[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Aanbiedingsbrief

Bijlage

Nummer: 2020D51345, datum: 2020-12-09, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Bijlage bij: Nota naar aanleiding van het verslag (2020D50870)

Preview document (🔗 origineel)


Op 3 november jl. heb ik u het wetsvoorstel wijziging van de Wet
kinderopvang in verband met het opnemen van regels voor
ouderparticipatiecrĂšches doen toekomen. Op 24 november jl. heeft uw
Kamer schriftelijke vragen gesteld over het wetsvoorstel
ouderparticipatiecrĂšches. Ik wil u danken voor uw schriftelijk inbreng,
die bijdraagt aan het streven deze wet op 1 juli 2021 in werking te
laten treden. Bijgaand treft u de antwoorden op de door u gestelde
vragen.

Met het oog op de beoogde inwerkingtredingsdatum van 1 juli 2021 verzoek
ik u de verdere wetsbehandeling indien mogelijk spoedig in te plannen.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken

en Werkgelegenheid,

B. van ’t Wout



35 610 	Wijziging van de Wet kinderopvang in verband met het opnemen van
regels voor ouderparticipatiecrĂšches 

Nota naar aanleiding van het verslag

Algemeen 

Met interesse heeft de regering kennis genomen van het verslag van de
vaste commissie Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de wetswijziging
in verband met het opnemen van regels voor ouderparticipatiecrĂšches
(opc’s). In het navolgende ga ik in op de vragen uit het verslag
waarbij voor het beantwoorden van de vragen zoveel mogelijk de volgorde
en de indeling van het verslag is overgenomen. Dat houdt in dat de
vragen beantwoord worden onder de paragrafen ‘wettelijk kader’,
‘nieuwe opc’s in de aanloopperiode’, ‘kwaliteitseisen Wet
kinderopvang (Wko)’, ‘pedagogisch beleidsmedewerker’,
‘oudercommissies’, ‘financiĂ«le gevolgen’ en ‘Resultaten
uitvoeringstoetsen’ en ‘Resultaten internetconsultatie’. Wanneer
de vragen inhoudelijk overlappen, zijn deze in samenhang beantwoord.
GroenLinks, CDA, VVD, D66 en SGP geven te kennen dat zij met
belangstelling kennis genomen hebben van het wetsvoorstel en hebben een
aantal vragen gesteld. Het doet de regering genoegen dat de VVD, CDA,
D66 en GroenLinks hebben aangegeven het wetsvoorstel in grote lijnen te
steunen. SP heeft kennis genomen van het wetsvoorstel en heeft daar nog
enkele vragen bij.

 

1. Hoofdlijnen van het wetsvoorstel

1.1 Wettelijk kader

De leden van de VVD-fractie hebben enkele verduidelijkende vragen over
de hoofdlijnen van het voorstel. Een centraal punt hierin is de eis dat
ouders onbezoldigd werkzaamheden verrichten voor de opc. Welke eisen
stelt de regering in dat licht aan onkostenvergoedingen en de inhuur van
personeel voor werkzaamheden binnen een opc? Mag een opc bijvoorbeeld
muziekles inkopen voor de kinderen die daar opvang krijgen? Welke
financiële verantwoordingseisen gelden voor een opc? Wat is het gevolg
als de opc deze voorwaarden overtreden heeft voor het recht op
kinderopvangtoeslag dat ouders hebben ontvangen? 

De regering heeft met het wetsvoorstel een opc onder de definitie van
kindercentrum gebracht. Dit betekent dat opc’s in principe aan
dezelfde eisen moet voldoen als een regulier kindercentrum. Voor eisen
waar opc’s naar hun aard niet aan kunnen voldoen, de opleidingseis en
het vastegezichtencriterium, wordt een uitzondering gemaakt. Opc’s
kunnen, net zoals reguliere kindercentra, personeel inhuren en moeten
daarbij aan de eisen voldoen die ook gelden voor reguliere kindercentra,
ook in financiële zin. Een voorbeeld hiervan is de inhuur van de
pedagogisch beleidsmedewerker, niet zijnde de participerende ouder
binnen de opc. Het recht op en de hoogte van de kinderopvangtoeslag is
ook voor de ouders van opc’s afhankelijk van de situatie van de ouder
en de afgenomen kinderopvang. De financiële verantwoording van een opc
staat los van het individuele recht van ouders op de
kinderopvangtoeslag. Wanneer een opc zich niet aan financiële
verantwoording houdt, wordt de opc als rechtspersoon daar op
aangesproken. 

