Handels- en samenwerkingsovereenkomst EU-VK (ongecorrigeerd stenogram)
Stenogram
Nummer: 2020D54297, datum: 2020-12-28, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Onderdeel van activiteiten:- 2020-12-28 15:00: Handels- en samenwerkingsovereenkomst EU-VK (Notaoverleg), vaste commissie voor Europese Zaken
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer, Handels- en samenwerkingsovereenkomst EU-VK
VERSLAG VAN EEN NOTAOVERLEG
Concept
De vaste commissie voor Europese Zaken, de algemene commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat hebben op 28 december 2020 overleg gevoerd met de heer Blok, minister van Buitenlandse Zaken, over:
de brief van de minister van Buitenlandse Zaken d.d. 25 december 2020 inzake proces goedkeuring bereikte akkoord toekomstige relatie EU-VK (35393, nr. 11);
de brief van de minister van Buitenlandse Zaken d.d. 27 december 2020 inzake appreciatie handels- en samenwerkingsovereenkomst EU-VK (35393, nr. 12);
de brief van de minister van Buitenlandse Zaken d.d. 27 december 2020 inzake antwoorden op vragen commissie over het bereikte akkoord tussen de EU en het VK (35393, nr. 13);
schriftelijke vragen van het lid Omtzigt en de antwoorden daarop inzake de onderhandelingen over het toekomstig partnerschap EU-VK (2020Z25138);
de brief van de minister van Buitenlandse Zaken d.d. 27 december 2020 inzake antwoorden op vragen commissie over de kabinetsappreciatie Commissiemededeling gerichte contingencymaatregelen bij een scenario zonder akkoord over het toekomstig partnerschap tussen de EU en het VK (Kamerstuk 35393, nr. 14) (35393, nr. 15);
schriftelijke vragen van de leden Omtzigt c.s. en de antwoorden daarop inzake het juridische advies van de Commissie over de brexitdeal (202Z25773);
de brief van de minister van Buitenlandse Zaken d.d. 28 december 2020 inzake openbaar maken van het document Raadsbesluit tot ondertekening van de handels- en samenwerkingsovereenkomst en de informatiebeveiligingsovereenkomst (35393, nr. 16).
Van dit overleg brengen de commissies bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de vaste commissie voor Europese Zaken,
Veldman
De voorzitter van de algemene commissie voor Buitenlandse Handel en
Ontwikkelingssamenwerking,
De Roon
De voorzitter van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en
Voedselkwaliteit,
Kuiken
De voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken en
Klimaat,
Renkema
De griffier van de vaste commissie voor Europese Zaken,
Van Haaster
Voorzitter: Veldman
Griffier: Van Haaster
Aanwezig zijn elf leden der Kamer, te weten: Bisschop, Bosman, Bouali, Emiel van Dijk, Van der Graaf, Leijten, Van Ojik, Omtzigt, Van Otterloo, Ploumen en Veldman,
en de heer Blok, minister van Buitenlandse Zaken.
Aanvang 15.02 uur.
De voorzitter:
Dames en heren, het is iets na drieën. Welkom allemaal. Wij gaan van
start met het notaoverleg van de vaste commissie voor Europese Zaken
over de handels- en samenwerkingsovereenkomst van de EU en het VK.
Voordat we beginnen even een aantal huishoudelijke mededelingen, zodat
iedereen weet waar hij aan toe is. De commissie Europese Zaken heeft dit
kerstweekend besloten tot dit notaoverleg. Normaal gesproken is daarvoor
toestemming van de Kamer nodig en die wordt dan gegeven in de regeling
van werkzaamheden. Als een van de coronamaatregelen is echter
afgesproken dat een commissie daar zelf over kan beslissen. U heeft dat
ook zo gedaan; vandaar dat wij hier zitten.
Het notaoverleg kenmerkt zich natuurlijk daardoor dat er in tweede
termijn, als u daar behoefte aan heeft, de mogelijkheid is om moties in
te dienen. Het uitgangspunt bij die moties is dat daarover gestemd kan
worden in de reguliere stemmingen na het kerstreces. Hiervan kan
uiteraard worden afgeweken, maar dat is niet iets wat wij hier als
commissie kunnen beslissen. Dat moet worden gedaan via de procedure die
het Reglement van Orde voorschrijft, namelijk middels het doen van een
verzoek aan de Kamervoorzitter namens u en met voldoende steun.
Vervolgens geldt het quorumvereiste voor een plenaire bijeenkomst. Een
en ander staat toegelicht in het Reglement van Orde. Verder verwijs ik u
hiervoor naar de Griffie plenair.
Dan een tweede huishoudelijke mededeling. Gezien het aantal deelnemers
voorzie ik dat we best een eind de middag, zoniet de avond ingaan met
dit overleg. Ik zou u willen voorstellen om na de inbreng van de Kamer
een uur te schorsen, zodat u de gelegenheid heeft om een broodje te
eten. Daar wordt in voorzien. Andere voorzieningen zijn vanwege het
reces niet open. Dat geeft de minister van Buitenlandse Zaken, die ik
overigens van harte welkom heet, tegelijkertijd de mogelijkheid om uw
vragen van een antwoord te voorzien. Na een uur gaan wij dan dus weer
verder.
De derde huishoudelijke mededeling is dat wij de heer Emiel van Dijk
namens de PVV in ons midden hebben. Hij is geen lid van deze commissie
en daarom vraag ik de leden of zij hem permissie geven om toch namens de
PVV aan dit overleg deel te nemen. Ik zie u instemmend knikken en
vriendelijk lachen. Ik kan de heer Van Dijk dus hartelijk welkom heten.
Hij kan deelnemen aan de beraadslagingen, waar we wat mij betreft nu dan
ook mee van start gaan. En zie, Emiel van Dijk voert ook nog eens namens
de PVV als eerste het woord. Gaat uw gang.
Mevrouw Ploumen heeft voordat we beginnen toch nog een opmerking.
Mevrouw Ploumen (PvdA):
Hoeveel spreektijd hebben we, voorzitter?
De voorzitter:
Ik zou een minuut of vijf willen voorstellen. U kent mij: ik ben niet
heel strikt met de tijd. Maar u bent met velen en ik heb altijd geleerd
dat het meer in de kwaliteit dan in de kwantiteit zit, dus ik zou
zeggen: richt u zich op een minuut of vier, vijf. Idem dito met de
interrupties. U kent mij en u weet dat ik daar geen absolute limiet aan
stel, maar ik probeer het natuurlijk wel enigszins te sturen, zodat we
vandaag ook wel weer tijdig eindigen met dit overleg. Ik kijk de leden
die graag interrumperen daarom aan om daar fatsoenlijk mee om te gaan en
om elkaar wat dat betreft een genoeglijke middag te bieden.
De heer Van Dijk, gaat uw gang namens de PVV.
De heer Emiel van Dijk (PVV):
Dank u wel, voorzitter. Het Britse volk heeft in 2016 gekozen voor een
brexit. En eindelijk is het dan zover: de Britten hebben hun vrijheid
terugveroverd op de machtswellustige eurocraten. Ze zijn uit de Europese
Unie gestapt, zijn volledig soeverein en hebben ook nog eens een
handelsverdrag met de EU gesloten. Dat zijn allemaal dingen waarvan werd
beweerd dat ze niet mogelijk waren. Alle tegenwerking, sabotage en
smerige politieke spelletjes van de EU ten spijt hebben de Britten toch
gewonnen. De Britten zijn dan ook het bewijs dat we als Nederland prima
zonder de EU kunnen. Het bewijst dat we als Nederland buiten de EU ook
handel kunnen drijven met landen binnen die EU, maar dan zonder alle
nadelen die de EU met zich meebrengt. Zonder de honderden miljarden die
we al hebben overgedragen aan Zuid- en Oost-Europa en die we onder Rutte
nog steeds blijven afdragen. Zonder verstikkende regelgeving die de
Nederlandse democratie uitholt en de Tweede Kamer tot een stempelmachine
van Brusselse wetten maakt. Zonder opdringerige EU-dictaten om half
Afrika binnen te laten en gratis huizen en gratis gezondheidszorg aan te
bieden.
Dat zijn allemaal dingen waar we dan geen last meer van hebben. Dan
kunnen we als Nederland weer doen waar we goed in zijn: handeldrijven
zonder verstikkende EU-regels. Dan kunnen we overlastgevers, illegalen
en nepasielzoekers buiten de deur houden en onze eigen grenzen weer
bewaken. Dan zouden we al die miljarden, die we nu door Brussel over de
balk gooien, kunnen besteden om de zorg weer op orde te brengen en de
zorghelden te betalen wat ze verdienen. Dan zouden we met al die
miljarden die we overhouden, huizen kunnen bouwen voor Nederlanders.
Huizen die de VVD nu nog met voorrang weggeeft aan mensen die door zes
of zeven veilige landen heen zijn gereisd om hier in de watten te worden
gelegd. Al die miljarden zouden we in onze eigen economie kunnen pompen
in plaats van in die van Spanje, Italië, Duitsland, Frankrijk, Polen en
noem het maar op.
Voorzitter. Dan heb ik het nog niet eens gehad over de voordelen van
geen Europees Hof van Justitie, dat Nederlandse wetten knevelt, geen
EVRM, dat de rechten van criminelen en terroristen boven die van de
nationale bevolking stelt, geen Europarlementariërs met hun twee
vergaderlocaties, geen Europese Commissie, geen bemoeizuchtige
klimaatwaanzinnigen zoals Timmermans, en ga zo maar door.
Dus, voorzitter, het is duidelijk. Nederland moet als de wiedeweerga een
nexit aankondigen en uit de Europese Unie stappen. We hebben een nexit
meer dan ooit hard nodig. De voordelen van uit de EU stappen zijn nog
nooit zo duidelijk geworden als nu met de brexit. De PVV roept het
kabinet dan ook op om de artikel 50-procedure in te roepen en Nederland
weer onafhankelijk, vrij en soeverein te verklaren.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Voordat we verdergaan, een vraag van de heer Omtzigt. Gaat uw
gang.
De heer Omtzigt (CDA):
Op zich een helder betoog, alleen beweert collega Van Dijk dat
Groot-Brittannië uit het EVRM zou stappen. Ik zou graag willen weten
waarop hij dat precies baseert. Ten tweede heeft hij het over knevelarij
bij het Europees Hof in Straatsburg. Ik ben benieuwd of hij een of twee
uitspraken richting Nederland zou kunnen duiden waar we buitengewoon
veel last van hebben.
De heer Emiel van Dijk (PVV):
Om met dat laatste te beginnen: er zijn bijvoorbeeld uitspraken van het
Europees Hof die verbieden om oorlogsmisdadigers terug naar het land van
herkomst te sturen omdat hun leven daar gevaar zou lopen. Dat is een.
Daar moeten we natuurlijk vanaf. Ik heb nergens in mijn betoog gezegd,
zoals het eerste verwijt van de heer Omtzigt luidt, dat Groot-Brittannië
niet meer naar het EVRM hoeft te luisteren. Ik heb gezegd dat als wij
met de nexit uit de Europese Unie zouden stappen, wij dat natuurlijk ook
met het EVRM moeten doen. Dan worden we als Nederland niet meer
gekneveld door EVRM-uitspraken.
De voorzitter:
Een vervolgvraag, de heer Omtzigt.
De heer Omtzigt (CDA):
Ik ben nog even heel benieuwd aan welke uitspraken uit Straatsburg de
heer Van Dijk op dit moment refereert. Hij zegt dat oorlogsmisdadigers
niet teruggestuurd kunnen worden. Zelfs artikel 8 van het EVRM verzet
zich niet tegen het intrekken van de nationaliteit in een aantal
gevallen, dus ook voor oorlogsmisdadigers. Ik ben dus even benieuwd over
welke uitspraken we het hier precies hebben. Het tweede is: het is vrij
duidelijk dat Groot-Brittannië niet uit het EVRM stapt. Dank voor de
heldere correctie dat dit niet bij de huidige brexit hoort. Overigens
luistert degene die dit allemaal bedacht heeft en die in een speech aan
een universiteit in Zwitserland in 1946 een gloedvol betoog gehouden
heeft om dit allemaal op te zetten, naar de naam Winston
Churchill.
De voorzitter:
Dank voor deze les. De heer Van Dijk.
De heer Emiel van Dijk (PVV):
De heer Winston Churchill aanhalen is natuurlijk geen garantie voor een
goede werking van de Europese Unie of het succes ervan. De exacte
uitspraak kan ik eventueel voor de heer Omtzigt opzoeken, maar dat gaat
zo op dit moment even niet. Daarna wil ik even gesteld hebben dat je wel
iemands nationaliteit kunt ontnemen, maar dat betekent nog niet dat je
hem het land uit krijgt. We hebben meerdere malen gezien dat
oorlogsmisdadigers gewoon nog in de onder andere door het CDA en de VVD
opgerichte bed-, bad- en broodfaciliteiten onderdak wordt gegeven. Ik
geloof dat dat in Leiden was.
De voorzitter:
Dank u wel. U was klaar met uw inbreng. Dan gaan we naar de heer Bosman
namens de VVD.
De heer Bosman (VVD):
Ja, voorzitter, dank. Er ligt nu een onderhandelingsresultaat. Na lang
onderhandelen, heel lang onderhandelen, tot aan de kritieke momenten,
ligt er uiteindelijk een deal. Laat ik vooropstellen: een deal is altijd
beter dan no deal, voor iedereen. Dat wil niet zeggen dat ik geen vragen
heb over het proces dat is doorlopen en onze rol als parlement. De keuze
voor een EU-only-verdrag is wel iets waar ik vragen over heb. Zoals in
de antwoorden staat: "Er is derhalve in dit geval geen juridisch
dwingende reden om een gemengd akkoord te sluiten waarbij zowel de Unie
als de lidstaten partij worden. Er is immers steeds sprake van een
EU-bevoegdheid." Als dat de drempel is, geeft dat heel veel ruimte. Nu
weet ik dat de juridische dienst van de Raad een mondelinge toelichting
heeft gegeven. Als het goed is, wordt deze openbaar. Daarin staat dat
precedentwerking absoluut niet aan de orde is. Bij precedentwerking ga
je van het begin uit. Dat is niet het probleem. Maar als uiteindelijk
resultaat van de discussie die je gaat voeren bij alle andere
onderhandelingen waarbij je in tijdnood komt, is het nog steeds een
optie, een way out. Hoe kunnen we aangeven dat bij dit soort
onderhandelingen waarbij sprake is van gedeelde bevoegdheden, het
nationale parlement in stelling wordt gebracht of in ieder geval wordt
geraadpleegd over een EU-only-deal, in plaats van dat hij zomaar wordt
neergelegd? Ik heb begrepen dat de keuze voor EU-only op het laatste
moment is gemaakt. Graag een toelichting van de minister hierop. Op het
eind hebben we een EU-only-deal waarvan we ons afvragen hoe je in de
toekomst verdergaat met zaken die in het verdrag zijn vastgelegd. Waar
komen de nationale parlementen, waar komt het Nederlandse parlement nog
aan bod om hierover te spreken en op die manier invulling te geven aan
onze eigen verantwoordelijkheid?
Mijn tweede vraag gaat over de partnership council; we hebben de stukken
allemaal in het Engels gekregen. De council bestaat uit representatives
of the union and the United Kingdom. Wie is de "union"? Is dat de Raad?
Is dat alleen de Europese Unie? Het is best wel een stevig partnership.
Ze kunnen namelijk het agreement amenderen. Dat is best wel een
verantwoordelijkheid. In hoeverre kunnen nationale parlementen, de Raad
of andere verantwoordelijken zicht houden op, controle hebben op of
misschien wel invloed hebben op deze partnership council?
Voorzitter. Over de goederen en de appreciatie. Om voor de tarieven- en
quotavrijstelling in aanmerking te komen, zullen bedrijven moeten
aantonen dat hun goederen aan de voorwaarden hiervoor voldoen. Gezien de
korte aanlooptijd en de onbekendheid hiermee zullen er, indien het
akkoord per 1 januari 2021 voorlopig toegepast wordt, bedrijven zijn die
nog niet meteen aanspraak op de preferentiële tarieven kunnen maken.
Hier zien we weer bestuurlijk traag werk en het neerleggen van het
probleem bij bedrijven. Hoe voorkomen we nou dat deze bedrijven, die
eigenlijk wel aanspraak hadden kunnen maken, tussen wal en schip vallen?
Hoe kunnen we als politiek verantwoordelijken die dit verdrag hebben
gemaakt, ervoor zorgen dat die bedrijven daadwerkelijk in stelling
worden gebracht om gebruik te kunnen maken van deze zaken?
Voorzitter. Heel veel vragen. Ik kom nu op de visserij. Visserij is een
klein deel van de handelswaarde binnen de Europese Unie en het Verenigd
Koninkrijk, maar dit is wel een belangrijk onderdeel voor Nederland. We
zien wel dat de Nederlandse visserij stevig geraakt wordt. Een quotum is
namelijk bezit. Het is vermogen dat langjarig is opgebouwd. Het is ook
een onderdeel van de investeringen voor de toekomst. Het overhevelen van
quota heeft dus een direct effect op de visserij en op de mogelijkheid
om schepen te kopen en personeel te hebben, ook voor de toekomst. Dan is
vijfenhalf jaar heel kort. Het is maar de vraag wat er daarna gaat
gebeuren. Er is sprake van compensatie. Ik vind het van belang dat we de
visserij op een goede manier compenseren. Mijn toevoeging zou zijn:
laten we, los van het verdrag, eens kijken of de pulsvisserij weer op de
agenda kan komen. Dat is bewezen beter dan de boomkor. Het is ook
economisch beter voor de hele visserij. Kan dat niet onderdeel zijn van
de compensatie voor de visserij?
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan komen we bij de heer Bisschop namens de SGP.
De heer Bisschop (SGP):
Voorzitter, dank u wel. Ongeveer 47 jaar was het Verenigd Koninkrijk lid
van de EEG dan wel de EU. Vier jaar en zeven maanden duurden de
brexitonderhandelingen, zo ongeveer. Twee keer 47 uur kregen wij om ons
standpunt te bepalen ten aanzien van het onderhandelingsresultaat en de
ondertekening. Nu krijgen we ongeveer 4,7 minuten per partij om onze
visie te geven. Wat is het met die getallen van 4 en 7 en 47?
Het is een buitengewoon schaars en karig iets. Dat is mijn opmerking
over de procedure. In de aanloop heb ik mij vaker duidelijk geuit over
de wijze waarop dit niet dient te gebeuren.
Voorzitter. Ik richt mij op een drietal punten. Allereerst de EU-only.
Het kabinet gaat volledig akkoord met de redenering van de Europese
Commissie dat het om een EU-only-akkoord gaat. Het zegt niet alleen dat
het een politieke keuze kan zijn in deze extreme situatie, omdat de EU
en het Verenigd Koninkrijk kennelijk niet eerder konden doorpakken, maar
het beaamt ook dat het hier inhoudelijke gronden betreft op grond
waarvan voor EU-only gekozen zou kunnen worden. Juridische adviezen die
aangeven dat deze redenering valide is en dat dit geen precedentwerking
inhoudt, zijn helaas niet schriftelijk beschikbaar. Het wordt wel, zoals
in de briefing is gebleken, in afspraken vastgelegd dat dat het advies
is. Maar we beschikken niet over een eigenstandig schriftelijk advies.
Inhoudelijk moet je zeggen dat het een gemengd akkoord betreft, omdat
het ook zaken bevat waar de EU slechts ondersteunend of gedeeltelijk
bevoegd is. Daar zijn en blijven de lidstaten primair aan zet. Beaamt de
minister — dat is de eerste vraag — dat het inhoudelijk gaat om een
gemengd akkoord? Dan een wat hypothetische vraag: zou de minister het
akkoord zonder tijdsdruk ook als EU-only bestempeld hebben? De derde
vraag op dit onderdeel: is de minister bereid het voorbehoud te maken
dat wat betreft de gedeelde en ondersteunende bevoegdheden er sprake is
van voorlopige inwerkingtreding, zodat de Kamer hier voor 28 februari
2021 op terug kan komen? Dat is voordat het Europees Parlement de tijd
heeft genomen om zich over dit akkoord uit te spreken.
Voorzitter. Dan het punt van conflictbeslechting, een van de aspecten
waarbij het EU-only-stempel desastreus kan uitpakken. Er komt een
partnerschapsraad — ik vertaal het maar even in het Nederlands — waarin
de Commissie de EU vertegenwoordigt. Zo interpreteer ik het tenminste.
Maar ik voeg mij graag bij de vraag die zojuist door collega Bosman
gesteld is. Daaronder hangen dan thematische gezamenlijke werkgroepen.
Over de arbitragevorm moeten de EU en het Verenigd Koninkrijk nog
overeenstemming bereiken. Ik heb een drietal vragen op dit punt. Krijgen
de lidstaten via de Raad zeggenschap over de inzet van de EU binnen de
partnerschapsraad, zowel qua mandaat van de EU-delegatie in het algemeen
als qua specifieke besluiten met rechtsgevolgen? De volgende vraag: kan
een systeem gecreëerd worden waarbij de lidstaten niet alleen aanwezig
zijn maar ook invloed hebben tijdens of na de besluitvorming? Een derde
vraag op dit onderdeel: wordt een voorstel voor de arbitrage vooraf
voorgelegd aan de lidstaten, onder andere aan de nationale
parlementen?
