[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden

Wijziging van de begrotingsstaten van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (XIV) en het Diergezondheidsfonds (F) voor het jaar 2020 (wijziging samenhangende met de Najaarsnota)

Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden

Nummer: 2020D51940, datum: 2020-12-15, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-35650-XIV-3).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van kamerstukdossier 35650 XIV-3 Wijziging van de begrotingsstaten van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (XIV) en het Diergezondheidsfonds (F) voor het jaar 2020 (wijziging samenhangende met de Najaarsnota).

Onderdeel van zaak 2020Z22737:

Onderdeel van zaak 2020Z24756:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2020-2021

35 650 XIV Wijziging van de begrotingsstaten van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (XIV) en het Diergezondheidsfonds (F) voor het jaar 2020 (wijziging samenhangende met de Najaarsnota)

Nr. 3 VERSLAG HOUDENDE EEN LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 15 december 2020

De vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm van een lijst van vragen met de daarop gegeven antwoorden.

De vragen zijn op 4 december 2020 voorgelegd aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Bij brief van 11 december 2020 zijn ze door de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit beantwoord.

Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.

De voorzitter van de commissie,
Kuiken

Adjunct-griffier van de commissie,
Goorden

1

Is het correct dat de PAS-melders opgeroepen zijn om hun gegevens bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl) in te dienen? Gaat u met deze gegevens voor elke PAS-melder een natuurvergunning (proberen te) regelen?

Antwoord

Het klopt dat de initiatiefnemers van PAS-meldingen zijn gevraagd gegevens aan te leveren. Deze gegevens zijn nodig om de meldingen te verifiëren. Als de melding aan de verificatiecriteria voldoet, zal inderdaad een vergunning worden verleend.

2

Op welke wijze voorziet u voldoende stikstofruimte te creëren voor de legalisatie van de PAS-melders?

Antwoord

Voor het omzetten van de meldingen in vergunningen is een basisaanpak in uitvoering op basis van de bronmaatregelen uit de structurele aanpak waarover ik uw Kamer op korte termijn nader zal informeren. Voor deze omzetting zal er voldoende stikstofruimte beschikbaar zijn, aangezien verschillende maatregelen ingezet kunnen worden die verspreid over het land effect sorteren. Ten aanzien hiervan onderzoek ik of er versnelling plaats kan vinden, bijvoorbeeld door de stikstofruimte te benutten die ontstaat door transacties in de regio wanneer (rest)ruimte overblijft bij extern salderen. Tot slot onderzoek ik ook of aanvullend de ADC-toets kan worden doorlopen voor het omzetten van meldingen in vergunningen waar de depositie met de inzet van de maatregelen moeilijker te mitigeren is.

3

Wat is de gemiddelde subsidie die een varkenshouder ontvangt om te stoppen middels de Subsidieregeling sanering varkenshouderij (Srv)?

Antwoord

Op dit moment is het gemiddelde beschikte subsidiebedrag van de Subsidieregeling sanering varkenshouderijen (Srv) per aanmelder circa 1 miljoen euro.

4

Welk deel van de ontvangen Srv-subsidie gaat bij een varkenshouder gemiddeld naar het aflossen van leningen bij een bank?

Antwoord

In het kader van de Subsidieregeling sanering varkenshouderijen (Srv) wordt een tweeledige subsidie verstrekt aan aanmelders die aan de vereisten voldoen. Enerzijds een marktconforme vergoeding voor het varkensrecht en anderzijds 65% van het waardeverlies voor stallen, mestkelders, voer- en mestsilo’s.

De subsidieontvanger kan hiermee een deel van de kosten van de bedrijfsbeëindiging dekken. Het is aan de subsidieontvanger om te bepalen of hij daarbij subsidiegeld aanwendt om een lening af te lossen. De financiële positie rondom leningen is bij mij, noch bij RVO bekend en zal individueel per aanmelder sterk verschillen. Over het deel van de subsidie dat wordt gebruikt voor het aflossen van leningen kan ik dus geen informatie verstrekken.

5

Hoeveel stikstofdepositievermindering wordt momenteel naar schatting gerealiseerd door de Srv en hoeveel minder is dat dan de ramingen van het voorjaar van 2020?

Antwoord

Circa 20% van de potentiële deelnemers aan de Subsidieregeling sanering varkenshouderijen (Srv) moet nog een definitief besluit nemen over hun deelname. Daardoor zit er nog altijd een aanzienlijke onzekerheidsmarge op de stikstofvermindering die met de Srv kan worden gerealiseerd. Het nemen van een definitief besluit in deze groep duurt langer dan verwacht, bijvoorbeeld doordat er afspraken met betrokken gemeenten moeten worden gemaakt over nieuwe bestemmingsplannen. Ik verwacht half januari meer zicht te hebben op de opbrengst van de regeling en zal dan, op basis de uiteindelijke groep deelnemers, een nieuwe doorrekening van de stikstofeffecten laten uitvoeren.

6

Hoeveel varkens zullen er in Nederland minder gehouden worden (naar schatting) als gevolg van de Srv?

