Jeugdzorg (jeugdbescherming Zeeland) (N.B. Dit notaoverleg is verplaatst van de middag naar de ochtend!) (ongecorrigeerd stenogram)
Stenogram
Nummer: 2020D52351, datum: 2020-12-14, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Onderdeel van activiteiten:- 2020-12-14 10:00: Jeugdzorg (jeugdbescherming Zeeland) (N.B. Dit notaoverleg is verplaatst van de middag naar de ochtend!) (Notaoverleg), vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer, Jeugdzorg (jeugdbescherming Zeeland)
VERSLAG VAN EEN NOTAOVERLEG
Concept
De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid hebben op 14 december 2020 overleg gevoerd met de heer Blokhuis, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, en de heer Dekker, minister voor Rechtsbescherming, over:
de brief van de minister voor Rechtsbescherming d.d. 3 december 2020 inzake stand van zaken jeugdbescherming Zeeland (2020Z23788).
Van dit overleg brengen de commissies bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en
Sport,
Lodders
De voorzitter van de vaste commissie voor Justitie en
Veiligheid,
Van Meenen
De griffier van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en
Sport,
Post
Voorzitter: Lodders
Griffier: Post
Aanwezig zijn acht leden der Kamer, te weten: Van Beukering-Huijbregts, Hijink, Jansen, Kuiken, Lodders, Peters, Westerveld en Wörsdörfer,
en de heer Blokhuis, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, en de heer Dekker, minister voor Rechtsbescherming.
Aanvang 10.17 uur.
De voorzitter:
Goedemorgen. Hartelijk welkom bij de vaste commissie voor
Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Aan de orde is een notaoverleg over
de jeugdzorg. Het gaat met name over de jeugdbescherming in Zeeland.
Excuses voor het feit dat we een kwartiertje vertraging hebben qua
aanvangstijd. Dat heeft te maken met alle andere ontwikkelingen die ons
vandaag en de komende tijd bezighouden, en ook de afgelopen tijd al
bezighielden.
Hartelijke welkom, zeg ik tegen de minister voor Rechtsbescherming.
Hartelijk welkom, staatssecretaris van VWS. Uiteraard ook hartelijk
welkom aan de ondersteuning hier en in de andere zaal. Welkom aan de
Kamerleden. Ik stel voor om heel snel van start te gaan met dit
notaoverleg.
Het is een notaoverleg. Ik zeg dat tegen u, maar zeker tegen de mensen
thuis. Er is in tweede termijn gelegenheid om moties in te dienen. We
hebben afgesproken om een spreektijd van drie minuten te hanteren in
eerste termijn. In tweede termijn is het normaliter één minuut, maar
omdat we moties verwachten, stel ik voor om het te verlengen tot twee
minuten, zodat u uw motie fatsoenlijk kunt indienen, als u dat wenst. Ik
zou willen vragen om de interrupties in eerste termijn zo beperkt
mogelijk te houden. U gaat er natuurlijk zelf over, maar ik heb
voorafgaand aan het debat geproefd dat er vooral veel vragen zijn aan de
leden van het kabinet. Als we het beperkt kunnen houden tot een enkele
vraag, dan zou dat heel erg helpen. De eindtijd van dit notaoverleg
staat op 13.00 uur. Ik wil die richttijd graag aanhouden, gezien
allerlei andere afspraken in de agenda.
Mevrouw Kuiken, mag ik u als eerste het woord geven? U spreekt namens de
fractie van de Partij van de Arbeid. Gaat uw gang.
Mevrouw Kuiken (PvdA):
Dank u wel, voorzitter. Er zijn acute zorgen over de hulpverlening aan
kwetsbare kinderen en hun ouders. De zorgen gaan over de hulp die zij
nodig hebben, alsook over het behoud van medewerkers. Daarom is het goed
dat we dit debat nu voeren. Ik ga het vrij staccato doen, gelet op de
beperkte tijd.
Ik wil graag weten per wanneer de ministeries, dan wel de minister,
betrokken zijn geweest bij het voorgenomen besluit. Ik zie in een
tijdlijn terugkomen dat dit in ieder geval vanaf mei is geweest. Mijn
tweede vraag is hoe er nu al een voorgenomen besluit kan liggen, terwijl
er nog geen uitgewerkt plan is. Ligt er wel een plan en zo ja, waar is
dat dan? Kon worden verwacht dat de inspecties en de Jeugdautoriteit zo
kritisch zouden reageren? Waarom zijn zij niet op een eerder moment
betrokken bij deze voorgenomen sluiting? En welke garanties zijn er dat
de drie beoogde vervangers de nodige kwaliteit wel kunnen leveren? Welke
aannames liggen er onder de gedachte dat dit met goedkopere tarieven zou
kunnen, ook omdat deze GI's een andere specialisatie hebben dan
Intervence heeft? Hoe denkt het kabinet medewerkers te kunnen behouden
in deze onzekere periode? Wij horen dat gemeenten nu al medewerkers
wegtrekken. Uitstel betekent nog geen afstel, dus op welke wijze denkt
het kabinet personeel in deze roerige en kwetsbare tijd te kunnen
behouden?
Voorzitter. Ik zou ten slotte ook willen weten hoeveel kosten er precies
gemoeid zijn met de transitie. Welke analyse ligt er ten grondslag aan
de vraag of Intervence het financieel wel of niet zou redden? Welk
financieel plaatje staat er voor de toekomst?
Mijn allerlaatste vraag. Er wordt nu een halfjaar uitstel geboden, maar
op basis van de gesprekken die er afgelopen weekend nog zijn gevoerd,
lijkt het niet zozeer een pas op de plaats. Volgens mij moeten de
gemeenteraden nog steeds per 15 december al dan niet akkoord gaan met
het voorgenomen besluit. Is het dan wel echt een pas op de plaats? Dan
moet je toch even alles on hold zetten, zodat je alles weer kunt
heroverwegen, ook bijvoorbeeld in relatie tot het programma dat nu
loopt, Vaart in Veiligheid?
Dat waren mijn vragen, voorzitter.
De voorzitter:
Hartelijk dank. Dan geef ik nu graag het woord aan mevrouw Westerveld
namens de fractie van GroenLinks. Gaat uw gang.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Dank u wel, voorzitter. Opnieuw dreigt er een grote jeugdzorginstelling
om te vallen en opnieuw lijkt het te gaan om geld in plaats van om goede
zorg aan kinderen en gezinnen. Het lijstje instanties dat zorgen uit
over dit besluit en over de snelheid waarmee het allemaal gebeurt,
blijft groeien. Jeugdzorg Nederland, de cliëntenraad van Intervence,
beide inspecties, de Jeugdautoriteit, de landsadvocaat, kinderrechters
in Zeeland, de FNV en ook gemeenteraadsleden lijken te zijn overvallen.
Allemaal concluderen ze dat het besluit genomen lijkt te zijn voordat er
een gedegen plan ligt hoe die zorg aan kinderen en gezinnen
gecontinueerd wordt, wat er met het personeel gebeurt en of instellingen
die de zorg overnemen, dit op lange termijn nog financieel kunnen
dragen.
Voorzitter. Wethouders van de verschillende steden zeggen dat het plan
er wel is, maar ons viel op dat zij vooral praten in termen van
"kunnen". Dus: medewerkers "kunnen" solliciteren bij een van de andere
drie organisaties, en die andere drie organisaties "kunnen" de zorg goed
oppakken. Een gedetailleerde onderbouwing van deze stellingen, namelijk
dat het ook allemaal echt gaat gebeuren, ontbreekt. Ik wil de minister
en de staatssecretaris vragen of zij die plannen ook missen. En zo ja,
kunnen zij dan garanderen dat deze sluiting zonder een gedegen
uitgewerkt transitieplan niet zal doorgaan? Zijn zij bereid om als
systeemverantwoordelijken in te grijpen?
Voorzitter. Wij willen dat er eerst een plan is, en dat eerst duidelijk
wordt dat de zorg doorgaat, dat kinderen en gezinnen geholpen worden en
dat medewerkers gegarandeerd hun baan kunnen behouden. Dan pas kun je
verder praten over de afbouw.
Voorzitter. Veel kinderen in een hulpverleningstraject zien vaak
tientallen hulpverleners. Zij moeten elke keer opnieuw een vaak pijnlijk
verhaal vertellen. Dat leidt tot beschadiging van deze kinderen, en ook
tot wantrouwen richting hulpverleners. Ik wil de minister en de
staatssecretaris vragen of zij ervoor kunnen zorgen dat die
hulpverleners zo veel mogelijk bij dezelfde kinderen kunnen blijven. Of
eigenlijk niet zo veel mogelijk: ze móeten allemaal bij dezelfde
kinderen blijven. Wat gaan zij doen om personeel binnen de jeugdzorg te
behouden? Het is op deze manier namelijk dweilen met de kraan open. Dat
is onacceptabel als we weten dat de instroom van nieuwe medewerkers
daalt en dat de uitstroom groot is. Hoe gaan zij ervoor zorgen dat deze
mensen nu geen eieren voor hun geld kiezen en op een andere plek, buiten
de jeugdzorg, aan de slag gaan?
Ik wil hun ook vragen: hoezo moet personeel op de eigen baan
solliciteren en maar hopen dat het wordt aangenomen? We begrijpen ook
dat een van de nieuwe organisaties alleen maar met zzp'ers werkt. Moet
het personeel dan maar noodgedwongen zzp'en, wil ik vragen. Zien zij
deze risico's ook?
Voorzitter. Ten slotte het grotere plaatje. Kunnen de minister en de
staatssecretaris uitleggen waarom jeugdzorginstellingen maar blijven
omvallen? Is het een tekort aan geld? Is het wanbeleid? Is er wel
voldoende toezicht? Wordt dit van tevoren wel goed voorzien? En waarom
is dit steeds het geval bij de meest complexe zorg en de meest kwetsbare
kinderen? Ik wil hun ook vragen wat deze sluiting betekent voor de
jeugdzorg in Zeeland. Dat is voor specialistische jeugdzorg toch al geen
rijkelijk bedeelde regio.
Voorzitter, ik sluit af. Bij het sluiten van andere instellingen hebben
we gezien waar snelheid en onzorgvuldigheid toe hebben geleid. Ik wil de
minister en de staatssecretaris op het hart drukken om hier echt op tijd
te zijn en alleen te handelen bij goed uitgewerkte plannen voor kinderen
en het personeel.
De voorzitter:
Hartelijk dank, zeg ik tegen mevrouw Westerveld. Dan geef ik nu graag
het woord aan de heer Jansen. De heer Jansen spreekt namens de fractie
van de PVV. Gaat uw gang.
De heer Jansen (PVV):
Dank, voorzitter. Voor ik begin: ik heb het in mijn tekst continu over
"de minister", maar daar kan ook "staatssecretaris" worden gelezen
indien dat van toepassing is.
Voorzitter. Wederom een debat over het sluiten van een instelling in de
jeugdzorg. Wederom een jeugdzorginstelling die het hoofd niet boven
water kan houden. Met de sluiting van Juzt en De Hoenderloo Groep nog
vers in het geheugen is ook dit een besluit met ingrijpende en vergaande
gevolgen, niet alleen voor de kinderen, maar ook voor hun naasten. Op
dit moment verkeren 750 kinderen en gezinnen in grote onzekerheid. Want
wat is nu precies het plan? Bestaande hulpverleningsrelaties moeten zo
veel als mogelijk in stand worden gehouden. Maar hoe dan? Kinderen
moeten in de nieuwe situatie bij dezelfde jeugdbeschermer of
jeugdreclasseerder kunnen blijven. Maar hoe dan? En wat is die nieuwe
situatie? Wat betekent dit eigenlijk voor alle medewerkers? Graag een
reactie.
We maken ons grote zorgen over de continuïteit van zorg voor deze
kinderen. Deze zorg zal per 1 januari worden overgenomen door drie
andere instellingen. Maar 1 januari is al over tweeënhalve week. Zoals
het er nu naar uitziet, is er nog geen begin van een uitgewerkt plan.
Deze hele gang van zaken lijkt op een overhaast en ondoordacht
hersenspinsel. Kan de minister bevestigen dat het hier niet gaat om een
ordinaire bezuiniging, waardoor de Zeeuwse gemeenten geld besparen over
de ruggen van deze kwetsbare kinderen?
Voorzitter. Niet alleen wij en alle partijen hier in de Kamer, maar ook
de inspecties, de Jeugdautoriteit, kinderrechters, de landsadvocaat,
Jeugdzorg Nederland, betrokken familieleden en kinderen uiten hun
zorgen. De landsadvocaat raadt zelfs aan weg te blijven bij een
faillissement. De brief van de voorzitter van de Bestuurscommissie
Inkooporganisatie Jeugdhulp Zeeland stelt mij weinig gerust. Het gaat
hier om kinderen met grote problemen, kinderen van vlees en bloed. Deze
voorzitter heeft het over dossiers die overgenomen zullen worden. Ik
citeer: "De drie GI's blijven dus gewoon doen wat ze al deden in
Zeeland, en krijgen vanaf 1 januari 2021 en de maanden daarna alleen
meer dossiers in behandeling." Het dossier gaat dus gewoon over van de
ene naar de andere organisatie.
Voorzitter. Kunt u zich voorstellen dat ik mij grote zorgen maak over de
warme overdracht zoals de voorzitter van de Bestuurscommissie
Inkooporganisatie Jeugdhulp Zeeland die voor ogen heeft? Kinderen die
als dossiers in plaats van als echte mensen worden behandeld; het is
niet te geloven. Ze worden gewoon overgegooid naar een andere
instelling. Zo kun je hier toch niet over praten? Dit is echt
ongelofelijk bot.
Wat gaat de minister doen? Laat de minister hier weer een
jeugdzorginstelling verdwijnen? Laat hij hier weer kinderen keihard
vallen? Of is hij bereid om naar andere opties te kijken? De ogen
sluiten voor nog meer leed is geen optie. Doe iets! Afgelopen vrijdag is
er iets meer duidelijkheid gekomen, maar wat de PVV-betreft nog steeds
onvoldoende. Graag meer toelichting.
De voorzitter:
Hartelijk dank. Dan geef ik nu graag het woord aan de heer Peters, die
spreekt namens het CDA.
De heer Peters (CDA):
Dank u wel, voorzitter. Vandaag spreken we over de toekomst van de
jeugdbescherming in Zeeland. Dat is om veel redenen een bijzonder en ook
wel emotioneel debat. Ten eerste omdat het in eerste instantie
natuurlijk gaat om kwetsbare kinderen, die de best mogelijke hulp nodig
hebben. Ten tweede omdat het gaat om mensen die met hart en ziel hun
werk doen. Maar ten derde omdat gemeenten de eerstverantwoordelijken
zijn en de heren Dekker en Blokhuis, die wij als Kamer horen te
controleren, slechts in tweede instantie als stelselverantwoordelijken
verantwoordelijk zijn.
Het gaat hier dus om een emotioneel debat, maar ook om een ingewikkeld
debat. Kamerleden gaan immers niet over de bedrijfsvoering of het
functioneren van een instelling, en Kamerleden gaan in eerste instantie
ook niet over keuzes die de daartoe bevoegde gemeenten maken. Wij horen
via de regering te controleren of het stelsel werkt en of de wet goed
wordt uitgevoerd, niet minder, maar ook niet meer. Dat neemt niet weg
dat ik mij grote zorgen maak, want het gaat tenslotte wel ergens
over.
Het aller-, allerbelangrijkste is dat kinderen die onder toezicht staan,
op de best mogelijke manier geholpen worden en geholpen blijven worden.
Daarvoor is een transitieplan essentieel. De woordvoerders van
GroenLinks en de Partij van de Arbeid spraken daar ook over. Kan de
minister of de staatssecretaris aangeven dat dit plan er tot achter de
komma op tijd is? Organiseert de minister of de staatssecretaris
monitoring op de uitvoering van het plan en garandeert de minister of de
staatssecretaris dat er tijd is om iets op te bouwen voordat er iets
wordt afgebroken?
Kan de staatstssecretaris of de minister garanderen dat de continuïteit
van zorg gewaarborgd blijft, dat er geen extra wachtlijsten zullen
ontstaan en dat kinderen niet onnodig hoeven te wisselen van voogd? Kan
de minister of de staatssecretaris garanderen dat de gemeenten niets
afbouwen zonder dat absoluut zeker is dat iets anders goed is opgebouwd?
En kan de minister of de staatssecretaris toezeggen dat hij actief
meekijkt met de gemeenten en desnoods bijstuurt, en de Kamer daarover
zal informeren?
Voor het CDA is werkgelegenheid voor mensen binnen beroepsgroepen waar
al tekorten zijn van groot belang. Begrijp ik goed dat in het
transitieplan de overgang van werk ook overgang van baan zal betekenen?
Kan de minister of de staatssecretaris hier een toelichting op
geven?
Zoals u weet, hamert het CDA al jaren op goede hervormingen in de
jeugdbeschermingsketen. Liefst geen uithuisplaatsingen, samenwerking
tussen veiligheid en zorg, het liefst onder één dak en onder één
ministerie, en een lerende organisatie. Daarover zijn meerdere moties
ingediend en aangenomen en meerdere toezeggingen gedaan. Verschillende
pilots zijn gestart. In het voorjaar wordt de Kamer verder geïnformeerd
over de doorontwikkeling. Kan de minister toezeggen dat men in Zeeland
niet iets gaat optuigen wat in strijd zou kunnen zijn met de richting
die we op middellange termijn op willen gaan?
Tot slot een hartenkreet. Dit debat heeft alles in zich om precies niet
te doen wat nodig is. Het is juist nu belangrijk om elkaar scherp te
houden en indringend te bevragen, zonder te vervallen in verwijten en
elkaars intenties, professionaliteit en verantwoordelijkheidsgevoel in
twijfel te trekken, in het belang van onze kinderen.
De voorzitter:
Hartelijk dank. Een korte vraag van de heer Hijink.
De heer Hijink (SP):
De heer Peters sprak over stelselverantwoordelijkheid. Nu weet ik dat
wij in de debatten over De Hoenderloo Groep precies dezelfde discussie
met minister Hugo de Jonge voerden. Iedere keer kwam het erop neer: we
doen eigenlijk niets omdat het aan de gemeenten en de aanbieders is. Ik
zou de heer Peters willen vragen wat hij ervan vindt dat wij nu opnieuw
in precies dezelfde situatie terecht zijn gekomen, met de chaotische
manier waarop de jeugdzorg en de jeugdbescherming om zeep worden
geholpen.
De voorzitter:
Helder. De heer Peters.
De heer Peters (CDA):
Wat betreft dat laatste gaan we even afwachten wat de staatssecretaris
en de minister antwoorden. Het is natuurlijk niemands bedoeling dat er
iets om zeep geholpen wordt, wel dat er iets gaat veranderen. Het is
ingewikkeld, want als we iets hebben gedecentraliseerd, kunnen wij
vanuit Den Haag niet zeggen: wacht even, deze keuze die het daartoe
bevoegd gezag maakt, staat ons niet aan; wij noemen de minister of de
staatssecretaris stelselverantwoordelijk en dan gaat het zoals wij het
willen. Dat gaat gewoon niet. Ik heb mij ook weleens afgevraagd hoe het
toch kan dat als er ergens een incident is, wij dan tegen een minister
of staatssecretaris zeggen: u bent stelselverantwoordelijk en dat
incident had niet mogen plaatsvinden. Ik vind wel dat wij ervoor zijn,
zeg ik tegen de heer Hijink, om te controleren of de wet wordt
uitgevoerd, dat geen enkel kind hiervan de dupe is en tussen wal en
schip geraakt, en dat er geen onnodige dingen gebeuren. Die vragen stel
ik en daar kunnen we de minister en staatssecretaris op aanspreken.
Volgens mij is dat precies wat we moeten doen en wat we nu ook doen. Ik
kan van alles vinden van keuzes die anderen maken, maar mij gaat het
erom of de wet wordt nageleefd, of kinderen in voldoende mate worden
beschermd en of we dat kunnen garanderen en kunnen blijven
garanderen.
De voorzitter:
Kort, afrondend.