Voorzitter. Dan een derde punt: visserij. Het handelsakkoord leidt tot
bijzondere klappen voor onze visserij. Het betreft vooral de vissers van
haring, makreel, tarbot en tong. De komende vijf jaar wordt 25% van de
in Britse wateren door de EU geviste waarde aan het Verenigd Koninkrijk
overgedragen. Nederland vangt ongeveer een vijfde van de EU-waarde in
Britse wateren. Daardoor draagt Nederland zo'n 25% bij aan het akkoord.
Dat geeft grote onzekerheid voor het voortbestaan en de vitaliteit van
onze visserijsector. Ik heb de volgende vragen aan de minister. Kan de
Nederlandse visserij daarom rekenen op 25% van die 600 miljoen die uit
de BAR wordt vrijgemaakt voor de visserij? De tweede vraag: gaat het
kabinet de toekomstvisie op de kottervisserij versnellen? Immers, een
dergelijke inkrimping betekent ook sanering van die sector. En wat is de
reden, en wat is het gevaar, van die opzegtermijn van negen maanden? Dan
mijn laatste vraag op dit onderdeel, en in mijn betoog. Het Verenigd
Koninkrijk heeft het recht om zijn visserijbeleid vanaf 2021 op eigen
wijze vorm te geven. Het kan bijvoorbeeld natuurgebieden aanwijzen en
sluiten voor bepaalde vormen van visserij. Welke risico's ziet de
minister op dit punt ten aanzien van belangrijke beleidswijzigingen van
Britse zijde?
Voorzitter, ik wil het hier graag bij laten. Dat is bij mijn weten
precies op de 4,7 minuten. Dank u zeer.
De voorzitter:
Dat laatste is u niet helemaal gelukt, want het is 5 minuut 44, maar dat
zullen we u niet euvel duiden.
De heer Bisschop (SGP):
Ook een mooi getal.
De voorzitter:
Het is nog steeds iets met een 4. We gaan naar mevrouw Ploumen, namens
de Partij van de Arbeid.
Mevrouw Ploumen (PvdA):
Voorzitter, dank u wel. Vierenhalf jaar na het referendum in
Groot-Brittannië over de brexit is er eindelijk een deal gesloten. Dat
betekent onder andere dat er voor Nederlandse bedrijven en werknemers
een einde komt aan een jarenlang durende onzekerheid. Dat is op zichzelf
goed nieuws, maar dan moet dat akkoord ook wel voldoende bevatten om
tevreden over te zijn. Net als een aantal collega's voor mij heb ik daar
nog wel wat vragen bij.
Mijn eerste vraag gaat over het belang van een gelijk speelveld. Dat
betekent gewoon: dezelfde voorwaarden voor iedereen. Dat was een zorg
van het kabinet en ook van de Kamer. De brexit mag niet leiden tot een
race naar de bodem, zoals we dat wel noemen, als het gaat om
arbeidsrechten, milieustandaarden, voedselveiligheid. Het kabinet vindt
nu dat er een goede balans gevonden is. Maar Johnson heeft in de
Telegraph al gezegd dat er allerlei terreinen zijn waarop het Verenigd
Koninkrijk kan afwijken van de Europese Unie. Hij zegt dan: "where it's
useful for the British people". Gezien zijn politieke oriëntatie kan ik
me amper voorstellen dat dat betekent dat de arbeidsrechten van
werknemers versterkt zullen worden. Hoe ziet de minister dat?
Er is afgesproken om algemene geschillenbeslechting te organiseren voor
de non-regressiehoofdstukken, zoals dat heet. Als ik het goed heb, loopt
dat via die partnerschapsraad waar collega's al over spraken. Welke
issues, op welke terreinen kunnen daar ter tafel gebracht worden? Hoe
gaat dat proces? Heeft Nederland een soort bottomlines, om het maar
huiselijk te zeggen: dit zouden wij nooit pikken? Waar zit dat? Graag
daar wat meer duiding op.
De verdragspartijen kunnen vanaf vier jaar na inwerkingtreding een
evaluatie van die afspraken aanvragen. Waarom is er niet voor gekozen om
dat jaarlijks te doen? Als je daar nu ontevreden over bent, moet je
jaren wachten voordat het besproken wordt.
Het tweede onderwerp als het gaat over dat gelijke speelveld is
natuurlijk de belastingen. Als ik het goed heb kunnen lezen in de korte
tijd die ons vergund is, gaan het VK en de Europese Unie zich houden aan
afspraken die in OESO-BEPS gemaakt zijn. Dat betekent dat we elkaar in
de gaten houden en zorgen dat er geen belastingontwijking en -ontduiking
gefaciliteerd wordt. De tekst is: partijen moeten elkaar aanmoedigen om
zich aan de OECD-standaarden te houden. Ik kan u zeggen: als ik ergens
geen zin in heb en iemand moedigt mij aan, dan leidt dat niet tot beter
gedrag. Wij maken ons daar grote zorgen over, want de lat komt zo wel
heel laag te liggen.
Dan had ik een aantal vragen over de handel in goederen en diensten en
op welke wijze bedrijven weten aan welke voorwaarden hun goederen moeten
voldoen. Kortheidshalve sluit ik me aan bij de vragen die collega Bosman
daarover heeft gesteld. De indruk wordt gewekt alsof het heel erg de
verantwoordelijkheid van bedrijven is om erachter te komen aan welke
voorwaarden die goederen moeten voldoen. Mijn vraag zou dan zijn: wat
gaat het Nederlandse kabinet voor die bedrijven doen?
Ontzettend jammer dat de Britten niet meer mee willen doen aan het
Erasmusprogramma. Het zou geweldig zijn als alle jongeren, n'importe hun
achtergrond en opleiding, zouden kunnen deelnemen aan een opleiding in
het VK en de Europese Unie. Uitwisseling en elkaar leren kennen zijn
niet alleen een individuele verrijking, maar helpen ook mee voor
wederzijds begrip. De Britten doen dat niet meer, maar Ierland heeft
gezegd dat het de kosten van Noord-Ierse studenten op zich gaat nemen.
Is dat iets wat Nederland ook overweegt?
Tot slot de Brexit Adjustment Reserve. Dat is de harde cash: 5 miljard
euro, 600 miljoen specifiek apart gezet voor de visserij. Hoe gaat dat
werken, deze Brexit Adjustment Reserve? Wat is de beoogde
verdeelsleutel? Wanneer wordt daarover besloten? Wat is de inzet van het
kabinet? En welke aanspraken gaat Nederland doen?
Voorzitter. Hierbij wou ik het voorlopig even laten. Vooral veel vragen
dus.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik het woord aan mevrouw Van der Graaf namens de
ChristenUnie. Ga uw gang.
Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
Dank u wel, voorzitter. We hebben het vandaag over een EU-only-akkoord,
geen gemengd akkoord. Dat is een politieke keuze geweest. Als ik de
brief van het kabinet zo lees, is het kabinet er ook teleurgesteld over
dat het daarop heeft moeten uitdraaien. Het lijkt erop dat een
no-dealbrexit vóór alles moest worden voorkomen en dat dat ten koste
gaat van de democratische controle vanuit de nationale parlementen. En
dat maakt dat wij hier vandaag zitten en onder stoom en kokend water dit
akkoord hebben gekregen op kerstavond; of veel later, moet ik eerlijk
zeggen, maar de aankondiging dat er een akkoord was, kregen we op
kerstavond. Ik vraag de minister om toe te lichten hoe dit precies tot
stand is gekomen. Welke politieke overwegingen hebben hierbij een rol
gespeeld? Was het im Frage dat de overgangsperiode alsnog verlengd zou
kunnen worden? Het terugtrekkingsakkoord bood daar wel de mogelijkheid
voor. Of had die periode tot 28 februari niet verlengd kunnen worden,
waardoor de nationale parlementen wel degelijk de tijd hadden om zich
hier ook over te buigen? Ik vraag uitleg van de minister op dit punt. Ik
vraag ook een toelichting van de minister of het honderd procent valt
uit te sluiten — want we hebben het akkoord heel kort van tevoren
gekregen en dus niet op alle punten even goed kunnen doorgronden — dat
er in dit akkoord enige zaak staat die raakt aan een exclusieve
nationale bevoegdheid, die daarmee wel een dwingende reden zou bieden om
dit gemengde akkoord te sluiten.
Voorzitter. Dan heb ik nog een heel aantal vragen bij de inhoud van het
akkoord. Het akkoord lijkt erop te duiden dat het niet zozeer een
eindpunt is, maar dat er nog heel veel verder onderhandeld zal worden
met de Britten als uitwerking van dit akkoord, en dat er ook nog veel
onderdelen zijn, waaronder de dienstensector, die niet in het akkoord
vallen. De partnerschapsraad wordt in het leven geroepen en een heel
aantal subcommissies en werkgroepen. Ook de ChristenUnie vraagt naar de
democratische controle hierop, hoe Nederland de inzet daarop wil
vergroten en hoe onze nationale parlementaire controle daarop een plek
zal hebben.
Voorzitter. Dan de vissers, want voor hen is het akkoord een hard gelag.
De aankondiging van de brexit was een doemscenario. Een no-dealbrexit is
voorkomen, maar ook deze afspraken raken hen hard, dus wij begrijpen hun
teleurstelling. De komende vijfenhalf jaar hebben de vissersschepen
weliswaar onbeperkt toegang tot de Britse wateren, maar daarna moet
daarover wel ieder jaar onderhandeld worden. Ik vraag de minister: gaan
we dan terug naar de kabeljauwoorlogen of kunnen we die afwenden? Wat
kan het kabinet doen om de onzekerheid over het toekomstperspectief voor
de vissers te verkleinen? Een deel van de vissers zal op 1 januari gaan
vissen in de Britse wateren. Het is nodig dat de Europese Commissie
hiervoor snel groen licht geeft, aansluitend bij het akkoord dat nu
gesloten is. We vragen het kabinet om hier druk op te houden bij de
Europese Commissie. De Europese Commissie heeft 600 miljoen euro uit de
Brexit Adjustment Reserve specifiek bestemd voor de visserij. Wil het
kabinet zich ervoor inzetten dat een evenredig deel ten goede komt aan
de Nederlandse vissers en de visverwerkende bedrijven, zodat zij zich
kunnen aanpassen aan de nu ontstane realiteit?
Voorzitter. Ik vraag naar de grenscontrole in de Ierse Zee, die door de
Britten gedaan zal moeten worden, ook als het gaat om onze
voedselveiligheidsstandaarden. We weten dat het Verenigd Koninkrijk er
niet voor terugdeinst om het terugtrekkingsakkoord en het protocol met
Noord-Ierland te schenden. We hebben dat gezien met de Internal Market
Bill, die in oktober is aangenomen. Hoe verzekeren wij ons ervan dat de
producten die daar de grens overgaan, voldoen aan de Europese
voedselveiligheidsstandaarden? Graag een toelichting van de
minister.
Dan een vraag over de luchtvaart: valt het ETS voor luchtvaart onder de
algemene ETS of komt er een apart systeem met een eigen plafond?
Bedrijven zullen moeten bekijken welke van hun goederen aan de
voorwaarden voldoen en zullen vervolgens de benodigde administratieve
handelingen moeten verrichten om aanspraak te kunnen maken op het
preferentiële tarief. Bedrijven zouden eigenlijk recht moeten hebben op
een redelijke aanlooptermijn van vier tot zes maanden om dat te
implementeren. Er is ook geen wederzijdse erkenning van certificaten
voor industriële producten overeengekomen. Wat kan de minister hieraan
doen? Kunnen we hun een coulanceregeling bieden? Kunnen we hun die
redelijke aanlooptermijn bieden zodat zij zich hierop kunnen
voorbereiden?
Voorzitter. Weet de gemiddelde mkb'er die een order heeft uitstaan om
volgende week aan het Verenigd Koninkrijk te leveren, wat hij precies
moet doen? Heeft het kabinet al die ondernemers weten te bereiken?
Ik vraag even hoeveel tijd ik nog heb, want ik zie de voorzitter een
beetje knikken.
De voorzitter:
U zit op 5 minuten en 38 seconden, dus wilt u gaan afronden?
Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
Zeker, voorzitter. Dan vraag ik nog naar de Schotse pootaardappelen,
want de Europese Unie heeft deze uitgesloten van export naar het
Europese vasteland. Zijn er omgekeerd ook Europese producten die door
het Verenigd Koninkrijk zijn uitgesloten? Kunnen we van het kabinet een
lijst krijgen van wederzijds uitgesloten producten?
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan komen we bij mevrouw Leijten; zij spreekt namens de SP.
Gaat uw gang.
Mevrouw Leijten (SP):
Voorzitter. De bespreking van een verdrag van zo'n 1.300 pagina's —
inclusief bijlages zijn het zo'n 2.000 pagina's — dat drie dagen geleden
gesloten is, is natuurlijk een totaal bizarre vertoning. Waar anders zo
ongeveer vijf jaar over een handelsverdrag wordt gedaan en vier maanden
over de ratificatie ervan, doen we dat nu in minder dan een week. De SP
vindt dat dat geen recht doet aan het verdrag en ook niet aan de
democratie. Het Verenigd Koninkrijk is een belangrijke handelspartner en
zal dat blijven, ook nu ze buiten de Europese Unie verdergaan; ze zullen
dat altijd blijven. We hebben vandaag al gehoord dat er ook altijd
onderhandelingen zullen blijven, op vele terreinen. Een relatie die
eeuwenoud is, zit natuurlijk vol zeer, maar we kunnen niet ontkennen dat
het Verenigd Koninkrijk een belangrijke economische speler is en zal
blijven voor onze economie en zeker ook voor de Europese interne markt.
Daarom is het goed dat er een akkoord gesloten is, ook al is het een
veel hardere brexit dan wij ooit voor mogelijk hadden gehouden toen het
referendum vierenhalf jaar geleden plaatsvond en de uitkomst had die het
had.
Wij zijn nu bijeen en eigenlijk vinden we het erg verdrietig om vandaag
te moeten vaststellen — dat hebben we net ook tijdens de briefing gedaan
en velen voor mij hebben er al over gesproken — dat de Europese
Commissie heeft besloten dat dit een EU-only-akkoord is. Dat lijkt te
zijn ingegeven door angst, angst voor parlementen van lidstaten die voor
vertraging zouden kunnen zorgen. Hoe ziet de regering dit? Want welke
reden zou er kunnen zijn, anders dan angst voor nationale democratieën?
We kunnen toch werken met een voorwaardelijke inwerkingtreding? De SP
zou daar zeer goed mee kunnen leven. Dan zouden we toch nog de tijd
kunnen nemen om het verdrag in ieder geval goed te bespreken en te
analyseren, met alle mensen in Nederland die handeldrijven met het
Verenigd Koninkrijk. Een ratificatieproces heeft ook zin, omdat je
daarmee duiding en uitleg en mogelijk ook opheldering krijgt.
Over het predicaat "EU-alleen" of "EU-only": er zijn toch zat zaken die
ook raken aan onze competentie? Hoe zit het daar dan mee in het vervolg
van dit verdrag? Als wij over een maand of over een halfjaar of over
twee jaar iets willen zeggen over alles wat er is afgesproken, staan we
dan buitenspel? Want ja: "u heeft toen getekend bij het kruisje". Ik
vind het heel belangrijk om dat te weten. Er is gezegd dat dit geen
precedent mag hebben voor andere handelsakkoorden, waarover de VVD
trouwens slimme vragen heeft gesteld. Wat als er weer iets onder
tijdsdruk plaatsvindt? Heb je dan niet alsnog dat precedent?
Maar nu over de inhoud van het akkoord. Er zijn al veel vragen gesteld
over de partnerschapsraad, de partnership council. Ik heb ook de vraag
wat daar überhaupt de democratische legitimatie van is. Hoeveel
zeggenschap kunnen wij mogelijk hebben over zaken die daar straks
besloten worden en die weleens heel erg zouden kunnen ingaan tegen een
heel innovatieve tak die in onze economie bijvoorbeeld veel handel
drijft met de EU, maar die om concurrentiebelangen door zo'n
partnerschapsraad toch nog even op nadeel wordt gezet? Wat kunnen wij
dan nog als land daartegenin brengen? Het zou niet goed zijn als alleen
de Europese Commissie hierover gaat, de leiding heeft of de agenda
bepaalt. Hoe gaan wij zorgen dat wij er, zeker als parlement, iets over
te zeggen hebben, en als we dat niet hebben, dat krijgen?
Voorzitter, dan de arbitrage en geschillenbeslechting buiten het EU Hof
en de EU-wetten. Hoe ziet die er precies uit? Er wordt gezegd dat dit
nog niet eerder heeft plaatsgevonden en dat in de praktijk zal blijken
hoe dit werkt, maar zijn er bepaalde rode lijnen in als het niet werkt?
Wat gaan we doen met allerlei basisregels die we hebben op het gebied
van arbeid en milieu? Er wordt nu gezegd dat daar niet van wordt
afgeweken. De Partij van de Arbeid sprak daar al over. Als er wel van
wordt afgeweken, is dat niet te sanctioneren in andere terreinen, zoals
bijvoorbeeld wel het geval is bij de visserij of de luchtvaart. Dan kun
je altijd nog een andere sector raken met snelle arbitrage, maar dat
geldt niet als ze allemaal fors onder het minimumloon of met slavernij
gaan werken, of met kinderarbeid — je weet maar nooit.
Hoe zal het de Nederlandse mkb'ers vergaan? Er wordt gezegd dat er
duidelijk gekeken zal worden naar het herkomstbeginsel van het product,
maar hoe gaat dat getoetst worden? Wie gaat dat toetsen? Welke
overgangsperiode is er nu precies? Daarover lijken nu geen afspraken te
zijn. Zeker met zo'n kort ratificatieproces van maar een week is het
niet echt duidelijk waar onze mkb'ers nu precies voor staan.
Voorzitter. De Britten hebben nu een harde brexit. Er is wel een
verdrag. Eigenlijk wil ik ervoor pleiten — en ik vraag de minister welke
ruimte hij daarvoor ziet — om meer tijd te nemen voor die ratificatie,
dus die voorwaardelijke inwerkingtreding. Want wat nou als we volgende
maand of over twee maanden zien dat er iets echt niet goed is
afgesproken? Dat kan ook onder tijdsdruk zijn geweest. Moeten we dan het
hele akkoord openbreken? Net in de hoorzitting was de suggestie dat dat
zou moeten als we er een gemengd akkoord van zouden maken. Volgens mij
moet je ook de mogelijkheid hebben om praktisch iets te kunnen
herschrijven. Is het dan niet goed om dat ook te doen als het gaat over
de zeggenschap van parlementen?
Voorzitter. We zitten nu eigenlijk in de cynische situatie dat een
referendum in het Verenigd Koninkrijk ertoe leidde dat het Britse volk
in meerderheid zei "wij willen meer zeggenschap hebben", maar dat er een
handelsverdrag ligt dat minder zeggenschap geeft aan nationale
parlementen. Ik vraag me werkelijk af wat de Nederlandse regering daar
nou van vindt. Die democratisch gemaakte keuze om verder te gaan binnen
de Europese Unie kan toch niet — omdat de Europese Commissie dat even
handiger vindt — leiden tot minder democratie in alles wat overblijft
binnen de Europese Unie? Daar zou ik graag een bespiegeling op willen
hebben van deze minister.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan gaan wij naar de overkant. De heer Van Ojik namens
GroenLinks. Gaat uw gang.
De heer Van Ojik (GroenLinks):
Voorzitter, dank u wel. Ik vind het — anderen zeiden het ook al — goed
dat er een akkoord is, al is het op de valreep en is er nog heel veel op
aan te merken. We hebben vaak gesproken over een no-dealbrexit. Die
brengt voor heel veel mensen niet alleen onzekerheid met zich mee maar
ook een vrij zeker horrorscenario. Ik denk dat dat scenario heel veel
geld en heel veel banen zou kosten, want laten wij vooral niet vergeten
dat de Britse economie ook voor de Nederlandse werknemers en ondernemers
van groot belang is.
Sprekers voor mij hebben al de vraag gesteld: is het nu EU-only of is
het gemengd? Ik dacht altijd dat wij in het verleden heel heldere
afspraken hadden gemaakt over de competentie van de EU en de nationale
competentie, zodat eigenlijk de vraag of iets EU-only, gemengd of van de
lidstaten is, objectief zou kunnen worden beantwoord. Die gedachte van
mij is hier wreed onderuitgehaald, omdat hier staat dat wij daar elke
keer opnieuw een politieke keuze over kunnen maken. Als de tijd een
beetje begint te dringen, kunnen we daarin een goede reden vinden om te
zeggen: dan doen we het nu maar EU-only, want dan gaat de afwikkeling in
ieder geval lekker snel. Dat kan toch niet de bedoeling zijn van goede
afspraken over competenties? Los van de precedentwerking, waarvan nu
gezegd wordt dat die er niet is, vind ik het in dit specifieke geval
eigenlijk geen gewenste situatie om om politieke redenen te moeten
zeggen dat iets een EU-only-competentie is.
Ik moest denken aan de behandeling in deze Kamer van het CETA-verdrag,
waarin het handelsdeel al in werking is getreden — niet voor een periode
van twee maanden, zoals nu wordt voorzien, maar voor een periode van
meerdere jaren — terwijl de zaken die tot de competentie van de
lidstaten behoren, zoals de geschillenbeslechting, onderdeel zijn van
het parlementair debat, waarbij het parlement zelf beslist op welk
moment het dat afrondt. Waarom is zo'n CETA-achtige benadering — zo noem
ik het maar even — kennelijk niet toepasbaar?