Antwoord

In het kader van de Subsidieregeling sanering varkenshouderijen (Srv) is de verwachting dat op landelijk niveau uiteindelijk een reductie van 5–7% van het huidige varkensrecht zal optreden nadat de bedrijfslocaties zijn beëindigd. Op dit moment kan dat (nog) niet in aantallen varkens worden vertaald, omdat dit bedrijfs- en locatieafhankelijk is. Pas als bedrijven overgaan tot beëindigen en hun dieren zijn afgevoerd kan dit nader worden bezien. De verwachting is dat dit medio 2021 bekend zal zijn.

7

Op welk moment zal de «stikstofruimte» uit de Srv ingeboekt worden in het stikstofregistratiesysteem?

Antwoord

Het moment van het inboeken in het SSRS van de depositievermindering die door de Srv tot stand komt zal zijn nadat deelname van een varkenshouderij aan de SRV definitief en onomkeerbaar is. In het geval van de Srv is dat als de NVWA gecontroleerd heeft dat de aanvrager daadwerkelijk gestopt is met zijn varkenshouderij. Daarnaast worden varkensrechten doorgehaald en o.a. enkele bijbehorende vergunningen aangepast of ingetrokken. Uiterlijk 8 maanden nadat de varkenshouder zijn beschikking heeft ontvangen moet de varkenshouder definitief gestopt zijn. Vergunningen gebaseerd op depositievermindering door deelnemende bedrijven aan de Srv kunnen verleend worden nadat de depositievermindering daadwerkelijk heeft plaatsgevonden.

8

Zijn de vergunningen voor de 75.000 woningen waarvoor het stikstofregistratiesysteem ruimte moest bieden in 2020 volledig uitgegeven? Zo ja, om hoeveel stikstofruimte ging het? Zo nee, waarom niet?

Antwoord

Op dit moment (peildatum: 1 december 2020) zijn er vanuit het stikstofregistratiesysteem (SSRS) 65 vergunningen verleend tbv ca 20.000 woningen, voor ca 3.000 woningen zijn er vergunningaanvragen in behandeling. Ook is er één Tracébesluit mede gebaseerd op ruimte uit het registratiesysteem.

Met de vergeven vergunningen is nog ruimte in het SSRS beschikbaar en vergunningverlening zal doorlopen zolang er voldoende depositieruimte in het systeem zit. Aanvullende depositieruimte die in SSRS benut zal worden en gebruikt kan worden voor vergunningverlening komt in het voorjaar van 2021 beschikbaar wanneer de effecten van de warme sanering varkenshouderijen ook daadwerkelijk optreden. Tot slot zal de voorgenomen bouwvrijstelling voor de aanlegfase meer ruimte bieden voor woningbouw.

9

Waarom wordt het subsidieplafond voor de Srv niet volledig benut?

Antwoord

In het kader van de Subsidieregeling sanering varkenshouderijen (Srv) zijn op 15 januari 2020 ruim 500 aanmeldingen binnengekomen. Na beoordeling van de subsidieaanvragen voldeden ruim 400 aanvragen aan de gestelde voorwaarden, waarop het besluit van het kabinet om het subsidieplafond op te hogen, is gebaseerd. Op deze manier was beschikking door RVO mogelijk. Voor de zomer zijn deze 400 aanmelders door RVO.nl met een subsidie beschikt. Niet alle beschikte varkenshouders hebben gebruik willen maken van de subsidie, om verschillende redenen, bijvoorbeeld hun individuele economische situatie. Daardoor zal het beschikbare subsidieplafond niet volledig worden benut.

10

Welk deel van het subsidieplafond voor de Srv van de totale 450 miljoen wordt niet benut? Om welk bedrag gaat dit?

Antwoord

Op dit moment is nog niet bekend hoeveel van de met een subsidie beschikte aanmelders ook daadwerkelijk hun varkenshouderijlocatie zullen beëindigen. Naar verwachting is dit begin 2021 beter in beeld. Pas op dat moment kan worden ingeschat welk deel van het subsidieplafond daadwerkelijk wordt benut.

11

Hoeveel varkenshouders hebben zich nu aangemeld voor de Srv?

Antwoord

Op 15 januari 2020, bij het einde van de aanvraagperiode voor de Subsidieregeling sanering varkenshouderijen (Srv) hadden zich ruim 500 varkenshouders aangemeld. Na beoordeling door RVO bleken ruim 400 aanmelders te voldoen aan de gestelde vereisten, zij ontvingen een subsidiebeschikking in de periode tot medio 2020.

Op dit moment hebben nog niet al deze varkenshouders de vereiste modelovereenkomst geretourneerd aan RVO. Er moeten nog varkenshouders een modelovereenkomst retourneren, zij hebben namelijk uitstel gevraagd om daarover een beslissing te nemen en dit uitstel is verleend. Naar verwachting is begin 2021 hierover duidelijkheid.

12

Wanneer kunt u meer duidelijkheid geven over waar de overgebleven middelen van de Srv aan worden uitgegeven in het kader van de aanpak van de stikstofproblematiek?