De heer Hijink (SP):
De Hoenderloo Groep is een voorbeeld, maar er zijn meer voorbeelden. We
hebben gewoon te vaak gezien dat zoiets belangrijks als jeugdbescherming
en specialistische jeugdzorg uit elkaar kan donderen door gemeenten die
op basis van financiële afwegingen echt de verkeerde keuzes maken. We
zien dan dat de stelselverantwoordelijkheid van het kabinet feitelijk
niet zo heel veel voorstelt. In die gevallen gebeurt er eigenlijk niks
om de zorg en de bescherming overeind te houden. Mijn vraag aan de heer
Peters is of dat niet een teken is dat we, bijvoorbeeld als het gaat om
de jeugdbescherming, maar ook als het gaat om de specialistische
jeugdzorg, dat op een andere manier moeten gaan organiseren, misschien
wel landelijk, juist onder de verantwoordelijkheid van deze
bewindspersonen, om te voorkomen dat we iedere keer opnieuw tegen dit
soort situaties aanlopen.
De voorzitter:
Dank u wel. De heer Peters.
De heer Peters (CDA):
Eigenlijk, zegt u, meneer Hijink: laten we gespecialiseerde jeugdzorg en
jeugdbescherming nationaliseren of in elk geval centraliseren. Dat zegt
u? Zover ben ik nog niet. Ik denk dat er heel veel goede redenen zijn om
het zo laag mogelijk in ons stelsel in te voeren. Dat is heel belangrijk
om integraal te kunnen kijken naar de overlap tussen werk en inkomen,
schuld en armoede, wonen, welzijn en zorg, waaronder jeugdzorg. Het is
heel belangrijk om dat juist bij gemeenten te doen. Desalniettemin gaan
we hier ook praten over een wetsvoorstel, omdat dat in ieder geval de
staatssecretaris en de minister de gelegenheid biedt om af te dwingen
dat bepaalde dingen regionaal gebeuren, want ook dat hebben we nu nog
niet georganiseerd. Ze zijn stelselverantwoordelijk, maar handvatten
hebben ze dan weer niet.
De voorzitter:
Een korte vraag van de heer Jansen.
De heer Jansen (PVV):
Ik zal het kort houden, voorzitter. Ik verbaas mij een beetje over mijn
collega van het CDA. Hij geeft aan dat er stelselverantwoordelijkheid is
—- dat klopt — maar de praktijk wijst iedere keer opnieuw uit dat het
niet werkt. Of het nu gaat over De Hoenderloo Groep of Juzt, het werkt
blijkbaar niet. Dan kunnen we wel zeggen nog niet zover te zijn om het
op een andere manier vorm te geven, maar dan blijven we hier om tafel
zitten en gaan we iedere keer weer een discussie aan over de volgende
jeugdzorginstelling. Wat zijn uw ideeën over hoe we dit kunnen voorkomen
in de komende een, twee, drie jaar? Graag een reactie.
De heer Peters (CDA):
Ik ben helemaal niet zover dat ik zeg dat de kinderen die nu in Zeeland
onder toezicht staan, hartstikke slecht behandeld worden of dat ze niet
geholpen worden op een toelaatbare manier. Dat wil ik helemaal niet
zeggen, ook niet over de mensen die nu werkzaam zijn bij bijvoorbeeld
Intervence. Ik denk niet dat zij de kinderen ontzettend slecht
behandelen op dit moment. Ik vraag gewoon aan de staatssecretaris en de
minister of wij kunnen garanderen dat er geen kind tussen wal en schip
valt en of de wet, zoals wij die hier in Den Haag hebben geschreven,
goed wordt uitgevoerd en goed uitgevoerd blijft worden. Die vragen stel
ik en daar verwacht ik ook een goed en uitgebreid antwoord op. Als dat
antwoord niet komt, dan moeten we misschien weer andere dingen gaan
bedenken, maar voorlopig wacht ik daar even op.
De heer Jansen (PVV):
Geen kind tussen wal en schip: dat hebben we ook bij De Hoenderloo Groep
gezien. Ook daar waren er wel degelijk kinderen die maandenlang, zelfs
na het begin van het schooljaar, niet goed terecht waren gekomen. U kunt
het wel zeggen of verlangen, maar de praktijk is weerbarstig. Dat is
precies het punt waarover we het hier met elkaar hebben. Ik ben niet zo
zwart-wit in mijn gedachtegang. Het gaat niet goed en dus moet er een
oplossing komen. Hoe die eruit gaat zien, hoor ik graag van de
bewindspersonen en anders zullen wij zelf met ideeën komen.
De voorzitter:
Heeft u nog behoefte aan een hele korte reactie, meneer Peters?
De heer Peters (CDA):
Dat laatste, daar ben ik het mee eens. Dat onderschrijf ik wel.
De voorzitter:
Dank u wel. U was aan het einde van uw inbreng. Dat betekent dat ik
mevrouw Van Beukering-Huijbregts het woord geef. Zij spreekt namens de
fractie van D66.
Mevrouw Van Beukering-Huijbregts (D66):
Dank u wel, voorzitter. In januari was ik een nieuw Kamerlid en mijn
eerste debat in een algemeen overleg ging over De Hoenderloo Groep. Een
van mijn laatste overleggen van dit jaar gaat opnieuw over een
jeugdzorginstelling. Wat hebben we eigenlijk de afgelopen elf maanden
geleerd? Opnieuw is het geëscaleerd tot aan de Kamer. Daarover maak ik
me wel erg veel zorgen. Wat kan het kabinet als stelselverantwoordelijke
anders doen?
Voorzitter. Dan over de timing en het proces. Ik vind het echt onwijs
ongelukkig hoe het op dit moment gaat. Uit verschillende brieven blijkt
dat er al jaren wordt gesproken over de jeugdbescherming en over de
toekomst van Intervence in Zeeland. Inspecties én het ondersteuningsteam
Zorg voor de Jeugd zijn al betrokken. Vanuit de zorg voor de jeugd zijn
partijen het erover eens dat er iets moet gebeuren; over de
aanvliegroute zijn ze het blijkbaar niet eens. Dat maakt dat we vandaag
in de Kamer met elkaar spreken. Eigenlijk gaan we hier dus niet over.
Gemeenten hebben beleidsvrijheid en zijn verantwoordelijk. Ik ben zelf
wethouder geweest — en volgens mij zijn dat er hier meer — en kan mij
goed voorstellen dat je met bepaalde processen geen ervaring hebt.
Daarom is mijn vraag aan het kabinet: hoe worden de gemeenten en
Intervence eigenlijk begeleid in dit proces? Waarom is de Kamer niet
door het kabinet geïnformeerd over wat er speelde? Was het WGO van drie
weken geleden, waarin we uitgebreid stilstonden bij de jeugdbescherming,
geen mooi moment geweest om dit aan te stippen?
Voorzitter. Dan over de communicatie. Ik kom dan bij de rol van de
gemeenten. Nogmaals, de Kamer gaat er niet direct over. Ik wil wel
kritische kanttekeningen plaatsen bij het proces en de vraag of de
communicatie niet anders had gekund. In coronatijd daags voor kerstmis
een voorgenomen besluit nemen: had dat echt niet anders gekund? Hadden
de onrust en onzekerheid niet voorkomen kunnen worden? Kunnen we niet
vanuit het belang van het kind aan een gezamenlijke oplossing werken?
D66 vindt dat een organisatie echt niet tegen elke kostprijs in de lucht
hoeft te worden gehouden, maar de schoen wringt bij de onzekerheid, de
timing en hoe hierover bericht wordt door meerdere partijen. Veel is
gewoon nog onbekend. Dat is op zich al zorgelijk. Het voorgenomen
besluit is er, maar er ligt nog geen plan. De inspecties kunnen er geen
oordeel over vellen, en het is nog onduidelijk of de zorg overgenomen
kan worden als Intervence stopt.
Dus hopelijk kunnen de bewindspersonen opheldering geven. Zijn de andere
drie organisaties in staat om deze zorg over te nemen? Deelt het kabinet
onze zorg, en onze mening dat we heel zorgvuldig moeten omgaan met de
medewerkers, omdat er al zo'n groot tekort is in de zorg? Hoe zit het
met de medewerkers en het sociaal plan? Ook heb ik een verduidelijkende
vraag voor het kabinet: wat is de indruk van het kabinet? Is deze
beslissing om te stoppen met Intervence puur financieel gedreven, of ook
inhoudelijk? Want dat is wel van belang om te weten, om te kijken waar
de oplossing ligt.
Voorzitter. Ik ga naar een afronding. Dan heb ik het over de
continuïteit van zorg voor de Zeeuwse jeugd. Als de zorg maar doorgaat,
deze van goede kwaliteit is, en de overdracht van zorg fatsoenlijk
verloopt. Er moet dus een rustig proces worden doorlopen, waarin het
belang van het kind vooropstaat en de warme overdracht is geborgd. We
hebben het wel over een hele grote organisatie in Zeeland. Ik hoop dan
ook dat de dertien gemeenten en Intervence op een volwassen manier met
elkaar praten, waarbij de inspecties, de Jeugdautoriteit en de
bewindspersonen de vinger aan de pols houden. De rust moet wederkeren,
want dit is in het belang van al die gezinnen die geholpen worden door
Intervence en de medewerkers die met hart en ziel werken.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Hartelijk dank. Ik zie dat Mevrouw Westerveld een vraag heeft. Ik beperk
het voor iedereen in deze ronde tot één interruptie in tweeën.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Mevrouw Van Beukering benadrukt een paar keer dat het strikt genomen
hier niet thuishoort, maar dat het de verantwoordelijkheid is van de
gemeenten. Dat klopt natuurlijk. Zij hebben dat op papier afgesproken.
Maar dan moeten de gemeenteraden natuurlijk wel in staat gesteld worden
om hun controlerende taak goed uit te voeren. Dat kan heel moeilijk op
het moment dat je eind december, wanneer het bijna kerstreces is, ook
voor de raden, dit besluit hoort. Ik wil haar vragen: waar vindt zij dan
dat die stelselverantwoordelijkheid van de bewindspersonen wél
ligt?
Mevrouw Van Beukering-Huijbregts (D66):
Ik begrijp de vraag van mevrouw Westerveld heel goed, want ik worstel
daar ook mee. Dat is ook wat ik in de inbreng heb aangegeven. Kijk, als
wij vanaf de zomer al betrokken zijn bij het feit dat er problemen zijn
bij Intervence en als wij eigenlijk ook al zes jaar samenwerken in het
belang van het kind, dan begrijp ik niet zo goed waarom het dan nu zo is
dat partijen er niet samen uit komen, en dat er over de hoofden van
personen een voorgenomen besluit op tafel ligt. Gemeenteraden hebben nu
nog een raadsvergadering, dus ik denk dat wethouders echt nog wel met
hun besluiten naar de gemeenteraad gaan en dat die democratische
verantwoordelijkheid die die raadsleden hebben nog wel gevolgd zal
kunnen worden. Ik weet zelf ook, van toen ik nog wethouder was, dat het
best ingewikkeld is: je begint met een voorgenomen besluit en dat gaat
dan naar buiten, want je wil ook niet dat anderen het op een andere
manier te horen krijgen. Het is een heel ingewikkeld proces, alleen vind
ik dat we daar aan de voorkant zouden moeten zitten. Als het
ondersteuningsteam betrokken is, als er signalen komen en er aan
scenario's wordt gewerkt, dan zou ik het mooi vinden als die scenario's
uitgewerkt zijn, dat er een plan ligt, een sociaal plan, en dat de
medewerkers ook weten waar ze aan toe zijn, voordat zo'n besluit naar
buiten wordt gebracht. Dat is echt wel een taak waarvan ik hoop dat het
kabinet die zou kunnen oppakken.
De voorzitter:
Afrondend, mevrouw Westerveld.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Ja, op dat laatste punt. We weten natuurlijk dat er landelijk een flink
probleem is, als je het hebt over de medewerkers in de jeugdzorg. De
instroom is minder en de uitstroom stijgt. Er maken wél steeds meer
kinderen gebruik van jeugdhulp in de brede zin van het woord. Gezien het
feit dat deze problematiek landelijk is, wil ik mevrouw Van Beukering
vragen of zij het met mij eens is dat in ieder geval van het kabinet
verwacht mag worden dat het de verantwoordelijkheid pakt en met de
gemeenten samen ervoor gaat zorgen dat medewerkers door deze voorgenomen
sluiting niet denken: ik pak mijn spullen wel en ga in een andere sector
werken, want dit is de zoveelste keer dat er onduidelijkheid is.
De voorzitter:
Afrondend, mevrouw Van Beukering.
Mevrouw Van Beukering-Huijbregts (D66):
Ik gaf ook in mijn inbreng aan dat we heel zorgvuldig moeten omgaan met
de medewerkers en dat we echt zuinig op hen moeten zijn. Er wordt heel
hard gewerkt, maar de arbeidsmarkt voor de jeugdzorg staat erg onder
druk. Ik heb wel goede hoop dat een en ander in het convenant geregeld
gaat worden. Ik weet het niet. Dat is misschien een vraag die ik nu aan
het kabinet zou kunnen stellen. Ik denk dat ik uw oproep aan het kabinet
om goed te gaan overleggen met de organisaties om het personeel te
behouden, van harte kan ondersteunen.
De voorzitter:
Hartelijk dank. Ik geef nu graag het woord aan de heer Wörsdörfer. Hij
spreekt namens de fractie van de VVD. Gaat uw gang.
De heer Wörsdörfer (VVD):
Dank u wel, voorzitter. Het is moeilijk om het over het stelsel te
hebben, terwijl er zo veel emotie onder zit. Het gaat natuurlijk om de
jongeren en om de mensen die het werk doen. Ik sluit me aan bij de
vragen die al gesteld zijn. Die hoef ik allemaal niet te herhalen. Ik
denk dat de juiste vragen gesteld zijn en ik ben heel benieuwd naar de
antwoorden.
De meest kwetsbare jongeren verdienen goede zorg en de gemeenten gaan
daarover. Er moet natuurlijk gewoon een goed plan van aanpak zijn
voordat er allerlei heftige besluiten genomen worden. Daarbij moet
rekening worden gehouden met die kwetsbare jongeren en ook met de
hulpverleners. Er moet zo veel mogelijk ingezet worden op het bij elkaar
houden van die kinderen en hun hulpverleners. Ik denk dat we het daar
allemaal over eens zijn. De vraag waarover we het hier moeten hebben, is
volgens mij de volgende. Het ondersteuningsteam Zorg voor de Jeugd is
betrokken, de inspecties zijn betrokken, de Jeugdautoriteit is
betrokken: zijn die op tijd betrokken geraakt? Op welke wijze kunnen zij
ervoor zorgen dat er een goed plan van aanpak komt, zodat er rekening
wordt gehouden met die jongeren en die hulpverleners?
Over de gemeenteraden werd net wat gemakkelijk heen gewalst. De
gemeenteraad van Middelburg heeft inmiddels al gezegd: wacht even, geen
onoverkomelijke besluiten voordat er een goed plan van aanpak ligt. Ik
weet dat er in Schouwen-Duiveland een enorme motie klaarligt, waarin
eigenlijk hetzelfde gevraagd wordt. Ik denk dat de vraag is: werkt het
stelsel in die zin dat er geen beslissingen genomen worden waardoor
kinderen tussen wal en schip vallen?
Dat neemt niet weg dat de communicatie licht onhandig is, om me
voorzichtig uit te drukken. Alle reuring en onrust ontstaan natuurlijk
doordat het besluit tot opheffing in de pers belandt. Het is een
voorgenomen besluit; ik denk dat de bewindspersonen er zo dadelijk nog
wel iets over zullen zeggen. De communicatie had natuurlijk beter
gekund. Ik zou ook willen weten of wij daar met zijn allen, dus ook de
betrokken inspecties en het ondersteuningsteam, iets van kunnen leren.
Mocht zich nog eens zoiets voordoen, dan moeten we daar op een andere
manier mee omgaan, want hiermee is niemand gebaat en wij zeker
niet.
De problemen bij De Hoenderloo Groep zijn al twee keer gememoreerd.
Volgens mij zijn de inspecties er hier eerder bij. Dat zou goed nieuws
zijn: niet dat we in die situatie zitten, maar wel dat zij hun rol beter
oppakken. Is dat zo en kunnen wij daar nog iets van leren, zodat we
voorkomen dat er elders in het land kinderen tussen wal en schip
vallen?
Ik sluit me aan bij de vragen die door anderen gesteld zijn over het
verloop en over het ervoor zorgen dat hulpverleners niet weglopen en
ander werk gaan zoeken. Dat zou namelijk doodzonde zijn en een
levensgroot probleem opleveren. De laatste vraag die ik wil stellen, is
de volgende. De trend in Zeeland lijkt nu te zijn dat er van een
regionale instelling geschoven wordt naar drie landelijke instellingen,
terwijl we in het WGO Jeugd uitgebreid erover hebben gesproken dat
steeds groter wordende instellingen volgens ons niet goed zijn. Grotere
instellingen zijn straks alleen nog maar bezig met hun eigen
bestaansrecht. Mijn vraag is dus: vinden wij daar iets van en wordt dat
meegewogen in de oordelen en adviezen die er komen vanuit de betrokken
partijen?
Voorzitter, dank u wel.
De voorzitter:
Hartelijk dank. Ik geef tot slot het woord aan de heer Hijink, die
spreekt namens de fractie van de SP. Gaat uw gang.
De heer Hijink (SP):
Dank, voorzitter. Het is een vreemde tijd, een heel onzekere tijd ook.
Het doet de SP-fractie pijn dat die onzekerheid voor de jongeren, de
gezinnen, maar ook de medewerkers in de jeugdzorg en jeugdbescherming in
Zeeland alleen maar groter gaat worden. Dat is niet goed. Er is nu een
halfjaar uitstel, maar wij zetten grote vraagtekens bij wat dat halfjaar
uitstel uiteindelijk gaat veranderen. Hoe worden de gezinnen en de
betrokken werknemers de komende maanden erbij betrokken om dit proces
weer vlot te trekken? Wij maken ons daar hele grote zorgen over.
Kinderen, gezinnen, zorgverleners, kinderrechters, de cliëntenraad, de
vakbond, de inspectie en de Jeugdautoriteit maken zich hele grote
zorgen. Dat is me nogal een lijstje. Het is nogal een lijstje als zo
veel organisaties en mensen aangeven dat het een puinhoop is geworden;
dan heeft het kabinet de afgelopen maanden echt zitten slapen. Er wordt
gezegd dat het kabinet al maanden betrokken is. Ik ben heel benieuwd wat
die betrokkenheid dan precies is geweest en waarom dat geleid heeft tot
de chaos die we nu zien. Dat kan toch eigenlijk niet gebeuren? Zeker
niet met de lessen van De Hoenderloo Groep in ons achterhoofd. Je zou
toch zeggen dat hier iets van geleerd is en dat we stoppen met het als
postpakketjes verschuiven van kinderen van de ene naar de andere
organisatie? We hadden toch allang afgesproken dat we dat niet meer
zouden gaan doen?
Als alles doorgaat, bespreken wij morgen het rapport van de commissie-De
Winter. We moeten altijd oppassen met parallellen, maar ik ga er wel een
trekken. Een van de belangrijkste conclusies in het rapport dat we
morgen gaan bespreken, is: zorg voor continuïteit en zekerheid. Zorg
ervoor dat werknemers goed opgeleid blijven en dat die een stabiele
basis hebben. Zorg ervoor dat jongeren niet iedere keer met wisselende
hulpverleners te maken krijgen. En wat gebeurt hier wederom, nadat we
het bij zo veel andere organisaties al hebben zien misgaan? Mij doet het
echt zeer dat er blijkbaar helemaal niets geleerd wordt van wat bij
anderen al is misgegaan.
Ik sluit me aan bij veel vragen die al zijn gesteld, ook als het gaat om
de werknemers en hoe zij hun baan kunnen behouden. Hoe voorkomen we dat
er de komende maanden een totale leegloop gaat ontstaan? Ook dat hebben
we in het verleden al vaak genoeg gezien: zodra dit soort voorgenomen
besluiten zijn aangekondigd, begint de leegloop. Jongeren verliezen hun
vaste zorgverlener en medewerkers gaan op zoek naar een andere baan. Ik
kan het ze niet eens kwalijk nemen, want wie wil op een zinkend schip
blijven werken? Dat verwijt ik het kabinet: het is al zo lang betrokken
en toch gebeurt het weer dat de kinderen in de kou staan en het
personeel vertrekt. Dat had ten koste van alles voorkomen moeten worden.
Ik begrijp niet hoe dat nu weer heeft kunnen gebeuren.
