzoeksopdracht voor het onderzoek naar
(effecten van) verschillende prostitutiemodellen zullen voor het
kerstreces met uw Kamer worden gedeeld.
Vraag (147):
Wanneer kunnen we ons als Kamer buigen over de wet regulering
sekswerk?
Antwoord:
Zodra het advies van de RvS is ontvangen, zal de SJenV zo snel als
mogelijk is het nader rapport opstellen. Daarna kan het voorstel worden
ingediend.
Vraag (149):
Waarom lukt het niet goed om mensenhandel te bestrijden en worden de
doelstellingen niet gehaald?
Antwoord:
In de brief over opsporing en vervolging mensenhandel d.d. 18 november
jl. (TK 28638-184) heeft de SJenV uw Kamer geïnformeerd over de inzet
van politie en OM op mensenhandel. Er is de afgelopen periode flink
geïnvesteerd in de strafrechtelijke aanpak van mensenhandel. Denk aan
het werven politie capaciteit, het aanleren van nieuwe werkwijzen, het
ontwikkelen van nieuwe technologieën, het opleiden van nieuwe
rechercheurs en trainen van alle eerstelijns politie agenten.
De resultaten blijven weliswaar nog achter bij de ambitieuze
doelstelling zoals afgesproken in de veiligheidsagenda, maar er is dit
jaar wel een voorzichtig stijgende lijn te zien in het aantal verdachten
van mensenhandel dat de politie bij het OM aanlevert. De inspanningen
van politie en OM lijken daarmee effect te sorteren. Voor het jaar 2021
was in de Veiligheidsagenda 2019-2022 een ambitie van 220 OM-verdachten
van mensenhandel gesteld.
De staatssecretaris heeft in haar gesprekken met het lokaal bestuur, de
politie en het OM aangegeven vast te willen houden aan haar hoge
ambities op het terrein van mensenhandel.
Er vindt op dit moment overleg plaats met het OM en de politie over hoe
deze ambitie ingevuld kan worden. Daarbij wordt ook gekeken naar
ontwikkelingen die de inzet van politie en OM voor de opsporing van
mensenhandelzaken raken. Uitkomsten van dat overleg zullen voorjaar 2021
in het kader van de herijking van de Veiligheidsagenda besproken worden
in het Landelijk Overleg Veiligheid en Politie (LOVP).
Vraag (150):
Kunnen we de wetgeving rondom webcrawlers en online kindermisbruik niet
naar voren halen?
Antwoord:
Het wetsvoorstel tot modernisering van het Wetboek van Strafvordering
bevat inderdaad bepalingen die de juridische kaders ten aanzien van
bevoegdheden van de politie op het internet verduidelijken, waaronder
de inzet van crawlingtechnieken. Zoals aangegeven, heeft de politie de
techniek voor de webcrawler mensenhandel eerst zelf moeten ontwikkelen.
Op dit moment wordt die webcrawler aan de hand van concrete casuïstiek
zo ingericht en afgesteld dat het gebruik binnen de bestaande wettelijke
kaders mogelijk is. Op het moment dat de inrichting en afstelling van
een webcrawler is afgerond, kan deze worden ingezet op basis van de
huidige wet. Het is niet wenselijk bepalingen uit het nieuwe wetboek
naar voren te halen, omdat die een nieuw systematisch samenhangend
geheel vormen. Uit voorgaande blijkt dat, hoewel het nieuwe wetboek het
juridisch kader zal verduidelijken, de webcrawler binnen de huidige wet
kan worden ingezet. Dit biedt op dit moment onvoldoende noodzaak om de
wetgeving naar voren te halen.
Vraag (151):
Kan het kabinet kijken naar de effectiviteit van de uitvoering artikel
273F bij de bestrijding van de mensenhandel?
Antwoord:
Er loopt nu een traject waarin in samenspraak met relevante partijen,
waaronder ketenpartners en wetenschappers, wordt onderzocht of, en zo ja
hoe, een wijziging van artikel 273f WSr kan bijdragen aan een
effectievere bestrijding van mensenhandel. Het streven is deze
verkenning in het voorjaar van 2021 af te ronden.
Het kabinet is voornemens de huidige strafbaarstelling van mensenhandel
aan te passen indien op grond van de resultaten van de verkenning mag
worden verwacht dat die wetswijziging kan bijdragen aan een effectievere
opsporing, vervolging en bestraffing van mensenhandel.
Vraag (153):
Wanneer komt de minister met een voorstel tot verbetering van de
telefoonlijn 'Stop it now'?
Antwoord:
Het ministerie gaat verder in gesprek met het Expertisebureau Online
Kindermisbruik over Stop It Now. Het voorstel is om in 2021 geen nieuwe
campagnes te ontwikkelen maar recente campagnes opnieuw te gebruiken. De
subsidie kan zo maximaal worden ingezet voor de bereikbaarheid van de
hulplijn. Hierbij houdt MJenV ook gaande 2021 oog en oor voor eventuele
knelpunten bij EOKM. In de subsidievoorwaarden voor het EOKM kan dit,
uiteraard na het overleg, vervolgens worden opgenomen. In de volgende
voortgangsbrief die in het eerste kwartaal van 2021 wordt verzonden zal
de Kamer over de laatste stand van zaken over de uitwerking van de motie
worden geïnformeerd.
Vraag (154):
Wanneer komt de wetgeving die werk van gaat maken om de drugs poes 3mmc
sneller aan banden te kunnen leggen? Hoe staat het met de wetgeving voor
lachgas? Kan dat dit jaar nog?