 

De leden van de VVD-fractie schrijven voorts dat de regering aangeeft
dat het duidelijk moet zijn waarin een opc zich onderscheidt van een
regulier kindercentrum Ă©n van informele opvang door ouders. De regering
geeft aan dat zij in dit voorstel wil aansluiten bij de kenmerken van de
huidige, reeds bestaande, opc’s. Deze kennen allemaal een
verenigingsvorm. Begrijpen deze leden hiermee goed dat mogelijke nieuwe
opc’s alleen in verenigingsvorm een aanvraag voor exploitatie van een
kindercentrum kunnen indienen? Zo nee, welke eis geldt dan voor de
rechtsvorm waarin ouders participeren? Kan de regering aangeven op welke
wijze de toezichthouder erop toeziet dat alle ouders betrokken bij de
opc verantwoordelijk zijn voor alle facetten van de opvang?

De regering verwijst voor beantwoording van de vraag naar het
voorgestelde artikel 1.60a Wko, dat beschrijft wanneer sprake is van
ouderparticipatieopvang. Dat artikel schrijft geen verplichte rechtsvorm
voor en opc’s hebben de vrijheid elke rechtsvorm te kiezen. De huidige
opc’s hebben alle een vereniging als rechtsvorm, hetgeen het best
aansluit bij het doel en het functioneren van een opc. Bij een opc zijn
het namelijk de ouders die het initiatief nemen en de
verantwoordelijkheid hebben voor alle facetten van de kinderopvang. In
het Besluit kwaliteit kinderopvang zal een verplichting worden opgenomen
om in het pedagogisch beleidsplan de verantwoordelijkheden en taken van
ouders die actief zijn binnen een opc te beschrijven. De toezichthouder
zal erop toezien dat naar dit pedagogisch beleidsplan wordt gehandeld. 

Dat inkomsten van een opc aangewend worden voor verantwoorde
kinderopvang moet uit de statuten, reglement of beleidsplan en
administratie van de opc blijken. De toezichthouder kan aan de hand van
deze stukken controleren of dat het geval is.

De leden van de D66-fractie vragen wat de wetswijziging betekent voor de
concrete gang van zaken op bestaande opc’s. Voorts vragen deze leden
wat deze wet betekent voor de verantwoordelijkheid en de
aansprakelijkheid van de betrokken ouders. 

Omdat het wetsvoorstel waar mogelijk is afgestemd op bestaande opc’s,
sluiten de voorgestelde wijzigingen grotendeels aan bij de praktijk van
huidige opc’s. In het Besluit kwaliteit kinderopvang zullen nadere
regels worden gesteld met betrekking tot verplichte onderdelen in het
pedagogisch beleidsplan. Ook bestaande opc’s zullen deze verplichte
onderdelen in het pedagogische beleidsplan moeten opnemen, voor zover
het nog niet in hun huidige pedagogische beleidsplannen staat. De
aansprakelijkheid van de ouder is op grond van het Burgerlijk Wetboek
afhankelijk van de gekozen rechtsvorm. Dit wetsvoorstel wijzigt daar
niets in.  

De leden van de SGP-fractie vragen of, met de harmonisatie van de
peuterspeelzalen, er geen specifieke wettelijke eisen meer bestaan er
daarom veel vrijheid is voor eigen initiatief, wanneer men geen
aanspraak wil maken op de kinderopvangtoeslag. 