Ik stel aan het kabinet dezelfde vragen die ik ook aan de heer Peters
heb gesteld: wat zegt dit over de stelselverantwoordelijkheid? We hebben
hier uitgebreid en tot in den treure over gesproken met Hugo de Jonge.
Iedere keer kwam het erop neer dat de stelselverantwoordelijkheid
betekent: we kijken mee met gemeenten, er is een Jeugdautoriteit en
verder gaan we er niet over. Ik denk dat we nu moeten vaststellen dat
dit gewoon niet genoeg is. We kunnen niet toestaan dat het kabinet
opnieuw wegkijkt. Er moeten nu voorstellen komen om dit in een volgende
situatie te voorkomen.
Dank.
De voorzitter:
Hartelijk dank. Dan zijn we daarmee aan het einde gekomen van de eerste
termijn van de zijde van de Kamer. Ik schors de vergadering voor tien
minuten, om vervolgens de bewindspersonen de gelegenheid te geven om in
te gaan op de gestelde vragen.
De vergadering wordt van 10.50 uur tot 11.02 uur geschorst.
De voorzitter:
Aan de orde is het notaoverleg over de jeugdzorg. De eerste termijn aan
de zijde van de Kamer hebben we inmiddels gehad. Ik wil nu graag aan de
bewindspersonen de gelegenheid geven voor de beantwoording van de
gestelde vragen. Ik wil vragen om even aan te geven hoe de beantwoording
vorm krijgt. Gezien de beperkte tijd die we voor dit notaoverleg hebben
kunnen inruimen, wil ik de klok in de gaten houden en proberen om 12.30
uur te beginnen met de tweede termijn. Ik zal proberen daarop te sturen.
Ik geef allereerst het woord aan de minister voor Rechtsbescherming.
Gaat uw gang.
Minister Dekker:
Voorzitter, veel dank. Wij hebben het zo verdeeld dat ik alle vragen doe
die zien op de specifieke kwestie rond Intervence. Ik denk dat dat het
overgrote deel is. Mijn collega Blokhuis neemt vervolgens wat meer de
doorwerking naar het stelsel voor zijn rekening.
Voorzitter. We spreken vandaag met z'n allen over het voornemen van
Zeeuwse gemeenten om de jeugdbescherming en de jeugdreclassering niet
meer te laten uitvoeren door Intervence. Dat voorgenomen besluit heeft
tot veel onrust geleid, niet in de laatste plaats bij betrokkenen als
ouders en jeugdigen in de zorg, maar ook bij u en bij medewerkers. Ook
de inspecties en de Jeugdautoriteit hebben hun zorgen geuit. Ik deel die
zorgen.
Intervence begeleidt als GI, als gecertificeerde instelling, ruim 760
kwetsbare kinderen. Voor hen is de continuïteit van zorg van groot
belang. Achter ieder kwetsbaar kind zitten ook weer ouders, broertjes en
zusjes. Voor al deze betrokkenen is de situatie onzeker. Ouders en kind
zien graag hun vertrouwde hulpverlener voor hen klaarstaan. Aan de
onzekerheid bij ouders, kinderen en medewerkers moet wat mij betreft zo
snel mogelijk een einde komen. Tegelijkertijd moeten we met z'n allen
zorgvuldig handelen. Dat kost tijd. Wat mij betreft moet daarbij voor
ons steeds het oog op de bal zijn. Het moet voor ons gaan om de zorg
voor kinderen. Die moet vooropstaan.
Om de continuïteit te waarborgen en een zorgvuldig proces te garanderen,
hebben mijn collega Blokhuis en ik in de afgelopen week gesproken met de
verantwoordelijke wethouders, en met de bestuurders van Intervence en de
andere GI's. Dat hebben wij gedaan vanuit onze
stelselverantwoordelijkheid. Het voorgenomen besluit van de gemeenten om
het contract met Intervence voor nieuwe maatregelen al per 1 januari te
beëindigen, heeft tot veel onrust en miscommunicatie geleid. Veel leden
stellen daar terecht vragen over, en over hoe zich dat verhoudt tot de
continuïteit van zorg voor kwetsbare kinderen. Dat is ook in de
gesprekken uitvoerig aan de orde gekomen.
In het kader van het interbestuurlijke toezicht hebben we vervolgens een
aantal afspraken gemaakt met de betrokken gemeenten en GI-bestuurders.
Ik som ze maar even op. De eerste is dat gemeenten op zeer korte termijn
een overbruggingscontract afsluiten, in ieder geval voor de eerste helft
van 2021. We hebben ook afgesproken dat gemeenten op dit moment geen
onomkeerbare beslissingen nemen, tot een transitieplan is goedgekeurd
door zowel de inspecties als de Jeugdautoriteit. De derde afspraak is
dat de GI's en de gemeenten maatregelen nemen om het verloop van
personeel van Intervence te minimaliseren, want de continuïteit en de
kwaliteit van zorg voor kinderen moeten maximaal geborgd zijn. Daar
hebben we die mensen keihard voor nodig. Ik zal er samen met mijn
collega op toezien dat de maatregelen en afspraken worden nageleefd. Ik
zal daar straks wat uitvoeriger op terugkomen.
Voorzitter. Dit betekent dus dat de zorg vanuit Intervence niet — ik zeg
het nogmaals: níét — stopt per 1 januari. Er worden geen cliënten
overgedragen voordat er een door inspecties en Jeugdautoriteit
goedgekeurd plan is. Stel dat er t.z.t. met de overdracht van kinderen
gestart kan worden op grond van een gedegen plan, dan is een ruime
periode nodig om cliënten op een zorgvuldige wijze bij een andere GI
onder te brengen. Tot de laatste kinderen zijn overgedragen zal
Intervence de zorg voortzetten, en blijven de gemeenten ook voor die
zorg betalen.
Voorzitter. De Jeugdautoriteit en de inspecties zijn op dit moment
intensief betrokken. Een aantal van u vroeg zich af of dat niet eerder
had gekund. Daar hebben we afspraken over gemaakt in een
escalatieladder, voor als er problemen zijn bij een GI. Daarbij wordt er
eerst gesproken binnen de gemeentes. Daarna wordt dat opgeschaald naar
de expertteams, en vervolgens wordt er gekeken naar de
ondersteuningsunit OZJ. Daarmee zijn die stappen ordentelijk
doorlopen.
Toen in de loop van november duidelijk werd dat de gemeenten richting
besluitvorming zouden gaan, zijn de inspecties door mij betrokken, zodat
zij ook op dat moment richting besluitvorming een toezichthoudende rol
kunnen vervullen. Als de continuïteit van zorg vervolgens in het geding
is en volgens de inspecties niet geborgd is, zal ik niet schromen om
vanuit mijn en onze stelselverantwoordelijkheid de gemeenten daarop aan
te spreken en zo nodig in te grijpen. Nogmaals, dat doen we wederom
vanuit het kader van interbestuurlijk toezicht. Dat houdt in dat wij
gemeenten kunnen aanspreken op hun wettelijke verantwoordelijkheid. In
dit geval is dat de verplichting van gemeenten om zorg te dragen voor de
continuïteit van zorg. Desnoods biedt de wet ons daarin verdergaande
interventiemogelijkheden.
De heer Peters vroeg of wij actief meekijken met de gemeenten, zo nodig
bijsturen en proactief informeren. Wij hebben met de gemeenten inmiddels
een aantal bindende afspraken gemaakt over de te nemen stappen en
maatregelen. In het kader van het interbestuurlijk toezicht monitor ik
deze afspraken intensief en spreek ik wethouders daar waar nodig
dringend op aan. Ik zal uw Kamer daar ook actief over informeren.
De voorzitter:
Voor u verdergaat: ik zag een vraag van mevrouw Westerveld. Ik kijk even
in de richting van de leden. Ik snap dat er veel vragen zijn. Ik wil
best drie interrupties met u afspreken, maar dan moeten ze echt bondig
geformuleerd worden. Anders gaan we halverwege terug naar twee. Mevrouw
Westerveld, gaat uw gang.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Mijn vraag kan vrij kort. De minister heeft het over de escalatieladder
op basis waarvan besluiten ordentelijk moeten worden genomen, er met
gemeenten moet worden gesproken, enzovoort. We kunnen hier toch
constateren dat het niet ordentelijk is verlopen? Op het moment dat
gemeentes half november iets besluiten en gemeenteraden daar soms nog
wat later van op de hoogte worden gesteld, werkt die escalatieladder
toch niet goed genoeg?
Minister Dekker:
Ik denk dat er twee dingen zijn. Het eerste is dat de escalatieladder in
die zin werkt dat we als bewindspersonen verantwoordelijk voor het
stelsel kunnen optreden en de stappen van het interbestuurlijk toezicht
kunnen doorlopen naarmate dingen concreter of urgenter worden. Het
andere is of het proces binnen een gemeente op een zorgvuldige manier
doorlopen is. Het lastige daarbij is dat dit soort ingrijpende
beslissingen altijd tot enorm veel zorg, rumoer en gedoe leiden.
Door verschillenden van u zijn vragen gesteld over de timing en over de
vraag of het nou op dit moment moest. Feit is dat deze gemeenten op enig
moment een besluit moesten nemen over de voortzetting van het contract
vanaf 1 januari. Je zit dan altijd tegen het einde van het jaar aan.
Wanneer ga je communiceren over zo'n besluit? Ik geef dit maar even mee.
Wij hebben die besluiten niet genomen, maar ik probeer u te schetsen hoe
dat binnen gemeenten gaat. Je doorloopt daarbij een aantal stappen. Ook
wethouders proberen dat zo zorgvuldig mogelijk te doen. Dat betekent dat
de dertien wethouders in de gemeenschappelijke regeling eerst moeten
nadenken over een voorgenomen besluit. Dat moet vervolgens worden
voorgelegd aan de colleges van burgemeesters en wethouders. Dat is nog
niet gebeurd. In de tussentijd is het wel naar buiten gegaan. Ik heb
niet de indruk dat dat door de gemeenten is gedaan, maar goed, het ligt
nu op straat. Dat betekent dat er veel vragen zijn, nog voordat de
colleges van de dertien betrokken gemeentes feitelijk een besluit of een
voorgenomen besluit hebben kunnen nemen.
Wat ik u hierin wil meegeven, is dat we moeten uitkijken. De colleges en
de gemeenteraden moeten hier nog wat over zeggen. Het gaat om een
besluit vanaf 1 januari, waarover inmiddels ook de gemeenten hebben
aangegeven dat ze voor het komende halfjaar het contract met Intervence
nog verlengen.
De voorzitter:
Afrondend, mevrouw Westerveld.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Hoe de minister het beschrijft, is volgens mij precies het probleem. De
minster zegt dat de gemeenteraden er nog iets over moeten zeggen. Maar
dat had natuurlijk allang gebeurd moeten zijn. Het probleem is juist dat
hier een voorgenomen sluiting op tafel ligt en dat alles nu op heel
korte termijn geregeld moet worden. Dat zorgt voor onrust bij
gemeenteraden, bij ouders en bij medewerkers. De gemeenteraden hadden
natuurlijk al van begin af aan veel meer betrokken moeten zijn. Het is
een heel groot dilemma dat wij nu merken — en dit is niet het enige
voorbeeld; bij De Hoenderloo Groep zagen we precies hetzelfde — dat er
eigenlijk geen goede vorm van democratische controle mogelijk lijkt te
zijn. Wij kunnen hier wel heel hard gaan springen, maar de beide
bewindspersonen zeggen dan: daar gaan wij niet over. En de gemeenteraden
worden hier vaak veel te laat bij betrokken. Dus ik vraag aan de
minister hoe wij ervoor kunnen zorgen dat er wel een goede democratische
controle mogelijk is, zodat wij niet komend jaar tegen nog een aantal
van dit soort sluitingen zitten aan te hikken.
Minister Dekker:
Ik kan niet geheel overzien in welke mate de dertien afzonderlijke
gemeenteraden door hun eigen wethouders zijn betrokken in de aanloop
naar dit besluit. Ik kan mij niet geheel aan de indruk onttrekken dat de
discussie over Intervence in de gemeenten in de provincie Zeeland al
langer loopt. Wij weten in ieder geval dat er vanuit uw Kamer al eerder
vragen over zijn gesteld, ik meen vorig jaar door mevrouw Kuiken. De
financiële en organisatorische problemen bij Intervence lopen natuurlijk
ook al langer.
Door de betrokken gemeenten wordt al langer gekeken of Intervence
zelfstandig in staat is om de problemen op te lossen, dan wel dat er
moet worden nagedacht over andere scenario's. Het zou mij echt verbazen
als de gemeenteraden daarin niet zijn meegenomen. Maar nogmaals, dat is
ook een proces dat in de gemeenteraden hoort plaats te vinden.
Gemeenten, wethouders, moeten verantwoording afleggen over hun besluiten
en hun handelen tegenover hun gemeenteraad. Een gemeenteraad moet
uiteindelijk de besluiten die zijn college heeft genomen, steunen of
accorderen. Deze week bespreken de dertien gemeenten dat eerst in hun
colleges en later deze week in hun gemeenteraad.
De voorzitter:
Een vraag van mevrouw Kuiken.
Mevrouw Kuiken (PvdA):
Ik kan me niet helemaal aan het idee onttrekken dat de minister een
beetje achteroverleunt met de gedachte: het probleem ligt daar, bij de
gemeenten. Ik kijk even terug in de tijdlijn. Op 29 mei 2020 is er
overleg gevoerd met het ministerie van JenV. In juli 2020 is er overleg
gevoerd met JenV over de scenario's. Er ligt nu nog steeds geen plan van
aanpak, maar wel een voorgenomen besluit. Dat besluit is nu wel
uitgesteld, maar dat ligt nog steeds voor. Het is niet een open
beslissing. Dus mijn concrete vraag is: het ministerie kan toch niet
doen of het niet wist dat dit eraan zat te komen? Het ministerie heeft
daarmee toch ook betrokkenheid? Dus hoe kan de minister dan zeggen dat
pas in november de inspecties aan boord waren en dat toen pas duidelijk
was dat er een probleem was? Dat rijm ik niet helemaal met de
intensiteit van het overleg met JenV en de zorgen die er waren — de
minister verwees niet voor niets naar de Kamervragen.
Minister Dekker:
Nee, de problematiek bij Intervence speelt al jaren. Dat is al jaren een
soort slepend iets. Ik zal straks iets langer stilstaan bij wat daar nu
precies speelt. Maar die organisatie heeft natuurlijk al jaren te maken
met een ongelofelijk hoog personeelsverloop, wat ook wel iets betekent
voor de continuïteit van zorg, met de financiële problemen waar de
gemeenten iedere keer moeten inspringen. Hadden zij dat niet gedaan, dan
was Intervence waarschijnlijk al failliet geweest. Dus ja, dit speelt al
heel erg lang.
Wij zijn ook in het voortraject zeker geïnformeerd en betrokken geweest
en hebben ook meegedacht. Ook vanuit het OZJ is meegedacht. Het vehikel
dat wij met z'n allen hebben afgesproken in dat escalatiemodel, is dat
als gemeenten er niet zelf uitkomen, zij een hulplijn kunnen aanboren.
Dat is allemaal gebeurd. Dat leidt dan richting het einde van het jaar
tot het moment dat er een keer een knoop moet worden doorgehakt. Dat is
ook nodig, willen gemeenten kunnen beginnen met het voorbereiden van een
transitieplan. Het is natuurlijk heel raar dat als je een transitieplan
gaat maken en daar geld voor gaat uittrekken, zonder dat je daar het
mandaat voor hebt van je gemeenteraad of van je college. Dus dit is wel
het moment, ook weer de volgende stap in zo'n fase, dat gemeenten dat
besluit moeten nemen en dat vervolgens de inspecties gaan kijken of de
plannen die dan gemaakt worden, het transitieplan, het gekozen pad, ook
echt verantwoord zijn. Als dat niet het geval is, gaat het wat mij
betreft helemaal niet door. Er moet echt groen licht zijn van alle
betrokken instanties, willen wij hier nu stappen in gaan zetten.
De voorzitter:
Afrondend, mevrouw Kuiken.
Mevrouw Kuiken (PvdA):
Het is geen antwoord op mijn vraag. Ik moet mij echt even beheersen,
want ik raak geïrriteerd. Hoe kun je nu van een gemeenteraadslid
verwachten om ergens een akkoord op te leggen zonder dat er een plan
ligt, zonder dat het helder is of kinderen überhaupt naar andere GI's
toe kunnen en of dat kan op basis van de tarieven? Er zou een onderzoek
liggen, maar dat onderzoek is er dus niet. Er is gesproken over
scenario's, maar die zijn blijkbaar niet beschikbaar. En JenV was
daarbij, in ieder geval al vanaf mei 2020. Dus mijn simpele vraag is:
waarom ligt er geen plan en hoe kun je verwachten dat je ergens akkoord
op geeft zonder dat je weet wat het betekent voor de kinderen, zonder
dat je weet wat het financieel betekent en zonder dat je weet of andere
GI's de kwaliteit of zorg kunnen bieden, omdat hun specialisaties anders
zijn? Dat is toch kolder? Sorry dat ik het even hard zeg.
Minister Dekker:
Dit voorgenomen besluit kent een heel voortraject, waarbij bekeken is
wat de mogelijkheden zijn om de problemen rond Intervence op te lossen.
Ik zal daar straks wat uitvoerig bij stilstaan. Die stappen zijn
allemaal doorlopen; dat is al afgepeld. Daarbij zijn andere oplossingen
steeds afgevallen, waardoor de gemeenten op dit moment tot de conclusie
komen dat dit de enig overgebleven of de beste oplossing is om de
problemen het hoofd te bieden.
Dan ga je vervolgens een nieuwe fase in. Als gemeenten dan dat besluit
nemen, moeten zij gaan werken aan een transitieplan. Dan moet er gekeken
worden of het verantwoord is en of er kosten gemaakt kunnen worden om de
dingen voor te bereiden. Dat transitieplan vraagt vervolgens nog een
keer het besluit — maar dat zal iets zijn dat eerder in de komende
maanden een keer genomen moet worden — of dat plan gedegen genoeg is om
dat traject in te gaan. Daarom is het ook belangrijk dat wij nu hebben
afgesproken dat er, zolang er geen transitieplan ligt dat de goedkeuring
heeft van de inspecties en de Jeugdautoriteit, geen onomkeerbare stappen
worden genomen.
Mevrouw Kuiken (PvdA):
Voorzitter, mag ik mijn tweede vraag gebruiken?
De voorzitter:
Ja, mevrouw Kuiken.
Mevrouw Kuiken (PvdA):
Dit is toch wel de crux. De minister zegt het zelf: ik wil eerst dat er
een transitieplan ligt dat de goedkeuring kan hebben van de insecties en
pas daarna kunnen we een besluit nemen. Maar hoe kun je dan van de
gemeenteraden vragen om nu al een besluit te nemen, terwijl er nog geen
transitieplan ligt? Hoort de minister zelf wat hij zegt? Dat kan toch
niet? Dan kun je toch niet op 15 december van gemeenteraden verlangen:
doe maar, dat voorgenomen besluit, maar ik heb nog geen
transitieplan?
De voorzitter:
Uw vraag is helder. De minister.
Minister Dekker:
Dit is een tweetrapsraket. Willen gemeenten het mandaat krijgen van hun
colleges en hun raden om aan zo'n transitieplan te werken, dan vraagt
dat een besluit van gemeenten. Het zou natuurlijk heel erg raar zijn als
er zonder mandaat van gemeenteraden wordt gewerkt aan allerlei
transitieplannen. Ik denk dat u dan in dat geval ook verontwaardigd zou
zijn. Als gemeenteraadslid zou ik dat ook zijn. Dan zou ik zeggen: hé,
wat is dit nu voor iets raars, de gemeente is met een transitieplan
bezig zonder dat wij daarover hebben gesproken. Dus dit is eerst een
kwestie van een mandaat ophalen. Vervolgens ga je een plan maken. En op
basis van dat plan vraag je een tweede besluit aan gemeenteraden en hun
colleges om vervolgens dat plan te gaan uitvoeren.
De voorzitter:
Voldoende zo, mevrouw Kuiken?
Mevrouw Kuiken (PvdA):
Nee.
De voorzitter:
Mevrouw Van Beukering. Dan kom ik daarna bij de heer Jansen en daarna
bij de heer Hijink.
