OCW-begroting, onderdeel Media (ongecorrigeerd stenogram)
Stenogram
Nummer: 2020D49996, datum: 2020-11-30, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Onderdeel van activiteiten:- 2020-11-30 11:00: OCW-begroting, onderdeel Media (Wetgevingsoverleg), vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer, OCW-begroting 2021, onderdeel Media
VERSLAG VAN EEN WETGEVINGSOVERLEG
Concept
De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft op 30 november 2020 overleg gevoerd met de heer Slob, minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, over:
de brief van de minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media d.d. 19 november 2020 inzake Mediabegroting 2021 (35570-VIII, nr. 125);
het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2021 (35570-VIII);
de brief van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap d.d. 5 oktober 2020 inzake verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden inzake vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2021 (Kamerstuk 35570-VIII) (35570-VIII, nr. 20);
de brief van de minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media d.d. 10 november 2020 inzake Concessiebeleidsplan NPO 2022-2026 (32827, nr. 202);
de brief van de minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media d.d. 10 november 2020 inzake appreciatie amendementen ingediend tijdens het wetgevingsoverleg van 4 november 2020, inzake uitwerking visiebrief (35554, nr. 27);
de brief van de minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media d.d. 10 juli 2020 inzake onderzoek bestedingsaandeelkortingen in de advertentiemarkt (32827, nr. 198);
de brief van de minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media d.d. 10 november 2020 inzake antwoorden op vragen commissie over het onderzoek bestedingsaandeelkortingen in de advertentiemarkt (32827, nr. 203);
de brief van de minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media d.d. 20 oktober 2020 inzake reactie op toezeggingen gedaan tijdens het wetgevingsoverleg inzake media van 26 mei 2020, over reclame en leeftijdsclassificaties (2020Z19283);
de brief van de minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media d.d. 14 september 2020 inzake onderzoeksrapporten regionale vensterprogrammering, distributievergoeding en WNT-maxima mediasector (32827, nr. 200);
de brief van de minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media d.d. 31 maart 2020 inzake stappenplan NPO toegankelijkheid media-aanbod (32827, nr. 185);
de brief van de minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media d.d. 15 mei 2020 inzake beleidsreactie evaluatie NICAM (32827, nr. 195);
de brief van de minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media d.d. 19 november 2020 inzake lagere bezoldigingsmaxima voor het mediadomein (32827, nr. 204);
de brief van de minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media d.d. 19 november 2020 inzake arbeidsmarkt in de mediasector (35554, nr. 204);
de brief van de minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media d.d. 19 november 2020 inzake arbeidsmarkt in de mediasector (35554, nr. 28).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en
Wetenschap,
Tellegen
De griffier van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en
Wetenschap,
De Kler
Voorzitter: Tellegen
Griffier: Verouden
Aanwezig zijn negen leden der Kamer, te weten: Martin Bosma, El Yassini, Van der Graaf, Van den Hul, Kwint, Van der Molen, Sneller, Tellegen en Westerveld,
en de heer Slob, minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media.
Aanvang 11.04 uur.
De voorzitter:
Ik open de vergadering. Aan de orde is het wetgevingsoverleg Media. Een
heel hartelijk welkom aan de minister en zijn ambtenaren. En natuurlijk
hartelijk welkom aan mijn collega's en de medewerkers van de Kamer. Wij
gaan beginnen in de begrotingsvolgorde. Dat betekent dat ik als eerste
het woord wil geven aan de heer Bosma van de PVV.
De heer Martin Bosma (PVV):
Dat is dan in volgorde van belangrijkheid. Dat moet u dan zeggen,
voorzitter. Grapje.
Voorzitter. Wie is er nu eigenlijk de baas en bij wie moeten we zijn met
klachten? Even over het Rekenkamerrapport. Daar is nog nauwelijks over
gesproken. Het is hier wel heel gezellig onder uw leiderschap,
voorzitter, en we gaan hier met z'n allen leuk zitten vergaderen over
allerlei regeltjes inzake de NPO, maar dat heeft totaal geen zin als de
grip van de minister op de staatsomroep in de praktijk beperkt is. Of,
zoals de onderzoeksleider van de Rekenkamer zegt: "Als je het niet goed
kunt volgen, kun je de afspraken ook niet waarmaken." Oftewel: er wordt
van alles afgesproken, maar achter de schermen vliegen de miljoenen in
het rond. Ik vind het rapport van de Rekenkamer een van de meest
verbijsterende en ontluisterende rapporten die ik mocht ontvangen. Ik
citeer nogmaals: "De omroepen stonden niet te popelen toen de Rekenkamer
langskwam." Nee, dat snap ik, want decennialang is daar een cultuur
gegroeid van geld ontvangen en dat naar eigen goeddunken weer uitgeven.
De Rekenkamer zegt: "De omroepen geven weinig inzicht in de kosten.
Sturen op doelmatigheid lukt niet." De NPO zegt in een reactie: "Dat nog
niet alles perfect gaat, zien wij ook."
Als de Hilversumse presentatoren hun NPO-programma zelf gaan produceren,
schieten de kosten ineens door het dak. Over Floortje Dessing en het
programma Naar Het Einde Van De Wereld zegt de Rekenkamer: "Ons viel op
dat de kosten van het programma in 2018 per aflevering 41% stegen ten
opzichte van 2016, terwijl het gemiddelde aantal kijkers daalde van 2,2
miljoen naar 1,7 miljoen." Over College Tour zegt de Rekenkamer: "Ons
viel op dat de financiële bijdrage van NPO aan het programma per
aflevering in 2019 steeg met 43%." Over Pauw en Jinek zegt de
Rekenkamer: "Voor de catering gaf de NPO een richtlijn mee van maximaal
€1.000 per aflevering." Nou, daar kun je een hoop bitterballen van
kopen. Let wel: al deze mensen werken bij de NPO omdat zij willen
bijdragen aan een betere wereld, de democratie en de ijsbeertjes, want
die verdrinken bijna. Ze zijn ook heel solidair met Black Lives Matter.
Er blijkt geen enkel inzicht te bestaan in de doelmatige besteding van
belastinggeld. De minister gooit het in een diepe put en dan moeten we
maar afwachten. Ik heb een vraag aan de minister. Het rapport dateert
van 2019. Wat heeft hij sindsdien verbeterd?
Weer gaat er nog meer geld naar Hilversum. We staan aan de vooravond van
een megazware economische crisis met vele ontslagen et cetera. Maar waar
valt de PostcodeKanjer steeds maar weer? Gewoon op het Media Park.
Eerder al was de incidentele 41 miljoen euro structureel geworden. Het
was dus elk jaar: kassa, bingo! Daarnaast is er recentelijk, in
augustus, nog eens 40 miljoen bij gekomen. In december kwam er vanwege
corona nog eens 19 miljoen bij. En twee weken geleden kwam er nog eens
10 miljoen bij van minister Van Engelshoven. Er is altijd wel een reden
om met geld te strooien. Ons geld, wel te verstaan. Dat is allemaal erg
dom. Geld geven is nou net dé mogelijkheid om er iets voor terug te
vragen, dus om Hilversum te dwingen zich te richten op de publieke taken
en aan de megageldverspilling een eind te maken.
Toen het kabinet-Rutte I voor 200 miljoen sneed in de publieke omroep
heeft geen kijker er iets van gemerkt; de belastingbetaler wel.
Nogmaals, wie is de baas en bij wie moeten we zijn met klachten? Ik
tamboereer al sinds 2016 op de ondraaglijke linksheid van de
staatsomroep. De antwoorden van de diverse ministers verschillen nogal.
Een geheel nieuw antwoord kreeg ik van minister Slob. Hij zegt dat ik me
moet vervoegen bij het Commissariaat voor de Media omdat die toezicht
houdt. Oftewel: hij is als minister niet verantwoordelijk voor de
uitvoering van de wet. Pardon? Wat is dat nu weer voor een
staatsrechtelijke kronkel? Een minister die niet toeziet op de naleving
van de wet en het geld dat wordt uitgegeven? Stel je voor dat de
minister van Defensie zegt: ik weet ook niet waar het geld blijft;
vervoegt u zich maar bij de krijgsmachtinspectie. Wat is dan nog de
positie van de Tweede Kamer? Die is er volgens mij dan niet meer. De
minister verklaart zichzelf en de Kamer daarmee overbodig.
Wat moet er wel gebeuren in Hilversum? Dat is simpel: geld besparen en
hakken in activiteiten. Nog steeds biedt de NPO vele tientallen
miljoenen te veel op de voetbalrechten. Waarom doet ze dat nou? Om
kijkcijfers te kopen. Ze kopen jong publiek. Wat is er precies publiek
aan de publieke omroep? Die zendt de eredivisie uit; dat is dus publiek.
Maar de commercie zendt de Champions League uit; dat is blijkbaar
commercieel of zo. Het programma Opsporing Verzocht sneuvelt. Ik denk
dat dat gebeurt omdat het te veel duidelijk maakt hoe de multiculturele
samenleving uitpakt qua criminaliteit. Maar de NPO stelt dat er te veel
ouderen kijken. Tja, daar zitten de adverteerders niet op te wachten.
Let wel: een omroep die zich "publiek" noemt, maar ondertussen gewoon
meedoet aan de commerciële jacht op de kijkers die commercieel
interessant zijn: jonge kijkers. In oudere kijkers zijn ze in Hilversum
blijkbaar niet meer geïnteresseerd.
Voorzitter. Er moet heel veel meer gebeuren. Stop gewoon met de radio,
zeg ik tegen de NPO. Daar is niks publieks meer aan. Vrijwel iedereen
onder de 35 jaar luistert commercieel. Verkoop Radio 3 gewoon. De
luistercijfers zijn 0,0. Idem Radio 2, dat dure diskjockeys wegkoopt bij
Qmusic. Hoezo is dat nou weer een publieke taak? Stop met al het
amusement. Heel Holland Bakt: prachtig hoor. Boer zoekt Vrouw ook, maar
is dat een publieke taak? Ik begrijp dat Heel Holland Bakt tegenwoordig
trouwens onder expressie valt, dus dat probleem hebben we ook weer
opgelost.
Zet het mes in al die activiteiten op internet. Daar is geen schaarste,
en de NPO concurreert nodeloos met het bedrijfsleven. Dat is weggegooid
geld. Het is ook marktbederf. Video on demand: nu werkt NPO samen in
NLZIET. Tegelijkertijd concurreert de NPO daarmee in NPO Plus. Een rare
constructie die per definitie niet kan werken; een kind snapt het. Het
is weggegooid geld. Terwijl de Nederlandse media als geheel tegen Google
en Facebook moeten concurreren, staan ze elkaar naar het leven. Sla die
koppen toch eens goed tegen elkaar, minister.
Stop met de weerzinwekkende multiculpropaganda: de Nacht van de
Vluchteling, het Ramadanjournaal, een weerzinwekkende oorlog tegen onze
Zwarte Piet, de Divibase. Stop met al die gekke omroepen. Sinds 2014
hebben die omroepen 1 miljoen leden minder. Als je er onderzoek naar
doet, dan blijkt 10% van de huidige leden dood. Eerst was de KRO
katholiek. Dat was hun zogenaamde identiteit, oftewel het excuus voor
subsidie. Want aan het katholicisme doen ze daar al decennia vrijwel
niets. Anyway, toen gingen ze fuseren met de protestanten. Dat moest,
want de NPO wilde graag aanmerkelijk minder partijen om mee te praten.
Dat snap ik. Maar wat is dan de identiteit nog? Dat geldt al helemaal
als alle D66-managers daar de macht overnemen en de tent richting de
linkse identiteitspolitiek trekken met een transseksuele Jezus in The
Passion. De christelijke fusie-omroep gaf volgens het eigen jaarverslag
in 2019 zeker 3 miljoen euro uit aan ledenwerving. Dat is bijna net
zoveel als hij via de verenigingsactiviteiten binnenkreeg. Tja, niemand
die nog weet waar dat fusiegedrocht precies voor staat. En dan heb je
dus heel veel geld nodig om mensen ervan te overtuigen om alsjeblieft
lid te worden.
Vraag aan de minister: wat is de identiteit van al die zendgemachtigden?
Wil hij het rijtje eens afgaan? AVROTROS: waar staat dat nog precies
voor? BNNVARA? Hoe kan het dat programma's, bijvoorbeeld De
Gevaarlijkste Wegen Van De Wereld, verhuizen van de ene omroep naar de
andere? Het ene moment wordt het uitgezonden door BNNVARA, blijkbaar
vanuit de identiteit socialistische jongeren, en daarna door PowNed.
Waarom? Om de netcoördinator een plezier te doen, want daar ligt de
macht.
Meer dingen om te doen. Hak in de managementlagen. Netmanagers,
genrecommissies, omroepoverleggen, oftewel het byzantijnse labyrint dat
Media Park heet. Sloop het; maak het simpel. Schrap die derde
televisiezender nou gewoon eens. Twee is meer dan zat. En stop met al
die misselijkmakende BN'ers op reis. De NPO promoot vliegschaamte,
behalve voor de eigen werknemers.
Voorzitter. Kortom, genoeg te doen. Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Toen we begonnen, vergat ik te melden dat mevrouw Van der
Graaf iets vertraagd is. Zij meldt zich straks dus ook nog.
Dank u wel, meneer Bosma. Dan gaan we naar de heer El Yassini van de
VVD.
De heer El Yassini (VVD):
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Meneer Bosma, even uw microfoon uitzetten, graag.
De heer El Yassini (VVD):
Dank u wel, meneer Bosma.
Voorzitter, dank. Een paar weken geleden hebben we ook al een debat
gehad over het wetsvoorstel dat naar de Kamer is gekomen. Dat hebben we
behandeld en dat ligt nu in de Eerste Kamer; dat is door de Tweede
Kamer. We hebben dus al het een en ander besproken. Ik wil me vandaag
focussen op een aantal dingen waarbij ik het afgelopen jaar of anderhalf
jaar echt wel vraagtekens heb geplaatst. Graag wil ik daarover wat
vragen stellen aan de minister. Ik hoop dat de minister mij in ieder
geval kan voeden met informatie en antwoorden, want het betreft dingen
in Hilversum en bij de publieke omroep die ik zelf niet begrijp. Ik zou
daarin dus wel wat inzicht willen hebben.
Laat ik eens even beginnen met de Commissie Integriteit Publieke Omroep.
De Mediawet 2008 artikel 2.3, lid 2, luidt: "De NPO stelt in het kader
van haar taak, bedoeld in artikel 2.2, tweede lid, onderdeel f, een
gedragscode op ter bevordering van goed bestuur en integriteit bij de
NPO en de landelijke publieke media-instellingen." En die is er. Hij
heet namelijk de Governancecode Publieke Omroep 2018. Waarom begin ik
hierover? We hebben een jaar geleden vragen gesteld over Laura H. bij
Mensen met M. Er was gebleken dat Laura H. voor haar optreden bij Kerst
met M of zoiets — het was de kerstuitzending van Margriet van der Linden
en haar programma — voor €400 VVV-bonnen had gekregen. Daar hebben wij
vragen over gesteld, maar de vraag is eigenlijk wat de governancecode
hier nu precies over zegt. Ik heb de tekst er even bij gezocht en het
verbaast mij, want daar staat in: "Personen die in een journalistiek
radio- of tv-programma figureren, bijvoorbeeld in een portrait of een
documentaire, worden niet voor hun verhaal betaald. Zij kunnen wel in
aanmerking komen voor vergoeding van gemaakte onkosten op basis van een
door de mediaorganisatie goedgekeurde declaratie en onder overlegging
van bonnen waaruit de gemaakte onkosten ondubbelzinnig blijken". Daarbij
hoort niet dat ze VVV-bonnen krijgt. Volgens mij krijg je geen VVV-bon
als je een declaratie indient, maar hoor je gewoon geld te krijgen omdat
je onkosten hebt gemaakt.
Waarom begin ik hier nu over? Het afgelopen jaar hebben wij niets
gehoord hierover van de Commissie Integriteit Publieke Omroep. We hebben
ook niets gehoord van het Commissariaat voor de Media, terwijl de wet
voorschrijft dat de governancecode er moet zijn en dat de governancecode
aangeeft wat de regels zijn met betrekking tot integriteit bij de NPO.
Waarom is hier geen onderzoek naar gedaan? Waarom is hier niet naar
gekeken? Misschien heb ik eroverheen gekeken. Daarom heb ik op de
website gekeken naar de publicaties van de CIPO, de Commissie
Integriteit Publieke Omroep. En wat schetst mijn verbazing: de laatste
publicatie van deze commissie, die zo belangrijk is voor integer bestuur
en transparantie in wat er binnen de publieke omroep gebeurt, dateert
van 20 december 2018. Dat is best wel een tijd geleden, aangezien wij nu
bijna in december — morgen is het 1 december — 2020 leven. Er is dus al
bijna twee jaar geen publicatie meer geweest. Hoe kan dat?
Voorzitter. Wat ook opvalt — dat vind ik ook vreemd en dat heb ik ook
onderzocht — is dat de integriteitscommissie van de NPO een driekoppig
bestuur moet hebben. Wat zie ik? Dat hebben ze nu weer, maar ze hebben
in 2019 na het overlijden, helaas, van toenmalig voorzitter Leon van
Halder in maart 2019, bijna driekwartjaar geen driekoppig bestuur gehad,
maar een tweekoppig bestuur. Waarom is dat en waarom is daar ook niet
over gecommuniceerd? Volgens mij waren er ook afspraken om de
integriteitscommissie over te hevelen buiten de raad van bestuur van de
publieke omroep. Dat was althans de bedoeling. Dat is tot op heden niet
gebeurd. Kan de minister uitleggen waarom dat tot op heden nog steeds
niet is gebeurd?
Ik vraag dit omdat je niet weet wat je niet weet. Daarmee bedoel ik: wij
hebben vragen gesteld over Laura H. en toen kreeg ik pas antwoord, maar
misschien zijn er nog veel meer situaties die wij niet kunnen zien. Wij
hebben in april 2019 vragen gesteld met name over College Tour, of er
een significante stijging was van de kosten. Het antwoord dat vanuit
Hilversum kwam, was: nee, die stijging is er niet. Vervolgens — mijn
collega Bosma refereerde er al aan — hebben we van de Algemene
Rekenkamer een rapport gekregen waarin over dat programma letterlijk
stond dat de kosten met 43% waren gestegen. Dat is vreemd, want je stelt
vragen aan de minister, je krijgt het antwoord via Hilversum van de
minister naar de Kamer toe en dan gaat het mis. Dat zijn wel vragen die
ons doen denken: hoe zit dat dan precies? Hoe zit het dan met de
integriteitscommissie binnen de NPO en hoe wordt daarmee omgegaan?
Waarom stel ik al deze vragen over die integriteitscommissie? Dat heeft
ook te maken met het Commissariaat voor de Media. Wij krijgen namelijk
van de minister te horen dat er best wel wat mis is gegaan bij het
Commissariaat. In het schriftelijk overleg dat wij hadden, is ook
gecommuniceerd dat er hard gewerkt wordt om het op de rit te krijgen.
Daar heb ik heel veel waardering voor. De mensen op de werkvloer van het
Commissariaat voor de Media werken heel hard. Dat geloof ik absoluut,
maar wij praten hier wel over verbouwen met de winkel open. Alleen, het
Commissariaat voor de Media is geen winkel. Het is meer te vergelijken
met een politiebureau, iemand die moet proberen om de naleving van de
wetten te controleren. Dan is de vraag, ook weer met betrekking tot die
€400 voor Laura H. waarom daar geen onderzoek naar is gedaan vanuit het
Commissariaat voor de Media. Waarom zijn er geen onderzoeken? Waarom mis
ik publicaties? Waarom heb ik het afgelopen jaar weinig tot niets gezien
in de politiek van wat er wel op de voorpagina's van de kranten staat,
maar niet in de terugkoppeling vanuit een commissie integriteit of het
Commissariaat voor de Media?
De heer Kwint (SP):
Dat daar niet zo veel onderzoeken vandaan komen, snap ik wel, want het
Commissariaat was de afgelopen tijd druk bezig met zichzelf in plaats
van met het toezicht houden. Het Rekenkamerrapport is er nu al enige
tijd. Dat bevestigde inderdaad ons vermoeden, namelijk dat de kosten in
één keer fors toenemen wanneer je programma's uitbesteedt aan
productiemaatschappijen.
Ik heb twee vragen. Ten eerste. Waarom bent u er dan mee akkoord gegaan
dat wij het percentage programma's dat externe productiemaatschappijen
gaan maken fors verhogen? Ten tweede. Gaan wij dan nu, vandaag,
eindelijk iets doen aan de presentoren op het Mediapark, die hun eigen
salaris elke keer maar blijven bijplussen met inkomsten via een
productiemaatschappij? Laat ik het zo zeggen: aan de SP heeft het niet
gelegen dat dit nog niet geregeld is.
De heer El Yassini (VVD):
Te beginnen met de vraag van de heer Kwint over de buitenproducenten: er
zijn een aantal typen buitenproducenten. Daar moeten we wel verschil
tussen maken. Je hebt de grote buitenproducenten, die opdrachten gewoon
krijgen. Die hebben ook in crisistijden niet zo gek veel om over te
klagen. Dan heb je de wat kleinere, waarvan ik nu al enorme signalen
krijg dat ze op omvallen staan. Dit zijn gewoon de echte
buitenproducenten, mkb'ers, die producties maken voor NPO onder andere,
en daarvan afhankelijk zijn. En dan heb je de derde categorie. Dat zijn
de bv's die gebruikt worden in een soort sjoemelconstructie.
Constructies waar de heer Kwint, maar ook ikzelf, hard tegen ageren.
Want dat hoort niet. Voor mij is het volgende belangrijk. Dat wij meer
producties geven aan buitenproducenten in plaats van dat alles intern
wordt weggedokterd, komt juist doordat wij de gewone
"pappa-en-mammaproducenten" willen helpen. Maar ik wil wel degelijk die
sjoemelconstructies en die bv's die worden gebruikt om zichzelf te
verrijken, tegengaan.
Dan het tweede punt van de heer Kwint met betrekking tot de
presentatoren en hun beloning. Ja, ook ik ben ertegen. Ik ben dan ook
wel benieuwd naar wat de minister verder voor stappen gaat nemen om
ervoor te zorgen dat er wordt gestuurd en gecontroleerd op het
beloningskader van de publieke omroep. Een van de belangrijkste zaken
die we daarvoor kunnen gebruiken, is openbaarheid van de kosten van
individuele programma's richting het Commissariaat voor de Media. Wij
willen dat er ergens een organisatie, of in ieder geval een instrument,
is om te kijken wat er nou met die kosten gebeurt. Zijn ze nou inderdaad
verantwoordelijk voor wat er gebeurt? Wat betreft het rapport van de
Algemene Rekenkamer: kunnen we ervoor zorgen dat we volgend jaar niet
worden verrast met eenzelfde soort rapport, waarbij er eigenlijk niets
is veranderd? Dus ik ben het absoluut met de heer Kwint eens.
De heer Kwint (SP):
Ik ben helemaal niet verrast door het onderzoek. Als het volgend jaar
weer uitkomt, ben ik ook weer niet verrast. Het punt is, dat er niks
illegaal is aan die inkomensconstructies. De VVD noemt het
sjoemelconstructies. Waarom is er niks illegaal aan? Omdat de VVD
telkens tegen mijn moties en amendementen stemt om dit wél illegaal te
maken. Die mensen doen niks wat niet volgens de regels is. Waarom? Omdat
het toegestaan is. Dan zegt de VVD: ik ben benieuwd wat de minister
daaraan gaat doen. Nou, dat staat gewoon in zijn brief: we gaan bezien
of het aangescherpt moet worden, omdat op basis van de huidige
informatie niet vastgesteld kan worden of er gesjoemeld wordt. Dat is
dus wat de minister gaat doen, "bezien of er aangescherpt moet worden",
terwijl u al een jaar zegt dat het moet gebeuren. Daar kun je toch niet
mee akkoord gaan?
De heer El Yassini (VVD):
Waar ik wel akkoord mee ga, is dat je eerst inzichtelijk moet hebben wat
de programmakosten zijn op individueel programmaniveau. Dat is wat wij
hebben geprobeerd deze minister duidelijk te maken: zorg er nou voor dat
dit gebeurt, dat het Commissariaat voor de Media kan meekijken en dat
het wordt tegengehouden.
Even terugkomend op de beloning waar de heer Kwint het over heeft: dat
is waarom ik het belangrijk vind dat er geen "salaris" staat in het
beloningskader, maar "honorarium". Het maakt niet uit of je het krijgt
via een loonconstructie omdat je in loondienst bent, of dat je
presentator bent bij een bv en daarvan je salaris krijgt, of dat je
dividend uitgekeerd krijgt omdat je eigenaar bent van een bv. Met het
geld dat uiteindelijk in je broekzak verdwijnt, moet je je als
presentator houden aan de Wet normering topinkomens. Dan maakt het mij
echt niet uit of dat gaat via je salarisstrookje bij bijvoorbeeld
BNNVARA, AVROTROS of de EO, of dat het gaat via de dividenduitkering van
een productiebedrijf waar je deels eigenaar van bent. Ik vind dat ook
belangrijk.
De heer Sneller (D66):
Ik heb een vraag omdat de heer El Yassini zo mooi de krochten van het
toezicht in duikt. Misschien komen we zo meteen nog op de
geschenkregisters van de omroepen en op wat de CIPO daarover heeft
gezegd. Ik vroeg me af hoe hij dat nou precies voor zich ziet: wat moet
de CIPO doen en wat moet de ombudsman doen? Hij noemde een paar
voorbeelden. Hij had het over Laura H. en captain Henk, die toen een
vergoeding kreeg. De NPO Ombudsman heeft daar toen allerlei best wel
doorwrochte oordelen over geschreven, in ieder geval over captain Henk.
De heer El Yassini kijkt nu heel specifiek naar de CIPO en maakt daar
een heel groot punt van. Vindt hij dan dat het verkeerd belegd is? Of
wil hij meer toezicht? Of wil hij meer toezicht op alleen de punten die
hij belangrijk vindt? Wat is precies de bedoeling?
De heer El Yassini (VVD):
Het is goed dat de ombudsman hier een boekje over opendoet, maar we
hebben het hier over de governancecode. Er is afgesproken dat de
Commissie Integriteit naar aanleiding van die governancecode ook kijkt
of er behoorlijk en integer bestuur aanwezig is. Als je een Commissie
Integriteit Publieke Omroep hebt, die nota bene op een website van de
NPO zelf staat, waar dit document een onderdeel van is en onder het
kopje CIPO gewoon te downloaden is, dan lijkt het mij niet meer dan
logisch dat je op basis hiervan gaat kijken of de afgesproken regels
daadwerkelijk overtreden zijn en welk advies vervolgens richting de NPO
moet gaan. Ik heb het afgelopen jaar helemaal niets daarover gehoord.
Het is hartstikke goed dat de ombudsman zich daarmee bemoeit en dat naar
boven haalt — dat is extra informatie voor ons — maar het zou toch de
taak van de Commissie Integriteit Publieke Omroep moeten zijn om te
zeggen: jongens, we hebben met z'n allen gezegd dat we ons aan de
governancecode houden, maar volgens mij wordt dat hier even niet
gedaan.
De heer Sneller (D66):
De ombudsman verwijst in dat oordeel over captain Henk ook uitgebreid
naar de governancecode. Ik probeer gewoon te begrijpen wat nou de
bedoeling is. Het is prima dat de CIPO daar ook iets over moet zeggen,
maar moet die dan meer mogelijkheden krijgen om sancties op te leggen of
te repareren? Of wil de heer El Yassini gewoon graag dat ze het allebei
doen en dat er een soort doublure in het toezicht komt?
De heer El Yassini (VVD):
De heer Sneller heeft het elke keer over captain Henk, maar dat was
voordat deze governancecode werd geschreven. Die is van 2018. De
aanleiding voor de governancecode was juist dat captain Henk betaald
werd. Dat was specifiek bij PowNed.
De heer Sneller (D66):
Daarna is de governancecode inderdaad aangepast.
De heer El Yassini (VVD):
Ja, precies. Deze is van 2018. Hoe zit het dan met het aanscherpen
hiervan? Ik wil dat de integriteitscommissie de mogelijkheid heeft en
houdt om gevraagd en ongevraagd onderzoek te doen naar behoorlijk
bestuur en integriteit. Dat is ook haar taak. Dat is wat zij zichzelf
oplegt. Ik vind dat je dat dan ook moet doen en dat je dan ook een
advies moet geven en moet publiceren. Daarnaast heeft de commissie
samenwerkingsprotocollen met het Commissariaat voor de Media. Het is
geen stand-alonecommissie die een beetje als hobbyist rondkijkt en zegt:
dit is leuk. Het gaat om een bezoldigde nevenfunctie. Er is een
driekoppig bestuur, dat samenwerkingsprotocollen heeft met het
Commissariaat voor de Media. Dan verwacht ik ook dat die commissie dat
onderdeel van haar taak gewoon oppakt. Maar als ik daarnaar kijk vanuit
het oogpunt van de transparantie, als ik kijk naar wat zij tot nu toe
heeft gepubliceerd en wat er staat, dan kan ik daar bar weinig van
vinden. Het laatste wat ik heb gezien was van 20 december 2018. Dat vind
ik voor een integriteitscommissie wel een gevaarlijke stap. Daarom stel
ik deze vraag aan de minister. Ik hoop dat hij daar meer inzicht in kan
geven. Als ik het mis heb, dan hoor ik het ook graag. Dan kunnen we
daarna weer verder.
De voorzitter:
Gaat u verder.
De heer El Yassini (VVD):
Dank u wel, voorzitter. Als we het dan toch over het Commissariaat voor
de Media hebben, het volgende. Ik zei het al in de beantwoording
richting mijn collega's: als VVD willen wij ook heel graag dat de kosten
van individuele programma's inzichtelijker worden. Dat hebben wij altijd
geroepen. Dat steken wij niet onder stoelen of banken. Ik weet dat dat
gevoelig ligt in dit huis. Dat snap ik, maar wij willen dat wel als VVD.
Wij willen wel de stap zetten om te zeggen: geef het Commissariaat voor
de Media in ieder geval de ruimte en de mogelijkheid om die informatie
te krijgen en op basis daarvan te kijken of de wet wordt nageleefd, of
het inderdaad klopt, of het behoorlijk is of dat er geld over de balk
wordt gesmeten. Of we het nou hebben over de presentatoren en de
beloningen die daarbij horen, of over de bitterballen in de kantine van
een programma die €1.000 per aflevering kosten, dat maakt mij niet uit.
Het gaat er wel om dat er een controlerend orgaan is dat daarnaar kan
kijken. Dat mis ik wel.
Ik ben dus benieuwd naar de antwoorden van de minister. Ik ben benieuwd
of de minister kan zeggen: er moet inderdaad veel gebeuren bij het
Commissariaat voor de Media; dat moet alles op orde krijgen, maar het
kan echt wel zijn taak uitvoeren om te kijken of de Mediawet in
Hilversum wel wordt nageleefd en hoe het dat verder gaat oppakken.
Voorzitter. Waar ik ook nieuwsgierig naar ben, is het volgende. Ik hoef
het zelf niet in te zien, maar het wordt wel bijgehouden. Dat is ook
weer een onderdeel van die governancecode. In artikel 2.32 van de
governancecode wordt gezegd: "Elke mediaorganisatie legt jaarlijks aan
alle medewerkers een, al dan niet elektronische, in te vullen en te
ondertekenen vragenlijst voor met betrekking tot de toepassing van
(onderdelen van) deze governancecode." Tot de gestelde vragen behoort in
ieder geval de vraag over het hebben van financiële belangen en
beleggingen in sectorgerelateerde ondernemingen of in bedrijven waarmee
de mediaorganisatie een zakelijke verhouding heeft. Ik denk dat dat de
heer Kwint als muziek in de oren klinkt, want dit is volgens mij precies
waar hij naar vroeg. Het betreft verder vragen over betrokkenheid bij
besluitvorming over opdrachtverlening aan bekenden, het hebben van
nevenfuncties, het aanvaarden van geschenken, uitnodigingen en andere
voordelen en het geven van geschenken, uitnodigingen en andere
voordelen. Mijn vraag is: is dit inzichtelijk bij de Commissie
Integriteit Publieke Omroep of bij het Commissariaat voor de Media of in
ieder geval bij iemand? Of hebben we het wel opgeschreven in de
governancecode — de wet eist wel degelijk dat een code wordt opgesteld,
maar zegt niet wat de inhoud daarvan is — maar wordt daar vervolgens
niks mee gedaan? Wordt dit artikel dus elk jaar bijgehouden? Want dit is
namelijk jaarlijks. Nou, ik ben benieuwd naar de antwoorden van de
minister daarover. Tot zover de Commissie Integriteit Publieke Omroep en
het Commissariaat voor de Media.
Dan wil ik even verder inzoomen op de samenwerking van de NPO met andere
partners. Ik wil eerst eens even beginnen met NLZIET, want we krijgen
signalen dat NLZIET probeert om voet aan de grond te krijgen door samen
te werken met verschillende partners in het medialandschap. Ze zijn nu
aan het nadenken over hoe ze kunnen concurreren met de grote
techbedrijven die van overzee komen, zoals een Netflix, Amazon Prime en
een Disney+. Zij denken nu over een freemium en kijken of ze mensen
kunnen overtuigen van en verleiden tot het nemen van een abonnement op
NLZIET. Nou, hartstikke goed dat ze daarmee bezig zijn. Daarover zijn ze
in gesprek met verschillende mediapartners. Wij krijgen signalen dat de
NPO überhaupt niet wil spreken of praten. De vraag is in hoeverre de
minister kan aangeven wat de welwillendheid is van de NPO om samen te
werken met bijvoorbeeld een NLZIET. Vorig jaar heb ik ook vragen gesteld
over de NPO met betrekking tot de samenwerking met andere platformen.
Daarover zeiden we: joh, er lag een raamovereenkomst met bijvoorbeeld
Netflix, waarbij een derde door de Nederlandse Publieke Omroep zou
worden betaald, een derde door Netflix en een derde door het Nederlands
Filmfonds. Maar ik weet nog steeds niet wat de status daarvan is. Zijn
we elkaar in dit kleine landje en in dit kleine medialandschap nog
steeds aan het beconcurreren en aan het kapotmaken? Of zijn we aan het
proberen om elkaar te helpen en samen te werken, om die kijker juist te
zoeken en te vinden en te geven waarnaar hij vraagt?
De NPO beroept zich elke keer op het feit dat wordt gezegd dat de NPO
niet mag meehelpen aan winsten van derden. Mijn vraag aan de minister is
dan ook meteen hoe dat nou precies zit. Dat is wel het excuus dat we
elke keer horen, maar tegelijkertijd werkt de NPO, als hem dat wel
uitkomt, wel met derden, waarbij hij de winsten van die derden wel
spekt. Dus wanneer is dit wel en wanneer is dit niet van toepassing? Kan
de minister daar wat duidelijkheid over geven, zodat de NPO ook
duidelijk weet of hij met partijen kan en mag samenwerken?