Antwoord

Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik u naar antwoord op vraag 10.

13

Welke gevolgen heeft deze onderuitputting voor de stikstofaanpak? Hoe bent u nu van plan de geplande stikstofreductie realiseren?

Antwoord

De gevolgen voor de stikstofaanpak zijn zeer afhankelijk van de uiteindelijke stikstofeffecten van de Srv en de exacte locatie waar die effecten optreden. In algemene zin geldt dat een lager aantal deelnemers leidt tot minder stikstofeffect van de Srv en tegelijkertijd tot een grotere onderuitputting. Nadere besluitvorming volgt over het inzetten van de onderuitputting voor een effectieve en efficiënte alternatieve maatregel, om de misgelopen stikstofeffecten van de srv te compenseren.

14

Aan welke stikstofmaatregelen wilt u de overblijvende middelen besteden?

Antwoord

Hier zal op korte termijn nadere besluitvorming over plaatsvinden. Naar verwachting zal de keuze gericht worden op de maatregelen die in de Kamerbrief van april 2020 genoemd zijn, opdat de gestelde stikstofambitie en natuurherstel daadwerkelijk effectief en efficiënt gerealiseerd wordt, tenzij op moment van besluitvorming andere, meer kosteneffectieve maatregelen t.b.v. stikstofreductie bekend worden. Dan zal worden bekeken of deze kunnen worden meegenomen.

15

Kunt u toelichten hoeveel ondernemers een beroep gedaan hebben op de Regeling tegemoetkoming land- en tuinbouwondernemers COVID-19?

Antwoord

Oorspronkelijk hebben 1201 ondernemers in de fritesaardappelensector en 1622 ondernemers in de sierteelt en het horeca-segment van de voedingstuinbouw een aanvraag voor een tegemoetkoming ingediend. Op 30 november is de termijn voor aanvraag van de definitieve subsidievaststelling van de tegemoetkoming gesloten. Nog niet alle aanvragen voor vaststelling zijn beoordeeld, de definitieve aantallen en bedragen zijn begin 2021 bekend.

16

Kunt u bevestigen dat er nu dus geen ondernemers in de land- en tuinbouw zijn die behoefte hebben aan financiële ondersteuning als gevolg van COVID-19, terwijl de COVID-19-pandemie nog steeds gaande is?

Antwoord

Nee, er zijn zeker ondernemers in de land- en tuinbouw die behoefte hebben aan ondersteuning. De tweede coronagolf raakt diverse Nederlandse sectoren, waaronder ook de land- en tuinbouwsector. Vooral bij die delen van de land- en tuinbouwsector die hoofzakelijk produceren voor de horeca en foodservice sector in binnen- en buitenland, is behoefte aan financiële ondersteuning. Daarom ben ik tijdens de eerste coronagolf met de sectorspecifieke Regeling tegemoetkoming land- en tuinbouwondernemers COVID-19 gekomen. Mijn inzet blijft om deze generieke maatregelen zo goed mogelijk aan te laten sluiten bij de behoeften van de land- en tuinbouwsectoren.

17

Wat gebeurt er met de verlaging van 350 miljoen euro die niet is uitgegeven in de Regeling tegemoetkoming land- en tuinbouwondernemers?

Antwoord

Binnen het kabinet is afgesproken dat middelen die niet binnen de steunregeling worden benut, terugvloeien naar de algemene middelen.

18

Welke andere sectoren hebben het nu, net als de sierteelt en de aardappelsector toen, zwaar door de COVID-19 crisis en welke mogelijkheden ziet u om de niet uitgegeven 350 miljoen euro te gebruiken om deze sectoren tegemoet te komen?

Antwoord

Meerdere sectoren worden door het aanhouden van de COVID-19-crisis getroffen. Het gaat binnen de land- en tuinbouw vooral om die sectoren die hoofzakelijk produceren voor de horeca en foodservice sector in binnen- en buitenland, zoals de kalveren-, eenden-, en tuinbouwsector, ieder met zijn eigen specifieke problematiek. Mijn inzet blijft om deze generieke maatregelen zo goed mogelijk aan te laten sluiten bij de specifieke behoeften van de land- en tuinbouwsectoren. De suggestie om de ongebruikte € 350 mln. van de in totaal € 650 mln. die beschikbaar was voor de Regeling tegemoetkoming land- en tuinbouwondernemers COVID-19, te gebruiken voor de ondersteuning van de sector is niet mogelijk. Het geld wat niet gebruikt is, is teruggevloeid naar de algemene middelen.

19

Waarom is de 10 miljoen euro die beschikbaar is voor gemeenten in regio’s waar de saneringsproblematiek aan de orde is, niet uitgegeven? Hoeveel en welke gemeenten hebben een beroep op de ondersteuning gedaan? Wat is de afweging om deze gemeenten niet tegemoet te komen, ook gezien de problematiek met de vervroegde beëindiging van de pelsdierhouderij?