Mevrouw Van Beukering-Huijbregts (D66):
Ik weet ook hoe het werkt in gemeenteraden. Ik weet dat dit inderdaad de
manier van doen is. Alleen hebben wij het over kinderen en over
werknemers die nu gaan solliciteren, die weglopen. Er is onrust. Zoals
ik in mijn inbreng al probeerde aan te geven: kan dit echt niet anders?
Ik begrijp wel wat u zegt, maar op het moment dat je met verschillende
scenario's bezig bent in de zomer, ben je ook al bezig met een
voorgenomen besluit en ben je ook al zonder mandaat van je gemeenteraad
aan het nadenken over wat je met een interventie wilt gaan doen. Ergens
gaat het hier dus niet lekker, want als we het allemaal eens zijn dat
interventies veel geld kosten, en als we allemaal de continuïteit van de
zorg en onze medewerkers willen behouden, dan moet het toch mogelijk
zijn om eerst een plan uit te werken? Is de minister dat met ons eens?
En kan hij toch niet nadenken over hoe dat vanaf nu anders kan? Dit is
gelopen, dat snap ik, maar hoe kan het anders?
Minister Dekker:
Hoe kan dit anders? Ik weet niet of het anders kan, zeg ik in de
richting van mevrouw Van Beukering. Het dossier Intervence ettert
natuurlijk een hele tijd door. Het is een organisatie met nogal wat
problemen. Eind 2018 ben ik daarvan voor het eerst op de hoogte gesteld.
Vanuit mijn rol als stelselverantwoordelijke heb ik geholpen bij het
maken van een bestuursakkoord om de tent overeind te houden. Vervolgens
hebben de gemeenten gekeken of het is verbeterd. Is Intervence
zelfstandig in staat zijn broek op te houden en de organisatie op de rit
te krijgen? Dat is een van de dingen die de afgelopen tijd zijn
onderzocht. De conclusie was dat dat niet lijkt te kunnen. Ook
Intervence zelf komt tot die conclusie. Vervolgens is onderzocht of
Intervence overgenomen zou kunnen worden door een andere, grotere
partij. In theorie zou dat wellicht kunnen, maar dat brengt ook weer
hele grote risico's met zich mee. Als overnemende partijen een hele
zwakke organisatie overnemen, lopen zij het risico iets aan boord te
halen wat hun continuïteit bedreigt voor een veel groter gebied. Ze
stonden dus niet te springen. Dat leidt ertoe dat gemeenten nu eigenlijk
bij het derde scenario uitkomen: kijken of de taken van Intervence
kunnen worden overgedragen aan een derde. Daarvoor wordt nu een
voorgenomen besluit gevraagd. Het is niet dat gemeenten daar
onmiddellijk al mee aan de slag gaan, maar ze kunnen dat dan verder gaan
uitwerken. Wij zullen vanuit onze stelselverantwoordelijkheid steeds
kritisch kijken wat dat betekent voor de continuïteit van de zorg en of
het verantwoord is.
De voorzitter:
Afrondend, mevrouw Van Beukering.
Mevrouw Van Beukering-Huijbregts (D66):
Ik zie de worsteling bij de minister en die snap ik ook. Maar is het
moment dat er over die drie scenario's wordt nagedacht, niet het moment
om de gemeenteraden te gaan betrekken bij het hele verhaal? Nu worden
zij geconfronteerd met het voorkeurscenario en het besluit. U gaf net al
in een bijzin aan dat het niet door de colleges naar buiten is gebracht,
maar door een andere partij. Dat vind ik juist zo ongelofelijk jammer,
omdat die partij zelf ook wel zag dat er wat moest gaan veranderen.
Waarom lukt het dan niet om dat gezamenlijk uit te werken? U komt dan
aan met een volgordelijkheid en de timing zal prima zijn, maar het voelt
gewoon dat dit echt anders zou kunnen. Als je met drie scenario's aan de
slag gaat, waarbij het ministerie en het ondersteuningsteam worden
betrokken, zou dat toch het moment moeten zijn waarop je zegt: "Jongens,
vinden jullie het goed als we aan een ander scenario gaan werken? Mogen
we dat gaan uitwerken? Mogen we aan een plan gaan werken? En vervolgens
komen we terug met wat het daadwerkelijk gaat kosten." Nu voeren we om
één over twaalf een gesprek met elkaar en het zal allemaal wel kloppen,
maar waarom is er dan zo veel onrust en lopen die mensen weg? Ik vraag
nogmaals aan de minister — en hij hoeft het echt niet meteen te
beantwoorden — of het ook anders kan. Dit moet toch gewoon anders
kunnen?
Minister Dekker:
Wij hebben natuurlijk niet voor niets als bewindspersonen tegen de
gemeenten gezegd nu geen onomkeerbare besluiten te nemen, ook omdat wij
zeker willen weten dat, als zo'n pad wordt opgegaan, het kan en ook
verantwoord is. Dat laat onverlet, ik zeg het ook maar direct hier, dat
wanneer je zo'n besluit ook neemt, vroeg of laat, zelfs als je daar de
gemeenteraden bij hebt betrokken, dat leidt tot zorgen en ophef. Ik durf
er mijn hand niet voor in het vuur te steken bij alle dertien
gemeenteraden, maar het zou me echt verbazen als wethouders lokaal dit
niet binnen hun eigen commissies, op wat voor manier dan ook,
vertrouwelijk dan wel in de openheid van het debat, hebben meegegeven.
Als dat niet het geval is, kan ik me voorstellen dat ze zware
gemeenteraadsvergaderingen tegemoet gaan tegen het einde van de week.
Maar dit is iets wat in Zeeland en in die dertien gemeenten echt al heel
erg lang loopt. Op een gegeven moment is gezegd: nu willen we gaan
werken aan een voorgenomen besluit. Dat is dan nu. Dat dit leidt tot
veel zorgen en ophef bij personeel, ouders, kinderen, u en mij, dat
begrijp ik maar al te goed. Maar dat was ook gebeurd als dit besluit in
mei of vorig jaar was genomen of als we daar nog drie maanden mee hadden
gewacht.
De heer Jansen (PVV):
Ik heb een aantal dingen opgeschreven. Ik snap gewoon werkelijk niet dat
de minister niet tot inkeer komt dat hij misschien wel heeft zitten
slapen. Het is al jarenlang aan de gang. In het voortraject is hij
betrokken geweest. En nu moeten de colleges en de gemeenteraden in de
week van 14 december hier een besluit over nemen om aan het eind van het
jaar een knoop te kunnen doorhakken. Er is een ongelofelijke onrust, bij
iedereen. Ik heb in mijn eerste termijn ook een aantal instanties
genoemd, ouders, kinderen, medewerkers, iedereen. Waarom heeft hij niet
eerder een actieve rol op zich genomen? Waarom is hij niet eerder tot de
conclusie gekomen dat dit allemaal niet kan? Het is te laat om te
zeggen: geen onomkeerbare stappen. Dat had eerder moeten gebeuren. Nu is
de onrust er al en die hadden we kunnen voorkomen. Graag een
reactie.
Minister Dekker:
Ik ben het niet met de heer Peters eens …
De voorzitter:
Jansen.
Minister Dekker:
Ik ben het niet met de heer Jansen eens dat we de onrust hadden kunnen
voorkomen, want je gaat toch een vrij ingrijpend traject in. Zodra zo'n
besluit wordt genomen en het uiteindelijk komt tot iets wat wordt
uitgevoerd — ik ben nog lang niet zover, want daar wil ik het eerst eens
over hebben met alle experts die toezicht houden op dat vlak — leidt dat
altijd tot ophef en tot zorgen, vroeg of laat, wanneer dan ook. Dat kan
je gewoon niet voorkomen. Zijn we hierbij betrokken geweest? Jazeker, in
2018 zijn we al geïnformeerd, in 2019 hebben we daar al contact over
gehad, en in de afgelopen maanden is het OZJ erbij betrokken geweest,
evenals natuurlijk mensen van mijn ministerie in die zin dat er is
meegedacht. Maar uiteindelijk moeten de gemeenten een besluit nemen —
dat is hun verantwoordelijkheid en rol — over wat zij een reëel scenario
achten. Ze staan nu op het punt om dat te doen. Dat betekent dat ook wij
een nieuwe fase ingaan, ook in het toezicht en om te toetsen en te
kijken of dat ook echt verantwoord is. Eigenlijk gaat het formele
traject nu beginnen.
De voorzitter:
Afrondend, de heer Jansen.
De heer Jansen (PVV):
Het gaat niet om het voorkomen van onrust, want die zal er altijd zijn.
Maar als je logisch nadenkt, dan kom je toch tot de conclusie dat we
deze onrust op dit moment, zo kort voor die deadline — al is die
opgeschoven — hadden kunnen voorkomen en beter hadden moeten beredeneren
wat de gevolgen zouden zijn. Daarmee had je kunnen voorkomen dat die
onrust zo extreem groot zou worden. Natuurlijk was er onrust geweest,
maar het minimaliseren was de actie die we hadden moeten ondernemen.
Waarom heeft de minister dat niet gedaan?
Minister Dekker:
Omdat ik niet ga over de communicatie van een besluit dat gemeenten
moeten nemen.
De heer Jansen (PVV):
Dan pak ik graag mijn derde vraag erbij.
De voorzitter:
Uw derde. Ik vrees dat we naar vier enkele vragen gaan. Dus twee
interrupties in twee, gezien de tijd. Gaat uw gang.
De heer Jansen (PVV):
Het gaat niet om verantwoordelijkheid. Het gaat om: had u moeten
ingrijpen? Had u moeten zien aankomen wat er zou gebeuren? Dat had u
kunnen zien. U bent zo lang betrokken; dan kunt u toch ook zelf tot de
conclusie komen dat u eerder een regierol had moeten nemen en dat u
eerder de gemeenten had moeten waarschuwen dat het helemaal fout zou
gaan op deze manier? U heeft dat gewoon niet gedaan en dat snap ik niet.
Waarom niet?
Minister Dekker:
Het is aan de gemeenten om op hier een gegeven moment een knoop over
door te hakken. Zo is het wel. Het is natuurlijk heel erg raar als de
bewindspersonen, die daar niet verantwoordelijk voor zijn, die een
stelselverantwoordelijkheid hebben, die niet gaan over waar gemeenten
hun jeugdbeschermingsmaatregelen inkopen en met welke organisaties zij
zakendoen, daar vervolgens gaan ingrijpen. Wij hebben ook überhaupt niet
die wettelijke grondslag, dus we kunnen dat ook niet. Wat ik hier zie is
— maar ik denk dat de gemeenten dat zelf ook betreuren — een traject dat
zij hebben ingezet, door eerst als gemeenschappelijke regeling de knoop
door te hakken en dat vervolgens netjes voor te rijden aan de colleges.
Ik vermoed dat ze van plan waren om dat daarna ook netjes te
communiceren, maar dat dat is doorkruist doordat het nieuws eerder naar
buiten kwam. Nogmaals, ik heb niet de indruk dat dat naar buiten is
gebracht door de wethouders zelf. Dat leidt natuurlijk toch tot een hoop
gedoe en een hoop rumoer; dat begrijp ik ook. Maar ik zie niet in hoe ik
dat nou had kunnen voorkomen, vanuit mijn kant.
De heer Hijink (SP):
Dit is toch geen manier van doen? De minister zegt eigenlijk: gemeenten
moeten een keer een knoop doorhakken. Als dat dan drie weken voor 1
januari is, ja, dan betekent dat maar dat de pleuris uitbreekt en dat
het chaos wordt. De inspectie was al op de hoogte. De Jeugdautoriteit
had al gezegd: de plannen zijn niet op orde. Alle instanties zetten de
stoplichten op rood. Allemaal. En deze minister grijpt pas in op het
moment dat de gemeentes dat besluit een keer hebben genomen, terwijl hij
al maanden betrokken is bij het hele proces. Dan denk ik: het gaat toch
over de jeugdzorgwerkers, die we allemaal willen behouden voor het vak?
Het gaat over de jongeren die straks met andere zorgverleners te maken
krijgen. Dan ga je toch niet wachten tot het misgaat, voordat je
ingrijpt? Ik begrijp echt niet waarom de minister dit niet al in
november of oktober heeft gedaan, terwijl je allang zag aankomen dat dit
ging gebeuren. Waarom is er toen niet ingegrepen?
Minister Dekker:
Ik vind het wel interessant wat de heer Hijink zegt, "hij had het allang
zien aankomen", want de dertien gemeentes hebben pas zeer onlangs dit
besluit genomen. Tot die tijd werd er nog naar verschillende scenario's
gekeken, dus ik zag dit helemaal niet heel erg lang aankomen. Ik zag wel
al heel lang dat er problemen waren bij Intervence, en daar hebben we
ook al heel lang ondersteuning bij geboden, in termen van expertise,
meedenken, et cetera. Maar het besluit om nu te zeggen "wij willen
eigenlijk toewerken naar een transitieplan, om vervolgens de taken van
Intervence over te dragen aan andere GI's" is pas van heel recent. En
dan word je geconfronteerd met weer een nieuwe fase in zo'n proces. Toen
hebben wij met z'n tweeën gezegd, ook tegen die gemeentes: ja, maar er
gaat pas echt wat gebeuren, echt wat veranderen, als er een gedegen plan
ligt dat is goedgekeurd door de inspecties en door de Jeugdautoriteit,
en tot die tijd gebeurt er niks.
De heer Hijink (SP):
Ja, maar we hebben een Jeugdautoriteit, we hebben een inspectie en we
hebben een ministerie dat meekijkt, adviseert en al heel lang betrokken
is bij dit proces. Dan mag je er toch van uitgaan dat een ministerie
zich niet laat verrassen? Want eigenlijk zegt de minister: ja, ik heb me
ook laten verrassen door dat besluit; ik wist het eigenlijk ook niet.
Zo'n drie weken voor de deadline wordt er besloten: huppetee, we gaan de
boel opdoeken. Het kan toch niet, dat je je als stelselverantwoordelijke
door zo'n grote organisatie die zo'n belangrijke rol heeft in Zeeland,
laat verrassen? Dat is eigenlijk wat de minister zegt, dat hij zich
heeft laten overvallen door een besluit van de gemeente en dat we nu met
z'n allen met de rommel zitten. Dat kan toch niet? Als je
stelselverantwoordelijk bent, terwijl alle instanties betrokken zijn en
het ministerie zelf betrokken is, dan laat je toch niet gebeuren dat we
dan toch nu in deze situatie zitten, waarin de onrust zo groot is? Dat
kan toch niet?
Minister Dekker:
De heer Hijink zegt dat ik me daardoor heb laten verrassen. Nee, het is
uiteindelijk een besluit dat gemeentes moeten nemen. En dat besluit is
pas sinds twee weken, hooguit drie weken, genomen, eerst in de
gemeenschappelijke regeling tussen de wethouders onderling, maar die
moeten daarvoor vervolgens naar hun colleges toe om dat te bestendigen.
Dat besluit is nog geeneens genomen; dat vindt pas ergens in de loop van
de week plaats. En dan moeten we ook kijken of alle dertien gemeentes
ook inderdaad dat besluit gaan nemen. Dat is ook een beetje vooruitlopen
op de zaak; dat weten we nog geeneens.
De voorzitter:
Dank u wel. Er is een vraag van de heer Peters.
De heer Peters (CDA):
Ik heb echt begrepen dat de minister zegt: sinds 2018 weet ik in ieder
geval dat het bij Intervence niet helemaal loopt zoals we willen.
Overigens zijn daar wel degelijk grote stappen gemaakt die verbetering
hebben laten zien, zo lees ik, en is Intervence ook echt niet enige
instelling waar de jeugdbescherming ingewikkeld ging. Die rapporten
hebben we ook met z'n allen gelezen. Mijn vraag gaat eigenlijk over het
volgende. U heeft gezegd dat een overname door een andere grote partij —
laten we zeggen Jeugdbescherming Brabant; ik noem er maar eens een — tot
de opties zou hebben behoord. Dat zou misschien wel kunnen, alleen
stonden die niet meteen te trappelen. Die denken: als ik een kwetsbare
club overneem, dan word ik zelf ook kwetsbaar. Dat begrijp ik. Heeft de
minister niet overwogen om te zeggen: kan ik daar nou geen garanties bij
bieden, om dit een beetje aantrekkelijk te maken voor zo'n
Jeugdbescherming Brabant — of Rotterdam, weet ik veel — om dat toch te
doen? Dat leek me toch met afstand de meest makkelijke en beste optie.
Of is dat niet zo?
Minister Dekker:
Nee. Dat heb ik niet overwogen en dat zou ook heel erg raar zijn in de
manier waarop het stelsel is georganiseerd. Ik kan me voorstellen dat de
dertien gemeentes dat hebben overwogen. Die kunnen ook garantstellingen
doen, et cetera, et cetera. Maar het ligt niet op het pad van een
rijksoverheid om dat te doen. Het zou ook een raar precedent zijn, want
het zou betekenen dat je overal waar het niet goed gaat met een
jeugdzorginstelling of zo'n GI zou moeten instappen om daar financieel
in te voorzien.
De voorzitter:
Afrondend, de heer Peters.
De heer Peters (CDA):
Afrondend. Ik zeg niet dat dat financieel zou moeten. Kijk, als we met
z'n allen denken dat dit een gemakkelijke optie zou zijn geweest die
wellicht goed is, ook in het kader van de hele verandering die we toch
al met z'n allen ingaan, dan zou ik toch het volgende zeggen. Hadden we
dat gesprek niet kunnen voeren met die gemeentes, met die Brabantse
gemeentes of met de gemeente Rotterdam, van: kunnen we dit niet met z'n
allen mogelijk maken? Die rol kunt u wel hebben. Ik vraag niet om
precedenten of om met euro's te gaan schuiven, want ik snap dat u daar
weer niet om staat te springen.
Minister Dekker:
Ja, maar dat zou in dat scenario wel een gekke zijn geweest. Dat zou het
volgende betekenen. Stel dat er iemand is die Intervence wil overnemen,
ondanks alle risico's die daaraan vastzitten. Dan vraag je op zo'n
moment natuurlijk allerlei garanties, voor personeel, voor financiën, et
cetera, et cetera. Dat ligt feitelijk op het bordje van de gemeente en
van de jeugdzorgregio. Van onze kant uit, om te zeggen "daar stappen we
in", zou dat ook wel een aparte zijn.
De voorzitter:
Ik wil toch graag met de Kamerleden afspreken om terug te gaan naar
maximaal twee interrupties in tweeën in deze termijn, gelet op de klok,
want de minister is nog maar net begonnen aan zijn beantwoording. Dus ik
wil hem nu vragen om de beantwoording te hervatten, zodat er straks ook
echt voldoende tijd is voor een tweede termijn. Het woord is aan de
minister.
Minister Dekker:
Voorzitter. Het is misschien goed om toch nog even kort iets te zeggen
over de aanleiding hiervoor. Want iedereen vraagt zich af waarom dat nou
nodig is; het gaat immers om een grote gecertificeerde instelling. Maar
er zijn natuurlijk al jaren problemen met Intervence, en ook die
problemen vormen een ernstig risico voor de kwaliteit en de continuïteit
van de zorg voor kinderen in de meest kwetsbare positie. Dus de
zoektocht van gemeenten naar een degelijke en ook een duurzame oplossing
begrijp ik maar al te goed.
Als we bijvoorbeeld kijken naar het zorgpersoneel en het verloop
daarvan, dan zag je in 2018 en 2019 een verloop van 30% tot 40%. Dat
zijn ook gewoon kinderen waarvan de jeugdbeschermer plotseling vertrekt.
Daar moeten weer nieuwe mensen voor binnenkomen, die moeten worden
opgeleid. Daar gaan vaak maanden overheen. Dus even in termen van "staat
er nou een gedegen en sterke organisatie?" kun je zeggen: hier is echt
wel wat aan de hand. Hetzelfde geldt als je kijkt naar het
ziekteverzuim, dat heel hoog ligt. Dit gebeurt in combinatie met de
financiële problemen. Intervence slaagt er niet in om zijn
huishoudboekje op orde te krijgen. De afgelopen jaren is er alleen maar
verlies geleden. De gemeenten hebben de afgelopen jaren boven op de
tarieven die ze betaalden voor de jeugdzorg steeds extra financiële
bijdragen moeten leveren om Intervence overeind te houden. Hadden ze dat
niet gedaan, dan was Intervence op dit moment al failliet geweest. Dus
ik geef maar even aan dat Intervence het niet voor elkaar kreeg, los van
de reële tarieven die ook deze GI in Zeeland krijgt en waarvan andere
GI's zeggen dat zij dat redelijke tarieven vinden waartegen zij het ook
eventueel kunnen en willen doen. Dat leidde tot de situatie waarin de
gemeentes zijn gaan uitkijken naar een alternatief.