Dit debat gaat dus eigenlijk niet over de vraag of we kunnen instemmen
met het verdrag, want het is EU-only. Ik heb mij afgevraagd waar het dan
wel over gaat. Ik dacht dat wij het misschien kunnen hebben over twee
dingen. Het eerste is: wat zijn de consequenties voor Nederland van dit
verdrag? Daar is vast nog meer over te zeggen dan wij tot nu toe hebben
gehoord. Het tweede is of wij nog invloed kunnen uitoefenen op al die
dingen die misschien nog openstaan, of die nog niet voldoende zijn
afgesproken in deze deal. Van dit laatste wil ik er een paar noemen, in
de hoop dat de minister kan aangeven of hij denkt dat dit zaken zijn
waarover nog verder met de Britten gesproken zou kunnen worden, dan wel
dat het zaken zijn waarvan hij zegt: die moeten wij maar accepteren
zoals ze zijn.
Ik noem een paar voorbeelden. Er zijn geen afspraken gemaakt, voor zover
ik kan nagaan, over investeringsbescherming. Dat wordt niet gedekt.
Investeringsbescherming wordt, anders dan bij andere handelsverdragen,
niet gedekt door dit verdrag. Er is maar zeer beperkt iets afgesproken
over de mobiliteit van personen en het vrije verkeer van burgers, toch
een van de hoekstenen van de Europese Unie. Daar is in dit verdrag
eigenlijk heel weinig over afgesproken. Wat betekent het voor
Nederlandse burgers die voor langere tijd naar het VK willen reizen? Die
hebben visa nodig. Wat zijn eigenlijk de implicaties van dit akkoord, of
het gebrek aan afspraken in dit akkoord, voor de mobiliteit van
personen?
Er zijn geen afspraken gemaakt over het recht om te studeren. Mevrouw
Ploumen noemde het Erasmusprogramma, maar überhaupt is er niets
afgesproken over al die mensen die nu in het VK aan een Britse
universiteit studeren. Kan dat nog? Mag dat nog? Over het doen van
onderzoek is er niets afgesproken. Ook over asiel, migratie en
gezinshereniging is niets afgesproken. Is dat erg? Is dat bewust? Of is
dat omdat er geen tijd was? Ik begreep dat de Britten graag over asiel
wilden praten en dat de EU graag over bijvoorbeeld het gemeenschappelijk
buitenlandse veiligheidsbeleid afspraken wilde maken. Dat is ook niet
gebeurd. Het ene wilde het VK niet, het andere wilde de Europese Unie
niet, als ik het goed heb begrepen. Wat doen we met al die losse
eindjes? Komt dat allemaal toch weer op een bepaalde manier terug?
Kunnen we daar dan als parlement nog eens met de minister over spreken?
Of zegt hij dat dat nu niet gelukt is en dat het daarmee eigenlijk van
tafel is?
Net als collega's maak ik me toch zorgen over alles wat te maken heeft
met de geldende afspraken over arbeidsvoorwaarden, over kwaliteit van
arbeid, over milieustandaarden, over klimaatstandaarden et cetera, want
het overheersende woord is "non-regressie". We willen niet terug naar
waar we waren, maar we zijn nog lang niet ver genoeg op heel veel van
die terreinen. Er moet juist de komende tien, vijftien, twintig jaar
veel meer gebeuren. De vraag is: wat gaat er gebeuren als wij stappen
vooruit willen zetten? Of het nu gaat om klimaat of om
arbeidsvoorwaarden of over belastingwetgeving, wat mevrouw Ploumen
noemde: we willen juist verder. We willen meer afspraken maken. Wat als
het VK zegt: wij doen daar niet aan mee? Dan begint er een heel
ingewikkeld proces van consultatie en van arbitrage. Dat kan, weten we
uit ervaring, heel veel jaren gaan duren. Ik zou aan de minister willen
vragen wat dat nou concreet betekent voor het karakter van datgene wat
is afgesproken.
Aan uw gezicht te zien, voorzitter, denk ik dat ik moet gaan
afronden.
De voorzitter:
Dat ook. U mag bijna gaan afronden. Maar mevrouw Ploumen wilde u iets
vragen. Daar wilde ik u voor onderbreken.
Mevrouw Ploumen (PvdA):
Ik kan me zomaar voorstellen dat het antwoord op wat ik de heer Van Ojik
wilde vragen, is wat hij eigenlijk nog had willen zeggen. Dit is dus een
tikkie oneigenlijk gebruik van de interruptie. Ik zeg het er eerlijk
bij. De heer Van Ojik en ik zijn beiden ook buitenlandwoordvoerder van
onze partij. In die hoedanigheid hebben we met de minister gesproken
over de Irandeal. We hebben vaker gesproken over de verschrikkelijke
mensenrechtenschendingen tegen de Oeigoeren in China. Nu schrijft de
minister zelf dat over het buitenland eigenlijk niks is afgesproken met
het VK. Dat ondermijnt natuurlijk wel de effectiviteit van het optreden
tegen regimes als dat van Iran, waar we dan ook nog iets constructiefs
mee willen bereiken, en dat van China, dat de rechten van de Oeigoeren
zo schendt. Ik vroeg me af of de heer Van Ojik zich daar ook zo'n zorgen
over maakt en of hij het met me eens is dat we toch van de minister
moeten horen of het kabinet van plan is om hier nog vervolginzet op te
plegen.
De heer Van Ojik (GroenLinks):
Dat is een heel goede interruptie. Ik noemde het net als voorbeeld. Er
is over heel veel zaken niks afgesproken. Ik noemde het in relatie tot
asiel en migratie. Kennelijk wilden de Britten daar graag afspraken over
maken, maar de EU niet. Bij buitenlands beleid, waar mevrouw Ploumen het
over heeft, was het kennelijk andersom. Daar wilden wij graag afspraken
over maken. We trekken inderdaad heel vaak samen op met de Britten, maar
kunnen als EU het soortelijk gewicht van de Britten in heel veel zaken
ook goed gebruiken. Kennelijk was het zo dat de EU daar wel afspraken
over wilde maken en is dat niet gelukt. Ik vraag het aan de minister.
Hij kan dat ongetwijfeld bevestigen of tegenspreken. Dat is precies de
vraag die mevrouw Ploumen ook stelt: betekent dit nu dat we het daarbij
laten en accepteren dat het niet gelukt is om daar afspraken over te
maken, of gaan we de komende tijd juist proberen om deze hiaten in de
deal nog verder op te vullen? Ik zou een groot voorstander zijn van het
laatste. Dat geldt overigens voor beide terreinen, zowel het vrije
verkeer van personen en alles wat daarbij hoort als het buitenlands
beleid alsook het beleid rond internationale samenwerking en
ontwikkelingssamenwerking, waar we heel vaak met de Britten hebben
opgetrokken. Het zou heel goed zijn als daar nieuwe afspraken over
worden gemaakt.
Ik rond af. Ik heb al gezegd: ik ben blij dat er een akkoord is. Het
probleem is naar mijn smaak — dat zal ongetwijfeld met tijdsdruk en
ingewikkeldheid te maken hebben — dat het een heel defensief akkoord is
geworden. Het woord "non-regressie" zegt het al: we hebben geprobeerd te
redden wat er te redden valt; vooral geen stappen terug zetten. Maar wat
we nodig hebben in onze handelsverdragen is niet het voorkomen dat er
stappen terug worden gezet, maar het bevorderen dat er stappen vooruit
worden gezet op heel veel terreinen. In die zin is dit akkoord misschien
als noodzakelijke tussenstap te billijken, maar ik zou de minister
willen vragen — ik hoop dat hij daarop wil ingaan — om dit als niet meer
dan een tussenstap te zien en waar mogelijk de komende jaren stappen
vooruit te zetten, samen met de Britten.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan gaan we naar de heer Bouali namens D66. Gaat uw
gang.
De heer Bouali (D66):
Ja, dank u wel, voorzitter. Ik heb het al vaker gezegd, ook in deze
zaal: de brexit is een lose-losesituatie. De Britten trekken
handelsbarrières op in plaats van ze af te bouwen en we maken
samenwerking moeilijker, in plaats van zaken gemakkelijker te maken. De
Britten drijven van ons weg in plaats van dat we in eenheid bij elkaar
blijven.
De brexit heeft grote negatieve gevolgen: voor het VK, voor de Europese
Unie, maar zeker ook voor Nederland. Wij respecteren uiteraard de keuze
van de Britten, maar we blijven die betreuren. Gelukkig is er toch een
akkoord, waardoor we het catastrofale no-dealscenario kunnen voorkomen.
Ik sluit mij aan bij alle collega's in de zaal die hun zorgen hebben
geuit over hoe het proces is verlopen.
We hebben geen tarieven en geen quota. Dat is een goede zaak. Maar we
hebben wel niet-tarifaire belemmeringen aan de grens. Veel papierwerk
dus, ook voor Nederlandse bedrijven. Controles op vee, voedsel, op
haring en op ham uit de douane-unie en de interne markt. Dat zal onze
economieën nog steeds stevig raken. De vraag is of het akkoord de juiste
balans vindt: nauwe samenwerking met het Verenigd Koninkrijk, maar ook
bescherming van onze interne markt. Op het eerste oog — die 1.200
pagina's heb ik nog niet helemaal doorgeakkerd, ik ben wel een eindje op
weg — lijken we die balans redelijk gevonden te hebben.
Ik heb wel een aantal vragen, een vijftal om precies te zijn. De eerste
gaat over het gelijke speelveld. We wilden geen Singapore aan de Theems:
een VK dat landen als Nederland kan wegconcurreren met lage standaarden
op sociaal gebied of klimaatgebied. Mijn vraag aan de minister is of dat
er nu komt. Daar lijkt het namelijk niet op: geen importtarieven en
quota, maar het VK moet wel aan de Europese standaarden blijven voldoen
op terreinen als klimaat- en sociale standaarden en staatssteun. Doen ze
dat niet, dan mag de EU alsnog tarieven instellen.
"Evenwichtsherstellende maatregelen" heten die. Zo simpel als ik het nu
zeg, is het volgens mij niet. Er zitten allerlei procedurele stappen
tussen, inclusief expertpanels en een arbitragetribunaal. Mijn concrete
vraag aan de minister is: is dit werkbaar? Kan dat gelijke speelveld
echt snel worden afgedwongen? Het is zeer belangrijk dat onze interne
markt beschermd blijft en het VK ons niet kan wegconcurreren. Kan de
minister ons hierop geruststellen?
Voorzitter, dan de visserij. Een aantal van mijn collega's begonnen er
ook al over. De uitkomst is verre van ideaal voor vissers, die sowieso
de komende jaren minder mogen gaan vissen in de Britse wateren. Na
vijfenhalf jaar mag het VK de toegang tot zijn wateren zelfs wijzigen.
Dat brengt veel onzekerheden met zich mee. Mijn vraag aan de minister is
of het kabinet gaat zorgen voor steun voor de vissers via de Europese
fondsen. Mijn collega van de ChristenUnie vroeg dit ook al.
Als derde punt kom ik op de diensten. Ik bracht dit onderwerp vanochtend
al op. 40% van onze totale export naar het VK bestaat uit diensten; de
handelspoot van diensten van Nederland naar het VK is 40%. Het akkoord
kent veel uitzonderingen voor de vrije dienstenhandel. Ik denk daarbij
aan het ontbreken van het zogeheten equivalentiebesluit voor de
financiële sector en het erkennen van elkaars diploma's. Wat vindt het
kabinet van deze uitkomst? Is dit niet teleurstellend, vraag ik de
minister. Wat zullen de gevolgen zijn voor de afspraken die wel zijn
gemaakt voor de Nederlandse dienstensector? En veel bijzonderder: voor
de afspraken die niet gemaakt zijn?
Dan mijn vierde punt: defensie en buitenlandse samenwerking. Er is
namelijk niets afgesproken op het gebied van buitenlands beleid en
defensie. Mijn collega's Van Oijk en Ploumen hadden het er al over. Het
VK wilde dat namelijk niet, maar het is juist zo belangrijk. Ook de AIV
onderstreepte dat recent nog eens. Hoe gaat Nederland zich de komende
tijd alsnog hiervoor inzetten? Wat ziet de minister idealiter voor zich
als samenwerking?
Een ander punt van zorg — ik sluit me daarover geheel aan bij collega
Ploumen — is het Erasmusprogramma. De meeste Britse studenten van nu
mochten nog niet stemmen over de brexit. Zij die mochten stemmen, kozen
overweldigend voor Europa. Toch zal er geen Erasmusprogramma voor hen
zijn en dat is heel jammer. Is het niet mogelijk om het VK, misschien
via een unilateraal kanaal, toch toegang te geven tot deze programma's?
Kan Nederland daarvoor ook pleiten in de Raad? Ziet de minister daar
mogelijkheden voor? Zijn er of heeft de minister andere slimme tactieken
om toch tot samenwerking te komen à la Erasmus?
Voorzitter, tot slot, want ook mijn tijd loopt door. Er zal veel
veranderen vanaf 1 januari. Het VK gaat immers uit de interne markt. De
gevolgen van het nieuwe verdrag moeten duidelijk zijn voor bedrijven.
Wanneer komt publieksinformatie daarover online te staan? In de brief
van de minister lees ik dat dat niet meer gebeurt voor 31 december. Dat
vind ik zorgelijk, want hoe moeten bedrijven zich in de aanloop nu
voorbereiden? We zien inmiddels, om een andere reden, de lange rijen bij
Calais staan. Verwacht de minister dat we op basis van dit akkoord
aanstaande vrijdag in onze grootste haven — Rotterdam — problemen gaan
zien? Zijn onze havens er klaar voor om die eerste klap op te
vangen?
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan komen we bij de heer Van Otterloo namens 50PLUS. Gaat uw
gang.
De heer Van Otterloo (50PLUS):
Ja, dank u wel, voorzitter. Wij betreuren het dat het VK uit de Europese
Unie is gestapt om vele verschillende redenen. Als het om de werking van
de EU ging, was het VK een soulmate. Het was een keuze van een kleine
meerderheid van de Britten om via het referendum voor leave te stemmen.
Dat moeten wij accepteren, zelfs nu een grote meerderheid van de Britten
die stem betreurt. De vertrouwensband die we met de Britten hadden,
heeft echter wel de nodige schade opgelopen. Zeker dit laatste jaar van
onderhandelingen hebben zij zich laten kennen als een soms zeer
onbetrouwbare gesprekspartner. Het zal dan ook zeker tijd kosten voordat
het vertrouwen weer is hersteld. Mooie woorden van Boris Johnson over
"onze Europese vrienden" maken eerder achterdochtig dan dat zij
vertrouwen wekken, zijn slechte imitatie van een Tel Sell-verkoper om
een product te verkopen als een overwinning ten spijt. We moeten de
ontstane situatie accepteren en proberen er het beste van te maken en
vooral de schade voor ons land zo veel mogelijk te beperken.
Daar zitten juist onze grootste zorgen. Het onderdeel visserij krijgt
veel aandacht. Het is terecht dat daarover vragen worden gesteld en ik
sluit me daarbij aan, maar de gevolgen van dit akkoord voor de sector
dienstverlening — collega Bouali sprak ook al over 40% van de export —
kunnen veel ingrijpender zijn. Wat ons betreft zitten daar dus veel meer
zorgen. Daarnaast ontbreekt een overzicht van waarin het VK nu verschilt
van of overeenkomt met de andere EU-partners, zoals Noorwegen en
Zwitserland. Ik heb dat vanochtend ook gevraagd in de technische
briefing. Ik vind dat er een tekort aan informatie is om de overeenkomst
te kunnen wegen. Ik ga er zomaar van uit dat 1.246 pagina's leiden tot
1.246 vragen die gesteld moeten worden. Maar dat hebben wij niet kunnen
doen.
Wat betreft de procedure was er natuurlijk wel een pistool van Britse
makelij op onze borst gericht: deze overeenkomst of een no-deal. Dat
betekent, althans in onze ogen, dat er weinig alternatieven zijn, want
een no-deal zou veel slechter zijn. Maar hoe wordt voorkomen dat dit een
precedentwerking gaat hebben en er in een volgend proces ook wordt
gewacht tot de situatie "geen overeenkomst of een slechte overeenkomst"?
Ik heb er nooit in geloofd dat een slechte overeenkomst minder goed zou
zijn dan geen overeenkomst.
Wat betreft het VK zien we dat op een aantal terreinen de rolluiken
dichtgaan. Ik zeg dat met pijn in het hart, want ik heb vele vrienden
aan both sides of the isle in het House of Commons. Het eilanddenken
neemt de overhand. Ik zie dat vooral ook bij het Erasmusprogramma. Het
lijkt inderdaad een soort straf voor al die jongeren die misschien een
remain hebben overwogen.
Voorzitter, dat leidt ook tot een aantal vragen. Wat voor mogelijkheden
zijn er nog om de band met het Verenigd Koninkrijk dan maar bilateraal
open te stellen voor ons land? Anders krijgen we een situatie waarin
Engeland wordt opgesloten op het eigen eiland. Het is niet voor niets
dat nu al alle voorspellingen de grootste economische achteruitgang van
alle landen laten zien als gevolg van de combinatie van pandemie en
brexit. Dat maakt ons zeer treurig. Degenen die achteraan stonden bij
het verdelen van de welvaart van de internationale handel staan nu
vooraan de klappen op te vangen van de brexit. Dat is voor ons een zeer
treurige constatering.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, dan komen we nu bij de heer Omtzigt namens het CDA.
De heer Omtzigt (CDA):
Dank u wel voorzitter. Dit was niet de dag waarop ik hoopte toen ik ooit
Kamerlid werd, namelijk dat het Groot-Brittannië, het land waar ik met
veel plezier gestudeerd heb — in Exeter, zeg ik tegen mijn D66-collega —
de Europese Unie zal verlaten. Dit is voor ons land een groot verlies en
het zal ook economisch en sociaal een groot verlies betekenen. Ik heb
hier een akkoord van 1.300 pagina's, en dit was mijn vervelendste
kerstcadeautje ooit, kan ik u verzekeren. Ik heb geprobeerd het door te
worstelen en ben daar maar zeer gedeeltelijk in geslaagd. Ik zal een
aantal vragen stellen, maar ook een aantal procesopmerkingen maken. Ik
deel natuurlijk volledig de analyse van een aantal collega's: dit is
niet de manier waarop wij proberen wetgeving fatsoenlijk te
behandelen.
In moet wel zeggen dat de brexit op dit moment veel banen oplevert. We
hebben enige honderden extra douaniers aangenomen, in Groot-Brittannië
nemen ze er een paar duizend aan, we hebben maar liefst negentien
partnership councils opgericht en vijf working groups. En als ik kijk
hoeveel standaarden er nog gezet moeten worden, dan zal het behalve
extra banen ook heel veel extra werk voor de bedrijven opleveren op dit
moment. Dat was nooit de bedoeling van deze brexit.
Dank voor het harde werk, maar ik heb nog wel een aantal vragen. De
eerste vraag is natuurlijk: hoe gaat het nu met de procedure? Begrijpen
we dat we nu ja zeggen tegen de voorlopige inwerkingtreding en op 28
februari nog steeds in unanimiteit moeten beslissen? En op basis waarvan
gebeurt dat?
Dan sluit ik mij aan bij voorgaande sprekers over de vraag waarom de
Nederlandse regering niet voor een gemengd verdrag gekozen heeft. Daar
hebben we meerdere keren op aangedrongen. Betekent het gegeven van de
heronderhandeling en de herevaluatie dat we hier elk jaar een
brexitdebat gaan hebben?
Iets serieuzer nog. We hebben het net over de negentien partnership
councils en vijf working groups gehad. Daar komt nog bij — daar had de
heer Bouali van D66 het al over — dat we nog stukken over de
dienstensector moeten uitonderhandelen. Die dingen zijn essentieel. Ik
heb nog nooit een akkoord gezien met zoveel losse eindjes als dit
akkoord dat hier voor mij ligt. Daar zit formeel geen parlementaire
betrokkenheid in, en ik zou de regering dan ook willen vragen om ons
binnen een week of twee of drie een voorstel te doen voor parlementaire
betrokkenheid bij de partnerschapsraden, bij de working groups en bij de
uitwerking van de dienstensector. Daarvan mogen uitgezonderd worden die
partnerschapsraden die EU-only-dingen doen. Handel is een exclusieve
competentie van de Europese Unie, dat snap ik.
Over die exclusieve competentie gesproken: ik betreur het buitengewoon
dat wij hier geen juridische adviezen op schrift kunnen krijgen. Ik wil
echt een harde toezegging dat dit niet betekent dat de zaken met vervoer
die nu op deze manier geregeld worden ook dwingend zo geregeld worden
als we iets met Noorwegen doen, of misschien een toekomstig verdrag met
Oekraïne nog een keertje aanpassen — dat kan zomaar gebeuren met dit
favoriete verdrag in deze Kamer — of met een ander derde land als
IJsland of wat dan ook. Dat betekent toch gewoon dat wij de competentie
houden om zelfstandige afspraken te maken over vervoer en visserij en
andere dingen die in de gemengde competentie vallen. Graag een
duidelijke uitspraak daarover. Dan ben ik even benieuwd wat er precies
is afgesproken. Ik heb het stuk van 15.00 uur nog niet kunnen lezen. Ik
heb de partnerschapsraad gehad. Ik wil echt het nationaal toezicht op
wat er afgesproken wordt, goed geregeld zien.