Ook van de regio en de regionale publieke omroepen krijg ik signalen
over de samenwerking met de NPO. Ook van hen hoor ik dat de NPO op dit
moment een terugtrekkende beweging aan het maken is. Er worden
gesprekken gevoerd over met name bijdrages voor programma's, die de NPO
en de regionale omroepen moeten ophoesten. En ik hoor dat de NPO nu
eigenlijk het signaal afgeeft dat hij geen geld heeft of geen geld wil
steken in samenwerking voor programma's. Kan de minister daar verder op
ingaan en kan de minister uitleggen hoe de samenwerking tussen de NPO en
regionale omroepen nou verloopt? Hoe groot is het gevaar dat volgend
jaar maart, april, na de verkiezingen, alles verzandt en vastloopt en
dat de mooie doelstellingen die we met z'n allen hadden — die
regiovensters en de regionale omroepen juist op de kanalen 1, 2, 3 —
eigenlijk gewoon verzanden en dat daar eigenlijk niks van terechtkomt?
Kan de minister onze zorgen wegnemen?
Voorzitter, tot slot. Excuus.
De voorzitter:
Gaat u verder.
De heer Sneller (D66):
Er werd non-verbaal gecommuniceerd dat die zorgen konden worden
weggenomen. Dus dat was snel gedaan.
De heer El Yassini (VVD):
Wat goed dat meneer Sneller hier als commentator bij het debat aanwezig
kan zijn. Dat maakt het wat makkelijker. Dank u wel.
Voorzitter. Dan iets wat mij opviel. Daar wil ik wel even vragen over
stellen. Dat heb ik ook al naar buiten toe aangegeven, in ieder geval op
social media. In een artikel in het AD zag ik staan dat de
hoofdverdachte in het liquidatieproces Taghi tienduizenden euro's kreeg
— om precies te zijn: nog net geen €40.000 — voor documentaires. Ik
vraag mij af wat hier misgaat. Toen de samenwerking tussen RTL en Vice
met deze Delano R., aka Keylow, werd gestart, was al duidelijk — omdat
hij de voorman was van Caloh Wagoh — dat zij betrokken waren bij de
aanslagen op De Telegraaf en Panorama. Wat gaat er mis met de due
diligence, bijvoorbeeld als er gekeken wordt naar subsidieaanvragen bij
het Nederlands Filmfonds? Hoe gaat dat in zijn werk? Kan het zo zijn dat
criminelen, die nog steeds bezig zijn in hun criminele carrière om de
Nederlandse rechtsstaat te ondermijnen, via de andere kant subsidies
krijgen om leuke programmaatjes te maken? Let wel: er werd nog net geen
€40.000 aan subsidie gegeven. Deze Delano R. heeft €41.000 als
vergoeding gekregen voor de documentaire. Dat is bijna een-op-een
hetzelfde bedrag. Ik ben dus heel benieuwd naar hoe de minister naar
deze zaak kijkt en of hij het ook zeer opvallend vindt dat een
handlanger van Taghi gewoon via-via subsidie heeft kunnen aanvragen en
daar leuke programma's van kon maken, terwijl hij nog midden in zijn
liquidatieopdrachten zat. Ik ben dus wel benieuwd hoe de minister
daarnaar kijkt. Graag een reactie van de minister.
Tot slot, en dan rond ik volledig af. Volgens mij wordt er nu met
briefjes geschoven over hoeveel minuten ik nog heb.
De voorzitter:
Ja, heel snel.
De heer El Yassini (VVD):
Dat kan snel, maar het is heel belangrijk, voorzitter.
De voorzitter:
Heel snel.
De heer El Yassini (VVD):
Ik wil weer terugkomen op de veiligheid van journalisten. Ik vraag weer
aan de minister wat wij met zijn allen daarvoor doen, bijvoorbeeld als
het gaat om de aangiftebereidheid via PersVeilig, wat ik een goed
initiatief vind. Maar ook vraag ik wat de vervolgingspercentages zijn
van de aangiftes die binnenkomen van journalisten en uiteindelijk wat de
veroordelingen zijn. Ik heb het gevoel dat er heel veel bedreigingen
zijn van journalisten. Heel veel. En ook dat het aantal aangiftes een
heel stuk lager is en de vervolgingen zelfs nog minder. Los van één
casus kan ik me bijna niet voor de geest halen welke veroordelingen er
zijn. Misschien zijn het er meer. Ik hoop dat mijn collega's mij daarbij
kunnen helpen, maar ik heb het gevoel dat het een soort fuik is die
steeds kleiner wordt.
Kan de minister erop ingaan hoe wij ervoor zorgen dat de journalisten,
die onmisbaar zijn voor onze rechtsstaat, worden beschermd en dat zij
hun werk kunnen doen, of het nou gaat om online of offline bedreigingen?
Hoe kunnen wij ervoor zorgen dat we naast hen staan en hen helpen om
uiteindelijk de mensen die deze beroepsgroep bedreigen en met geweld
willen aanvallen achter slot en grendel te krijgen en zo de veiligheid
van onze democratische rechtsstaat indirect veilig te borgen? Graag
krijg ik daar antwoord op.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Voorzitter. Ik doe alleen mijn inbreng. In heb nog een ander debat, dus
ik ga daarna weer naar de zaal hiernaast voor het debat over
sport.
Voorzitter. Het is een bijzonder jaar voor de mediasector, vanwege de
coronacrisis. Aan de ene kant heeft de samenleving zich in groten getale
laten informeren door redacteuren, onderzoeksjournalisten en
verslaggevers. Je zou kunnen zeggen dat de journalistiek relevanter is
dan ooit. Aan de andere kant heeft de crisis ook de zwakheden
blootgelegd van deze belangrijke sector. Vorig jaar sprak ik tijdens het
wetgevingsoverleg over de dreigende gevolgen van streamingplatforms in
Nederland, over de polariserende werking van sociale mediaplatforms en
de broze werkgelegenheid in de sector. Helaas moet ik constateren dat
deze bedreigingen niet zijn opgelost, maar eerder groter zijn geworden,
om te beginnen bij de makers.
Ik ben blij dat de minister in zijn brief over de arbeidsmarkt in de
mediasector erkent dat er een probleem is. De minister spreekt over een
tweedeling tussen werkenden die het goed hebben met een vast contract en
degenen die in grote onzekerheid zitten vanwege allerlei dubieuze
constructies. De minister erkent ook dat er een verschuiving heeft
plaatsgevonden waardoor beroepen die eerder op arbeidsovereenkomst
werden uitgevoerd, nu steeds vaker worden uitgevoerd door zelfstandigen,
die ook nog eens hun brood verdienen met zeer lage tarieven. Dat heeft
een zelfversterkend effect, want waarom zouden werkgevers dure vaste
arbeidsrelaties aangaan, als zij hetzelfde werk kunnen laten verrichten
door goedkopere zelfstandigen? De minister stelt dat dit een zaak is
voor de publieke omroepen en dat hij de kwestie en de moties die
hierover zijn ingediend onder de aandacht zal brengen bij de
omroepbestuurders.
Dat vindt GroenLinks een te gemakzuchtige houding, want al jaren wordt
de onzekere positie van makers binnen en buiten de publieke omroep aan
de kaak gesteld; hier en ook door henzelf. Maar we zien geen
verbetering. De minister stelt dat hij ervan uitgaat dat een volgend
kabinet deze problemen arbeidsmarktbreed aanpakt, maar waarom is daar
niet eerder op geacteerd? Als subsidieverstrekker kan de minister toch
veel strengere eisen stellen? Waarom stelt de minister de Fair Practice
Code niet als voorwaarde in de private sector bij de toekenning van
coronasteun of subsidies voor onderzoeksjournalistiek? Graag een
reactie.
Voorzitter. Hopelijk zitten we over een jaar in een andere fase van de
coronacrisis, in een afrondende fase waarin we de balans op tal van
terreinen kunnen opmaken. Mijn fractie maakt zich zorgen dat we dan
terugkijken op een verdere verschraling van het medialandschap. Met name
vanuit de private sector ontvangen we signalen dat vanwege teruglopende
advertentie-inkomsten redacties ernstig zijn ingekrompen. Dat geldt
zowel voor radiozenders zoals BNR Nieuwsradio als voor televisiezenders
en de geschreven pers. Ik vraag de minister of hij die signalen ook
krijgt. In hoeverre ziet hij hierin een rol voor zichzelf
weggelegd?
Voorzitter. Terwijl Nederlandse mediabedrijven het moeilijk hebben, is
de beurswaarde van socialemediabedrijven als Facebook en het
moederbedrijf van YouTube nog nooit zo hoog geweest. Het is duidelijk
dat dit de winnaars van de crisis zijn. Dit baart GroenLinks zorgen,
want vaak is polarisatie het verdienmodel van deze platforms en niet het
faciliteren van een goed gesprek of het verspreiden van betrouwbare
informatie. Artikel 3 van de Europese richtlijn inzake elektronische
handel stelt dat lidstaten eigen maatregelen kunnen nemen om voor een
bepaalde dienst van informatiemaatschappij af te wijken. Zodoende hebben
Europese lidstaten als Duitsland een eigen wet ingediend en
geoperationaliseerd om hatespeech tegen te gaan. Wat mijn fractie
betreft zouden platforms als Facebook in ieder geval meer transparantie
en keuzevrijheid moeten bieden. Welke juridische mogelijkheden ziet de
minister in de Nederlandse wetgeving?
Voorzitter. Ik sta even stil bij het concessiebeleidsplan. Onder druk
van de VVD, vermoed ik zomaar, gaat de publieke omroep steeds meer
content verspreiden op sociale media. Daar valt op het eerste gezicht
best wel wat voor te zeggen, want hierdoor kunnen publieke omroepen
jongeren bijvoorbeeld beter bereiken. Tegelijkertijd zijn er ook een
aantal vraagtekens bij te plaatsen. In plaats van dat de publieke omroep
alle middelen inzet om een publiek alternatief te bieden voor
socialemediaplatforms van 's wereld grootste multinationals, draagt hij
op deze manier juist bij aan de winstgevendheid van deze platforms,
terwijl ze het verdienmodel van Nederlandse mediabedrijven
kannibaliseren. Daar valt gewoon moeilijk tegenop te concurreren. De
publieke omroep kan qua omvang en middelen een vuist maken tegen de
dominantie van YouTube, Facebook en Twitter, maar dan moet er wel het
nodige verbeteren aan de digitale infrastructuur van de NPO. Ooit liep
onze publieke omroep voorop in streaming, maar, laten we eerlijk zijn,
nu loopt hij ver achter. Wij willen dat de NPO een toegankelijk
online-alternatief biedt voor het distributiegeweld van
socialemediaplatforms en streamingaanbieders. Ik vraag de minister wat
hij zelf vindt van de kwaliteit van de streamingapp NPO Start. Deelt de
minister de mening van de GroenLinksfractie dat hier het nodige aan te
verbeteren is? En niet onbelangrijk: is de minister bereid om met de NPO
een plan te maken om de eigen online-streamingdistributie drastisch te
verbeteren? Op deze manier kan de publieke omroep een aantrekkelijk
online-alternatief worden voor de distributie van content via
socialemediaplatforms.
De heer El Yassini (VVD):
Ik snap de zorgen van mevrouw Westerveld. Die zorgen heb ik ook.
Binnenkort zullen we er een stevig gesprek over voeren bij het
wetsvoorstel van minister Van Engelshoven dat deze kant op komt. Maar
mevrouw Westerveld zegt nu dat de publieke omroep zich in samenwerking
met de overheid moet gaan inzetten om de digitale presentie te
innoveren. Klopt dat?
Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Ik dring vooral op een verbeterde eigen verspreiding van onlinecontent,
bijvoorbeeld via de app NPO Start. Wij zijn er niet zo heel erg voor dat
er alleen maar wordt ingezet op socialemediaplatforms om de redenen die
ik zojuist noemde.
De heer El Yassini (VVD):
Dan snap ik het. Mevrouw Westerveld vindt dus dat de publieke omroep,
die als taak heeft zich bezig te houden met de programmering, samen met
de overheid, waarvan wij keer op keer via verschillende commissies
hebben geleerd dat zij de ballen verstand heeft van digitalisering en
techniek — het wordt elke keer een fiasco als er iets digitaals wordt
uitgerold — er hand in hand voor moeten gaan zorgen dat er geconcurreerd
gaat worden met bedrijfsleven en techbedrijven die daarin
gespecialiseerd zijn. Mevrouw Westerveld wil het in handen houden van
partijen die er de ballen verstand van hebben om te gaan concurreren met
de grote techbedrijven in Amerika. Dat hoor ik in feite. Ik vind dat
zwaar onverstandig. Daarmee komen we terecht in een situatie waarin
vooral geld wordt uitgegeven aan het uitbreiden van technologische
platforms, waarbij we een gedrocht terugkrijgen, omdat de overheid daar
niet haar corebusiness van heeft gemaakt. Is mevrouw Westerveld het met
mij eens dat deze grote risico's aanwezig zijn in haar plan?
Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Ik zie juist nu hele grote risico's. Eigenlijk helpen wij de hele grote
bedrijven, waar ik het net over had, om nog groter te worden. Om die
reden hebben wij hier eerder aangedrongen op een streamingheffing.
Gelukkig komt er nu ook een wetsvoorstel, waarmee we zorgen dat een
bepaald percentage wordt teruggestopt in de Nederlandse sector. Laten we
daar vooral voor zorgen, zodat we niet ons lot helemaal in handen leggen
van hele grote, vaak Amerikaanse bedrijven. Daar pleit ik heel erg voor.
Ik zeg niet dat de overheid hier weer een nieuwe app moet lanceren. Ik
zou vooral willen dat de overheid ervoor zorgt dat de NPO ertoe wordt
aangespoord om de kwaliteit van bijvoorbeeld de NPO-app te verbeteren.
Zo wil ik voorkomen dat we alleen maar doorgaan met
socialemediaplatforms, want nogmaals, ik ben er niet zo'n voorstander
van dat we ons lot in handen leggen van die grote platforms. Ik ben
ervoor dat we juist de Nederlandse makers en de Nederlandse aanbieders
verder helpen om te zorgen dat de Nederlandse arbeidsmarkt en de
Nederlandse bedrijven kunnen floreren.
De voorzitter:
Gaat u verder.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Voorzitter. Wij ontvangen ook signalen dat de NPO regelmatig op de rem
trapt bij het samenwerkingsverband NLZIET. Ik wil de minister vragen
waarom dat zo is. Is de minister het met de GroenLinks-fractie eens dat
hier een vuist gemaakt moet worden tegen de streamingplatforms van
buitenaf?
Voorzitter. Ik heb nog drie punten. Ik begin met de regionale omroep. Ik
begrijp dat de regionale omroepen mensen aannemen voor bijna 30 fte om
de lokalemediaopdracht uit te voeren. Deze speciale regeling kost 2,1
miljoen euro. Ik vraag me af waarom dit geld niet gewoon rechtstreeks in
de streekomroepen wordt gestoken. Graag een reactie van de
minister.
Daarnaast begrijp ik dat de regionale omroepen veel programma's niet
ondertitelen. Daar zouden te weinig financiële middelen voor aanwezig
zijn. We kennen de minister als iemand die opkomt voor toegankelijkheid.
Daarom begrijp ik dit niet. Want de regionale omroep is ook van ons
allemaal. We dragen er allemaal aan bij. Ik wil de minister vragen of
hij het met mij eens is dat ook de programmering van regionale omroepen
toegankelijk moet zijn voor mensen die minder goed kunnen zien of horen,
of helemaal blind of doof zijn. Zo ja, gaat de minister hier dan aan
bijdragen?
Voorzitter. Tot slot een vraag over de doelstellingen van de NPO voor
het bereiken van jongeren. We zien dat deze doelstellingen jaar in, jaar
uit naar beneden worden bijgesteld. Desondanks ligt het indicatieve
percentage over 2019 onder die geformuleerde doelstellingen. Het
bereiken van jongeren lijkt mij een topprioriteit. Als je een duurzame
publieke omroep met draagvlak nastreeft als stevig alternatief voor
content op sociale media, dan moet die publieke omroep ook meer jongeren
zien te bereiken. Hoe vindt de minister dat het hiermee gaat? Is hij het
met ons eens dat minimumbudgetten moeten worden afgesproken om diverse
groepen jongeren te binden aan de NPO? Graag een reactie van de
minister.
Ik kan dus helaas niet blijven voor de antwoorden, maar mijn collega
volgt het overleg via de tv hier.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Westerveld. Ik geloof dat de aanwezige collega's de
antwoorden van de minister wel aan u willen overdragen. Bij wie zijn we
nu? We gaan naar meneer Van der Molen. U bent even ergens anders gaan
zitten. Dat voelt schijnbaar beter.
De heer Van der Molen (CDA):
Ik weet niet of het beter voelt, maar dit is wel een goede plek,
hoor.
Voorzitter. Dit is de tweede keer in korte tijd dat we in de Kamer
spreken over media. De vorige keer ging het over de Mediawet; toen zaten
we in de grote zaal. Dat wetsvoorstel ligt nu in de Eerste Kamer. Vooral
voor aspirant-omroepen, voor de mensen die aan de deur staan bij de
publieke omroep, maar ook voor de omroepen die graag bij de publieke
omroep willen blijven, is dit een hele spannende tijd. De Eerste Kamer
noemt zichzelf vaak de chambre de réflexion, maar het CDA hoopt vooral
dat ze voor de verandering eens de chambre de grande vitesse zal zijn en
dat ze tempo wil maken, want behoorlijk wat banen en maatschappelijke
initiatieven hangen af van de inwerkingtreding van deze wet voor 1
januari volgend jaar.
Voorzitter. Namens het CDA heb ik de debatten over media vaker
aangegrepen om het te hebben over de bescherming van minderjarigen. Het
CDA is positief over de wijziging van de Mediawet 2008 in verband met de
implementatie van de Richtlijn audiovisuele mediadiensten. Het CDA is
bijvoorbeeld positief over het feit dat de verplichting om
Kijkwijzerpictogrammen te tonen ook gaat gelden voor onlinecontent die
onder het toezicht van het Commissariaat staat. Het Commissariaat werkt
nog aan een kader om te bepalen welke onlinecontent hier precies onder
zal vallen. Wanneer is dit kader klaar? We begrijpen dat hieraan gewerkt
wordt door het ministerie, het Commissariaat en het NICAM. Is de
minister bereid om dat kader naar de Kamer te sturen, zodat wij daar
kennis van kunnen nemen?
Het CDA vindt het ook verstandig dat vanaf 1 november vloggers die op
professionele wijze een YouTubekanaal onderhouden, worden beperkt in het
aanbieden van reclame, zeker als zij zich richten op een jonge
doelgroep. Niet alle vloggers lijken daar gehoor aan te willen geven.
Vlogster Mascha Feoktistova — excuzez-moi voor mijn uitspraak; ik doe
haar tekort door de achternaam niet goed uit te spreken — zei recent in
het Algemeen Dagblad: er is nog helemaal niks concreets; voor nu gaat er
weinig voor ons veranderen; ja, we zullen vast wat duidelijker moeten
zijn zodra we bepaalde producten promoten, maar de gemiddelde
Nederlandse YouTuber is professioneel en ervaren genoeg om daar een
creatieve oplossing op te vinden. Hoe gaat de minister omzeiling van de
wet via creatieve oplossingen voorkomen? Wanneer schenkt het
Commissariaat hier klare wijn over? Want de YouTubers zitten daar
blijkbaar op te wachten.
De minister heeft verder naar aanleiding van de aangenomen motie-Van der
Molen cum suis aangegeven dat zal worden onderzocht wat de effecten
zouden zijn indien proactieve opsporing mogelijk zou worden gemaakt in
het kader van de Nederlandse Reclame Code. Ik vraag de minister hoe het
met die afspraken staat.
Wat het CDA betreft heeft de minister wel een kans gemist om
minderjarigen verder te beschermen. De minister gaf bij de behandeling
van de nieuwe richtlijn aan dat hij vanwege het krappe tijdspad voor de
implementatie had besloten de acht kan-bepalingen, waaronder de bepaling
om sponsoring van kinderprogramma's ook bij commerciële omroepen te
verbieden, niet mee te nemen in het wetsvoorstel. De minister gaf
tijdens de behandeling aan daar zeker nog eens naar te zullen kijken.
Het CDA is echter wel teleurgesteld in de uitwerking die dat heeft
opgeleverd. In plaats van dat de minister deze kans aangrijpt om
kinderen beter te beschermen, legt hij in zijn brief nog eens uit dat
hij de kan-bepalingen gewoon niet wil uitwerken. De aanbieders van
commerciële mediadiensten die ermee dreigen dat het aanbod van
kinderprogramma's wordt teruggeschroefd als deze sponsorinkomsten niet
meer binnen zouden komen, hebben uiteindelijk gewonnen. Ook maakt de
minister geen gebruik van de mogelijkheid om de sponsoring van
productplaatsing niet meer toe te staan in programma's met een
significant kinderpubliek. De minister stelt de financiële en
commerciële belangen op dit moment blijkbaar boven het nader beschermen
van kinderen die tv kijken of die online naar programma's kijken. Is hij
bereid op dat punt nog van gedachten te veranderen? Als het in deze
periode niet lukt, biedt een volgende periode daar wellicht de ruimte
voor, wat het CDA betreft.
Voorzitter. NPO en de RPO ...
De voorzitter:
Voordat u verdergaat, heeft de heer Kwint een vraag.
De heer Kwint (SP):
Volgens mij delen wij de zorg en ook de irritatie over de eeuwige
dynamiek. Er gebeurt namelijk vijf jaar lang niks omdat we wachten op
een richtlijn uit Brussel en vervolgens is er zo weinig tijd om die te
implementeren dat we er niks aan kunnen toevoegen en vinden we 'm toch
niet goed genoeg. Wat gaan we daar nu aan doen? Want de heer Van der
Molen wijst nu al naar de volgende periode, maar we hebben nog even. Zou
dit niet het moment zijn om als Kamer zelf te zeggen: wacht eens even,
wij vinden dat er wel degelijk iets moet gebeuren aan bijvoorbeeld
product placing en reclame voor kinderen onder de 12? We zijn er nou
toch.
De heer Van der Molen (CDA):
Zeker. Daarom was het teleurstellend dat de Kamer de amendementen op de
Mediawet die wij als CDA met onder andere de SP hebben ingediend,
uiteindelijk niet heeft aangenomen, om wat voor reden dan ook. We hebben
in het verleden al eens gezamenlijk moties op ditzelfde punt ingediend
en dat leverde ook geen resultaat op. Helaas kan ik via deze begroting
niet nogmaals amendementen indienen, maar bij de volgende gelegenheid
zal dat zeker moeten. In de tussentijd zullen we er alles aan moeten
doen om bij alle partijen die toen tegen de amendementen hebben gestemd,
op het netvlies te krijgen dat een level playing field van belang is,
dat het voor een klein kind niet logisch is om product placing tegen te
komen bij een commerciële omroep als we dat bij een publieke omroep geen
goede zaak vinden voor die kinderen. Ik denk dat we daarvoor "gelijke
monniken, gelijke kappen" moeten invoeren.
De heer Kwint (SP):
Dan heb ik nog één vraag over voor de heer Van der Molen. Heeft hij enig
idee waarom die andere partijen tegen die goede amendementen hebben
gestemd? Ik snap als SP'er eerlijk gezegd niet waarom mensen het belang
van commerciële aanbieders boven het belang van kwetsbare jonge kinderen
stellen. Misschien kan de heer Van der Molen daarover filosoferen.
De heer Van der Molen (CDA):
Net als de heer Kwint tast ik hierover volledig in het duister. Kijk, er
zijn partijen waarvan je dat verwacht, zoals de VVD. Die zou
bijvoorbeeld winstmarges van commerciële omroepen niet willen
beïnvloeden. Dat is ook hun goed recht. Dat past bij het uitgangspunt
van die partij. Maar dat een partij als GroenLinks uiteindelijk tegen
zo'n voorstel stemt, terwijl de lijsttrekker van GroenLinks tegen het
economisme is en daarover boeken publiceert en toespraken houdt, omdat
de mens boven het maken van winst gaat, vind ik verbazingwekkend. Dat
zal de heer Kwint met mij delen.
De heer Kwint (SP):
Zeker.
De voorzitter:
Het is net alsof de heer Sneller tussen podcastopnamen van de heer Kwint
en de heer Van der Molen zit. De heer El Yassini voelde zich door de
antwoorden van de heer Van der Molen uitgedaagd, denk ik.
De heer El Yassini (VVD):
Ja, dat is een verrassing hè? Even mijn vraag aan het CDA. Ik hoor ze
een behoorlijk grote broek aantrekken. De VVD zou voor de winsten van
die grote bedrijven gaan. Wij van de VVD zijn een liberale partij. Wij
vinden dat er een verantwoordelijkheid ligt bij ouders, ook als het gaat
om onlinefilmpjes en kinderen opvoeden in kijkgedrag. Ik weet dat het
CDA van oudsher de politieke partij van het gezin was. Welke rol ziet
het CDA voor de ouders met betrekking tot die filmpjes? Wat is hun
verantwoordelijkheid? Waarom denkt het CDA alles maar via de wet dicht
te kunnen timmeren of weg te kunnen halen, in plaats van juist te
vertrouwen op die ouders, op dat CDA-gezin, dat echt wel met dat kind
kan kijken naar welke filmpjes het kan kijken en ook uit kan leggen, als
het kind naar die filmpjes kijkt, hoe de wereld in elkaar steekt en dat
alles wat je ziet niet per se goed voor je is? Ik wil iets meer CDA van
de heer Van der Molen, alstublieft.
De heer Van der Molen (CDA):
Het is niet te geloven. Die CDA-gezinnen zijn natuurlijk de fijnste
gezinnen. Althans, daar ga ik van uit. Ik ben in zo'n gezin opgegroeid.
Maar dat is het punt niet. Het gaat erom hoe consequent we met elkaar
zijn. Het CDA vindt dat er inderdaad een verantwoordelijkheid ligt bij
ouders. En die ouders mogen daar op een aantal punten best bij geholpen
worden. Sommige bedrijven nemen in meer of mindere mate ook hun
verantwoordelijkheid. Zo biedt YouTube een apart platform aan voor
kinderen. Daar valt wat op af te dingen, maar het is in ieder geval een
poging om als bedrijf hierin verantwoordelijkheid te nemen. Als wij
kinderen willen beschermen tegen bijvoorbeeld commerciële beïnvloeding,
dan takes it four or five to tango. De ouders hebben daar dus een rol
in, zeker. Daar zullen we als CDA niet omheen praten. Maar we vinden ook
dat de publieke oproep een rol heeft en dat bedrijven een
verantwoordelijkheid hebben. En dat is nou typisch CDA: we hebben niet
één verantwoordelijkheid, die door de overheid moet worden gedragen.
Nee, iedereen heeft hieraan een steentje bij te dragen.
Ik leg de heer El Yassini alleen voor dat de VVD in dat opzicht wat
inconsequent is als het gaat om reclame-inkomsten bij de publieke
omroep. Men is voor een verbod op reclame rond kinderprogramma's bij de
publieke omroep, maar men is tegen zo'n verbod rond kinderprogramma's op
commerciële zenders. Als we redeneren vanuit de positie van het kind, is
dat inconsequent.
De heer El Yassini (VVD):
De heer Van der Molen praat graag over inconsistent zijn. Volgens mij
volgen wij gewoon één lijn, die nota bene door de minister is
geadviseerd. Ten aanzien van product placement hebben wij in Nederland
best wel strenge regels. De heer Van der Molen wilde nog veel verder
gaan. Natuurlijk moeten we kinderen beschermen. Daar ben ik voor. Ik
bedoel, ik heb zelf geen kinderen, maar tot onze kiezers behoren ook
prachtige en heerlijke VVD-gezinnen. Daar staan wij dus ook voor.
Tegelijkertijd is het wel een beetje vreemd dat de heer Van der Molen
hoog van de toren blaast, terwijl de minister nota bene zelf heeft
gezegd dat wij ten aanzien van product placement al heel strenge regels
hebben en daarom het amendement ontraadt. Wij hebben het volgende
gezegd. We hebben strenge regels ter bescherming van het kind. Dan is
het inderdaad, net zoals de heer Van der Molen zegt, een stukje
wetgever, een stukje samenleving en een stukje gezinnen. Voor ons is
deze balans nog steeds goed. Wij blijven consistent. Bent u het daar
niet mee eens?
De heer Van der Molen (CDA):
Nee, daar ben ik het natuurlijk niet mee eens, dat de heer El Yassini
consequent is. Ik stel in ieder geval vast dat het CDA, samen met andere
fracties, hierin wel wat verder wil gaan. Wij vinden dat met name jonge
kinderen beschermd mogen worden tegen commerciële beïnvloeding. Even een
disclaimer. U heeft een fijn VVD-gezin gehad en ik een fijn CDA-gezin.
Als ik op Instagram de heer Kwint volg, dan zie ik dat hij goed in staat
is om een heel gezellig en goed SP-gezin te hebben. Wat het CDA betreft
geldt in ieder geval voor alle kinderen die opgroeien dat je als jong
kind gevrijwaard moet zijn van commerciële beïnvloeding. Dat betekent
dat er wat ons betreft ook in de wetgeving best een schepje bovenop mag,
naast de verantwoordelijkheid van ouders.
De voorzitter:
Gaat u verder met uw betoog.
De heer Van der Molen (CDA):
De NPO en de RPO starten vanaf 1 januari op NPO2 met NPO Regio, een blok
regionale programmering tussen zes en acht uur 's avonds. Het CDA vindt
dat net als de minister een mooie stap. De minister geeft wel aan dat
deze partijen nog bezig zijn met de nadere invulling van NPO Regio. Wij
krijgen het signaal dat het blok vooralsnog uit niet zoveel meer zal
bestaan dan het NOS-regiojournaal zoals we dat nu al bij de publieke
omroep kennen. Is dat juist, vraag ik de minister. De minister maakt
immers wel geld vrij in relatie tot de visiebrief: 15 miljoen euro wordt
voor de regionale programmering ingezet. Kan de minister bevestigen dat
dat volledige bedrag bij de NPO beschikbaar komt om daarmee het blok
volledig in te vullen? Is de minister het met het CDA eens dat het
noodzakelijk is dat er tussen de regionale omroepen, de betrokken omroep
en de NPO een samenwerkingsovereenkomst gesloten wordt, zodat partijen
op gelijke voet samen kunnen werken om van dat blok een succes te
maken?
De minister heeft 10 miljoen euro ter beschikking gesteld aan de
publieke omroep om culturele uitvoeringen te programmeren nu theaters
beperkt open zijn en de culturele sector klap na klap te verduren
krijgt. Van harte steun van het CDA voor deze aanpak. Zo bieden de
noordelijke regionale omroepen aan om registraties te maken van de
optredens van het vermaarde Noord Nederlands Orkest en deze bij de
publieke omroep uit te zenden. Vooralsnog hoorden ze op dit aanbod "dank
u wel, maar er zal geen geld naar de regionale omroepen vloeien". Kan
dat in die samenwerking tussen landelijk en regionaal anno 2020 nog? Is
de minister bereid zich ervoor in te zetten dat dit geld ook wordt
aangewend om culturele uitvoeringen in heel het land in beeld te brengen
bij de publieke omroep?
Wat het CDA betreft is het goed dat het kabinet de lokale media steunt
in deze coronacrisis. Naar het zich laat aanzien zal de crisis ook in
2021 aanhouden. Hoe kijkt de minister naar een voortzetting van het
steunpakket zoals we dat nu kennen?
Voorzitter. Als CDA maken we de minister een compliment voor zijn inzet
om het media-aanbod toegankelijker te maken. We zien bij het journaal nu
eigenlijk standaard een gebarentolk, er is een gebarentolk aanwezig bij
persconferenties en audiodescriptie wordt bij steeds meer programma's
ingezet. Wat ons betreft gaat het dus de goede kant op. Vandaar de vraag
of er inmiddels structurele afspraken zijn gemaakt over het inzetten van
een gebarentolk bij de nieuwsvoorziening in crisissituaties. Dan duiden
we met name op afspraken met de publieke omroep. En hoe staat het met de
uitvoering van de motie-Van der Molen/Westerveld over ondertiteling bij
regionale en commerciële omroepen?
Voorzitter. De minister grijpt in bij de topinkomens bij de
verschillende omroepen en de publieke omroep. Dat is een goede zaak.
Daar hebben we het vaker over gehad. Maar er zit wel een behoorlijke
overgangsperiode in. De hoge bezoldiging mag vier jaar worden behouden
en daarna in drie jaar worden afgebouwd. Kan de minister toelichten
waarom die keuze is gemaakt? Een trap veeg je van bovenaf schoon, maar
wat gaat de minister doen voor specifiek freelancers en mensen met een
tijdelijk contract bij de publieke omroep? Zij hebben vanuit een heel
andere invalshoek ook zorgen over hun inkomen. Ik zou graag van de
minister horen hoe hij daartegen aankijkt.
Voorzitter. Ik sluit me aan bij de vragen die over NLZIET zijn gesteld,
met name over de participatie van de publieke omroep, die alleen maar
van toepassing is op NPO Plus en niet op NPO Start, terwijl er behoefte
is aan een terugkijkplatform van álle aanbieders in Nederland. Ik ben
benieuwd hoe de minister daartegen aankijkt.
Voorzitter. Om af te ronden nog een laatste vraag. Wij zagen in het
concessiebeleidsplan van de publieke omroep dat zij afscheid gaan nemen
van de concertvariant van NPO Radio 4. De publieke omroep moet
natuurlijk kijken hoe men omgaat met de frequentie, maar ik breng de
minister nog even in herinnering dat wij in het verleden een
concertzender hadden die nu nog als private instelling aan de weg
timmert maar het financieel lastig heeft. Kunnen wij kijken of er een
mogelijkheid is om deze zender te borgen wanneer een publieke variant,
zoals de concertzender bij de NPO, straks niet meer in het pakket zit
dat mensen thuis kunnen ontvangen?
Tot zover, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan is nu het woord aan de heer Kwint, SP.
De heer Kwint (SP):
Dank. Het zal de minister niet verbazen dat ik ook vandaag weer een
pleidooi houd om constructies aan te pakken waardoor mensen op het
Mediapark alsnog meer kunnen verdienen dan het salaris van de premier,
wat toch echt een vorstelijk salaris is. Ik zei het net al tegen de heer
El Yassini: "bezien of er aangescherpt moet worden omdat op basis van de
huidige informatie niet vastgesteld kan worden of er gesjoemeld wordt".
Dat staat letterlijk in de brief. Dat kan toch niet de opbrengst zijn
van jarenlang discussies hierover? Dat kan toch niet het enige zijn? Het
is zo teleurstellend dat de minister doelbewust het risico neemt dat de
VVD echt de daad bij de grote woorden gaat voegen. Want zeker, de
beloning van bestuurders wordt verminderd. Dat is goed, dat is winst.
Maar de ergernis de afgelopen jaren spitste zich nou juist toe op dit
soort constructies. Als je al zo veel geld verdient, willen we niet dat
je bedrijf nog een keer gespekt wordt met belastinggeld. Of dat je elke
avond nog een paar duizend euro extra krijgt om behalve als presentator
en producent ook nog als gast aan te schuiven bij je eigen talkshow,
zeker als je bij die eigen talkshow ook nog eens je andere programma zit
te promoten dat je van belastinggeld gemaakt hebt. Waarom alleen maar
een gesprek en alleen maar wat meer informatie? Waarom niet gewoon in de
regels opnemen dat je hier een einde aan maakt en dat niemand onder de
streep meer verdient aan belastinggeld bij de publieke omroep dan de
premier? Zo ingewikkeld zou dat volgens ons niet moeten zijn.