Dan iets over de verschillende opties die zijn overwogen. Dat zijn er
drie: Intervence gaat zelfstandig verder, Intervence wordt overgenomen
door een andere organisatie, en de kinderen van Intervence worden
ondergebracht bij de overige GI's. Het OZJ heeft de gemeentes begeleid
bij de uitwerking van die scenario's. Partijen hebben elke drie à vier
weken overleg gehad over de voortgang en de uitwerking. Dat heeft op 26
november geleid tot het voorgenomen besluit. De Zeeuwse gemeenten hebben
daarbij voor de derde optie gekozen.
Optie één bleek niet mogelijk. Intervence is in de huidige omvang te
klein om zelfstandig financieel goed te kunnen rondkomen. Intervence is
zelf ook tot die conclusie gekomen. Bij scenario twee heeft de beoogde
kandidaat uiteindelijk van overname afgezien. Er was sprake van hoge
overnamekosten, in combinatie met het risico voor de bedrijfsvoering en
de continuïteit dat de overname een gezonde organisatie omver zou
trekken. Op 26 november hebben de gemeentes vervolgens de voorkeur voor
optie drie uitgesproken. Daarover moeten de colleges op 15 december
formeel een besluit nemen.
Mevrouw Kuiken vroeg: als die gemeentes aan de slag gaan met zo'n
transitieplan, zijn er dan ook kosten mee gemoeid? Dat moet blijken. Als
de dertien gemeenten groen licht krijgen van hun colleges en
gemeenteraden en zij gaan zo'n transitieplan maken, zal blijken welke
kosten daarmee gemoeid zijn en hoe hoog de kosten zijn. Dat geeft wel
aan dat het besluit niet financieel is gemotiveerd, zeg ik tegen de heer
Jansen. Ook optie drie gaat geld kosten en dat zullen de gemeentes
moeten opbrengen. Het is ook niet zo dat ze eigenlijk lagere tarieven
willen betalen dan gebruikelijk is op andere plekken in Nederland. Ook
nu al betalen de Zeeuwse gemeenten aan Intervence een reëel tarief dat
op 100% tot 110% van het landelijk gemiddelde ligt. Intervence is alleen
niet in staat om daar een goed draaiende organisatie voor op poten te
houden.
Welke stappen moeten doorlopen worden? Dat begint met de besluitvorming
over het gekozen scenario. Ik heb aan de inspecties en de JA gevraagd om
advies en een oordeel. Ik wil weten of de gemeenten hebben gekozen voor
een scenario dat ook echt verantwoord en duurzaam is en dat voorziet in
de kwaliteit en continuïteit van zorg. Die instanties hebben inmiddels
laten weten dat ze op basis van de beschikbare informatie nog geen
advies of oordeel over het gekozen scenario kunnen geven. Eerst moet dat
volledig worden uitgewerkt. Het hangt af van morgen en van de
gemeenteraadsvergaderingen later deze week of de wethouders daarvoor het
mandaat krijgen van hun gemeente.
Ondertussen zijn de gemeenten en betrokken GI's gestart met
voorbereidingen voor het transitieplan. Overigens is dit niet een plan
om de schade te beperken, zeg ik in de richting van D66, maar juist om
te kijken of je op een verantwoorde manier dit scenario kunt uitvoeren.
De gemeentes stellen daarbij een procesbegeleider aan. De
Jeugdautoriteit en de inspecties hebben voorwaarden gesteld waaraan het
plan moet voldoen. Daarbij benadrukken zij dat de continuïteit van zorg
voorop moet staan. Dat betekent zo min mogelijk wisselingen van kinderen
en van ouders. Gemeenten en GI's moeten een maximale inspanning leveren
om de kinderen bij hun vertrouwde jeugdbeschermer te laten blijven. De
risico's en kansen van de drie overnemende partijen moeten in kaart
worden gebracht. Een belangrijk aspect daarbij is de mate waarin deze
organisaties toegerust zijn om die extra instroom op te vangen. Dat
geldt met name voor een kleine organisatie als Briedis. Daar moeten ook
alle partijen bij betrokken worden, zoals cliënten, medewerkers,
ketenpartners en stakeholders. Ik heb de inspecties en de
Jeugdautoriteit gevraagd om ook tussentijds bevindingen te delen met
gemeenten en instellingen over het transitieplan. Dat doen ze, waar
mogelijk, vanuit hun toezichthoudende rol.
Als dat plan gereed is, volgt de stap waarbij de inspecties en de JA hun
oordeel geven over het transitieplan, vanuit het uitgangspunt
continuïteit van zorg. Pas na een positief oordeel kan worden overgegaan
tot uitvoering van het plan. Dat betekent dat er, zoals ik al zei, geen
onomkeerbare besluiten worden genomen tot die tijd. Er komt dus ook geen
overdracht van kinderen voordat er een positief oordeel is afgegeven.
Als het te zijner tijd tot goedkeuring komt, hebben alle betrokkenen een
inspanningsverplichting om ervoor te zorgen dat het personeel wordt
overgenomen en dat bestaande cliënt-behandelaarsrelaties zo veel
mogelijk worden voortgezet. De gemeente is wettelijk verplicht erop toe
te zien dat dit daadwerkelijk gebeurt; dat wordt bepaald in een artikel
in de Jeugdwet en de Zeeuwse gemeenten hebben toegezegd dat te zullen
doen. Bij de totstandkoming van het transitieplan zullen ook, conform de
cao Jeugdzorg, in ieder geval de ondernemingsraad en de bonden vooraf
betrokken worden. Er dient in dat geval ook een sociaal plan te worden
opgesteld. Tijdens de uitvoering van het transitieplan zullen de
Jeugdautoriteit en de inspecties ook weer toezicht houden. Dat is dus
nadat zij groen licht hebben moeten geven over het plan. Daarna houden
zij dus nog een vinger aan de pols. Datzelfde geldt voor het
Keurmerkinstituut, dat zorgt voor de certificering van de GI's.
Uiteraard zitten wij daar ook samen bovenop.
De heer Peters vroeg nog of een transitieplan dan ook betekent dat de
baan zal overgaan. Die duidelijkheid is er op dit moment niet. De
Jeugdwet schrijft voor dat het college met de GI's in overleg treedt
over de overname van personeel. Daarbij dient het college erop toe te
zien dat de GI zich inspant om de hulpverleningsrelatie zo veel mogelijk
in stand te houden. De vraag of het personeel wordt overgenomen, kan pas
worden beantwoord als duidelijk is in welke juridische vorm van overname
sprake zal zijn. Dat is onderdeel van het transitieplan. Daarbij vroeg
mevrouw Westerveld hoe het zit met een organisatie als Briedis, die een
ander model heeft en veel meer met zzp'ers werkt. Dat klopt, Briedis
biedt die mogelijkheid. Daarnaast heeft men aangegeven dat ook de
mogelijkheid wordt gecreëerd om medewerkers in dienstverband aan te
nemen.
De voorzitter:
Goed. Volgens mij was het een bundeling van een aantal vragen. Ik heb
inmiddels een vraag van mevrouw Van Beukering en daarna van mevrouw
Westerveld.
Mevrouw Van Beukering-Huijbregts (D66):
Ik vind het een beetje vervelend om erop terug te komen, maar er staat
mij iets van bij dat er een persuitnodiging was voor 2 december, waarbij
de dertien gemeenten en Intervence gezamenlijk in een persconferentie
zouden aankondigen dat zij dit besluit hadden genomen. Nu schetst u een
proces van een voorlopig besluit en op 15 december een definitief
besluit. Maar er zou dus al een persconferentie zijn geweest, om
iedereen hierover te informeren. Bent u daarvan op de hoogte en werpt
dat een ander licht op het proces?
De voorzitter:
De minister.
Mevrouw Van Beukering-Huijbregts (D66):
Sorry voorzitter, maar eigenlijk betekent dit ook dat de gemeenten ermee
naar buiten zijn gekomen, samen met Intervence. Het is dus niet zozeer
gelekt vanuit het personeel, maar er was een persaankondiging.
Minister Dekker:
Nee, ik ben niet op de hoogte van een persconferentie. Ik weet ook niet
of die heeft plaatsgevonden. Mevrouw Van Beukering zegt dat er een plan
was om dat te doen. Ik weet dat niet. Ik constateer dat de colleges nog
formeel een besluit moeten nemen. Dat is morgen.
De voorzitter:
Afrondend, mevrouw Van Beukering. Uw laatste vraag.
Mevrouw Van Beukering-Huijbregts (D66):
Volgens mij zijn wij nu bij elkaar omdat ook wij als Kamer door de
persuitnodiging geïnformeerd zijn. Volgens mij is die persconferentie
inderdaad niet meer doorgegaan en is het proces anders gaan lopen.
De voorzitter:
Een korte reactie van de minister? Anders ga ik naar mevrouw
Westerveld.
Minister Dekker:
Ik denk dat er geen verschil van inzicht is over het feit dat iets is
gaan lopen voordat de colleges daar formeel een besluit over hebben
genomen. Ik hecht zeer aan het formele besluit van de colleges, dat
vervolgens wordt goedgekeurd door de gemeenteraden. Dat proces moet deze
week doorlopen worden.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan mevrouw Westerveld.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Ik heb even goed geluisterd naar de woorden van de minister. Hij geeft
aan dat een maximale inspanning geleverd gaat worden, dat er zo min
mogelijk wisselingen zijn, dat, waar mogelijk, hulpverleners zo veel
mogelijk bij cliënten blijven, dat er zo veel mogelijk
cliënt-hulpverlenerrelaties blijven bestaan, en dat personeel kan worden
overgenomen. Ik vind dat te makkelijk. Er wordt elke keer gesproken in
termen van "kunnen". Ik wil de minister vragen waarom hij niet heel
duidelijke afspraken maakt: personeel moet worden overgenomen, er blijft
een baangarantie en er gaan geen wisselingen in hulpverleners
plaatsvinden. Waarom maakt de minister hierover geen duidelijke
afspraken?
Minister Dekker:
Je kunt die afspraken maken als je daar een juridische titel voor hebt.
Wij gaan daar niet over, zeg ik even heel formeel in de richting van
mevrouw Westerveld. Wij houden er wel toezicht op of gemeenten zich
houden aan de wet. In de wet staat dat gemeentes de verplichting hebben
om bij een overnemende GI afspraken te maken over de overname van
personeel en over de continuïteit van zorg. Er is mij bijzonder veel aan
gelegen om de continuïteit van zorg zo goed mogelijk te garanderen. Dat
is waarop wij met z'n tweeën toezien.
De voorzitter:
Afrondend. Uw laatste vraag, mevrouw Westerveld.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Daar hebben we weer de woorden "daar gaan we niet over". Dat steekt
toch. De minister is natuurlijk wel verantwoordelijk voor het stelsel.
Hij is er verantwoordelijk voor dat kinderen de juiste hulp krijgen. We
weten dat dat een enorm probleem is, en dat sommige jongeren wel
tientallen hulpverleners zien. Dat leidt bij hen tot heel veel
beschadiging, en tot wantrouwen. We weten dat het een enorm probleem is
dat personeel de sector verlaat. We hebben bij onder andere De
Hoenderloo Groep en andere instanties die omvielen gezien dat veel
mensen de sector verlaten. Ik wil de minister vragen hoe hij dat met
elkaar rijmt. Hoe kun je aan de ene kant daar verantwoordelijk voor zijn
en aan de andere kant bij dit soort punten zeggen: wij gaan daar niet
over?
Minister Dekker:
Wij dragen een stelselverantwoordelijkheid, waarbij we erop toezien of
gemeenten geen gekke dingen doen die de continuïteit van zorg in gevaar
brengen. De gemeenten hebben de plicht om afspraken met GI's te maken
over de overname en de continuïteit van zorg. Daarop kunnen wij
toezien.
Kunnen wij garanties afgeven? Nee, dat kunnen wij niet. Overigens kunnen
we dat in de huidige situatie ook niet, omdat Intervence een historie
heeft met een enorm verloop van personeel. Met andere woorden, ook daar
zit er discontinuïteit in de zorg, omdat er in het verleden gewoon te
veel jeugdbeschermers vertrokken. Dat waren er veel meer dan bij andere
organisaties in Nederland. Dat is een van de redenen geweest waarom de
Zeeuwse wethouders hebben gezegd: er moet een einde komen aan deze
situatie; er moet een degelijke organisatie voor de jeugdbescherming
komen, juist vanwege de continuïteit van zorg.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Mag ik daar iets op zeggen, voorzitter?
De voorzitter:
Nee, want dan had ik mevrouw Van Beukering daar ook de gelegenheid voor
moeten geven. Het is bijna 12.00 uur. Ik zit echt krap in de tijd. De
heer Peters, uw tweede interruptie.
De heer Peters (CDA):
Het ging mij om het volgende. Ik begrijp dat gemeenten gaan over hun
eigen keuzes. Dat is ook goed. Ik begrijp ook dat de minister zegt dat
hij het stelsel controleert. Maar hij zegt eigenlijk dat Intervence een
beetje aan de kleine kant is om de continuïteit van zorg te waarborgen.
Nu gaan we het overdoen naar twee landelijke partijen die een specifieke
doelgroep hebben. Zij nemen een klein deel. Het gros gaat over naar een
club die nu 70 maatregelen doet. Die is veel kleiner. Hoe is dat met
elkaar te rijmen? Kan niet toch een poging worden gewaagd om te
onderzoeken wat een overname door een partij als Jeugdbescherming
Brabant zou kosten, en of dat niet alsnog de beste en de goedkoopste
keuze zou zijn? Ook al gaat u er niet over, dit gesprek kunt u wel aan,
denk ik.
Minister Dekker:
Het denken staat nooit stil. Ik zeg onmiddellijk dat ik niet uitsluit
dat de inspectie straks kritisch zal zijn over de keuze die de gemeenten
nu maken. Naast de onderdelen die u nu noemt, zitten daar voor mij nog
een paar zorgen in. Als ik de twee organisaties vergelijk, is een feit
dat Briedis qua organisatie en overhead een andere organisatie is dan
Intervence. Alle drie de GI's zeggen op dit moment: voor het tarief dat
de gemeenten nu aan Intervence betalen, zouden wij het graag doen en
kunnen we het ook doen. Dat heeft ook te maken met de manier waarop het
is georganiseerd en met wat een organisatie vanuit het verleden met zich
meetorst.
De voorzitter:
De laatste vraag van de heer Peters. Gaat uw gang.
De heer Peters (CDA):
Dat begrijp ik. Ik heb het ook gelezen. Ik snap dat het Leger des Heils
dit kan, en de William Schrikker Groep ook. Ik denk dat een organisatie
als Briedis, die bestaat uit zzp'ers, zegt: dat kan ik ook wel doen. De
vraag is of dat voor de kinderen en het personeel de beste keuze is. Ik
heb uw antwoord gehoord. Ik hoop dat u ons op de hoogte houdt van wat de
inspectie zegt. Als er iets is dat in het belang is van de kinderen, dan
moet dat vooropstaan.
Minister Dekker:
Dat laatste ben ik helemaal met u eens. Dat is natuurlijk ook het
formele toetsingsmoment. Als gemeentes op een gegeven moment voornemens
zijn een keus te maken, moeten de inspecties kritisch toezien op de
vraag of dat een verstandige keus is, en of je op een verantwoorde
manier van a naar b kunt komen. Als je op dit moment aan mij vraagt of
ik de keuze die de gemeentes maken verstandig vind, dan zeg ik: dat weet
ik niet. Daarbij moet ik echt varen op het oordeel van beide inspecties
en van de Jeugdautoriteit. Die geven op dit moment aan daar nog
onvoldoende informatie voor te hebben. Dat moet ik dus echt
afwachten.
De heer Hijink (SP):
Ik denk dat het klopt wat de heer Peters zegt. We kunnen goed opgeleide,
hooggekwalificeerde mensen die werken in de jeugdbescherming en de
jeugdzorg dwingen om zelfstandige te worden, maar dat gaan ze
waarschijnlijk niet leuk vinden. Het is ook maar de vraag of de zorg
daar beter van wordt. Mijn vraag gaat over de plannen die er liggen. Die
kunnen nog weleens waardeloos worden op het moment dat dit een
ongecontroleerd proces wordt. Dat hebben we bij De Hoenderloo Groep
natuurlijk ook een beetje gezien. Mensen gaan niet zitten afwachten tot
de instelling waar ze al zo lang voor werken failliet is, of gewoon
stopt. Hoe voorkomt de minister dat het alsnog een zootje wordt, omdat
mensen — misschien wel om heel goede redenen — gewoon ergens anders aan
de slag gaan, of helaas de sector misschien wel gaan verlaten? Hoe gaat
de minister voorkomen dat we in de komende maanden zien dat mensen de
sector of de instelling verlaten, ondanks alle mooie plannen?
Minister Dekker:
Dat begint met de afspraak die ik zojuist heb gemaakt dat er geen
onomkeerbare besluiten worden genomen totdat er groen licht is van alle
betrokken instanties. Parallel daaraan heb ik tegen de organisaties
gezegd: maak nu al onderling afspraken om eventuele uitstroom te
voorkomen dan wel te minimaliseren. Uitstroom is er altijd al geweest.
Die is ook altijd hoog geweest bij Intervence. Sterker nog, dat was
juist het probleem waardoor de gemeenten zeiden: we moeten toe naar een
andere manier van organiseren. De uitstroom zal echt niet nul worden,
maar we moeten wel voorkomen dat Intervence in de tussentijd te maken
krijgt met enorme leegloop.
De voorzitter:
Afrondend, de heer Hijink. Uw laatste vraag.
De heer Hijink (SP):
Dat is geen antwoord op de vraag. Ik heb het niet over de garanties en
de afspraken die de gemeenten gaan maken. Het gaat om de afweging die
jeugdbeschermers of jeugdzorgwerkers zelf maken. Zij zien dit allemaal
gebeuren, en denken: tja, waarom zou ik daar nog blijven? Over een
halfjaar bestaat de tent hier niet meer, en ik kan ergens anders
misschien wel heel goed terecht; of misschien word ik straks gedwongen
zelfstandige te worden voor een club waar ik helemaal niet bij wil
horen. Mijn vraag is hoe we voorkomen dat dit in de komende maanden een
ongecontroleerd proces wordt. Ik heb het dus niet over de afspraken die
gemeenten maken. Ik heb het over de mensen die daar nu werken en de
jongeren die hun vaste hulpverlener willen houden.
Minister Dekker:
Wij hebben de gemeenten en de GI's gevraagd om daar onderling goede
afspraken over te maken. Waar kun je dan bijvoorbeeld aan denken? Een
van de dingen die zijn afgesproken — dat is een beetje in tegenspraak
met wat de heer Hijink zegt, dat personeel geen zin heeft om zelfstandig
te worden bij Briedis — is dat Briedis bereid is om mensen in dienst te
nemen. Daar begint het mee.
Ten tweede. Ik zou mij kunnen voorstellen dat er nu al afspraken worden
gemaakt voor het geval er te zijner tijd groen licht komt voor een
transitieplan. Als er duidelijkheid is over de procedure om personeel
over te nemen, dan geeft dat rust aan de kant van de behandelaars. Zij
hoeven zich dan geen zorgen te maken over hun baan. Overigens, even los
van dat soort afspraken, denk ik dat je je, als je in de jeugdzorg
werkt, überhaupt niet zo vreselijk veel zorgen hoeft te maken om je
baan, omdat ze staan te springen om die mensen. En als ooit de overgang
wordt gemaakt naar andere GI's, dan zal het werk niet minder worden. Het
aantal kinderen dat jeugdbescherming nodig zal hebben, blijft gelijk.
Dus ook die andere organisaties hebben straks meer mensen nodig om het
werk te kunnen klaren. Daar kunnen ook nu al afspraken over worden
gemaakt.
De voorzitter:
Dank u wel. U vervolgt uw betoog.