Voorzitter. Bij visserij sluit ik me ook aan bij de vragen van de
collega's. Hoe zit het met de reserve van 600 miljoen? Hoe zit het met
de negenmaandenopzegtermijn? Als je visserij opzegt, zeg je dan alleen
visserij op of zeg je dan alles met vervoer op? En kan Groot-Brittannië
over negen maanden in één keer al onze vissers eruit gooien? Dat lijkt
me vrij onwenselijk, maar ik wil wel even weten wat er dan kan
gebeuren.
Voorzitter. Dan de voorbereiding van Nederlandse bedrijven. Voor mij was
het al geen leuke kerst, maar ik heb gelukkig geen mkb-bedrijf. Je zult
maar mkb'er zijn en horen: "Kijk, we hebben een deal. Nu is alle handel
met het VK soepel geregeld. Hier heb je 1.300 pagina's." Welke
medewerker splits je de taak in de maag om even uit te zoeken hoe je met
je eigen sector dit gaat doornemen? De vraag die ik aan de regering heb,
is dan ook: komt er een helpdesk voor ondernemers, het liefst vanaf 1
januari, waarmee ze kunnen bellen voor hun concrete vragen, ook als die
enigszins juridisch zijn? Ze moeten immers te weten kunnen komen wat ze
moeten doen.
We weten dat het VK de eerste zes maanden feitelijk niet gaat
controleren bij zijn eigen ondernemers, maar ik wil hier niet op 5
januari een meldpunt moeten oprichten — mevrouw Leijten heeft er
ongetwijfeld zin in om dat samen met mij te doen — om die ondernemers te
woord te kunnen staan. Ik wil dat daar op een fatsoenlijke manier mee
omgegaan wordt, zodat ze ergens naartoe kunnen bellen. Verder zal er
enige flexibiliteit getoond moeten worden als bepaalde regels daar
gewoon nog even een maand niet gehandhaafd worden. Dan zullen ze ook
hier even een maand niet gehandhaafd moeten worden, want anders komen we
er gewoon niet uit.
Ik heb gewoon nog een aantal concrete vragen. Dat zijn vragen die bij de
briefing zijn blijven liggen. Ik begin met de voedselnormen en wel net
als daar met pagina 180. Het verdrag lijkt ruimte te bieden om in de
arbitrageprocedure niet aan het voorzorgsbeginsel te voldoen, maar aan
wetenschappelijke standaarden. Dan zou je bijvoorbeeld genetisch
gemodificeerd voedsel, een chloorkip of wat dan ook, naar binnen kunnen
zien komen. Kan de regering dat uitsluiten, zoals ze dat in de brief
deed?
Bij de juridische samenwerking zien we dat de huidige delegaties bij
Europol en Eurojust geen rechtsbasis meer hebben vanaf 1 januari. Op dit
moment hebben landen als Zwitserland en Noorwegen nog wel diplomatieke
status en het zou ons heel wat waard zijn dat de Britten gewoon
betrokken kunnen blijven bij de JIT-teams en daarvoor in Nederland een
juridische status krijgen. Verder zou ik graag zien dat ze betrokken
blijven bij belangrijke politieonderzoeken.
Over de SPS-controles heb ik het gehad; dat is voetnoot 49.
Wat is er nou afgesproken over visavrij reizen? Betekent dit nou echt
dat Nederlandse studenten vanaf volgend jaar 348 pond moeten gaan
betalen en werknemers ergens tussen de 610 pond en 1.408 pond als ze een
jaar in Groot-Brittannië gaan wonen? En moeten ze dan ook nog zorgpremie
gaan betalen? Dat zijn belangrijke vragen voor de mensen die daarnaartoe
gaan.
Tot slot. Kan de Nederlandse regering het handvat aanpakken dat mevrouw
Nicola Sturgeon, de minister-president van Schotland, geboden heeft om
te blijven deelnemen aan Erasmus? Weliswaar kunnen we dan nog steeds
niet naar Exeter — dat spijt me dan nog steeds — maar daar waar ze
samenwerking aanbieden, is dat, denk ik, wel belangrijk.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Daarmee zijn we aan het einde gekomen van de
eerstetermijnbijdragen van de zijde van de Kamer. Bij de aftrap deed ik
u het voorstel om een uur te schorsen, maar gezien de snelheid waarmee
de eerste termijn is gegaan — u heeft elkaar gespaard qua interrupties —
lijkt me dat wat aan de lange kant. Ik zou u daarom willen voorstellen
om een halfuur te schorsen, tot 16.40 uur. Ik heb begrepen dat er
hiernaast iets te eten beschikbaar is. Daar zou u dan heel voorzichtig
mee kunnen beginnen. Daardoor houden we ook iets aan ruimte over om na
de bijdrage in eerste termijn van de zijde van het kabinet te schorsen
voordat u aan uw tweede termijn begint.
Ik schors de vergadering en zie u graag terug om 16.40 uur.
De vergadering wordt van 16.08 uur tot 16.42 uur geschorst.
De voorzitter:
Dames en heren, het is 16.40 uur geweest. Wij gaan van start met de
beantwoording door de minister van Buitenlandse Zaken. Het woord is aan
de minister. Gaat uw gang.
Minister Blok:
Dank u wel, voorzitter. Ieder brexitoverleg, en we hebben er al vele
gehad, is tegen de achtergrond dat vrijwel allen hier in een situatie
verkeren dat ze liever niet over de brexit hadden onderhandeld, maar de
democratische keuze van de Britse bevolking respecteren. Dat geldt voor
de regering. Dat geldt ook voor de Kamerfracties. Gezien het feit dat de
beslissing tot de brexit genomen is, moeten we er het beste van maken.
Wij hebben groot belang bij een goed akkoord. Dat is de inzet van de
regering steeds geweest. Die is ook gedeeld met de Kamer. We hadden geen
garantie op zo'n goed akkoord. Echt tot heel recent was er een groot
risico op een no deal. Iedereen was het er wel over eens dat zo'n
uitkomst voor Nederland, voor al die mensen die een band hebben met het
Verenigd Koninkrijk, persoonlijk of zakelijk, een nog veel slechtere
uitkomst zou zijn geweest. Tegelijkertijd hebben we steeds
gecommuniceerd dat niet iedere deal goed voor ons is. In zekere zin was
dat natuurlijk ook de boodschap aan het Verenigd Koninkrijk. Die
combinatie heeft geleid tot de ongemakkelijke situatie waar de Kamer
zich in bevindt. Ik realiseer mij heel goed dat het heel ongemakkelijk
is — u ging daar begrijpelijkerwijs allemaal op in — om een verstrekkend
akkoord van een kleine 1.250 pagina's te bestuderen, wetend dat nee
zeggen grote consequenties heeft, hele grote consequenties, maar dat je
in de ongemakkelijke situatie zit dat je niet alles tot in detail kunt
doorgronden. Dat realiseer ik mij ten volle.
We hebben, met onze ambtenaren, ons uiterste best gedaan om het voor u
te doorgronden. Overigens dank voor de waarderende woorden die een
aantal van u uitsprak. Ik weet dat ambtenaren van alle departementen
vaak, daar waar dat nodig is, op bijzondere momenten, letterlijk 's
avonds en 's nachts doorwerken. Het is echt wel bijzonder om op
kerstavond een akkoord te krijgen en letterlijk eerste en tweede
kerstdag door te werken en het weekend daarna, maar gezien het belang
van de zaak is dat met volle inzet gedaan. De verslagen daarvan hebben
we aan u toegestuurd.
De beantwoording van de vragen zal ik doen langs de onderdelen: waarom
een EU-only-akkoord, het gelijke speelveld, de visserij en de, zoals dat
zo mooi heet, governance. Dan een heel aantal andere onderwerpen, met
name onderwerpen die niet geregeld zijn en waarom die dan niet geregeld
zijn, en tot slot de vragen die betrekking hebben op de voorbereiding op
wat er nu komen gaat.
Allereerst de EU-only. Ik wil nogmaals benadrukken dat dit geen
precedent is voor de toekomst. U vroeg daar eigenlijk allemaal naar.
Inmiddels is ook het Raadsbesluit openbaar. We hebben op grond van de
technische briefing gevraagd om dat openbaar te maken. Het is eigenlijk
onderdeel van de discussie die de Kamer en ik vaker met Europa hebben,
waar de Kamer en ik op de lijn zitten dat veel informatie eerder
openbaar kan en moet worden gemaakt. Nederland kan niet als enige de
afspraken breken, maar gelukkig is dat Raadsbesluit met die bevestiging
nu ook openbaar.
De heer Bosman en daarna mevrouw Van der Graaf en de heer Bisschop
vroegen welke overwegingen spelen bij het EU-only-besluit. Dat is een
combinatie van de juridische overwegingen en de politieke druk en
tijdsdruk. Juridische overwegingen kennen twee extremen. Er zijn
terreinen waar het altijd EU-only is, omdat de bevoegdheden van de EU
daar volledig liggen, handel en visserij bijvoorbeeld. Er zijn terreinen
waar het zeker is dat de lidstaten de bevoegdheden hebben, bijvoorbeeld
investeringsgeschillen, maar ook de interne organisatie van onderwijs of
gezondheidszorg, en er zijn terreinen met gemengde bevoegdheden. In dat
laatste geval is er dus een grondslag voor een EU-only. Ook in eerdere
debatten — we hebben er begrijpelijkerwijs vele met elkaar gevoerd — heb
ik aangegeven dat naarmate de tijd meer ging dringen, ik ook zag dat
steeds meer lidstaten aangaven dat het maar EU-only moest worden.
Wij hebben steeds formeel de positie aangehangen dat uiteindelijk de
inhoud, dus de juridische logica, de uitkomst bepaalt. Het is nu de
combinatie van de juridische logica en de tijdsdruk die zegt dat EU-only
kan. Nogmaals, heel ongemakkelijk; dat ontken ik niet. Maar dan wordt
het een afweging: wat is het minste kwaad? Ik zeg echt uit de grond van
mijn hart: het minste kwaad is een akkoord dat wat mij betreft de
Nederlandse belangen zo goed mogelijk dient, maar dat u niet bladzijde
voor bladzijde heeft kunnen lezen; dat realiseer ik mij. Het minste
kwaad is om nu de procedure verder te volgen zoals die voorligt,
namelijk: morgen aan de Europese Commissie laten weten dat Nederland
akkoord gaat met de voorlopige werking van het akkoord. Er komt dan nog
een tweede formeel unanimiteitsmoment, nadat ook het Europees Parlement
zich erover heeft gebogen. Mijn inschatting is niet — daar wil ik ook
eerlijk over zijn — dat dit nog de mogelijkheid biedt tot echt
substantiële wijzigingen op andere dan technische terreinen, omdat je
daarmee natuurlijk het breiwerk uit elkaar trekt.
De heer Bosman (VVD):
Ik zat op dezelfde lijn als de heer Van Ojik ten aanzien van de keuze
EU-only of gemengd akkoord. Nu heb ik begrepen dat pas op het laatste
moment gekozen is voor EU-only. Wat was het anders geweest als we veel
eerder in de discussie hadden gekozen voor een gemengd akkoord? Was er
dan een andere behandeling geweest ten aanzien van het parlement?
Minister Blok:
U krijgt een antwoord, maar ik ga eerst zeggen dat het ingewikkeld is.
Het ligt in het verlengde van de vraag van de heer Bisschop: had u, als
er meer tijd was geweest, sowieso gekozen voor een gemengd akkoord?
Allereerst: ik had graag meer tijd gewild. Dat is ook steeds de
Nederlandse inzet geweest. Wij hadden graag gezien dat voor 1 juli
gekozen was voor verlenging. Ook daarna hebben we steeds opengestaan
voor verlenging. Dat is ons niet gegeven. Als je instemming nodig hebt
van 27 parlementen, dan zegt de democraat in mij: altijd doen. Maar je
zou bij die beslissing ook heel goed moeten kijken naar de vraag wat
precies het Nederlandse belang is. Iedereen zou op zo'n moment zien dat
het Nederlandse belang heel groot is. Wij willen namelijk dat de
vissersboten op 1 januari kunnen uitvaren. Voor de meeste EU-landen is
dat helemaal geen dringend probleem. Wij hebben heel veel exporteurs van
versgoederen — bloemen, groente en fruit — voor wie iedere dag telt. In
de EU worden veel dossiers aan elkaar verknoopt. Je kunt je ook een
situatie voorstellen waarin een of twee parlementen zeggen: nou, van ons
mag het nog een weekje liggen, want wij hebben nog een ander dossier.
Daarom kan ik de vraag niet precies beantwoorden. Ik kan wel zeggen dat
de democratische hoofdroute is: altijd alle parlementen laten instemmen.
Maar het belang van Nederland bij dit akkoord is duidelijk groter dan
dat van een aantal landen die niet aan de Noordzee grenzen. Nederland is
de derde handelspartner van het VK, wat ons belang veel groter maakt dan
dat van andere landen. Het zou dus ook hebben kunnen leiden tot de
situatie dat Nederland met een knoop in de maag zou moeten afwachten of
de andere parlementen wel zouden instemmen en dat een ander parlement
zou kunnen zeggen: nou, misschien kunnen we nog iets bereiken op een
ander terrein. Vandaar: het blijft allemaal ongemakkelijk in de
besluitvorming, maar ik kan geen eenduidig antwoord geven op de vraag of
het altijd beter geweest zou zijn voor Nederland om afhankelijk te zijn
van de laatste die instemt.
De voorzitter:
Een vervolgvraag, de heer Bosman.
De heer Bosman (VVD):
Dat begrijp ik, maar ik kijk even naar het proces. Nu is de keuze echt
op het laatste moment gemaakt, dat begrijp ik. Dat klopt, toch?
Minister Blok:
Nou, geleidelijk. U herinnert zich overleggen over de tweede ronde met
de brexitcontingencywet. Toen heb ik ook aangegeven: ik zie eigenlijk al
heel veel lidstaten die voor EU-only kiezen. Want we zaten toen al ver
in de tijd.
De heer Bosman (VVD):
Dat klopt. Maar het formele besluit is — dat is tenminste in de
technische briefing gezegd — zeer recent genomen.
Minister Blok:
Ja. Want dan kom je op de juridische lijn: wat staat er precies in de
overeenkomst en tot welke uitkomst leidt dit?
De heer Bosman (VVD):
Als we als EU het uitgangspunt hebben dat we de parlementen willen
betrekken, is dat een beginmoment waarmee je rekening zult moeten
houden. Je zult dan ook ergens een deadline moeten stellen om de
parlementen mee te nemen. Nu zijn we gaandeweg in een positie gekomen
dat we door tijdsdruk een politieke keuze hebben gemaakt om de
parlementen niet te betrekken. Is dat een keuze die we altijd van
tevoren moeten maken als parlement? Moeten we zeggen: luister, het kan
niet waar zijn dat wij als parlement niet betrokken worden in dit
gemengde akkoord?
Minister Blok:
Dit was hopelijk een heel uniek onderhandelingsproces, waarin het
streven van de Nederlandse regering, maar bijvoorbeeld ook van het
Europees Parlement, steeds is geweest: zorg voor tijd voor fatsoenlijke
besluitvorming. U heeft gezien dat er om die reden data genoemd zijn,
specifiek ook door het Europees Parlement, dat vervolgens zo'n datum
weer vergleed en dat de praktische afweging "het alternatief is: geen
akkoord" ertoe leidde dat er toch verder werd onderhandeld, wat ik nog
steeds een rationele afweging vind. Nogmaals, ik hoop niet nog een keer
in deze situatie te komen. Ik heb ook niet de indruk dat landen door
deze brexit geïnspireerd worden om dat ook eens een keer te gaan doen.
Maar voor mij is wel heel belangrijk — daarom hebben we die bevestiging
ook gevraagd — dat dit geen precedent schept. Dat vind ik heel
cruciaal.
De voorzitter:
Helder. Was u klaar met uw antwoord?
Minister Blok:
Ja, ik wilde naar een antwoord aan mevrouw Van der Graaf gaan.
De voorzitter:
Nou, ik wilde eerst naar de heer Bisschop gaan, want hij zit al even in
de wacht. De heer Bisschop heeft een vraag.
De heer Bisschop (SGP):
Wat mij betreft gaan dames voor, hoor. Zo zijn we bij de SGP.
De voorzitter:
Van mij mag het, maar u heeft dan ook de heer Van Ojik nog voor u.
De heer Bisschop (SGP):
Nee, dat is een heer.
De heer Van Ojik (GroenLinks):
Bij GroenLinks zijn we ook zo.
De voorzitter:
En de heer Bouali nog. Ik begrijp dat u graag mevrouw Van der Graaf wilt
horen. Dan gaan we dat doen, met alle plezier. Mevrouw Van der Graaf, u
mag uw vraag stellen.
Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
Dan kies ik ervoor om nu alvast een vraag te stellen als interruptie. En
dan wacht ik zo meteen nog even de reactie van de minister op een
eerdere vraag van mij af. Het is op zichzelf een heel terechte vraag
over de precedentwerking. We hebben onvoldoende inzicht of die er niet
zal zijn. Gesteld wordt dat er dwingend juridisch geen precedentwerking
is. Dus als we afgaan op deze hele specifieke situatie, hopen we dat die
nooit meer zal voorkomen. Niet uitgesloten is natuurlijk dat het nog wel
een keer zou kunnen, maar heel specifiek, op de letter af, kun je dat
inderdaad misschien zo stellen. Maar is er niet een politieke
precedentwerking die hier van uitgaat? De gekozen rechtsgrondslag is
namelijk artikel 217 van het Werkingsverdrag van de Europese Unie — dat
is een associatieakkoord — omdat dit akkoord veel verder gaat dan een
gewoon handelsakkoord. Dat soort akkoorden worden altijd gemengd
gesloten. Dan wordt het voorgelegd aan de lidstaten. Welk precedent
wordt hier gecreëerd?
Minister Blok:
Geen. Het is niet voor niets dat Nederland die extra garanties heeft
gevraagd. Volgens mij is dat ook precies wat mevrouw Van der Graaf wil,
want zij wil geen akkoord. Dus het enige antwoord dat ik haar oprecht
kan geven, is: nee, er wordt geen precedent geschapen, niet juridisch —
vandaar die aanvullende verklaring — en dus ook niet politiek. Dat is
namelijk onwenselijk.
De voorzitter:
Een vervolgvraag.
Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
Heeft het kabinet dan overwogen om hier echt juridische duidelijkheid
over te krijgen, om advies te vragen aan het Hof van Justitie, dat op
dit punt duidelijkheid kan creëren? Het Hof heeft eerder uitspraken
gedaan over akkoorden die ook aanvankelijk als EU-only gepresenteerd
waren, en die wel als gemengd akkoord bestempeld. Welke waarborgen
hebben we dat er hier geen precedent wordt gecreëerd?
Minister Blok:
De aanvullende waarborg die nu ook bekend is geworden, het advies van
onze juridische dienst. Een gang naar Hof kost tijd. Als ik nu kijk naar
de reacties van het publiek en van ondernemers op dit akkoord, dan zie
ik: het is ongemakkelijk dat zij zo weinig tijd hebben, maar gelukkig is
er een akkoord. Ik ben nergens een vraag tegengekomen om nog een fase te
creëren, waarmee we in feite nog in onzekerheid verkeren. Ik zie het
belang daarvan ook niet. Het staat iedereen vrij om naar het Hof te
stappen — zo werkt het ook — maar aanvullende onzekerheid lijkt mij niet
te verkiezen.
De voorzitter:
Voordat we richting de heer Bisschop gaan, vraag ik aan de minister en
aan anderen om als ze niet spreken, de microfoon uit te zetten, omdat de
kijkers thuis anders steeds dezelfde persoon in beeld hebben, en dat
willen we natuurlijk niet. We gaan richting de heer Bisschop voor zijn
interruptievraag. Gaat uw gang.
De heer Bisschop (SGP):
Ik hoor de minister heel pragmatisch motiveren waarom er is gekozen voor
een uitsluitend EU-model. Ik wil ook een principiële uitspraak, en dat
mag u verwachten van de SGP. Daarom heb ik ook gevraagd of de minister
het met mij eens is dat het inhoudelijk echt gaat om een gemengd
akkoord. Zou de minister zonder de tijdsdruk ook gekozen hebben voor
EU-only?
Minister Blok:
Wat betreft de eerste vraag: nee, het leidt niet sowieso tot een gemengd
akkoord. Ik heb aangegeven dat het gezien de samenstelling niet
zwart-wit leidt tot pure EU-bevoegdheid, waarbij ze überhaupt nooit die
vraag hadden hoeven te stellen, en ook niet tot pure nationale
bevoegdheid. De samenstelling van het akkoord is zo dat de politieke
keuze gemaakt kon worden om het tot EU-only te bestempelen. Dat was om
pragmatische redenen, en die deel ik, want het alternatief van een
no-deal zou zeker voor Nederland heel schadelijk zijn, en ik ondersteun
die keuze heel erg.
De vraag of ik het in het vervolg weer zou doen, leidt tot een
ingewikkeld antwoord op dat onderdeel, zoals ik van tevoren al aangaf.