Waar een paar mensen ontzettend rijk worden in de media, is het sappelen
aan de onderkant van de piramide. Wat dat betreft is het in de media
niet heel veel anders dan in de rest van de wereld. Een aaneensluiting
van tijdelijke contractjes, tarieven die onder druk staan,
opdrachtgevers die liever hun aandeelhouders spekken dan hun journalist
een vast contract geven. De analyse in de brief van de minister vind ik
prima, maar de maatregelen vallen mij wel wat tegen. Het is net alsof de
maatregelen aan het eind van elke alinea zijn weggevallen. Komen er nu
minimumtarieven? Gaat de minister bijvoorbeeld de geschillencommissie
auteursrecht verplichten? Wat ons betreft wel. Waar wachten we nog op?
Dit zijn discussies die al jaren lopen. Hoe vindt de minister sowieso
dat ons mededingingsrecht in de media functioneert? Wat vindt hij ervan
dat Belgische persconcerns zonder een strobreed in de weg gelegd te
worden de totale Nederlandse pers kunnen overnemen, nota bene met behulp
van subsidie? Dat moet toch niet kunnen? Ga eens met uw vakgenoot in de
weer, want het mededingingsrecht voldoet op dit punt echt niet meer en
het is op dit moment de bijl aan de wortel van de pluriformiteit van
onze media.
De voorzitter:
Voordat u verdergaat: de heer Sneller heeft een vraag.
De heer Sneller (D66):
Ik vind het altijd heel mooi als de SP marktwerking gaat bepleiten. Toen
De Persgroep weer een aantal titels opkocht, heb ik daar een paar keer
Kamervragen over gesteld. Ik maakte een flauw grapje, maar ik deel de
zorg van de heer Kwint namelijk wel. Ik zoek ook naar een oplossing.
Heeft hij een voorstel tot het wijzigen van de regels? Anders heb ik het
gevoel dat we elke keer naar de ACM zitten te kijken en ons erover
verbazen waarom ze het weer laten passeren.
De heer Kwint (SP):
De ACM is een toezichthouder. Als zij keer op keer geen reden zien om in
te grijpen, omdat dit blijkbaar mag volgens de regels, dan denk ik dat
de enige conclusie is dat de regels niet deugen en dat deze minister met
zijn vakgenoot om tafel zou moeten om dat mededingingsrecht eens tegen
het licht te houden. Ik vind het werkelijk bizar dat Vlaamse bedrijven
met een oude ik geloof krantenbezorgsubsidie, die ze allang niet meer
gebruiken, ondertussen bijna elke Nederlandse krant hebben opgekocht en
dat de heer Van Thillo tientallen miljoenen aan dividend aan zichzelf
uit kan keren. Hij verdient aan kranten waar freelancers zo slecht
verdienen. Mijn conclusie is — ik ben benieuwd hoe de minister daarover
denkt — dat het mededingingsrecht niet werkt voor deze sector.
De heer Sneller (D66):
Volgens mij waren we het daarover eens. Ik zoek alleen naar wat de heer
Kwint specifiek wil doen. Nu sleept hij er dividenduitkeringen aan de
grote aandeelhouder bij, waar ik ook wat van vindt. Hij heeft het over
staatssteunregels in België, maar dat is iets anders dan de concentratie
in de mediamarkt met de geschreven pers die wij in Nederland hebben en
de regels die gelden voor concentratie. Ik vroeg me af of de heer Kwint
ideeën heeft over hoe we dat mededingingsrecht moeten aanpassen.
De heer Kwint (SP):
Ik denk dat we ervoor moeten zorgen dat sneller de grens wordt bereikt
van wat onze toezichthouders toelaatbaar achten wanneer het gaat om de
accumulatie van macht bij commerciële partijen. Bij wasmachines is het
misschien prima als we kunnen kiezen uit drie of vier, maar misschien is
het helemaal niet zo verstandig als onze commerciële media in drie of
vier handen is. Je zou per sector moeten kijken wat een gezonde
marktordening is. Ik denk dat wij in ieder geval de conclusie kunnen
trekken dat dit dat niet is. Dan moet je kijken wat je daaraan kunt
veranderen.
De voorzitter:
Gaat u verder.
De heer Kwint (SP):
Dank u zeer. We zijn blij met de extra middelen uit het coronapakket
voor kunst en cultuur op de publieke omroep. Dat is hard nodig. De
sector staat in de fik. Kijkers kunnen niet naar het theater, niet naar
de concertzaal. Het is dus echt goed dat dit gebeurt, zeker — ik heb het
daar vaker met de minister over gehad — omdat mijn indruk is dat de
aandacht voor kunst en cultuur bij de publieke omroep de afgelopen jaren
wel wat achteruitgelopen is. Nu stopt bijvoorbeeld ook nog een programma
als Mondo. Dan is het goed als er op deze manier extra aandacht kan zijn
voor wat Nederlandse kunstenaars voor moois maken, of dat nu een boek,
een plaat, een beeldhouwwerk of een toneelstuk is.
Wat betreft de concertzender die ik mooi in dat verhaaltje vind passen,
sluit ik mij aan bij de vragen van de heer Van der Molen.
Over dat steunpakket heb ik nog wel een vraag: wil de minister er zorg
voor dragen dat een eerlijke beloning ook gaat gelden voor muzikanten en
andere artiesten die optreden bij de publieke omroep? Want ja, het is
goed dat je aandacht krijgt, maar van aandacht kun je nog steeds niet je
huur en je boodschappen betalen. Gaat bijvoorbeeld de Fair Practice Code
als basis dienen voor de betaling van artiesten in programma's van de
publieke omroep?
En kan de minister garanderen dat het geld uitgegeven gaat worden aan
extra aanbod van kunst en cultuur, dus niet aan het financieren van de
al bestaande programma's? En, een langgekoesterde wens van ons, vindt
hij sowieso niet dat elke artiest die zijn of haar kunsten demonstreert
op de publieke omroep, daar minimaal een vergoeding voor zou moeten
krijgen? De door ons betaalde publieke omroep zou toch een
voortrekkersrol moeten nemen in de door ons zo gewenste fair practice en
eerlijke betaling van mensen in de culturele sector?
Het CDA had het er ook al even over: ondertussen tast iedereen in het
duister over wat er nu wel en niet meer mag qua vloggers, reclames en
product placement. Het heeft er alle schijn van dat de Europese
richtlijn nogal wat ruimte biedt. Wij waarschuwden daar al voor. Wie
gaat er nu uiteindelijk beoordelen of een kanaal bedoeld is voor 12 jaar
en ouder of voor jongere kinderen? Als het gaat om de makers van vlogs:
wanneer is het onderzoek van de Arbeidsinspectie eindelijk klaar? Ik las
pas weer een artikel over een kind van 4 jaar dat honderden euro's per
instapost ontvangt. Dat is gewoon werk! Er is een reden voor dat we in
dit land op een gegeven moment besloten hebben dat kinderarbeid
misschien niet de meest vooruitstrevende manier is om ons geld te
verdienen.
Wij zijn blij dat het gelukt is om extra middelen vrij te spelen voor de
proef met de samenwerkingsomroepen. Ik weet dat de minister daar hard
zijn best voor heeft gedaan. Ik weet dat het geld ook hard nodig was om
een noodfonds journalistiek overeind te houden. Dan is het goed dat er
nu geld is om de proeven in ieder geval bij de bestaande omroepen voort
te kunnen zetten. Volgens ons leren we daar heel veel van. Het is hard
nodig. We zijn wel benieuwd wat de lessen tot nu toe zijn. Ik las in de
brief dat de voornaamste les die nu getrokken kan worden, is dat een
goede journalistieke basis een voorwaarde is voor professionalisering.
Toen dacht ik: ik hoop toch dat we uiteindelijk toch iets diepere
inzichten gaan verwerven dan alleen dit, hoezeer ik het er natuurlijk
ook mee eens ben.
Wanneer kunnen wij de brief van de minister verwachten met zijn reactie
op het onderzoek naar het belang van lokale omroepen? Het is nogal wat,
we geven eigenlijk maar een derde van het noodzakelijke budget uit aan
onze lokale media, terwijl er dus drie keer zo veel geld zou moeten
zijn. Dat is een hoop. Het is wel echt nodig om de uitholling van de
controle op de lokale democratie, waar steeds meer taken liggen, tegen
te gaan, een onderwerp dat ons zeer aan het hart gaat. Ik ben benieuwd
wanneer de minister hierop gaat reageren. Kunnen we het daarover nog
hebben in deze periode?
Ter afsluiting. Het is voor het functioneren van onze democratie van het
allergrootste belang dat journalisten in veiligheid hun werk kunnen
doen. Ik had daar een heel stuk over voorbereid, maar ik zag dat het bij
de begrotingsbehandeling van Justitie en Veiligheid zeer uitgebreid aan
de orde is gekomen. Ik kan me grotendeels aansluiten bij de voorstellen
die daar gedaan zijn. Ik miste daar nog wel de wens van de journalistiek
zelf. Het is heel erg benaderd vanuit "een snel bereikbaar
telefoonnummer", dit en dat, maar ik was benieuwd of de minister ons
iets zou kunnen vertellen over de wensen vanuit de journalistiek zelf op
het gebied van veiligheid en veilig je werk kunnen doen. Welke wensen
hebben de journalisten tegenover hem of zijn ambtsgenoot geuit? Wat
kunnen wij betekenen of wat kan hij betekenen om ervoor te zorgen dat
journalisten in alle veiligheid hun werk kunnen doen? Dat is namelijk
ontzettend belangrijk.
De voorzitter:
Dank aan de heer Kwint. Het woord is aan de heer Sneller, D66.
De heer Sneller (D66):
Dank, voorzitter. Zo zie je elkaar nooit, zeg ik tegen de minister, en
zo ga je kort op elkaar in debat over media. Ik geloof dat de collega's
en ik veel dezelfde signalen hebben ontvangen, als ik de inbreng die ik
had voorbereid naast die van de collega's leg.
Laat ik beginnen met waar de heer Kwint terecht mee eindigde: de
bedreiging van journalisten en de persvrijheid. Onze schriftelijke
vragen daarover zijn beantwoord, maar het is mij nog steeds niet
helemaal duidelijk wanneer er nou een evaluatie van PersVeilig komt en
wanneer het kabinet concludeert of er meer nodig is. De evaluatie zoals
de minister van Justitie haar neerzette, is alleen maar een kwestie van
aantallen bij elkaar zetten. Er wordt alleen gekeken of gebeurd is wat
we hebben afgesproken en niet of wat we hadden afgesproken ook voldoende
was om te bereiken wat we willen. Ik ben het verder eens met wat de heer
Kwint daarover zegt. Ik denk dat het heel goed is om de aanpak van het
Team Bedreigde Politici ook uit te breiden naar journalisten, zodat zij
altijd ergens terecht kunnen. Deze minister levert vanuit zijn wat
schaarsere begroting al een bijdrage aan PersVeilig. Kan hij kijken wat
er nog extra voor freelancers kan gebeuren?
Het is jammer dat het in de beantwoording wat minder aandacht krijgt,
maar ik vind het juist interessant dat de NCTV een opmerking maakt over
het maatschappelijk klimaat dat bijdraagt aan dat dreigende klimaat voor
journalisten. Het is dus een veel bredere opgave. Het is geen toeval dat
op de dag dat de NOS bekendmaakt dat ze stickers verwijdert van busjes,
de Kamervoorzitter 's avonds in een praatprogramma vertelt over de
bedreiging van Kamerleden. Hetzelfde zie je bij andere beroepsgroepen.
Die samenloop wordt nog weinig door het kabinet opgepakt. Journalisten
merkten ook op dat er in de Fair Practice Code nog weinig over
persveiligheid staat, terwijl het juist de kwetsbare freelancers zijn
die niet kunnen rekenen op institutionele steun en mensen die
bijvoorbeeld beschermingsmaatregelen of een eventuele rechtszaak kunnen
financieren. Mijn vraag aan de minister is of hij op dat punt nog een
extra rol voor zichzelf ziet.
Dat is ook het bruggetje naar de opmerkingen die mevrouw Westerveld in
haar termijn al maakte over de arbeidsmarktbrief. Ik denk dat de
minister als subsidieverstrekker of als normsteller best meer
mogelijkheden heeft dan hij nu in zijn brief aangrijpt. Het gaat dan
inderdaad over de geschreven media, maar ook over de buitenproducenten.
Welke mogelijkheden zijn er om te zeggen: als je publiek geld krijgt,
dan vragen wij daar ook wat voor terug en daar horen deze toch normale
arbeidsvoorwaarden bij?
Ik wil de minister complimenteren met de ruime steun voor zijn
Mediawetsvoorstel. Dat was niet per se een gegeven. Tegelijkertijd staat
in het spoorboekje wat er allemaal nog meer moet gebeuren om zijn
visiebrief werkelijkheid te maken. Daar zitten nog wat losse eindjes
aan. Ik denk dan onder andere aan de samenwerkingsovereenkomst tussen de
NPO en buitenproducenten. Hij hoopt daar nog voor het einde van het jaar
een resultaat te kunnen behalen. Daarbij wordt ook de directe toegang
voor buitenproducenten op het gebied van drama, film en documentaire
geregeld. Ik neem aan dat wij als Kamer nog voor het eind van het jaar
een terugkoppeling van hem krijgen daarover.
De minister heeft vorig jaar een mooi initiatief genomen door die
mediatafels op te starten. Er wordt nu eigenlijk gezegd: eentje had
succes en die gaat door. Dat is mooi. Ik denk dat de NOS inderdaad een
mooie rol kan spelen bij die basisnieuwsvoorziening. Maar hoe is het nou
met die andere gelopen? Worden die nu gewoon gestopt zonder dat ze tot
resultaat hebben geleid, of gaan we daar toch ook nog wat van zien? Ik
denk dat daar wat dingen zijn besproken waar de mediasector in Nederland
als geheel van kan profiteren als de publieke en de private partijen die
daar door de minister zo mooi rond de tafel werden gebracht, verdere
stappen zetten dan ze tot nu toe hebben gedaan.
Dan de distributievergoeding en de externe regulering daarvan. De
minister heeft onderzoek naar de Kamer gestuurd en concludeert op basis
daarvan eigenlijk: ik ga niks meer doen daaraan. Dat snap ik gezien het
resultaat. Dat laat namelijk zien dat daar niet zo veel extra geld te
halen is. Op basis van alle signalen die ik van de sector heb gekregen
en de brieven van de minister had ik daar tot nu toe een ander beeld
van, maar als dat uit zo'n onderzoeksrapport komt, dan moet ik dat, denk
ik, accepteren. In het concessiebeleidsplan lees ik dan alleen weer:
"Voor de aanwezigheid van het NPO-aanbod in hun — dat zijn de kabelaars
— pakketten ontvangen we — dat is de NPO — een vergoeding die nog niet
volledig recht doet aan de waarde van ons aanbod. De komende
concessieperiode willen we dat wel realiseren." Blijkbaar is er dan toch
nog ruimte voor verbetering. Hoe wordt die verbetering bereikt? Als we
hetzelfde blijven proberen als we deze concessieperiode hebben gedaan,
dan gaat dat bedrag niet omhoog, vrees ik.
We hebben het concessiebeleidsplan gekregen. Kan de minister schetsen
wat precies het stappenplan is om vandaar naar die prestatieovereenkomst
te komen? Aan de ene kant is dit eigenlijk het enige moment dat we
kunnen sturen op wat er gebeurt in Hilversum, om het zo maar te zeggen.
Aan de andere kant wil ik ook weer niet te veel achter de komma
meesturen, gezien de persvrijheid. Ik noem hier twee dingen die mij toch
van het hart moeten en waarvan ik denk dat die in het kader van die
prestatieovereenkomst moeten gebeuren.
Het eerste is de moeilijk bereikbare groep van jongeren. Over het bereik
onder jongeren van 13 tot 19 jaar zegt het Commissariaat voor de Media
nu ook weer: dat is een van de weinige doelstellingen uit de vorige
prestatieovereenkomst die in 2019 weer niet gehaald is, of waarvan we
dat niet met zekerheid kunnen zeggen. De oplossing is dan: we voegen die
categorie samen met een andere leeftijdscategorie zodat de groep groter
wordt en ook beter te meten wordt. Dan denk ik: als je het bereik van de
publieke omroep onder jongeren tussen 13 en 19 jaar niet kunt meten
omdat het te klein is, heb je misschien ook een ander probleem. Welke
mogelijkheden ziet de minister om in de volgende prestatieovereenkomst
ook consequenties daaraan te verbinden, zodat je meer gerust kunt zijn
dat dat wel gaat gebeuren, bijvoorbeeld met een minimumbudget?
Het andere is dat journalistiek nu een wettelijke verankering heeft
gekregen. Onderzoeksjournalistiek krijgt hele warme woorden in de
visiebrief, maar als ik het concessiebeleidsplan lees, krijg ik niet het
gevoel dat we echt een verandering gaan zien die de visiebrief beoogde.
Hoe gaan we dat dan wel terugzien in die prestatieovereenkomst? Is dat
in de percentages zendtijd? Of is dat in harde euro's? Wat gaat de
minister daaraan doen?
Wat betreft NLZIET sluit ik me aan bij wat VVD en GroenLinks hebben
gezegd.
Voor kunst en cultuur waren er terechte woorden van collega Kwint. Wat
betreft de Concertzender sluit ik me daar ook bij aan.
Als laatste wil ik nog wat zeggen over de lokale en regionale
journalistiek. In 2017, toen ik drie weken Kamerlid was, hadden wij het
eerste Mediadebat en toen sprak ik daar mijn zorgen al over uit en riep
ik op tot een landelijke regeling om de lokale media te financieren en
tot meer verbinding tussen de verschillende verdiepingen die we hebben
van nationale, regionale en lokale media. Sinds deze maand ligt er het
advies van de Raad voor Cultuur en de Raad voor het Openbaar Bestuur.
Zij concluderen eigenlijk dat de kwaliteit omhoog moet, dat het bereik
omhoog moet en dat daarvoor ook het budget omhoog moet, en ook dat er
meer samenwerking moet komen tussen de lokale en regionale media. Mijn
vraag sluit aan bij wat de heer Kwint daarover zei. Wat gaan we nog
doen? Ik neem aan dat dit in vruchtbare aarde valt bij de minister. Ik
ken hem immers als iemand met een warm hart voor de lokale en regionale
media. Is het dan niet verstandig om de wetswijziging alvast te gaan
voorbereiden om in ieder geval te regelen dat die financiering niet meer
door gemeenteraden naar hun controleurs plaatsvindt, maar dat we daar
een landelijke regeling voor maken? Ik snap dat de minister in deze
periode niet die 21 of 28 miljoen — wat is het? — vrijmaakt, maar hij
weet nu zelf richting het einde van deze termijn hoe krap het kan zijn
om nog een wetswijziging voor elkaar te krijgen. Laten we er dan in
ieder geval zorgen dat deze minister in de la van zijn opvolger een
mooiere erfenis kan achterlaten dan die van zijn voorganger.
De voorzitter:
Dank u wel. Er zijn geen vragen. Dan gaan we door met mevrouw Van den
Hul, PvdA.
Mevrouw Van den Hul (PvdA):
Dank, voorzitter. Zo spreken we maanden niet over media en zo maar
liefst drie keer in een aantal weken. Ik sprak eerder over het belang
van een sterke, onafhankelijke, pluriforme publieke omroep, juist in
tijden waarin nepnieuws, complottheorieën en soms zelfs regelrechte haat
ons om de oren vliegen. Alleen al dit weekend hebben twee bekende
twitteraars zich genoodzaakt gezien om hun onlineactiviteiten te staken
omdat hun kinderen werden bedreigd. Nog niet zo heel lang geleden deed
de rechter uitspraak in de zaak rond de bedreiging van een journalist
die ook te maken kreeg met de meest afschuwelijke bedreigingen. Dit
soort pogingen om mensen de mond te snoeren mogen we nooit, maar dan ook
nooit normaal gaan vinden. Ik ben blij dat de minister in antwoord op
onze Kamervragen naar aanleiding van het bericht dat de NOS zich
genoodzaakt heeft gezien de logo's van hun wagens te halen nogmaals
aangeeft dat hij samen met de minister van JenV werkt aan de veiligheid
van mediamakers. Mijn vraag aan de minister is: is dat genoeg? Ik sluit
me aan bij de vragen die onder anderen de heer Sneller hierover
stelde.
En wat doet de minister om ook sociale media veilig te maken en te
houden? Hoe voorkomen we dat mensen daar de mond wordt gesnoerd,
bijvoorbeeld door het delen van privégegevens? Is hij hierover in
gesprek met platforms als Twitter en Facebook? Doen zij wat de minister
betreft genoeg om hatespeech aan te pakken? Is de minister van mening
dat de aanpak van doxing, zoals het delen van persoonlijke gegevens ook
wel wordt genoemd, op dit moment voldoende stevig geborgd is in het
strafrecht?
Voorzitter. Een ander onderwerp waar ik eerder aandacht voor vroeg
betreft de arbeidsmarktpositie van makers. Ook veel collega's besteedden
daar vandaag aandacht aan. Ik ben heel blij dat er vorige week woensdag
een akkoord is gesloten over minimumtarieven voor zelfstandigen bij de
publieke omroep. Dat is echt heel mooi nieuws. Dat is een mooie eerste
stap richting het uitbannen van concurrentie op arbeidsvoorwaarden
tussen werknemers met een vast contract en zzp'ers, want ook binnen de
publieke omroep geldt wat mij betreft: gelijk loon voor gelijk werk. Wel
wil ik hierbij benadrukken dat dit nieuwe minimumtarief wat ons betreft
niet de nieuwe norm mag worden en dat ervaringsjaren bijvoorbeeld wel
degelijk moeten blijven meetellen. Geen race to the bottom dus, maar een
race to the top. Want makers verdienen beter.
Wij ontvingen als commissie afgelopen dinsdag nog een petitie van
makers, die de noodzaak daarvan nog maar eens onderstreepten. Een op de
drie medewerkers bij de publieke omroep werkt momenteel op een tijdelijk
contract. Dat zorgt voor heel veel onrust: niet weten of je volgend
seizoen je huur of je hypotheek nog kunt betalen, niet weten of je
überhaupt nog wel aan de bak komt. Jarenlange ervaring dreigt zo
verloren te gaan. De minister wijst in zijn uitgebreide brief over de
arbeidsmarktpositie in de media — waarvoor veel dank — naar de
cao-tafel. Hij zegt dat de omroepbestuurders over hun eigen
personeelsbeleid gaan. Natuurlijk moet de minister niet op de stoel van
de omroepen gaan zitten. Dat vragen wij ook niet van hem. Wat wij wel
van hem als stelselverantwoordelijke vragen, is om verantwoordelijkheid
te nemen voor de toekomst van ons bestel en te erkennen dat makers daar
wel degelijk een cruciale schakel in vormen. Daarbij horen goede
arbeidsvoorwaarden. Juist daarom pleit onder andere de FNV voor
duidelijke afspraken, zoals dat ten minste 80% van de makers in directe
dienst moet zijn van de publieke omroep of het bedrijf waaraan werk
wordt aan- of uitbesteed. Ook zeggen zij dat opdrachten gegund moeten
worden aan bedrijven die de cao omroeppersoneel of een minimaal
gelijkwaardige cao hanteren. Ook pleiten zij ervoor dat er enkel
gebruikgemaakt dient te worden van door de ABU gecertificeerde
uitzendbureaus. Dat zijn voorwaarden die de positie van makers direct
verbeteren en voorwaarden die de minister wel degelijk kan eisen.
Daarmee, samen met een solide toekomstbestendige financiering, legt het
een belangrijke basis onder ons publiek bestel. Dat is wel degelijk de
verantwoordelijkheid van de minister.
Die tijdelijke contracten en payrollconstructies zien we niet alleen in
Hilversum. Ook veel makers bij regionale en lokale omroepen hebben
hiermee te maken. Bovendien, zo constateert ook de minister in zijn
brief, is de betaling bij lokale omroepen vaak een stuk lager dan voor
vergelijkbaar werk op landelijk of regionaal niveau. Niet voor niets
wijzen de Raad voor het Openbaar Bestuur en de Raad voor Cultuur in hun
advies erop — de voorgaande sprekers zeiden het ook al — dat er een boel
extra nodig is om de lokale omroepen daadwerkelijk te versterken: maar
liefst 21 miljoen. Niet voor niets pleiten de NLPO en de VNG daarbij
voor een duale bekostiging, een basisbekostiging, vanuit het Rijk voor
alle omroepen in alle gemeenten op gelijk niveau, én voor behoud van de
aanvullende bekostiging via het Gemeentefonds om met name de
maatschappelijk verbindende taken van de lokale omroep in gemeenten te
blijven garanderen. Het mag voor het lokale media-aanbod dat je krijgt
natuurlijk niet zo zijn dat het uitmaakt waar je woont.
Voorzitter. We zijn blij dat de samenwerking tussen regionale en
landelijke publieke omroep steeds meer gestalte krijgt in het regioblok.
Ik ben zelf als Overijsselse opgegroeid met RTV Oost en ik ben heel blij
dat steeds meer mensen kennis kunnen maken met de mooie programma's die
zij en ook de andere regionale omroepen produceren. Wel wil ik hier
nogmaals benadrukken dat daar dan wel voldoende geld voor moet zijn. Ook
unieke regionale programmering krijgen we niet voor niets.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank aan mevrouw Van den Hul. Tot slot mevrouw Van der Graaf,
ChristenUnie.
Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
Dank u wel, mevrouw de voorzitter. Mijn collega's wezen er ook al op dat
we elkaar deze tijd regelmatig spreken over media. Dit is het derde
grote mediadebat dit jaar als ik het goed heb geteld, waarvan er twee
ook echt over wetgeving gingen, niet de minste wetgeving bovendien. We
hebben de Richtlijn audiovisuele mediadiensten geïmplementeerd met
elkaar, waarin belangrijke stappen zijn gezet om minderjarigen te
beschermen. Er komt onder andere een verbod op telewinkelboodschappen in
kinderprogramma's, wat betere bescherming biedt dan onder de vorige
regelgeving. Dat zijn belangrijke stappen. We hebben ook de Mediawet
aangepast om de media en de publieke omroep toekomstbestendig te kunnen
maken. We zijn heel erg benieuwd hoe het komende jaar van de uitvoering
eruit komt te zien, want dat is dit jaar eigenlijk. We hebben dat bij de
ChristenUnie benoemd tot een soort van tussenjaar, omdat het het jaar is
van de uitwerking van het wetsvoorstel en ook de voorbereiding op de
nieuwe concessieperiode. Het is wel een belangrijk jaar, want we zien
ook hier dat het belangrijk is om een stabiele en pluriforme publieke
omroep te hebben, met onafhankelijke nieuwsvoorziening.
Ik sluit me aan bij de woorden van de collega's die hebben gesproken
over bedreigde journalisten. Vorige week is er mede namens de
ChristenUnie een voorstel aangenomen om meer voor hen te doen op het
moment dat zij zich in een bedreigde situatie bevinden.
Voorzitter. De ChristenUnie is blij dat het amendement van collega
Westerveld is aangenomen dat ervoor zorgt dat omroepverenigingen een
breder palet aan activiteiten kunnen organiseren om zich te profileren
en hun achterban te bedienen. Dat is belangrijk als je omroepen vraagt
om meer binding aan te gaan met hun achterban. Op die manier kun je ook
aan het maatschappelijk draagvlak werken. Ik ben blij met de antwoorden
van de minister op mijn vragen dat de omroepen de ruimte hebben om
content te verspreiden op hun eigen onlinekanalen, ook als het in het
kader is van de verenigingsactiviteiten. Ik ben blij met die
duidelijkheid op dat punt.
Voorzitter. Ik vraag vandaag aandacht voor de krantensector. Ook deze
sector is vaker voorbijgekomen in onze debatten. Voor een divers
medialandschap en voor brede onafhankelijke informatievoorziening zijn
die kranten gewoon onmisbaar. In Nederland is het uitgeven van kranten
een puur private zaak, terwijl er in de ons omringende landen ook
publieke ondersteuning en bekostiging is. Ik noem bijvoorbeeld een
subsidie op dagbladbezorging en het niet heffen van btw. In België
worden de distributiekosten gedragen door de overheid. In Denemarken
wordt een deel van de redactionele kosten door de overheid gedragen en
wordt er ook geen btw geheven. In Luxemburg is een basisbedrag
beschikbaar vanuit de overheid voor de kranten. Aan elk systeem zitten
voor- en nadelen, maar ik wil de minister heel graag vragen om te
onderzoeken hoe we de krantensector in Nederland kunnen ondersteunen en
pluriform kunnen houden. Ik wil hem vragen om daarbij ook te kijken naar
de voorbeelden van de ons omringende landen. Ik vraag de minister hoe er
binnen de Europese regelgeving gekeken wordt naar het niet heffen van
btw, zoals in België, het Verenigd Koninkrijk — dat er nu uit gaat — en
Denemarken het geval is. Is dat conform de regels en zou dat ook voor
Nederland kunnen werken? Graag een reactie daarop van de minister.
De voorzitter:
Daar is een vraag over van de heer El Yassini.
De heer El Yassini (VVD):
Ik hoor mevrouw Van der Graaf deze vraag stellen aan de minister. Dat is
iets anders dan het artikel dat ik heb gelezen in het AD, waarin de
ChristenUnie aangeeft dat ze de btw op kranten naar nul wil hebben. Daar
zit een verschil in. Ik heb daar een vraag over. Een maand geleden
hebben we het Belastingplan 2021 besproken. Waarom heeft de ChristenUnie
daar niets ingediend? Dat was hét moment geweest om echt op te komen
voor de krantensector. Nu heb ik een beetje het gevoel: we willen het
weten voor volgend jaar. Ik wil het niet zeggen, maar ik moet het toch
zeggen. Dit voelt toch een beetje als: de verkiezingen staan om de hoek,
dus ik wil even het paradepaardje naar voren schoppen in plaats van dat
we echt met z'n allen nadenken over welke stappen we kunnen nemen. Ik
kan me veel meer vinden in het betoog van de heer Kwint, namelijk dat we
bijvoorbeeld vanuit de ACM moeten kijken hoe we ervoor zorgen dat we ons
medialandschap behouden. Ik vind het te makkelijk om dit in de
Mediabegroting te stoppen. Het debat over het Belastingplan was hét
ideale debat geweest om het op te werpen. Waarom heeft de ChristenUnie
het niet tijdens het Belastingplan ingediend?
Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
Ik vind dat een goede vraag. Wij hebben dat niet gedaan bij het
Belastingplan, omdat ik denk dat we hier structureler naar moeten kijken
en we niet voor één jaar een maatregel zouden moeten treffen. Ik denk
dat we op dit moment wel op dat punt staan. We hebben in het afgelopen
jaar met elkaar, en vanuit het ministerie met de publieke partijen en de
commerciële partijen, gesproken over de vele uitdagingen die er liggen.
We zien dat er een ongelijk speelveld is en dat dat leidt tot
concurrentie. Wij maken ons zorgen. Misschien is er wel een reden waarom
veel van onze kranten in handen van de Belgen zijn, om het maar even zo
te zeggen. Moeten we niet ook kijken naar hoe we het in Nederland hebben
geregeld? De ChristenUnie vindt het het waard dat we daarnaar kijken en
dat we het kabinet vragen om dat te doen. Hoe zouden we onze
krantensector kunnen ondersteunen dan wel behouden?
Ik denk dat het ook goed is om daarbij te kijken naar onze
mededingingsregelgeving, zoals door de collega's is aangekaart. Want dit
is niet alleen ...
De voorzitter:
Iets korter.
Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
We constateren een probleem en we denken dat het goed is om na te denken
over welke verschillende opties er zijn, om zo te zoeken naar een
oplossing.
De voorzitter:
De heer El Yassini. Een korte tweede vraag.
De heer El Yassini (VVD):
Ik hoor wat mevrouw Van der Graaf zegt. Het lijkt me verstandig dat dit
terugkomt in het verkiezingsprogramma van de ChristenUnie en dat er
tegelijkertijd naar een dekking wordt gezocht. Ik hoor een plan. Er
wordt op een gegeven moment iets over de schutting gegooid naar het
kabinet, dat het mag gaan uitzoeken. U wilt heel graag de btw op nul
hebben, net als in de ons omringende landen, maar ik mis in dat opzicht
de juiste financiële dekking. Heeft u die dekking? Waar haalt u die
vandaan? Is het niet verstandiger om dat gewoon in het
verkiezingsprogramma te zetten, zodat mensen straks wel of niet op de
ChristenUnie kunnen stemmen? Dat lijkt mij toch handiger.
Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
Als wij plannen in ons verkiezingsprogramma zetten, dan zorgen wij ook
voor een goede doorrekening en een dekking daarbij. Het feit is dat we
hier nu gewoon 9% btw op heffen en dat is best wel fors. De heer El
Yassini doet nu voorkomen alsof er geen probleem is en wil het een
beetje wegschuiven, maar ik kies niet voor de gemakkelijke oplossing. Ik
denk namelijk dat er best veel kanten aan zitten. Zoals ik net ook al
zei, zitten er gewoon voor- en nadelen aan. Wil je hier als overheid
überhaupt een rol in spelen? We doen dat wel bij de publieke omroep. Ik
denk dat we onafhankelijke pluriforme media kunnen hebben, maar we
moeten wel kijken of de overheid daarvoor een ondersteuning kan
bieden.
De voorzitter:
Dank.
Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
Wij zijn daartoe bereid, en ik hoop de VVD ook.
De heer Kwint (SP):
Ik heb een wat positievere invalshoek. Ik vind het namelijk heel erg
goed dat er gekeken wordt naar de mogelijkheid om vanuit de overheid
kwetsbare sectoren te ondersteunen. Dat zal u niet verbazen gelet op
mijn politieke achtergrond. Ik vind dat een uitstekend idee. Ik zal
mevrouw Van der Graaf mijn voorstel voor een onderzoek naar de
mededingingsregels doen toekomen. Ik had alleen een vraag over de inhoud
van haar pleidooi. Is zij er niet bang voor dat, als je in de huidige
ordening niks anders doet dan het schrappen van de btw, we vooral de
bankrekening van Vlaamse mediamagnaten aan het spekken zijn? Daar vind
ik belastinggeld dan weer een iets minder geschikt middel voor.
Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
Dat is precies de reden waarom ik dat in dit debat zo open neerleg. Ik
denk dat er voor- en nadelen aan zitten. Als je een maatregel als deze
zou treffen, dan moet je goed weten wie je daarmee helpt en wie niet. Ik
zie ook dat er landen zijn die een deel van de redactionele kosten voor
hun rekening nemen. Dat doen we nu ergens ook. We hebben een fonds
opgericht voor onderzoeksjournalistiek; daar kan een beroep op worden
gedaan. Zo meteen kom ik nog over de regionale en lokale omroepen te
spreken. Ik denk dat we hier fundamenteel wat breder naar moeten kijken
en dat we er open naar moeten kijken. Het zou een oplossing kunnen zijn
om de btw af te schaffen. Misschien werkt het niet in de Nederlandse
context, gezien de manier waarop het speelveld nu is vormgegeven. Maar
ik kijk ook naar andere opties. Ik wil het kabinet graag vragen wat in
de Nederlandse context zou kunnen werken om de krantensector te behouden
en te voorkomen dat we ook onze laatste kranten verliezen aan
buitenlandse mediapartijen. Daarom poneer ik dit ook zo.