Antwoord:
Het wetsvoorstel om Nieuwe Psychoactieve Stoffen (NPS) onder de Opiumwet
te plaatsen kan ervoor zorgen dat drugs zoals 3-MMC sneller aan banden
worden gelegd. De SVWS en de MJenV streven ernaar het voorstel zo
spoedig mogelijk bij uw Kamer in te dienen. Voor het wetsvoorstel NPS en
het lachgasbesluit geldt dat we op dit moment kijken naar de
uitvoeringsconsequenties, inclusief de budgettaire gevolgen. Vervolgens
kan de voorbereiding richting advisering Raad van State worden
voortgezet.
Vraag (155):
Kan het kabinet de maatschappelijke kosten die drugs, drugshandel en
drugsgebruik met zich meebrengen in kaart te brengen? Denk hierbij aan
liquidaties, grote witwasonderzoeken, het ontruimen van drugslabs,
kosten voor milieu en zorgkosten van mensen met een
drugsverslaving.
Antwoord:
Over de enorme impact van drugsgebruik en drugscriminaliteit op onze
samenleving is al veel bekend. Een deel van de gevraagde gegevens wordt
verzameld in de Nationale Drug Monitor. Dit zijn de cijfers rondom
drugshandel, drugsproductie, drugscriminaliteit en drugsgebruik.
Daarnaast levert Nederland informatie aan internationale
monitoringsinstrumenten van de EMCDDA en de Verenigde Naties.
Het kan een meerwaarde hebben om na te gaan waar zich eventuele lacunes
in de huidige monitoring bevinden, of waar informatie uit verschillende
bronnen bijeen kan worden gebracht. Hierdoor kan een nog beter begrip
ontstaan van de effecten van drugsgebruik op onze samenleving en de
kosten die daarmee gepaard gaan.
Vraag (156):
Kan de MRb de hoeveelheid gok- en gameverslaafden inzichtelijk
maken?
Antwoord:
De cijfers over gokverslaving zullen op twee manieren inzichtelijk
worden gemaakt. Er komt een nulmeting, uitgevoerd door het WODC, die
beschikbaar komt voorafgaand aan opening van de online markt in 2021.
Vanaf dat moment zullen het aantal personen met kansspelverslaving en de
ontwikkeling daarin ook in het jaarverslag van de Ksa worden meegenomen.
Voor actuele cijfers ten aanzien van behandeling van zowel gokverslaving
als gameverslaving is de werking van het Landelijk Alcohol en Drugs
Informatie Systeem (LADIS) van belang. Op dit moment ontbreekt er een
wettelijke grondslag voor de gegevensuitwisseling ten behoeve van dit
systeem. Het wetsvoorstel van VWS, dat is bedoeld om dit te repareren
ligt in de Tweede Kamer. MRb hoopt dat het snel door het parlement zal
worden aanvaard. In dat geval kunnen de behandelcijfers van gok- en
gameverslaving met terugwerkende kracht vanaf 2015 beschikbaar
komen.
Vraag (157):
Gaat het geld dat over is van de rechtsbijstand, ook daadwerkelijk
hiervoor worden ingezet?
Antwoord:
Conform de toezegging in de TK-brief d.d. 9 november 2018 (Kamerstuk 31
753, nr. 155) wordt de vrijval van middelen als gevolg van een
verminderd beroep op de rechtsbijstand ingezet voor het dossier
rechtsbijstand en is bestemd voor investeringen in het nieuwe stelsel,
waaronder een verhoging van de vergoedingen van rechtsbijstandsverleners
(via rechtshulppakketten).
Vraag (158):
De innovatie wet strafvordering is terug van RvS, maar de consultatie
heeft 10 maanden geduurd. Wanneer kunnen we deze wet tegemoet
zien?
Antwoord:
Begin november 2020 heeft de Raad van State een advies uitgebracht over
de Innovatiewet Strafvordering. Op dit moment wordt dit advies verwerkt.
Het streven is om het wetsvoorstel met nader rapport begin 2021 aan uw
Kamer aan te bieden.
Vraag (159):
Wanneer komt een nationaal coördinator antisemitisme bestrijding en hoe
kunnen organisaties bij het geld dat daarvoor beschikbaar wordt
gesteld?
Antwoord:
Zie voor de financiering en nadere invulling van de nationale
coördinator het antwoord op vraag 48. Uw Kamer wordt hierover per brief
begin 2021 geïnformeerd.
Vraag (196):
Hoe staat het met het wetsvoorstel mediation, wanneer is deze
klaar?
Antwoord:
De afgelopen periode zijn er gesprekken gevoerd met betrokken
organisaties. Aan het wetsvoorstel wordt nu de laatste hand gelegd. Het
streven is het wetsvoorstel voor het kerstreces in consultatie te
brengen.
Vragen van het lid Voordewind, J.S. (CU)
Vraag (160):
Wordt het geen tijd voor een onderzoek door een onafhankelijke commissie
die de besluitvorming bij de IND doorlicht?
Antwoord:
De IND heeft goed opgeleide medewerkers en kent een zorgvuldige
procedure, volledig binnen de kaders van het Unierecht. Daarnaast kent
het bestuursrechtelijk stelsel voldoende waarborgen om een asielzoeker
de bescherming te geven die hem op grond van het unierecht en het EVRM
toekomt. Het is in dit kader belangrijk om te benadrukken dat in ons
bestuursrechtelijk stelsel wordt voorzien in een externe toetsing -
volledig en ex nunc- door de rechter. Daarbij kan een asielzoeker ook
met bijstand van een advocaat kosteloos tot twee rechterlijke instanties
procederen over een afwijzend besluit.