Minister Dekker:
Ik denk dat dit kort kan. Wij hebben inmiddels al aardig wat doorlopen,
bijvoorbeeld het behoud van het personeel. Misschien is het goed om nog
even stil te staan bij de afspraken in de keten. Dat is ook wel
belangrijk om hier even te vermelden. Ook door de rechterlijke macht en
de Raad voor de Kinderbescherming zijn er natuurlijk zorgen geuit en
wordt er gevraagd om uiterste zorgvuldigheid. Om die reden maken de
gemeenten met de GI's, de rechters, de Raad voor de Kinderbescherming en
het Openbaar Ministerie afspraken over de toewijzing en uitvoering van
beschermingsmaatregelen. Uitgangspunt daarbij is wederom dat er geen
onomkeerbare beslissingen worden genomen. Er is ook afgesproken dat er
in ieder geval tot 1 januari niets verandert en dat vanaf 1 januari het
uitgangspunt is dat kinderen die normaal gesproken naar de William
Schrikker Groep, het Leger des Heils of Intervence zouden gaan, naar
deze organisaties blijven gaan. Het verschil is dat Intervence vanaf 1
januari steeds oordeelt of het uitvoering van de maatregel kan
waarmaken. Zo niet, dan wordt dit besproken in het triage-overleg met de
andere GI's. Gezamenlijk adviseren zij dan over de plaatsing aan de Raad
voor de Kinderbescherming. Die toetst of de plaatsing passend is. Indien
dat het geval is, adviseert de raad het voorstel aan de rechtbank.
De heer Peters vroeg naar de doorbraaktrajecten en de pilots die lopen,
waaronder Vaart en Veiligheid, een van de zes pilots in het kader van de
toekomstscenario's voor de vereenvoudiging van de beschermingsketen. Op
dit moment is Intervence daarin een belangrijke partner. De Zeeuwse
gemeenten onderzoeken nu met de andere GI's hoe zij daarin betrokken
kunnen worden. Dus ook de voortgang van die pilot zal straks onderdeel
moeten uitmaken van het transitieplan.
De voorzitter:
Dat was het. Hartelijk dank, zeg ik tegen de minister. Dan geef ik nu
graag het woord aan de staatssecretaris voor de beantwoording van de
resterende vragen.
Staatssecretaris Blokhuis:
Voorzitter. Het bericht van Zeeuwse gemeenten om te stoppen met
Intervence heeft geleid tot onrust bij kinderen, ouders en
hulpverleners. Dat begrijp ik heel erg goed, want het gaat om heel
kwetsbare kinderen, om gezinnen en om hulpverleners die ontzettend
belangrijk zijn in de jeugdhulpverlening. Ik vind het dan ook volstrekt
logisch dat de Kamer helderheid wil hebben over de wijze waarop dat goed
georganiseerd zal worden, net zoals de minister en ik die helderheid
willen hebben.
Als stelselverantwoordelijke vind ik het van belang dat de door de
gemeenten beoogde overdracht in goede orde en goed gecontroleerd
verloopt. Daar hebben alle fracties vragen over gesteld en daar is de
heer Dekker ook al uitgebreid op ingegaan. Ook wat mij betreft is het
uitgangspunt de continuïteit van jeugdbescherming en passende zorg,
waarbij in elk individueel geval bekeken wordt wat de beste oplossing
is. Dat is maatwerk.
De minister heeft ook geschetst dat wij daar met de gemeenten en met de
aanbieders indringend over gesproken hebben, ook afgelopen vrijdag nog.
Wij hebben daar afgesproken dat geen onomkeerbare stappen zullen worden
gezet. Wij zullen erop toezien dat de afspraken goed worden nageleefd.
Ik vind het ook van belang om hierbij te melden, als u vraagt wat nu
onze stelselverantwoordelijkheid is, dat de Jeugdautoriteit en de beide
inspecties op dit moment intensief bij deze zaak betrokken zijn. Die
hebben ook nadrukkelijk aangegeven dat zij pas een oordeel geven als het
transitieplan klaar is. U mag van mij aannemen dat wij daar heel
kritisch in meekijken en dat wat mij betreft het plaatje dan ook wel
compleet moet zijn, met voldoende vertrouwen om ook 2021 goed in te
gaan.
Over deze specifieke situatie heeft minister Dekker de meeste vragen wel
beantwoord. Ik wil nog wel in rectie op de heer Jansen zeggen — ik ben
het daar heel erg mee eens — dat kinderen geen casussen zijn. Kinderen
zijn kinderen, die een probleem hebben en die wij moeten helpen.
Ik doe mijn beantwoording in een paar blokken. Ten eerste de stand van
zaken in Zeeland. Dat kan heel kort, na alle woorden die de heer Dekker
daar al aan heeft gewijd. Ten tweede, in het algemeen, welke waarborgen
er zijn voor de continuïteit van de zorg. En ten derde meer sturing op
het zorglandschap, dus de invulling van de stelselverantwoordelijkheid.
Ten slotte heb ik nog een paar losse opmerkingen.
De voorzitter:
En u kijkt ondertussen ook naar de klok?
Staatssecretaris Blokhuis:
Dat kan de voorzitter volgens mij ook heel goed.
De voorzitter:
Ja, maar ik ken u.
Staatssecretaris Blokhuis:
Ik ga als een raket, voorzitter. Ik hoop wel dat ik daarmee het
onderwerp voldoende recht doe. Ik begin met de stand van zaken in
Zeeland. Daar is al heel veel over gezegd. Zoals al gememoreerd, hebben
de minister en ik indringend contact met de gemeenten en de aanbieders.
Er worden geen onomkeerbare stappen gezet. Om de continuïteit en
kwaliteit van zorg voor kinderen maximaal te waarborgen, nemen gemeenten
en GI's maatregelen om het verloop van personeel van Intervence te
minimaliseren. Dat moet natuurlijk ook staan in het transitieplan
waarover al diverse keren is gesproken.
De behandelrelaties moeten natuurlijk zo veel mogelijk worden behouden.
Daar hebben bijna alle woordvoerders, in ieder geval de heer Peters en
mevrouw Westerveld, nadrukkelijk aandacht voor gevraagd. Iedere
jeugdzorgaanbieder, inclusief Intervence, heeft een inspanningsplicht om
ervoor te zorgen dat het personeel wordt overgenomen en dat bestaande
cliënt-behandelaarrelaties zo veel mogelijk worden voortgezet. Dit is
wat mij betreft in het kort het zicht op Zeeland, in aanvulling op
hetgeen de heer Dekker heeft gezegd. Daar zit volgens mij niet veel
nieuws bij, dus ik ga vlug naar de dingen die meer op mijn bordje
liggen, te weten de continuïteit van zorg.
Het grotere plaatje. Daar hebben mevrouw Westerveld en ook mevrouw
Kuiken dringend om gevraagd. Hoe zit het nu? Wat doe ik om ervoor te
zorgen dat er niet meer aanbieders omvallen? Wij hebben er al een paar
gehad in de afgelopen jaren. De heer Hijink heeft gesproken over De
Hoenderloo Groep en gevraagd wat wij daarvan geleerd hebben en hoe wij
ervoor gaan zorgen dat dit niet weer gebeurt. Uitgangspunt van ons
beleid is de continuïteit van zorg voor jongeren, niet de continuïteit
van individuele zorgaanbieders. Helaas valt dit soms wel samen, want als
een aanbieder omvalt, komt de continuïteit van zorg voor de jongeren
meteen in het gedrang en daar gaat deze situatie natuurlijk ook helemaal
over.
Wij hebben in de afgelopen periode verschillende maatregelen getroffen
om in algemene zin continuïteit van zorg te borgen. De heer Dekker heeft
al gesproken over de escalatieladder: wie is wanneer in charge? Daar ga
ik niet apart nog op terugkomen. Wij hebben een tijdelijke regeling
liquiditeitstelling in het geval dat cruciale jeugdhulp nodig is. Wij
hebben de ontwikkeling van de Jeugdautoriteit. Waar ik in het bijzonder
even bij wil stilstaan, is het convenant continuïteit jeugdhulp dat in
voorbereiding is. Op dit moment — want wij zijn ook bezig met wetgeving;
daar kom ik zo op terug — werken wij met VNG en de brancheorganisaties
jeugdzorg aan een convenant continuïteit jeugdhulp. Doel is het borgen
van continuïteit van de jeugdhulp, kinderbescherming en
jeugdreclassering. In dat convent zal er aandacht zijn voor de rol en de
bevoegdheden van de Jeugdautoriteit — die rol wordt heel expliciet
neergelegd — en in het verlengde daarvan goed opdrachtgeverschap en goed
opdrachtnemerschap. Daarmee geven wij ook invulling aan de
desbetreffende motie-Voordewind c.s.
Heel belangrijk in dit nieuwe systeem is het earlywarningsysteem van de
Jeugdautoriteit. Ik denk dat wij met elkaar wel kunnen stellen dat dat
in dit geval nog niet heeft gewerkt zoals wij dat voor ogen hebben. Dat
moet gaan werken. Dat moet in 2021 echt goed van de grond gaan komen. In
het voorjaar van 2021 heeft de Jeugdautoriteit een breed
vervolgonderzoek afgerond, waarin ze ook de financiële positie van de
200 grootste jeugdhulpaanbieders en alle GI's in kaart zal brengen. Die
kijkt er dus heel breed naar, juist in het kader van dat
earlywarningsysteem.
Voorzitter. Volgens mij heeft collega Dekker de expliciete vraag van de
heer Hijink beantwoord: hoe voorkomen we dat er een leegloop ontstaat?
Hoe voorkomen we dat mensen weggaan bij de organisatie Intervence?
Dat brengt mij bij mijn derde blokje: sturing zorglandschap en
stelselverantwoordelijkheid. Eigenlijk hebben alle fracties —
GroenLinks, SP, D66 — gevraagd hoe dat zit. De heer Hijink, mevrouw
Westerveld en mevrouw Van Beukering vroegen: hoe kan je in de toekomst
voorkomen dat zoiets steeds weer gebeurt? Ik kan u zeggen dat alle
effort daarop is gericht, maar dat het heel lastig blijkt om het altijd
te voorkomen. We halen wel alles van stal om dat met man en macht te
proberen. Uit de recente casuïstiek hebben we wel geleerd: De Hoenderloo
Groep, Juzt en Parlan. We hebben de evaluatie van de Jeugdwet gehad. We
hebben een rapportage gehad van de Transitie Autoriteit Jeugd, alsook
recente onderzoeken naar de financiële positie van specialistische
aanbieders. Om die reden willen we duidelijkere spelregels vastleggen,
met behoud van de gemeentelijke verantwoordelijkheid in het decentrale
stelsel. Wij willen hiermee ook nadrukkelijk de regie pakken als
stelselverantwoordelijke. We hebben twee wijzigingen van de Jeugdwet in
voorbereiding. De verleiding is groot om die heel breed neer te zetten,
maar die zijn ook al heel breed gedeeld bij het wetgevingsoverleg Jeugd
op 23 november. Ik noem staccato de punten even op die we ter
verbetering aanpakken en die ook een antwoord moeten bieden op de
problemen waar we nu, in deze specifieke situatie, tegen aanlopen.
Ten eerste het brede wetsvoorstel Verbetering beschikbaarheid zorg voor
jeugdigen. Dat wetsvoorstel moet de opdrachtgeversrol van gemeenten
versterken door een opdrachtgeversregiovisie op te stellen en door ervan
uit te gaan dat de jeugdhulpregio's meer georganiseerd zijn en één
aanspreekpunt hebben. Ten tweede de versterking van de governance bij de
aanbieders. Dat is ook heel belangrijk, want het gebeurt nog te vaak dat
we te weinig zicht hebben op hoe het nu toegaat bij een aanbieder. Te
vaak is de kwaliteit onvoldoende helder in beeld. Via dit wetsvoorstel
willen we dat beter gaan regelen. Ten derde en minstens zo belangrijk:
versterkt inzicht en toezicht. Daarover hebben we het op 23 november
uitgebreid gehad, maar als daar vragen over zijn, wil ik die graag
beantwoorden. Dat is één wetgevingsspoor.
Het andere is het wetsvoorstel Maatschappelijk verantwoord inkopen
Jeugdwet en Wmo 2015. Een belangrijk thema daarin is het vastleggen van
reële tarieven in de Jeugdwet. Daarvoor wordt een AMvB voorbereid die,
na aanvaarding van het wetsvoorstel, door het parlement kan. Dat helpt
gemeenten om reële tarieven vast te stellen voor aanbieders. Daarin
zullen ook zorgvuldigheidseisen zitten. De Norm voor Opdrachtgeverschap
wordt daarin vertaald. In de Norm voor Opdrachtgeverschap zit een heel
interessant punt: de tijdigheid waarin gemeenten als opdrachtgevers
contractering organiseren. Dat moet natuurlijk heel zorgvuldig gebeuren.
Je hebt het over werknemers en grote organisaties; die moeten weten waar
ze aan toe zijn. Je hebt het ook over kinderen, kwetsbare mensen, die
moeten kunnen uitgaan van hulp. Daarom staat in de Norm voor
Opdrachtgeverschap, die de gemeenten zelf hebben opgesteld en die wij
beter gaan borgen, bijvoorbeeld het uitgangspunt: contracten zes maanden
van tevoren sluiten, zodat men zich goed kan voorbereiden op een nieuwe
situatie. Het spiegelbeeldige daarvan is dat er zes maanden voor
opzegging van de contracten duidelijkheid moet zijn. Contracten moeten
dus zes maanden van tevoren worden opgezegd. In dit geval is dat niet
aan de hand geweest, maar we leren door schade en schande. Op grond van
de Norm voor Opdrachtgeverschap zouden we dat wel als uitgangpunt
willen: zes maanden van tevoren. Dat voorkomt ook een heleboel
paniekaanvallen richting kerst.
Voorzitter. Dit zijn de wetgevingssporen. Doen we in aanloop daarnaartoe
dan niks? Ja, natuurlijk wel. Bijvoorbeeld het convenant voor de
continuïteit in de jeugdhulp dat in voorbereiding is. Daar zit die Norm
voor Opdrachtgeverschap ook in. Er zit ook een stevige rol in van de
Jeugdautoriteit, die het earlywarningsysteem daarin bijvoorbeeld
steviger vorm kan geven.
Voorzitter. Ik ben al bij het blokje overige.
De voorzitter:
Voordat u daartoe overgaat, nog een laatste vraag van mevrouw
Kuiken.
Staatssecretaris Blokhuis:
Ik wou net zeggen: de interrupties zijn op.
De voorzitter:
Gaat uw gang.
Mevrouw Kuiken (PvdA):
Ik wil van de staatssecretaris weten of hij gelooft dat het reëel is dat
gemeenten nu een voorgenomen besluit nemen, op basis van het feit dat er
geen transitieplan ligt en er ook grote twijfels zijn over de
mogelijkheden die de drie voorgenomen GI's hebben. Gelooft hijzelf
oprecht dat dat kan?
Staatssecretaris Blokhuis:
Volgens mij zijn vragen van die strekking ook aan collega Dekker
gesteld. Wat onze interventie in ieder geval met zich heeft meegebracht,
is dat we een pas op de plaats maken, dat het contract met Intervence
voor minimaal een halfjaar wordt verlengd en dat we in de tussentijd
gemeenten optimaal de ruimte bieden om een transitieplan te maken. De
inspectie en de Jeugdautoriteit hebben gezegd dat ze dat transitieplan
nodig hebben om te zien of het landschap ook voor de jeugdbescherming in
Zeeland goed georganiseerd is. Een heel strak antwoord op de vraag of ik
denk dat dat voor de jaarwisseling kan, is nee. Voor de jaarwisseling is
daar geen helderheid over. Waar beslist de gemeente over? Waarschijnlijk
is dat de principe-uitspraak, de intentie, om het contract met
Intervence op te zeggen, met daaraan wel gekoppeld de afspraak dat dat
in ieder geval nog een halfjaar doorloopt. Dat halfjaar zullen ze binnen
het Zeeuwse moeten nemen om met de dertien gemeenten en het hele
aanbodveld goede afspraken te maken over een optimale overname.
De voorzitter:
U gaat over naar het volgende blokje. Nee, mevrouw Kuiken, u heeft al
vier vragen gesteld. We hebben zo nog een tweede termijn; daarin kunt u
ook nog enkele vragen stellen.
Staatssecretaris Blokhuis:
Voorzitter. Ik heb nog een paar vragen te beantwoorden. De heer
Wörsdörfer heeft gevraagd of we wel moeten willen wat er nu gebeurt,
omdat dit lijkt op een schaalvergroting. Als we niet oppassen nemen de
landelijke organisaties het over en verdwijnen de regionale spelers van
het veld. Dat wringt op z'n minst met een uitgangspunt van de Jeugdwet.
Dat uitgangspunt is: zorg dichtbij, regionaal, ook bij de organisaties
van jeugdbescherming en jeugdreclassering. Hulp moet zo nabij mogelijk
geboden worden en kunnen aansluiten bij de leefomgeving van de jeugdigen
en gezinnen. De beweging van landelijk organiseren is tegengesteld aan
deze uitgangspunten.
Het wetsvoorstel waar ik het net over had — het wetsvoorstel Verbetering
beschikbaarheid zorg voor jeugdigen — stelt ook voor dat gemeenten
jeugdbescherming en jeugdreclassering zo veel mogelijk regionaal
inkopen. Die beweging willen we via deze wetgeving dan ook stimuleren.
Het mag helder zijn dat het kabinet daar in ieder geval voorstander van
is. Dat neemt niet weg — we moeten de verantwoordelijkheden wel onder
ogen zien — dat als gemeenten daarin andere keuzes maken, wij dat als
Rijk op dat moment moeten accepteren. Wat wij in het nieuwe wetsvoorstel
wel willen, is zo veel mogelijk stimuleren dat gemeenten of collectieven
van gemeenten dat regionaal met elkaar vormgeven. Begin 2021 verwachten
wij overigens een advies over het toekomstscenario voor jeugd- en
gezinsbescherming. Op basis van dat advies willen wij bezien welke
vervolgstappen er nodig zijn om jeugdbescherming meer gezinsgericht en
eenvoudiger te realiseren.
Voorzitter. Mevrouw Kuiken heeft gevraagd op welke wijze het kabinet
denkt personeel in deze roerige en kwetsbare tijden te kunnen behouden.
Volgens mij hebben verschillende woordvoerders, onder anderen de heer
Hijink, dit ook gevraagd. Misschien is dit wel de spannendste vraag bij
dit dossier: hoe houd je mensen enthousiast om dit werk te blijven doen
na alle reuring die eromheen is ontstaan? Hoe zorg je ervoor dat mensen
met liefde voor het vak aan de gang blijven voor heel kwetsbare
kinderen? Wij hebben natuurlijk heel veel zaken lopen. In grove lijnen
hebben we in het Actieprogramma Zorg voor de Jeugd maatregelen getroffen
die bijdragen aan het vakmanschap en die een gezonde arbeidsmarkt
bevorderen. Het vakmanschap van professionals willen we dus bevorderen.
We willen het makkelijker te maken om in te stromen in de sector,
bijvoorbeeld door verkorte kwalificerende trajecten voor zij-instromers.
In dit kader willen we ook werken aan vermindering van de regeldruk. Dit
komt in alle rijksprogramma's terug als het gaat om het bevorderen van
het werken in de zorg, bijvoorbeeld het actieprogramma Werken in de
Zorg.
Aanvullend op wat we al gedaan hebben, is er in overleg met Jeugdzorg
Nederland en de vakbonden FNV en CNV, en met ondersteuning van de hier
aanwezige ministeries, gewerkt aan projecten uit de Arbeidsmarktagenda
Jeugdhulp. Wij hebben daarvoor 2,4 miljoen euro beschikbaar gesteld. Dat
moet concrete projecten ondersteunen die het werken in deze sector
aantrekkelijker maken of houden. Een van die projecten is bijvoorbeeld
het inwerken begeleiden. Dan wordt ook aan jeugdhulpverleners de vraag
gesteld: kunnen jullie nou voorbeelden geven van een advies waarmee je
echt geholpen bent? Wat zijn eyeopeners om de jeugdhulpverlening tot een
aantrekkelijk beroep te maken, om jouw baan aantrekkelijk te maken? Wat
heeft bijvoorbeeld ook geholpen bij het inwerken?
Voorzitter, ik heb volgens mij de restantvragen daarmee ook beantwoord.
Dan ben ik aan het eind van mijn eerste termijn.