De heer Kwint (SP):
Ik vrees dat we al bijna zover zijn. Volgens mij zijn we zelfs de NDC
mediagroep kwijtgeraakt. Die kent mevrouw Van der Graaf volgens mij
goed. Maar ik hoor wat ze zegt en ik heb het idee dat we daar wel uit
gaan komen en een mooie stap kunnen maken.
De heer Martin Bosma (PVV):
De socialisten zijn het eens met de ChristenUnie. Dat is ook weer
veelzeggend. Nee, even serieus. Mevrouw Van der Graaf heeft gewoon een
klein populistisch oprispinkje. Dat is natuurlijk wat er aan de hand is.
Met heel veel woorden kan ze geen antwoord geven op de vraag van de heer
El Yassini, namelijk: wat is de dekking? Zij vraagt ook niet waarom dit
niet gewoon is besproken bij het Belastingplan. Nou ja, goed, iedereen
heeft recht op zijn eigen populisme.
Mevrouw Van der Graaf heeft daar wel vaker last van, want in het vorige
debat over de media, twee, drie weken geleden, bekritiseerde zij
bijvoorbeeld de heer El Yassini toen hij iets inhoudelijks zei over een
programma. Zij zegt hier: nee, dat hoort niet; een Kamerlid hoort zich
niet uit te spreken over die programma's. Maar ik moest er een beetje om
grinniken, want ik kon mij een leuk interruptiedebatje met de heer
Segers herinneren uit de tijd dat hij nog mediawoordvoerder was, over
het programma Dokter Corrie. Daar was hij tegen. De ChristenUnie heeft
zich ook uitgesproken tegen het programma God bestaat niet, van Robbie
Muntz. De haan kraaide, maar nu werden de woorden van mevrouw Van der
Graaf al voor een derde keer ondergraven door meneer Segers, die een
blauwe maandag na dit mediadebat kwam met kritiek op het
Sinterklaasjournaal. Want daarin was sprake van Kruisigem en daarover
zei hij dat dat niet respectvol was.
De voorzitter:
Wat is uw vraag?
De heer Martin Bosma (PVV):
De vraag is wat precies de lijn is van de ChristenUnie. Mogen we nu
praten over programma's of niet? Wat is de lijn? Ik zie gewoon dat heel
veel ChristenUniemensen zich uitspreken over de inhoud van
televisieprogramma's. Maar als wij dat doen, dan komt mevrouw Van der
Graaf met haar opgeheven vingertje.
Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
Ik denk dat het iedereen vrijstaat om iets te vinden van programma's,
van wat daarin gezegd wordt en wat daarin gedaan wordt. Ik vind ook heel
veel van een aantal programma's op de publieke omroep. We hebben eerder
weleens kritische vragen gesteld over de motorbendes die een grote
crimineel gingen volgen en hem ook nog eens een vergoeding gaven voor
zijn optreden. Daarmee deden ze aan verheerlijking van mensen die we
niet op het schild zouden moeten hijsen. Ik denk dat het goed is om je
uit te spreken als je ergens een opvatting over hebt. Ik vind het wat
anders — en dat was wat de heer El Yassini deed in het vorige debat — om
de minister op te roepen omroepbazen of redacties op het matje te roepen
voor de redactionele keuze die zij hebben gemaakt. En dat vind ik een
glijdende schaal, dus daar zit voor mij de grens.
De heer Martin Bosma (PVV):
Nee, laten we het een beetje zuiver houden. Ik heb hier het verslag van
12 november. Mevrouw Van der Graaf zegt daar: "De heer El Yassini
bekritiseert", want dat is wat hij doet, "vanuit zijn rol als
parlementariër een inhoudelijke afweging en dat is toch echt een
glijdende schaal". Ik citeer letterlijk, hè? Dus de heer El Yassini
roept niets op het matje of wat dan ook. Dat zou natuurlijk ook totaal
idioot zijn; dat heeft hier nog nooit iemand gedaan. De heer El Yassini
wordt gewoon bekritiseerd omdat hij een mening heeft. En daarvan zegt
mevrouw Van der Graaf: dat moet je niet doen als parlementariër, want:
een glijdende schaal. Maar er zijn allerlei voorbeelden van de
ChristenUnie die dat wél doet.
De voorzitter:
Uw vraag?
De heer Martin Bosma (PVV):
Ik stel vast dat de lijn op zijn minst onduidelijk is.
Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
Dan hoop ik dat opgehelderd te hebben door te zeggen dat voor mij daar
echt de grens zit, op het moment dat je aan het kabinet gaat vragen om
die redacties daarop aan te spreken. En dat herinner ik mij ook van het
debat. Ik herken mij in de tekst die de heer Bosma hier heeft gezegd.
Volgens mij heb ik net in een interruptie eenzelfde soort zin gesproken;
dus dat waren inderdaad mijn woorden, dat neem ik meteen aan. Maar ik
herinner mij wel degelijk een oproep van de heer El Yassini aan het
kabinet om hier ook iets aan te doen, en dat vind ik een glijdende
schaal en daar moet je inderdaad voorzichtig mee zijn.
De heer El Yassini (VVD):
Voorzitter, een persoonlijk feit, want ik neem hier toch wel aanstoot
aan. Ik ben even flabbergasted. Ik heb tijdens het debat letterlijk
gezegd: joh, daar hoeft de minister verder niks mee te doen, maar ik wil
het wel gezegd hebben in mijn rol als parlementariër. Letterlijk wat de
heer Bosma zegt. En nou schuift mevrouw Van der Graaf mij in de schoenen
dat ik dit kabinet zou hebben opgeroepen om hier iets mee te doen. Dan
had ik dat wel in de eerste termijn van de minister opgepakt, had ik hem
geïnterrumpeerd of was ik er in de tweede termijn op teruggekomen. Dus
ik vind het een kwalijke zaak dat ik nu iets in mijn schoenen geschoven
krijg. Vervolgens hoor ik mevrouw Van der Graaf zeggen dat iedereen mag
vinden wat hij wil over het programma. En nota bene de heer Bosma zei
het zelf ook. Haar fractievoorzitter en lijsttrekker voor de
verkiezingen geeft zelf commentaar over het programma. Maar jongens, dit
kan toch niet?
De voorzitter:
Mevrouw Van der Graaf voor een korte reactie hierop?
Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
Ja, voorzitter. Als ik de heer El Yassini verkeerd heb geparafraseerd,
dan neem ik dat voor mijn rekening. Ik zal dat dus zeker even nalezen.
Ik heb ook aangegeven dat het dat was in mijn herinnering, dus ik zal
het zeker nagaan. Maar laat ik er gewoon helderheid over laten bestaan
dat er een grens zit voor de ChristenUnie op het moment dat je het
kabinet dat zou vragen. Daar zit in ieder geval voor ons de grens, als
je van het kabinet vraagt om daarop in te grijpen, want dan is er
welzeker sprake van een glijdende schaal.
De heer Van der Molen (CDA):
Ik wilde even teruggaan naar het punt dat mevrouw Van der Graaf namens
de ChristenUnie maakte over het ondersteunen van kranten. Dat is een
discussie die vrij lang loopt; een van mijn voorgangers heeft daar al in
2002 een oproep toe gedaan. We zijn nu een heel stuk verder. Ik sluit
mij aan bij de woorden van de heer Kwint: we hebben nu een situatie dat
vrijwel alle kranten in Belgische handen zijn. Ik zag in het artikel van
het Algemeen Dagblad dat mevrouw Van der Graaf er ook voor pleit dat
elke krant een eigen uitgever heeft. Ik zou mevrouw Van der Graaf dan
toch willen vragen hoe zij dat voor zich ziet. Want de stelling die
mevrouw Van der Graaf heeft, is: vanwege het btw-tarief, vanwege het
feit dat men in België de postbezorging gesubsidieerd heeft, kunnen
Belgische bedrijven bij ons de boel overnemen. Vervolgens geven ze in
Nederland dan precies dezelfde voordelen. Wat is de opzet van mevrouw
Van der Graaf? Dat ze dan weer één deur verder gaan, in Denemarken, om
daar vervolgens met onze subsidie ook kranten over te gaan nemen? Wat
wil mevrouw Van der Graaf dan met het pleidooi om elke krant zijn eigen
uitgever te laten zijn?
Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
Wat ik wil, is dat we gaan kijken naar hoe we de krantensector kunnen
ondersteunen. En ik vind dat we daarbij naar verschillende opties moeten
kijken. Ik zie ook dat we de wereld niet in één keer kunnen veranderen.
En overgenomen kranten, die situatie kun je niet zomaar terugdraaien. Ik
vind ook niet dat je dan een beloning moet geven door vervolgens een
subsidie aan de partijen te geven, zodat ze ook nog eens een extra
steuntje in de rug krijgen van de Nederlandse overheid. Maar wat ik hier
wel doe, naast wat collega's ook hebben gedaan, is het vraagstuk
agenderen en het kabinet vragen: kijk nou eens hoe we dat in de
Nederlandse situatie op een acceptabele manier zouden kunnen
beantwoorden, en welke rol zou de overheid daarin kunnen spelen. Want
tot op heden spelen we daarin als overheid gewoon een teruggetrokken
rol, maar we zouden misschien wel een grotere rol kunnen spelen. Ik
opper daarvoor opties die ik in andere landen zie gebeuren, en om
daarnaar te kijken. En daar wil ik graag ook een reactie op hebben van
het kabinet.
De heer Van der Molen (CDA):
Mijn basishouding is een positieve, als mevrouw Van der Graaf zegt dat
we ook zullen moeten kijken naar hoe we de pluriformiteit in ons
mediabestel ook in de geschreven pers willen garanderen. Dus daar zult u
mij aan uw kant vinden. Wat ik opvallend vind, is dat dit pleidooi nu
ineens komt, nu bijna ongeveer 90% van de kranten inmiddels in
buitenlandse handen is. Er zijn ongeveer twee kranten die ik me in ieder
geval voor de geest kan halen die dat niet zijn: het Nederlands Dagblad
en het Reformatorisch Dagblad. En het valt mij op dat dat pleidooi
ineens nu plaatsvindt als het gaat om buitenlandse aandeelhouders.
Maar ik zou nog een tweede punt aan mevrouw Van der Graaf willen
voorleggen, en dat is dat er ook in België kritiek is op het systeem dat
daar gekozen is. Dus, nogmaals, ik ben er niet per definitie tegen om de
kranten te ondersteunen om de pluriformiteit in stand te houden, maar we
zijn sinds 2002 wel een stuk verder. En de discussie in België is nu:
waarom zou een overheid alleen maar commerciële, private journalistiek
steunen op het moment dat dat op papier geschreven is? Daar voert men nu
de discussie: zou je ook niet moeten kijken naar al die digitale
platforms die inmiddels zijn ontstaan, omdat die net zo goed bij kunnen
dragen aan een pluriform landschap? Dus mijn vraag aan mevrouw Van der
Graaf is: moeten wij, in het voorstel dat aan de minister wordt
voorgelegd om te onderzoeken, naast kranten ook betrekken dat wij
digitale platforms hebben waar op basis van privaat ondernemerschap
journalistiek bedreven wordt?
Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
Ik heb gewezen op de krantensector, omdat ik daar direct de uitdagingen
zie, en ook de problemen. Dus dat is waar ik het kabinet nu naar vraag
om op te reageren. Ik hoor de heer Van der Molen het vraagstuk
verbreden. Daar neem ik in die zin kennis van, maar ik vraag aan het
kabinet of het kabinet bereid is om te kijken wat we zouden kunnen doen.
En wat ik al heb aangegeven: er zitten gewoon verschillende voor- en
nadelen aan die verschillende mogelijkheden die in die landen worden
gehanteerd. En ik vind er, denk ik, ook nog wel een spanning in met wat
er in de Europese regelgeving mogelijk is. Met andere woorden: wat er nu
in België gebeurt, is dat wel conform de Europese regels of niet? Ik wil
op dit alles gewoon een meer inhoudelijk antwoord zien van het kabinet:
wat kunnen wij doen in Nederland, en zijn we daartoe bereid? De
verschillende kanttekeningen zijn zojuist in het debat gemaakt, maar
laten we een poging doen en het kabinet vragen om hiernaar te
kijken.
De voorzitter:
De heer El Yassini heeft nog een vraag.
De heer El Yassini (VVD):
Ja. Laat ik dan mijn open hand uitsteken. Ik hoor mijn andere collega's
ook; we willen met z'n allen echt wel denken over het medialandschap.
Maar er gebeurt hier wel iets fundamenteels waar mijn wenkbrauwen van
fronsen, namelijk: er komt een artikel uit, dat de ChristenUnie graag de
btw op nul wil hebben en dat ze de bezorging gesubsidieerd wil hebben.
Dat hoor ik nu in mindere mate omdat ik zie dat er door mevrouw Van der
Graaf in ieder geval een paar stappen terug worden gedaan. Maar dan is
er nog steeds de vraag dat er iets over de schutting wordt gedumpt bij
het kabinet, in de trant van "joh, we maken ons zorgen over de kranten,
zoek het effe uit", terwijl ik eigenlijk had gehoopt dat we de koppen
bij elkaar zouden steken en dat we vanuit het parlement met ideeën
zouden komen om dan vervolgens de minister aan het werk te zetten. Maar
dat gebeurt hier niet. Wat er in feite gebeurt, is dat we zeggen: er is
iets mis mee; we hebben totaal geen idee, we hebben ook totaal geen
dekking; beste minister, zoek het maar uit.
Ik vind het nogal wat om de minister op te zadelen met zo'n opdracht. Is
mevrouw Van der Graaf het niet met me eens dat we de minister gewoon
zijn werk moeten laten doen, waar hij het nu al druk genoeg mee
heeft?
Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
Volgens mij heb ik in het debat aangegeven welke opties de ChristenUnie
het in ieder geval waard vindt om naar te kijken, en of dat ook voor
Nederland zou kunnen werken. Dus in die zin denk ik dat ik mijn rol als
Kamerlid gewoon heb vervuld, ook nu ik vraag aan het kabinet om hiernaar
te kijken. Als de heer El Yassini had gehoopt dat ik hem van tevoren zou
bellen om eens even met de hoofden bij elkaar te zitten, zo van "welk
probleem gaan we nu oplossen?" ... Tja, dat is een heel andere vraag en
daar gaan we vast nog een keer een kop koffie over drinken. De heer El
Yassini wuift het een beetje weg, maar er ligt hier gewoon een probleem.
En ik hoor ook wel een beetje terug in zijn woorden dat hij dat wel
herkent, maar dat we nu wel moeten kijken naar welke oplossing we
daarvoor zouden willen bieden.
De voorzitter:
Gaat u nu verder met uw betoog.
Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
Dank u wel, voorzitter. Dan kom ik op de regionale en lokale omroepen.
Ik vraag even hoeveel spreektijd ik nog heb.
De voorzitter:
Excuses. Ik krijg net van de griffier te horen dat u nog een halve
minuut heeft.
Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
Dan stel ik twee vragen. Voor de regionale omroepen en de samenwerking
met de NPO hebben we 15 miljoen euro ter beschikking gesteld. Ik krijg
mee dat niet dat hele bedrag voor deze programmering wordt ingezet. Wat
vindt de minister daarvan, en kan hij ervoor zorgen dat dat wel
werkelijk gebeurt?
En ook ik vraag naar een reactie van het kabinet op het advies van de
Raad voor het Openbaar Bestuur en de Raad voor Cultuur over dat er een
landelijk dekkend netwerk van mediafondsen moet komen, en dat de
basisfinanciering verhoogd moet worden, en verlegd van de gemeenten naar
het ministerie, met name voor de bekostiging van die regionale en lokale
omroepen. Heel graag een reactie daarop van de minister.
De voorzitter:
De heer Sneller heeft een vraag aan u.
De heer Sneller (D66):
En heel graag ook een reactie op dat laatste van mevrouw Van der
Graaf.
Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
Misschien hadden we dit advies kunnen zien aankomen, maar ik vind het
iets te veel eer voor onszelf als we dat zelf hadden bedacht. Ik zie dat
gemeenten enorm worstelen met hun financiën. Ik zie dat er nu een
basisfinanciering via een richtbedrag vanuit BZK ter beschikking wordt
gesteld, maar we zien hier gewoon een groot probleem. Ik zie ook dat we
extra geld ter beschikking stellen in deze regeringsperiode, dus we
hebben ons als Kamer en kabinet niet afzijdig gehouden van het
vraagstuk. Maar wat dit onderzoek laat zien, is dat er misschien nog wel
een extra stap nodig is, dus ik vraag daarop ook een reactie van het
kabinet. Ik zie dat nu niet terug in de begroting. Ik denk dat we
allemaal herkennen dat dat in deze begroting misschien een hele grote
stap zou zijn, maar ik vraag wel een visie hierop van het kabinet, en op
wat een stap naar de toekomst zou kunnen worden.
De heer Sneller (D66):
Ik vraag niet om een verdrievoudiging van het budget vandaag nog te
regelen, want dat lijkt me wat extreem. Maar twee jaar geleden zei de
ChristenUnie samen met het CDA: we moeten gemeenten verplichten om dat
bedrag af te dragen. Dat is een hele andere oplossingsrichting dan wat
er nu in het advies staat, en dat zegt: maak het een landelijke
regeling. Dus mijn vraag aan mevrouw Van der Graaf is: vindt zij nu ook,
met de Raad voor het Openbaar Bestuur en de Raad voor Cultuur, dat het
inderdaad een landelijke regeling moet worden?
Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
Ik vind dat een optie waar wij naar zouden moeten kijken, omdat ik
inderdaad zie dat gemeenten er nu niet allemaal aan kunnen voldoen. En
dat pleidooi dat wij hebben gehouden ... Kijk, als het blijft bij de
bekostiging zoals die nu is, dan vind ik inderdaad ook — en daarom kan
ik ook achter dat pleidooi staan — dat gemeenten dat geld daaraan zouden
moeten besteden. Hetzelfde geldt voor provincies. Maar als we met elkaar
besluiten dat dit op een andere manier moet, en als we inderdaad het
advies van de Raad voor het Openbaar Bestuur en de Raad voor Cultuur
gaan volgen, dan moeten we fundamenteel kijken naar een andere manier
van bekostiging. Ik vind het een pleidooi waard om hiernaar te kijken,
dus ik vind dat we dit advies van deze twee raden serieus zouden moeten
nemen.
De voorzitter:
Daarmee zijn we aan het eind gekomen van de eerste termijn van de kant
van de Kamer. Ik schors tot vijf over half twee. Dan gaan we luisteren
naar de beantwoording door de minister.
De vergadering wordt van 12.52 uur tot 13.40 uur geschorst.
De voorzitter:
Aan de orde is het wetgevingsoverleg Media. We gaan luisteren naar de
beantwoording door de minister in eerste termijn.
Minister Slob:
Dank u wel, voorzitter Ik geef even het spoorboekje van de beantwoording
aan u door. Ik begin bij de bedreiging van journalisten en het debat dat
daarover wordt gevoerd. Dan ga ik van lokaal naar regionaal naar
nationaal. Aan het eind is er een blok diversen, dat als hoofdmoot de
arbeidsmarkt zal hebben.
Ik dank de leden voor hun inbreng in eerste termijn. Ik constateer dat
er weinig vragen over de begroting zijn gesteld; het is altijd fijn om
dat vast te stellen, want die begroting moet straks wel door de Kamer.
De gestelde vragen zijn overigens herkenbaar, niet alleen op basis van
wat u aan input heeft ontvangen — een enkeling heeft daar iets over
gezegd — maar ook omdat het onderwerpen betreft waarmee we gewoon bezig
zijn. We hebben recent twee grote wetten behandeld. Het eerste betrof de
Europese richtlijn. Die is inmiddels al door de Eerste Kamer. Naar ik
hoop zal de Mediawet snel behandeld worden. Afgelopen weekend hebben we
de schriftelijke ronde afgerond. De antwoorden zijn al naar de Eerste
Kamer verzonden. Het zou fijn als dat nog lukt voordat de kerstlichtjes
helemaal aangaan. Maar zover is het nog niet; dat moeten we even
afwachten. Ik was aangenaam verrast door de brede steun die het voorstel
in de Tweede Kamer heeft ontvangen. Dank aan degenen die de wet, alles
afwegende, gesteund hebben.
Voorzitter. Ik begin met de bedreiging van journalisten. Daar hebben we
met elkaar al een aantal keren over gesproken. Het is volslagen helder
dat we dat absoluut niet acceptabel vinden. Bedreigen doe je sowieso
niet. Omdat dit een ontwikkeling is die al wat langer speelde, zijn we
vorig jaar hard aan het werk gegaan met PersVeilig. Dat is vind ik een
hele mooie samenwerking tussen de vertegenwoordiger van de journalisten,
de NVJ, het Genootschap van Hoofdredacteuren en OM en politie. Vanuit de
landelijke politiek zijn mijn collega van JenV en ik vanuit mijn
Mediaportefeuille daarbij betrokken.
Er is heel veel in de steigers gezet. Als ik zeg "in de steigers gezet"
bedoel ik meer dan dat. Er zijn zaken direct operationeel geworden. Er
zijn heel laagdrempelige mogelijkheden om meldingen te doen. Ik doe nog
eens een heel indringende oproep om dat ook gewoon te doen. Accepteer
het nooit, zeg ik met heel veel nadruk. Dat geldt niet alleen voor
journalisten, maar ook breder. Er is een duidelijke collectieve norm. Er
zijn veiligheidsplannen en opleidingen. Het is ook niet onbelangrijk dat
ervaringen worden uitgewisseld. Politie en OM hebben aangegeven dat ze
met hogere strafeisen gaan werken. Er komt een lik-op-stukbeleid met
snelrecht en eenduidige registratie, inclusief een hoge prioriteit aan
de uitvoering. U weet het allemaal. Het is echt een heel stevig pakket
geworden. We zien dat in 2019 nog even een aanloopje nodig was, ook als
het ging om de bekendheid. We zijn in maart begonnen, maar PersVeilig is
pas in november officieel van start gegaan. Toen waren er 39
aanmeldingen en 13 aangiftes. Ik heb even navraag gedaan naar de stand
van dit jaar peildatum 26 november: 105 meldingen en 36 aangiftes. Je
kunt niet gelijk zeggen dat het erger is geworden, maar er is meer
bekendheid gekomen en men meldt meer en doet waar nodig aangifte. Het is
uiteraard aan het OM om daarmee verder aan de slag te gaan. U kent de
houding en prioriteiten. Het heeft voor het OM een hoge
prioriteit.
Twee weken geleden is er vrij uitgebreid over dit onderwerp gesproken
met mijn collega van JenV. Dat ga ik allemaal niet overdoen, maar mij is
wel vanuit mijn positie gevraagd wat ik belangrijk vind. Eigenlijk zijn
dat twee dingen, die min of meer in de vragen zaten opgesloten. Ik vind
het sowieso belangrijk dat de journalisten er zelf nadrukkelijk bij
betrokken worden. We gaan in 2021 nog een keer een nieuw landelijk
onderzoek onder journalisten doen, net zoals we dat ooit in 2017 hebben
gedaan, wat mede de aanleiding is geweest om PersVeilig op te richten.
We gaan hen er dus opnieuw heel gericht bij betrekken. Dan kunnen ze ook
reflecteren op wat er inmiddels is gebeurd, waar zij tekorten zien, waar
ze tegen aanlopen en of er misschien drempels zijn om aangifte te doen;
noem maar op. Dat kan op die manier opgehaald worden. Een tweede
aandachtspunt is voor mij de positie van freelancers. Wij richten ons
vooral op de werkgevers en opdrachtgevers, maar het is ook belangrijk om
de freelancers goed in beeld te hebben. We gaan heel nadrukkelijk kijken
of we, indien nodig, aanvullend iets zullen moeten doen om hen op dit
spoor te krijgen. Voor de rest is het heel belangrijk dat we met elkaar
heel duidelijk zijn over wat we hiervan vinden, dat we het niet
acceptabel vinden en dat iedereen die in die sector werkt, nu gebruik
kan maken van alle mogelijkheden die we geboden hebben, hetzij
preventief door middel van trainingen enzovoorts, hetzij omdat men in
beweging moet komen omdat men bedreigd is. Dat zou men dan niet moeten
laten rusten, maar er vervolgstappen voor moeten zetten. Dat wat betreft
de bescherming van journalisten en wat ik daar aanvullend voor zou
willen doen.
Voorzitter. Dan de lokale omroepen. Ik begin daar bewust mee. Misschien
herinneren degenen onder u die er vanaf het begin van deze
kabinetsperiode bij waren, zich nog dat ik dat de allereerste keer, toen
ik de eerste begroting hier mocht verdedigen, ook heb gedaan. Ik was
toen, geloof, ik een maand in dienst als bewindspersoon met de mooie
portefeuille Media. Ik wilde daarmee een beetje een statement afgeven,
maar ook wel meer dan dat. Ik weet dat de verantwoordelijkheid die ik
voor de lokale media draag, een iets andere is dan bij regionale en
nationale publieke omroepen. Ik weet ook dat het heel belangrijk is om
te zorgen dat ze goed in positie zijn en dat er goede verbindingen
worden gemaakt. Dat is ook een van mijn doelstellingen in deze
kabinetsperiode geweest: verbindingen maken tussen lokaal, regionaal en
nationaal. Misschien herinnert u zich nog dat ik ooit een keer gezegd
heb dat onze aandacht bijna altijd uitgaat naar nationale media, en dan
met name wat er lineair op de televisie gebeurt. Ik snap dat, want
daarmee worden qua massa en consumptie de grote cijfers gehaald. Maar
die anderen zijn net zo goed belangrijk. Ik heb ook een keer gezegd dat
je de nationale media niet moet zien als een soort Champions League en
dat, hoe lager je komt, de lokale media dan de derde KNVB-klasse zouden
zijn, om het even in sporttermen te zeggen. Nee, iedereen heeft zijn
eigen plek en positie. Natuurlijk is er een verschil in
professionaliteit. Dat is ook niet zo heel erg vreemd. Bij de lokale
media wordt veel met vrijwilligers gewerkt. Maar over nut en noodzaak
van de lokale media en omroepen hoeven we volgens mij niet te twijfelen
met elkaar.
Ook in financiële zin hebben we gelukkig stappen kunnen zetten, ook om
samenwerking verder te stimuleren. Er zijn pilots gestart met de
Snellergelden voor twintig omroepen. Dat kunnen we doortrekken. Er is
gevraagd wat de resultaten tot nu toe zijn. Ik moest ook wel even
glimlachen toen u de zin oplas die in mijn brief hierover stond. Dat was
inderdaad redelijk algemeen. Dat komt ook omdat we op heel veel
verschillende manieren bezig zijn om te kijken hoe we de lokale
journalistiek en lokale omroepen kunnen stimuleren en kunnen zorgen dat
men zijn werk goed kan doen. De resultaten moeten in het komende jaar
echt nog wel gaan komen. Dat heeft ook een beetje te maken met de
coronatijd, die alles gewoon ingewikkelder maakt. Maar we kunnen het
gelukkig doortrekken met diezelfde groep. Ik ga er ook echt van uit dat
het resultaten zal gaan opleveren.
Bij sommige omroepen kijken we heel gericht wat ze zelf kunnen doen om
het niveau omhoog te krijgen en het vol te kunnen houden. Bij andere
omroepen kijken we naar de samenwerking met regionale omroepen en de
invloed die zo'n regionale omroep heeft op de kwaliteit van de lokale
omroep, naar hoe kunnen ze elkaar versterken. Ik heb in een eerder
overleg aangegeven dat er prachtige voorbeelden in het land zijn, onder
andere in de provincie waar we nu zitten, waar regionale journalisten
zelfs lokaal gestationeerd zijn. Dat is echt een win-winsituatie, omdat
ze nog dieper in de haarvaten van de samenleving zitten om nieuws op te
halen en daarmee ook de lokalen kunnen ondersteunen, die dan weer een
hogere kwaliteit kunnen bereiken. Nou, laten we dat even
afwachten.
Wat we ook zijn gestart — u weet dat we daarvoor geld beschikbaar hebben
gesteld — is een samenwerking tussen aan de ene kant de NOS, dus
nationaal, en aan de andere kant de RPO en de NLPO, dus regionaal en
lokaal. Daarbij zitten we nu in de uitwerking. We zijn nu al zover dat
er, zoals het er nu naar uitziet, volgend jaar een pool van journalisten
zal gaan komen. Ze moeten het nog even met hun achterbannen verder
afstemmen, maar dat is wel wat er in goed overleg met elkaar besproken
is. Die pool zal zich op het lokale nieuws gaan richten, maar die kan
ook ingezet worden voor regionaal of nationaal werk. Dat zijn echt hele
mooie dingen. Die tijd van "Champions League tot derde klasse KNVB" zit
dan eigenlijk niet meer tussen de oren van de mensen. De NOS is daar ook
heel ver in gegaan en heeft het goede voorbeeld gegeven. Men moet goed
samenwerken en mekaar respecteren, maar men moet er waar het kan ook
voor proberen te zorgen dat als er goede content is, die niet alleen
maar lokaal blijft maar ook regionaal en eventueel ook nationaal wordt
opgepakt.
Als er straks zo'n pool komt van enkele tientallen journalisten, is het
alleen al goed voor journalisten om op die manier te mogen werken.
Daarmee zorg je er namelijk natuurlijk ook gewoon voor dat die
professionalisering verder kan gaan doorzetten. Maar dat zal
ongetwijfeld ook goede input en impact gaan hebben op de lokale
journalistiek. Daar werken we dus hard aan.
Dit zijn echt mooie vruchten van deze kabinetsperiode, waarbij ik ook
heel goed besef dat we er natuurlijk nog niet zijn. We zullen ook wel —
dat mag natuurlijk, en u heeft daar nog iets meer ruimte in dan ik —
over de grenzen van deze kabinetsperiode heen moeten kijken. Vanuit dat
oogpunt zie ik deze ontwikkelingen. Deze pilots leveren informatie op
die weer gebruikt kan worden in een volgende kabinetsperiode, als men
dat dan wil. Er is ook een politiek besluit voor nodig om dat eventueel
ook door te trekken of breder te doen. Maar dat is iets voor een
volgende periode.
Maar het is ook goed om na te denken over hoe we dan bijvoorbeeld naar
die lokalen kijken. Recent hebben we daar twee adviezen over gekregen,
een van de Raad voor Cultuur en een van de Raad voor het Openbaar
Bestuur. U weet dat ik er zelf om gevraagd had. Dit is al het tweede
advies. Dat is, denk ik, ook een duidelijk signaal dat we de lokalen
serieus nemen en dat we op die manier ook willen kijken of we verder
kunnen komen. Die kunnen dan ook meegenomen worden bij besluitvorming in
een nieuwe kabinetsperiode. Dan moet ik wel echt even passen, want daar
hangt ook een prijskaartje aan. Als je inderdaad zou willen wat nu in de
adviezen staat, dus dat de lokalen worden overgeheveld van de gemeente-
naar de Mediabegroting, dan hangt daar gewoon een prijskaartje aan van
zo'n 30 miljoen structureel. Dat moet je willen. Het is een politiek
besluit of je dat wil. U snapt ook dat ik daar nu in deze fase van de
kabinetsperiode niet veel meer mee kan. Ik kan niets anders dan het
netjes naar u doorgeleiden en zorgen dat het op uw tafels ligt. Wie
weet, ligt het straks ook op tafel bij een formatie. Maar nogmaals, het
is nu niet aan dit kabinet om hier nog veel meer mee te doen.
De voorzitter:
De heer Sneller.
Minister Slob:
Mag ik nog even heel kort? Want dan kan ik dit blokje afmaken.
De voorzitter:
Ja.
Minister Slob:
We hebben dus heel veel in beweging gezet, maar we zijn er nog niet. Dat
zou in een volgende periode kunnen, maar dat is aan de politiek die dan
aan zet is.
We hebben ook investeringen gedaan. Denk aan het steunfonds dat we
hebben ingericht. Dat was breder dan waar we vanuit onze publieke taken
voor staan, maar er is goed gebruik van gemaakt, zowel in de eerste als
in de tweede tranche die we hebben gehad. We hebben wel gemerkt dat het
langzaam maar zeker wel minder werd, dus er is gewoon onderuitputting
geweest. De eerste tranche konden we gelukkig voor het tweede jaar van
de pilot inzetten. Daar zat ook een klein beetje geld van de
Snellergelden in. Dat hebben we gelukkig voor een deel dan nog weer
gewoon terug kunnen pakken en door kunnen zetten. Het was namelijk niet
gebruikt en we mochten het houden. Het andere deel is teruggegaan naar
de minister van Financiën. Zo werkt dat als er onderuitputting is.
Dat zegt ook wel iets over de belangstelling die er nu voor is. Ik denk
dat we ze in de eerste stormen gewoon goed hebben geholpen. Daarna zie
je dat het eigenlijk voor een aantal ook gewoon helemaal niet meer nodig
is en dat men er dus ook helemaal geen gebruik meer van maakt. We zien
natuurlijk ook wel dat de soep iets minder heet werd gegeten dan die was
opgediend. Kijk in dat kader ook maar gewoon even naar de landelijke
publieke omroep, ook als het gaat om de vooruitzichten die er waren dat
dit enorme gevolgen zou hebben, ook voor reclame-inkomsten en zo, al
blijft dat natuurlijk nog steeds wel kwetsbaar, met name ook wel lokaal
en regionaal. Ik kan u dus wel toezeggen dat we dat goed blijven volgen,
ook in het komende jaar. Wie weet, is het echt nog nodig. Dan gaan we
ook wel kijken of we er iets voor kunnen regelen. Maar op dit moment
stopt het na 15 december. Dan kan men wel van de gewone andere
regelingen, de TOGS en dergelijke, gebruikmaken, want die blijven
natuurlijk gewoon openstaan.
De heer Sneller (D66):
Volgens mij heb je voor het wijzigen van de financieringsmethode van
lokale omroepen geen extra geld nodig, maar gaat dat gewoon om het
verleggen van de schuif. Dan kan je dat budgetneutraal doen: wat je op
de OCW-begroting zet, haal je uit de BZK-begroting, uit wat er nu in het
Gemeentefonds wordt gestopt en door gemeenten zou moeten worden
doorgegeven. Ik snap heel goed dat je nu niet die 21 of 30 miljoen erbij
kan plussen, maar dat alvast voorbereiden, lijkt mij niet
onmogelijk.
Dan de tweede vraag. Die pilots lopen. Dan zegt de minister: laten we de
resultaten even afwachten. Maar de heer Kwint citeerde in zijn inbreng
een zin. Die heb ik opgeschreven. Het Stimuleringsfonds voor de
Journalistiek zegt namelijk, op basis van de resultaten tot nu toe: een
goede journalistieke basis is een voorwaarde voor professionalisering.
Dan hoop ik dat daar iets tussen zit wat de minister op die tafel kan
laten landen waar hij het zojuist over had.