Tevens is het goed te benoemen dat er onderzoeken naar de IND praktijk
hebben plaatsgevonden die hebben geleid tot positieve aanpassingen; ook
momenteel lopen onafhankelijke onderzoeken die zien op de behandeling
van asielaanvragen en wordt follow-up gegeven aan recente onderzoeken
(rapport Significant). Het WODC is bijvoorbeeld bezig met een evaluatie
van de geloofwaardigheidsbeoordeling van lhbt- en bekeringszaken, die
mede naar aanleiding van de door uw Kamer geuite zorgen in de afgelopen
jaren reeds is verder ontwikkeld.
De SJenV heeft om vorengenoemde redenen geen aanleiding om aanvullend
een onafhankelijk commissie in te stellen.
Vraag (161):
Kan de SJenV alles op alles zetten om de kinderen vanuit de Griekse
eilanden voor Kerst naar Nederland te krijgen?
Antwoord:
Kortheidshalve verwijst de SJenV naar het antwoord op vraag 63. De SJenV
kan uw Kamer verzekeren dat het streven is om de eerste overkomsten naar
Nederland zo spoedig mogelijk en liefst voor de Kerst te realiseren.
Vraag (164):
Er zijn momenteel grote achterstanden bij de IND, ondanks de speciale
taskforce. Nu lijkt het alsof het budget van de IND volgend jaar daalt
met 120 miljoen. Hoe gaat de SJenV de financiering van de taskforce
betalen, en kloppen deze geruchten van 120 miljoen minder?
Antwoord:
Zie antwoord op vraag 125.
Vraag (168):
Hoe kan het dat er nog steeds tekorten zijn in de opvang?
Antwoord:
De opvangcapaciteit van het COA staat om meerdere redenen onder druk.
Allereerst asielzoekers verblijven langer in de COA-opvang in afwachting
van hun asielprocedure. Het heeft prioriteit om ervoor te zorgen dat de
problematiek met betrekking tot de achterstanden bij de IND wordt
opgelost om vreemdelingen tijdig de duidelijkheid te bieden waar ze
recht op hebben. Daarnaast stromen vergunninghouders niet tijdig uit
naar gemeenten, waardoor zij langer in de COA-opvang verblijven. Het COA
vangt nu circa 7.600 vergunninghouders op. Medio 2020 hadden gemeenten
een achterstand van ca. 2.200 plaatsingen op de taakstelling
uitplaatsing vergunninghouders. Dit komt onder andere door aanhoudende
krapte op de woningmarkt. In de Kamerbrief van 3 november jl. zijn
maatregelen aangekondigd om de aan de gemeenten gekoppelde
vergunninghouders sneller te huisvesten. Deze maatregelen worden op dit
moment verder uitgewerkt. Bovendien wordt het COA geacht voldoende
isolatie- en quarantaineplekken op alle opvanglocaties te reserveren in
geval van een vastgestelde besmetting met het COVID-19 virus. Dit drukt
logischerwijs op de inzetbaarheid van opvangplekken op reguliere
locaties. Het COA heeft daarom recent additionele, tijdelijke
uitwijklocaties geopend in Apeldoorn, Haren en Raalte die enkel bedoeld
zijn als isolatie- of quarantainelocaties mocht er een grotere uitbraak
zijn op COA-locaties. Het COA voert op dit moment gesprekken met diverse
gemeenten en Veiligheidsregio’s voor aanvullende uitwijklocaties.
Vraag (169):
Eerder is een motie aangenomen van Van Toorenburg over de opvang van
AMV's door het Nidos. Ik vraag de SJenV om deze motie uit te
voeren.
Antwoord:
Zoals in de brief over de aangehouden motie van Van Toorenburg aan uw
Kamer is aangegeven zijn er op de JenV begroting geen middelen
beschikbaar om de verlenging van de opvang van amv‘s na het 18e jaar te
financieren. Op het moment dat een amv meerderjarig wordt en een status
heeft, wordt deze persoon een statushouder en valt dan onder de
verantwoordelijkheid van de gemeente. In verhouding tot de verlengde
pleegzorg is het verlengen van de opvang van de amv’s ook duurder omdat
veel amv’s die het betreft in kleinschalige opvang, met professionele
zorg, verblijven in plaats van in een opvanggezin.
Daarnaast zijn de juridische kaders voor verlengde pleegzorg en
verlengde opvang verschillend. Verlengde pleegzorg is binnen de jeugdwet
geregeld en amv’s worden opgevangen op grond van de
vreemdelingenwet.
Vraag (175):
Wanneer krijgt de Tweede Kamer een update over de implementatie van het
staatlozenverdrag?
Antwoord:
Zie het antwoord op vraag nummer 67.
Vragen van het lid Wassenberg, F.P (PvdD)
Vraag (162):
Waarom duurt wetsvoorstel over houdverbod zo lang en wanneer gaat het
naar de raad van state?
Antwoord:
Het coronavirus bracht veel extra werkzaamheden mee, waarbij soms op
termijn van enkele weken spoedwetgeving tot stand moest worden gebracht.
Dat betekende onvermijdelijk vertraging op andere lopende trajecten
waaronder voorbereiding van dit wetsvoorstel. Inmiddels konden de
ontvangen consultatiereacties worden verwerkt en op dit moment wordt in
overleg met het ministerie van Landbouw, Natuur & Voedselkwaliteit
de laatste hand gelegd aan de verwerking van uitvoeringstoetsen en de
beoordeling van de werklastgevolgen voor de bij het wetsvoorstel
betrokken organisaties. De verwachting is dat het wetsvoorstel in
december ter advisering zal worden voorgelegd aan de Afdeling advisering
van de Raad van State. Na de verwerking van dit advies zal het
wetsvoorstel bij uw Kamer worden ingediend.