Dat blijkt ook, want u stelde de vraag nog een keer. Als democraat zeg
ik dat je wilt dat alle parlementen kunnen instemmen. Nu is dit een type
akkoord waar de belangen niet voor alle 27 landen hetzelfde zijn. Toen
het uiteindelijk over vis ging, kan ik u garanderen dat een heleboel
landen dachten: sluit die deal maar. Wij hebben er profijt van gehad dat
al die landen ons gesteund hebben, toen wij zeiden tot het laatst te
onderhandelen over vis.
Ik denk dat u het ook herkent als ik zeg dat er vast wel parlementen in
de EU te vinden zijn die zeggen: er zijn wel vaker dossiers aan elkaar
gekoppeld en dat gaan we nu ook doen; onze exporteurs en onze vissers
staan niet op 1 januari met een knoop in de maag aan de kade, daarom
leggen wij maar een link met een onderwerp dat wij ontzettend belangrijk
vinden, als u zo dringend onze instemming wilt hebben. Dat is
pragmatisch, maar dat is ook de realiteit. Ik kan nu alleen zeggen dat
voor Nederland het akkoord dat hier ligt nog best dingen te wensen
overlaat, en daar kom ik straks op, maar veel beter is dan het
alternatief van geen akkoord en op een aantal terreinen ook echt wel ver
gaat.
De voorzitter:
De heer Bisschop heeft nog een vervolgvraag.
De heer Bisschop (SGP):
Ik wil dit toch onderstrepen en dat heeft ook te maken met de
precedentwerking waar velen beducht voor zijn. Er kan afgesproken zijn
dat dit geen precedentwerking heeft, maar daar ga je niet alleen over.
Ik hoor de minister feitelijk zeggen: als het erop aankomt, is de inhoud
van het akkoord een gemengd akkoord, want het is niet alleen maar
exclusief EU-bevoegdheid en het is niet alleen maar exclusief nationale
bevoegdheid. Nee, dat klopt, want als je kijkt naar de thema's die aan
de orde komen, dan hebben die ook te maken met gemengde bevoegdheden.
Het is dus een gemengd akkoord, maar uit pragmatische overwegingen … Het
zou goed zijn, ook voor het voorkomen van eventuele precedentwerking,
denk ik, om daar een des te hogere barrière tegen op te werpen, en om
hier ook vast te stellen: inderdaad, wij kiezen hiervoor uit
pragmatische overwegingen, maar het is eigenlijk inhoudelijk een gemengd
akkoord en niet EU-only.
Minister Blok:
Ik ga mee met het eerste deel van uw zin: het was een politieke keuze om
gebruik te maken van de juridische mogelijkheid die de inhoud van het
akkoord biedt om te kiezen voor EU-only. Je kan niet zeggen dat het
tegelijkertijd ook een gemengd akkoord is. Dat kan niet. Je kan niet en
zwanger zijn en niet-zwanger zijn. Ik geef daarbij ook aan dat ik er
echt van overtuigd ben dat het in het Nederlands belang is. Doe eens
even een gedachtenexperiment dat 27 parlementen moesten instemmen, snel.
Volgens mij is dit het enige parlement — en dat siert dit parlement —
dat nu bij elkaar zit. Wij ervaren de haast, maar dat is om die reden.
Onze vissers liggen aan de kade en onze vrachtwagens staan daar. Er zijn
een heleboel landen waar dat niet zo is.
De voorzitter:
Er zijn een aantal interrupties. Meneer Van Ojik, ga uw gang.
De heer Van Ojik (GroenLinks):
Ja, voorzitter, op dit punt. Ik snap wel dat de minister zegt: als het
heel lang was gaan duren, dan was dat misschien niet in het Nederlandse
belang geweest. Maar we hebben bijvoorbeeld met het verdrag met Canada,
bij de CETA, voor het model gekozen om het handelsdeel alvast in werking
te laten treden — en dat gaat zomaar een paar jaar duren — terwijl de
lidstaten nog ratificeren op de punten waar ze competentie hebben,
bijvoorbeeld het geschillenbeslechtingsmechanisme. Dat had ik nou ook
logisch gevonden voor dit verdrag, dat je zegt: we willen niet de
nadelen, dus het handelsdeel dat onomstreden een competentie van de
Europese Unie is, gaat vast in werking, maar over de delen die de
lidstatencompetentie raken, laten we de nationale parlementen zich
uitspreken. Dat had gekund, denk ik. Of niet, minister?
Minister Blok:
Dan had je op belangrijke punten een no-deal gehad, met alle
consequenties van dien. En de vergelijking met het verdrag met Canada
gaat om een aantal redenen niet op. Daarvan gaat inderdaad het
handelsdeel in, dat is een pure EU-bevoegdheid, maar daar zat geen
valbijl in. Op grond van het terugtrekkingsakkoord zou er zonder akkoord
vanaf 1 januari een no-deal zijn, natuurlijk weer tegen de achtergrond
van het feit dat er de uitslag van het Britse referendum is dat er een
brexit komt en dat die op hun wens dus ook is vastgelegd in een harde
datum, met tot 1 juli nog een verlengingsmogelijkheid, waar niet voor
gekozen is. Zo'n harde valbijlbepaling zat niet in de overeenkomst met
Canada. Zat die er wel in, dan zou dat grote consequenties gehad
hebben.
De voorzitter:
Nu mevrouw Van der Graaf. O, u heeft nog een vervolgvraag?
De heer Van Ojik (GroenLinks):
Ja, voorzitter, ik reageer soms wat secundair, want dan wil ik ook even
nadenken over wat de minister heeft gezegd. Maar er is nu ook 28
februari, en ook het Europees Parlement krijgt nu de mogelijkheid om —
om het maar even zo te zeggen, als de minister het over een "valbijl"
heeft — achteraf iets daarvan te vinden, voordat het definitieve besluit
wordt vastgesteld door de Raad. Dus de vraag blijft natuurlijk of je dat
voor onderdelen van het akkoord ook niet voor de nationale parlementen
had kunnen doen.
Minister Blok:
Doordat het een EU-only-verdrag is, kan er voorlopige werking op alle
onderdelen gelden.
De heer Van Ojik (GroenLinks):
Nu wel.
Minister Blok:
Nu wel. Als het geen EU-only was, had er voor die onderdelen waar
gezamenlijke besluitvorming voor nodig was, geen voorlopige werking
kunnen plaatsvinden. Dus op die onderdelen was er dan een harde brexit
geweest vanaf 1 januari; nogmaals, zeer schadelijk voor Nederland.
De voorzitter:
En dan bent u nog steeds niet bij de beantwoording die u wilt gaan doen,
want we hebben nog één interruptie staan, die van mevrouw Leijten. Ga uw
gang.
Mevrouw Leijten (SP):
De minister heeft nu al een paar keer gezegd dat hij echt in hart en
nieren democraat is, en dat hij eigenlijk vindt dat de parlementen
zouden moeten ratificeren, maar dat het nou eenmaal pragmatisch is en in
ons economisch belang dat we eigenlijk onze mond verder houden over het
akkoord dat is gesloten. En dat vind ik niet met elkaar te rijmen, want
wij hebben niet het hele akkoord kunnen lezen en wij weten dus niet of
het in het volledige economische belang is van onder anderen de vissers
of transporteurs dat we nu beslissen om alles een competentie te laten
zijn van de Europese Commissie. Hoe reflecteert de minister
daarop?
Minister Blok:
Die openingszin, dat het parlement zijn mond moet houden, is niet van
mij. Ik heb juist aangegeven dat ik het logisch vind dat wij hier
zitten. Dit is een akkoord met veel impact, en ik realiseer me alle
ongemak die u heeft. Maar ik moet inderdaad ook de praktische afweging
maken: wat zou het betekenen voor die visser of exporteur als we tot een
andere conclusie zouden komen? Nou, ik hoef niet nog een keer te
schetsen wat dat zou betekenen. En eerlijk gezegd lees ik ook niet af
uit de reacties dat iedereen zegt: goh, wat fijn dat die Britten eruit
gaan en dat we toch een aantal extra controles krijgen, of dat er 25%
van onze quota afgaat. Maar eigenlijk zegt iedereen: dit is beter dan
geen akkoord, maar wat rot dat het zo laat gesloten is. Want net als de
Kamer willen de mensen die ermee te maken hebben, het kunnen
lezen.
Mevrouw Leijten (SP):
Volgens mij had iedereen in de Kamer een voorlopige inwerkingtreding
akkoord gevonden. Dan hadden we daarna de ratificatie nog kunnen doen.
De minister zegt dat dat niet mogelijk is, omdat andere landen ons dan
de voet dwars kunnen zetten. Volgens mij komt daar het ware argument uit
de mouw: dat de landen van de EU-27 het eigenlijk helemaal niet zo eens
zijn, of dat het Nederlandse belang nog weleens uitgespeeld zou kunnen
worden. Als dat eronder ligt, vind ik dat daarover open kaart moet
worden gespeeld. Mijn eerste vraag maakte duidelijk dat we helemaal niet
weten of dit akkoord wel zo goed is voor alles wat op de kade zou
blijven staan, volgens het doembeeld dat de minister schetste. Het
tweede argument dat hij gaf, was: als we de nationale parlementen die
mogelijkheid geven, komen we door die hele ratificatie misschien wel in
tijdnood. Ten eerste hoeft dat natuurlijk niet zo te zijn, maar ten
tweede zit daar dus blijkbaar een probleem. Dan vind ik dat de minister
daar eerlijk over moet zijn: welke EU-landen zouden Nederland of andere
landen die vissers of transporteurs op de kade hebben staan, de voet
dwars willen zetten? Want blijkbaar is de minister daar bang voor. Hij
zegt hier: kies voor EU-only, want anders gaan andere landen dit gauw
met elkaar verknopen en dan zijn we niet op tijd. Welke andere landen
zouden dat dan zijn en om welke onderwerpen gaat het dan?
Minister Blok:
Kijk, dat is het voordeel van open de gedachten op tafel leggen. Ik
schets situaties die de Kamer moet herkennen. De heer Van Ojik noemde
CETA al. Er is sprake van het cruijffiaanse "elk voordeel heb se
nadeel". Ik ben het zeer eens met de democratische benadering. Alleen,
bij een specifiek verdrag moet je je wel afvragen wat dat voor Nederland
betekent. Ik ben er heel open over — daarmee vertel ik ook totaal geen
nieuwigheden — dat het belang van dit akkoord en het snelle sluiten
ervan voor Nederland als export- en visserijland groter is dan voor
andere landen. Ik vertel ook niets nieuws wanneer ik zeg dat
EU-besluitvorming waar alle parlementen bij betrokken zijn, vaak lang
duurt en dat er dossiers aan gekoppeld kunnen worden. Ik kan niet
voorspellen welk land welke koppeling zou willen leggen, maar ik vertel
echt niets nieuws als ik zeg dat besluitvorming op die manier plaats kan
vinden en dat juist Nederland daar zeer door geraakt zou zijn.
De voorzitter:
Een korte slotvraag van mevrouw Leijten.
Mevrouw Leijten (SP):
Ik maak toch een beetje bezwaar tegen deze metabespiegeling. Wij hebben
hier allemaal aangegeven dat wij het eigenlijk niet vinden kunnen dat
dit akkoord een EU-alleen-competentie wordt. Wij vinden dat het gaat
over zaken waar wij ook over horen te gaan, waar wij democratische
zeggenschap over hebben, waar wij als volksvertegenwoordigers een stem
in moeten hebben, evengoed als volksvertegenwoordigers die gekozen zijn
in Italië of Bulgarije. Dan zegt de minister: ja, maar je moet
pragmatisch zijn, want er zijn landen die dit zullen verknopen en die
dan zullen zorgen voor vertraging, tegen het Nederlandse belang in. Als
je dat als argument geeft, vind ik dat je moet benoemen wie dat zijn en
om welke onderwerpen het gaat, want dan pas kunnen we echt de afweging
maken of het ons dat waard is of niet.
Minister Blok:
Dat zou zo zijn als ik nu iets zou vertellen wat volstrekt nieuw is in
de internationale en Europese politiek, maar zoals we hier zitten, nemen
we allemaal al een tijd deel aan debatten en weten we dat zulke dingen
gebeuren. Dat was ook zo toen, overigens zeer terecht, de discussie over
het recovery fund en over de rechtsstaat werd gevoerd door ons. De
tijdsdruk die veel landen ondervonden vanwege het recovery fund — die
tijdsdruk lag eerlijk gezegd niet zo erg bij ons — ging toen ook een rol
spelen in de onderhandelingen. Dat weet iedereen toch gewoon? In het
geval van dit akkoord zou Nederland daarin een kwetsbare partij zijn,
meer dan andere landen. Ook dat is bekend. Er is helemaal niets nieuws
aan als ik dat vertel. Het is een feit.
De voorzitter:
Ik stel voor dat u verdergaat met de beantwoording van de in eerste
termijn gestelde vragen.
Minister Blok:
Dan toch het antwoord aan mevrouw Van der Graaf. Zij vroeg of ik kan
uitsluiten dat er exclusieve lidstaatbevoegdheden in het akkoord zitten.
Ja, dat kan ik uitsluiten.
De heer Bisschop heb ik net per interruptie beantwoord. De heer Bisschop
vroeg ook: kan Nederland bij ondertekening een voorbehoud maken? Het
maken van een voorbehoud op onderdelen kan niet. Het is nu een akkoord
voor de voorlopige inwerkingtreding en eind februari volgt het akkoord,
nadat het Europees Parlement heeft beslist. Voor de tussentijd zijn er
geen voorbehouden.
De heer Van Ojik heeft ook bij interruptie zijn vraag over CETA
gesteld.
Mevrouw Leijten vroeg naar de geschillenbeslechting. Er zijn
verschillende vormen van geschillenbeslechting. Het grote
handelsvisserijdeel bevat bindende geschillenbeslechting, maar de
interne veiligheid kent dat niet, omdat dat echt van een ander karakter
is. Dat deel kent niet het type sancties dat de economische onderdelen
bevatten.
De heer Omtzigt vroeg hoe het zit met de herzieningsclausule en of je
echt heronderhandelingen krijgt. Mevrouw Ploumen vroeg overigens waarom
dat per vier jaar is en niet jaarlijks. Zo'n moment creëert aan de ene
kant onzekerheid. Daarom vind ik het wel logisch om het niet jaarlijks
te doen. Aan de andere kant wil je na een aantal jaren ervaring de
thermometer in de praktische werking kunnen steken. Daarom is dat moment
na vier jaar gekozen. Niet met de bedoeling van een totale
heronderhandeling, maar wel om te kijken of het in de praktijk werkt
zoals beide partijen dat gewild hebben.
De voorzitter:
Dat leidt tot een vraag bij mevrouw Ploumen. Gaat uw gang.
Mevrouw Ploumen (PvdA):
Dank aan de minister voor het antwoord. Ik kan me er wel iets bij
voorstellen dat er niet jaarlijks een optie op tafel komt die zou kunnen
leiden tot een heronderhandeling, maar ik vind het toch wat
ongemakkelijk dat, als er flagrante schendingen zijn van de afspraken
zoals wij die beleven of een interpretatie van de afspraken die niet
voorzien was, het dan vier jaar duurt voordat dat daadwerkelijk ter
tafel komt. Of ziet de minister daar nog andere opties voor?
Minister Blok:
Nee, want dan is er de procedure met de partnerschapsraad, nog even los
van het feit dat een bedrijf of burger individueel altijd naar de
rechter kan stappen. Het is niet zo dat je vier jaar moet wachten
wanneer je een zaak voor wilt leggen aan de partnerschapsraad of
arbitrage.
De voorzitter:
Een vervolgvraag van mevrouw Ploumen.
Mevrouw Ploumen (PvdA):
Ik neem aan dat het dan gaat om issues die niet één specifiek bedrijf
betreffen, maar die meerdere bedrijven of sectoren treffen. Daar zou ik
graag een bevestiging van willen horen. Ik heb de minister in mijn
termijn ook gevraagd — misschien kan hij dat antwoord nu geven — op
welke manier Nederland zich gaat verhouden tot die partnerschapsraad,
die commissie. Voorziet het kabinet actieve deelname? Gaat die commissie
actief problemen ophalen? Daar zou ik graag wat meer over willen
horen.
Minister Blok:
Ik heb als apart hoofdstukje hoe wij omgaan met de partnerschapsraad. U
vraagt of het om individuele gevallen gaat of breder. Over het algemeen
gaat het over zaken die een bredere werking hebben. Er zijn natuurlijk
situaties denkbaar waarin een individueel geval al snel een bredere
werking heeft, omdat je de principiële vraag wilt stellen of dit bedrijf
dat tarief had moeten betalen en of het daarmee ook voor alle bedrijven
geldt, en of deze personen wel of niet toegelaten hadden moeten
worden.
Ik kom dan bij de vragen die gesteld zijn over het gelijke speelveld.
Allereerst merk ik op dat dit een onderdeel is van het akkoord waar
Nederland in grote trekken heel blij mee is. Ik ben het eens met degenen
die zeggen: de diensten, voor de Nederlandse economie van groot belang,
dat is een gemis. Maar hier geldt bij uitstek dat het alternatief — geen
akkoord, tarievenquota en een WTO-regime — zeer schadelijk zou zijn
geweest. Tegelijkertijd brengt het praktische vraagstukken met zich mee.
Allereerst hebben wij in de hele voorbereiding steeds gecommuniceerd aan
het bedrijfsleven: wat er ook gebeurt, akkoord of geen akkoord, er komen
grenscontroles. Helaas is dat ook zo. Het had nog erger kunnen zijn,
maar die voorbereiding moet wel plaatsvinden.
Onderdeel van die voorbereiding — de heer Bosman maar ook anderen
vroegen daarnaar — is de omgang met de oorsprongregels. Op dit punt is
de tijd inderdaad krap. Tegelijkertijd merk ik op dat het voor de
bedrijven die zich daarmee bezighouden — bedrijven die in takken van
sport zitten met samengestelde producten — na de aankondiging van de
brexit niet helemaal een verrassing zal zijn dat deze vraag zich
voordoet, omdat ze ook nu te maken hebben met import van buiten de EU of
export binnen de EU, waarbij ze die oorsprongregels moeten laten zien.
Maar inderdaad is er, nu de regeling op papier staat, beperkte tijd voor
de implementatie.
De Commissie heeft aangegeven in de praktische implementatie soepel te
willen zijn met de onderliggende documentatie. Wij interpreteren dat zo
dat een exporteur zelf kan aangeven dat voldoende van de oorsprong
binnen de EU ligt en dat hij iets meer tijd heeft voor de onderliggende
documenten. Omdat dit een wezenlijke vraag is, zullen wij nog specifiek
bij de Commissie navragen of wij het op deze manier juist interpreteren.
Wij zullen dit ook communiceren via ons Brexitloket, want dit hoort
inderdaad bij die praktische zaken die helder moeten zijn.
Mevrouw Ploumen en de heer Van Ojik vroegen naar het gelijke speelveld
op het gebied van arbeid en milieu. Ook dit is een onderdeel waarover ik
oprecht blij ben dat het er staat. Van Britse zijde is vanaf het begin
heel duidelijk aangegeven: wij willen niet permanent gekoppeld zitten
aan de regels. Wij hebben heel helder gezegd dat wij geen concurrentie
willen op zulke wezenlijke zaken als arbeidsnormen en milieu. Er is nu
dus gekozen voor de constructie waarbij weliswaar zowel het Verenigd
Koninkrijk als de EU vrij is om eigen wet- en regelgeving op dit gebied
vast te stellen, maar dat daarbij een non-regressie geldt — dus geen
achteruitgang — en dat, als een van de partijen vindt dat er oneerlijke
concurrentie ontstaat door de maatregelen die hetzij het VK, hetzij de
EU neemt, dan de afspraken met de partnerschapsraad en de onderliggende
gespecialiseerde comités toegepast kunnen worden, en dat uiteindelijk
ook compenserende maatregelen genomen kunnen worden als dit niet tot een
oplossing leidt. Daarmee is de race to the bottom — ik meen dat mevrouw
Ploumen dat noemde — voorkomen.
Mevrouw Ploumen (PvdA):
Dat hoop ik zeer, maar ik zou toch even met de minister willen doornemen
hoe dat in de praktijk werkt. Stelt u zich voor dat een vakbond
signaleert dat het Verenigd Koninkrijk zich niet aan de afspraken houdt.
Die vakbond heeft dat gehoord van een collega-vakbond in het Verenigd
Koninkrijk en wil dat vervolgens aankaarten. Als er een rechts kabinet
is, zoals dit kabinet, dan kan ik mij voorstellen dat dat kabinet niet
meteen denkt: daar gaan wij ons nu voor inzetten. Maar misschien ook
wel. Hoe gaat dat dan werken? Wat moet je doen om op die agenda te
komen? Hoe voorkomen wij dat dat politiek wordt? Dat is eigenlijk mijn
vraag.
Minister Blok:
Zorgen over een gelijk speelveld op het gebied van milieu en
arbeidsrecht spelen in Nederland, maar niet alleen in Nederland. Dit is
dus typisch een onderwerp waarbij ik verwacht dat het heel goed mogelijk
is om coalities binnen de vormen binnen de EU, of dat nou gedaan wordt
door een vakbond of een kabinet. Daarbij kan een vakbond of een
branchevereniging zich uitspreken. Dat kan vanuit de EU komen, maar ook
vanuit ondernemers uit het VK richting de EU. Ik gebruik toch even het
voorbeeld vanuit de Europese Unie. Zij kunnen zeggen: door de wetgeving
in het VK lopen wij aan tegen social dumping of een prijsvoordeel dat
echt z'n oorsprong vindt in het niet eerlijk toepassen van milieu- of
arbeidsnormen, dus wij willen graag dat dat in de partnerschapsraad aan
de orde komt. Ik zou niet weten waarom je daar niet een aantal landen en
parlementariërs voor bij elkaar kunt krijgen, omdat de belangen hier
gelijk gericht zijn.