Minister Slob:
Over dat laatste heb ik natuurlijk al iets gezegd. Men is op
verschillende manieren bezig om te kijken hoe men door die samenwerking
maar ook gewoon heel generiek in de richting van de lokalen, kan zorgen
dat die kwaliteit ook echt omhoog gaat. Daar moeten die pilots in de
loop van 2021 natuurlijk nog meer informatie over opleveren. Ik weet
niet of dat dan al helemaal klaar is op het moment dat er afspraken
worden gemaakt voor een nieuwe periode. Maar we kunnen natuurlijk niet
uitsluiten dat het onderwerp "samenwerking met en versterking van de
lokale journalistiek, met name qua lokale omroepen maar natuurlijk ook
breder" ook in een volgende kabinetsperiode onderwerp van gesprek en
besluitvorming zal zijn. Alles wat wij aan input daarvoor kunnen
leveren, zullen we natuurlijk gewoon leveren. Dat is ook wat u
vraagt.
Met betrekking tot het overhevelen naar de Mediabegroting, heeft u
natuurlijk ook goed het rapport gelezen. U heeft natuurlijk ook gezien
dat ze die basisfinanciering gewoon omhoog willen hebben. Ze vinden ook
dat dat nodig is om uiteindelijk die lokale basis qua journalistiek
gewoon overeind te houden. Als je dat gaat doorrekenen, kom je op dit
bedrag uit. U zegt: ga alvast aan de slag met wetgeving. Mag ik u even
een heel klein beetje deelgenoot maken van het feit dat mijn ministerie
op dit moment, of permanent eigenlijk, op dit onderdeel echt megahard
aan het werk is geweest met de mediarichtlijn, met de Mediawet, met de
AMvB's die eraan gaan komen — afgelopen vrijdag zijn die het kabinet
gepasseerd, dus die voorhang gaat lopen — en met de aanpassingen van de
topinkomens?
Kortom, nu nog even dit allemaal in wetgeving gaan voorbereiden, zie ik
op dit moment gewoon eerlijk gezegd niet helemaal zitten. Ik vraag me
ook af of het echt nodig is. Als er een politiek besluit genomen wordt,
kan men direct aan de slag. Dan is het een kwestie van zorgen dat dat op
een ordentelijke wijze gebeurt. Maar als die basisfinanciering niet
omhoog gaat, vraag ik me af of de lokalen nog willen dat het
overgeheveld gaat worden. Dat is natuurlijk ook nog even een punt van
discussie. Dat is echt een politiek besluit dat niet meer in deze
kabinetsperiode genomen zal worden. En als het genomen wordt — ik zeg
het heel nadrukkelijk op deze manier —dan zal dat aan de formatietafel
gaan gebeuren, denk ik, want het is structureel geld.
De heer Sneller (D66):
Ik snap dat de minister hierbij niet over zijn graf heen wil regeren.
Maar er is waarschijnlijk nog een hele lange demissionaire periode, met
de formatie. Ik weet niet wat er dan allemaal nog voor wetgeving wordt
gemaakt door het ministerie, dus ik hoop dat hij dit in z'n achterhoofd
wil houden. Het advies is niet "wat de lokalen willen", maar wat twee
raden adviseren. Dan heb je volgens mij de principiële vraag: hoe wil je
dat ze gefinancierd worden? De vraag die daar vervolgens bij hoort, is:
hoeveel ga je dan vervolgens via dat kanaal financieren? Maar dat staat
conceptueel los van elkaar. Ik zie dus niet waarom de minister het
allemaal bij elkaar gooit.
Minister Slob:
Het klopt dat dit natuurlijk de adviezen van de raden zijn, maar u heeft
ook nog een advies van de VNG-commissie gezien. Dat stuurt ook wel een
bepaalde richting uit. Dat is ook een stevig advies. Ik heb ze zelfs op
dezelfde dag ontvangen, sterker nog, in hetzelfde overleg, digitaal
overigens. Vanuit mijn zolderkamer thuis — ik had namelijk een
thuiswerkdag — heb ik ze in ontvangst genomen, zoals dat dan gaat. Zij
zien dat dus wel in één lijn. Het was ook niet voor niks dat ze erop
hadden aangedrongen dat we die op dezelfde dag zouden ontvangen. Maar
zullen we dit nu gewoon even in volgordelijkheid doen? Kijk, als u zegt
"wij willen toch nog heel graag in deze kabinetsperiode een beleidsbrief
hebben over deze adviezen", dan kan dat natuurlijk. Dan ga ik in ieder
geval bekijken wat er kan. Maar ik vraag me af of dat heel verstandig
is, ook met al het andere wat er nog aan taken ligt. Maar dat laat ik
dan aan u. Dat kunt natuurlijk altijd in tweede termijn uitspreken of er
via een motie om vragen.
De voorzitter:
Gaat u verder.
Minister Slob:
In datzelfde advies gaat het over die lokale mediafondsen; daar vroeg
mevrouw Van der Graaf naar. Dan is het natuurlijk weer breder getrokken.
Dat is eigenlijk een beetje wat we gedaan hebben met het steunfonds. Dat
was natuurlijk een beetje zo'n mediafonds. Maar ook dat vraagt weer een
eigenstandig politiek besluit of je dit echt breder en structureel zou
willen doen. Het is wat mij betreft voor deze kabinetsperiode niet meer
opportuun om daarmee aan het werk te gaan, al hebben we wel gezien dat
het wel goed werkte bij de coronacrisis. We hebben namelijk gezien dat
het niet alleen publieke instellingen waren die daar gebruik van
maakten, maar ook heel veel private initiatieven. Ik was er eerlijk
gezegd best wel trots op dat we ook die huis-aan-huisbladen een keer
even in het zonnetje konden zetten en de functie die zij lokaal hebben.
Daar wordt weleens op neergekeken, met "het plaatselijke sufferdje" en
dat soort termen. Maar voor heel veel mensen is dat vaak gewoon een heel
belangrijke nieuwsvoorziening. Het is dus ook belangrijk dat die als het
maar even kan overeind blijft. Maar het overeind blijven, is wat ons
betreft geen doel in zichzelf. We kunnen het een tijdje stimuleren, maar
dan moeten ze het echt wel weer zelf gaan doen. Of ze dat volhouden,
hangt ervan af of ze dat onderliggende financiële plaatje ook rond
kunnen krijgen.
Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
Ik heb een vraag op dit punt. De ChristenUnie was heel erg blij dat we
in deze coronatijd extra geld voor die lokale informatievoorzieningen
beschikbaar hebben gesteld. Maar hoe houdt het kabinet op dit moment dan
de vinger aan de pols? In hoeverre zijn die middelen toereikend? We zien
dat de crisis langer aanhoudt.
Minister Slob:
Twee dingen. Een. We zien dat er onderuitputting is, dus dat is toch een
signaal. Anders zou het wel helemaal benut worden als daar heel veel
belangstelling voor is. Het tweede is dat ons ook geen vragen bereiken
in de zin van "we willen dat er ook weer een derde pakket gaat komen".
Als dat het geval was, ga je wel even nadenken, maar dan was er ook geen
onderuitputting geweest. Dus op een of andere manier denk ik dat we er
echt goed aan hebben gedaan, met dank aan de Kamer, die ingestemd heeft
met het gebruikmaken van geld dat via regeerakkoorden ook voor andere
doelen was bestemd. Dat is gelukkig niet helemaal opgesoupeerd, maar zo
hebben we, denk ik, direct onze verantwoordelijkheid genomen. Nu komen
we toch in een wat andere fase terecht. En dat houden we wel in de
gaten.
Voorzitter. Dan maak ik de overstap naar de regio. Daar zijn met name
vragen gesteld over NPO Regio, in combinatie met nationaal. Wat is nu de
stand van zaken? Gaat het allemaal wel lukken? Ik begin met het slechte
nieuws: 1 januari gaat niet lukken. Maar het goede nieuws is dat 4
januari wel gaat lukken. Dat is op een maandag, dus we starten gewoon in
een nieuwe werkweek. 4 januari gaan ze dus van start. Ja, die drie dagen
moet u maar even voor uw kap nemen. En het ziet er gewoon hartstikke
goed uit. Dit is echt zó mooi. Ik merk ook heel veel energie bij de
partijen die hier afspraken over maken. Dat gebeurt in goede harmonie.
Ik zie heel veel energie bij de regionale omroepen. Dit biedt hun de
mogelijkheid om hun content, waar ze geld voor krijgen, niet alleen op
hun eigen platforms neer te zetten, maar als dat gewoon goede content is
... Wij weten dat dit goede content is; ga maar eens een tijdje de
regionale omroepen volgen. Dan kun je inderdaad beginnen bij RTV Oost,
waar mevrouw Van den Hul mee grootgebracht is en ik in mijn latere leven
ook mee geconfronteerd ben, maar kijk verder. Waar je ook komt — ik ben
bij allemaal geweest — doen ze hartstikke hun best. Ze maken mooie
producties die ook regelmatig in de prijzen vallen, zelfs
internationaal, dus dat ziet er echt goed uit. Als het dus daarna ook op
de nationale zender voor een nog breder publiek kan worden "uitgestald",
om het maar even in die woorden te zeggen, is dat natuurlijk gewoon
hartstikke fijn.
Daarnaast biedt het ook de mogelijkheid voor de omroepen zelf om
programma's die zij met het oog op de regio maken, neer te zetten in een
tijdsblok waarvan mensen weten: als ik iets van mijn gading wil op dat
punt, kan ik daar terecht. U weet dat er één omroep is die daar altijd
veel aan doet, namelijk Omroep Max, maar er zijn er natuurlijk meer. Ook
de EO en andere omroepen hebben daar het een en ander aan gedaan. Zeker
als dat iedere dag terugkomt, is dat ontzettend fijn, ook voor
dergelijke programma's. Daarnaast biedt het de mogelijkheid om gewoon
samenwerkingen aan te gaan, maar dan moet er natuurlijk wel eerst een
plan worden gemaakt. Als er een goed plan ligt, krijgt dat een plekje in
het tijdsblok. Omroepen kunnen dat samen met regionale omroepen gaan
doen. Ik zie dat echt gaan gebeuren de komende tijd. We beginnen met
twee uur. Wie weet gaat dat verder uitgroeien, maar laten we hiermee
beginnen. Het is al een prachtige start vanaf 4 januari. De nationale
publieke zenders hebben daar in principe de verantwoordelijkheid voor,
maar zij doen dat in goede samenspraak. Zo wordt er nu ook gewerkt met
de regionale omroepen. Ik merk dat dit prima loopt en ben zelf ook
razend benieuwd hoe het gaat. Het is dus meer dan alleen maar de blokjes
die nu al worden aangehouden. Daar ga je ook geen twee uur mee vullen.
Dat is wel waar men aan gaat werken.
Het geld is beschikbaar gesteld vanuit het geld dat we naar de publieke
omroep laten gaan. We hebben gezegd dat er ook geld is dat voor de regio
moet worden besteed. Het mag natuurlijk altijd meer zijn, maar men heeft
niet kunnen zeggen: we krijgen er opeens een taak bij en daar wordt geen
geld voor beschikbaar gesteld. Nee, we hebben extra geld beschikbaar
gesteld, 40 miljoen om precies te zijn. Daar moet deze extra inzet op de
nationale zender voor het regionale blok NPO Regio van worden
betaald.
"So far, so good", zou ik in slecht Nederlands willen zeggen. Het ziet
er echt goed uit en er zijn prachtig mooie afspraken gemaakt. Nu even
afwachten. Over ruim een maand is het 4 januari en dan kunnen we daar de
eerste producten van gaan zien.
De voorzitter:
De heer El Yassini en dan de heer Van der Molen.
De heer El Yassini (VVD):
Dat zijn hele mooie woorden, maar ik zou minister Slob willen vragen om
toch even contact op te nemen met de RPO, want die krijgt namelijk
stevige signalen. Bij het NPO/RPO-plan dat naar de Kamer is gestuurd
gaat het over 5,5 miljoen van de 15 miljoen uit de visiebrief. Daarvan
is 1,1 miljoen bestemd voor het zeven minuten durende NOS regiojournaal
op NPO 2. Wat blijkt? Van de 4,4 miljoen voor de twintig additionele
minuten voor aanvullende programmering vanuit de regionale omroepen zegt
de NPO nu tegen de RPO: sorry, jongens, maar dat geld is er niet, dus we
kunnen verder niks. Dit zijn serieuze signalen die ik vanuit de RPO en
de regionale omroepen krijg. Als de minister zegt dat er geen vuiltje
aan de lucht is, dan zou ik hem toch willen vragen om in gesprek te gaan
met de RPO. Als dan inderdaad blijkt dat er niks aan de hand is, so far,
so good. Maar op het moment dat er wel wat aan de hand is, moet er snel
worden ingegrepen. Als er een frustratie is in de zin van "jongens, het
geld is er niet vanuit de NPO, sorry, we doen er niks mee en we houden
op" en de RPO zich in de steek gelaten voelt, kan de minister wel zeggen
"nou, het ziet er goed uit", maar dan komen we er volgend jaar pas
achter dat het helemaal is misgelopen. Daar wil ik de minister voor
waarschuwen.
Minister Slob:
Dank voor het delen van deze informatie. Ik spreek ook met de RPO. We
spreken regelmatig met de RPO. Zij zijn gewoon content met de wijze
waarop hier nu invulling aan wordt gegeven. Is er dan geen discussie?
Natuurlijk is er discussie. Ik gaf net al aan dat de mogelijkheid van
het financieren van programma's die gemaakt worden, ook coproducties van
regionaal en nationaal, een onderwerp is waarover gesproken wordt. Ik
zeg: maak ook eerst maar even een format. Ga daar nu eerst eens mee aan
de slag. Dat lijkt mij trouwens de goede volgordelijkheid. Het hoort bij
mijn rol, maar misschien ook bij die van u als Kamerlid, om eerst te
kijken welke resultaten eruit komen als we 4 januari gaan starten. We
gaan starten. Er zijn afspraken gemaakt. Dan moet het ook zijn weg gaan
vinden. Ik ben helemaal niet bevreesd dat we, als dingen niet helemaal
optimaal gaan, er pas na een jaar bij zullen zijn, omdat wij ook gewoon
ons frequente overleg hebben. Dat het in de aanloop naar iets altijd
even wat schuurt en dat je met elkaar tot iets moet komen wat het
definitief is ... Die fase hebben we de afgelopen periode gehad. Maar
daar zijn we nu al doorheen, want we gaan richting 4 januari. Mocht het
nodig zijn dat ik toch nog aanvullend iets ga doen of mocht er iets niet
gaan zoals wij het hebben afgesproken, dan laat ik dit uiteraard
weten.
Ik heb in deze vergadering van een aantal van u gehoord dat zij signalen
ontvingen. U weet dat dit ook wel een beetje zo werkt, soms. In de
aanloop naar overleggen en dergelijke worden er natuurlijk wel breed
signalen gedeeld. Uiteindelijk zullen wij moeten bekijken wat we hebben
afgesproken en wat er nu wordt neergezet. Daar heb ik echt het volste
vertrouwen in als het hierom gaat. U weet ook — dat is het laatste wat
ik erover wil zeggen in antwoord op uw vraag — dat we zelfs een jaar
eerder starten dan eigenlijk nodig zou zijn. Dat jaar kunnen we ook
gebruiken om misschien nog kinderziektes eruit te halen als die er zijn.
Maar we starten gewoon al in deze concessieperiode. Dat was in principe
niet nodig, want het zou onderdeel zijn van de volgende
concessieperiode. Dat is dus ook al winst die we boeken, denk ik.
De heer El Yassini (VVD):
Zalvende woorden van de minister. Ik hoop het echt, maar het doet me
denken aan een gezegde. Ik heb gehoord dat het een Hebreeuws gezegde is,
maar ik weet niet of het echt zo is. Als iemand je een ezel noemt, mag
je hem in het gezicht slaan; ik ben niet voor geweld, maar dit is even
de uitdrukking. Als een tweede persoon je een ezel noemt, moet je hem
uitschelden en als een derde persoon je een ezel noemt, moet je gewoon
shoppen voor een zadel. Wat ik probeer uit te leggen, is het volgende.
Op het moment dat wij signalen krijgen dat er iets niet goed gaat in de
samenwerking van de NPO, dan denk ik "het zal wel; dat is onderdeel van
de onderhandelingen, dus er is wat wrijving". Als ik vervolgens van een
totaal andere partij een signaal krijg, zoals NLZIET, die zegt "wij
proberen samen te werken met de NPO, maar dat lukt niet", dan denk ik:
dat is weer een tweede partij die ertegen aanloopt. Als ik daarna van
een derde partij weer hoor dat de samenwerking met de NPO niet goed
loopt, dan ga ik vragen stellen. Ik vraag de minister dus nogmaals: neem
even contact op, ook met de RPO en ook achter de schermen, om even te
kijken of alles loopt zoals het moet lopen. Ik wil namelijk niet er
achteraf achter komen dat we hier zalvende woorden krijgen, maar ergens
in april met de gebakken peren zitten.
De heer Martin Bosma (PVV):
Ik snap er niks van.
Minister Slob:
Iets met ezels en zalven. Dat weet ik ook niet, maar dat maakt niet uit.
Voorzitter. Wij hebben frequent ...
De voorzitter:
Het woord is aan de minister en alle uitleg volgt buiten deze
zaal.
Minister Slob:
Voorzitter. We hebben frequent overleg, ook met de RPO. Ik zal dus
uiteraard op basis van wat hier wordt ingebracht nog een keer informeren
of het lijstje zoals u dat heeft genoemd ook iets is wat zij herkennen
en hoe zich dat verhoudt tot de afspraken die met de NPO zijn gemaakt. U
voelt natuurlijk ook wel aan dat als je op 4 januari gaat starten, je
het nu wel een beetje op orde moet hebben. Dat is volgens mij wel het
geval.
De heer Van der Molen (CDA):
De spanning tot twaalf uur op 31 december valt in het niet bij de
spanning waarmee de minister op 4 januari wacht tot de klok zes uur
slaat. Ik ben ook erg benieuwd. Ik wil nog even inhaken op de vragen.
Inderdaad, de partijen zijn met elkaar in overleg. Dat gaat altijd
moeilijk, wellicht. Maar de minister heeft het geld ter beschikking
gesteld. Ik vraag dus aan de minister hoe wordt vastgelegd dat deze
middelen ook echt voor dat doel worden gebruikt, zoals er ook middelen
zijn afgesproken voor levensbeschouwelijke programmering. Ik denk dat
het voor alle partijen wel van belang is om dat te doen. Dat is de
eerste vraag. Dan het tweede punt. Natuurlijk zijn partijen vrij in de
vorm die zij kiezen waarin zijn voor de lange termijn de samenwerking
vormgeven. Maar kan de minister zich er iets bij voorstellen dat je daar
met elkaar een overeenkomst over sluit op het moment dat je je tot doel
hebt gesteld om de komende jaren, in ieder geval de volgende
concessieperiode, met elkaar te gaan samenwerken om een aantal uren
zendtijd in te vullen?
Minister Slob:
Twee dingen. Allereerst het geld. U weet dat dat geen geoormerkt geld is
— daar hebben we al eerder met elkaar over gesproken — maar dat wij wel
vanuit het budget dat de landelijke omroepen krijgen geld beschikbaar
hebben gesteld voor het maken van deze programma's. Als u ziet om wat
voor tijdsblokken dit gaat, dan weet u ook dat dat om groot geld gaat.
Dat sluit daar dus echt goed bij aan. En we laten netjes open dat men er
ook meer geld in kan steken. Als bijvoorbeeld Omroep MAX zegt "wij
willen ook graag uit onze budgetten geld beschikbaar stellen om in dit
tijdsblok mooie programma's te maken" — misschien is het op termijn
zelfs een wat groter tijdsblok — dan gaan wij natuurlijk niet zeggen
"ho, wacht even, het was gelimiteerd en dit is het dan". Ik denk dat we
dat echt goed met elkaar hebben gedaan. We hebben niet zomaar even
gezegd: ga even wat doen en haal het maar uit de bestaande budgetten.
Nee, er is gewoon extra geld bij gekomen. Dat is een.
Het tweede is dat men natuurlijk met elkaar afspraken aan het maken is.
Men gaat ook een redactieraad instellen, waarin NPO, RPO en de omroepen
gaan kijken welke programma's goed werken en welke ideeën er verder nog
zijn. Dus ook op die manier verbindt men zich aan elkaar. Dat moet wel
op basis van gelijkwaardigheid gebeuren. Dat is ook zoals men in de
afgelopen periode heeft gewerkt. Ik ga ervan uit dat men dat ook
doorzet. We zullen dat uiteraard in de gaten houden, maar omdat het op
de nationale publieke zenders wordt geplaatst, is het niet vreemd dat de
NPO daar een specifieke rol in heeft. Zo zal het moeten gaan werken.
Nogmaals, ik heb geen signalen dat dat niet gaat. Als dat wel zo is, dan
laat ik u dat uiteraard weten. Binnen die kaders kan er gewoon gewerkt
gaan worden. Men steekt er soms ook nog wat eigen geld in, wat alleen
maar toe te juichen is.
De voorzitter:
De heer Van der Molen? Nee? Dan de heer Kwint. Nee? O, dan stak u net
spontaan even uw vinger op.
Minister Slob:
Voorzitter. Dan zijn er vragen gesteld over de regionale omroepen. Men
vroeg hoe het nu zit met de ondertiteling en dergelijke, ook naar
aanleiding van de motie die GroenLinks en het CDA hebben ingediend. Daar
zijn we mee aan het werk. De eerste stap die nu gezet wordt en waaraan
gewerkt wordt, is in kaart brengen wat er eventueel nog nodig is. We
hebben afgesproken dat we als dat gereed is — ik weet niet precies
wanneer dat gaat gebeuren; misschien nog dit kalenderjaar, misschien net
over de rand heen — daarna een bestuurlijk overleg hebben om te bezien
of er op basis van die uitkomsten nog aanvullende dingen zullen moeten
gaan gebeuren. Dat wordt dus op dit moment uitgewerkt. Het is uiteraard
ook gewoon fijn als dat gebeurt.
Voorzitter. Dat wat betreft de regionale omroepen. Dan ga ik naar het
blokje nationaal. Daar zijn veel vragen over gesteld. Ik begin maar even
bij de heer El Yassini. Hij heeft vragen gesteld naar aanleiding van een
casus die hier ooit aan de orde is geweest rond Laura H. Hij vroeg: hoe
zit dat nu met de CIPO, de integriteitscommissie van de publieke omroep,
want ik heb naar de site gekeken en het lijkt wel alsof ze de laatste
anderhalf jaar niks hebben gedaan. Dat is niet de goede conclusie, denk
ik. Het is wel zo dat de site niet bijgehouden is. Ze hebben inderdaad
niet meer bijgewerkt op die site wat ze allemaal aan opdrachten,
casussen en dergelijke voor hun kap hebben genomen. Er is dus wel gewoon
doorgewerkt. Dat is een. Ik zal ze vragen om hun site bij te werken. Het
is altijd een wat modieuze term, maar in het jargon dat wij gebruiken is
dit een voorbeeld van zelfregulering. Maar ze moeten dan ook wel
transparant zijn over wat ze aan het doen zijn.
Met betrekking tot de casus van Laura H. weet u dat als je vergoedingen
geeft, dat alleen maar onkostenvergoedingen mogen zijn. Er is
vastgesteld dat dat bedrag van €400 een conforme onkostenvergoeding was
voor deze situatie. Ik hoop dat u het mij niet kwalijk neemt dat ik me
er niet in ga mengen op welke wijze dat geld wordt uitgekeerd, maar dat
is wel wat er vastgesteld is. Ik ben het ook wel met u eens dat het heel
kwetsbaar is om op deze manier naar dit soort kwesties te kijken. U ziet
wat er hier in zo'n overleg gebeurt, hoe wij erover praten. Hier is
zelfregulering wel heel erg binnen bepaalde kaders gebleven, zodanig dat
zelfs het toezicht op de zelfregulering door henzelf gebeurt.
Daar gaan we nu vanaf, want de nieuwe Mediawet zal, als die straks door
de Eerste Kamer is, ervoor gaan zorgen dat de CIPO dat niet meer zelf
doet. Zij blijven wel een taak houden in het zorgen dat dingen op orde
zijn en dat er gewerkt wordt aan de reglementen, enzovoort. Dat is ook
goed, want dat is ook gewoon een verantwoordelijkheid die je als omroep
draagt vanuit het oogpunt van good governance. Maar het toezicht op de
naleving daarvan komt bij het commissariaat te liggen. Dat was nog niet
zo. Dat gaan we nu dus wettelijk regelen. Dat heeft allereerst als
voordeel dat er dan ook onafhankelijk toezicht is op dit soort casussen.
Daarmee voorkomen wij misschien ook een beetje discussies zoals we hier
nu al een paar keer hebben gehad over deze casus. Maar het betekent ook
dat er boetes kunnen worden opgelegd als blijkt dat de zaak niet deugt.
Laten we ook voor zaken als integriteit en optreden zodra we de indruk
hebben dat dingen niet goed gaan, hopen dat de wet zo snel mogelijk ook
door de Eerste Kamer is, zodat we met echt onafhankelijk toezicht kunnen
gaan werken en ook met boetes op het moment dat zaken niet op orde
zijn.
De heer El Yassini (VVD):
De minister zegt: dat valt binnen die kaders. Dat zegt de minister over
Laura H. specifiek, over die VVV-bon van €400. Ik wil niet te lang bij
die casus stilstaan, maar ik vind het wel een absoluut voorbeeld van hoe
het dus misgaat. Trekt de minister deze conclusie op basis van onderzoek
van het ministerie of de CIPO of het Commissariaat voor de Media? Wie
heeft bepaald dat dit binnen die kaders valt? Dat is namelijk het
antwoord dat ik ook op de schriftelijke vragen heb gehad.
Minister Slob:
Zo werkt dat natuurlijk. U snapt wel dat wij niet alle bonnetjes zelf
gaan bekijken. Wij vragen aan de betrokkenen op welke wijze zij hun
eigen voorschriften hebben toegepast. Er mag niet betaald worden voor
het aanschuiven bij dergelijke programma's, alsof je bij wijze van
spreken een soort journalist bent of wat dan ook. Maar de onkosten mogen
wel worden vergoed. Dan vragen wij of de gemaakte onkosten waar in dit
geval voor betaald is, dat bedrag van €400, of dat ook echt onkosten
waren. En dan moeten wij het inderdaad doen met de antwoorden die wij
krijgen.
Dat is niet bevredigend, dat snap ik en dat is dus ook de reden waarom
wij besloten hebben — en ik ben blij dat we dat gedaan hebben — om nu
wettelijk te regelen dat er onafhankelijk toezicht komt op dit soort
zaken. Ook om te voorkomen dat we weer in dit soort discussies terecht
gaan komen. Dat is namelijk echt heel vervelend. Je denkt: waar gaat dit
over, qua bedrag, maar daar zit natuurlijk een principe achter. Er wordt
nu geregeld dat er ook echt ingegrepen kan worden indien zaken niet
conform de regels zijn waarvan wij het van belang achten dat ze helder
en transparant worden toegepast.
De heer El Yassini (VVD):
Ik schrik hier wel een beetje van. Dit is wat ik de minister hoor
zeggen. Wij hebben als ministerie gevraagd, in dit geval de omroep of de
productiemaatschappij: hebben jullie je gehouden aan de eigen regels?
Zij komen terug met: ja, dat hebben wij gedaan. Terwijl wij juist de
CIPO hadden om onderzoek te doen, naar aanleiding van de governancecode
die we hebben vastgesteld in 2018, en om daar met een advies over te
komen. Dat is niet gepubliceerd en wij weten ook niet of het er
überhaupt is gekomen. Dan zegt de minister: als zij tegen mij zeggen dat
ze zich aan het bonnetjesverhaal hebben gehouden, dan hoef ik de
bonnetjes niet te zien, want dan geloof ik ze. Tegelijkertijd stelde de
VVD schriftelijk de vraag of bepaalde kosten significant zijn gestegen,
waarop we heel cru vanuit Hilversum een leugen kregen, richting de
minister. Waarop de minister nota bene de desbetreffende spelers op het
matje heeft geroepen. "Waarom heeft u tegen het ministerie gelogen en
waarom heb ik de Kamer informatie gegeven die niet klopt?" Er was immers
een verhoging van 43% van de kosten.
Ik vind het moeilijk te rijmen dat we, als we dit weten, toch nog steeds
vragen aan omroepen of productiemaatschappijen of zij zich houden aan
hun eigen regels. "Ja? Oké. Wat goed", en dan gaan we gewoon door. Ik
snap dat dat nu feitelijk veranderd wordt, maar dit is wel een situatie
die eigenlijk de mentaliteit weergeeft van wat er misgaat in Hilversum.
Kan de minister aangeven waarom de CIPO en het Commissariaat voor de
Media hier het afgelopen jaar niet in zijn gedoken? Goed dat het
veranderd wordt, maar dit is nog wel een oude zweer die nog open en
kloppend is.
Minister Slob:
We hebben ezels gehad en zalven, en nu zitten we bij de zweren. Die kun
je, denk ik, zalven. Even heel strak: ik denk dat we moeten oppassen. We
moeten niet doen alsof daar van alles misgaat. Dat wil niet zeggen dat
alles goed gaat. Wij hebben het niet rechtstreeks aan de omroep
gevraagd. Dat hebben we natuurlijk via de CIPO gedaan, want dat is hun
taak, daar heeft u gelijk in. We hebben aan de CIPO gevraagd om nog een
keer heel concreet te kijken bij de desbetreffende omroep wat hier nu
gebeurd is en dit is de terugrapportage die wij gekregen hebben. Ik heb
u aangegeven dat wij het ook niet bevredigend vinden om op deze manier
te werken, met betrekking tot het toezicht. Dat zou onafhankelijker
moeten. Dat hebben we nu gewoon in de wet geregeld en als die straks
ingaat — en met "straks" bedoel ik liefst zo snel mogelijk — dan wordt
dit van kracht. Dat is fijn.
Dat geldt overigens ook voor uw andere vraag over de jaarlijkse
vragenlijsten. Ook dat gebeurt. Ook dat is iets wat in het kader van
zelfregulering plaatsvindt onder toezicht van de CIPO. Ook daar zal het
Commissariaat voor de Media straks op kunnen toezien, omdat het toezicht
onafhankelijk gaat worden. Ik heb geen signalen dat dat allemaal niet
goed gaat, maar het is wel fijn als je het onafhankelijk toezicht gewoon
goed geregeld hebt. Op die manier gaan we daar dus mee om.
Dan uw vraag over winst van derden, in het kader van het
dienstbaarheidsverbod. Er mag winst gemaakt worden, maar geen "meer dan
normale winst", zoals er officieel in de regel staat. Er is een
duidelijke praktijkhandreiking gemaakt voor hoe dat toegepast moet
worden. Die is transparant, staat op sites en die mag men daarbij
gebruiken.
Voorzitter. Door de heer El Yassini en anderen zijn vragen gesteld over
het rapport van de Algemene Rekenkamer. Ik geloof dat het "Zicht op
Hilversum" heet. Hilversum in beeld is de officiële titel, met nog een
ondertitel erbij. De heer Bosma dacht dat we daar helemaal niet over
gesproken hadden. We hebben er allereerst een vrij uitgebreide
schriftelijke ronde over gehad. Die was al in september. Ik heb trouwens
over dat rapport gelijk al een eerste reactie gegeven, want zo werkt
dat. Een deel van het rapport konden we goed volgen, maar dat gold niet
voor alles. Volgens mij heeft de Algemene Rekenkamer iets over het hoofd
gezien, met name bij het deel rond de onafhankelijke producenten. Dat
heb ik ook in het wetgevingsoverleg uitgelegd. Maar dat mag. Dat kun je
uitwisselen met elkaar, met alle respect voor de posities die we hebben.
Daarnaast is het ook geagendeerd geweest bij het wetgevingsoverleg dat
we recent hebben gehad. U heeft dus al allerlei mogelijkheden gehad om
erover te spreken, zowel schriftelijk als mondeling. Sommigen hebben
daar ook gebruik van gemaakt.
De heer El Yassini wil graag op programmaniveau informatie hebben. De
VVD wil dat. Uw voorgangers waren daar ook altijd heel duidelijk in. U
bent de derde in deze kabinetsperiode die daar aandacht voor vraagt. Dat
is heel consistent. Ik heb de indruk dat u goed begrijpt dat het niet zo
verstandig is om dat allemaal publiek onderwerp van discussie te laten
zijn, al zou u dat misschien willen. We hebben wel geregeld dat het
commissariaat de mogelijkheid heeft om deze informatie op te vragen.
Mede in het rapport van de Algemene Rekenkamer is nog een keer extra
benadrukt dat men dat te weinig heeft gedaan. Op basis daarvan kunnen ze
in het kader van het toezicht dat ze hebben, stappen zetten als dat
nodig is. U vroeg net: kan het Commissariaat voor de Media dat? Ja, dat
kan het. Vanuit het rapport van de Algemene Rekenkamer kwam ook de
dringende oproep om dat in de praktijk te doen.
Voorzitter. Een aantal van u heeft gesproken over NLZIET, ook weer op
basis van signalen. Dat is altijd mooi. De signalen die ik heb, gaan
puur over de content die je op NLZIET terugvindt. Als u dat gaat
beoordelen, zult u zien dat de meeste content bij de publieke omroep
vandaan komt. Er wordt dus ook ten aanzien van de content goed
meegewerkt met NLZIET. Kijk nogmaals naar de content die je daar kunt
vinden. Het overgrote deel komt bij de publieke omroep vandaan. Dat is
een.
Het tweede is dat de NPO zelf NPO Start en NPO Plus heeft. Maar dat
hebben de anderen ook. RTL heeft RTL XL. Dat is de terugkijkdienst. Ze
hebben ook Videoland. Talpa heeft KIJK. Iedereen heeft zijn eigen dienst
en dat mag. Waar het om gaat, is: is er beweging bij NLZIET en werkt de
publieke omroep daar ook goed aan mee? Nogmaals, kijk gewoon even naar
wat er wordt geplaatst. Het overgrote deel komt bij de publieke oproep
vandaan. De meeste content is van hen. Ik blijf dat natuurlijk volgen.
Ik weet dat er soms discussie is. Als je iets gekeken hebt, wat mag daar
dan nog voor boodschap achteraan komen, met doorklikken en al dat soort
dingen? Zullen we dat gewoon even bij hen laten? Er zijn best wat
verschillen tussen hoe je daar vanuit commercieel oogpunt naar kijkt en
hoe je daar met een meer publieke opdracht naar kijkt. Ik vind het niet
zo heel erg vreemd dat er wat verschillen zijn, gezien de verschillende
posities. Ik wil het beoordelen op wat er uiteindelijk op terug te zien
is. Dan zien we gewoon dat dat goed gaat. Wie weet gaat dat ook weer
verder groeien de komende tijd.
De NPO is zelf wel bezig om zijn eigen NPO Start en NPO Plus verder door
te ontwikkelen, zeg ik tegen mevrouw Westerveld, die er nu niet is. Dat
is natuurlijk belangrijk. Wat best interessant is, is dat er met name
gekeken wordt of er bij NPO Start ook previews kunnen worden geplaatst.
