[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over Internationale rechtsorde in het digitale domein (Kamerstuk 33694-60)

Internationale Veiligheidsstrategie

Inbreng verslag schriftelijk overleg

Nummer: 2020D51182, datum: 2020-12-09, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (nds-tk-2020D51182).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2020Z21659:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


2020D51182 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Binnen de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken hebben de onderstaande fracties de behoefte vragen en opmerkingen voor te leggen aan het kabinet over de Kamerbrief over de internationale rechtsorde in het digitale domein (Kamerbrief 33 694, nr. 60).

De voorzitter van de commissie,
Pia Dijkstra

De adjunct-griffier van de commissie,
Konings

Inhoudsopgave blz.
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties 2
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie 2
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie 3
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie 3
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie 4
II Antwoord/Reactie van het kabinet 7

I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de brief over de internationale rechtsorde in het digitale domein. Wel hebben deze leden nog een aantal vragen.

De leden van de VVD-fractie vinden het goed dat Nederland zich actief inzet voor de verbetering van de internationale rechtsorde in het digitaal domein. Zij vragen of ook andere landen het belang van dit thema voldoende inzien. Kunt u beschrijven wat Nederland doet om andere landen op het belang van dit thema te wijzen? Het gaat daarbij voor deze leden niet alleen om het algemene begrip van de internationale rechtsorde, maar ook om specifieke internationale misdrijven, waaronder digitaal terrorisme, de potentieel ontwrichtende werking van deepfakes en de bijna per definitie grensoverschrijdende vergrijpen tegen de horizontale privacy, waaronder wraakporno en de alomvattende surveillance van personen. Wat is de inzet van Nederland voor de internationale bescherming van data omtrent individuen, nu door het verzamelen van momenteel internationaal verspreide data effectief het gehele leven van iemand in kaart kan worden gebracht, met alle gevolgen van dien voor de veiligheid en vrijheid van personen?

De leden van de VVD-fractie zijn verheugd te lezen dat Nederland, in de lijn met motie Verhoeven/Koopmans, werk maakt van capaciteitsopbouw. Wat doet Nederland om andere landen te helpen met capaciteitsopbouw en welke landen zijn dit? Wat gebeurt er op EU-niveau op het gebied van capaciteitsopbouw?

De VVD-fractieleden vragen welke «gelijkgezinde» landen universele erkenning van de toepasselijkheid van het internationaal recht in het digitale domein bepleiten. Door welke landen wordt Nederland hierin gesteund? Welke stappen zijn er al gezet en wat is er al bereikt op het gebied van vrijwillige, niet-bindende gedragsnormen in het cyberdomein? Deze leden vragen tegelijkertijd aandacht voor de wenselijkheid van regulering daar waar dit effectief en mogelijk zou zijn, teneinde de veiligheid en vrijheid van mensen beter te beschermen. Welke mogelijkheden ziet het kabinet hiertoe? Wanneer en onder welke omstandigheden ziet het kabinet ruimte om gezamenlijke initiatieven te ondernemen voor concrete normering? Ziet het kabinet ruimte om eventueel in een beperktere kring van democratische gezinde landen over te gaan tot verdere normering en collectieve afspraken?

De leden van de VVD-fractie zijn verheugd te zien dat Nederland zich actief uitspreekt tegen cybercrime op internetplatforms. Hoe succesvol is de dialoog over samenwerking op dit gebied tot dusver? Hoe ziet de Nederlandse regering de rol van online sociale platforms maar ook van darkweb/illegale platforms? Op welke wijze werkt Nederland samen met Facebook en andere legale platforms om vormen van terroristische online content tegen te gaan?

De leden van de VVD-fractie pleiten er bovendien voor dat Europese landen meer samen optrekken bij het aanpakken van de daders achter cyberaanvallen, zeker waar dit statelijke actoren betreft. Het EU-sanctieregime is dan ook een goede eerste stap, maar niet voldoende. Bij een hack die zware fysieke schade veroorzaakt, geldt in principe het recht op collectieve zelfverdediging, maar bij de meeste van de huidige cyberaanvallen geldt er beweerdelijk geen recht op collectieve tegenmaatregelen. Landen mogen dit allen zelf doen. Dat maakt kleinere landen binnen de NAVO of de Europese Unie een aantrekkelijker prooi voor kwaadwillende landen, en is dus niet in het belang van onze veiligheid. Deelt het kabinet de mening dat we moeten kijken naar manieren om hier samen op te trekken?

Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie

De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de brief over de internationale rechtsorde in het digitale domein en zijn verheugd dat het kabinet aan de slag is gegaan met de motie van de leden Verhoeven en Koopmans (Kamerstuk 33 694, nr. 56) om te komen tot verdere internationale coördinatie van politieke attributie van cyberaanvallen, inclusief initiatieven gericht op internationale capaciteitsopbouw, die bijdragen aan benodigde expertise voor technische attributie. Deze leden hebben nog enkele vragen.

De leden van de D66-fractie lezen dat Rusland inzet op een verdrag naar cybercrime zonder voldoende waarborgen voor (digitale) burgerlijke vrijheden. Kan het kabinet toelichten welke mensenrechtelijke waarborgen het Verdrag van Boedapest biedt in vergelijking met de Russische voorstellen?

De leden van de D66-fractie horen graag dat Nederland zich sterk inzet tegen kwaadwillende cyberactiviteiten en dat Nederland coalities vormt wanneer er aanleiding is om te reageren op cyberaanvallen van buitenlandse actoren. Het kabinet schrijft: «Een krachtig antwoord op cyberaanvallen vergt zowel binnen als buiten de EU en de NAVO een grote inspanning van Nederland, met een brede groep van gelijkgestemden of op bilateraal niveau, zoals met Australië.» Om welke gelijkgestemde landen gaat het hier? Hoe vaak is er gebruik gemaakt van publieke toerekening en de listings van individuen en entiteiten in het kader van het EU-sanctieregime?

De leden van de GroenLinks-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de kabinetsbrief over de internationale rechtsorde in het internationale domein. Gezien het snel toenemende belang van het digitale domein in de geopolitiek juichen zij de actieve rol die Nederland op zich heeft genomen met betrekking tot internationale discussies over cyberbeleid toe. Zij hebben daar nog enige vragen bij.

De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat Nederland zich inzet voor de ontwikkeling van vrijwillige, niet-bindende gedragsnormen in het cyberdomein, maar dat de vooruitzichten ongewis zijn als gevolg van toenemende geopolitieke spanningen tussen de Verenigde Staten, Rusland en China. Dat baart deze leden zorgen. Op welke wijze zet het kabinet zich in om toch vooruitgang te kunnen boeken in deze uitdagende context? Is het de strategie om eerst met kleinere gelijkgezinde landen tot een gedragscode te komen? Of juist om geen stappen te zetten zolang de geopolitieke grootmachten niet meedoen? Kan het kabinet een voorbeeld geven van de betere handvatten die het kabinet voor ogen heeft om de implementatie van aanvullende gedragsnormen te bevorderen? En hoe verhouden de inspanningen van Nederland op dit terrein zich tot de ontwikkeling en inzet van offensieve cyber door Nederland zelf?

De leden van de GroenLinks-fractie delen de zorgen van het kabinet over de pogingen van China, en andere autocratische landen, om het multi-stakeholder governance model van het internet te ondergraven. Wel vragen zij zich af wat nu de beste strategie is om dit tegen te gaan. Op welke manier biedt Nederland actief tegenwicht aan China in discussies binnen de International Telecommunications Union (ITU), bijvoorbeeld door te bepleiten dat cruciale elementen van het multi-stakeholder model, zoals een stevige rol voor het maatschappelijk middenveld en brede aandacht voor mensenrechten in de digitale wereld, ook in ITU-verband worden verankerd? Ook zijn deze leden benieuwd welke rol het kabinet ziet weggelegd voor het Internet Governance Forum (IGF).

De leden van de GroenLinks-fractie vragen of het kabinet wil aangeven op welke wijze Nederland werk maakt van de aanbeveling uit het rapport van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) over de publieke kern van het internet om de internetdiplomatie te verbreden, door zogenaamde swing states in Azië, Afrika en Latijns Amerika, te overtuigen om zich in te zetten voor het open, vrije internet.

De leden van de GroenLinks-fractie vragen op welke wijze Nederland zich binnen andere VN-organisaties inzet voor het vrije en open internet. Is het kabinet bereid om de adoptie van een resolutie over de vrijheid van het internet te promoten bij de VN Mensenrechtenraad 2021, alsook een vervolgresolutie over nieuwe technologie en mensenrechten? En is het kabinet bereid om de UN Roadmap for Digital Cooperation te bevorderen en te zorgen dat het maatschappelijk middenveld hierbij wordt betrokken?