Mevrouw Ploumen (PvdA):
Ik heb nog even een vraag. Het kan best dat het in die 1.268 pagina's
precies beschreven staat. Het is goed om dit te horen van de minister.
De vakbond kan naar een Tweede Kamerlid van de Partij van de Arbeid
komen en zeggen: wij zien dit, wil je dit aankaarten bij het kabinet in
een debat? Daar is dan vast een meerderheid voor te vinden in de Kamer
en dan gaat het kabinet ermee aan de slag. Dat is één route, maar je zou
ook kunnen zeggen: proletariërs aller landen, verenigt u en ga samen
naar de Europese Commissie om dit aanhangig te maken. Die twee wegen
zouden openstaan, als ik het goed begrijp, als ik goed naar de minister
luister.
Minister Blok:
Ja.
De voorzitter:
Een interruptie van de heer Van Ojik.
De heer Van Ojik (GroenLinks):
Ik heb een vraag op ditzelfde punt. Ik deel de zorg van mevrouw Ploumen.
Divergentie, het uit elkaar lopen van standaarden, was het hele idee
achter de brexit. De Britten wilden uit de Europese Unie omdat ze onze
regels niet meer wilden volgen. Nu is er een akkoord gesloten dat dat
regelt, dat eigenlijk zegt: we mogen niet onder de statische situatie
van nu komen. Maar zo gauw er iets ten goede gaat veranderen bij ons —
althans, als we dat van plan zijn — dan ontstaat er wellicht divergentie
en komt er een heel bureaucratisch proces op gang van consultatie en
arbitrage. We weten uit ervaring van handelsverdragen dat het soms wel
tien jaar duurt voor er een uitspraak is in zo'n kwestie. Hoe voorkom je
als Europese Unie dat je de komende vijf jaar geremd wordt in het
verhogen van je standaarden? Er is namelijk een partner die zegt: ik wil
juist uit elkaar; ik wil niet bij elkaar; anders had ik die hele brexit
niet hoeven doen.
Minister Blok:
De mogelijkheid van sancties bestaat ook nog. Dat wil niemand, maar die
sanctiebepaling staat er niet voor niets. Die is er voor beide partijen.
Als ik de heer Van Ojik goed begrijp, zegt hij: het zou een belemmering
kunnen zijn voor de Europese Unie om een aantal normen omhoog te
schroeven. In zijn algemeenheid maakt de vraag wat een volgende stap
betekent voor de concurrentiepositie van Europese bedrijven natuurlijk
altijd onderdeel uit van het debat over milieu- en
arbeidsomstandigheden. Dat geldt niet alleen ten opzichte van het
Verenigd Koninkrijk, maar door vrije wereldhandel ook ten opzichte van
de rest van de wereld. Die discussie is dus niet geheel nieuw. Met deze
afspraken wordt echt iets voorkomen. De heer Bouali had het net over
"Singapore on the Thames". Ik heb groot respect voor de manier waarop er
op Singapore een bloeiende economie is, maar ze maken daar andere keuzes
dan in Nederland. Het is geen regelloze afspraak geworden. Daarom zei ik
ook niet voor niets dat ik uiteindelijk blij ben met de afspraak over
een gelijk speelveld. Het debat begon er namelijk echt wel mee dat het
Verenigd Koninkrijk niet meer gebonden wil zijn aan de Europese regels
en ook niet meer aan het Europees Hof. Wat eruit is gekomen, voldoet aan
die eis, maar het betekent niet dat we elkaar niet kunnen aanspreken,
uiteindelijk ook met maatregelen op arbeids- en milieustandaarden. Dat
vind ik echt winst. Het is ingewikkelder dan wanneer ze gewoon in de EU
waren gebleven. Dat moet ik ook toegeven.
De voorzitter:
Een vervolgvraag van de heer Van Ojik.
De heer Van Ojik (GroenLinks):
Misschien heel praktisch. Wat je eigenlijk nodig zou hebben, is een
soort tijdslimiet voor de periode van arbitrage en consultatie, omdat je
nu een risico loopt. Daar zit mijn angst. Ik volg de minister als hij
zegt dat je dat altijd hebt: als je de standaarden verhoogt, is er
altijd het risico dat anderen je niet volgen, maar dat probeer je
hiermee juist uit te sluiten bij zo'n belangrijke handelspartner. Je zou
eigenlijk willen dat je afspreekt: het is goed, we gaan consulteren, we
gaan arbitrage inroepen van een onafhankelijke partij, maar als het na
bijvoorbeeld twee jaar tot niets geleid heeft, moeten we tot
tegenmaatregelen kunnen overgaan. Dat is wat ik mis. Ik ben heel bang
dat het verzandt in een bureaucratisch, eindeloos durend
arbitrageproces.
Minister Blok:
Daar maak ik twee kanttekeningen bij. Het hanteren van harde
tijdslimieten in juridische procedures is zeer schaars. Dat leggen we
rechters niet op. Dat kan overigens ook gebruikt worden. Het feit dat er
geen tijdslimiet is, betekent dat er ook voor het opleggen van sancties
geen tijdslimiet is. Het is natuurlijk wel zo dat je fatsoenlijk met
elkaar moet overleggen. Dat is in het wederzijds belang. Het is echter
niet zo — ik haak maar even aan bij de tien jaar die de heer Van Ojik
noemde — dat je tien jaar zou hoeven wachten. Ik ga even terug naar
mevrouw Ploumen die met de arbeiders aller landen een oproep heeft
gedaan. Als die na een of twee jaar zien dat er nog niets gebeurd is,
dan denk ik dat mevrouw Ploumen zegt "kom maar door met die sancties" en
een motie indient waarin Nederland — waarschijnlijk probeert ze daar
anderen in mee te krijgen — na lang genoeg te hebben gepraat, vraagt om
tarieven of iets anders.
De voorzitter:
Voordat u verdergaat, mag de microfoon nog even uit. De heer Bouali
heeft nog een vraag. Gaat uw gang.
De heer Bouali (D66):
Ik weet niet of de minister zo dadelijk nog ingaat op het
arbitragetribunaal en het sanctiemechanisme. Aansluitend op wat de heer
Van Ojik en mevrouw Ploumen zeiden: op een gegeven moment komt het
sanctiesysteem op losse schroeven te staan, omdat de divergentie steeds
groter wordt. Als wij in Europa ieder jaar verdergaan met de
CO2-heffing en de luchtvaarttaks, drijven wij langzaam maar
zeker uit elkaar. En als de mensen in het VK zich verzamelen onder
vakbonden en de arbeiderslonen staan heftig onder druk, dan komen we op
een moment dat er enorme verschillen zijn tussen het VK en het
vasteland. Dan werkt zo'n arbitragetribunaal niet meer heel zuiver en
helder. Hoe reflecteert de minister daarop?
Minister Blok:
Dit gaat uit van de aanname dat het VK op het gebied van milieu en
arbeid heel erg een andere kant op zou willen. Ik ben er niet helemaal
van overtuigd dat dat zo is, hoor.
De heer Bouali (D66):
Je ziet bij de percentages in de Green Deal dat landen heel ver uit
elkaar liggen. Zelfs binnen de Europese Unie leidt dat tot een enorm
debat. Nu heeft het VK zich buiten de Europese Unie geplaatst en heeft
het dus veel meer vrijheid om die percentages te veranderen. Dat kan in
tien jaar wel een verschil gaan uitmaken.
Minister Blok:
Ja, maar tegelijkertijd heeft u gezien dat in dit akkoord afspraken zijn
gemaakt over het emissiehandelssysteem. Dat geeft juist aan dat het VK
zich wel degelijk wil committeren op klimaatgebied. Overigens heeft
premier Johnson ook zelf, helemaal los van dit brexitpakket, uitspraken
gedaan over zijn wens om tot een meer duurzame economie te komen. Maar
toch ga ik even mee in uw sombere scenario. De onderhandelingen vinden
plaats tegen de achtergrond van een akkoord dat ook maatregelen mogelijk
maakt. Die maatregelen houden van de kant van de Europese Unie steeds in
dat ze te maken hebben met de toegang of de kosten van toegang tot die
hele grote Europese markt. Tijdens de onderhandelingen heeft het kabinet
steeds aangegeven dat een no-deal voor beide partijen schadelijk is,
maar schadelijker voor het VK dan voor ons. Vandaar dat we tot het einde
stevig konden onderhandelen. Zo zal ook bij dit type onderhandelingen
gelden dat onze insteek altijd moet zijn: je onderhandelt serieus, je
wilt geen sancties opleggen, je blijft buren, je moet met elkaar verder.
Maar als er sancties opgelegd worden, is de toegang tot de Europese
markt een pijnlijker instrument dan de toegang tot de Britse
markt.
De voorzitter:
Oké, ik stel voor dat u verdergaat. Volgens mij bent u nog bezig met het
blokje speelveld.
Minister Blok:
Zeker. Mevrouw Ploumen en de heer Van Ojik vroegen specifiek naar de
afspraken op het gebied van fiscaliteit die verwijzen naar de
OESO-standaarden. Binnen de EU geldt natuurlijk al dat fiscaliteit met
name een nationale bevoegdheid is. Dat is echter anders dan de afspraken
over het gelijke speelveld op het gebied van kwaliteit of
arbeidsomstandigheden waarover we het net hadden. De
OESO-minimumcriteria zijn overigens wel heel wezenlijke criteria,
waarbij we informatie wat betreft antimisbruik delen. Daarover is ook
afgesproken dat als het VK niet aan die eisen voldoet en echt voor
wildwest op belastinggebied zou kiezen, het door de Europese Unie op de
fiscale zwarte lijst kan worden geplaatst, wat nogal wat zou zijn. En
ook dat weer zonder inspraak van het Verenigd Koninkrijk. Bovendien is
belasting ook expliciet genoemd in het hoofdstuk over staatssteun, omdat
belasting vaak een impliciete manier kan zijn om staatssteun te
verlenen. Er zijn dus twee ankers waarmee het wat mij betreft goed
verankerd is.
Dan de afspraken over diensten. De heer Bouali en de heer Van Otterloo
hebben gewoon gelijk: diensten zijn voor Nederland heel belangrijk —
overigens zijn ze dat ook voor het Verenigd Koninkrijk — maar het is
gewoon jammer. Financiële diensten gaan via equivalentiebesluiten die de
EU eenzijdig kan nemen. Dat is ook heel spannend voor het Verenigd
Koninkrijk. Voor ons zouden betere afspraken hierover wenselijk geweest
zijn. Ik gaf al aan dat dit akkoord veel beter is dan geen akkoord, maar
er zijn ook onderdelen waar we niet helemaal gelukkig mee zijn.
Mevrouw Ploumen had een specifieke vraag over pootaardappelen uit
Schotland.
Mevrouw Ploumen (PvdA):
Nee, zeker niet. Dat was mevrouw Van der Graaf, die is specialist.
Minister Blok:
Ik meende te weten dat Nederland een gigant is op het gebied van
pootaardappelen, wat overigens ook zo is. Het VK valt niet meer onder de
handelsvrijstelling daarvoor. Dat heeft te maken met bescherming tegen
plantenziekten. Meer weet ik daar ook niet van.
De voorzitter:
Voordat u naar visserij gaat, heeft mevrouw Van der Graaf specifiek een
vraag over dit laatste punt.
Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
Ik had de Schotse pootaardappelen slechts als illustratie bedoeld voor
de vraag: kunnen wij een lijst krijgen met producten die wederzijds zijn
uitgesloten? De EU heeft gezegd de Schotse pootaardappelen niet meer
over te nemen. Maar zijn er ook Europese producten — of, interessanter
voor ons: Nederlandse producten — die het VK niet meer zal importeren?
Kunnen wij een lijst krijgen van dit soort producten?
Minister Blok:
Ik heb ze niet meteen voor de geest. Mijn ambtenaren luisteren mee, dus
die gaan ongetwijfeld kijken of ik iets over het hoofd zie. Ik kan daar
in de tweede termijn op terugkomen.
De voorzitter:
Voordat u naar visserij gaat, heeft de heer Bouali nog een vraag.
De heer Bouali (D66):
Nog even over de diensten: het antwoord is duidelijk. We hebben dat ook
met Japan en met CETA gezien. Voor Nederland is dit een belangrijk
onderwerp, want een groot deel van onze export gaat naar het VK. Hoe
ziet de minister dit in de toekomst? Kunnen we hier nog stappen maken?
Kunnen we in de toekomst met de Britten kijken of we in EU-verband, of
wellicht anders, nog wat verder met elkaar kunnen komen? Of was dit zo'n
gecompliceerd dossier omdat de Britten dit niet wilden? Hoe moeten we
dit zien?
Minister Blok:
Eigenlijk had ik aan eind die vraag willen beantwoorden, maar ik zal dat
nu doen. Hoe gaan we om met dossiers waarover geen afspraken zijn
gemaakt of die we niet goed genoeg vinden? Wat mij betreft blijven die
op de agenda. Wanneer ze weer op de agenda komen, is een kwestie van
timing. Iedereen moet zich nu logischerwijs concentreren op ervoor
zorgen dat wat we nu hebben afgesproken werkt: aan onze kant, maar ook
aan de kant van de Britten zal dat de eerste inzet zijn. Ik heb
natuurlijk ergens diep in mij de hoop dat ook aan Britse zijde zo nu en
dan weer met weemoed wordt teruggedacht aan de tijd dat een heel aantal
afspraken toch makkelijker waren. Ik kan het niet garanderen, maar ik
hoop dat. We hebben vóór deze overeenkomst als Nederland steeds helder
aan de Britten gecommuniceerd: jullie blijven onze grote buren, en wij
hebben een traditie van nauwe samenwerking met elkaar. Wij blijven
altijd openstaan voor die samenwerking. Op alle dossiers waarvoor we óf
geen afspraken hebben, óf afspraken die we optimaler zouden willen zien,
geef ik de hoop dus niet op. Ik ga zoeken naar momenten om daarvoor
vervolgafspraken te maken, liefst zelfs weer in EU-verband. Bij alle
ongemak bij de onderhandelingen verdient het toch echt een compliment
hoe de EU hierin als eenheid heeft geopereerd. Ik noemde al het
voorbeeld van de onderhandelingen over vis aan het eind. Daarin zijn al
die niet-Noordzeelanden toch achter ons blijven staan. Kortom, dit boek
is wat mij betreft nog niet gesloten.
De voorzitter:
In het blokje speelveld had de heer Van Otterloo nog een vraag.
De heer Van Otterloo (50PLUS):
Ja, ook op het punt van de diensten. Als ik het goed zie, is het
Verenigd Koninkrijk de vragende partij wat betreft de equivalentie bij
de financiële markten. De vraag is hoe de EU daarmee omgaat teneinde de
voor ons belangrijke diensten ook goed toegang te laten krijgen tot het
Verenigd Koninkrijk.
Minister Blok:
Die onderhandelingen hebben zich natuurlijk de afgelopen tijd
afgespeeld. Dat heeft geleid tot dit resultaat. Ik kan de koppeling die
de heer Van Otterloo legt, dus niet opeens als helemaal nieuw op tafel
leggen. Die is logisch, maar dit is eigenlijk ook de achtergrond waarom
ik zonet al aangaf dat ik diep in mijn hart natuurlijk hoop dat er, als
we een tijdje op grond van dit akkoord hebben gewerkt, het inzicht komt
dat een aantal afspraken, bijvoorbeeld op het gebied van diensten of van
financiële diensten zo gek nog niet waren, en men denkt: zullen we
daarvoor toch nog eens om tafel gaan zitten? De realiteit is nu
natuurlijk: nu eerst dit maar even implementeren, en zorgen dat dat zo
soepel mogelijk gaat.
De voorzitter:
Oké. U komt bij het blokje visserij, als ik het goed heb. Gaat uw
gang.
Minister Blok:
Dit is het onderwerp waarover letterlijk tot diep in de nacht en tot op
het laatste moment stevig is onderhandeld, met als uitkomst dat de
achteruitgang van de mogelijkheden voor Nederlandse EU-vissers om in
Britse wateren te kunnen vissen, veel minder erg is dan die had kunnen
zijn. U heeft ongetwijfeld ook de percentages gezien die aan het begin
van de onderhandelingen circuleerden. Maar ik kan het niet mooier maken
dan dat er in vijfenhalf jaar een afname is van 25% in de waarde van de
te vangen vis. Dit betekent ook veel voor Nederlandse bedrijven, onder
meer vooruitkijkend voor investeringsbeslissingen en wat betreft hun
toekomstperspectief. Dat kan ik niet mooier maken.
Een onderdeel van het opvangen van die effecten is inderdaad de inzet,
waar u allemaal om vroeg, van de Brexit Adjustment Reserve, waarin op
voorhand 600 miljoen gereserveerd is voor de visserij in de getroffen
landen. Het is dus ook de Nederlandse inzet om daar een heel stevig deel
uit te krijgen, in lijn met de stevige schade die Nederlandse vissers
oplopen. Mevrouw Van der Graaf vroeg daarnaar. Dat is inderdaad onze
inzet.
Mevrouw Bosman vroeg: is dit een nieuw argument om de pulsvisserij weer
... Ik merk enige hilariteit. Het ging over lange haren. Dat kan niet
over mij gaan. Ik denk dat ik overga naar de pulsvisserij.
Het kabinet blijft van mening dat de pulsvisserij een goede innovatie is
en dat die energievriendelijker en milieuvriendelijker is. Het is dus
jammer dat die strijd verloren is. We zullen naar wegen blijven zoeken
om het weer mogelijk te maken binnen de EU, dus niet alleen voor
Nederlandse vissers, maar ook voor andere vissers die dat zouden willen.
Ik zie niet onmiddellijk een mogelijkheid om te zeggen "omdat de
Nederlandse vissers nu nadeel hebben, moeten we dat krijgen", omdat
andere landen die tegen pulsvisserij waren, dan zullen zeggen: ja, maar
onze vissers zijn ook getroffen. U kunt er wel van uitgaan dat wij ons
zullen blijven inzetten om het nee op de pulsvisserij ooit weer omgezet
te krijgen in een ja, en liever vroeger dan later.
De voorzitter:
Dat leidt tot een vraag bij de heer Bosman. Gaat uw gang.
De heer Bosman (VVD):
Nou, meer een opmerking. De koppeling is niet zozeer het nadeel dat de
Nederlandse vissers treft door het opheffen van de pulsvisserij, maar
dat er een nieuw rapport is gekomen, een wetenschappelijk onderzoek van
Isis, waarin staat dat pulsvisserij beter is dan boomkorvisserij. Dat
ligt er. Dat is de basis. Dat zou weer een aanleiding kunnen zijn voor
het gesprek om juist op basis van wetenschappelijk bewijs de stap te
kunnen zetten. Dat zou je onderdeel kunnen maken van het verzachten van
de pijn voor de Nederlandse visserij.
Minister Blok:
Zo begrijp ik het ook goed. Ik zei niet voor niets dat ik ervan
overtuigd ben dat het echt een milieuvriendelijkere visserijmethode is.
Dat onderstreept ook dat rapport. Maar dat is dus niet de directe
koppeling nu aan de gevolgen van de brexit, maar puur de
wetenschappelijke onderbouwing dat het eigenlijk voor iedereen beter zou
zijn om het nee in een ja om te gaan zetten. Dat blijft de inzet.
De heer Bisschop vroeg of de toegezegde kottervisie versneld zal worden.
Ik begrijp dat er op 26 januari overleg is met de minister van LNV,
specifiek ook over die kottervisie. Om de ruimte bij haar te laten om
die discussie met u te voeren, wil ik u eigenlijk naar dat overleg
verwijzen. Dat is al op korte termijn.
De heer Bisschop vroeg ook welke risico's ik zie, omdat het akkoord de
mogelijkheid aan het VK laat om ook delen van de zee tot natuurgebied te
verklaren en daardoor geheel af te sluiten voor visserij. Dat kan. Ik ga
er wel van uit dat als het VK maatregelen neemt, die niet eenzijdig de
niet-Britse vissers zullen raken. Want dan krijg je een ongelijke
maatregel waardoor Nederland, ik neem aan met andere Noordzeestaten, het
VK aan de onderhandelingstafel zal vragen. Als zij mochten beslissen een
deel van hun zee tot natuurgebied te verklaren, en daarmee
ontoegankelijk ook voor hun vissers, dan kan ik dat wel of niet leuk
vinden, maar dan kan ik niet zeggen dat dat een discriminerende
maatregel is.
De voorzitter:
Dat leidt tot een vraag bij de heer Bisschop. Gaat uw gang.
De heer Bisschop (SGP):
Ik twijfel geen moment aan de intentie van de minister. Alleen, welke
instrumenten heeft de minister dan om dit daadwerkelijk te blokkeren, te
voorkomen of tegen te gaan? De EU heeft natuurlijk wel een bepaald
arsenaal aan mogelijkheden. Ziet de minister opties om daar gebruik van
te maken of gebruik van te laten maken?