De voorzitter:
Hartelijk dank. Daarmee zijn we aan het einde gekomen van de eerste
termijn van de zijde van het kabinet. Ik stel voor om meteen door te
gaan met de tweede termijn van de zijde van de Kamer. En zoals ik met u
gedeeld heb, is het een notaoverleg, dus u bent ook in de gelegenheid om
moties in te dienen.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Mijn moties worden nog gebracht.
De voorzitter:
Ik kijk even of het dan al mogelijk is dat ik mevrouw Kuiken als eerste
het woord geef. We gaan proberen om daar flexibel mee om te gaan. Ik wil
haar graag de gelegenheid geven. Zoals ik net al aangaf is dat niet
gebruikelijk, maar ik geef u wel graag twee minuten spreektijd, zodat u
ook nog een enkele vraag kan stellen. Mevrouw Kuiken, mag ik u het woord
geven?
Mevrouw Kuiken (PvdA):
Voorzitter. Ik liet van de week al weten dat ik buikpijn heb door deze
situatie. Dat is eigenlijk alleen maar erger geworden. Het spijt me heel
erg, maar ik heb echt het gevoel dat we in een soort surrealistische
wereld terecht zijn gekomen, waarin enerzijds gemeenten
verantwoordelijkheid dragen, maar waarover gemeenteraden nauwelijks zijn
geïnformeerd. We verwachten van gemeenteraadsleden dat ze even over een
nacht een voorgenomen principebesluit nemen, zonder dat er al een
degelijk financieel of onderbouwd plan ligt. Ik zou m'n huis ook niet
verbouwen zonder dat ik van m'n aannemer een offerte heb gehad en een
deugdelijk plan van aanpak. We verwachten dat wel als het gaat over
kwetsbare kinderen en medewerkers. Als het nou drie GI's waren die
ervaring hadden met dit type kinderen, dan had ik me misschien minder
zorgen gemaakt. Als er geen probleem was met de tarieven, dan had ik me
wellicht minder … Wat zei ik, voorzitter?
De voorzitter:
U gebruikt de term "GI's" een paar keer. Misschien kunt u dat voor de
mensen thuis voluit noemen: gecertificeerde instelling. Ik moest ook
even nadenken waar het ook alweer voor stond.
Mevrouw Kuiken (PvdA):
Oh, sorry. Ik verspreek me ook nogal vaak de laatste tijd, dus ik was
meteen gealarmeerd. Vandaar dat ik even checkte of ik niet weer iets
doms deed.
Maar als dat allemaal op orde was geweest, dan had ik me nu geen zorgen
gemaakt. Als er nu geen probleem was met de huidige tarieven, dan had ik
me geen zorgen gemaakt. En als er niet zo'n groot verloop was van
personeelsleden en zo'n grote onzekerheid, dan had ik me misschien
minder zorgen gemaakt. Maar die giftige cocktail ligt er wel. En
uiteindelijk, als dat niet goed gaat, dan is er maar één groep die hier
de dupe van is, namelijk de kinderen, en hun ouders, en iedereen die de
zorg draagt voor de kinderen, bijvoorbeeld in de vorm van pleegzorg. Dus
ik vraag echt met klem aan het kabinet om niet van gemeenteraden te
vragen om nu dit voorgenomen besluit te nemen. Zorg dat er eerst een
degelijk transitieplan ligt. Ik heb nog een aantal andere wensen; die
zal ik vervatten in moties die in dit geval door collega's van de SP en
GroenLinks worden ingediend.
De voorzitter:
Hartelijk dank. Dat was de inbreng van mevrouw Kuiken. De moties van
mevrouw Westerveld worden gebracht, zo heb ik begrepen. Maar zij staat
niet voor niets als tweede in de rij van sprekers. Mevrouw Westerveld,
vindt u het goed als ik dan eerst naar de heer Jansen ga? Dat is het
geval. Dan geeft ik hem graag de gelegenheid voor zijn tweede
termijn.
De heer Jansen (PVV):
Dank, voorzitter. Ik zal geen moties indienen. Ik ben wel
medeondertekenaar van de motie die de heer Hijink zo direct gaat
aankondigen, als het goed is.
De voorzitter:
De motie is nog niet ingediend, maar gaat u verder.
De heer Jansen (PVV):
Voorzitter. Alle argumenten van de minister om niet eerder in actie te
komen, waren juist argumenten om dat wél te moeten doen. Als er zo veel
voorbeelden zijn waarom Intervence nooit had kunnen voortbestaan, dan
was dat juist het argument om een uitgewerkt transitieplan te adviseren,
voordat alle ellende en onrust naar buiten waren gekomen, met alle
gevolgen voor iedereen. Kijk naar wat er op dit moment gebeurt:
instanties, kinderen, ouders, medewerkers, iedereen is in rep en roer.
En terecht. En wat er nu ook nog gebeurt, we kunnen het uitstellen, maar
de ellende heeft alweer plaatsgevonden. Ik heb een heel slecht gevoel
hierover. Dat had ik bij De Hoenderloo Groep, en hier opnieuw. Ik vind
het een bijzonder zwak optreden van de minister. Ik vind het jammer. En
voorzitter, sorry voor het woord, maar de beantwoording vind ik
draaikonterij, en dat vind ik bijzonder treurig.
De voorzitter:
Dank u wel. Daarmee was u aan het einde van uw inbreng. Dan ga ik terug
naar mevrouw Westerveld, die daartoe nu de gelegenheid heeft. Gaat uw
gang. U heeft het woord.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Voorzitter, dank u wel. Dank ook aan minister en de staatssecretaris
voor de antwoorden. Ik mis daarin wel hoe het er in de praktijk aan
toegaat. Want ongetwijfeld zullen op papier een heel aantal processen
gewoon kloppen, maar in de praktijk zien we dus wel dat iedereen,
waaronder alle betrokken organisaties en de inspecties — ik noemde het
rijtje al — heel erg bezorgd is over wat hier gebeurt. Dat raakt
gezinnen en dat raakt hulpverleners. Ik mis hier dus wel de koppeling
tussen hoe goed het op papier geregeld is en wat er in de praktijk
gebeurt. Ik zou graag straks nog aan, in dit geval, de staatssecretaris
willen vragen hoe hij dit nu ziet. Dan heb ik twee moties.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat er een groot personeelstekort is in de jeugdzorg en
een hoog personeelsverloop;
constaterende dat door de voorgenomen sluiting van Intervence personeel
moet solliciteren op hun eigen baan bij de andere drie GI's en dat
totaal onduidelijk is of ze daar aangenomen worden en of dit in een vast
contract is of een zzp-constructie;
overwegende dat er signalen zijn dat sommige personeelsleden al een
andere baan aangeboden hebben gekregen of zelf aangeven door deze
sluiting ontmoedigd te worden om nog verder te werken in de
jeugdzorg;
verzoekt de regering om samen met gemeenten en vakbonden te komen tot
een personeelsplan voor het jeugdzorgpersoneel van Intervence, waarbij
baangarantie en werkzekerheid voor alle jeugdzorgmedewerkers het
uitgangspunt zijn,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Westerveld, Kuiken en Hijink.
Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 752 (31839).
Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
En dan heb ik er nog één.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de voorgenomen sluiting van Intervence in Zeeland de
zoveelste sluiting van een jeugdzorginstelling dit jaar is;
constaterende dat het sluiten van instellingen vaak gepaard gaat met
veel onrust en een dalende kwaliteit van zorg voor kinderen die daar
behandeld worden;
constaterende dat de situatie rondom Intervence laat zien dat de
escalatieladder niet voldoet;
verzoekt de regering om samen met VNG, FNV en Jeugdzorg Nederland de
sluitingen van jeugdzorginstellingen sinds de decentralisatie te
evalueren en een stappenplan te maken en daarin specifiek de rollen van
alle partijen vast te leggen waardoor dit soort situaties in de toekomst
voorkomen kunnen worden,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Westerveld, Kuiken en Hijink.
Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 753 (31839).
Was u daarmee ook aan het einde gekomen? Dat is het geval. Hartelijk
dank. Dan geef ik graag het woord aan de heer Peters voor zijn tweede
termijn. Gaat uw gang.
De heer Peters (CDA):
Dank u wel, voorzitter. Dank aan de minister en de staatssecretaris voor
de beantwoording van de vragen. Ik heb één motie.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat gemeenten verantwoordelijk zijn voor jeugdhulp,
jeugdbescherming en reclassering;
overwegende dat gemeenten verantwoordelijk zijn voor de continuïteit van
zorg in het belang van kinderen;
overwegende dat een overname van Intervence wellicht geld kost;
overwegende dat garanties die de minister als stelselverantwoordelijke
terecht eist, ook geld kosten;
verzoekt de regering gemeenten actief in overweging te laten nemen of
een overname door een andere, grotere aanbieder in dat licht bezien toch
niet beter zou kunnen zijn,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Peters. Naar mij blijkt, wordt de
indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 754 (31839).
De heer Peters (CDA):
Ik weet niet of iemand, mevrouw Van Beukering, mee wou tekenen? Ik denk
het niet. Dan is hij alleen door René Peters ondertekend.
De voorzitter:
U was aan het einde van uw inbreng?
De heer Peters (CDA):
Ja. Dan dank ik u, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Maar ik zie nog een vraag van mevrouw Westerveld, dus om het
even ordelijk te laten verlopen, geef ik haar die gelegenheid. Gaat uw
gang.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Het is helemaal niet ordelijk, voorzitter, want ik heb geen vraag aan
meneer Peters. Ik wou zeggen dat de heer Hijink ook als ondertekenaar op
mijn motie staat.
De voorzitter:
Prima. De inbreng van de heer Peters, zonder vragen, is afgerond. Die
motie is alleen door de heer Peters ondertekend, en beide moties van
mevrouw Westerveld zijn mede ingediend door de heer Hijink. Wij zullen
dat wijzigen en in orde brengen. Dank u wel voor deze opmerking. Dank
nogmaals in de richting van de heer Peters. Dan kom ik bij mevrouw Van
Beukering-Huijbregts voor haar tweede termijn. Gaat uw gang.
Mevrouw Van Beukering-Huijbregts (D66):
Dank u wel, voorzitter. Ook dank aan de minister en de staatssecretaris
en de ambtelijke ondersteuning voor de beantwoording van onze vragen. Ik
begin even met de motie, want het is erg veel tekst. Dan weet ik hoeveel
minuten ik nog overhoud.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat besluitvorming om over te gaan tot beëindiging van een
contract van een gecertificeerde instelling of jeugdzorgorganisatie
wettelijk gezien een gemeentelijke taak is;
overwegende dat er echter onrust is ontstaan en dit onzekerheid bij
kinderen en het mogelijk vroegtijdig stoppen van medewerkers tot gevolg
kan hebben;
overwegende dat deze onrust is ontstaan ondanks de ondersteuning van
derde partijen, zoals het Ondersteuningsteam Zorg voor de Jeugd
(OZJ);
overwegende dat er best practices zijn, ook in andere sectoren, waarbij
door middel van goed stakeholdermanagement en eenduidige externe
communicatie onrust kan worden voorkomen;
verzoekt de regering om bij dreigende faillissementen, overnames of
problemen met de zorgcontinuïteit gemeenten te ondersteunen bij
stakeholdermanagement en communicatie, bijvoorbeeld door de
Jeugdautoriteit hier beter voor toe te rusten of een externe
procesbegeleider te adviseren, en hier ook aandacht aan te besteden in
het convenant continuïteit jeugdhulp,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van Beukering-Huijbregts en
Wörsdörfer. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende
ondersteund.
Zij krijgt nr. 755 (31839).
Mevrouw Van Beukering-Huijbregts (D66):
Voorzitter. Afrondend heb ik een aantal punten die ik graag nog even zou
willen benoemen. Op 23 november hebben wij de vraag gesteld om na te
denken of het mogelijk is om de jeugdbescherming bij één
verantwoordelijk ministerie onder te brengen. Wij hebben toen de
suggestie van VWS gedaan. Daar is destijds niet over gesproken. Mij
bekruipt eigenlijk hetzelfde gevoel weer: er wordt veel over nagedacht,
dan wordt er met Justitie over gesproken, dan weer met VWS. Onderling
zal er wel veel over gesproken zijn, maar ik denk dat het belangrijk is
dat we het onder één hand gaan brengen. Ik doe er dus nogmaals een
pleidooi voor, maar geen motie.
Ik hoorde de minister benadrukken dat het altijd onrustig is bij dat
soort dossiers. Onrust kan niet worden voorkomen. Ik heb het gevoel dat
het als een gegeven is geaccepteerd, maar ik denk dat we echt met elkaar
ervoor moeten gaan zorgen — laat dat mijn kerst- en nieuwjaarswens zijn
— dat we in 2021 gezamenlijk optrekken om die kinderen waar het om gaat,
de zorg te kunnen blijven bieden en dat deze onrust niet opnieuw gaat
ontstaan. Ik heb daar, net als mevrouw Kuiken, wel wat buikpijn van
gehad.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Hartelijk dank. Ik geef nu het woord aan de heer Wörsdörfer voor zijn
tweede termijn. Gaat uw gang.
De heer Wörsdörfer (VVD):
Dank u wel, voorzitter. Ik denk dat het ons allemaal raakt, vandaar het
spervuur aan vragen. Ik wil even aanhaken op de metafoor van mevrouw
Kuiken over de verbouwing. Ik ben het er helemaal mee eens: je gaat pas
verbouwen als er een goed plan ligt. Maar je hebt op enig moment wel het
besluit genomen dát je gaat verbouwen. Vervolgens ga je kijken wat het
wordt. Als je denkt te gaan verbouwen en je hebt het geld, haal je niet
alvast de steunmuur eruit. Nee, dat doe je natuurlijk niet, want je moet
eerst weten of er een goed plan ligt. Wat hier gebeurd is, is volgens
mij dat er is ingegrepen en dat het goede plan er moet komen. Dat lag er
nog niet. Over de communicatie had ik al iets gezegd. Dat is allemaal
ongelukkig gegaan. Ik vind dat ook heel vervelend, want met al die
onrust had het misschien wel anders gekund. Daarom ben ik blij met het
initiatief van mevrouw Van Beukering, die zojuist haar motie heeft
ingediend. De vraag is dus: wanneer zijn er plannen en hoe realistisch
zijn die? Tot op dat moment mag er niets gebeuren. Ik wil het gewoon nog
een keer vragen. Het is al een paar keer gezegd, maar wij willen de
garantie dat er niks gaat gebeuren totdat die plannen echt kloppen en
dat wij er als Kamer over geïnformeerd worden.
De voorzitter:
Hartelijk dank. Ik zag dat mevrouw Kuiken nog een korte vraag
heeft.
Mevrouw Kuiken (PvdA):
Ik werd uitgelokt. Als je een verbouwing start, vraag je normaal
gesproken eerst bij drie aannemers een offerte op. Dan kijk je of je het
überhaupt kunt betalen en of je wensen realiseerbaar zijn. Wat we nu
gaan vragen aan mensen, is: kies maar voor aannemer één en dan zien we
daarna wel of de offerte je een beetje bevalt, of je het überhaupt kan
betalen en of het een beetje aan de kwaliteitsstandaarden voldoet. Zo
werkt het niet. Dus maak geen misbruik van mijn voorbeeld. Er zijn vast
betere metaforen te vinden. Het is toch echt kolder — ik wil graag een
bevestiging daarvan — dat we nu aan gemeenteraadsleden vragen om een
principebesluit te nemen, terwijl de alternatieven, wellicht wel of geen
overname en zicht op kwaliteit, nog niet op orde zijn. Dat zou ik zelf
absoluut niet accepteren, dus waarom accepteren we dat wel van onze
gemeenteraadsleden? Het gaat niet over potjes pindakaas of andere
producten, maar over kinderen.
De heer Wörsdörfer (VVD):
Jammer dat daar nu teksten als "kolder" en "misbruik van de metafoor"
neergelegd worden. Dat vind ik een beetje …, nou ja, daar vind ik iets
van. Volgens mij zijn de stappen die genomen moeten worden duidelijk. De
gemeenteraden moeten tot een besluit komen. Dat vinden wij ook. Dat
hebben we volgens mij allemaal gewisseld. Voor de rest ga je een
verbouwing niet starten voordat er goede plannen liggen. Maar je hebt
wel nagedacht of je wilt verbouwen en daar ging het mij om. Als mevrouw
Kuiken heel grote moeite heeft met deze invulling van mijn kant, dan
verzin ik nog wel een keer een andere en dan zal ik die delen. Maar
kolder vind ik het niet en ik wil ook niet de suggestie laten leven dat
ik niet wil dat het zorgvuldig gaat, want volgens mij kan ik er niet
duidelijker over zijn dan ik net gedaan heb.
De voorzitter:
Hartelijk dank. Dan geef ik tot slot het woord aan de heer Hijink voor
zijn tweede termijn. Gaat uw gang.
De heer Hijink (SP):
Dank. Ik zal de verleiding weerstaan om in allerlei metaforen mee te
gaan. Beide moties van mevrouw Westerveld heb ik medeondertekend. Ik
vind dat er een oplossing moet komen voor de medewerkers, maar ook dat
in de toekomst voorkomen moet worden dat het weer zo misgaat. Om ook te
helpen om deze situatie de goede kant op te sturen, heb ik de volgende
motie.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de continuïteit en kwaliteit van de jeugdbescherming
en jeugdreclassering onder grote druk staan in Zeeland nu dertien
gemeenten een contract hebben stopgezet met een aanbieder;
constaterende dat er grote zorgen zijn onder kinderen, gezinnen,
zorgverleners, kinderrechters, de vakbond, de inspectie en de
Jeugdautoriteit, die de huidige plannen onverantwoord vinden;
verzoekt de regering haar stelselverantwoordelijkheid in te zetten en te
zorgen dat de huidige plannen van tafel gaan en alle betrokken partijen
in de regio komen met een gedragen plan voor de continuïteit en
kwaliteit van de jeugdbescherming en reclassering in Zeeland,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Hijink, Kuiken, Westerveld en
Jansen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende
ondersteund.
Zij krijgt nr. 756 (31839).
U was ook aan het einde van uw inbreng?
De heer Hijink (SP):
Ja.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan zijn we daarmee aan het einde gekomen van de tweede
termijn van de zijde van de Kamer. De moties zijn zojuist meegegaan om
te worden gekopieerd. Ik stel voor om de vergadering vijf minuten te
schorsen, zodra de moties zijn rondgedeeld. Ik denk dat we over een
minuut of zeven weer kunnen beginnen.
De vergadering wordt van 12.37 uur tot 12.42 uur geschorst.
De voorzitter:
Aan de orde is het notaoverleg over de jeugdzorg. Ik wil graag de
minister de gelegenheid geven voor de beantwoording van de laatste
gestelde vragen en voor een oordeel over de moties. Gaat uw gang.
Minister Dekker:
Voorzitter. Ik wil beginnen met de opmerking die volgens mij alle
partijen in de tweede ronde hebben gemaakt. Die ging over de zorg, de
onrust en de buikpijn die je hebt bij een dossier waarin een grote
instelling die belangrijk werk doet in de jeugdzorg in haar voortbestaan
geraakt dreigt te worden. Ik heb dat eerlijk gezegd ook. Het liefst zou
ik hier zitten met een oplossing voor de manier waarop Intervence in de
komende tijd zelfstandig, op een goede manier, zonder financiële
problemen en zonder een groot personeelsverloop zijn werk zou kunnen
doen. Dat was natuurlijk voor iedereen het allerbeste geweest. Spijtig
genoeg blijkt dat geen optie. De organisatie zegt ook zelf: wij kunnen
het niet op deze manier. Ook dat in zichzelf bedreigt kinderen in een
kwetsbare positie. Dat in zichzelf is een probleem als het gaat om de
kwaliteit van zorg. Ik denk dat niemand om deze situatie heeft gevraagd.
Tegelijkertijd denk ik dat we met z'n allen een zorgvuldig proces moeten
doorlopen en moeten kijken hoe we er op een zo goed mogelijke manier uit
kunnen komen.
Er is aan ons en mij gevraagd om ervoor te zorgen dat dit besluit niet
aan gemeenteraden wordt voorgelegd. Daar gaan wij niet over. Ik kan me
best voorstellen dat dit in colleges en gemeenteraden nog tot een hoop
discussies kan en zal leiden. Veel van onze partijen zijn daarin
vertegenwoordigd. Ook de partij van mevrouw Kuiken is vertegenwoordigd,
en de VVD. Ik weet niet hoe het met GroenLinks zit in Zeeland. Soms
zitten ze in het college en soms niet.