Vraag (163):
Kan de MJenV nog eens kritisch naar de nieuwe ambtsinstructie
politiehonden kijken?
Antwoord:
De inzet van de politie surveillancehond is thans geregeld in artikel 15
Ambtsinstructie. Aanvullend daarop zijn de beginselen van
proportionaliteit en subsidiariteit richtinggevend. In de Tweede tranche
ambtsinstructie zijn extra criteria opgenomen die betrekking hebben op
de inzet van de politiesurveillance hond. Deze zijn gebaseerd op de
aanbevelingen van de adviescommissie naar aanleiding van het ombudsman
rapport heeft gedaan en op punten verscherpt. De wijzigingen van de
Ambtsinstructie Tweede tranche liggen momenteel bij de Eerste
Kamer.
Vraag (165):
Graag reactie van de MJenV op het instellen van een breed onderzoek naar
de doelmatigheid en wenselijkheid van de politiehond als
machtsmiddel.
Antwoord:
Ik vind dit niet nodig. Honden zijn essentiële hulpmiddelen bij
politiewerk. De aanduiding als wapen is ook terecht. Het is na de
vuurwapens het zwaarste geweldsmiddel van de politie. De hond is een
doelmatig en noodzakelijk middel.
Vraag (166):
Is de MJenV bereid om naar de noodkreet van LNV te luisteren door
malafide handel in dieren op te pakken als een vorm georganiseerde
criminaliteit? En vervolgens de Dierenpolitie hierop te zetten en de
capaciteit hiervan te vergroten?
Antwoord:
De MLNV heeft uw Kamer recent geïnformeerd over de aanpak van de
illegale handel in honden (kenmerk 2020Z12316). Naar aanleiding van uw
vraag ten aanzien van de ‘noodkreet’ zal de MJenV zich hierover nader
laten informeren door de MLNV.
Vraag (167):
Ik wil een toezegging van de MJenV dat de politie stopt met het door het
raam gooien van honden.
Antwoord:
Het inzetten van de hond door het een raam of in iemands nek te werpen
maakt geen onderdeel uit van de inzet zoals die aangeleerd, getraind of
gecertificeerd wordt bij de politie. Iedere inzet van een hond zal op de
gebruikelijke wijze beoordeeld worden of het gebruik en de wijze van
inzet rechtmatig, doelmatig en proportioneel was. Daarnaast moet voor
wat betreft de wijze waarop een politiehond wordt ingezet nog een
verbeterslag worden gemaakt. Ik heb inmiddels van de politie begrepen
dat daar met nadruk op gestuurd gaat worden.
Vragen van het lid Bisschop, R. (SGP)
Vraag (170):
Is de minister er zich bewust van de bedreigingen tegen het israëlitisch
weekblad? Hoe zit het met de bestrijding van antisemitisme?
Antwoord:
De minister van JenV is zich hier zeer van bewust. De aanpak van
antisemitisme is een speerpunt voor hem. Voor het overige wordt verwezen
naar het antwoord op vraag 50.
Vraag (171):
Er zijn steeds meer veroordeelden die nog geen DNA hebben afgestaan. Hoe
kan dat? Ik zou hier graag een reactie op willen. Commissie Hoekstra
schreef al eerder dat we eerder wangslijm af zouden moeten nemen.
Wanneer kunnen we dat wetvoorstel tegemoet zien?
Antwoord:
De stijging, zo bleek uit de evaluatie van de Wet DNA-onderzoek bij
veroordeelden in 2018, wordt veroorzaakt door veroordeelden zonder vaste
woon- en verblijfplaats en veroordeelden met een buitenlands adres, die
ten tijde van het uitvaardigen van het bevel tot DNA-afname niet in
detentie zitten. Deze zijn moeilijk traceerbaar, ondanks extra gepleegde
inspanning om hen op te sporen. Een veroordeelde persoon blijft echter
gesignaleerd staan totdat de DNA-afname is gerealiseerd. Dit leidt tot
cumulatie en een toename van het totaal aantal signaleringen.
De MJenV heeft een wetsvoorstel toegezegd dat wijzigingen zal bevatten
van de regeling van het DNA-onderzoek in het Wetboek van Strafvordering
en van de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden. Voor de totstandkoming
van dit wetsvoorstel worden voorbereidingen getroffen. Er worden twee
onderzoeken uitgevoerd. Het haalbaarheidsonderzoek wordt begin
(februari) 2021 afgerond. Ook wordt een juridische analyse uitgevoerd
naar de standaardafname van celmateriaal bij bepaalde groepen
verdachten, mede in het licht van EVRM-jurisprudentie. De verwachting is
dat het tweede onderzoek begin maart 2021 gereed is. Beide onderzoeken
zijn noodzakelijke onderdelen van het wetgevingsproces, want ze zijn
bepalend voor de inhoud van het wetsvoorstel. De Tweede Kamer wordt zo
spoedig mogelijk over de uitkomst van de onderzoeken geïnformeerd.
Vraag (172):
Wanneer mensen van de Joodse gemeenschap aangifte doen wordt dat niet
altijd als zodanig geregistreerd. Hoe gaat dit wel als zodanig
gebeuren?