Minister Blok:
Dat kan natuurlijk, maar ik wil niet al te veel speculeren. Het soort
beslissing dat u noemt, kan ook legitiem zijn. Een land mag beslissen
een deel van het water tot natuurgebied te verklaren. Daar kan ik niet
per definitie tegen zijn. Als het maar niet discriminerend is. Als er
echt maatregelen worden genomen die puur discriminerend zijn voor
Nederlandse of Europese vissers, dan is dat een reden om het VK naar
tafel te vragen en zo nodig ook andere maatregelen te nemen.
Ik dacht dat mevrouw Van der Graaf vroeg wat er nou over vijfenhalf jaar
gebeurt. Dan kan het Verenigd Koninkrijk jaarlijks beslissen over de
toegang tot zijn wateren, maar als die toegang geblokkeerd zou worden,
dan kan de EU wel compenserende maatregelen nemen in het gehele verdere
akkoord. De quotumverdeling blijft zoals ze is. Het gaat echt over de
toegang. Maar het zou wel een zeer extreme maatregel zijn om dan te
zeggen "u mag het hele Britse viswater niet meer in", want dan noodzaak
je de EU ook tot stevigere tegenmaatregelen. Ik geloof dat u het over de
kabeljauwoorlog had, maar dat zie ik niet zo snel gebeuren.
De heer Bisschop en de heer Omtzigt vroegen naar de reden van de negen
maanden overgangstermijn van de visserij. Als het Verenigd Koninkrijk
het visserijdeel helemaal op zou zeggen, dan vervallen ook de
hoofdstukken handel, luchtvaart en wegtransport. Dus ook hiervoor geldt
dat het maatregel zou zijn met enorme consequenties. Vandaar dat er een
overgangstermijn van negen maanden in zit. Maar het is eigenlijk een
nucleaire optie, die niet helemaal is uitgesloten, maar dan wel een
lange overgangstermijn heeft. Het lijkt mij zeer irreëel dat dit zou
gebeuren.
De voorzitter:
Voor u verdergaat: er is nog een vraag van mevrouw Van der Graaf.
Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
Een vervolgvraag over de kabeljauwoorlog, die de minister niet ziet
gebeuren. Er wordt nu zekerheid voor vijfenhalf jaar gecreëerd. Maar
daarna weten we het gewoon niet. Dat is denk ik het eerlijke verhaal.
Dan weten we dat de Britten er baat bij hebben dat ze toegang blijven
houden tot de Europese markt en dat onze vissers er belang bij hebben om
in de Britse wateren te vissen. Dat is ongeveer dezelfde situatie als de
situatie waarin we nu zitten. We weten wel dat het zal veranderen ten
opzichte van nu. Valt er meer zekerheid te geven aan de vissers als het
hierom gaat? Met hun investeringen kijken ze verder dan vijfenhalf jaar.
Is er voor hen nog toekomst na die vijfenhalf jaar?
Minister Blok:
Ik kan niet meer zekerheden geven dan er in het akkoord staan. Het
akkoord zegt dat na vijfenhalfjaar de quota met 25% zijn afgenomen en
dat het Verenigd Koninkrijk beslist over de toegang tot de wateren. Ik
kan hierbij aangeven dat dit zo'n ingrijpende maatregel is dat ik mij
redelijkerwijs niet kan voorstellen dat het Verenigd Koninkrijk gaat
zeggen: wateren dicht voor de Europese Unie. Want dan kan de Europese
Unie zeggen: markt dicht voor Britse auto's. Ik denk niet dat dit
scenario zich voor zal doen, maar ik kan ook niet meer toezeggen dan er
in het akkoord staat.
De voorzitter:
Dat leidt nog tot een vraag bij de heer Bosman. Gaat uw gang.
De heer Bosman (VVD):
Vooral over de compensatie en de discussie over de waarde van het
quotum. Bij die waarde gaat het niet allen om vis, maar om nog veel
meer. De signalen die ik uit de sector krijg, geven aan dat het
misschien wel het tienvoudige is door wat er aan kosten achter zit. Het
gaat niet alleen om investeringen, maar ook om hoe je met je toekomst
omgaat. Worden daarnaast de doorvertaling naar de visafslag en naar de
transporteur en al die andere zaken die in Nederland van belang zijn,
meegenomen in de discussie over de compensatie?
Minister Blok:
Dat er flinke schade is, direct financieel en in de vorm van
onzekerheid, daar ben ik het mee eens. Dat is ook de reden waarom ik u
aangaf dat onze volle inzet is om uit die Brexit Adjustment Reserve het
evenredige deel voor Nederland te krijgen. Dat kan dan worden ingezet om
de schade te compenseren of maatregelen te nemen. Er zit uiteindelijk
een zeer aanzienlijk bedrag in die Adjustment Reserve, dus daar moeten
aanzienlijke maatregelen mee genomen kunnen worden.
De voorzitter:
Vervolgvraag, meneer Bosman.
De heer Bosman (VVD):
Maar dat gaat dan over de hele keten, inclusief aan land?
Minister Blok:
Ja, ik zou niet weten waarom de rest van de keten daar niet in
meegenomen kan worden. We hebben ook eerlijk in de brief aangegeven dat
we dat nog niet tot in detail hebben kunnen bestuderen, omdat ook mijn
met kerst doorwerkende ambtenaren een grens aan hun tijd hebben. U
krijgt dus nog een precieze appreciatie, maar de toezegging is dat onze
inzet is: een grote, evenredige Nederlandse bijdrage en een zodanige
inzet dat die visserijketen die in kan zetten.
Dan kom ik op de vragen die gesteld zijn over de partnerschapsraad.
Zowel de heer Bosman als de heer Bisschop vroeg naar de deelnemers. De
EU wordt vertegenwoordigd door de Europese Commissie. Bij de concrete
casussen die daar voorliggen, zal vooraf intern een besluit worden
genomen in de Unie. Het hangt dus af van het type besluit of dat een
unanimiteitsbesluit is of een meerderheidsbesluit, maar langs die route
krijgen de lidstaten inderdaad ook zeggenschap. Mevrouw Leijten vroeg
dat ook. Dat kunnen inderdaad beslissingen zijn die ook echt invloed
hebben.
De voorzitter:
Dat leidt tot een vraag bij de heer Omtzigt.
De heer Omtzigt (CDA):
Ik lees overigens net bij het Coreper, de vergadering van ambassadeurs,
dat besloten is dat elk land ook bij die raad één persoon mag meesturen.
Dat betekent dat Nederland elke keer iemand meestuurt naar die raad, als
dat van belang is. Dat hoeft niet altijd te zijn, maar ik hoop dat u
daarvan gebruikmaakt. Ik zou graag willen weten of Nederland al heeft
ingestemd met die conclusies of nog niet. Ik zou ook graag een
toezegging willen hebben over zaken die niet de exclusieve competentie
zijn van de Unie, te weten handel, maar die sociale zekerheid, verkeer
en vervoer en visserij aangaan. Is de Nederlandse regering bereid om die
voor te leggen aan het Nederlandse parlement en met een voorstel te
komen op welke wijze wij controle kunnen uitoefenen op wat er in die
partnerschapsraad wordt afgesproken, zodat dat zich niet aan
democratische controle onttrekt?
Minister Blok:
Dat lidstaten kunnen deelnemen was ook met u gedeeld. Dat verandert niet
de besluitvorming die u net noemde. Het hangt van het onderwerp af of
het unanimiteit is of QMV. Lidstaten kunnen daaraan deelnemen. Ik wil
eigenlijk schriftelijk bij u terugkomen op de procedure rond die
individuele beslissingen, want ik heb die nog niet helder genoeg, omdat
het beslissingen van zeer uiteenlopende orde kunnen zijn. We hadden het
net over individuele bedrijven of bedrijfstakken. Ik wil ook echt even
kunnen overleggen hoe je de balans kunt vinden tussen democratische
controle en voorkomen dat individuele gevallen in parlementen besproken
worden. Ik hoop dat de Kamer mij toestaat dat ik op die precieze
betrokkenheid van het parlement bij die participatieraad schriftelijk
terugkom, omdat ik dat onderscheid echt goed wil kunnen maken.
De voorzitter:
Een vervolgvraag van de heer Omtzigt en dan de heer Bosman.
De heer Omtzigt (CDA):
Ik herhaal mijn vraag of Nederland ingestemd heeft met die conclusies.
Ik zou heel graag willen horen of de regering het principe deelt over
belangrijke beleidsbesluiten. Ik snap dat over individuele besluiten
over individuele bedrijven heel goed; alsjeblieft, ik denk dat we hier
gillend weg zouden lopen. Daar waar beleid gemaakt wordt, zou er een
voorstel kunnen komen dat het op een praktische manier aan de Kamer
wordt voorgelegd, op dezelfde manier als waarop AMvB's voorgelegd worden
wanneer we dat willen. Bestaat die bereidheid bij de regering? En dan
ook alleen op die gebieden waar wij de competentie hebben, want voor de
rest moet het Europees Parlement het maar uitzoeken. Die hebben
natuurlijk ook hun taak bij de handelszaken.
Minister Blok:
Ja. Ik hoor ook nu in de bijdrage van de heer Omtzigt de balans van geen
individuele gevallen in het parlement bespreken, maar wel betrokkenheid
bij wezenlijke vragen. Dit deel ik, vandaar dat ik echt even
schriftelijk na overleg met de Commissie daarop terug wil komen. Uit het
hoofd: de beslissingen worden morgen vastgesteld in dat hele pakket. Ja,
we hebben er dus nog niet mee ingestemd.
De voorzitter:
Dan was er een vraag bij de heer Bosman. Ga uw gang.
De heer Bosman (VVD):
Nou, eigenlijk aanvullend op het schriftelijk terugkomen op het verhaal
over die Partnership Council. Ik ben wel heel benieuwd naar welke ruimte
de vertegenwoordiger van de Europese Unie heeft als die al een opdracht
heeft meegekregen die van tevoren is vastgelegd. Hoe gaat dat overleg
dan?
Minister Blok:
Ik ga de vraag nu maar even in mijn eigen bewoordingen vertalen om te
kijken of dat is wat de heer Bosman bedoelt: er ligt een specifiek geval
voor, "is dit bedrijf netjes behandeld", of "is deze bedrijfstak of zijn
deze arbeiders netjes behandeld"; welk mandaat krijgt de Europese Unie
dan mee? Nou, die zal dan een mandaat meekrijgen, net zoals dat nu ook
bij onderhandelingsmandaten is. Het hele akkoord dat voor ons ligt, is
gebaseerd op een onderhandelingsmandaat, dat ook van tevoren is
afgestemd met de lidstaten. Dus dat zal gebeuren. Nogmaals, ik zal
schriftelijk terugkomen op hoe dan precies de onderverdeling wordt om te
voorkomen dat al te gedetailleerde beslissingen in alle parlementen
besproken moeten worden, maar er wel parlementaire invloed blijft.
De voorzitter:
Gaat u verder.
Minister Blok:
Dan kom ik bij een heel aantal overige onderwerpen waar vragen over
gesteld zijn. Allereerst het beëindigen van de deelname van het Verenigd
Koninkrijk aan het Erasmusprogramma. Dat is een van de dingen waarvan ik
met, geloof ik, alle Kamerleden deel dat dit een gemis is voor
Nederlandse studenten, maar ook voor Britse studenten, waarvan ik weet
dat er vele graag naar Nederland kwamen. En dat leidt bijna altijd tot
een levenslange band tussen landen. Er is zelfs de theorie dat dit leidt
tot kleine Europeaantjes, maar dat is maar een gerucht natuurlijk. De
heer Omtzigt kan dat kennelijk bevestigen. De vraag van de heer Bouali
was: gaan we dat compenseren door bijvoorbeeld de kosten over te nemen?
De heer Omtzigt vroeg daar ook naar, wijzend op het Schotse voorbeeld.
Ik kan niet zo op voorhand zeggen dat wij de kosten gaan overnemen. We
gaan met het Verenigd Koninkrijk in overleg, ook omdat dat heeft
aangekondigd zelf een vervangend programma te willen gaan maken, met de
inzet die ik net schetste, namelijk dat ik het een heel waardevol
programma vond. Maar ik kan niet op voorhand zeggen dat wij dan zomaar
nationaal de rekening gaan oppikken.
De voorzitter:
Dat leidt tot een vraag van de heer Bouali. Ga uw gang.
De heer Bouali (D66):
Nou, niet zozeer een vraag. Maar het ging mij inderdaad niet zozeer om
de kosten. Het ging mij erom dat u gaat kijken welke mogelijkheden er
zijn om dan via andere kanalen te intensiveren dat er toch studenten
deze kant op komen of die kant op gaan. En als u zegt "de Britten hebben
al een eigen programma", en als u inderdaad kunt toezeggen dat u wilt
gaan bestuderen of kijken welke mogelijkheden er zijn, dan is dat heel
welkom.
Minister Blok:
Zeker. Ik zie het belang daarvan en ik spreek ongetwijfeld namens de
collega van Onderwijs als ik zeg dat we met de Britten gaan kijken hoe
we dit zo goed mogelijk kunnen vervangen.
Zowel mevrouw Ploumen als de heer Van Ojik wees op het gemis van Britse
deelname aan het Gemeenschappelijk Buitenlands en Veiligheidsbeleid. Dat
is voor mij ook gewoon een gemis. Het is inderdaad geen geheim — de heer
Van Ojik vroeg daarnaar — dat de Britten dat niet wilden. Ik zeg er
altijd maar bij dat ze dat in ieder geval op dit moment niet wilden,
want ik kan me nog goed herinneren dat het bijvoorbeeld bij de
gifgasaanslag op de heer Skripal en zijn dochter ook voor de Britten
belangrijk was dat we als Europese Unie toen allemaal dezelfde sancties
instelden. De Britten hebben toch een groot land, met een grote
diplomatieke traditie en een stevig leger. Natuurlijk blijven we
NAVO-partners. Ook dit valt voor mij dus in de categorie "er zijn nu
geen afspraken". Daar moeten we het mee doen, maar wat mij betreft is er
een uitgestoken hand naar de Britten om op dit gebied samen te blijven
werken en het liefst ook ooit weer formele afspraken te maken.
De voorzitter:
Dat leidt tot een vraag bij mevrouw Ploumen.
Mevrouw Ploumen (PvdA):
We delen de teleurstelling, maar daar wordt die natuurlijk niet kleiner
van. Ik probeer me steeds voor te stellen wat het in de praktijk
betekent. Wat betekent dit nu bijvoorbeeld voor de Magnitskywet? Het
parlement is er toch trots op dat dat hier in gang is gezet en dat het
kabinet daarvoor geijverd heeft, maar heeft die Magnitskywet nu geen
betrekking meer op het VK? Is zij daar op geen enkele manier meer aan
verbonden? Dat is een voorbeeld, omdat je in een zoektocht naar
gerechtigheid met zo veel mogelijk landen aan tafel wilt zitten.
Minister Blok:
Inderdaad, een Europese sanctie geldt niet automatisch voor het Verenigd
Koninkrijk. Mijn inzet zal dan wel zijn om aan onze Britse vrienden te
vragen: wij delen toch dezelfde idealen, dus willen jullie die sancties
ook instellen? Volgens mij hebben zij daar ook wel de wettelijke
grondslag voor. Maar de besluitvorming is lastiger. Mevrouw Ploumen weet
dat het feit dat je elkaar iedere maand in Brussel spreekt en een aantal
dingen af kunt stemmen, echt van extra waarde is. Het is dus een gemis,
maar wat mij betreft gaat er bij dit soort maatregelen altijd een
telefoontje naar Londen met het verzoek: doe mee, want dit is een
gedeeld ideaal.
Mevrouw Van der Graaf vroeg specifiek naar luchtvaart en het ETS. Voor
beide partijen geldt de afspraak dat we luchtvaart binnen twee jaar
onder het ETS brengen. Om die reden gaf ik richting de heer Bouali ook
aan dat ik niet per se heel somber was over de Britse rol bij
klimaatafspraken.
Over personenverkeer moet ik wat somberder zijn. De heer Omtzigt vroeg
daarnaar. Migratie, het kunnen bepalen wie het Verenigd Koninkrijk
toelaat, was een heel belangrijke drijfveer bij het brexitreferendum.
Helaas is het inderdaad zo dat voor langdurig verblijf een visum nodig
zal zijn, met de kosten die daarbij horen. Het is natuurlijk een Britse
beslissing en dat geldt ook voor de kosten van de gezondheidszorg.
De voorzitter:
Dat leidt tot een vraag bij de heer Omtzigt.
De heer Omtzigt (CDA):
Ik vroeg: wat zijn de kosten, hoe hoog zijn die? Op dit moment is het
voor Britse studenten dik 320 pond per jaar en voor arbeiders tussen de
400 en 1.600 pond per jaar om daar te mogen wonen. Doen we dat dan ook
omgekeerd? Gaan wij dus hetzelfde vragen van Britten die hier een
jaartje komen wonen, of die in Spanje wonen? Dat zouden we dan allemaal
hetzelfde doen. Zit daar enige mate van reciprociteit in? Hetzelfde
geldt voor de gezondheidszorg. Als Nederlanders, Belgen of Italianen
zorgpremies moeten betalen als ze in Groot-Brittannië wonen, moeten
Britten die hier komen dan ook zorgpremies betalen? Dat lijkt me dan wel
relevant om te weten.
Minister Blok:
Ik weet niet uit het hoofd wat de visumtarieven zijn, maar je wordt
niet-EU-visumaanvrager. Wat de tarieven betreft vergeeft u me hopelijk
even. Tenzij we daar weer aparte afspraken over maken, maar op dit
moment zijn die er niet. Bij langdurig verblijf zal een Brits onderdaan
zich moeten verzekeren voor zorg in Nederland of een ander EU-land. Ja,
dat is een consequentie hiervan.
De voorzitter:
Gaat u verder, tenzij de heer Omtzigt nog een vervolgvraag heeft. Dat is
het geval; gaat uw gang.
De heer Omtzigt (CDA):
Ik wil wel graag weten of het ongeveer in de wederkerigheid past. Dit
zijn hoge bedragen. Gaan wij die dan ook heffen voor Britten, of moeten
wij de hoofdprijs hier betalen als wij naar Groot-Brittannië gaan en
mogen zij hier gratis zitten en van de zorg gebruikmaken? Een van de
voordelen van de Europese Unie is heel simpel: wij hebben hier een
zorgstelsel, maar als wij naar Italië reizen, neem je je zorgpasje mee
en kun je van de zorg gebruikmaken. We doen precies het omgekeerde als
Italianen hier komen; die kunnen gewoon rustig van het ziekenhuis hier
gebruikmaken voor alle urgente zorg die op dat moment noodzakelijk is.
Dat is een van de grote voordelen van de Unie: dat je gewoon kunt
reizen. Als je wilt weten hoe groot het voordeel is, moet je eens een
tijdje in de VS gaan wonen, waar je soms niet van de ene naar de andere
staat kunt reizen met je eigen zorgverzekering. Nou valt dat weg en nou
wil ik precies weten onder welke voorwaarden daar wel gebruik van
gemaakt kan worden. Dus als ik kortdurend naar het VK ga, moet ik dan
voor mijn eigen zorgkosten opdraaien? Dit kan allemaal een beetje flauw
klinken, maar straks krijg ik hier de eerste beste die me weet te vinden
en die een ambulance nodig heeft omdat hij is aangereden in
Groot-Brittannië omdat hij naar de verkeerde kant keek bij het
oversteken van de weg. Dan vallen we voor een paar duizend pond of euro
in de prijzen. Is goed wederkerig afgesproken dat dat de ene kant en de
andere kant op hetzelfde is, dat dat vergelijkbare prijzen zijn, ook bij
de visa? Dat lijken me heel relevante vragen, die we, als het verdrag
hier een paar weken eerder was geweest, gewoon rustig waren nagelopen
met de vraag: hebben we dit nou goed afgesproken?
Minister Blok:
Ja, maar het antwoord blijft: voor kortdurend verblijf is er over en
weer een verzekering. Bij langdurig verblijf moet je je verzekeren tegen
de tarieven die dan gelden. Die worden niet door mij vastgesteld. Dat
zijn de tarieven van de zorgverzekering voor een buitenlander. En
Nederland hanteert visumtarieven voor niet-EU-onderdanen. Nogmaals, ik
weet niet uit het hoofd wat die zijn, maar die zijn niet verschillend
tussen verschillende landen. De Britten gaan over hun eigen tarieven.
Allemaal tegen de achtergrond van het feit dat ik liever had gehad dat
het niet zo was, maar er zijn geen aparte afspraken over, anders dan
voor kortdurend verblijf.
De voorzitter:
Een hele korte vervolgvraag, een slotvraag van de heer Omtzigt.
De heer Omtzigt (CDA):
In Nederland hebben we gewoon studententarieven en dat betekent dat je
€30 vast betaalt plus €1 per scholier die binnenkomt, als die op het
scholierentarief komt. Als we dat in Groot-Brittannië niet hebben, gaat
de scholenuitwisseling de ene kant op honderden ponden per kind kosten
en als ze hier komen, brengen we €1 in rekening. Is dat wat er gaat
gebeuren? Krijg ik straks twintig van dat soort voorbeelden? Dat is
volgens mij wat er concreet aan de hand is hier. Het hoeft niet op de
laatste euro of pond gelijk te zijn, maar is het een beetje gelijk
geregeld?