Mevrouw Kuiken (PvdA):
Ik vroeg me even af waarom het nodig is om de kleur van politieke
partijen te noemen. Ik weet welke wethouders er in de colleges zitten,
want ik heb dagelijks contact met hen.
Minister Dekker:
Hartstikke goed.
Mevrouw Kuiken (PvdA):
Als je nu zegt "raadsleden, kom tot een besluit", dan betekent dit dat
je feitelijk al het besluit hebt genomen dat er geen alternatieven meer
mogelijk zijn. Sorry, maar de beantwoording hier is niet bijster goed.
Ik word een beetje moe als we dan ook nog eens een keer
balletje-balletje gaan spelen. Ja, ik raak echt een beetje geïrriteerd.
Daar wordt het misschien niet leuk van. Sorry, ik probeer hier netjes
een debat te voeren. Ik erger me dan aan het feit dat het nu weer over
die boeg moet. Volgens mij is dat niet nodig.
De voorzitter:
Uw punt is helder. De reden waarom ik wat zat te knikken, is dat ik
probeer het debat ordentelijk te laten verlopen.
Mevrouw Kuiken (PvdA):
Dat snap ik.
De voorzitter:
U interrumpeert de minister in zijn zin. Uw punt is helder. Ik geef het
woord nu weer aan de minister.
Minister Dekker:
Het spijt mij dat mijn beantwoording niet in goede aarde valt bij
mevrouw Kuiken. Ik probeer alleen maar de vragen te beantwoorden die zij
zelf stelde. Als zij dit soort vragen stelt, kan ze ook een antwoord van
mij verwachten.
Als aan mij gevraagd wordt "zorg ervoor dat dit niet aan gemeentes wordt
voorgelegd", is mijn antwoord dat gemeenten daar uiteindelijk zelf over
gaan. Dat is lokale politiek. Daarin zijn heel veel partijen gewoon
vertegenwoordigd. Dat betekent dat we het moeten laten aan de wethouders
en de gemeenteraadsleden. Natuurlijk moeten wij vanuit onze
stelselverantwoordelijkheid het toezicht houden, zoals ik dat heb
gedaan. Ik heb aangegeven dat er geen dingen kunnen gebeuren zolang er
geen groen licht is van bijvoorbeeld de inspecties.
Voorzitter. Ik kom tot de moties. De motie op stuk nr. 752 gaat over
personeel en baangaranties. Ik moet die motie ontraden, ook omdat wij
niet kunnen doen wat hier gevraagd wordt. Wij zitten daar niet aan
tafel, nog even los van de vraag of baangaranties straks door de
gemeenten en de GI's überhaupt kunnen worden gegeven. Ik kan u wel
toezeggen dat ik er scherp op toezie dat gemeenten artikel 2.13 van de
Jeugdwet naleven. Artikel 2.13 van de Jeugdwet schrijft gemeenten voor,
of verplicht hen, om met jeugdhulpaanbieders en gecertificeerde
instellingen werk te maken en zich zo veel mogelijk in te spannen voor
overname, ook vanwege de continuïteit van zorg.
De voorzitter:
Dank u wel. De motie op stuk nr. 752 is ontraden.
Minister Dekker:
Dan de motie op stuk nr. 754. Ik worstel wat met die motie, om twee
redenen. Misschien kan ik de heer Peters ertoe verleiden om de motie aan
te houden. Dat heeft met het volgende te maken. Dit is onderzocht, ook
door de gemeenten en een aantal potentiële overnamekandidaten. Zij zijn
allemaal tot de conclusie gekomen dat het te risicovol is om dit te
doen. De vraag aan hen is om daar toch nog een keer naar te kijken, maar
dat hebben ze gedaan.
Tegelijkertijd wil ik meegeven dat ik er nog niet van overtuigd ben dat
het plan dat zij nu willen gaan uitwerken uiteindelijk tot een goed
resultaat gaat leiden. Dan wil ik deze optie niet afgeschoten hebben.
Misschien kan ik de heer Peters ertoe verleiden om de motie aan te
houden. Ik kan altijd met de gemeenten een gesprek voeren als straks
blijkt dat de huidige plannen te veel risico's met zich meebrengen, en
hun vragen om toch eens terug te gaan naar dat andere scenario, scenario
twee. Als de motie in stemming wordt gebracht, moet ik haar helaas
ontraden.
De voorzitter:
Dank u wel. Ik kijk even in de richting van de heer Peters. Gaat uw
gang.
De heer Peters (CDA):
Er is iets veranderd sinds dit door gemeentes en instellingen onderzocht
is. Heel terecht zijn er eisen gesteld, die geld kosten. Sindsdien is
dit niet meer onderzocht. De motie is ontraden, maar ik breng haar wel
in stemming.
De voorzitter:
Dank u wel. De motie op stuk nr. 754 is ontraden. Aan het eind van het
betoog van de minister kom ik bij u, mevrouw Westerveld. Gaat uw gang,
minister.
Minister Dekker:
Dan de motie op stuk nr. 755. Dat is het debatje dat ik net met mevrouw
Kuiken voerde. Die ontraad ik.
De voorzitter:
Dank u wel. De motie op stuk nr. 755 is ontraden. Mevrouw Westerveld
heeft nog een vraag over de motie op stuk nr. 752, denk ik.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Ja, dat klopt. De minister zegt dat er zorgen, onrust en buikpijn zijn,
en dat hij die ook heeft. Dat gaf hij in de beantwoording meteen aan.
Vervolgens dienen wij een motie in waarin we hem vragen om samen met
vakbonden en gemeenten een plan te maken om ervoor te zorgen dat zo veel
mogelijk mensen in de sector blijven werken. Dat is heel hard nodig. We
weten dat er nu een enorme uitstroom is. We weten dat gezinnen en
kinderen daardoor niet de hulp krijgen die nodig is. En dan zegt de
minister: ja, maar ik zit niet aan tafel. Ik vind dat moeilijk met
elkaar te rijmen. Ik wil de minister vragen om daar nog eens op te
reageren. Als er dan zorgen zijn en als hij dan buikpijn heeft, wat gaat
hij dan doen om ervoor te zorgen dat er zorg blijft voor deze kinderen,
en dat jeugdzorgmedewerkers voor de sector behouden blijven?
Minister Dekker:
Dat doe ik door samen met mijn collega gesprekken te voeren met de
betrokken gemeenten en GI's. Door, zoals we afgelopen vrijdag hebben
gedaan, hen ertoe te bewegen dat zij om de tafel gaan zitten om te
kijken wat ze kunnen doen om het personeel zo veel mogelijk vaste grond
onder de voeten te geven, om daarmee onverhoopt vertrek tegen te gaan.
Door aan te geven dat we de plannen die er straks liggen streng zullen
toetsen. Door ze straks te houden aan de bepalingen in de Jeugdwet die,
ook als het gaat om de continuïteit en de zorg voor personeel, de
gemeenten het een en ander voorschrijven.
Mijn probleem met deze motie is dat ze direct aan ons wat vraagt. Ik
vind dat we in deze situatie heel rolvast moeten blijven. Wij kunnen
niet met de vakbonden om tafel gaan zitten. Wij kunnen niet om tafel
gaan zitten met de gemeenten om te zorgen voor baangaranties. Dat is om
te beginnen iets wat dáár moet gebeuren. Ik zeg ook onmiddellijk dat er
een nuance is tussen keiharde baangaranties en een maximale inspanning
om mensen over te nemen. Dit is een organisatie waar veel aan de hand
is. Er zijn niet alleen financiële problemen, maar ook problemen op het
gebied van personeel. Als dat moet overgaan, begrijp ik heel goed dat er
kritisch wordt gekeken hoe je dat doet op een manier waarbij je de goede
mensen die we keihard nodig hebben bij je houdt, zonder dat je
onmiddellijk problemen in een nieuwe organisatie inbrengt. Die ruimte
wil ik echt aan gemeenten en ontvangende GI's laten.
De voorzitter:
Dank u wel. Heel kort en afrondend, mevrouw Westerveld.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Ik heb nog niet eerder gehoord dat de kwaliteit van het personeel een
probleem zou zijn en dat dat hieraan ten grondslag ligt. Mijn punt is
dat de minister zegt: wij kunnen niet om tafel zitten met de vakbonden.
Natuurlijk kan de minister wel om tafel gaan zitten met vakbonden. Ik
begrijp best wel wat zijn rol daarin is, maar hij kan best aan tafel
gaan zitten met gemeenten en vakbonden en aangeven wat er nodig is om zo
veel mogelijk mensen te behouden in deze sector. Dat is een enorm
probleem. Ik begrijp daarom niet dat hij deze motie ontraadt, want wij
weten allemaal dat het een enorm probleem is dat mensen uit de sector
vertrekken. Wij weten dat in onzekere tijden veel werknemers dan maar
overstappen naar een andere sector met meer werkzekerheid. Daarom vind
ik dat hier echt een rol ligt als stelselverantwoordelijke, om te zorgen
dat deze mensen voor de sector behouden blijven, helemaal in een regio
als Zeeland, waar de bevolkingsdichtheid al niet groot is.
De voorzitter:
De minister, tot slot.
Minister Dekker:
Natuurlijk, ik kan om tafel gaan zitten met vakbonden, maar ik heb daar
geen formele positie. Het straks maken van een sociaal plan, het maken
van afspraken onderling tussen de GI's en de gemeenten, moet echt gedaan
worden door de partijen die daarin een bevoegdheid hebben. De
staatssecretaris en ik zullen er streng op toezien dat de gemeenten de
plicht die zij hebben in het kader van de Jeugdwet, waarin iets wordt
gezegd over de continuïteit, echt naleven.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan de staatssecretaris voor een
reactie op de twee resterende moties en wellicht nog een enkele
vraag.
Staatssecretaris Blokhuis:
Voorzitter. Ik begin met een vraag van mevrouw Westerveld. Als ik haar
goed heb begrepen, vraagt zij mij hoe ik de praktijk zoals wij die
vandaag besproken hebben, zie in relatie tot wat er op papier staat. Het
papier lijkt van de praktijk af te wijken. Er is al een heleboel gezegd
over hoe deze situatie ontstaan is. Dit besluit is ook niet zomaar uit
de lucht komen vallen. Het zat er al een tijd aan te komen dat dit
contract ingewikkeld werd. In mijn eerste termijn heb ik geschetst dat
het in het kader van de Norm voor Opdrachtgeverschap zo zou moeten zijn
dat gemeenten bij het sluiten van contracten een halfjaar van tevoren
duidelijkheid moeten geven. Volgens mij sluit mevrouw Westerveld daarop
aan met de opmerking dat je daarmee helderheid en rust organiseert. Dat
is wel zoals wij het in de toekomst, zeg maar vanaf nu, op basis van het
convenant dat wij begin volgend jaar sluiten, willen regelen. Maar dat
was nog niet de praktijk in de voorgeschiedenis van deze situatie. Dat
neemt niet weg dat, zoals ik net al zei, ook in dit geval al maanden van
tevoren gesproken werd over wat wel en niet mogelijk was. Zo bezien kwam
het voorgenomen besluit dat enige weken geleden genomen is door de
wethouders van de dertien gemeenten ook niet helemaal als een
verrassing.
Dan de motie op stuk nr. 753, ingediend door mevrouw Westerveld, waarin
de regering wordt gevraagd om de sluiting van jeugdzorginstellingen
sinds de decentralisatie te evalueren. Mevrouw Westerveld refereert
daarbij aan de situatie rond De Hoenderloo Groep en andere aanbieders.
Ik denk dat wij juist heel goed geleerd hebben van die situatie. Ook van
deze situatie leren wij. In eerste termijn hebben wij geschetst hoe wij
het stelsel willen inrichten met nieuwe wetgeving en een convenant als
tussenstap, met een heel stevige positionering van de Jeugdautoriteit,
met dat earlywarningsysteem. Dat getuigt juist van leermomenten op basis
van wat wij gezien hebben in de afgelopen periode. In dat licht bezien
vind ik de motie overbodig en wil ik die ontraden. Een evaluatie hebben
wij niet nodig, want wij hebben voldoende geleerd van deze
situatie.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 753 wordt ontraden. Nog een korte vraag van mevrouw
Westerveld.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Ja, want we verschillen toch echt van mening als het erom gaat of wij
voldoende hebben geleerd van voorgaande situaties. Ik kijk even naar De
Hoenderloo Groep. Mevrouw Van Beukering gaf terecht aan dat dit nu een
jaar geleden is. Ook in dat geval liepen wij steeds achter de feiten aan
— niet alleen wij, maar ook gemeenteraden. Wij zien nu eigenlijk dat
hetzelfde opnieuw lijkt te gebeuren, ondanks dat het gaat om een heel
andere regio en een heel andere jeugdzorgorganisatie. Heel veel
verschillende instanties en ook wij worden verrast door een besluit dat
in één keer genomen lijkt te worden en, nog erger, veel gemeenteraden
lijken daar ook door verrast te zijn. Het is de vraag hoe het verdergaat
met de medewerkers en de jongeren. Daarom denk ik dat het heel erg nodig
is om veel beter van dit soort situaties te leren, om in te zien dat het
verkeerd is gegaan en echt te voorkomen dat we volgend jaar weer zitten
met een aantal instellingen dat dreigt om te vallen, waar ouders en
kinderen weer de dupe van zijn.
Staatssecretaris Blokhuis:
Ja, maar dan blijven we steeds die argumenten wisselen. Ik zeg: wij
hebben geleerd. Met de inrichting van het stelsel zoals wij dat nu voor
ogen hebben, met de wijzigingen waar wij mee bezig zijn, wordt juist
invulling gegeven aan de omissies die nu in het stelsel zitten.
Een evaluatie klinkt erg zwaar. Dan moeten wij alles weer tegen het
licht gaan houden. Als de indieners van de motie zich erin kunnen vinden
dat ik een brief naar de Kamer stuur met de leerpunten van de vorige
faillissementen en de conclusies die daaraan verbonden zijn voor de
toekomst, dan wil ik die brief graag toezeggen. Maar een hele evaluatie
koppelen aan het afgelopen jaar vind ik te zwaar.
De voorzitter:
Dan kijk ik even in de richting van de heer Wörsdörfer. Het is niet uw
motie, maar u bent heel bescheiden geweest met interrupties, dus ik stel
voor dat u een korte vraag stelt.
De heer Wörsdörfer (VVD):
De contouren van het wetsvoorstel waar de heer Blokhuis het over heeft,
liggen er al anderhalf jaar. Deze situaties zijn van de afgelopen
anderhalf jaar. Wil hij in dat licht nog eens nadenken of zijn antwoord
dan niet anders zou moeten zijn?
Staatssecretaris Blokhuis:
Steun uit onverwachte hoek. Ja, de plannen voor het wetsvoorstel liggen
er al een poosje, maar het wetsvoorstel is nog niet ingediend, laat
staan geïmplementeerd. Als je dat zou doen en je zou daarbij uitgaan van
de Norm voor Opdrachtgeverschap en het sterk positioneren van de
Jeugdautoriteit, et cetera, dan zou je toch een heel ander speelveld
hebben. Mijn aanbod is dus om een brief met leerpunten aan de Kamer te
sturen. Misschien kunnen wij het volgende met de indiener van de motie
afspreken: als ik die brief stuur en mevrouw Westerveld vindt dat die
brief een onvoldoende handvat biedt en de motie alsnog in stemming wil
brengen, dan zou ik haar in overweging willen geven om de motie aan te
houden totdat die brief er is.
De voorzitter:
Dank u wel. Maar dan willen we in ieder geval weten wanneer u deze brief
zult sturen.
Staatssecretaris Blokhuis:
In februari zou die bij de Kamer kunnen liggen.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan kijk ik naar mevrouw Westerveld, als indiener van de
motie.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Ik vind dat erg laat, maar ik wil eerst even overleggen met de beide
mede-indieners van de motie. Ik geef het aan de griffie door als wij
besluiten om de motie aan te houden.
De voorzitter:
Dat lijkt me prima. De toezegging van de staatssecretaris is in ieder
geval genoteerd.
Staatssecretaris Blokhuis:
Ik ga naar de motie op stuk nr. 755 van mevrouw Van Beukering en de heer
Wörsdörfer. Ik zie het dictum van de motie als steun in de rug voor het
kabinet. Wij willen inderdaad de Jeugdautoriteit die positie geven. In
dat licht bezien laat ik het oordeel over deze motie aan de Kamer.
De voorzitter:
Dank u wel. De motie op stuk nr. 755 krijgt oordeel Kamer.
Staatssecretaris Blokhuis:
Ik ben nog een antwoord verschuldigd aan mevrouw Van Beukering. Zij
vroeg: kunnen jullie als ministeries jeugdbescherming en
jeugdreclassering niet het onder één dak brengen, onder één vlag bij het
andere ministerie, of alles naar JenV? Het laatste lijkt mij wat minder
voor de hand te liggen; dat idee zou ik in elk geval niet willen
omarmen. Maar laat ik dit zeggen: wij werken nauw samen. Wij hebben
korte lijnen, collega Dekker en ik, en ambtelijk nog veel meer. Ik denk
dat dat op dit moment voldoende is. Als D66 dat onvoldoende blijft
vinden, dan zou ik zeggen dat de formatie een mooi moment is om te
zeggen: dit moet onder één dak.
Dit is wat mij betreft de beantwoording in tweede termijn,
voorzitter.
De voorzitter:
Hartelijk dank. Daarmee zijn wij aan het einde van de tweede termijn van
de zijde van het kabinet. Daarmee komen we ook richting het einde van
dit notaoverleg.
Ik heb een tweetal toezeggingen genoteerd:
De minister voor Rechtsbescherming zal de Kamer actief informeren over het dossier dat vandaag besproken is. Dat is een toezegging in de richting van de commissie.
De staatssecretaris zal de Kamer in februari informeren over de leerpunten middels een brief. Dit is een toezegging aan mevrouw Westerveld, maar ik denk dat ik die breder kan trekken en er een toezegging aan de commissie van kan maken.
De moties zullen met uw goedvinden donderdag aanstaande in stemming
komen. Of u moet dat anders willen. Wij stemmen donderdag nog. Ik heb
even gekeken of er echte urgentie in zit met het oog op de
besluitvorming van de gemeenteraden. Als u anders wilt, moet u daar als
commissie een besluit over nemen.
Mevrouw Kuiken (PvdA):
Het is mij een beetje onduidelijk, maar iedereen noemt 15 december als
D-day, de dag waarop er al of niet besluiten moeten worden genomen. Dan
is het wel handig als wij ons voor die tijd uitgesproken hebben. Ik zou
het dus logischer vinden om morgen te stemmen, maar wellicht ben ik te
blond en te simpel om 15 december te koppelen aan een stemming
morgen.
De voorzitter:
Zo zou ik mezelf niet willen kwalificeren als ik u was. Zeker niet. U
stelt een terechte vraag. Ik zie dat mevrouw Westerveld u steunt.
De heer Hijink (SP):
Ik zou sowieso morgen willen stemmen, ook omdat wij niet weten wat er
met alle nieuwe coronamaatregelen gaat gebeuren. Voor de zekerheid zou
ik morgen gestemd willen hebben, eerlijk gezegd.
De voorzitter:
Oké. Dan constateer ik dat de commissie het verzoek doet om de
stemmingen over de ingediende moties — vijf in totaal, tenzij mevrouw
Westerveld er één aanhoudt — morgen te laten plaatsvinden.
Ik dank de minister voor Rechtsbescherming, de staatssecretaris van VWS
en de ondersteuning zeer hartelijk voor hun aanwezigheid tijdens dit
debat. Dank ook aan de Kamerleden voor hun inbreng en overigens ook voor
hun flexibiliteit ten aanzien van het verschuiven van het tijdstip van
deze vergadering en de beperkte tijd. Ook dank ik de mensen die dit
debat op een andere manier gevolgd hebben zeer hartelijk voor hun
belangstelling. Ten slotte dank ik de ondersteuning.
Sluiting 13.02 uur.
ONGECORRIGEERD STENOGRAM Verslag OSV 71 (2020-2021) van 14 december 2020 |
---|
Aan ongecorrigeerde verslagen kan geen enkel recht worden ontleend. Uit ongecorrigeerde verslagen mag niet letterlijk worden geciteerd. Inlichtingen: verslagdienst@tweedekamer.nl |