Antwoord

Op 16 november 2020 is de specifieke uitkering (SPUK) Subsidieregeling sanering varkenshouderijen (Srv) gepubliceerd, waarmee gemeenten in staat worden gesteld om voor hun inspanningen aangaande deelnemende varkenshouderijlocaties aan de Srv het vastgestelde bedrag (25.000 euro per deelnemer die zijn locatie heeft beëindigd) te kunnen ontvangen. Gemeenten dienen eenmalig een aanvraag in voor alle deelnemende varkenshouderijlocaties op het moment dat zij de uitvoeringsactiviteiten in het kader van de Srv hebben verricht. In 2021 zal tot uitbetaling worden overgegaan. Met de kasschuif blijven de middelen beschikbaar in 2021.

20

Waarom bedragen de uitvoeringskosten van de nadeelcompensatieregeling voor nertsenhouders 20 miljoen euro? Hoe verklaart u dit hoge bedrag?

Antwoord

Er is een bedrag van maximaal € 20 miljoen gereserveerd voor de uitvoeringskosten van het vervroegd verbod op de pelsdierhouderij; dit betreft hoofdzakelijk de door de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) te maken uitvoeringskosten van de nadeelcompensatieregeling. Het betreft de voorbereiding, de communicatie over de voorwaarden, het inregelen van het proces en de ICT, de vaststelling en uitbetaling van de nadeelcompensatie, inclusief de eventuele inzet van deskundigen ter plaatse ter beoordeling van specifieke elementen van de nadeelcompensatie, en bezwaar- en beroepszaken.

21

Voorziet u naast de 75 miljoen euro die is gereserveerd voor het ruimen van nertsenbedrijven nog extra kosten?

Antwoord

In de prognose van 75 mln is uitgegaan van 75 ruimingslocaties en dat zijn er 70 geworden. Met de kennis van nu blijven we binnen de € 75 mln. Voor de laatste storting is het bedrag zelfs iets naar beneden bijgesteld naar € 70 mln. Hierin is meegenomen:

– Tegemoetkoming in de schade

– Ruimingskosten

– Kosten voor verdenkingen

– Early warning en screening

22

Welke dierhoudende sectoren dragen momenteel niet bij aan het Diergezondheidsfonds?

Antwoord

De diergezondheidsheffing wordt geheven bij houders van kippen, kalkoenen, eenden, schapen, geiten, varkens en runderen. Bij andere dierhoudende sectoren wordt op dit moment geen diergezondheidsheffing geheven.

23

Welke dierhoudende sectoren dragen momenteel wel bij aan het Diergezondheidsfonds?

Antwoord

Zie het antwoord op vraag 22.

24

Voorziet u in 2020 nog een stijging van de ruimingskosten bij mogelijk nieuwe besmettingen?

Antwoord

Zie het antwoord op vraag 21.

25

Hoe wilt u in de toekomst omgaan met onverhoopte grootschalige ruimingen in dierhoudende sectoren die nu niet bijdragen aan het Diergezondheidsfond?

Antwoord

In de Gezondheids- en Welzijnswet voor Dieren wordt bepaald dat eigenaren een tegemoetkoming in schade ontvangen uit het Diergezondheidsfonds als op last van de Minister en ter bestrijding van een besmettelijke dierziekte een dier wordt gedood en producten en voorwerpen onschadelijk worden gemaakt. Ook eigenaren die geen diergezondheidsheffing betalen komen voor deze tegemoetkoming in aanmerking. In deze wet wordt ook geregeld dat houders van diersoorten die nog niet bijdragen aan het DGF kunnen worden aangewezen voor betaling van diergezondheidsheffing. Bij het nemen van een dergelijk besluit zal een afweging worden gemaakt van alle relevante factoren. Omdat er bij de nertsen gelijktijdig met de dierziektebestrijding gewerkt werd aan een beëindigingsregeling, heb ik bij deze sector geen gebruik gemaakt van deze mogelijkheid.

26

Wat is de reden van de vertraging van de middelen die beschikbaar zijn voor innovatie op het boerenerf en waarom wordt hier gezien de stikstofproblematiek niet meer urgentie aan gegeven?

Antwoord

Er is een aantal redenen voor de vertraging in de besteding van de middelen voor innovatie op het boerenerf. De belangrijkste reden voor de vertraging in de besteding van de middelen is dat de werkelijke uitgaven voor de vouchers en projectsubsidies, die voortvloeien uit de eerste openstelling van de Subsidiemodule agrarische bedrijfsadvisering en educatie (Sabe), pas na de jaargrens worden gedaan. De openstelling van de Sabe en een deel van de verplichtingen vonden weliswaar in 2020 plaats, de betalingen zullen in de periode 2021 (voor de vouchers) tot 2023 (voor de projectsubsidies) plaatsvinden. Daarnaast heeft Corona enige vertraging veroorzaakt. Door Corona heeft het langer geduurd voordat werd begonnen met de erkenning van adviseurs die nodig was voor opname van deze adviseurs in het register van het Bedrijfsadviseringssysteem (BAS). De Subsidiemodule agrarische bedrijfsadvisering en educatie is uiteindelijk een maand later dan eerder voorzien, gepubliceerd.