Met de Wet harmonisatie kinderopvang en peuterspeelzaalwerk is
peuterspeelzaalwerk onder de definitie van kinderopvang in de Wko
gebracht. In de Wko is gedefinieerd wat onder kinderopvang moet worden
verstaan. Met het onderhavige wetsvoorstel wordt het begrip
ouderparticipatieopvang gedefinieerd. Opvang die onder de Wko valt moet
aan alle wettelijke eisen die in de Wko zijn vastgelegd, voldoen.
Wanneer opvang niet aan de definities in de Wko voldoet, valt het ook
niet onder het regime van de Wko en is er geen recht op
kinderopvangtoeslag.

1.2 Nieuwe opc’s in de aanloopperiode

De leden van de VVD-fractie hebben verschillende vragen over de
aanloopperiode. Zo vragen zij de regering op basis van welke criteria de
toezichthouder toetst of een nieuwe opc gedurende en na afloop van de
aanloopperiode voldoet aan het gewenste kwaliteitsniveau. Of de regering
kan bevestigen dat met dit wetsvoorstel ouders van een nieuw op te
richten opc gedurende de aanloopperiode van twee jaar géén aanspraak
kunnen maken op kinderopvangtoeslag? En of de Belastingdienst pas nĂĄ de
aanloopperiode van twee jaar een LRK-nummer ontvangt waarmee ouders
kinderopvangtoeslag kunnen aanvragen. Op welke wijze wordt geborgd dat
het LRK-nummer pas zichtbaar wordt bij de Belastingdienst nĂĄdat het
college op basis van de beoordeling van de toezichthouder het besluit
heeft genomen dat de betreffende opc aan alle gestelde eisen voldoet? De
leden van de D66-fractie vragen wat dit wetsvoorstel betekent voor de
mogelijkheden om een nieuw opc te starten.

Met dit  wetsvoorstel creëert de regering een specifieke wettelijke
grondslag voor bestaande opc’s en wordt het mogelijk gemaakt dat
nieuwe opc’s opgericht worden. Voor zowel bestaande als nieuwe opc’s
geldt dat zij bij het exploiteren van een opc niet hoeven te voldoen aan
de twee genoemde kwaliteitseisen (opleidingseis en het
vastegezichtencriterium).

Met het wetsvoorstel is aangesloten bij de bestaande
toezichtsystematiek. Een nieuwe opc valt dan ook meteen vanaf de datum
van ingang van de toestemming tot exploitatie onder het bestaande
toezichtsysteem dat voor alle kindercentra geldt. Toezicht op opc’s
zal plaatsvinden conform de bestaande kwaliteitseisen –behoudens de
bij dit wetsvoorstel uitgezonderde kwaliteitseisen. Daarbij zal de
toezichthouder uiteraard ook de naleving van de nieuwe kwaliteitseisen
die enkel voor opc’s gelden toetsen. 

Dit geldt vóór en nå de aanloopperiode. Het recht op
kinderopvangtoeslag ontstaat nĂĄ het doorlopen van de aanloopperiode. Om
dat te faciliteren wordt het Landelijk registratie kinderopvang nummer
(LRK-nummer), dat nodig is om kinderopvangtoeslag aan te vragen, na
afloop van de aanloopperiode voor ouders zichtbaar gemaakt en bij de
Belastingdienst bekend gemaakt. Dit wordt geborgd doordat het
LRK-systeem het LRK-nummer niet eerder doorstuurt naar de
Belastingdienst dan na afloop van de aanloopperiode. Het college hoeft
hierover geen apart besluit te nemen. 

De leden van de CDA-fractie en de GroenLinks-fractie vragen waarom voor
de aanlooptermijn van twee jaar gekozen is. De leden van de
GroenLinks-fractie stellen vervolgens de vraag hoe de regering dit ziet
ten aanzien van ongelijkheid, dat alleen de kinderen van vermogende
ouders op een opc terecht kunnen. Daarnaast vragen zij of de regering de
mogelijkheid ziet om voor opc’s, net zoals voor nieuwe commerciĂ«le
partijen binnen de kinderopvang sector, gedurende de exploitatie het
recht op kinderopvang toeslag in te voeren. 