De leden van de GroenLinks-fractie delen de zorg van het kabinet dat de regelloosheid van het internet ook zijn keerzijde kent en dat landen overal ter wereld te maken krijgen met problematiek rond online desinformatie en hate speech. Dit speelt bijvoorbeeld een rol in het huidige conflict in Ethiopië, waar de grote internationale sociale mediabedrijven amper verantwoordelijkheid nemen en niet in de benodigde capaciteit hebben geïnvesteerd om content in de lokale talen te kunnen screenen, met mogelijk ontwrichtende gevolgen. Tegelijkertijd laat een recent rapport van Amnesty International zien dat Facebook en Google in Vietnam juist nauwelijks tegenwicht bieden aan verzoeken vanuit de Vietnamese autoriteiten om kritische geluiden te censureren. Hoe kijkt het kabinet naar de rol van internationale sociale mediabedrijven? Op welke wijze, en in welke internationale fora, kunnen die bedrijven worden gewezen op hun verantwoordelijkheden en daaraan worden gehouden?

Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie

De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de inzet van het kabinet op het gebied van internationale rechtsorde in het digitale domein. Het kabinet stelt terecht dat als gevolg van de COVID-19-pandemie de wereld afhankelijker dan ooit is van digitale processen, het openbare leven zich meer dan voorheen heeft verplaatst naar het digitale domein en dat daarmee de noodzaak om de internationale rechtsorde in het digitale domein – waaronder waarborging van de mensenrechten – te versterken, toeneemt. De leden van de PvdA-fractie hebben nog enkele vragen over deze brief.

De leden van de PvdA-fractie waarderen de inzet van Nederland om met gelijkgezinde landen te pleiten voor universele erkenning van de toepasselijkheid van het internationaal recht in het digitale domein, waaronder het Handvest van de Verenigde Naties, het internationaal oorlogsrecht, mensenrechten en het staatsaansprakelijkheidsrecht.

Nederland draagt in beide werkgroepen binnen de VN, de United Nations Group of Governmental Experts (UNGGE) en de Open Ended Working Group (OEWG), uit dat het internationaal recht landen in staat stelt zich te verweren tegen cyberdreigingen en niet in de laatste plaats vraagt Nederland aandacht voor dreigingen gericht tegen de publieke kern van het internet, dreigingen tegen het ongestoord en veilig verloop van verkiezingen, en dreigingen tegen vitale infrastructuur. De leden van de PvdA-fractie merken op dat dreigingen er ook uit bestaan dat bovenop de bestaande restricties van bepaalde regimes die de internetvrijheid beperken, er in reactie op de COVID-19-pandemie een veelheid aan maatregelen en wetgeving wereldwijd is ingevoerd waarvan het merendeel betrekking heeft op het censureren van online informatie of verregaande surveillance.1 Hoe oordeelt het kabinet over de dreiging die uitgaat van de inzet van deze maatregelen en wetgeving die onder de noemer van volksgezondheid leidt tot vergaande inbreuken op mensenrechten waaronder privacy-schendingen?

De leden van de PvdA-fractie waarderen het dat het kabinet wijst op het risico van de definitie van cybercrime en de handvatten die een brede definitie aan autoritaire regimes biedt om hun onwelgevallige elementen in cyberspace doelgerichter internationaal op te sporen en te vervolgen. Welke definitie zou volgens het kabinet de te hanteren definitie van cybercrime moeten zijn om dergelijke risico’s uit te sluiten? En in hoeverre is het realistisch dat het cybercrime-verdrag van de Raad van Europa universeel zal gaan gelden? Is er al nagedacht over hoe om te gaan met landen die geen deel uitmaken van het Cybercrime-verdrag van de Raad van Europa?

Het kabinet geeft aan dat de waarborging van mensenrechten in het digitale domein plaatsvindt in allerlei processen, maar voor Nederland bovendien vorm krijgt via de Nederlandse inbreng in de Mensenrechtenraad (MRR). De leden van de PvdA-fractie constateren dat de digitale ruimte een cruciaal onderdeel is geworden van de vrijheid voor vereniging, vrijheid van organisatie en vrije meningsuiting. Zo kunnen onder meer organisaties die opkomen voor vrouwenrechten in het digitale domein vrijelijk praten over onderwerpen op een manier waarop ze dat in veel gevallen niet offline kunnen. Tegelijkertijd is het digitale domein ook een plaats geworden voor onderdrukking, een plaats waar activisten of organisaties bewust in kwaad daglicht gesteld worden te doen, waar digitale surveillance plaatsvinden of accounts van activisten onterecht verwijderd worden. In het bijzonder vrouwenrechtenorganisaties of activisten zijn extra kwetsbaar omdat samenlevingen met een bestaande offline vrouwonvriendelijke – en verkrachtingscultuur, deze online voortzet. Welke mogelijkheden ziet het kabinet om deze groepen te beschermen? Valt dit onder de definitie van cybercrime zoals het kabinet die voor ogen heeft? Brengt het kabinet deze wijze van mensenrechtenschendingen ook op in de Mensenrechtenraad? Zal Nederland de adoptie van de vrijheid van internet-resolutie tijdens de VN Mensenrechtenraad in 2021 promoten? Is het kabinet bereid om een vervolg op de VN Mensenrechtenraad-resolutie over nieuwe technologie en mensenrechten in 2021 voor te stellen om nieuwe ontwikkelingen te reflecteren (HRC 41/14)? Is Nederland bereid te participeren in de VN Roadmap voor digitale coöperatie en te zorgen voor inclusie van alle relevante stakeholders, inclusief de civil society?