Voor de eerste openstelling was veel belangstelling. Op de eerste dag dat vouchers konden worden aangevraagd, werden er door agrariërs al meer vouchers voor advisering of scholing aangevraagd dan er bij deze openstelling beschikbaar waren. Overwogen wordt nu om de tweede openstelling, die voor medio 2021 was voorzien, te vervroegen.

27

Kunt u een toelichting geven op de 276 miljoen euro uit het Klimaatakkoord voor de veenweideaanpak en daarbij aangeven wat het verschil is tussen deze 276 miljoen en de 100 miljoen die is gereserveerd voor de impuls van veenweiden?

Antwoord

In het Klimaatakkoord is € 276 mln. beschikbaar gesteld voor de aanpak van veenweidegebieden. De uitvoering van de aanpak voor de periode tot en met 2030 is vormgegeven in het Veenplan. De beschikbare € 276 mln. is onderverdeeld in drie onderdelen. € 100 mln. is bestemd voor een eerste impuls in veenweidegebieden om beweging te brengen in gebiedsprocessen en voor uitvoering van maatregelen. Dit als eerste stap richting het realiseren van de doelstelling van 1Mton CO2-eq. reductie in 2030. De middelen zijn dit najaar middels een specifieke uitkering aan provincies beschikbaar gesteld. Verder is er voor de periode 2020–2030 € 76,5 miljoen beschikbaar voor het verrichten van onderzoek en pilots, waaronder het Nationaal Onderzoeksprogramma Broeikasgassen Veenweide (NOBV) waarmee onderzoek wordt gedaan naar de emissies van broeikasgassen uit veenbodems en het effect van mogelijke maatregelen op de reductie daarvan. De resterende € 99,5 miljoen is gereserveerd voor de uitrol van maatregelen voor de jaren 2022–2030.

28

Kunt u een overzicht geven van de projecten die financieel ondersteund worden in het kader van de Floriade?

Antwoord

LNV voorziet in medefinanciering van innovatieve projecten op het eigen beleidsterrein. De intentie is om een bijdrage te leveren aan:

• Floriade Agroforestry Experience;

• Floriade Kennisprogramma 2020–2022;

• Kascomplex Floriade Expo 2022, «De Reis door de Tuinbouw».

Tevens wil LNV een bijdrage leveren aan het project waarin het publiek op een inspirerende wijze het duurzame leven van de toekomst kan ervaren, de Dutch Innovation Experience.

29

Op welke manier vindt de verantwoording van de gelden voor gerichte opkoop plaats?

Antwoord

De regeling provinciale aankoop veehouderijen bij natuurgebieden (maatregel gerichte opkoop) betreft een specifieke uitkering aan provincies. Overeenkomstig de Financiële-verhoudingswet geldt voor het afleggen van verantwoording over de besteding van specifieke uitkeringen een afzonderlijk regime. De provincie dient, conform de SiSa-methodiek, bij de jaarrekening een bijlage te voegen waarin verantwoordingsinformatie over specifieke uitkeringen wordt verstrekt op basis van indicatoren. Dat betreft onder andere het voldoen aan de minimale vereiste ten aanzien van de stikstofdepositie (de drempelwaarde), de kosteneffectiviteit en de borging van blijvende reductie. De verantwoordingsinformatie dient aldus betrekking te hebben op voorwaarden die de regeling bevat voor de aanwending van de specifieke uitkering voor aankopen van veehouderijen. Bij de vaststelling van de specifieke uitkering beoordeelt de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) of is voldaan aan de voorwaarden voor de besteding van de uitkering. Indien uit de verantwoordingsinformatie blijkt dat aan de voorwaarden van de regeling is voldaan, zal de Minister van LNV de uitkering vaststellen overeenkomstig de verlening.

30

Kunt u de Kamer informeren over de voortgang van de gebiedsprocessen?

Antwoord

De gebiedsprocessen van de provincies ten behoeve van de gerichte opkoop starten naar verwachting voorjaar 2021. De voortgang van de gebiedsprocessen wordt samen met de provincies gemonitord en op basis daarvan wordt de uitvoering van de 1e tranche rond de zomer van 2021 geëvalueerd. De ervaringen en lessen die volgen uit de monitoring en evaluatie worden meegenomen in de vormgeving, de financiering en de voorwaarden van de tweede en derde tranche van de regeling.

31

Kunt u een actueel overzicht geven van de animo en het aantal inschrijvingen voor de diverse stoppersregeling die zijn afgekondigd door de rijksoverheid en de provincies?

Antwoord

Met betrekking tot regeling provinciale aankoop veehouderijen:

De maatregel gerichte opkoop is sinds begin november gepubliceerd. Dat betekent dat provincies vanaf dat moment een aanvraag konden indienen voor budget en een start konden maken met opkopen. De eerste aanvragen daartoe worden begin januari verwacht, waarna een start kan worden gemaakt met de daadwerkelijke opkopen. Op dit moment is er nog geen goed overzicht van het aantal piekbelastende bedrijven wat zich heeft aangemeld. Provincies geven wel aan dat er belangstelling is. Gegevens daarover verwacht ik in het 1e kwartaal van 2021.