Antwoord:
Aangiftes van mensen van de Joodse gemeenschap worden geregistreerd op
de grond discriminatie van godsdienst (of evt afkomst). Bij de aangifte
wordt door de politiemedewerker een toelichting op het incident gegeven
die ook in het registratiesysteem wordt verwerkt. Met behulp
van zoektermen kan door de politie inzicht worden verkregen in het
aantal incidenten die gerelateerd zijn aan antisemitisme. Uw Kamer
ontvangt jaarlijks de rapportage met aard en omvang van
discriminatie-incidenten.
Vraag (173):
Gaat de SJenV de motie over de opsporing van mensenhandelaren uitvoeren?
Hoe veel capaciteit is inzetbaar en is de expertise geborgd?
Antwoord:
In het halfjaarbericht politie d.d. november jl. (TK 3089402) en de
brief over opsporing en vervolging mensenhandel d.d. 18 november jl.
(TK 28638-184) is ingegaan op de wijze waarop de SJenV invulling geeft
aan deze motie. In de beantwoording van vraag 149 wordt nader ingegaan
op de uitwerking van de ambities uit de Veiligheidsagenda.Met betrekking
tot het tweede deel van de vraag kan het volgende gemeld worden: de
komende jaren wordt in een opbouwende reeks 87 fte toegevoegd aan de
AVIM ten behoeve van de aanpak van mensenhandel. Hiervan is 58 fte
bestemd voor het onderdeel mensenhandel en 29 fte voor de I&R
straten. Voor wat betreft het onderdeel mensenhandel betreft de beoogde
uitbreiding voor 2020 / begin 2021 ongeveer 11,6 fte. De politie is
momenteel bezig met de werving, selectie en screening van de nieuwe
medewerkers. In 2021 loopt dit volgens planning op naar 46 fte. Tot slot
moet dit in 2023 tot de uitbreiding leiden van 58 fte. Samen met de
eerdere structurele investering van 2 miljoen euro op met name kwaliteit
wordt hiermee beoogd de expertise te borgen.
Vraag (174):
Hoe wordt uitvoering gegeven aan de motie over de IHRA-definitie?
Antwoord:
Naar aanleiding van de motie Van der Staaij (SGP) heeft de minister van
Justitie en Veiligheid de IHRA-definitie met bijbehorende indicatoren
gedeeld met politie en OM, zodat deze nu bij het opnemen van een
aangifte (en bij de beoordeling van die aangifte) meegewogen kunnen
worden in het oordeel of sprake is van groepsbelediging, haatzaaien of
een discriminatoir aspect.
Vraag (176):
De kinderrechter staat onder druk door te weinig tijd en geld. Hoe gaat
de MRb dit probleem aanpakken?
Antwoord:
De vraag lijkt te zien op de tijd die kinderrechters kunnen besteden aan
zaken op het terrein van het jeugdbeschermingsrecht, zoals een
uithuisplaatsing. Deze zaken worden door de Rechtspraak ingeroosterd op
basis van de ervaring van hoeveel tijd er gemiddeld voor zo’n zaak nodig
is. Als op voorhand duidelijk is dat een zaak ingewikkeld is, kan
daarmee in de planning rekening worden gehouden. Vaak is er al veel
voorwerk door de (jeugdbeschermings)instanties verricht en kan een zaak
betrekkelijk snel worden behandeld. Soms is er meer tijd nodig en er is
een tendens dat dit soort zakelijk ingewikkelder worden en meer tijd
zijn gaan vergen. Het kabinet heeft vorig jaar structureel extra
middelen voor de rechtspraak beschikbaar gesteld. Deze middelen kunnen
worden ingezet voor extra capaciteit en zo ook voor de aanpak van
werkdruk. De gerechten verdelen de toegekende middelen over de
verschillende zaaksoorten en kunnen daarbij ook rekening houden met
werkdruk in het familie- en jeugdrecht.
Vraag (177):
Wat kan de MJenV doen om slimme initiatieven in de strijd tegen drugs te
steunen?
Antwoord:
Vanuit de verschillende intensiveringen van de ondermijningsaanpak
worden slimme en innovatieve initiatieven ondersteund en landelijk
gedeeld, met als doel de aanpak steeds effectiever te maken. Enkele
voorbeelden hiervan zijn:
In het Integraal Intelligence Project Synthetische Drugs in Noord-Holland wordt een centrale intelligencemethode ontwikkeld voor de aanpak van productielocaties van synthetische drugs. Hierin wordt integraal informatie gecombineerd, hetgeen al geleid heeft tot meerdere succesvolle invallen in drugslabs.
TNO-ondermijningslabs/scientist on the job: hierbij worden gespecialiseerde professionals ingezet die onder meer rechercheteams adviseren en ondersteunen in opsporingsonderzoeken. Zij dragen bij aan ontwikkeling van nieuwe kennis, middelen en methodes. Zo wordt de meest recente wetenschappelijke kennis toegepast in concrete onderzoeken.
In het Financial Intelligence Center Rotterdam werken de FIU-Nederland, de opsporingsdiensten en het RIEC Rotterdam in één ruimte met elkaar samen en koppelen daar informatie aan de uitvoering. Hier is onder andere een strafrechtelijke casus met een omvang van 60 miljoen euro uit voortgekomen en er zijn aanhoudingen verricht voor drugshandel.
Vraag (178):
Deelt de MJenV de mening dat een tekort aan opsporingscapaciteit in elk
geval mede een oorzaak is dat pedojagen toeneemt? En hoe komt het dat
pedojagers pedofielen snel weten op te sporen terwijl de politie het
nakijken heeft?
Antwoord:
Nee, die mening deelt de MJenV niet. Politie en OM acteren bij een
vermoedens van een strafbaar feit. Daarbij zijn opsporingsonderzoeken
met diverse waarborgen omkleed.