Dat kan nu nog niet, want het is een terugkijkdienst. Als je previews
gaat plaatsen, wat bij NPO Plus dus wel gebeurt, dan is het geen
terugkijkdienst meer, dus dan mag het niet conform de afspraken die we
hebben gemaakt. Men is aan het kijken of dat nu ook bij NPO Start kan
gebeuren. Dan is dat voor iedereen gratis toegankelijk. Wij wachten nog
even op een concrete aanvraag van de NPO daarvoor. Die zal misschien nog
dit kalenderjaar komen, maar anders wordt dat begin volgend
kalenderjaar. Als het maar even kan, zullen we daar gewoon aan
meewerken, want het is dan ook breder toegankelijk. Dat is alleen maar
aan te bevelen, vanuit de publieke ogen waarmee we daarnaar
kijken.
We hebben ook gezien dat de wijze waarop NPO Plus functioneert
marktconform is. Ze vragen gewoon het geld dat nodig is om de makers te
betalen als er langer dan een week content van hen beschikbaar is, zodat
ze daar gewoon voor betaald krijgen. Daar komt dat bedrag van die kleine
drie euro uit voort dat je daarvoor moet betalen. Dat is overigens vele
malen minder dan wat je betaalt als je een abonnement bij NLZIET zou
willen hebben. Dan betaal je namelijk een kleine acht euro. Maar daar
wordt dus niet aan verdiend. Dat is puur, alleen om makers daarvoor te
betalen. Ik denk dat niemand er bezwaar tegen heeft dat dat op die
manier gebeurt.
Voorzitter. Er zijn ook vragen gesteld over de prestatieafspraken. Hoe
gaat dat nu verder? Ik heb u dat al een keer eerder uitgelegd. Het
concessiebeleidsplan ligt er nu. U heeft dat allemaal kunnen zien, want
het is netjes op de site geplaatst. Ik ga nu eerst de adviezen ophalen.
De Raad voor Cultuur en het Commissariaat voor de Media moeten daarnaar
kijken. Als ik die adviezen heb, is de volgende stap dat ik gericht ga
kijken welke afspraken, welke prestatieafspraken, ik met de NPO ga
maken. Die worden uiteraard aan u gecommuniceerd. Het is eigenlijk zelfs
nog een beetje tripartiet, omdat ook het Commissariaat voor de Media
daarnaar moet kijken. Dat kijkt vooral naar de uitvoering daarvan en het
toezicht daarop. Maar dat is een kleiner rolletje. Het zal dan vooral
tussen de NPO en mij in mijn verantwoordelijkheid als minister voor
Media gaan.
Het spreekt voor zich dat ik de afspraken die we de afgelopen periode
hebben gehad, ook daarbij zal betrekken. Ik kijk ook gericht naar wat
wij vanuit onze visiebrief aan belangrijke onderwerpen hebben
geagendeerd, ook voor een nieuwe concessieperiode.
Het spreekt voor mij ook voor zich dat ik ook zal praten over jongeren.
De vraag is wel of we alles tot en met geldbedragen aan toe moeten gaan
vastleggen. Als we daaraan gaan beginnen, gaan we echt een Rubicon over.
Ik zou u willen waarschuwen om dat niet te gaan doen, want dan wordt het
wel een heel star en log iets, wat ook haast niet meer werkbaar is. Dan
vergeten we altijd weer partijen. Enige flexibiliteit moet hier wel in
zitten, maar ik zal uiteraard ook heel concreet met jongeren spreken.
Met name in het debatje in de eerste termijn met mevrouw Westerveld zag
u al allerlei vragen ontstaan. Waar zitten die jongeren? Waar gaan we ze
opzoeken? Hoe gaan we ze opzoeken? Dan weten we ook dat er nog steeds
lineair door jongeren gekeken wordt. U weet dat het derde net ook zo
blijft bestaan zoals het in de afgelopen periode is geweest, dus ook
echt wel als een net waar jongeren naartoe kunnen gaan. Er zijn ook geen
plannen om dat net de komende concessieperiode om zeep te helpen, maar
we zullen ze ook op andere plekken moeten gaan opzoeken. Dan is het
logisch dat men ook flexibiliteit gaat krijgen om ook online het een en
ander te gaan doen. Ik zal u uiteraard daarover rapporteren. Ik denk dat
dat zich allemaal zal moeten gaan voltrekken in het eerste kwartaal, in
Q1 van 2021, maar ik moet eerst de adviezen afwachten.
Voorzitter. Dan de toegankelijkheid in relatie tot crisissituaties. Als
er persconferenties zijn, dan moet voor iedereen duidelijk zijn welke
boodschappen worden uitgezonden. Op dat vlak hebben we in deze
kabinetsperiode inderdaad al enorme stappen gezet. De heer Van der Molen
gaf mij daar credit voor, maar mag ik die met u delen? Want er waren ook
allerlei initiatieven vanuit de Kamer, tot en met amendementen toe. Dat
heb ik ook toegejuicht. Ik ben dus ook zelf blij dat we dat gedaan
hebben. Ik weet dat de NPO in gesprek is met de NCTV om te kijken wat in
het kader van crisiscommunicatie nog aanvullend nodig is. We hebben u in
maart gerapporteerd over een stappenplan. Dat kan natuurlijk niet
allemaal in één keer. Die informatie heeft u al ontvangen. Op dit moment
wordt daar ook gewoon conform dat stappenplan aan gewerkt. We hebben dus
mooie vervolgstappen gemaakt op basis van de stand van zaken in de
vorige periode. En wie weet wat daar de komende periode nog verder aan
toegevoegd gaat worden. Daar gaan we heel gericht naar kijken.
De heer Sneller heeft de vinger gelegd bij het rapport over de
distributievergoeding dat ik naar uw Kamer heb gestuurd, en bij wat hij
in het concessiebeleidsplan heeft gelezen. Heel scherp. U heeft ook in
het rapport gelezen dat het niet zo is dat men denkt dat het helemaal
klaar is of dat het evenwicht tussen de verschillende belangen door de
gemaakt afspraken nu zo'n beetje is bereikt. Ook in het rapport ziet men
nog wel enige ruimte, maar men zegt dat er bij dit onderwerp geen sprake
is van marktfalen. Wij denken dat het zelfs nog weleens negatief zou
kunnen uitwerken als je het nu wel allemaal strak gaat vastleggen, ook
weer gelet op de flexibiliteit die je nodig hebt als je misschien nog
aanvullend dingen zou willen doen. Ik snap heel goed dat de NPO in een
concessiebeleidsplan al eventjes een signaaltje geeft: wij zien ook dat
er nog wel wat ruimte is en daar gaan we mee aan de slag. Over onze
schouders terugkijkend naar de afgelopen periode zie ik dat men daar ook
best een aantal keren stappen toe heeft gezet, ook in financiële zin.
Nou, dat is, denk ik, even de stand van zaken rond de
distributievergoeding.
Over het Actieplan Cultuur heeft met name mijn collega Ingrid van
Engelshoven met de NPO afspraken gemaakt, uiteraard met mijn medeweten.
Ik vond het ook prima dat men dat deed. Dat in tegenstelling tot de heer
Bosma, maar goed, dat snap ik ook wel bezien vanuit zijn positie. Al zie
ik, eerlijk gezegd, bij de PVV af en toe toch best wel wat waardering
voor de publieke omroep. De vorige keer kon ik u melden dat ik zag dat
de heer Wilders bij WNL aan tafel zat. Ik zag hem pas geleden ook in een
spotje van een omroep die heel graag deel wil gaan uitmaken van de
publieke omroep. Ik heb de indruk dat er misschien toch iets aan het
groeien is. Wie weet. Maar volgens mij zijn de afspraken nu om dit
onderwerp verder uit te werken en daarvoor een x-aantal uren in te
zetten. Ziggo werkt volgens mij ook mee aan een themakanaal. Het is de
bedoeling dat de makers daar ook echt van gaan profiteren en dat het
geld op een goede manier ook hun kant uitgaat.
Als u het mij niet kwalijk neemt, laat ik de communicatie voor de rest
even aan mijn collega, ook als u daar vragen over heeft. Volgens mij is
het vorige week al redelijk uitvoerig besproken in het WGO Cultuur. Maar
dit zijn mooie, aanvullende dingen. Er zit natuurlijk zo veel
creativiteit in deze sector, ook regionaal, zo zeg ik tegen de heer Van
der Molen. Men moet gewoon met elkaar kijken of men eruit kan komen wat
men gaat doen. Dit is een mooi extra iets in deze tijd van corona,
waarin nog steeds heel veel mensen via de buis hun vermaak, maar ook hun
ontwikkeling zoeken, want het is niet alleen maar vermaak. Ook op deze
wijze kan men extra bediend worden. Ik weet zeker dat daar een markt
voor zal zijn.
De voorzitter:
De heer Kwint heeft daar een vraag over.
De heer Kwint (SP):
Ik weet niet of de minister hiermee het hele blokje cultuur op tv wilde
afsluiten.
Minister Slob:
Eigenlijk wel, ja. Ja. Dat lijkt me wel een strak antwoord.
De heer Kwint (SP):
Laten we dat nog even niet doen. Dat was zeker strak, incompleet ook.
Het gaat mij om het volgende. Als op de publieke omroep ruimte wordt
gecreëerd voor meer aandacht voor kunst en cultuur, dan vind ik wel dat
wij de taak hebben om te controleren of dat geld goed wordt uitgegeven.
Het lijkt mij bijvoorbeeld een goed idee om ervoor te zorgen dat de Fair
Practice Code daarop in ieder geval van toepassing is. Ik heb er met
deze minister al vaker een discussie over gehad, ook vóór corona, dat
wij van de publieke omroep mogen verwachten dat artiesten die op
televisie hun kunsten mogen vertonen, daar fatsoenlijk voor
gecompenseerd worden. Als wij als overheid zeggen dat de Fair Practice
Code van belang is, als wij zeggen dat wij het van belang vinden dat
breder in de samenleving uitgedragen wordt dat je als artiest niet kunt
leven van erkenning en exposure, dan hoort daarbij dat onze publieke
omroep daarin het voortouw neemt en, steunpakket of niet, mensen
fatsoenlijk betaalt als zij kunstuitingen op televisie vertonen.
Minister Slob:
Voor zover mij bekend is de Fair Practice Code die voor cultuur geldt,
hierop ook van toepassing. Het gaat om cultuurcontent die aangeboden
wordt. Voor de publieke omroep hebben we hem even op maat gemaakt, maar
we hebben de inspiratie daarvoor gehaald uit de eerste stappen die
daarin zijn gezet voor de cultuur. U weet dat er ook heel veel overlap
zit tussen beide sectoren. Regisseurs en degenen die de camera's
bedienen en noem maar op werken vaak op dat hele brede terrein. Dus dat
is hier ook aan de orde. Dat is wat ik erover weet, en volgens mij klopt
dat. Mocht het anders zijn, dan laat ik het u weten. We willen inderdaad
dat er gewoon een eerlijke prijs wordt betaald voor dergelijke mooie
cultuurproducten.
Dan heeft de heer El Yassini een vraag gesteld over Taghi. Heeft hij wel
of niet geld ontvangen? In de ontwikkelfase is een bedrag van €41.000
gegaan naar een productiebedrijf, dat een wat bredere aanvraag had
gedaan. Het heette: project nieuwe penoze. Voor die ontwikkelfase heeft
men geld gekregen. Daarna is er bij het stimuleringsfonds een aanvraag
gedaan voor een vervolg en die is afgewezen. Dat gebeurt weleens vaker.
Men denkt aanvankelijk dat er wel iets in een bepaald concept of project
zit. Dan wordt een beperkt bedrag toegekend om het verder te
ontwikkelen. Als men de volgende stap wil zetten, wordt er veel steviger
gekeken of het echt de diepgang en inhoud heeft die we met elkaar voor
ogen hebben en of het aansluit bij de criteria die het stimuleringsfonds
hanteert om aanvragen wel of niet te honoreren. Dat is hier dus gewoon
niet gebeurd. Na een voorzichtige start is het niet verder met geld uit
het Stimuleringsfonds Creatieve Industrie of het Nederlands Filmfonds
voortgezet.
Dit waren de vragen die ik over het blok nationaal had.
De voorzitter:
De heer El Yassini heeft er nog een vraag over.
De heer El Yassini (VVD):
De minister had het over Taghi, maar dit gaat natuurlijk over de
hoofdverdachte in het liquidatieproces Delano R. aka Keylow, zoals het
in rapperstaal heet.
Minister Slob:
Maar het is het liquidatieproces Taghi.
De heer El Yassini (VVD):
Dat klopt, maar het gaat specifiek over één persoon. Goed dat dit even
wordt uitgelegd, ook voor de buitenwereld. Ik heb de minister gevraagd
om te voorkomen dat criminelen en verdachten die in een proces zitten,
die de rechtsstaat ondermijnen en liquidaties uitvoeren, via bepaalde
fondsen subsidies ontvangen. Wij moeten niet volledig in censuur of
vrijheidsbeperking terechtkomen, maar wij moeten serieus bekijken wat er
met het geld gebeurt. We moeten voorkomen dat we onbedoeld criminelen of
verdachten van liquidaties via bepaalde kanalen subsidiëren. Kan de
minister dat voor de toekomst bezien?
Minister Slob:
Het ging, om even heel concreet te zijn, om VICELAND. Dat is een
productiebureau waar een regisseur, niet zijnde de personen die u noemt,
aan verbonden is. Die heeft gewoon een bepaald format gemaakt en
gevraagd: kan ik geld krijgen om dat verder te ontwikkelen? Daar is die
persoon mee aan de slag gegaan. Daarna is het, zoals ik net aangaf, niet
meer verder gekomen. Men heeft gewoon criteria op basis waarvan men
kijkt naar voorgelegde formats. Die krijgen al dan niet steun om verdere
stappen in te zetten. Ik wil best nog een keer heel concreet kijken of
hier dan mogelijkerwijs iets doorheen geslipt is. Ik heb echt niet die
indruk. Het is gewoon helemaal ordentelijk gegaan en het is ook weer
gestopt omdat het niet voldoende body had om vanuit het ontwikkelfonds
of het Filmfonds geld te krijgen.
De heer El Yassini (VVD):
Ja, het is fijn als de minister daar nog even naar kan kijken. Ik kan
mij voorstellen dat er voorwaarden zitten aan subsidieaanvragen. Ik
vraag mij af of daar ook de voorwaarde bij zit dat je niet zomaar mag
meegaan met een productiebedrijf dat is opgericht door iemand die op dit
moment … Ik ben heel benieuwd wat de minister ervan vindt om
bijvoorbeeld bepaalde subsidievoorwaarden te stellen. Nogmaals, ik ben
heel erg bang dat criminelen zogenaamde productiemaatschappijen
oprichten om de boel leeg te trekken. Dat zou echt zonde van het geld
zijn. Ik vraag de minister om hierbij mee te denken.
Minister Slob:
Als criminelen iets gaan doen, dan hebben we ook andere instanties in
dit land om daar toezicht op te houden, bijvoorbeeld als het gaat om
witwassen of om dekmantels. Ik zal nog even naar deze specifieke casus
kijken. Mocht de informatie anders zijn dan ik gezegd heb — ik heb geen
reden om dat te veronderstellen — dan laat ik u dat weten.
Voorzitter. Dan de arbeidsmarkt. Ere wie ere toekomt. Met name mevrouw
Van den Hul, maar ook anderen, hebben daar in de afgelopen jaren
aandacht voor gevraagd. Ik vond het zelf ook belangrijk om daar steviger
in te stappen dan we misschien in de eerste twee jaar gedaan hebben. Ik
heb vorig jaar, toen mevrouw Van den Hul overigens werd vervangen door
haar fractievoorzitter, toegezegd dat ik gesprekken zou gaan voeren met
allerlei partijen om ook nog eens even wat meer de vinger te krijgen
achter een gevoel van onvrede of het wel allemaal wel goed ging in die
mediasector. Ik denk aan hoe men met het personeel omgaat, hoe er
beloond wordt enzovoort.
Ik heb er toen ook bij gezegd en ik hecht eraan om dat nog een keer te
zeggen dat afspraken over de arbeidsvoorwaarden een zelfstandige
verantwoordelijkheid is die de sociale partners met elkaar dragen.
Natuurlijk draag ik ook een verantwoordelijkheid voor wat er in die
mediasector gebeurt, natuurlijk wil ik alles wat ik kan bijdragen aan
goede arbeidsverhoudingen, maar ik heb daar geen plek aan tafel. Ik
beoog ook niet een plek daar te gaan innemen. Als ik dat zou willen,
moeten we onze wet- en regelgeving veranderen. Mevrouw Van den Hul was
daar niet voor en het is ook niet wat ik beoog. Het lijkt me goed om dat
toch even met elkaar gewisseld te hebben, want soms lijkt het er een
beetje in te sluipen: regel het even, u bent toch minister? Ook in de
onderwijssector maak ik dat mee. Door de decentralisatie zit de
rijksoverheid ook daar niet aan tafel als er afspraken worden
gemaakt.
In de vrij uitgebreide brief die ik u gestuurd heb, ga ik verder dan
alleen maar analyseren, zeg ik in de richting van de heer Kwint. Ik heb
gezegd dat de ontwikkelingen op de arbeidsmarkt in de mediasector niet
op zichzelf staan. Als je breder kijkt naar de discussies over
arbeidsverhoudingen, over de ontwikkelingen op de arbeidsmarkt, dan zien
je heel veel parallellen, niet alleen met de creatieve sector, die als
eerste in beeld komt, maar ook met wat er op nationaal niveau gebeurt,
waar mijn collega van Sociale Zaken en Werkgelegenheid ook in deze
kabinetsperiode stevig mee bezig is geweest, ook als het gaat om de
verhouding tussen vaste banen en flex. U weet dat dat ook in een vorige
kabinetsperiode aan de orde is geweest. Daar heeft dit kabinet, zeg ik
vanuit mijn politieke visie gezien, wat in kunnen bijsturen. Er is ook
een vrij groot onderzoek geweest. De commissie-Borstlap heeft een
rapport opgeleverd. De minister van SZW heeft daar nog niet zo lang
geleden een heel uitgebreide kabinetsappreciatie bij gegeven. Een deel
wordt al opgepakt. Van een ander deel wordt gezegd dat het in deze
kabinetsperiode niet meer gaat lukken. Volgende stappen zullen in een
volgend kabinet moeten worden gemaakt. Dat is ook weer onderdeel van
politieke besluitvorming. Hoe je hiertegen aankijkt, zien we in de Kamer
bij alle debatten, hangt heel erg af van je politieke kleur. Ik heb
vanuit mijn positie — dan ben ik weer terug bij Media — wel geprobeerd
om samen met mijn ambtenaren mijn rol te pakken en te stimuleren dat men
verdere stappen ging zetten. Met name waren we redelijk allergisch
geworden voor payrollconstructies. Op nationaal niveau weten we wat de
stand van zaken is. Regionaal is ook de insteek dat het afgebouwd gaat
worden. Daar komt het nog ietsje meer voor, maar ook daar is de route
die we aan het bewandelen zijn dat we er gewoon van af moeten. De inzet
is: gelijk loon voor gelijk werk op dezelfde plek. Die zin heeft u ook
in de brief kunnen terugvinden.
Wij hebben gestimuleerd dat de Fair Practice Code er is gekomen, ook
voor de mediasector. Daar hebben we het al over gehad bij de behandeling
van de Mediawet. Dat is wel even een moment. Hij is ook door iedereen
gesteund, dus ook door de FNV, die als het om de cao gaat meer had
gewild en daarom tegen was. Volgens mij heeft de FNV ook wel erkend dat
er in de cao grote stappen zijn gezet, maar dat is een beetje de wijze
waarop de FNV op dit moment met cao's omgaat, dus dat moeten we maar
respecteren. Maar de Fair Practice Code is door iedereen ondersteund en
gaat ook gewoon, als deze toegepast gaat worden, zijn uitwerking in de
praktijk hebben. Wat ons betreft mag dat breder dan alleen maar waar wij
over praten, namelijk de publieke, door de overheid gefinancierde
omroepen.
We hebben nog iets anders geconstateerd. Dat is nog even weer een
bruggetje naar het Algemene Rekenkamerrapport. We hebben er in deze
kabinetsperiode ook afspraken over gemaakt dat we willen dat het anders
gaat: nu is geld leidend, ook als het gaat om de programmering, maar dat
willen we omdraaien. Niet geld op schema, nee, we willen content first.
We willen dat er veel meer vanuit de content wordt geredeneerd en er dan
wordt gekeken waar we het gaan plaatsen. We hebben gezien — de Algemene
Rekenkamer heeft daar de vinger bij gelegd — dat juist het
geldopschemaverhaal zorgt voor onzekerheid over de inkomsten die de
omroepen krijgen. Ze hebben een garantiebudget, maar daarnaast moeten ze
toch echt afwachten wat er eventueel nog aanvullend wordt toegepast, op
basis van wat er gehonoreerd wordt van de voorstellen die ze doen. Dat
zorgt voor een stuk onzekerheid over of men wel al het geld krijgt dat
men graag zou willen hebben. Dat zorgt er, doorvertaald naar hoe je met
je personeel omgaat, voor dat men niet voor bij wijze van spreken
honderd procent met vast personeel wil zitten. Stel dat je denkt dat het
wat wordt met bepaalde formats, bijvoorbeeld het format waarover we het
net hadden, en het ergens, waarschijnlijk terecht, toch strandt. Dan zit
je met personeel dat je niet kan inzetten. Er zit dus in het systeem van
financiering iets ingebakken waar we niet een-twee-drie, gelijk van af
zijn. In de volgende concessieperiode gaan we daar wel de eerste stappen
in zetten. Dat heb ik ook uitgelegd bij de behandeling van de Mediawet;
dat ga ik hier niet allemaal herhalen. Het zal best nog wel een tijdje
gaan duren. Het is echt een systeemwijziging, ook in hoe je daarmee
omgaat en hoe dat uiteindelijk zal gaan doorwerken in de wijze waarop
het voor personeel misschien voor meer zekerheid gaat zorgen, waardoor
er weer meer vast personeel kan worden aangenomen.
Wat nu belangrijk is ...
De voorzitter:
Voordat u verdergaat, heeft mevrouw Van den Hul een vraag.
Minister Slob:
Ik wilde net haar moties erbij gaan betrekken. Misschien mag ik dat nog
even doen.
De voorzitter:
Ja.
Minister Slob:
In de moties van mevrouw Van den Hul, ingediend bij het
wetgevingsoverleg, klinkt precies door waar de onvrede zit: er kan toch
wel meer vast personeel worden aangenomen? Dat er dan ook nog wel een
deel flex is, bijvoorbeeld als het om de makers gaat, heeft u in feite
in een van die moties ook al gewoon gehonoreerd. Het is overigens een
sector waarin mensen vaak de handen een beetje vrij willen hebben, maar
ze willen ook wel gewoon eerlijk betaald worden. Ik weet dat in de cao
is afgesproken dat allereerst de zzp'ers gewoon een goede beloning
moeten gaan krijgen. Dan doel ik op die 150% op basis van de cao. Dat is
gewoon een fantastisch mooie afspraak. Die gaat straks ook gewoon
praktijk worden. Dat is een. Het tweede is dat men ook heeft
afgesproken, ook als het om de makers gaat, dat men in het voorjaar nog
een keer specifiek om tafel wil gaan zitten. Er is nu al gewoon een
afspraak rond percentages. Ik dacht 80-20. Dat is ook gewoon wat er in
de oude cao is afgesproken. Als de ondernemingsraad ermee instemt, mag
dat 60-40 zijn. Maar men wil weer nieuwe afspraken gaan maken. Ik kan me
zo voorstellen dat dat niet een verslechtering van de huidige afspraken
zal zijn. Men heeft gewoon afgesproken: daar gaan we mee aan het werk.
Dat geldt ook met betrekking tot het inschakelen van productiebedrijven:
zorg dan dat zij ook gewoon de Fair Practice Code hanteren. Er moet ook
een beroepsmogelijkheid zijn, ook bij zo'n klachtencommissie.
Kortom, al die vragen die in uw motie zitten, zijn primair
verantwoordelijkheden die men heeft, waar ik in die zin niet in mag
treden dat het uiteindelijk aan hun goed werkgeverschap is om dat te
doen. Maar ik ben bereid om met uw moties onder de arm wel met hen in
gesprek te gaan en hen ook te verzoeken om binnen de mogelijkheden die
er zijn daar ook verdere vervolgafspraken over te maken. Dat moet ik dan
voor een bepaald deel ook loslaten, want wij kunnen dat niet allemaal
afdwingen. Dat vraagt echt een andere positie van ons dan we nu hebben.
Maar ik zal dan uiteraard aan u rapporteren over de uitkomsten daarvan.
Ik ga ervan uit dat ik dat gewoon in het voorjaar zal kunnen doen, op
het moment dat wij ook nog weer onze verdere gesprekken zullen hebben
over we omgaan met prestatieafspraken enzovoort. Het is niet zo eigen om
dit daarin op te nemen, maar ik wil wel kijken of ik tot meer hardheid
kan komen in de afspraken, ook met betrekking tot deze onderwerpen, dan
tot nu toe het geval is geweest.
Dan hebben we het overigens wel gewoon over de publieke omroep, dus de
mensen die bij publiekgefinancierde omroepen werkzaam zijn. Ik weet dat
de NVJ zou willen dat ik het hele medialandschap bestrijk en daar alles
even afspreek. In alle redelijkheid is dat gewoon een niet-redelijk
verzoek. Ik weet wel dat er nu zulke prachtige documenten liggen, ook
rond de Fair Practice Code, die daar ook toegepast kunnen worden, dat ik
zou zeggen: "Mensen, pak met elkaar nou gewoon die handschoen op en zet
die volgende stappen. We hebben nu echt stappen gezet in deze
kabinetsperiode. Kijk naar de Fair Practice Code. Kijk naar de cao die
er nu ligt. Kijk nu of je ook nog weer verdere vervolgstappen kunt
zetten. Wacht niet op morgen als het vandaag zou kunnen." Dat is
eigenlijk een beetje de boodschap die ik ook in hun richting heb. Dan
zal ik u daarover informeren.
Voorzitter. Tot zover met betrekking tot de drie moties die mevrouw Van
den Hul heeft ingediend. Ik ga nu iets verder dan in de brief, zoals u
wel opgemerkt zult hebben, omdat ik het ook wel snap. Alleen, u moet
mijn positie ook begrijpen. Het is echt een beetje laveren, maar laten
we eens kijken waar we dan uit gaan komen.
Mevrouw Van den Hul (PvdA):
Ik stel het op prijs dat de minister een stap verdergaat dan in de
brief. Overigens is er 75-25 afgesproken. Met instemming van de or kan
er verschoven worden naar 60-40. Dat zeg ik nog heel even ter
aanvulling.
Ik snap wat de minister zegt. Toch snap ik ook heel goed wat die
medewerkers van de petitie zeggen die we hier vorige week hadden. Zij
zeggen: wij zitten klem, want aan de ene kant wijzen de werkgevers naar
de minister, en de minister wijst naar de werkgevers. Ondertussen zitten
zij in het midden en wordt hun situatie er niet beter op. Ik hoop dus
heel erg dat de minister het met ons eens is dat die werknemers
eigenlijk net zo cruciaal zijn voor de kwaliteit van ons mediabestel als
de financiering. Dat zijn echt de twee pijlers: er moet financiering
zijn, en de medewerkers moeten hun werk kunnen doen. Want zonder die
makers is er ook geen kwaliteit. Als we dat met elkaar vinden, moeten we
dan niet toch die stap zetten richting hardere afspraken? Ik hoorde de
minister net zeggen: in het voorjaar komen we weer te spreken over
kwaliteitsafspraken. Moeten we dan niet nu gewoon met elkaar afspreken:
als de minister in de tussentijd met die gesprekken er niet in slaagt om
daar beweging in te krijgen, dan gaan we toch op zoek naar een stok
achter de deur? Dan blijven we dit gesprek niet voeren, want dit duurt
al best wel lang.
Minister Slob:
We moeten er inderdaad voor oppassen — ik reageer even op de eerste
woorden die u aangaf — dat de mensen waar het uiteindelijk om gaat niet
een beetje van het kastje naar de muur worden gestuurd. Ik vind dat ook
niet fair als het gaat om werkgevers, want die hebben daar gewoon
primair een verantwoordelijkheid in. Maar die moeten ze in samenspraak
met de vertegenwoordigers van de werknemers nemen. Die zitten met elkaar
om tafel. Als werknemers zich dus onvoldoende vertegenwoordigd voelen
door hun vertegenwoordigers, is dat natuurlijk ook een vervelende
situatie. Vanuit mijn positie sluit ik niet dergelijke cao's af. Wij
maken die afspraken niet. Die moeten in dat verband van werkgevers- en
werknemersvertegenwoordigers gemaakt worden. Maar wij kunnen daar wel op
aandringen, zoals we dat de afgelopen periode ook hebben gedaan en wat
ook effect heeft gehad. Maar nogmaals, dat is wel balanceren op een dun
koord, omdat wij niet over alles gaan waar zij over moeten besluiten.
Over de positie van de werkgevers heb ik aangegeven dat ik vind dat zij
ook moeten doorpakken waar dat kan, maar ik snap ook een beetje hun
onzekerheid. Die heeft gewoon te maken met het feit dat de financiering
van de publieke omroep nu zo is ingericht dat dat een bepaalde
onzekerheid daar ook inherent aan is. Daar moeten zij weer mee dealen
als het gaat om hoe ze dan met hun personeel omgaan. Daar kunnen we pas
echt doorheen gaan breken als we op dat punt verdere slagen hebben
gemaakt. Dat gaat nog niet een-twee-drie gebeuren. Dat kost echt nog wel
even tijd. Dat is dus wel een complicerende factor. In dat krachtenveld
ga ik kijken hoever we kunnen komen.
Als het overigens gaat om de uitzendbureaus, lag er ook nog een motie
hier in de Kamer van mevrouw Tielen. Die heeft het breder getrokken dan
alleen maar kijken naar de positie van de uitzendbureaus als het gaat om
wat er in de media gebeurt. Zij heeft daarover volgens mij een motie
ingediend. Zij vindt dat er betere kwaliteitseisen moeten komen en dat
er een keurmerk moet komen, het SNA-keurmerk en dergelijke. Ook op die
manier wordt dat al wat breder opgepakt. Daar kunnen de media natuurlijk
ook onderdeel van zijn. Dat zeg ik met betrekking tot de derde motie die
u bij het wetgevingsoverleg had ingediend. Maar mijn toezegging is
helder: ik ga kijken hoever we hierin kunnen komen. Voor de rest loop ik
daar nu niet op vooruit. Ik rapporteer terug en dan kunt u zelf
natuurlijk ook beoordelen of u dat al dan niet voldoende vindt, maar dat
is even de situatie waarin we nu zitten.
Mevrouw Van den Hul (PvdA):
In elk geval dank voor die toezegging. En het is fijn als we daar dan in
elk geval nog voor het sluiten van deze periode een terugkoppeling van
de minister van kunnen krijgen, zodat we, als daar nog extra stappen
nodig zijn, die nog met elkaar in gang kunnen zetten voordat we een
demissionaire periode ingaan. Ik hecht er wel aan om toch nog een keer
te onderstrepen dat ik wel vind dat die positie van de makers echt een
voorwaarde is voor de kwaliteit van ons bestel. Daarin zie ik toch ook
echt een verantwoordelijkheid van de minister. We hebben ook in andere
sectoren afspraken gemaakt. Er zijn andere sectoren waarin we
voorwaarden stellen aan de manier waarop werkgevers en werknemers met
elkaar samenwerken, voorwaarden voor subsidies en aanbestedingen, en
bijvoorbeeld ook voorwaarden voor de vorm van contracten. Ik hoop dus
echt dat de minister deze aansporing ter harte neemt en dat we inderdaad
voor het voorjaar, voor het sluiten van deze periode, een terugkoppeling
kunnen krijgen. Als die niet voldoende geruststelt, denk ik toch dat we
op zoek moeten naar een stevigere stok achter die deur.
Minister Slob:
Misschien dan nog even aansluitend op wat ik al gezegd heb — ik ga het
allemaal niet herhalen — ben ik natuurlijk ook afhankelijk van de
gesprekken die tussen de vertegenwoordigers van de werkgevers en
werknemers worden gevoerd, met name als het gaat om uw eerste motie. U
heeft gelijk: het was 75-25, en als de ondernemingsraad het ermee eens
is 60-40. Die gesprekken had men volgens mij wel ietsje ruimer in de
tijd gezien in het nieuwe kalenderjaar, maar we kijken wel even waar we
uit gaan komen. Ik zorg er in ieder geval voor dat ik nog in de
missionaire tijd rapporteer over de stand van zaken. Laten we hopen dat
dat dan meer duidelijkheid gaat geven dan we op dit moment hebben, rond
de onderwerpen die u net aan de orde heeft gesteld.
Voorzitter. We hebben met betrekking tot de beloning een hele mooie stap
gezet, denk ik, als het gaat om hoe we met de bestuurders en de leden
van de raad van toezicht omgaan. Dat is toch ook wel even een vlaggetje
dat we met elkaar mogen plaatsen, want daar hebben we lang tegen
aangehikt. Nu is het zover. Dat is mooi. Nu zijn we nog verder aan het
spreken over het BPPO en de wijze waarop dat ingericht wordt. Ik heb u
in de brief aangegeven dat het wel al een soort sterfhuisconstructie is
— dat wisten we natuurlijk al — met betrekking tot presentatoren die er
nog boven zitten. We konden niet aan bestaande afspraken komen, maar je
ziet dat wel minder worden. Overigens, als het gaat om de wet en die
beloningshoogtes — de heer Van der Molen vroeg daarnaar — komt die
periode van uiterlijk zeven jaar gewoon uit de WNT. Al had ik dat anders
gewild, dit is de systematiek, die ook hier gewoon wordt
toegepast.
U weet — dat heb ik u ook duidelijk gemaakt — dat men ook voor het BPPO
strikte kaders heeft die worden toegepast op het moment dat
presentatoren ingeschaald gaan worden. Ik heb dat netjes uitgelegd in de
brief, dus ik neem aan dat dat als bekend mag worden verondersteld. De
enkele keer dat het voorkomt — op het totaal van het aantal
presentatoren is dat heel beperkt — dat een presentator ook nog een
verband heeft met een productiebedrijf waar een omroep gebruik van maakt
om bepaalde formats te maken — dat kan gaan om programma's als Over Mijn
Lijk, Lubach op zondag of Heel Holland Bakt, want dat komt allemaal uit
dat soort productiebedrijven; daar zit veel creativiteit — en ook als
presentator wordt gebruikt, wordt hij dan ook gewoon conform het BPPO
ingeschaald. Dan wordt er gekeken wat er nodig is. Er zijn er ook waar
het gewoon onderdeel is van het totale bedrag dat betaald wordt om een
format bij de publieke omroep aan boord te trekken en te zorgen dat het
ook in de uitzendschema's gaat komen. Dat is transparant. Het
Commissariaat voor de Media is ook degene die hier gericht op gaat
toezien. Zo werkt het. Maar op het totaal van het aantal presentatoren
dat er is ... Ik snap wel de vragen die er steeds zijn daarover. Het is
ook belangrijk dat het transparant gebeurt. Daar hebben we afspraken
over gemaakt, mede naar aanleiding van het rapport van de Algemene
Rekenkamer, dat aangeeft dat hier gewoon goed zicht op moet zijn. Daar
zal men ook over moeten gaan rapporteren. Dat zijn allemaal nieuwe
stappen die we nu zetten. Ik ga ervan uit dat we op die wijze weer met
elkaar verder kunnen. Zo heb ik u gerapporteerd in mijn brief.