Met betrekking tot de Landelijke beëindigingsregeling veehouderijen:

De Lbv is nog niet opengesteld. De inzet is om dat in de zomer van 2021 te doen.

Met betrekking tot de subsidieregeling sanering varkenshouderijen:

Deze regeling had oorspronkelijk 503 inschrijvingen. Het definitief aantal deelnemers is nog onzeker en kan nog altijd binnen een aanzienlijke bandbreedte uitkomen. Dit komt onder andere doordat varkenshouders nog in onderhandeling zijn met gemeenten over nieuwe bestemmingsplannen. In januari verwacht ik meer duidelijkheid te kunnen leveren op het definitief aantal deelnemers.

32

Welke mogelijkheden worden de tuinders, die een heffing opgelegd krijgen van 4,5 miljoen euro vanwege een overschrijding van het heffingsplafond, geboden als zij door de COVID-19-crisis moeite hebben met het betalen van de opgelegde extra heffing in 2020? Is een betaalregeling mogelijk? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe wordt de betaalregeling vormgegeven?

Antwoord

De tuinders kunnen een betalingsregeling afspreken met RVO, die de heffing int. RVO zal afhankelijk van de individuele situatie bekijken hoe deze regeling eruit komt te zien.

33

Kunt u een toelichting geven op de extra middelen van 3,1 miljoen voor onderzoek en pilots? Welke pilots en demo’s worden/zijn er opgestart? Hoe wordt er naast extra middelen ook in regelgeving meer ruimte geboden aan nieuw onderzoek, pilots en demo’s?

Antwoord

In het Klimaatakkoord is afgesproken de broeikasgasemissie vanuit de veehouderij met 1,2 Mton CO2-eq/jaar te reduceren met een ambitie om de emissie zelfs met 2,7 Mton CO2-eq/jaar te reduceren. Afgesproken is dat via kennis- en demoprojecten veehouders gedurende de gehele looptijd van het akkoord worden ondersteund. In 2020 is er € 3,1 mln. aan kennis- en demoprojecten opgestart in de varkens- en melkveesector. Met deze middelen worden innovatieve technieken ontwikkeld en uitgeprobeerd in de praktijk. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om pilots met betrekking tot sensortechnologie, mestscheiding, mestkoeling of methaanoxidatie.

Voor een succesvolle implementatie van innovatieve technieken is het belangrijk dat dit mogelijk is in de vergunningverlening. Zo heb ik samen met onder andere vertegenwoordigers van de sector en de decentrale overheden een Taskforce Versnelling Innovatieproces ingesteld. Deze Taskforce rapporteert nog dit jaar.

34

Waarom is het mestprogramma vertraagd bij de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) en RVO? Op basis van welke argumenten is een prioritering gemaakt waardoor het mestprogramma vertraagd is en wat zijn de gevolgen hiervan?

Antwoord

De Versterkte Handhavingsstrategie, welke is gepresenteerd in september 2018, bevat meerdere sporen waarin wordt toegewerkt naar een effectievere en efficiëntere handhaving. Binnen de uitwerking hiervan is op meerdere punten minder uitgeput dan verwacht. Een voorbeeld hierin is de realisatie van de digitalisering van het Vervoersbewijs Dierlijke Mest (VDM). Voor het realiseren van deze digitale real time variant (rVDM) is aanpassing van wet- en regelgeving noodzakelijk. Daarnaast betreft dit een grote verandering voor zowel de betrokken stakeholders als sectorpartijen. Gebleken is dat de complexiteit en afhankelijkheden binnen het traject om meer structurele afstemming vraagt dan verwacht. De ambitie en inzet op dit traject blijft echter onverminderd hoog, zodat realisatie in 2021 zal plaatsvinden.

Naast deze ontwikkelingen heeft ook Covid-19 impact gehad op de mogelijkheden voor het uitvoeren van inspecties en daarmee de bijbehorende bestedingen.

35

Wat houdt de technische herschikking van artikel 12 naar artikel 11 precies in en waar gaat dit over?

Antwoord

Het gaat om een technische herschikking omdat in het verleden de verdeling van de middelen over de artikelen 11 en 12 niet precies aansloot bij de verdeling volgens de opdracht aan de NVWA. De verdeling van de budgetten voor de NVWA over de beleidsartikelen 11 en 12 is door deze overheveling van € 1.962.000 van het onderdeel bijdrage aan de NVWA op artikel 12 naar het onderdeel bijdrage aan de NVWA op artikel 11 in lijn gebracht met de opdracht aan de NVWA. Voor de begroting 2021 e.v. is de totaal opdracht aan de NVWA onderdeel van artikel 24 «Uitvoering en toezicht».

36

Hoeveel extra fte denkt de NVWA nodig te hebben om de huidige onderbezetting op het gebied van handhaving op te lossen?