De leden van de SGP-fractie lezen dat uit de resultaten van de
internetconsultatie blijkt dat er kritiek is op de aanlooptermijn van
twee jaar die het onmogelijk zou maken een nieuwe opc te starten. Deze
leden vragen de regering in te gaan op de keuze voor een aanlooptermijn
van twee jaar en waarom bijvoorbeeld geen jaar of drie maanden. Hoe
zorgt de regering ervoor dat het voor de aanlooptermijn niet feitelijk
onmogelijk wordt gemaakt om een nieuwe opc te starten in de toekomst, zo
vragen deze leden.

Zoals bij alle kindercentra is er enige tijd nodig voordat de
toezichthouder zich een oordeel kan vormen over de kwaliteit van een
kindercentra door middel van onderzoek(en). Reguliere kindercentra
moeten vanaf het begin voldoen aan alle kwaliteitseisen uit de Wko. Deze
kwaliteitseisen borgen dat kinderen veilige en kwalitatief goede opvang
krijgen. Opc’s – bestaande en nieuwe – voldoen niet aan twee
belangrijke kwaliteitseisen. Opc’s moeten daarom aantonen dat zij op
andere wijze kwalitatief goede opvang en continuĂŻteit kunnen bieden. De
huidige opc’s hebben door hun jarenlange bestaan continuïteit bewezen
en zijn gedurende die tijd ook aan het toezicht onderworpen geweest, en
zijn dat nog steeds. De nieuwe opc’s krijgen met dit wetsvoorstel de
kans om gedurende een aanloopperiode te laten zien dat de opvang die zij
bieden, ondanks het niet voldoen aan twee belangrijke kwaliteitseisen
uit de Wko, continuĂŻteitbestendig is. De periode van twee jaar is nodig
om deze bestendigheid aan te tonen en een onderzoek na registratie en
een vervolgonderzoek uit te voeren waaruit de kwaliteit van de opc moet
blijken. De regering is van mening dat pas wanneer aangetoond is dat een
opc kwaliteit en continuĂŻteit kan bieden, het recht op
kinderopvangtoeslag zou moeten ontstaan. Juist omdat aan twee
belangrijke kwaliteitseisen niet wordt voldaan, die mede de
kwaliteitsbasis voor kinderopvang vormen. Omdat een opc door de inzet
van onbezoldigde ouders geen personeelskosten heeft, zijn de uurtarieven
een stuk lager dan bij reguliere kindercentra. Dit maakt
ouderparticipatieopvang toegankelijker voor minder vermogende ouders. 

De leden van de SP-fractie vinden het verstandig om de gangbare
kwaliteitseisen – met uitzondering van de eisen die per definitie niet
kunnen worden ingevuld door een OPC – uit de kinderopvang toe te gaan
passen op de ouderparticipatiecrĂšches. Hoe denkt de regering dat deze
opc’s de continuïteit zullen moeten gaan aantonen in de toekomst?
Deelt de regering de zorgen van deze leden dat ouders die het initiatief
hiertoe nemen na enige tijd geen kinderen meer hebben die naar de opvang
hoeven en dat ze dan het initiatief de rug toe keren? Hoe wordt de
continuĂŻteit voldoende geborgd, zo vragen deze leden.

Wanneer een opc alleen dagopvang aanbiedt, zullen ouders slechts enkele
jaren betrokken zijn bij het functioneren van een opc. Juist daarom is
van belang dat de opc niet alleen kwalitatief goede opvang biedt, maar
ook continuĂŻteit kent. De ouders zullen daarom zelf moeten zorgen dat
er voldoende kinderen – en dan dus ook ouders die opvang verzorgen –
betrokken zijn. Zo kan een opc goed blijven draaien en kan opgebouwde
ervaring en kennis worden doorgegeven. 

1.3. Kwaliteitseisen Wko

1.3.1. Pedagogisch beleidsmedewerker

De leden van de CDA-fractie en de VVD-fractie hebben vragen over de
inzet van pedagogisch medewerkers. De leden van de CDA-fractie vragen
wat precies de toegevoegde waarde is van de inzet is van een pedagogisch
beleidsmedewerker. 