Het is onwenselijk dat particulieren zelf gaan pedojagen. Van
eigenrichting kan nooit sprake zijn. De aanhouding bij het zogenoemde
pedojagen kan onrechtmatig zijn, waardoor het werk van de politie en
het OM alleen maar belemmert. Voorkomen dient te worden dat er sprake is
van “uitlokking” van strafbaar gedrag. De inzet van geweld kan er toe
leiden dat er risico’s ontstaan voor zichzelf maar ook voor anderen.
Iedere verdachte heeft recht op een eerlijk proces, in plaats van een
publieke veroordeling.
Vraag (180):
Is de MJenV bereid om politievrijwilligers of nationale reserve in te
zetten tegen het capaciteitstekort?
Antwoord:
Vrijwilligers zijn een aanvulling op het beroepspersoneel en niet
bedoeld om tekorten op te vangen. Zij brengen vaak andere expertise mee.
Daarnaast zijn er grenzen aan het aantal uren dat vrijwilligers mogen
worden ingezet. Ik zie geen taak voor de Nationale Reserve. Militairen
worden voor andere taken opgeleid dan politiemedewerkers. De druk op de
capaciteit zal de komende jaren blijven bestaan, maar op termijn weer
afnemen naarmate de komende jaren meer aspiranten afstuderen en
doorstromen naar operationele functies. Vanaf 2024 zijn de operationele
formatie en bezetting volgens planning weer in balans.
Vraag (181):
Hoe ver is de SJenV met het uitzetten van rondreizende
veiligelanders?
Antwoord:
Effectieve terugkeer is een hoeksteen van een efficiënt migratiebeleid.
Daarbij is van belang dat kansarme aanvragen snel worden afgedaan, en
daarna snel de terugkeer wordt gerealiseerd. Voor een groot aantal
veilige landers is dit ook de realiteit. Naar veilige landen van
herkomst uit bijvoorbeeld de Balkan wordt snel identificatie en
terugkeer gerealiseerd. Tegelijk zijn er landen in bijvoorbeeld
Noord-Afrika waarmee de terugkeer samenwerking onvoldoende is. Daar zet
het kabinet dan ook vol in op de verbetering van de samenwerking, zowel
bilateraal als in EU verband. Daarbij kan ook worden gewezen op het
antwoord op vraag 12 aan de heer Van Dijk van de PVV.
Vraag (182):
Kan SJenV aangegeven wat ze in de laatste maanden van haar regeerperiode
gaat doen aan de problemen bij IND, COA, overlast en terugkeer? Ik vraag
om een soort resultaatsverplichting.
Antwoord:
De SJenV zet zich in om uitvoering te geven aan het regeerakkoord. Een
robuuste migratieketen achterlaten aan het volgende kabinet is het
streven. Het verleden laat zien dat onverkort krimpen bij lagere
instroom later problemen kan veroorzaken. Daarom werkt de IND aan een
structurele inrichting van flexibiliteit, planning, sturing en
normering. Een voorspelbare, efficient en effectief werkende IND is de
sleutel tot een robuuste migratieketen. Voor de keten als geheel werken
we aan het implementeren van de maatregelen voor het flexibiliseren van
de keten als geheel, onder andere met een vernieuwd identificatie- en
registratieproces en flexibelere opvangcapaciteit. Daarnaast wordt
gewerkt aan een IND dat de achterstanden heeft weggewerkt en binnen de
wettelijke termijn beslist. Daarmee krijgen asielzoekers dan zo snel
mogelijk duidelijkheid en perspectief. Daarnaast vormt het wegwerken van
de achterstanden een belangrijke voorwaarde voor een lagere bezetting
bij het COA op termijn. Ook voor het beperken van overlast is het
wegwerken van de achterstanden van belang, enerzijds door beslissen en
laten vertrekken bij het COA van overlastgevers die onderdeel maken van
de achterstanden en anderzijds omdat zonder achterstanden de IND de
instroom beter kan bijhouden. Er zijn al verschillende maatregelen
genomen om de achterstanden weg te werken en de dwangsommen te beperken:
er is een Taskforce ingesteld om de voorraden bij de IND weg te werken
en de uitgaven aan dwangsommen te beperken. Tevens zijn de dwangsommen
tijdelijk opgeschort en het recht van asielzoekers op rechtsbijstand
beperkt.
Het kabinet heeft een pakket aan ondersteuningsmaatregelen voor
gemeenten aangekondigd om statushouders sneller van huisvesting te
voorzien. De huisvestingstaakstelling is echter lastig te realiseren op
dit moment. De gemeenten staan voor een grote opgave om in 2021 alle
statushouders tijdig van een woning te voorzien. Op dit moment worden
een-op-een gesprekken om lokale bestuurders van de noodzaak te
doordringen om op de kortst mogelijke termijn meer reguliere
opvanglocaties te realiseren. Voor overlast zijn diverse maatregelen in
gang gezet.
De schaduw van de lange doorlooptijden bij de IND zal in 2021 nog
merkbaar zijn bij de organisaties die samen de migratieketen vormen. De
problematiek bij de IND blijkt hardnekkig en langdurig. Dit kan ondanks
de inzet van de Taskforce niet sneller dan het nu gaat, met name omdat
niet ingeboet kan worden op de kwaliteit van de beslissingen door de
IND.
Ook met betrekking tot terugkeer naar landen van herkomst wordt ingezet
op maximaal resultaat. Tegelijkertijd is afhankelijkheid van de mate van
goede wil en medewerking van de landen van herkomst.