De heer Kwint (SP):
Het centrale punt wordt elke keer niet opgelost. Zegt de minister nu dat
hij met deze aanscherping kan garanderen dat niemand die werkzaamheden
verricht voor de NPO, hetzij in loondienst hetzij via een
productiemaatschappij, meer verdient dan de WNT-norm, meer krijgt aan
belastinggeld dan de WNT-norm? Dat is namelijk het punt van discussie
geweest waar we het al een jaar of zeven, acht, negen of tien over
hebben.
Minister Slob:
Ja, het Beloningskader Presentatoren Publieke Omroep — dat is de
volledige benaming — regelt dat presentatoren nooit meer kunnen
verdienen dan de WNT-norm. Dat is een. In het BPPO staat ook dat
afspraken met buitenproducenten in overeenstemming dienen te zijn met
het BPPO. Wat we nu nieuw doen, heeft ook weer met de wet te maken die
nu bij de Eerste Kamer ligt. Daarom ben ik ook zo blij met de steun van
de SP — dat mag hier toch ook wel even gezegd worden — voor het feit dat
het toezicht op het BPPO nu ook bij het commissariaat komt te liggen.
Net zoals we dat eerder hebben besproken rond de casus Laura H., om het
maar weer even zo te noemen, en de CIPO, gaan we ook hier onafhankelijk
toezicht regelen en kan er dus ook ingegrepen worden. Dan moet men dus
ook gewoon transparant zijn. Ook als het gaat om de verslaglegging
hierover moet men helder maken hoe het loopt. Het commissariaat is de
partij die daarop toeziet en daarover rapporteert. Dat is dus wel weer
een volgende stap die we nu zetten in wat inmiddels al een dik boek aan
het worden is, maar wel een steeds dunner boek als het gaat om het
aantal mensen dat eronder valt, want dat is in de afgelopen jaren, zeker
in deze kabinetsperiode, heel hard teruggelopen.
De heer Kwint (SP):
Maar dat hangt ook samen met de overgangstermijn van de WNT, precies
zoals de minister net zelf zei. We raken ook aan die zeven jaar. Ik ben
blij dat er verscherpte afspraken gemaakt zijn, zoals ik ook in mijn
termijn zei, zeker wanneer het om bestuurders gaat. Dat vind ik alleen
maar goed. Maar wat ik niet begrijp, is dat de minister in zijn brief
schrijft "we gaan bezien of de regels aangescherpt moeten worden",
terwijl hij nu zegt: ik kan met zekerheid garanderen dat niemand meer
verdient dan de WNT-norm, ook niet via productiemaatschappijen, derden
en dergelijke. Begrijp me niet verkeerd: ik zou heel blij zijn met dat
laatste. Maar op basis van hoe het nu op papier staat, weet ik niet of
de minister de garantie kan geven die hij zojuist gaf.
Minister Slob:
Daarom is het zo belangrijk dat we nu ook de volgende stap kunnen
zetten. We hebben in de wet geregeld dat hier onafhankelijk toezicht op
gaat komen en dat er goede verslaglegging komt, ook vanuit de omroepen
die hier gebruik van maken, met betrekking tot wat ze daar aan het doen
zijn. Want het is inderdaad wel wat ergerlijk. Ik ben er in de afgelopen
jaren zelfs een paar keer voor bij het vragenuurtje geweest. Als er op
basis van signalen — want zo gaat het meestal — berichten in de media
komen, waar soms heel lang onzekerheid over is met betrekking tot de
vraag wat er wel of niet gaande is, blijft er een sfeer omheen hangen
die niet aangenaam is en die in niemands belang is, ook niet in het
belang van de betrokken omroepen, die soms met naam en toenaam in de
krant staan en zich verplicht voelen om zich te verdedigen. Het
onafhankelijk toezicht is daar dus echt heel erg belangrijk in. Die
overgangstermijn heeft te maken met de salariëring van de bestuurders en
de leden van de raad van toezicht. Het BPPO is onverkort voor iedereen
van toepassing, met uitzondering van diegenen met wie in het verleden
afspraken zijn gemaakt. Dat is langzaam aan het opdrogen, want dat
worden er steeds minder. Als u weer eens een bekende naam ziet
verdwijnen, betekent dat soms ook dat er weer een persoon vertrekt van
die oude toezeggingen. Maar dat weten we nooit helemaal precies, want
dat is in het kader van de privacy niet iets wat publiekelijk gedeeld
wordt.
Voorzitter. Dan de content van de Kijkwijzer en het kader van het
commissariaat. Dat was een vraag van de heer Van der Molen. Die hopen
dat nog dit kalenderjaar klaar te hebben, dus dat zou heel erg fijn
zijn.
Hoe werkt het met vloggers en dergelijke? Om precies te zijn heb ik daar
op 3 november mondelinge vragen over beantwoord van het lid Peters
namens het CDA. Daarin heb ik aangegeven dat het echt nog te vroeg is om
nu al te gaan denken dat iedereen dit gaat omzeilen. Daar gaan we
helemaal niet van uit. Maar we houden dat uiteraard in de gaten en mocht
dat wel het geval zijn, dan zullen we bezien wat er nog eventueel
aanvullend mogelijk is. Maar dat is niet wat wij beogen. Ik begrijp de
teleurstelling van de heer Van der Molen wel een klein beetje. Misschien
had hij nog wat nieuwere voorstellen verwacht met betrekking tot
kinderen, maar kijk even naar wat we al gedaan hebben en denk ook even
terug aan wat we tijdens dat overleg hebben afgesproken. U had allemaal
amendementen die de voortgang van de implementatie van de Mediarichtlijn
in gevaar zouden kunnen brengen. Het was ook volledig in strijd met het
principe dat het CDA altijd aan allerlei tafels uit, namelijk dat er
geen nationale kop op Europese richtlijnen mag worden gezet.
De heer Van der Molen (CDA):
Dat hangt van de richtlijn af.
Minister Slob:
Dat hangt van de richtlijn af, zegt de heer Van der Molen. Maar ik weet
niet of het CDA daar in de Eerste Kamer ook zo over denkt. Om die reden
heb ik mijn zegeningen geteld, een voor een. U kent deze spreuk, denk
ik. We gingen zulke mooie stappen zetten als het om kinderen ging dat ik
blij was met de stappen die we konden zetten. Ik heb u toen een aanbod
gedaan. Ik heb gezegd: als u de amendementen intrekt — het zijn geen
moties, dus u kon ze niet aanhouden — dan ben ik bereid om nog een keer
apart te kijken wat ik aanvullend zou kunnen doen. Dat gold ook voor een
paar dingen waar de heer Bisschop mee kwam. Tot mijn verbazing, en ook
wel een beetje tot mijn teleurstelling, werden de amendementen gewoon in
stemming gebracht en was de Kamer heel helder over wat ze ervan vond. Ik
heb wat woorden gegeven aan hoe mijn mensen op dit moment bezig zijn. Ik
kan daar wel weer aanvullend allerlei dingen voor doen, maar ik zie dat
een beetje als een mission impossible. Daarom is dat nog even blijven
liggen. Mocht de Kamer in meerderheid vinden dat we hier toch nog iets
aan moeten doen, dan hoor ik dat uiteraard graag.
Dan de mediatafels. Hier spelen twee dingen mee. Allereerst hebben we
een prachtige samenwerkingsagenda afgesproken op basis van de eerste
tijdcyclus van gesprekken en vervolgafspraken. Dat staat gewoon. Daar
horen ook de korte lijntjes, de ACM en noem maar op bij. Daar hebben we
afspraken over gemaakt. We hebben gemerkt dat het in deze coronatijd wel
machtig ingewikkeld is om dit soort samenwerkingen en gesprekken voort
te zetten. We hebben gezien dat het op één plek echt heel goed
resoneert. Daar gaan we in ieder geval mee door. Het is dus niet zo dat
we helemaal niets doen, maar de prioriteiten om het in deze vorm te
doen, zijn op dit moment even iets minder groot. Dat heeft voor een deel
ook te maken met de tijd waarin we met elkaar leven. Ik hoop zelf dat de
onderlinge verbindingen zullen blijven bestaan. Van de betrokken
partijen heb ik begrepen dat ze daarover het komende kalenderjaar heel
graag ook met mij weer contact hebben.
Voorzitter. Dan de Concertzender. U weet — dat wist de heer Van der
Molen ook — dat die geen onderdeel meer is van het landelijk bestel. Dat
is sinds 2009 al niet meer zo. Als zij een frequentie zouden willen
verwerven, kan dat. Er komen weer uitgiftes. Dat loopt via de
staatssecretaris van EZK. Er komen twaalf nieuwe vergunningen voor
DAB+-frequenties voor commerciële radio-omroepen. Daar kunnen zij aan
meedoen als ze dat zouden willen.
Over de uitvoering van de motie over proactieve opsporing door de
Reclame Code Commissie heb ik u op 8 mei al geïnformeerd. Er is een hele
positieve houding van de Stichting Reclame Code. Die is nu bezig een
eigen pilotproject te starten om dat te gaan toepassen, dus uw motie
heeft voldoende geresoneerd, denk ik. U zult er verder over geïnformeerd
worden als er nieuws te melden is.
Mevrouw Van der Graaf maakte ...
De voorzitter:
Voordat u verdergaat, heeft de heer Sneller een vraag.
De heer Sneller (D66):
Even over de Concertzender. Die is verdwenen uit het publieke bestel,
zal ik maar zeggen, maar die wil daar toch weer aansluiting bij. Welk
handelingsperspectief kan de minister wel geven aan de Concertzender in
dat opzicht?
Minister Slob:
Als het gaat om structurele financiering kan ik dus geen
handelingsperspectief geven, want men is niet aangesloten bij het
publieke bestel, en daar gaan wij over. Als men een frequentie wil
verwerven, kan dat. Ik heb gewezen op de ruimte die er op dit moment is:
de veiling van twaalf nieuwe vergunningen door mijn collega van EZK. Ik
weet niet of dat al loopt. Ik kijk even naar mijn ambtenaren: is dat al
officieel uitgegaan? Nou, we weten het niet helemaal zeker. Dat
voornemen is er in ieder geval en misschien is het al opengesteld. Dan
moet men er natuurlijk wel zelf voor zorgen dat men voldoende financiële
onderbouwing daarvoor heeft. We kunnen niet zomaar alles zelf voor onze
rekening nemen.
De heer Sneller (D66):
Dat snap ik, maar de NPO gaat dus over de vraag welke aansluiting de
Concertzender eventueel bij de publieke omroep kan vinden?
Minister Slob:
Daar is op het moment gewoon geen sprake van. Men zit niet bij de
publieke omroep, men is daaruit gestapt en men zoekt naar mogelijkheden
om het weer te laten vliegen, om het maar even zo te zeggen. De veiling
die er is en de frequenties die beschikbaar komen, zijn dan
mogelijkheden om misschien weer een wat stevigere plek te krijgen. Maar
dat moet men zelf beslissen. Dat probleem kunnen we niet zo
een-twee-drie voor hen oplossen. We hebben wel een paar andere zaken om
ons voor in te spannen, denk ik.
De heer Kwint (SP):
Even een kleine feitelijke correctie. De veiling van de FM-frequenties
is door een Kamermeerderheid die aan de leiband van Talpa een motie
heeft ingediend, om zeep geholpen. In weerwil van wat de
staatssecretaris wilde, hebben — ik zeg het even uit mijn hoofd — CDA,
VVD, ChristenUnie en PVV een motie ingediend om de FM-frequenties de
komende jaren niet te veilen.
Minister Slob:
Maar dit is DAB+. Dat is weer een andere veiling.
De heer Kwint (SP):
Oké, dat scheelt inderdaad. Dan heb ik in ieder geval nog een keer
kunnen zeggen dat die partijen aan de leiband van Talpa liepen. Dat
scheelt dan weer.
De voorzitter:
Ja, dat is dan weer gelukt.
Minister Slob:
Ik zie u een heel opgelucht gezicht trekken.
Voorzitter. Mevrouw Van der Graaf maakte een discussie los die hier aan
het slot van de eerste termijn een aardige dynamiek kreeg. Het raakte
aan een discussie waar we met elkaar al langer in zitten. Wat kunnen wij
als rijksoverheid doen, ondanks het feit dat we daar heel erg beperkt in
zijn, voor ons bredere medialandschap, inclusief de geschreven pers? Dan
rollen er direct allerlei suggesties over tafel, waaronder die over de
btw-tarieven. Die suggestie is er vanaf het begin geweest en is
regelmatig teruggekomen. Ik herinner me — dat is nog niet eens zo lang
geleden — een motie van de Kamer waarin het volgens mij in een van de
overwegingen stond. Volgens mij was dat een motie van GroenLinks.
In het rapport van de ROB dat op de lokale omroepen slaat, zie je dat
men nadenkt over wat men kan doen dat breder gaat dan alleen maar kijken
naar wat publiek is. Kun je ook iets privaat doen? Zo'n fonds is daar
dan een voorbeeld van. Laat ik over één ding duidelijk zijn: zo'n
btw-verhaal is aardig ingewikkeld. Als je van 9% naar 0% zou gaan, zou
dat om enorme bedragen gaan. Dat moet dan wel gewoon geleverd worden.
Dat is overigens legitiem, hoor. Je mag die wens hebben. Maar dat gaat
deze kabinetsperiode niet meer lukken. Ik wil best nog een keer
uitzoeken hoeveel geld dat is, want dat is misschien wel interessant om
te weten. Dat hangt af van abonneeaantallen van kranten en dergelijke,
maar dat bedrag kan best in de honderden miljoenen lopen. Het is dan een
politieke weging of je dat wilt doen om het medialandschap, de
pluriformiteit en het voortbestaan van bepaalde media te ondersteunen of
niet.
Deze kabinetsperiode hebben we wel — dat is een vlaggetje dat ik toch
maar even plaats — de btw voor de onlinekranten, de digitale kranten,
teruggebracht naar 9%. Dat kostte even wat moeite, maar dat is gelukt.
Dat is dus 9%. Dat is het tarief voor de eerste levensbehoeften, om het
maar even samen te vatten.
Daarnaast is er, over hetzelfde onderwerp, door een aantal van u gezegd:
kijk nou eens wat er gebeurt met al die fusies. De laatste heeft
inderdaad in het noorden van het land plaatsgevonden. Er zijn nog een
paar kleine dorpjes in Gallië overgebleven; die hebben een heel
duidelijk profiel. Maar eigenlijk is alles wat daarbuiten valt, toch in
grotere eenheden opgegaan. Overigens zijn er dan vaak wel heel
duidelijke afspraken gemaakt om de titelidentiteit, om het maar even zo
te noemen, te waarborgen. Dat heb ik ook weer gezien bij de recente
afspraken in het noorden van het land. Maar het geeft wel een wat
ongemakkelijk gevoel. Mijn standaardantwoord is altijd dat de ACM
daarnaar moet kijken en dat moet beoordelen. Daar zit dan weer ongemak
bij u. De ACM zal dat natuurlijk doen conform de wetgeving die we
hebben. Volgens mij is er van uw kant ook absoluut geen enkele kritiek
op de ACM en de wijze waarop zij functioneert, maar ondertussen is wel
alles doorgegaan in de afgelopen jaren. Onze wetgeving is dus misschien
ook wel erg ruim.
Voorzitter. Dit raakt aan waar we het eerder over hebben gehad bij de
lokale omroepen. Dit zijn onderwerpen waarop we het afgelopen jaar wel
stappen hebben gezet. Dat geldt ook voor het verlagen van de btw voor de
digitale kranten. De Kamer zegt: het zou op zich ook niet verkeerd zijn
als we nog wat informatie krijgen om te kijken of er aanvullend toch nog
iets kan gebeuren, niet meer in deze kabinetsperiode, maar in een
volgende kabinetsperiode. Ik ben altijd bereid om dat op een rijtje te
zetten voor u, maar ik geef wel een waarschuwing mee voor het punt dat
onderwerp van uw discussie was, namelijk de btw: ik wil de optelsom
maken, maar de kans dat die ooit de eindstreep gaat halen, is niet
groot. Het is ook omstreden als het gaat om bijvoorbeeld een land als
België, maar daar doen ze het. Daar wordt vanuit Europa wel naar
gekeken, maar ondertussen is het al jaren het geval. Het klopt dat
Denemarken, Luxemburg en het Verenigd Koninkrijk — en er zijn er meer —
daarin gewoon hun eigen regels hebben. Als de Kamer mij zou vragen of ik
bereid ben om eens op een rijtje te zetten wat we kunnen doen, niet
alleen met een btw-tarief — want dat was direct al heen en weer schieten
naar elkaar — maar ook op andere manieren, om te kijken hoe we onze
geschreven pers kunnen ondersteunen, zoals we de afgelopen jaren
bijvoorbeeld met het steunfonds hebben gedaan, dan ben ik natuurlijk
altijd bereid om dat te doen. Maar andere dingen, dingen die geld
kosten, gaan natuurlijk gewoon niet gebeuren in deze kabinetsperiode.
Dan had daarvoor een voorstel moeten liggen in wetgeving of
amendementen, of dan had dat bij de belastingwet geregeld moeten worden,
zoals een van u terecht heeft opgemerkt.
De voorzitter:
Eerst de heer Sneller.
De heer Sneller (D66):
Als de minister toch de optelsom maakt, kan hij dan ook de
uitvoerbaarheid ervan meenemen? Want die is bij de Belastingdienst vaak
een probleem. Ook voor groente en fruit is er bijvoorbeeld vaak naar het
nultarief verwezen, maar vanuit de Belastingdienst komt er dan steeds
terug: dat is onuitvoerbaar. Ook voor deze optie zou ik dat graag in
beeld gebracht hebben.
Minister Slob:
Ja, dat is heel gevoelig. Dat weten we allemaal, op grond van zaken die
zeer recent nog breed onder onze aandacht zijn gebracht. Inderdaad,
uitvoerbaarheid is ook nog een kwestie. Maar nog even als het gaat om
het gevoel dat daarachter zit. We maken ons volgens mij Kamerbreed
zorgen over onze geschreven pers en of die wel kan blijven voortbestaan
en overal nog wel zijn werk kan doen. Juist daarom hebben we in de
afgelopen periode flink in de onderzoeksjournalistiek geïnvesteerd.
Juist daarom hebben we ook gezorgd dat het ook lokaal werd ingezet.
Juist daarom komt er nu een pilot met een poule van journalisten.
Kortom, op allerlei manieren hebben we al dingen gedaan. Maar wie weet
kan het nog wat breder. Dan zal ik dat aan u rapporteren.
Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
Ik ben blij dat de minister zegt dat hij bereid is dat in kaart te
brengen en heeft geproefd hoe het leeft in de Kamer. Mag ik expliciet
iets toevoegen aan de andere opties waar je naar kunt kijken? Ik gaf dat
in eerste termijn ook aan. Je kunt kijken naar de distributiekosten,
hoewel er natuurlijk minder abonnees zijn van dagbladen die nog echt
fysiek bezorgd worden. Je zou ook kunnen kijken naar de redactionele
kosten, die in een fonds kunnen worden ondergebracht. Dat zien we ook in
het voorbeeld in Luxemburg, waar de overheid een soort basisbedrag ter
beschikking stelt voor de geschreven pers. Dat zijn concrete opties die
wij graag terug zouden zien als de minister de opties op tafel
legt.
Minister Slob:
Ik wil wel even de verwachtingen temperen over wat er nog allemaal kan
in de komende tijd, maar ik zal wel kijken wat er aanvullend aan
mogelijkheden zijn. Ik zal dan met name aandacht besteden aan kosten en
uitvoerbaarheid. Er is natuurlijk gewoon ook wel een verschil in de
wijze waarop de distributie hier in Nederland plaatsvindt en zoals die
in België plaatsvindt, waar alles via de post gaat. Dat is toch iets
anders. Daar zijn we in Nederland niet zo van gediend. Als we 'm in de
bus willen ontvangen, willen we 'm wel op een vroeg tijdstip hebben. Op
de post moet je vaak iets langer wachten. Dan wordt de maandagkrant ook
een beetje lastig. Dat zijn gewoon ook al verschillen. Maar goed,
voldoende over gezegd, denk ik.
De voorzitter:
Er is nog een vraag van de heer Kwint.
De heer Kwint (SP):
Ik ben blij dat er nu een soort momentum lijkt te ontstaan om ook eens
een keer kritisch naar de mededingingsregels te kijken. Maar even voor
mijn duidelijkheid. Btw, steunfondsen en zo, dat is allemaal prima. Gaat
de minister nu ook kijken of onze huidige mededingingsregels te ruim
zijn, of die niet aangescherpt zouden moeten worden en, in de
onvermijdelijke slipstream daarvan, wat je dus doet met
mediaconglomeraten die al bestaan wanneer je de mededingingsregels
aanscherpt? Want dat is volgens mij wel een noodzakelijke consequentie
die erbij hoort. Op het moment dat je de regels aan zou willen scherpen,
dan zitten daar consequenties aan, namelijk dat je bestaande
machtsconglomeraten zult moeten opknippen.
Minister Slob:
Nu gaat de heer Kwint al uit van uitkomsten die er nog niet zijn en dan
al doorredeneren.
De heer Kwint (SP):
Nee, ik vraag de minister slechts om ze mee te nemen.
Minister Slob:
De mededinging wil ik er zeker bij betrekken. Die zal ik meenemen. Dan
is het verhaal ook breder en meer in balans met betrekking tot wat u
misschien als Kamer nodig heeft om over de rand van deze kabinetsperiode
naar een volgende kabinetsperiode te kijken. Weet van mij dat ik het wel
heel fijn zou vinden als een aantal onderwerpen waar we deze
kabinetsperiode met elkaar hard aan gesjord hebben, niet in het zand
stilvallen, ook in het licht van wat er in vorige kabinetsperioden niet
kon. Laten we verder kijken wat er mogelijk is.
De heer El Yassini (VVD):
Ik ben blij om van de minister een winstwaarschuwing te horen: jongens,
even de verwachtingen temperen. Bij de vragen over de toekomst van de
lokale omroepen zei de minister terecht zei dat hij niet over zijn graf
wil regeren en de ruimte wil geven aan de formatietafel en een volgend
kabinet. Ik neem aan dat de minister op dezelfde manier omgaat met de
verzoeken die zojuist langs zijn gekomen, als het gaat om samen met
staatssecretaris Keijzer kijken naar de Mededingingswet, maar ook met
betrekking tot voorstellen die komen om eens kritisch te kijken naar ons
medialandschap en dan met name de schrijvende pers.
Minister Slob:
Zeker.
De voorzitter:
Mag ik u vragen waar …
Minister Slob:
Volgens mij heb ik de vragen beantwoord.
De voorzitter:
Ik kijk eens even naar de leden of dat ook zo is. De heer Bosma.
De heer Martin Bosma (PVV):
I beg to differ. Ik krijg wel allerlei leuke jij-bakken om de oren
gegooid — "uw lijsttrekker verschijnt ook bij de NPO" — maar een aantal
cruciale vragen die ik heb gesteld, worden niet beantwoord. We hadden
het even over het Rekenkamerrapport. Ik heb de hele heldere vraag
gesteld: wat heeft de minister verbeterd sinds 2019? Ik heb wel iets
gehoord over geld voor content, of hoe het ook mag heten, maar daarin
zie ik niet dat er gewoon meer controle is op de uitgaven. Ik heb hem
ook gevraagd over de ondraaglijke linksheid van de staatsomroep en wat
je moet doen met klachten daaromtrent. Mijn stelling is heel simpel: de
minister moet daar iets over zeggen. Hij verwijst nu ineens door naar
het Commissariaat voor de Media. Dat vind ik staatsrechtelijk een
kronkel. Ik heb hem gevraagd — dat is mijn derde vraag — over de
identiteit van de zendgemachtigden. De minister heeft het nu ineens hoog
op met al die zendgemachtigden, zegt hoe belangrijk ze wel niet zijn en
heeft het over achterbannen, geschiedenis en what have you. Dan vraag ik
hem gewoon: waar staat AVROTROS voor? Waar staat BNNVARA voor? Waar
staat KRO-NCRV dan voor? Mag ik het effe horen? Ook daar krijg ik geen
antwoord op.
Minister Slob:
Ik ben ingegaan op de vraag over de Algemene Rekenkamer. Ik heb
aangegeven dat we daar al in een eerder stadium redelijk uitvoerig over
hebben gedebatteerd, zowel schriftelijk als mondeling. Als u dat dus nog
een keer wilt horen, wil ik het uiteraard herhalen. De kern van het
rapport van de Algemene Rekenkamer is dat er gewoon veel meer
transparantie moet komen met betrekking tot de doelmatigheid van het
inzetten van overheidsgeld in medialand. Er moet veel meer transparantie
zijn, ook voor degenen die toezicht houden, met betrekking tot wat men
daar doet en welke conclusies men soms trekt, bijvoorbeeld als er
programmavoorstellen liggen; hoe vinden besluiten plaats en hoe wordt
financiering dan geregeld? Zoals ik ook in de richting van de heer El
Yassini heb aangegeven, moet het commissariaat daar gewoon informatie
over hebben. Dat heeft geleid — dat heeft u ook in mijn brief kunnen
terugvinden — tot een groot en gericht project, dat in de nieuwe
concessieperiode toegepast zal gaan worden om de doelmatigheid verder te
versterken en de transparantie te bevorderen. Dat zijn echt hele
concrete vervolgstappen op het rapport van de Algemene Rekenkamer. We
hebben eigenlijk maar op één punt een verschil van mening, namelijk de
wijze waarop we aankijken tegen de onafhankelijke productiebedrijven en
de meerkosten die dat met zich meebrengt. Ik heb namelijk de indruk dat
de Algemene Rekenkamer iets over het hoofd gezien heeft. Die denkt dat
de omroepen, als ze het zelf gaan doen, het met hun bestaande inzet
zouden kunnen doen. Dat is volgens mij een illusie. Het zal dus altijd
meerkosten met zich meebrengen. Dat zou het verschil kunnen verklaren
tussen wat je ziet gebeuren als je content van een onafhankelijke
productiebureau afneemt en wat je ziet gebeuren als de omroep dat zelf
doet. Dit heeft dus een duidelijk vervolg gekregen. We zullen u
uiteraard rapporteren over de verdere uitwerking daarvan.
Dan over de vraag over de eigen identiteit van de omroepen. Ook daarover
hebben we bij de Mediawet gesproken. U weet dat op dit moment het enige
ijkpunt is dat we naar de ledenaantallen kijken. U weet dat ik dat niet
voldoende vind. Ik vind dat we omroepen strakker moeten beoordelen op
waar de katholieke catechismus mee begint: waartoe zijn we op aarde? Die
vraag moeten zij ook beantwoorden voor zichzelf. Dan is het inderdaad
belangrijk dat in de wijze waarop ze inhoud geven aan hun omroep tot
uitdrukking komt waarvoor zij staan, en dat dat herkenbaar is. De Kamer
heeft mij door middel van een motie — ik dacht dat het een motie was van
de heer Sneller en anderen — gevraagd om, als het kan, de uitwerking in
een volgende kabinetsperiode redelijk snel bij de Kamer te laten
belanden, zodat het ook bij de volgende concessieperiode als ijkpunt kan
worden meegenomen voor toelating. Daar zijn we dus mee aan het werk. Het
is terecht dat u soms weleens denkt: waar men ooit voor opgericht is, is
niet helemaal meer herkenbaar in de huidige tijd. Er gebeurt natuurlijk
ook wel wat in de loop van de tijd, ook in een samenleving. Dat geldt
ook weleens voor politieke partijen en noem maar op. Maar wij willen
strakker gaan sturen op toelating en eventueel zelfs ook op uittreden
uit een bestel als je eigenlijk geen toegevoegde waarde meer hebt ten
opzichte van waarvoor je ooit bent opgericht. Daar zijn we dus ook mee
aan het werk.
De heer Martin Bosma (PVV):
Ja, daar zijn we mee aan het werk. Maar de minister weet eigenlijk ook
niet wat de identiteiten zijn van de zendgemachtigden, die desondanks
een kern schijnen te moeten zijn van ons omroepsysteem.
Wat betreft de Rekenkamer: ik stel vast dat het toch vooral voornemens
zijn. Op het gebied van transparantie belooft de NPO van alles, maar het
geld gaat er gewoon nog steeds naartoe. De grote crux die de Rekenkamer
blootlegt, namelijk dat het geld naar de omroepen gaat en wij vervolgens
niet kunnen controleren wat er achter de deur gebeurt, blijft gewoon
bestaan.
Ik heb nog een vraag. De ondraaglijke linksheid van ...
Minister Slob:
Voorzitter, mag ik hier nog even op ingaan ...
De heer Martin Bosma (PVV):
Ja, gaat uw gang.
Minister Slob:
... voordat de "ondraaglijke linksheid" weer langskomt? Het is niet zo
dat dit alleen maar woorden zijn. Ook met betrekking tot het komen met
formats voor nieuwe programma's heeft de Algemene Rekenkamer geadviseerd
dat het eigenlijk één uniform format moet zijn, waardoor het juist
transparant is op basis waarvan je oordeelt, waardoor je inzichtelijk
maakt hoe het met de financiën gaat enzovoort enzovoort. Dat is de NPO
nu gewoon in de praktijk aan het brengen. Daar gaat men direct mee aan
het werk en daar werken de omroepen ook heel graag aan mee. Met
betrekking tot het toezicht hebben we met de nieuwe wet een aantal zaken
zo veranderd dat er veel strakker toezicht is en dat er veel sneller kan
worden opgetreden, ook met sancties. Dat kon onder de oude wet niet, dus
ook daar zijn we mee aan de slag gegaan.
De heer Martin Bosma (PVV):
Dan de linksheid van de NPO. Dat is een groot probleem en dat wordt
erger en erger. Ik maak dat punt al langer, ongeveer sinds 2006. Van
alle ministers heb ik daarop diverse reacties gekregen, maar minister
Slob tapt uit een geheel nieuw vaatje en zegt: vervoeg u bij het
Commissariaat voor de Media. Ik vind dat dat niet kan, want de minister
is gewoon verantwoordelijk voor de manier waarop het geld wordt
uitgegeven. Zoals het nu gaat, is het gewoon in strijd met artikel 2.1.2
van de Mediawet over de publieke mediaopdracht. Het kan niet zo zijn dat
de minister zegt: mijn naam is haas, ik ga er niet over; gaat u maar
even naar het commissariaat.
Minister Slob:
Ik vind het een beetje flauw van de heer Bosma dat hij mijn woorden op
die wijze samenvat. Het Commissariaat voor de Media heeft wel een
functie in het geheel en rapporteert vanuit het onafhankelijk toezicht
dat men heeft aan mij wat men signaleert en op welke plekken er mogelijk
opgetreden moet worden als zaken niet goed gaan. Ik krijg gewoon een
advies over het plan dat er ligt voor de nieuwe concessieperiode. Op
basis van dat advies ben ik aan zet, dus ik verschuil me niet achter een
onafhankelijke toezichthouder. Wat ik wel doe, is de toezichthouder de
ruimte geven voor zijn wettelijke taak en verantwoordelijkheid. Op basis
van de rapportages van de toezichthouder beoordeel ik of er wel of niet
moet worden ingegrepen. Daarmee zeg ik niet dat we daar helemaal geen
taak in hebben, maar dat gebeurt wel in een bepaalde volgordelijkheid.
Dat hebben we niet voor niks op deze wijze in onze wet- en regelgeving
opgenomen. Het is heel goed dat daar een stuk onafhankelijkheid tussen
zit en de politiek niet bij wijze van spreken zonder onafhankelijke
toezichthouder alles beoordeelt en daar mogelijk ook oordelen aan
koppelt die misschien niet terecht zouden zijn. Het is goed om daar een
onafhankelijk oordeel tussen te hebben.
Voorzitter, dat waren volgens mij de vragen.
De voorzitter:
De heer Kwint heeft ook nog een vraag die onbeantwoord is
gebleven.
De heer Kwint (SP):
Meerdere zelfs. In het kader van de vloggers had ik niet alleen gevraagd
naar reclame gericht op kinderen, maar ook naar het verdienmodel van
kinderen. Heeft de minister dat punt beantwoord? Wanneer is het
onderzoek van de Arbeidsinspectie er?
Minister Slob:
Dat heb ik op 3 november al beantwoord. Mijn collega van Sociale Zaken
is met dat onderzoek bezig. Ik zeg uit mijn hoofd dat het de bedoeling
is dat dat nog in dit kalenderjaar ... Het is wat vertraagd door corona,
hoor ik. Het zal net over de rand gaan, maar het zit in de afronding.
Men heeft op basis daarvan een onderzoek ingezet.
De heer Kwint (SP):
Kijk! Dat doet mij deugd.
Ik heb nog een vraag over de verplichte dan wel niet verplichte
aansluiting bij de geschillencommissie auteursrecht. En ik had ook nog
een vraag over wat er gebeurd is met de ambitie om te komen tot
minimumtarieven in de journalistieke sector. De minister heeft het wel
gehad over de stappen die gemaakt zijn, de Fair Practice Code en de
positie van makers, maar er ligt ook nog een aangenomen motie om in
overleg met partijen te kijken wat er nodig is om tot minimumtarieven te
komen.
Minister Slob:
Voorzitter. Dan met betrekking tot de onafhankelijke
geschillencommissie. Volgens mij was dat ook een onderdeel van een van
de moties van mevrouw Van den Hul, maar die motie zat met name op de
uitzendbureaus, hè? Ja, dit is auteursrecht. Ik heb aangegeven dat ik
over die zaken in gesprek ga. Ik ga kijken wat er wel of niet kan
wanneer wij niet zomaar kunnen afdwingen dat men ergens gebruik van
maakt. Ik weet dat er rond dit onderwerp wel gesprekken worden gevoerd
met de NPO en dat we ook gaan kijken of we tot uitkomsten kunnen komen,
maar dat is tot nu toe nog niet gelukt. We vinden het wel wenselijk dat
de omroepen zich aansluiten bij zo'n commissie, of dat ze misschien op
een andere manier — dat kan een alternatief zijn — voorzien in een
laagdrempelige geschillenbeslechtingscommissie als er geschillen zijn
met individuele makers. Maar we zijn nog niet zover dat we daar al zo
veel hardheid in hebben dat we dat dwingend kunnen opleggen. We hebben
in ieder geval op dit moment nog niet echt het bestuurlijke
instrumentarium om dat op die manier te doen. U merkt aan mijn
formulering dat we nog wat zoekende zijn, maar we kijken wel of we hier
verder in kunnen komen, omdat we het wel van belang vinden dat een zo
laagdrempelig mogelijke geschillenbeslechting is, al dan niet heel
gericht bij deze commissie.
De voorzitter:
Dan heeft mevrouw Van den Hul nog een vraag.
Mevrouw Van den Hul (PvdA):
Misschien heb ik het in de gauwigheid gemist, maar ik had nog een vraag
gesteld over de veiligheid van journalisten, en dan ook online. Ik gaf
daarbij voorbeelden over social media waar soms ook sprake is van het
delen van privégegevens. Zijn de minister en zijn collega van JenV
daarover en over het tegengaan van hatespeech in gesprek met de
betreffende socialmediaplatforms? En is hij van mening dat de wetgeving
op dit front volstaat?