De regering geeft aan dat de inzet van de pedagogisch beleidsmedewerker
gelijktijdig kan plaatsvinden met het draaien van een groep. Geldt dit
ook bij reguliere kindercentra of gelden daar andere regels? Kan de
regering toelichten waarom de functie ‘pedagogisch medewerker’ niet
is gedefinieerd? Hoe weten ouders of zij daar wel of niet aan voldoen?
Kan de regering toelichten wat bedoeld wordt met een niet-participerende
ouder binnen een opc, die de rol van pedagogisch beleidsmedewerkers mag
vervullen? Wanneer voldoet een ouder daar precies aan? Kwalificeert een
ouder die eerst wel participeerde, maar die taken heeft neergelegd, ook
als niet-participerende ouder? Tot slot vragen deze leden op dit punt of
bijvoorbeeld stagiaires wel een vergoeding mogen krijgen van een opc.

De functie van pedagogisch beleidsmedewerker is ingevoerd met de Wet
Innovatie Kwaliteit Kinderopvang (Wet IKK) en per 1 januari 2019 is voor
kindercentra de inzet van een pedagogisch beleidsmedewerker verplicht.
Omdat voor opc’s alleen een uitzondering geldt van de opleidingseis en
het vastegezichtencriterium, moeten ook opc’s voldoen aan de inzet van
de pedagogisch beleidsmedewerker. De functie van pedagogisch
beleidsmedewerker is in de huidige Wko gedefinieerd als “de persoon
van 18 jaar of ouder die werkzaam is bij een kindercentrum, bezoldigd is
en belast is met de totstandkoming en implementatie van pedagogische
beleidsvoornemens of het coachen van beroepskrachten bij de uitvoering
van hun werkzaamheden”. De invoering van de pedagogisch
beleidsmedewerker is onderdeel van de kwaliteitsverhogende maatregelen
in het kader van de Wet IKK. Ten tijde van de invoering van de Wet IKK
is voorlichting gegeven over de inzet van de pedagogisch
beleidsmedewerker, die nog steeds  beschikbaar is op relevante websites,
Rijksoverheid.nl en veranderingenindekinderopvang.nl. Voor de inzet van
de pedagogisch beleidsmedewerker geldt voor kindercentra dat deze mag
meetellen in de beroepskracht-kind-ratio indien die persoon als
meewerkend coach op de groep staat en werkzaamheden verricht als
pedagogisch beleidsmedewerker (verzorgen, opvoeden en bijdragen aan de
ontwikkeling van kinderen). Net zoals bij de reguliere kindercentra
geldt deze mogelijkheid ook voor opc’s. Een participerende ouder die
de rol van pedagogisch beleidsmedewerker vervult, kan als coach op de
groep meedraaien. Vereist is wel dat die ouder daarvoor de betreffende
opleiding heeft genoten. De opleidingseisen zijn neergelegd in artikel 6
van het Besluit kwaliteit kinderopvang in samenhang met artikel 7 van de
Regeling Wet kinderopvang. Daaruit volgt dat Cao-partijen bepalen welke
opleidingen kwalificeren voor pedagogisch beleidsmedewerker.

Een participerende ouder in een opc is de ouder die de opvang verzorgt
en belast is met de verzorging, opvoeding en het bijdragen aan de
ontwikkeling van kinderen. Met andere woorden, de ouder die een groep
draait. Daarnaast zijn er ouders aan een opc verbonden die niet op groep
staan, maar andere werkzaamheden (bijvoorbeeld administratief)
verrichten. Dit zijn niet-participerende ouders. Ouders die eerder
participerende ouders waren, maar nu geen ouderparticipatieopvang meer
bieden, zijn daarmee niet-participerende ouders. Het kan voorkomen dat
een niet-participerende ouder aan de opleidingseis voor pedagogisch
beleidsmedewerker voldoet. Deze ouder kan als pedagogisch
beleidsmedewerker op de groep staan, maar telt niet mee voor de
beroepskracht-kind-ratio. Voor de vergoeding van een stagiair op een opc
gelden dezelfde regels als die voor reguliere kindercentra gelden. 