Vraag (183):
Is de minister bereid om daadwerkelijk invulling te geven aan zijn
toezegging van vorig jaar en geadopteerden verder te ondersteunen bij
hun zoektocht in het land van herkomst?
Antwoord:
MRb is bereid om invulling te geven aan de toezegging van vorig jaar en
geadopteerden verder te ondersteunen bij hun zoektocht in het land van
herkomst. Uw Kamer is op 13 oktober 2020 geïnformeerd over het mogelijk
maken van financiering voor verschillende projecten van
belangenorganisaties. Er wordt op dit moment gewerkt aan een juridisch
sluitende regeling, waarin de voorwaarden voor deze financiering worden
uitgewerkt. Deze regeling zal zo spoedig mogelijk na het kerstreces in
de Staatscourant worden geplaatst, op basis waarvan subsidiëring
mogelijk is. De snelheid van dit proces heeft de volle aandacht van
MRb.
Vraag (184):
Wanneer kunnen we het definitieve wetsvoorstel rondom de afschaffing
dwangsommen verwachten?
Antwoord:
Zie het antwoord op vraag nummer 37.
Vraag (186):
Welke concrete maatregelen dragen bij aan het ontmoedigen van migratie?
Kan de SJenV zich inzetten voor meer opvang in de regio?
Antwoord:
Het kabinet zet maximaal in om opvang in de regio vorm te geven en te
versterken. Het ontwikkelingssamenwerkingsbudget hiervoor bedraagt 128
miljoen euro per jaar (tot eind 2022), waarmee NL momenteel voornamelijk
in acht landen programma’s financiert, te weten Egypte, Ethiopië, Irak,
Jordanië, Kenia, Libanon, Oeganda en Soedan. Gezamenlijk vangen deze
landen een significant deel van ’s werelds vluchtelingen op.
De recente voorstellen van Europese Commissie geven hieraan potentieel
een belangrijke, additionele impuls, met name waar het gaat om de
beoogde brede partnerschappen met belangrijke herkomst- en
transitlanden. Het kabinet zet zo veel mogelijk druk op de Commissie om
daar snel werk van te maken. Daarbij is de EU Visumcode ook een
belangrijk instrument. De EU inzet moet ook de Nederlandse inzet
richting herkomstlanden ondersteunen. Ook probeert Nederland, ondanks de
COVID-beperkingen, zo goed mogelijk in contact te blijven met landen om
de migratiesamenwerking te versterken bij het aanpakken van
mensenhandel, bevorderen van terugkeer en preventie van irreguliere
migratie.
Vraag (188):
De webcrawler is nog niet operationeel, wat is hier aan de hand?
Antwoord:
Zie het antwoord op vraag nummer 92.
Vraag (189):
Erkent de SJenV dat een operatie zoals de civiel militaire operatie
'Achilles' t.b.v. vluchtelingen alleen nog maar urgenter is geworden en
dat we niet alleen op de EU moeten koersen, maar ook bilateraal of samen
met andere landen moeten werken?
Antwoord:
In Griekenland wordt intensief samengewerkt met de Europese Commissie,
Frontex, EASO en internationale organisaties als UNHCR en IOM. Ook
bieden verschillende lidstaten aanvullend bilaterale steun aan. Zoals
ook Nederland dat doet. Een civiel militaire operatie in aanvulling op
deze inspanningen acht de SJenV op dit moment niet noodzakelijk, mede
gelet op de huidige lage instroom in Griekenland. De inzet van alle
betrokken organisaties en landen is gericht op het structureel te
verbeteren van de opvang, procedures te versnellen en irreguliere
migratie naar de Griekse eilanden te voorkomen. Hoewel de situatie nog
altijd zorgelijk is, hebben deze inspanningen wel effect. Het aantal
vluchtelingen en migranten op de Griekse eilanden is sinds begin dit
jaar met meer dan 50% afgenomen.
Vraag (190):
Deelt de SJenV dat voor een effectief terugkeerbeleid migranten altijd
onder besloten toezicht moeten worden geplaatst voorafgaand de
uitzetting? Is zij bereidt zich hier in Europa sterk voor te
maken?
Antwoord:
Terugkeer, inclusief gedwongen terugkeer, is een cruciaal onderdeel van
een effectief migratiebeleid. Zoals de heer Bisschop terecht aangeeft is
vreemdelingenbewaring daar een essentieel onderdeel van.
Vreemdelingenbewaring is tegelijkertijd ook het zwaarste middel dat de
overheid kan inzetten. De oplegging van vreemdelingenbewaring is altijd
een individuele afweging, die is ingekaderd door nationale en Europese
wet- en regelgeving.
In lijn met het regeerakkoord is de SJenV voortdurend opzoek naar
mogelijkheden om de toepassing van vreemdelingenbewaring te
intensiveren. Zoals de SJenV uw Kamer tijdens het algemeen overleg van
24 september jl. heeft toegezegd, zal zij uw Kamer informeren over de
juridische ruimte om vaker gebruik te kunnen maken van het middel
vreemdelingenbewaring. Deze brief is thans in voorbereiding en wordt
naar verwachting voor het einde van het jaar met uw Kamer gedeeld.
Ook in Europees verband zet Nederland in op deze lijn bij de aanpassing
van de relevante Europese regelgeving
Vraag (191):
Kan er nog eens gekeken worden naar het uitstapprogramma prostitutie, is
er genoeg ondersteuning, geld en materiaal?