Antwoord

Met een extern onderzoek dat ik op 16 oktober 2020 aan uw Kamer heb aan geboden (Kamerstuk 33 835, nr. 171) heb ik de verschillen tussen het takenpakket van de NVWA en de daarvoor beschikbare middelen in kaart gebracht. De NVWA en de Ministeries van LNV en VWS zijn op basis van dit onderzoek de handelingsperspectieven in kaart aan het brengen. Voor het AO van 27 januari zal ik meer duidelijkheid geven over de oplossingsrichtingen.

37

Hoeveel extra dierenartsen heeft de NVWA het afgelopen jaar geworven?

Antwoord

Onderbezetting van het aantal dierenartsen is blijvend een zorg voor de NVWA. De NVWA zet de arbeidsmarktcommunicatie en recruitmentactiviteiten dan ook voort. Er zijn in 2020 via de reguliere werving 16 dierenartsen geworven (peildatum 7 december 2020). Via een apart traject zijn er in 2020 daarnaast nog 22 dierenartsen geworven (peildatum 7 december 2020), bovenop op de reguliere werving (met name met het oog op Brexit).

38

Bent u als gevolg van recente zoönosen van plan om het aantal diersectoren dat aangesloten is bij het Diergezondheidsfonds uit te breiden? Zo ja, met welke sectoren?

Antwoord

Het beleid van mij en de Minister van VWS is gericht op het vroegtijdig opsporen van nieuwe of opkomende ziekten middels de basismonitoring en het signaleringsoverleg (onderdeel van de zoönosestructuur). Als ontwikkelingen leiden tot de invoering van structurele en kostbare bewakings- en/of bestrijdingsprogramma’s bij sectoren die nu niet onder het DGF vallen, is het mogelijk om houders van deze diersoorten een diergezondheidsheffing te laten betalen (zie vraag 25). Dat zal – wanneer dat aan de orde is – worden afgewogen. Op dit moment werk ik niet aan het uitbreiden van het aantal diersectoren die bijdragen aan het DGF.

39

Hoe kan de forse toename van 3,5 miljoen worden verklaard in het aantal boetes?

Antwoord

De verwachting is dat de opbrengsten uit bestuurlijke boetes op grond van de Gezondheids- en welzijnswet voor Dieren en de Wet Dieren in lijn met voorgaande jaren op een hoger niveau blijven liggen door een toename van bestuursrechtelijke in plaats van strafrechtelijke handhaving en tegelijkertijd een verhoging van de boeteplafonds en het aantal boetes. Over de ontwikkeling van het aantal boetes wordt u in de verantwoordingsrapportage van de NVWA geïnformeerd.

40

Kunt u een toelichting geven op de apparaatskosten en de stijgingen over de afgelopen vijf jaar (zowel in absolute als procentuele zin)? Hoe is deze stijging te verklaren en blijft deze stijging doorzetten? Zo nee, waarom niet? Zo ja, kunt u dat toelichten?

Antwoord

LNV heeft een eigenstandige apparaatsbegroting vanaf 1 januari 2019. Wanneer de uitgaven aan het LNV apparaat in 2019 worden vergeleken met de na najaarsnota 2020 voor 2020 gereserveerde budgetten voor het LNV apparaat zien we een stijging van 13,5%. Het gaat om een stijging van € 18.771.000. Deze stijging is voornamelijk te verklaren door nieuwe ontwikkelingen in 2020 zoals de oprichting van een programma DG Stikstof, budgettoevoegingen (uitvoeringskosten) vanuit intensiveringsenveloppes en de invoering van het Individueel keuzebudget. Voor de invoering van het Individueel keuzebudget is voor 2020 compensatie ontvangen. Het is niet de verwachting dat deze stijging zich in dezelfde omvang in 2021 blijft doorzetten, met uitzondering van budget toevoegingen vanuit enveloppes.

41

Denkt u dat de apparaatskosten ook in 2021 zullen stijgen?

Antwoord

Het is de verwachting dat de apparaatskosten ten opzichte van de Ontwerpbegroting 2021 zullen stijgen door budgettoevoegingen (uitvoeringskosten) vanuit intensiveringsenveloppes en door reguliere toevoeging van de loon- en prijsbijstelling.

42

Kunt u een nadere toelichting geven op de stijging van de departementsuitgaven van 24% tussen de vastgestelde begroting en de tweede suppletoire begroting? Welk deel van de stijging wordt verklaard door het programma DG Stikstof en voor welke activiteiten is dat (op hoofdlijnen)?

Antwoord

De reserveerde budgetten voor 2020 voor het apparaat van LNV zijn na najaarsnota gestegen met 24% ten opzichte van de Ontwerpbegroting 2020. In 2020 hebben diverse mutaties plaatsgevonden. Het gaat om reguliere mutaties zoals loon- en prijsbijstelling, maar ook mutaties door nieuwe ontwikkelingen in 2020 zoals de oprichting van een programma DG Stikstof, budgettoevoegingen (uitvoeringskosten) vanuit intensiveringsenveloppes en de invoering van het Individueel keuzebudget. Voor de invoering van het Individueel keuzebudget is voor 2020 compensatie ontvangen. Daarnaast zijn er middelen overgeheveld vanuit «artikel 51 nog onverdeeld» voor opdrachten voor Informatie Beveiliging en voor de herinrichting van ICT van LNV/EZK.