Minister Slob:
Ik weet dat dit een onderwerp is waar mijn collega van JenV mee bezig
is. Ik wil nog weleens informeren naar de laatste stand van zaken, want
is primair iets wat vanuit die invalshoek aan de orde moet worden
gesteld. Het is wel ingewikkeld om daar heel concreet allerlei
regelgeving op los te laten, omdat het ook wel raakt aan fundamentele
rechten die personen hebben, of aanbieders of lidstaten, want het is een
heel breed vraagstuk. Ik zal de Kamer nog een keer apart informeren over
de stand van zaken op dat punt.
De voorzitter:
Dan zijn we aan het einde gekomen van de eerste termijn van de kant van
het kabinet en gaan we door naar een tweede ronde.
De heer El Yassini (VVD):
Voorzitter, het verzoek is om even vijf minuten te schorsen. Kan
dat?
De voorzitter:
Ja, dat kan altijd op ieders instemming rekenen, zeker van de heer
Kwint. Ik schors de vergadering voor vijf minuten.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
De voorzitter:
Wij gaan verder met het wetgevingsoverleg Media. We zijn bij de tweede
termijn van de kant van de Kamer. Ik zou het woord willen geven aan de
heer El Yassini.
De heer El Yassini (VVD):
Dat wordt lekker kort, voorzitter. Ik wil de minister bedanken voor de
beantwoording van de vragen. De komende tijd en de komende jaren worden
wel echt cruciaal, omdat de stappen die wij hebben genomen als Kamer en
kabinet nu moeten worden uitgevoerd. Ik ben ook heel benieuwd naar de
prestatieafspraken. Ik ben blij dat die ook richting de Kamer komen.
Daar kijk ik naar uit. Ik denk dat we vandaag een goed gesprek hebben
gehad, dat deze gesprekken in de nabije toekomst vervolgd zullen worden
en dat we weer verder de inhoud ingaan. Daarbij dank.
De voorzitter:
Dank. Ik zie dat mevrouw Westerveld er nog niet is. Zij komt ook niet
meer terug, hè? Dan de heer Van der Molen.
De heer Van der Molen (CDA):
Op een later moment wel, mag ik hopen.
Voorzitter. Een rustiger wetgevingsoverleg over de Mediabegroting hebben
we niet gehad in deze periode, volgens mij. Dat is misschien ook wel een
goed teken. Het is misschien ook wel een teken dat we al heel wat
overleggen over dit onderwerp achter de rug hebben. Ik wil de minister
in ieder geval danken voor de antwoorden. In de beantwoording op een
onderwerp waar andere collega's ook aandacht voor hebben gevraagd zijn
er een aantal cijfers genoemd die toch wel echt zorgen baren. Als de
minister moet melden dat er door journalisten 105 keer melding gemaakt
moet worden van bedreiging, waarbij in 36 gevallen aangifte is gedaan,
dan hebben we echt wel een fors probleem met elkaar. We zien natuurlijk
op heel veel terreinen in het maatschappelijk leven dat mensen het nodig
vinden om anderen te bedreigen om hun zin te krijgen. Maar het horen van
deze aantallen, zeker wat betreft journalisten, die toch een van de
pijlers onder onze democratie zijn, bevestigt voor mij wel de noodzaak
voor het kabinet om hier net zoveel prioriteit aan te blijven geven als
de minister nu uitstraalt.
Voorzitter. Dan is er nog het nodige gezegd over NLZIET, door andere
collega's maar ook door ondergetekende. Ik zou er toch bij de minister
op willen aandringen om te kijken of er druk op het proces kan blijven
om na te blijven denken over intensieve samenwerking. Want het punt dat
anderen hebben gemaakt en waar we ook eerder over hebben gesproken in de
Kamer, is toch ook heel sterk dat van die internationale concurrentie,
waar we met elkaar in moeten optrekken. Als iedereen op zijn eigen
kleine postzegel blijft bewegen, vissen we met elkaar wellicht achter
het net. Ik zou de minister dus toch willen oproepen om te kijken of de
NPO meer stappen kan zetten op het gebied van samenwerking, zeker als
het gaat om de optie om ook terug te kunnen kijken. Ik weet dat de NPO
hecht aan het eigen platform. Wat mij betreft is dat nog altijd
mogelijk. Maar dat sluit samenwerking niet uit.
Voorzitter. Dank voor de antwoorden van de minister op het punt van de
cultuurgelden die nu naar de NPO gaan in relatie tot de regio. Ik
begrijp de inzet van de minister. The proof of the pudding is in the
eating. Nadat ik Frans heb gebruikt veroorloof ik mij een klein beetje
Engels, voorzitter. We zullen toch echt moeten kijken of dit niet de
oude, klassieke reflex is die weer opgeld doet, waarbij alles wat binnen
handbereik is interessant is en alles wat verder weg in het land wordt
georganiseerd niet in beeld komt. Ik hoop met de minister dat dit niet
het geval zal zijn, dat dit niet de uitkomst zal zijn. Maar ik hoop ook
dat hij zich er blijvend voor wil inzetten dat we daar niet op
uitkomen.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. De heer Kwint.
De heer Kwint (SP):
Dank, voorzitter. Ook dank aan de minister voor alle antwoorden, en dan
specifiek voor de antwoorden op het gebied van mededinging. Dat is echt
een punt waar wij ons al langer zorgen over maken. Ik denk dat het
onderzoek dat de minister daarnaar gaat doen ons echt verder kan helpen,
omdat je ziet dat de regels dit nu ... Nou ja, goed, ik ben misschien al
wat verder richting mijn conclusie dan de minister, maar volgens mij
hebben de afgelopen jaren overtuigend aangetoond dat datgene wat wij
willen, het beschermen van een pluriform medialandschap, ingewikkeld is
wanneer deze regels worden gehanteerd.
Ik kijk ook ontzettend uit naar het onderzoek over de kindvloggers in
relatie tot kinderarbeid, omdat wij echt denken dat daar een probleem
zit, dat een kind geen verdienmodel is en dat ook niet zou moeten
worden, en dat de regels die er nu zijn daar niet toereikend voor
zijn.
Dan de positie van makers en zelfstandigen in de mediasector. Daar heb
ik nog wel wat voorstellen voor. Het eerste is een vraag over de
WNT-constructies op het Media Park. Ik was namelijk een beetje verbaasd
over de stelligheid waarmee de minister zei: dat kan in de toekomst echt
niet meer voorkomen. Hij heeft tot nu toe altijd mijn moties daartoe
ontraden, en recentelijk nog een amendement bij de Mediawet. Nu zei hij
volgens mij dat hiermee geregeld wordt dat niemand die voor de publieke
omroep werkt, direct of indirect, nog meer kan verdienen dan de
WNT-norm, in totaal. Ik heb daar een motie voor. Die trek ik met liefde
in als hij het nogmaals bevestigt, maar het ging mij wat ver.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat het onwenselijk is dat mensen die werkzaam zijn voor de
publieke omroep meer belastinggeld verdienen dan de premier;
verzoekt de regering via het Beloningskader Presentatoren Publieke
Omroep of anderszins ervoor zorg te dragen dat niemand die voor de
publieke omroep werkt, of dit nu in dienstverband of in opdracht is,
meer geld betaald krijgt voor zijn werkzaamheden voor de publieke omroep
dan de WNT-norm,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Kwint. Naar mij blijkt, wordt de
indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 130 (35570-VIII).
De heer Kwint (SP):
De tweede motie gaat over de Geschillencommissie Auteursrechten. De
minister zegt: we zijn nog op zoek naar een manier waarop we daar wat
mee kunnen. Daar is al heel lang naar gezocht. Bij de invoering van deze
commissie was de vraag: gaan we het wel of niet verplichten? Vervolgens
werd het niet verplicht en werd het een mislukking. Dan is de oplossing
vrij voor de hand liggend. Dat komt ook uit de evaluatie van de
commissie naar voren, namelijk: deze wel verplichten. Daartoe dus een
motie.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat er sinds enkele jaren een Geschillencommissie
Auteursrechten bestaat die laagdrempelig geschillen kan oplossen;
verzoekt de regering ervoor zorg te dragen dat op korte termijn alle
mediabedrijven zich verplicht aansluiten bij deze
geschillencommissie,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Kwint. Naar mij blijkt, wordt de
indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 131 (35570-VIII).
De heer Kwint (SP):
Om het belang daarvan te onderstrepen: daarmee voorkom je dat je als
individuele zelfstandige maker tegenover een hele batterij advocaten van
een opdrachtgever komt te staan. Dat is een ongelijke strijd. Of zo'n
opdrachtgever nu gelijk heeft of niet, hij is heel makkelijk in staat om
een zelfstandige juridisch uit te roken, gewoon door een procedure maar
te rekken en te rekken. Daarom is die verplichte geschillencommissie zo
van belang.
Mijn laatste punt is de positie van mensen die optreden bij de NPO. Dat
gaat breder dan alleen het steunpakket media. Het gaat ook gewoon om
bandjes die worden uitgenodigd om bij een talkshow een liedje te spelen,
om maar eens een niet helemaal fictief voorbeeld te noemen. Zij krijgen
nu vaak betaald in exposure en aandacht, en dat is een slecht idee.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat veel van de op televisie optredende bands geen
vergoeding krijgen en het vaak moeten doen met "erkenning en
exposure";
overwegende dat erkenning noch exposure in Nederland een geldig
betaalmiddel is;
verzoekt de regering in overleg met de publieke omroep te komen tot een
afspraak waarin artiesten gewoon fatsoenlijk betaald worden voor hun
diensten,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Kwint, Ouwehand en Westerveld.
Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 132 (35570-VIII).
De heer Kwint (SP):
Volgens mij is het daarmee ook de eerste motie die wordt ingediend door
de complete parlementaire afvaardiging van de informele
gitarencoalitie.
Dat was het, voorzitter.
De voorzitter:
Dank. De heer Sneller.
De heer Sneller (D66):
We gaan nog veel van ze horen, letterlijk.
Dank aan de minister voor zijn uitgebreide beantwoording. Nog twee
dingen. Het eerste betreft de lokale en regionale media. Hij zei dat de
Kamer hem moet oproepen tot een beleidsreactie nog deze kabinetsperiode,
als zij dat wil. Dat zal ik niet doen, maar ik denk wel dat de minister
moet overwegen om, als hij er de tijd voor vindt, een goede vorm te
vinden voor de overdracht aan de onderhandelende partijen bij de
volgende kabinetsformatie, zowel wat betreft de pilot als de reactie op
dit advies. In dit regeerakkoord stond ook al dat we ernaar moesten
kijken en het zou zonde zijn als het tij weer verloopt.
Dan de prestatieovereenkomst. Ik zal daarover geen motie indienen, maar
ik heb wel goed gehoord dat de minister zijn aandachtspunten uit de
visiebrief scherp voor ogen heeft als hij zo meteen gaat praten met de
NPO op basis van de adviezen die hij nog van de Raad voor Cultuur en het
commissariaat krijgt over het concessiebeleidsplan. Dus ik hoop dat
daarin terug te vinden is wat we voor jongeren en voor de journalistiek
gaan betekenen.
De voorzitter:
Wat zijn jullie vandaag allemaal snel. Mevrouw Van den Hul.
Mevrouw Van den Hul (PvdA):
Ik ga ook heel snel zijn. Ik heb besloten geen moties in te dienen
vandaag. Dat had ik al gedaan bij het debat over de Mediawet.
Ik zei het net al: mensen mogen wat ons betreft echt nooit de sluitpost
zijn. Zonder makers geen media, zo simpel is het. Dus daar moeten we
zuinig op zijn. In die zin heeft de minister wel de verantwoordelijkheid
om ervoor te zorgen dat de makers erbij blijven en hun werk naar behoren
en behoorlijk kunnen doen. Ik ben heel blij met de toezegging van de
minister dat hij dat gesprek gaat voeren. We kijken uit naar de
terugkoppeling die de minister heeft toegezegd. Mocht dat wat ons
betreft onvoldoende zijn, dan willen wij aanvullende stappen zien en
zetten. Daar komen we dan ongetwijfeld later nog over te spreken.
De voorzitter:
Dank u wel. Tot slot mevrouw Van der Graaf.
Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
Dank u wel. Ook ik sluit mij aan bij de woorden van dank van de
collega's aan de minister voor zijn antwoorden. Ik ben heel blij met
zijn ruime toezegging waarin hij ook aangeeft dat hij wil onderzoeken op
welke wijze we de krantensector, de dagbladen, kunnen ondersteunen en
dat hij daarbij ook wil kijken naar de ons omringende landen. Op welke
termijn kan de minister dat naar de Kamer sturen?
Voorzitter. Ik dank de minister ook voor zijn reactie op de vragen over
de lokale en de regionale omroepen. Ik wens hem ook in het komende jaar
als hij met deze Mediabegroting aan de slag mag, heel veel wijsheid en
zegen toe. Volgens mij hebben we iets om naar uit te zien. Dat geldt
bijvoorbeeld voor de werking van de wetgeving die onder anderen
minderjarigen beschermt. Ik denk dan ook aan de vloggers die nu aan
dezelfde eisen moeten voldoen als de lineaire mediadiensten en alles
over sponsoring en reclame gewoon helder moeten maken. Er zijn
belangrijke stappen gezet. We gaan er wat van maken dit jaar.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Ik kijk even naar de minister. We schorsen de vergadering
voor enkele ogenblikken.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
De voorzitter:
Ik geef het woord aan de minister.
Minister Slob:
Voorzitter. Ik dank de Kamer voor de inbreng in tweede termijn. Ik ga
nog even kort in op een enkele vraag die gesteld is en de drie moties
die zijn ingediend.
Het CDA heeft gevraagd de vinger aan de pols te houden bij NLZIET. Dat
doen we uiteraard ook. Ik heb aangegeven dat we heel concreet kijken
welke content daar wordt aangeboden. Dan zien we gewoon dat de publieke
omroep daar goed aan bijdraagt, zelfs in meerderheid. Het blijft
belangrijk dat dit goed functioneert. Daar hebben we wel alle partijen
voor nodig. U had het over signalen dat de NPO misschien niet in alles
even bereidwillig is, maar ik heb aan commerciële kant ook wel eens
gemerkt dat de druk op NLZIET wat minder groot geworden was en dat men
ook weer vol voor zijn eigen aanbodplatforms ging. Dat is overigens
iedereens goed recht. We weten ook dat NLZIET eigenlijk meer indirect is
voortgekomen uit NPO Plus en wat andere omroepen gedaan hebben, en dat
vanuit daar er content in NLZIET terecht is gekomen. Maar dat we moeten
blijven samenwerken, omdat we maar een klein postzegeltje in het geheel
zijn en het belangrijk is, ook bij de grote aanbieders, om waar het maar
kan de samenwerking te blijven zoeken, spreekt, denk ik, voor
zichzelf.
De heer Van der Molen (CDA):
Het is, denk ik, wel goed nog op te merken dat de discussie met name
gaat over de wens die bij NLZIET leeft om een soort gratis
terugkijkvariant van haar dienstverlening te introduceren. Dat is een
nieuwe loot aan de stam waar discussie over is. Dat is de context waarin
die vraag werd gesteld. Maar ik merk uit het antwoord van de minister
dat hij er ook aan bij wil dragen dat die gesprekken op enig moment tot
iets leiden, want dat is wel nodig.
Minister Slob:
Ik vind het belangrijk dat men dit platform gewoon in positie zet, dat
men daar ook aan bijdraagt en iedere keer opnieuw kijkt hoe dat verder
kan worden uitgebouwd. Maar dat je dan onderling discussie krijgt en dat
er soms verschillen zitten tussen stappen die commerciëlen willen zetten
en stappen die meer uit publieke oriëntatie gezet kunnen worden, dat
moeten we maar een beetje respecteren, denk ik. Maar het is wel
belangrijk dat de voortgang erin blijft.
Rond veiligheid heeft u de vinger gelegd bij die aantallen. Iedere
aangifte is er een te veel, iedere melding is er een te veel. We willen
natuurlijk gewoon dat ook journalisten hun onafhankelijke werk kunnen
blijven doen en dat dat ook op een veilige manier kan worden gedaan.
Weet dat ik daar samen met mijn collega alles aan doe om ze daarin te
ondersteunen en dat er ook een heel brede samenwerking is tussen
journalisten, maar ook Openbaar Ministerie en de politie om dit ook
mogelijk te maken. Want het belang van onze onafhankelijke journalistiek
voor onze democratie is gewoon heel erg groot. Dat laten we ook niet
gebeuren, dat mensen proberen daar door middel van dreiging iets in los
te maken waardoor journalisten hun werk niet kunnen gaan doen. Dat is
niet acceptabel.
Rond cultuurgelden en wat we daar gaan doen: u weet dat dat via mijn
collega loopt, dat ze zich daar maximaal voor inzet. Ik laat de
communicatie daarover gewoon even via haar lopen, want ik denk dat dat
de kortste weg is. Ik heb overigens begrepen dat het bij het
wetgevingsoverleg Cultuur nauwelijks een onderwerp is geweest. Omdat het
om cultureel aanbod gaat en er cultuurgeld in gestoken wordt, was dat op
zich niet zo heel erg vreemd geweest. Maar we zorgen ervoor dat de
communicatie van de kant van het kabinet duidelijk verloopt. Ik denk dat
ik daar net woorden aan heb gegeven.
Dan de SP: mededinging, positie van makers. Ik denk dat dat helder is,
ook met betrekking tot wat ik daar ga doen, en gelet op wat ik in de
richting van mevrouw Van den Hul aan toezeggingen rond haar moties heb
gedaan. Ik probeer dat uiteraard zo snel als mogelijk nog in de
missionaire tijd te doen. Ik weet dat er volgende week al een ambtelijk
overleg op dit punt in de agenda staat, dus we houden de vinger aan de
pols. Het onderwerp kinderarbeid en vloggers loopt via mijn collega van
Sociale Zaken en Werkgelegenheid, dus ik ga ervan uit dat hij de Kamer
dan ook daarover zal informeren.
Rond de WNT en het BPPO: het is inderdaad goed dat we daar nog even
apart op terugkomen. Ik denk dat ik helder ben geweest over hoe we
aankijken tegen het BPPO en dat verdiensten van presentatoren onder de
WNT moeten blijven. Het BPPO is natuurlijk afgesproken voor de omroepen.
Maar dat is wel een norm die je met elkaar neerzet. De inzet is om die
norm ook gewoon toe te passen voor degenen die van buiten komen. Dat is
maar een heel beperkt aantal, dat hebben we met elkaar kunnen
constateren; van de 300 zijn het er 7. Maar ze komen van buiten en nemen
ook gewoon presentatieactiviteiten voor hun rekening, en krijgen dan ook
gewoon een salariëring daarvoor, en soms doen ze daar ook nog allerlei
andere dingen omheen. Maar u kijkt volgens mij nu even heel sec naar het
uitoefenen van het presentator-zijn, dus bijvoorbeeld bij een talkshow
of bij andere programma's waar je als presentator optreedt en de wijze
waarop daar dan salariëring gaat plaatsvinden. Als u bedoelt dat
daaronder ook allerlei andere dingen vallen die verricht worden vanuit
het bureau, soms ook door dezelfde persoon, dan gaat dat wel een stap te
ver. Een stap te ver, in die zin dat we het dan niet meer hebben over
het belonen van presentatoren, maar over het breder belonen van mensen
die iets doen, en soms meerdere dingen doen, waar ze een beloning voor
krijgen. Dus als ik deze motie zo mag verstaan dat het echt gaat om
presentatoren en het belonen van het presentator-zijn, ook al is het
Beloningskader Presentatoren formeel daarop niet van toepassing omdat
dit geldt voor mensen die bij de publieke omroep werken, dus als dát de
inzet is en er hooguit soms nog wat uitzonderingsgevallen zijn omdat er
nog oude afspraken lopen, zou ik deze motie oordeel Kamer kunnen geven.
Maar als u het echt weer breder trekt, dan wordt het een hele
ingewikkelde, want dan hebben we het ook over het gewoon inzetten van
bedrijven en afspraken die daarmee gemaakt worden, en dat kunnen we niet
zo op deze manier inkaderen. Dat is echt onmogelijk, dus dan zou ik haar
moeten ontraden.
De heer Kwint (SP):
Ik dacht al dat de minister iets te ver ging in hoe hij het zei
...
Minister Slob:
Nee, ik ging niet te ver. Het ging echt om het presentator-zijn en
daarvoor beloond worden. Alleen, u trekt het — zo blijkt — nu breder. U
zegt: ook als er andere diensten worden verricht, en dat zou er dan ook
onder moeten gaan vallen. Kijk, dan raakt het ook niet meer aan het
beloningskader voor presentatoren. Dan wordt het een veel breder
verhaal, en dat ligt veel ingewikkelder dan even per motie zeggen: het
mag niet meer zijn dan dit.
De heer Kwint (SP):
Toen ik het via een amendement probeerde, zei de minister: het hoort
niet in deze wet. Ik bedoel, zo is het een beetje "het is niet goed of
het deugt niet". Er ligt al een hele rits aan voorstellen. En ik heb
elke keer expliciet aandacht gevraagd voor die combinatie met die
productiemaatschappijen. Dus dan gaat het inderdaad ook om de rol die
een presentator bijvoorbeeld als producent kan doen, of een producent
die er zelf misschien wel redactiewerk bij doet. Maar daar gaat het mij
niet om. Waar het mij om gaat, is dat ik wil dat wij gewoon conform de
geest van de WNT-norm garanderen dat iemand die werkzaamheden doet voor
de publieke omroep, opgeteld voor al die werkzaamheden, uiteindelijk
niet meer verdient dan de WNT-norm. Dat is het enige wat wij willen. En
of dat dan presentator en productie is, of wat mij betreft catering en
de hulp op de parkeerplaats, dat maakt me niet zo veel uit — al zou het
me trouwens verbazen als je daarmee zo veel geld verdient — als je onder
de streep maar niet boven die WNT-norm uitkomt. Dat is toch volledig
conform de geest van de WNT?
Minister Slob:
Maar de geest van de WNT is dat je onderdeel bent van de publieke
omroep, dus ook in dienst bent van de publieke omroep; en dan kunnen wij
hele strakke kaders stellen, ook met betrekking tot financiering. Dat is
één. Op het moment dat iemand van buiten een bedrijf heeft en ook iets
doet voor de publieke omroep, maar misschien ook wel op andere plekken
actief is, en om dan tegen een bedrijf dat dus niet onderdeel is van de
publieke omroep te zeggen "u mag niet meer verdienen dan dat" ... Tja,
dat gaat ook wel in tegen de wijze waarop ondernemingen in dit land
mogen acteren en bijdragen mogen leveren, en ook voor henzelf
inschattingen mogen maken als het gaat om de ondernemersrisico's die ze
nemen. Om hen dan een-op-een precies hetzelfde te beoordelen als wanneer
ze onderdeel zijn van de publieke omroep, dat is ook even gewoon uit
arbeidsverhoudingen niet op deze wijze vol te houden.
Het volgende kan wel, en daarom sloeg ik aan op uw motie. Als iemand
presentator is en van buiten komt, dan valt de cheque niet onder het
BPPO, want dat is bedoeld voor mensen die onderdeel zijn van de publieke
omroep. Maar we vinden wel dat zo'n presentator op dezelfde wijze moet
worden beloond en niet meer dan mensen die vanuit de omroep komen. Zo
had ik uw motie verstaan. Op die manier, even los van dat er soms nog
oude afspraken lopen, had ik de motie oordeel Kamer kunnen geven. Als
dat niet het geval is, dan ontraad ik 'm.
De heer Kwint (SP):
Nee, want zoals ik al gezegd heb: als de motie totaal overbodig is, is
het prima en had ik haar net zo goed kunnen intrekken. Maar juist omdat
ik al vermoedde dat de motie niet overbodig zou zijn, heb ik haar
ingediend. De minister zegt nu dat we dit niet kunnen vragen vanwege
arbeidsrechtelijke verhoudingen, maar natuurlijk kunnen wij dat wel. Op
het moment dat de minister — ik noem maar wat — een extern iemand vraagt
om werkzaamheden te verrichten die anders door een ambtenaar gedaan
zouden kunnen worden, mag diegene ook niet drie ton per jaar verdienen.
Dat is helemaal niet zo gek. Waarom is dat? Omdat wij vinden dat wanneer
je van belastinggeld betaald wordt, je niet meer verdient dan de norm
die we met z'n allen hebben vastgesteld. Deze mensen worden met
belastinggeld betaald.
Minister Slob:
Als zo iemand — dan komen we helemaal in de casuïstiek terecht —
bijvoorbeeld ook op andere plekken opdrachten heeft, is dat toch ook
gewoon wat een ondernemer mag doen? Die heeft toch de ruimte om op
allerlei manieren zijn geld te verdienen, bijvoorbeeld op het moment dat
hij met zijn bedrijf geld verdient waarmee hij weer andere mensen moet
betalen, die ook een salaris moeten gaan krijgen. Het belangrijke is dat
we vinden dat als iemand presentator is, diegene moet blijven binnen de
normen die het BPPO heeft gesteld. We weten dat dit sec alleen geldt
voor mensen die bij de omroep in dienst zijn. Dan wordt het ingewikkeld
als het gaat om mensen die van buiten komen. Dan zeg ik: dat is de norm
die we stellen en zoals we willen dat mensen van buiten voor die
werkzaamheden beloond worden. Het zullen overigens geen werkzaamheden
zijn die ze volledig zullen doen, want een hele week in beeld zijn lijkt
me wat ingewikkeld voor een presentator.
De voorzitter:
Meneer Kwint, heel kort.
De heer Kwint (SP):
Het gaat mij om het volgende. Het verzoek is heel helder: niemand die
voor de publieke omroep werkt, direct of indirect, mag nog meer betaald
krijgen voor zijn werkzaamheden voor de publieke omroep dan de WNT-norm.
Het gaat mij er niet om wat dat bedrijf verder nog commercieel
bijverdient. Het gaat mij specifiek om de werkzaamheden die voor de
publieke omroep gedaan worden. Dat totaalbedrag mag niet boven die norm
uitkomen.
De voorzitter:
Ik geloof dat de minister bij zijn oordeel blijft: de motie wordt
ontraden. Ik ga heel even naar de heer El Yassini.
De heer El Yassini (VVD):
Ik hoor de minister. De VVD is een ondernemerspartij en vindt dat op het
moment dat je onderneemt, je de vruchten daarvan moet kunnen plukken.
Maar de vraag is of we hier praten over ondernemers. Bijvoorbeeld in
verschillende publicaties van de NRC hebben we gezien dat — ik ga even
geen namen noemen, maar ik houd het wel bij de presentatoren — een
presentator op de loonlijst van een publieke omroep staat en vervolgens
zegt: jongens, ik ben heel populair, dus als je iets via mij wil doen
moet je wel mijn productiemaatschappij inschakelen. Die presentator is
daar nota bene eigenaar van en kan daar dividend van krijgen. Ook wordt
er gezegd, zoals duidelijk werd uit de verhalen die we in de NRC
teruglazen: ik heb een paar andere presentatoren in mijn stal en als
jullie van hen gebruik willen maken, moet ik daar ook een bepaald bedrag
voor krijgen. We zien een soort opstapeling met betrekking tot gelden
vanuit de NPO: opstapeling op opstapeling op opstapeling.
De voorzitter:
Uw vraag?
De heer El Yassini (VVD):
Mijn vraag aan de minister is de volgende. Om ervoor te zorgen dat
publiek geld uiteindelijk naar de presentator gaat, willen wij dat op
een nette manier doen. Maar op deze manier is er wel degelijk sprake van
dat men ver boven die WNT-norm uitkomt, terwijl alle opdrachten bij de
publieke omroep liggen. Kan de minister daar iets verder op
ingaan?
Minister Slob:
Volgens mij heb ik vrij uitvoerig schriftelijk antwoord gegeven op de
onderwerpen waar de heer El Yassini naar verwijst. Dat ga ik hier niet
allemaal herhalen. Even nog heel sec met betrekking tot waar de heer
Kwint mee komt: als het gaat om een presentator van buiten, is de inzet
dat diegene valt onder de normen die in het BPPO worden gesteld voor
degenen die bij de publieke omroep werkzaam zijn. Het tweede is de vraag
of als de desbetreffende persoon ook op andere manieren geld verdient —
dat kan met zijn bedrijf zijn, ook als het gaat om bepaalde afspraken
die met de publieke omroep worden gemaakt — je arbeidsrechtelijk kan
stellen dat dit niet boven een bepaald bedrag mag uitkomen als je ook
weet dat dit geld niet alleen voor één persoon is, maar gewoon in een
bedrijf wordt geïnvesteerd en er ook andere mensen van worden
betaald.
De voorzitter:
We gaan de discussie nu toch weer opnieuw doen.
Minister Slob:
Dan blijf ik bij mijn oordeel ontraden, voorzitter.
De voorzitter:
Zover waren we al. Ik geloof dat dit nu helder is.
Minister Slob:
Ja, precies. Dit is breder en …
De voorzitter:
De motie van de heer Kwint op stuk nr. 130 wordt ontraden.
Minister Slob:
… geldt voor alle buitenproducenten, ongeacht of ze iemand aanleveren
die als presentator gaat dienen, wat overigens maar in een enkele
situatie gebeurt.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 131.
Minister Slob:
De tweede motie van de heer Kwint, op stuk nr. 131. Ik zal zorgen dat u
van mij voor de stemming nog een schriftelijke reactie krijgt omdat de
motie wel heel erg ver gaat. Volgens mij valt alles hieronder. We vrezen
zelfs dat dit nog wetswijzigingen met zich mee zal brengen omdat een
richtlijn moet worden aangepast. Dat gaat sowieso niet op korte termijn.
Ik zal u even iets preciezer dan ik nu mondeling kan doen duidelijk
maken dat deze motie op deze manier niet kan.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 131 krijgt op dit moment geen oordeel. Dat krijgen
we nog voor de stemmingen van dinsdag. De heer Sneller heeft een
vraag.
De heer Sneller (D66):
Het is niet mijn motie, maar als de minister gaat beschrijven wat er
niet kan, kan hij misschien ook opnemen wat er wel kan.
Minister Slob:
Zeker.
De heer Sneller (D66):
In het betoog van de heer Kwint zaten namelijk wat meer nuances dan in
de motie.
Minister Slob:
Er is wel iets meer mogelijk. Dat zal ik op papier zetten. Maar volgens
mij wordt nu alles op één hoop gemikt. Dat gaat wel heel erg ver, ook
bezien vanuit de regelgeving die hiervoor geldt. Dat zal ik even voor u
inzichtelijk maken.
De derde motie, op stuk nr. 132, gaat over een onderwerp dat vaker
terugkomt. U weet dat ik het niet zomaar kan opleggen, maar ik snap wel
de geest van deze motie. Als u in ogenschouw neemt dat ik het niet
zomaar kan opleggen, maar dat ik het wel wil bevorderen, dan kan ik de
motie oordeel Kamer geven.
De voorzitter:
Ik zie de heer Kwint knikken. Met die lezing krijgt de motie op stuk nr.
132 oordeel Kamer.
De heer Van der Molen (CDA):
Het woord "bevorderen" is gevallen. De discussie zet me wel aan het
denken. Als het gaat om de situatie waarin presentatoren ook een deal
maken met een productiebedrijf, geeft de minister aan dat daar
wettelijke beperkingen aan zitten. Dit betekent dat een omroep als een
opdrachtgever een zelfstandige keuze kan maken of een dergelijke
constructie door die omroepinstelling geaccepteerd wordt. Ik weet dat
omroepen daar verschillende keuzes in kunnen maken. Er zijn in het
verleden omroepen geweest die hebben gezegd: "Als je dit zo zou willen,
moet je kiezen: óf je bent presentator hier, óf je bent hier geen
presentator en dan huren we je in. Het is een van de twee." De minister
zegt dat hij niemand ertoe kan verplichten, maar de derde motie van de
heer Kwint zegt ook iets in die richting. En dan zegt de minister dat
hij dat niet kan verplichten, maar wel bevorderen. Dat vraagt toch een
oordeel van de minister over deze constructies. De minister zou kunnen
bevorderen dat de omroepen afzien van dergelijke constructies, ook al
zijn ze vrij om daar toch voor te kiezen. Dan kan er toch meer gebeuren
dan het steeds ontraden van moties die op dit punt worden ingediend? Ik
zoek naar een manier waarop dat continu terugkomende gevoel van de Kamer
wel geadresseerd wordt.
Minister Slob:
Twee dingen. Een is dat we echt al behoorlijke stappen hebben gezet met
betrekking tot ook dit soort zaken. We moeten niet net doen alsof we nog
staan waar we drie jaar geleden stonden. Ik snap het ongemak daarbij.
Laat ik even, in het verlengde van wat ik bij de motie op stuk nr. 131
doe, ook over de motie op stuk nr. 130 iets op papier zetten over welke
weg we daarmee zouden kunnen gaan. Dan hoop ik dat de heer Kwint als
indiener van de motie beseft dat de ideale wereld misschien niet in één
beweging via één motie …
De heer Kwint (SP):
Het is al de tiende motie!
Minister Slob:
Ja, maar ze zijn soms wel redelijk massief. Dat past ook wel bij de SP,
dus dat neem ik u niet kwalijk. U bent daar altijd heel consistent in.
Ik besef ook, zeg ik er tot slot bij, dat ongeacht welke oplossing we
bedenken, er altijd weer andere constructies te bedenken zijn. We kunnen
niet alles helemaal in onze greep hebben zoals wij dat graag zouden
willen hebben, even los van dat we in ogenschouw moeten nemen dat we
niet zomaar kunnen en willen zitten aan de ruimte die bedrijven moeten
hebben. Als ik de heer El Yassini goed begrepen heb, is hij daar ook nog
steeds groot voorstander van. Maar goed, ik zal daar schriftelijk op
terugkomen voor de stemmingen. Ik neem aan dat die niet morgen zijn,
maar over een week. Dan hebben we nog even tijd om dat rustig op papier
te zetten. Ondertussen willen we ook de Eerste Kamer goed bedienen en
moeten we opletten wat we allemaal nog op ons bordje nemen. Mocht het
iets langer duren, dan kunt u de stemmingen misschien een weekje
aanhouden, maar dat laat ik dan wel horen. Zo veel moties zijn het
niet.
De voorzitter:
Daarmee zijn we aan het einde gekomen aan de beantwoording door de
minister. Over de moties, waar zojuist uitgebreid over gesproken is, zal
volgende week dinsdag gestemd worden, dus niet morgen. Er is een aantal
toezeggingen gedaan. Die zullen worden rondgemaild, zodat zowel aan de
kant van het ministerie als aan de kant van de Kamer kan worden bekeken
of die juist zijn. Ik dank de minister voor zijn komst naar de Kamer.
Naarmate we richting de kerst gaan, gaat het steeds sneller. Ik dank
mijn collega's en de medewerkers van de Kamer voor hun aanwezigheid.
Sluiting 16.27 uur.
ONGECORRIGEERD STENOGRAM Verslag OSV 52 (2020-2021) van 30 november 2020 |
---|
Aan ongecorrigeerde verslagen kan geen enkel recht worden ontleend. Uit ongecorrigeerde verslagen mag niet letterlijk worden geciteerd. Inlichtingen: verslagdienst@tweedekamer.nl |