Antwoord:
Dat kan en dat gebeurt ook al. Op 2 juli jl. is een motie aangenomen van
de leden Bruins en Van der Graaf (CU) over maatwerk voor mensen die de
prostitutie willen of moeten verlaten. In deze motie verzoeken de
Kamerleden de regering in gesprek te gaan met relevante partners om
onder meer een werkwijze te ontwikkelen voor maatwerk voor huisvesting,
begeleiding, inkomen en arbeidsmarkttoeleiding voor mensen die
noodgedwongen of vrijwillig de prostitutie verlaten. Hoewel de
staatssecretaris van VWS deze motie uitvoert, is JenV hier nauw bij
betrokken, evenals SZW, BZK en de VNG. Momenteel wordt in het kader van
de motie onderzocht of de huidige uitstapprogramma’s dit maatwerk al
voldoende kunnen leveren en of het aanbod voldoende aansluit bij de
uitstapbehoefte van verschillende groepen prostituees. De bestaande
uitstapprogramma’s en de centrumgemeenten die in het kader van de
decentralisatie-uitkering uitstapprogramma’s prostituees (DUUP) vanaf
begin volgend jaar verantwoordelijk zijn voor het (doen) uitvoeren van
uitstapprogramma’s worden bij dit onderzoek betrokken. De
staatssecretaris van VWS zal u voor het kerstreces nader informeren over
de wijze waarop uitvoering wordt gegeven aan de motie.
Vraag (195):
Herkent de MJenV de zorgelijke signalen uit het VIK rapport? Hoe gaat de
minister deze problemen aanpakken en beëindigen?
Antwoord:
Ja, deze signalen herkent de MJenV zoals hij ook aan uw Kamer heeft
laten weten op 12 november 2020. De MJenV steunt de korpschef ook in de
stappen die gezet worden, met als uitgangspunt rechtszekerheid, meer
kwaliteit en een heldere scheiding tussen disciplinair en
strafrechtelijk onderzoek. De veranderingen die de korpschef treft staan
vermeld in deze brief, te denken valt bijvoorbeeld aan een verbeterde
triage en meer protocollering.
Vragen van het lid Azarkan, F. (DENK)
Vraag (187):
Corona is ook een geweldscrisis. Huiselijk geweld en kindermishandeling
nemen toe. Wat gaat de minister doen om deze meest kwetsbare groep te
beschermen? Zet hij ook extra middelen in om dit te financieren/
ondersteunen?
Antwoord:
Uit de cijfers van politie en Veilig Thuis blijkt geen significante
daling of stijging van het aantal gevallen van huiselijk geweld en
kindermishandeling. Desondanks zijn er extra maatregelen getroffen.
Hierover is uw Kamer voor de zomer geïnformeerd (Kamerstukken II
2019/20, 28345, nr 234). Zo is er onder meer een publiekscampagne
gestart en heeft Veilig Thuis een chatfunctie geïntroduceerd. In deze
brief is uw Kamer ook geïnformeerd over de extra middelen die
beschikbaar zijn gesteld bij de voorjaarsnota.
Vraag (192):
Kunnen we de antisemitisme aanpak gebruiken voor bestrijding moslim
haat? Kunnen moskeeën beter (wettelijk) beschermd worden tegen
moslimhaat?
Antwoord:
De maatregelen gericht op de aanpak van discriminatie hebben bij uitstek
onderlinge wisselwerking en synergie. Dus de aanpak van antisemitisme
kan zeker een leereffect hebben op de aanpak van moslimhaat.
Het stelsel bewaken en beveiligen draagt zorg dat personen, objecten en
diensten, zo veilig en zo ongestoord mogelijk kunnen functioneren,
wanneer de dreiging en het risico daar aanleiding toe geven. Hierbij
wordt geen onderscheid gemaakt, de dreiging en het risico zijn altijd
leidend voor het treffen van passende maatregelen. De
veiligheidspartners monitoren daarbij de dreiging richting islamitische
instellingen scherp.
Vraag (193):
Kan de MJenV de Tweede Kamer nader informeren over het gebruik van AI
bij de politie?
Antwoord:
De MJenV heeft uw Kamer vorig jaar brief gestuurd over inzet AI bij
politie (26 643 en 32 761, nr. 652) en in februari dit jaar daar vragen
van uw Kamer over beantwoord ( 26643 nr. 669). Hierin staat reeds
aangegeven dat het CAS –net als het sensing project in Roermond
overigens – geen AI bevat. De MJenV zal uw Kamer voor het kerstreces
hier nader over informeren.
Vraag (194):
Wat is het wettelijke kader voor het gebruik van algoritmes bij
opsporing? Welke instituten houden daar toezicht op?
Antwoord:
De eisen op het gebied van privacy die hier van toepassing zijn staan in
de Politiewet 2012 (Pw) en de Wet Politiegegevens (Wpg). In projecten
wordt altijd eerst beoordeeld binnen welke wettelijke kaders de data
verzameld kan worden. Ook wordt er een
gegevensbeschermingseffectbeoordeling (GEB of DPIA) opgesteld. Eerder in
2020 is ook het kwaliteitskader Big Data vastgesteld, waaraan nieuwe
projecten getoetst dienen te worden. Afhankelijk van de context van de
inzet van het algoritme kan dat bijvoorbeeld de Wpg (bij uitvoering van
de politietaak), of de AVG (bij inzet in bijvoorbeeld
bedrijfsvoeringscontext) zijn als er persoonsgegevens worden verwerkt.
Als er geen sprake is van verwerking van persoonsgegevens kan er
bijvoorbeeld gedacht worden aan de Politiewet 2012 of het Wetboek van
Strafvordering.
De toezichthouder op het gebied van gegevensbescherming en privacy is de
Autoriteit Persoonsgegevens (AP).