Ook heeft een toevoeging plaatsgevonden voor de Landbouwraden die in dienst zijn van LNV. Deze laatste post wordt sinds 2019 niet meer via RVO gedaan, maar rechtstreeks ten laste van het personeelsartikel van LNV gebracht.

Door de oprichting van de programma DG Stikstof is de apparaatsbegroting van LNV met 6% gestegen. Inhuur voor het programma DG Stikstof heeft plaatsgevonden voor het afhandelen van WOB-verzoeken, voor specifieke, tijdelijk benodigde expertise zoals ondersteuning bij de opbouw en organisatie van het programma DG en voor tijdelijke inzet ter overbrugging naar structurele bemensing voor de looptijd van het programma DG.

43

Kunt u specificeren waaruit de extra personele kosten voor het nieuw opgerichte programma van het DG Stikstof bestaan?

Antwoord

De personele kosten in 2020 vanwege het nieuw opgerichte programma DG Stikstof bestaan uit: apparaatskosten (personeel en materieel) van het programma DG en van stafdirecties als juridische zaken (totaal € 5,8 mln.), inhuur voor tijdelijk benodigde expertise en tijdelijke inzet (totaal € 1,8 mln.) en extra budget voor inzet van de Landsadvocaat (€ 0,2 mln.).

44

Welke werkzaamheden kunnen niet worden uitgevoerd door de NVWA en waarom loopt het herstel minder voorspoedig dan eerder ingeschat?

Antwoord

Om de voedselzekerheid en de voedselveiligheid te garanderen, heeft het kabinet de voedselvoorziening aan het begin van de coronacrisis aangewezen als vitale sector. Als gevolg daarvan is de NVWA haar werkzaamheden op dit punt blijven uitvoeren. Vanuit haar verantwoordelijkheid als werkgever heeft het management van de NVWA zo veel als mogelijk gedaan om te zorgen dat medewerkers van de NVWA en KDS (Kwaliteitskeuring Dierlijke Sector) veilig hun werk konden en kunnen doen.

Voor andere domeinen geldt dat de NVWA aan het begin van de crisis, gelet op veiligheid van de medewerkers, in principe geen fysieke inspecties heeft uitgevoerd. Fysieke inspecties vonden alleen plaats als er meldingen bij de NVWA binnenkwamen die vanwege de ernst van de overtreding en/of de mogelijke gevolgen onmiddellijk om een inspectie vroegen. Inmiddels zijn daar waar mogelijk fysieke inspecties weer opgestart.

Doordat de coronamaatregelen langer doorliepen dan eerder gedacht, en doordat de 1,5 metermaatschappij nieuwe risico’s meebrengt, is een andere inzet van het toezicht nodig. De NVWA heeft, gegeven de coronamaatregelen, steeds actief en zorgvuldig gezocht naar de balans tussen controles op afstand en fysieke inspecties waar nodig bij «vitale» onderdelen in het keurings- en handhavingsproces. In dit opschalingsproces hanteert de NVWA een beslisboom en wordt een arbotoets gedaan om de veiligheid van de medewerkers van de NVWA bij het uitvoeren van hun werkzaamheden te waarborgen. Door de corona-uitbraak heeft de NVWA bovendien werkzaamheden uitgevoerd die eerder juist niet voorzien waren. Zo is een groot aantal nertsenfokkerijen geruimd.

Recente verzwaringen van de corona-maatregelen hebben wederom effect, ook op eerder opgeschaalde werkzaamheden. Het sluiten van de horeca heeft bijvoorbeeld consequenties voor de horecateams. Het is duidelijk geworden dat door de coronacrisis niet alle jaarplanresultaten gerealiseerd kunnen worden. Voor meer details zie ook de tussentijdse verantwoording 2020 van de NVWA.1

45

Waaruit bestaan de overige personele kosten (12 miljoen euro) van het agentschap NVWA?

Antwoord

De overige personele kosten bestaan voornamelijk uit kosten voor opleiding en scholing, reiskosten en Arbo-voorzieningen.

46

Kunt u specificeren waaruit de materiële kosten voor het agentschap NVWA bestaan?

Antwoord

De materiële kosten bestaan uit kosten voor uitbesteed onderzoek in opdracht van de opdrachtgevers (de Ministeries van LNV en VWS), bijvoorbeeld uitgevoerd door het RIVM en het lab Wageningen Food Safety Research. De materiële kosten bestaan daarnaast uit kosten voor Shared Services Organisaties (Dictu en Rijksvastgoedbedrijf), inhuur practitioners, kosten dienstauto’s, bureaukosten, dienstkleding en overige huisvestingskosten en ICT-kosten.


  1. https://www.nvwa.nl/documenten/nvwa/organisatie/jaarplannen/2020/jaarplan-2020-nederlandse-voedsel--en-warenautoriteit-nvwa.↩︎