1.3.2. Oudercommissies

De leden van de VVD-fractie hebben een vraag over de functie van een
oudercommissie in geval ouders zelf het kindercentrum besturen, zoals
bij een opc. 

Zoals eerder aangegeven is bij dit wetsvoorstel het uitgangspunt geweest
voor zover mogelijk aan te sluiten bij de Wko. Ook in de situatie waar
ouders het bestuur van een kindercentrum vormen, vindt de regering het
van belang dat er een orgaan is dat meedenkt, adviseert en tegenspraak
biedt. 

Omdat binnen een opc ouders verschillende rollen en
verantwoordelijkheden aannemen, is het van belang hier aandacht voor te
hebben en de rolverdeling duidelijk te hebben. De regering is daarom
voornemens om in het Besluit kwaliteit kinderopvang op te nemen dat de
rolverdeling binnen een opc in het beleidsplan expliciet moet worden
gemaakt. Op die manier zal er aandacht zijn voor de verschillende rollen
van ouders binnen een opc.

2. Gevolgen

2.1 Financiële gevolgen

De leden van de VVD-fractie lezen dat de kosten ‘niet significant
stijgen’, maar dat dit wel het geval is vanaf 50 opc’s. Zij vragen
de regering nader toe te lichten wat de kosten nu zijn en hoe hoog te
kosten zijn vanaf 50 opc’s.

De regering is van mening dat toezicht en handhaving op de huidige zeven
opc’s is te vergelijken met toezicht en handhaving op reguliere
kindercentra en de kosten daarvoor zijn daarmee ook vergelijkbaar met
reguliere kindercentra. De Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG)
heeft in de uitvoeringstoets aangegeven dat naar verwachting de kosten
vanaf 50 opc’s zullen stijgen. Bij structurele kosten zal gedacht
moeten worden aan bijvoorbeeld extra tijd voor toezicht en er zal een
eenmalige investering nodig zijn voor de opleiding voor de
toezichthouder over deze vorm van opvang. Dit heeft te maken met de
beoordeling van de specifieke eisen die voor opc’s gelden, waar nog
geen ervaring mee opgedaan is. Wanneer zich de situatie voordoet dat het
aantal opc’s boven de 50 uitkomt en het financiĂ«le gevolgen met zich
brengt, zal de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid met
de VNG en de Gemeentelijke Gezondheidsdiensten en Geneeskundige
hulpverleningsorganisaties in de Regio (GGD GHOR Nederland) in gesprek
gaan daarover. 

Overige beantwoording van de vragen die onder deze paragraaf gesteld
zijn, zijn hieronder terug te vinden, in de paragraaf “Resultaten
uitvoeringstoetsen”. 

3. Resultaten uitvoeringstoetsen

3.1 Belastingdienst

De leden van de SP-fractie vragen hoe de regering omgaat met de
waarschuwing van de Belastingdienst. Deze leden wijzen erop dat de
kinderopvangtoeslag en de Belastingdienst niet bepaald een gelukkig
huwelijk zijn gebleken in het verleden. De leden van de SP-fractie
vragen of de regering het denkbaar acht dat met deze wet het aantal
ouderparticipatiecrĂšches binnen afzienbare tijd fors zal toenemen,
waarna de complexiteit voor de Belastingdienst te groot wordt. Wat kan
de regering hier dan aan doen? Aangezien ouders dan het wettelijk recht
hebben om een ouderparticipatiecrĂšche te beginnen.

De leden van de D66-fractie lezen dat door het zeer beperkte aantal
opc’s (7) de kosten niet significant zullen zijn en de Belastingdienst
het uitvoerbaar acht. Deze leden vragen de regering of het te verwachten
is dat het aantal opc’s in de toekomst zal toenemen, aangezien het nu
om een zeer beperkt aantal gaat. 

De leden van de SGP-fractie lezen dat de Belastingdienst aangeeft dat
het voorstel uitvoerbaar is, maar dat de complexiteit zal toenemen als
het aantal opc’s sterk stijgt. Deze leden vragen de regering naar de
verwachting van de ontwikkeling van het aantal ouderparticipatiecrĂšches
in de toekomst.