De leden van de PvdA-fractie lezen in de kabinetsbrief dat Nederland werkt aan versterking van de coördinatie en samenwerking met gelijkgezinde landen op het gebied van de technische normen en standaarden waaronder het internet functioneert. Dit om een versplintering van het internet, met bijkomende negatieve gevolgen voor de openheid, vrijheid en veiligheid van het internet tegen te gaan. Eén van de landen die met name genoemd wordt is China. Bij capaciteitsopbouw is hardware en software gemoeid die bij gebruik van Chinese producten gebaseerd is op Chinese standaarden die negatieve gevolgen hebben voor de openheid, vrijheid en veiligheid van het internet. In hoeverre dreigt het gevaar bij de capaciteitsopbouw in met name Afrikaanse landen, waar China een grote rol speelt, van ondermijning van een open, vrij en veilig internet? Wat is hier de inzet van Nederland? En op welke manier zou de EU hier een rol kunnen spelen om ervoor te zorgen dat openheid, vrijheid en veiligheid van het internet ook voor het Afrikaanse continent gewaarborgd kan worden?

De leden van de PvdA-fractie merken op dat Nederland in de dialoog, ook met landen die een offensief cyberprogramma tegen Nederland uitvoeren zoals Rusland en China, wil zoeken naar mogelijkheden om samen te werken op gebieden van gedeeld belang zoals bestrijding van cybercrime. In hoeverre bemoeilijkt het deze dialoog in relatie met hetgeen is opgemerkt over de verschillen in de gehanteerde definitie van cybercrime waarbij landen als Rusland en China hier ruimte zien om onder deze noemer onwelgevallige elementen in cyberspace doelgerichter internationaal op te sporen en vervolgen?

De leden van de PvdA-fractie constateren dat de tegenstelling in de kabinetsbrief nadrukkelijk benoemd is: «Het is geen toeval dat westerse landen zich ook op dit vlak geplaatst zien tegenover Rusland en China, aangevuld met gelijkgezinde landen als Cuba, Iran, Nicaragua, Noord-Korea en Venezuela. Meerdere landen zijn bovendien actief om het digitale domein te gebruiken voor het verspreiden van desinformatie in andere landen». Welke invloed heeft dat op de samenwerking op de gebieden van gedeeld belang, zoals bestrijding van cybercrime met landen zoals Rusland en China en in hoeverre is er wel sprake van gedeeld belang?

De leden van de PvdA-fractie hebben begrip voor de inzet van Nederland binnen de Freedom Online Coalition voor gezamenlijke verklaringen over onder meer kunstmatige intelligentie en desinformatie. Op dit moment onderzoekt de door het Comité van Ministers van de Raad van Europa ingestelde Ad Hoc Committee on Artificial Intelligence (CAHAI) de mogelijkheid van een bindend wettelijk kader voor de ontwikkeling, het ontwerp en de toepassing van kunstmatige intelligentie, gebaseerd op de universele beginselen en normen van de Raad van Europa inzake mensenrechten, democratie en de rechtsstaat. De leden van de PvdA-fractie vragen in hoeverre Nederland gecommitteerd is aan deze op rechten gebaseerde aanpak van de Raad van Europa. Steunt het kabinet dit proces waarin gekeken wordt naar de haalbaarheid van een wettelijk kader voor de ontwikkeling van en toepassing van artificiële intelligentie die is gebaseerd op de standaarden van de Raad van Europa op het gebied van mensenrechten, democratie en rechtsstaat? Onderschrijft het kabinet het belang van een dergelijke wettelijke kader?

II Antwoord/reactie van het kabinet


  1. International Center for Not-For-Profit Law, «COVID-19, the surveillance pandemic» (https://www.icnl.org/post/analysis/covid-19-the-surveillance-pandemic).↩︎