Het aantal opc’s is al jaren stabiel. Het opstarten van een opc vergt
veel tijd en  inzet van ouders gezamenlijk. De opc’s moeten net als
reguliere kindercentra in staat zijn professionele kinderopvang te
bieden binnen de daarvoor vastgestelde eisen in de Wko. Dit is een
serieuze aangelegenheid die veel verantwoordelijkheden met zich
meebrengt. De regering verwacht daarom niet dat het aantal opc’s in de
toekomst ineens sterk zal toenemen. De opc’s vallen onder de definitie
kindercentra en de reguliere toezichtsystematiek binnen de Wko. Wel zijn
de opc’s als opvangvorm apart gedefinieerd in de Wko. Dit is
noodzakelijk om de opc’s te kunnen onderscheiden van andere
kindercentra en de uitzondering op de wettelijke kwaliteitseisen alleen
op de opc’s van toepassing te laten zijn. De nieuwe opc’s komen pas
na de aanloopperiode bij de Belastingdienst in beeld, als zij hun
kwaliteit en continuĂŻteit hebben bewezen. Een sterke toename van
opc’s kan gezien hun uitzonderingspositie invloed hebben op de
uitoefening van de taken bij de Belastingdienst, bijvoorbeeld door
maatregelen om toezicht en handhaving ten aanzien van deze aparte
categorie beter mogelijk te maken.

4. Resultaten internetconsultatie

De leden van de D66-fractie constateren dat de gemeente Amsterdam in
samenwerking met de GGD een suggestie hebben gedaan om het toezicht te
verbeteren. Deze leden vragen de regering of deze suggestie is
overgenomen?

Mede naar aanleiding van de reactie van de gemeente Amsterdam op het
conceptwetsvoorstel zijn aanpassingen gedaan om onduidelijkheden die
toezicht kunnen belemmeren, weg te nemen. Zo zijn, onder andere, de
definities van ouderparticipatieopvang en van participerende ouder
aangepast en is de systematiek van de uitzonderingen op twee
kwaliteitseisen opgenomen. 

 LRK: Landelijk Register Kinderopvang

Datum

8 december 2020

Onze referentie

  DOCPROPERTY  "iOnsKenmerk"  \* MERGEFORMAT  2020-0000166469 

Pagina  PAGE 8  van  NUMPAGES 8 

Postbus 90801

2509 LV  Den Haag

Parnassusplein 5

T   070 333 44 44

www.rijksoverheid.nl

Onze referentie

  DOCPROPERTY  "iOnsKenmerk"  \* MERGEFORMAT  2020-0000166469 

  DOCPROPERTY  "iUwBrief"  \* MERGEFORMAT   

  DOCPROPERTY  "iCC"  \* MERGEFORMAT   

  DOCPROPERTY  "iBijlagen"  \* MERGEFORMAT   

> Retouradres Postbus 90801 2509 LV  Den Haag

  DOCPROPERTY  "iAdressering"  \* MERGEFORMAT  De voorzitter van de
Tweede Kamer 

der Staten-Generaal 

  DOCPROPERTY  "iStraat"  \* MERGEFORMAT  Binnenhof    DOCPROPERTY 
"iNr"  \* MERGEFORMAT  1A   DOCPROPERTY  "iToev"  \* MERGEFORMAT   

  DOCPROPERTY  "iPostcode"  \* MERGEFORMAT  2513 AA     DOCPROPERTY 
"iPlaats"  \* MERGEFORMAT  Den Haag 

  DOCPROPERTY  "iKixcode"  \* MERGEFORMAT  2513 AA1XA 



	Datum	8 december 2020

Betreft	  DOCPROPERTY  "iOnderwerp"  \* MERGEFORMAT  Aanbiedingsbrief
nota naar aanleiding van het verslag betreffende de wijziging van de Wet
kinderopvang in verband met het opnemen van regels voor
ouderparticipatiecrĂšches 



	

Pagina  PAGE 1  van  NUMPAGES 8