Minister Blok:
Ik hoop dat de heer Omtzigt begrijpt dat ik niet uit mijn hoofd weet wat
de scholierentarieven zijn. Ik weet wel dat er geen afspraken zijn
gemaakt over de tarieven die over en weer gehanteerd worden. Er is een
afspraak gemaakt: kortdurend verblijf is visumvrij, en dan is dus ook
geen aparte zorgverzekering nodig, en voor langdurig verblijf is een
visum nodig en een zorgverzekering, tegen de tarieven die dat land
hanteert.
De voorzitter:
De heer Van Ojik nog op dit punt.
De heer Van Ojik (GroenLinks):
Op het punt van het personenverkeer. Kennelijk was het zo — dat heb ik
begrepen — dat de Britten wel afspraken wilden maken over asiel en
migratie, maar dat dat er uiteindelijk niet van gekomen is of dat de EU
dat niet wilde. Ik vraag me af of de minister daar iets meer achtergrond
over kan geven. Wat is de reden dat daar geen afspraken over tot stand
zijn gekomen?
Minister Blok:
Nou, dit heeft zich altijd in het heel gevoelige terrein bevonden. Ik
gaf net al aan — de heer Van Ojik weet dat zelf ook — dat migratie, dus
ook asiel, een van de springende onderwerpen bij het brexitreferendum
was. Tegen die achtergrond ben ik helemaal niet verbaasd. Ik ben net zo
teleurgesteld als over de andere onderdelen waar we geen akkoord over
hebben, maar ik ben niet verbaasd dat hier geen akkoord over is. Dit was
nooit een makkelijk onderwerp.
De voorzitter:
Een vervolgvraag van de heer Van Ojik.
De heer Van Ojik (GroenLinks):
Ik weet niet precies in hoeverre de minister daar iets over kan zeggen.
Kennelijk is het zo dat het VK wel geprobeerd heeft om daar een aantal
afspraken over te maken. Of niet? Ik zie de minister nu verbaasd kijken.
Ik dacht dat dit in het vakje stond van onderwerpen waar het VK wel iets
mee wilde in het kader van dit akkoord, maar de EU niet. Maar kennelijk
klopt dat niet.
Minister Blok:
Nou ja, bij mij doet het geen belletje rinkelen. Maar het valt allemaal
onder de categorie ... Ik ben er nog steeds van overtuigd dat het beter
is om ook over dit soort terreinen afspraken te maken met je grote buur
dan om dat niet te doen. Ik heb dus bij alles de insteek: nog niet. Maar
we zullen echt een periode door moeten waarin we werken met het akkoord
dat we hebben. Maar het boek is voor mij dus niet gesloten.
De voorzitter:
Gaat u verder.
Minister Blok:
Daarmee heb ik meteen de vraag die nu voor me ligt, beantwoord. De
volgende vraag is net ook bij interruptie beantwoord, maar dat geldt
niet voor deze vraag van de heer Omtzigt. Hij vroeg naar de samenwerking
op basis van Europol en Eurojust. Hoe kan de samenwerking van de
gezamenlijke onderzoeksteams worden voortgezet en wat is de diplomatieke
status van de betrokkenen? Dit onderdeel van het akkoord moet nog
uitgewerkt worden, althans de details daarvan. Een onderdeel daarvan is
de diplomatieke status van de liaisons. Het feit dat er afspraken
gemaakt zijn rond Europol en Eurojust geeft natuurlijk aan dat beide
partijen zich het belang van die samenwerking realiseren. Dus ik zie die
verdere uitwerking met vertrouwen tegemoet. Maar het is nog niet
gebeurd.
De heer Omtzigt (CDA):
We hebben het over een situatie die zich na 1 januari zal voordoen. Dan
hebben we Britse liaisons in Joint Investigation Teams die hier dan even
geen status hebben. Wordt dat voor 1 januari opgelost of houden die
JIT's tijdelijk op te functioneren? Wat gebeurt er precies op 1
januari?
Minister Blok:
Daar wil ik nog wel even op terugkomen, maar het lijkt me dat er ook nog
wel een tussenvorm te bedenken is tussen iets oplossen voor 1 januari en
een heel JIT opblazen. Maar daar wil ik even op terugkomen.
De voorzitter:
Minister, gaat u verder.
Minister Blok:
Asiel en integratie is net in een interruptie aan de orde gekomen.
Daarmee kom ik op de vragen met betrekking tot de voorbereidingen.
Eigenlijk iedereen van u vroeg: hoe gaan we bedrijven nu verder
meenemen? Ook hieraan wordt met man en macht gewerkt en dat brengt ons
in de ongemakkelijke situatie dat we websites moeten aanpassen en
informatie moeten aanpassen en delen met de brancheorganisaties. Als u
nu kijkt op de website naar de Brexit Impact Scan, dan ziet u dat die
nog niet helemaal up-to-date is. En daar vraag ik u verschoning voor,
omdat het vaak eigenlijk dezelfde ambtenaren zijn als die ons hebben
geholpen met de voorbereiding van de brief en de stukken die we nu met
elkaar bespreken. Het heeft onze volle aandacht en wij zullen verder ook
nog voor het eind van dit jaar een webinar organiseren. Bedrijven kunnen
daar vragen stellen. Ik kan ten slotte de heer Omtzigt toezeggen dat de
helpdesk, die overigens nu al bestaat, na 1 januari volledig
operationeel zal zijn, zodat er kan worden gereageerd op vragen van
mkb'ers en anderen die onduidelijkheden tegenkomen of zorgen hebben over
de implicaties van de brexit.
De heer Bouali stelde de heel praktische vraag: is het uw inschatting,
nu het akkoord er is, dat er problemen bij de havens aan het licht
zullen komen? De eerlijkheid gebiedt mij te zeggen dat ik dat niet
helemaal kan uitsluiten. Ik heb eerder ook al met u gedeeld dat wij niet
tot in detail de Britse grensprocedures kennen, omdat die gewoon nog
niet zijn uitgewerkt. Er kunnen dus files op de Nederlandse kades
ontstaan, doordat een vrachtwagen nog niet het schip op mag omdat men
nog niet voldoet aan alle formaliteiten. Tegelijkertijd zijn er wel
signalen van de Britten dat zij de eerste maanden souplesse zullen
betrachten. Dat geeft mij de hoop dat files voorkomen kunnen worden,
maar ik kan het niet helemaal uitsluiten. Dus hier blijft gelden dat we
voorbereidingen hebben getroffen voor noodparkeerruimte en extra
communicatie, communicatie die we de komende tijd ook zullen
voortzetten. Maar hier geldt ook dat het zo'n grote en volstrekt nieuwe
situatie is dat ik niet kan uitsluiten dat er toch opstoppingen of
praktische problemen ontstaan. Daarvoor is de wijziging gewoon te groot
en te onbekend.
Voorzitter, ik hoop hiermee de vragen in eerste termijn beantwoord te
hebben.
De voorzitter:
Dat gaan wij bekijken.
Het is gebruikelijk om aan het eind van een debat de toezeggingen te
delen, maar ik ga dat dit keer nu al doen. Ik heb drie toezeggingen
genoteerd en die zal ik u voorlezen, zodat u die kunt betrekken bij uw
afweging of een tweede termijn nodig is. Ik denk dat die er wel zal
komen, maar dan kunt u in ieder geval rekening houden met wat er al is
toegezegd. Daarover hoeft u dan geen motie meer in te dienen.
Er liggen drie toezeggingen:
De Kamer zal een nadere appreciatie ontvangen van de regelingen voor nadeelcompensatie aan de visserijsector. Daarbij zal de minister ingaan op de gevolgen voor de gehele visserijketen. Dat was een vraag van de heer Bosman.
De minister zal schriftelijk terugkomen op de wijze van betrokkenheid van nationale parlementen bij besluitvorming in de partnerschapsraad, met name als het gaat om beleidsmatige kwesties. Dat was een vraag van de heer Omtzigt.
Het kabinet zal zich inspannen voor een alternatief Erasmusprogramma met het Verenigd Koninkrijk om studentenuitwisselingen wederzijds mogelijk te blijven maken. Dat naar aanleiding van een vraag van de heer Bouali.
Dat zijn de drie toezeggingen. Ik kijk even rond of ik daarbij iets
gemist heb en zo te zien is dat niet het geval.
Heeft een van de leden behoefte aan een schorsing? Ik zie dat dat bij
een aantal leden het geval is. Hoelang zullen we daarvoor nemen? Tien
minuten of een kwartiertje? Ik hoor zeggen dat er behoefte is aan een
schorsing van een kwartier.
De vergadering wordt van 18.16 uur tot 18.34 uur geschorst.
De voorzitter:
Dames en heren, ik heropen dit notaoverleg van de vaste Kamercommissie
voor Europese Zaken. Zoals bekend bij de leden, kunt u in de tweede
termijn een motie indienen, als u dat zou willen. Ik zou willen
voorstellen om het qua spreektijd te beperken tot een minuut of twee,
gezien ook de inbreng in de eerste termijn. We gaan van start met de
heer Emiel van Dijk namens de PVV. Ga uw gang.
De heer Emiel van Dijk (PVV):
Dank u wel, voorzitter. Ik heb de beantwoording van de regering tot me
genomen. Er is eigenlijk nog één vraag die mij rest, en dat is wat de
gevolgen voor de Nederlandse economie zijn van het nieuwe verdrag tussen
de EU en het Verenigd Koninkrijk. Krijgt Nederland een klap te verduren
of profiteren we van het vertrek van de Britten? En kan de minister dat
ook kwantificeren? Want we hebben wel spookverhalen gehoord over wat de
economische gevolgen zouden zijn als het geen EU-only-akkoord zou zijn,
dus als de lidstaten ook nog eens hun zegje zouden mogen doen, maar de
onderbouwing ontbreekt nog.
Dan de manier waarop dit handelsverdrag nu buiten de nationale
parlementen en buiten het Nederlandse parlement om erdoorheen wordt
gedrukt. Dat is in onze optiek niet meer dan een ordinaire machtsgreep
van de Europese Unie. Reden te meer om als de wiedeweerga de EU te
verlaten. Daarom heb ik ook namens de PVV de volgende motie.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat met de brexit bewezen is dat het mogelijk is om uit de
Europese Unie te stappen en toch de voordelen te hebben van vrije handel
met landen die lid zijn van de Europese Unie;
overwegende dat het in het Nederlandse belang is om Nederland weer vrij,
onafhankelijk en soeverein te verklaren;
verzoekt de regering om de artikel 50 (VEU) in te roepen en een nexit af
te kondigen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Emiel van Dijk en Wilders. Naar
mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 17 (35393).
De voorzitter:
Daarmee is de heer Van Dijk aangekomen bij het eind van zijn tweede
termijn. Wij komen bij de heer Bosman namens de VVD. Ga uw gang.
De heer Bosman (VVD):
Dank, voorzitter. Dank voor de beantwoording en dank aan al die
ambtenaren, waar dan ook in welk ministerie, die heel druk bezig zijn
geweest in deze kerstperiode om dit maar weer klaar te zetten voor ons,
om ons ook weer ons werk goed te kunnen laten doen. En laat ik nogmaals
benadrukken: een deal is beter dan no deal. Hoe dit tot stand is
gekomen, daar hebben we een stevige discussie over gehad. Ik ben blij
met de toezegging van de minister dat dit eenmalig is, dat er geen
precedentwerking van uitgaat en dat we dat nog op schrift gaan krijgen.
Goed dat we de bedrijven ondersteunen, dat daar ruimte voor is, en dat
ook zij de mogelijkheid krijgen dat, daar waar geen directe
duidelijkheid is, die ruimte gebruikt kan worden. Ik kijk uit naar de
uitleg ten aanzien van de partnership council. Dat vind ik van belang,
want dat is echt een stuk waarbij we moeten kijken hoe we precies omgaan
met dat toezicht en wie waar en wanneer zeggenschap heeft, en ten
aanzien van de vergoeding voor de visserij. Dank u wel,
voorzitter.
De voorzitter:
Dank. Ik kom bij de heer Bisschop namens de SGP. Ga uw gang.
De heer Bisschop (SGP):
Voorzitter, dank u wel. Dank voor de beantwoording en dank ook voor het
vele werk dat er op de achtergrond is verricht. Mijn ouders leerden me
vroeger al "'s zondags werk is niet sterk", dus ik moet nog afwachten
hoe de kwaliteit van de werkzaamheden standhoudt; dat gaan we bezien.
Maar voor de inspanningen wil ik zeker mijn waardering uiten.
Ik heb een viertal moties.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de EU en het VK nog een akkoord moeten bereiken over de
vormgeving van het arbitragemechanisme;
verzoekt de regering zich in te spannen voor een optimale betrokkenheid
van nationale parlementen bij de vormgeving van het arbitragemechanisme,
zodat er sprake is van democratische legitimatie,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Bisschop en Leijten. Naar mij
blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 18 (35393).
De heer Bisschop (SGP):
De volgende motie.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de EU en het VK akkoord gaan over de totstandkoming van
een partnerschapsraad, waarin de Europese Commissie de EU
vertegenwoordigt, met daaronder thematische gezamenlijke
werkgroepen;
verzoekt de regering:
op EU-niveau waarborgen op te stellen dat de lidstaten via de Raad zeggenschap hebben en houden over de inzet van de EU binnen de partnerschapsraad, zowel inzake het algemene mandaat van de EU-delegatie als betreffende specifieke besluiten met rechtsgevolgen;
voorstellen te doen voor het creëren van een systeem waarbij de lidstaten niet alleen aanwezig zijn binnen de partnerschapsraad en comités, maar ook de mogelijkheid krijgen vooraf inspraak te hebben op de besluitvorming,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Bisschop en Leijten. Naar mij
blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 19 (35393).
De heer Bisschop (SGP):
Voorzitter. Ik realiseer me dat deze motie in ieder geval gedekt wordt
door een toezegging van de minister, waarvoor dank, maar het is op
onderdelen nog iets toegespitst, dus vandaar dat ik haar toch
indien.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de komende vijf jaar 25% van de door de EU geviste
waarde in Britse wateren aan het VK overgedragen wordt;
overwegende dat Nederland ongeveer een vijfde van de EU-waarde in Britse
wateren vangt en daarmee voor zo'n 25% bijdraagt aan het akkoord;
overwegende dat het akkoord daarom grote impact heeft op het
voortbestaan van de Nederlandse visserijsector;
verzoekt de regering:
de totstandkoming van de toekomstvisie op de kottervisserij te versnellen;
in te zetten op financiële compensatie voor de Nederlandse vissers vanuit de 600 miljoen euro die uit de BAR wordt vrijgemaakt en die overeenkomt met de bijdrage die Nederland levert aan het visserijakkoord;
in kaart te brengen welke verdere steunmaatregelen nodig zijn,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Bisschop. Naar mij blijkt, wordt
de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 20 (35393).
De heer Bisschop (SGP):
De laatste.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de handels- en samenwerkingsovereenkomst tussen de
Europese Unie en het Verenigd Koninkrijk zaken bevat die vallen onder
zowel de exclusieve als de gedeelde en ondersteunende bevoegdheden van
de EU;
verzoekt de regering bij de ondertekening van de overeenkomst het
voorbehoud te maken dat voor de delen waar de EU een gedeelde dan wel
ondersteunende bevoegdheid heeft, sprake dient te zijn van voorlopige
inwerkingtreding, zodat de Kamer hier voor 28 februari 2021 op kan
terugkomen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Bisschop en Leijten. Naar mij
blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 21 (35393).
De heer Bisschop (SGP):
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dan komen we bij mevrouw Ploumen. Gaat uw gang.
Mevrouw Ploumen (PvdA):
Voorzitter, dank u wel. Net als andere collega's is ook de fractie van
de Partij van de Arbeid blij dat er een akkoord is, want een ander
scenario zou dramatische gevolgen hebben; daarmee is niet gezegd dat we
niet nog een aantal vragen hadden over dit akkoord. Dank aan de minister
voor het beantwoorden van die vragen.
Voorzitter. Ik zou even willen memoreren dat het een compliment is aan
de 27 EU-landen, de onderhandelaars en iedereen die erbij betrokken is,
dat dit akkoord er nu is, maar ook dat zij zich niet uiteen hebben laten
spelen door de Britten. Ik zou iedereen willen aanmoedigen om die
eendracht vooral vast te houden, want die is ook nodig op punten waar we
met de Britten helaas geen overeenkomst over hebben gesloten, zoals
buitenlands beleid.
Voorzitter. Wat betreft het gelijke speelveld: geen oneerlijke
concurrentie, geen race naar de bodem voor werknemersrechten. Dank aan
de minister voor wat hij daarover heeft gezegd. Dank ook dat we met
elkaar een reallife voorbeeld, een echt voorbeeld, enigszins hebben
kunnen doorlopen. Ik hoop van harte dat het zal gaan zoals de minister
heeft geschetst, want dat zou betekenen dat vakbonden maximaal toegang
hebben en dat het minimaal gepolitiseerd zal worden, wat in het geval
van werknemersrechten, denk ik, niet meer dan terecht is, dus dank
daarvoor.
Ik dien samen met de heer Van Ojik een motie in en samen met de heer
Bouali een andere motie, en ik mocht een motie van mevrouw Van der Graaf
medeondertekenen.
Voorzitter, dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan komen we bij mevrouw Van der Graaf; zij spreekt namens
de ChristenUnie. Gaat uw gang.
Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
Dank u wel, voorzitter. Ik dank de minister voor zijn antwoorden. Via
hem zou ik ook de medewerkers van zijn ministerie en van de andere
ministeries willen bedanken voor al hun werk, want hier heeft veel werk
in gezeten, ook om de Kamer op het juiste moment te informeren, en dat
alles tijdens de kerstdagen. Dat hadden we, denk ik, allemaal graag
anders gezien, maar hierbij spreek ik namens de ChristenUnie mijn dank
uit.
Voorzitter. We hebben veel aandacht gevraagd voor de democratische
legitimatie van dit soort belangrijke handelsakkoorden. Voor Nederland
is het misschien wel het belangrijkste handelsakkoord dat wij, via de
EU, sluiten. We zien dat de nationale parlementen nu geen
instemmingsrecht hebben. Daarom dien ik de volgende motie in.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de handels- en samenwerkingsovereenkomst tussen de
Europese Unie en het Verenigd Koninkrijk als EU-only-akkoord is
gesloten, waardoor nationale parlementen geen instemmingsrecht
hebben;
spreekt uit dat hier geen juridische en politieke precedentwerking van
uit mag gaan voor het sluiten van toekomstige akkoorden tussen de
Europese Unie en derde landen, bijvoorbeeld door verlies aan
bevoegdheden op terreinen waar de lidstaten nu een (gedeelde)
bevoegdheid hebben;
verzoekt de regering dit expliciet te borgen in de besluitvorming,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Graaf en Omtzigt. Naar
mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 22 (35393).
Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
We hebben in het debat veel aandacht gehad voor de gevolgen voor de
visserij. Daarover heb ik twee moties.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de Nederlandse vissers en visserijgemeenschappen hard
worden geraakt door het brexitakkoord en de overdracht van vangstquota,
hetgeen verder reikt dan de vangstwaarde waarover nu wordt
gesproken;
constaterende dat de Europese Commissie 600 miljoen uit de Brexit
Adjustment Reserve (BAR) specifiek voor de visserij wil inzetten;
verzoekt de regering zich ervoor in te zetten dat de Nederlandse vissers
en visserijgemeenschappen worden gecompenseerd met Europese
middelen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Graaf, Dik-Faber,
Omtzigt, Bosman, Van Otterloo en Ploumen.
Zij krijgt nr. 23 (35393).
Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
Dan de derde motie.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat Nederlandse vissers die sinds jaar en dag in Britse
wateren vissen, dit ook met ingang van het nieuwe jaar willen gaan
doen;
overwegende dat er weliswaar een akkoord is dat toegang geeft tot Britse
wateren, maar dat formele toestemming in de vorm van machtigingen van
het Verenigd Koninkrijk om per 1 januari 2021 hier te vissen
ontbreekt;
spreekt uit dat toegang tot Britse wateren per 1 januari 2021 of anders
zo spoedig mogelijk daarna geregeld moet zijn;
verzoekt de regering bij de Europese Commissie aan te blijven dringen op
formeel bewijs dat Nederlandse vissers zo snel mogelijk, bij voorkeur
per 1 januari, in Britse wateren terechtkunnen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Graaf, Dik-Faber,
Omtzigt en Bosman. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende
ondersteund.
Zij krijgt nr. 24 (35393).
Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
Voorzitter. Dan nog een enkele slotopmerking. Natuurlijk is de
ChristenUnie blij dat er een akkoord is. Dat is altijd te verkiezen
boven het scenario dat er geen akkoord was. We hebben veel aandacht
gehad voor het belang dat ook nationale parlementen zich hierover zouden
moeten uitspreken. Ik heb in dit kader nog twee vragen aan de minister.
Is dit, op basis van onze Rijkswet goedkeuring en bekendmaking
verdragen, een verdrag dat nog aan onze Kamer moet worden voorgelegd op
basis van onze eigen nationale wetgeving, los van de Europese
besluitvorming? Zijn er nog meer EU-VK-akkoorden te verwachten, zoals
bijvoorbeeld ook bij het CETA-verdrag aan de orde was, het Strategic
Partnership Agreement? Zullen die akkoorden dan wel gemengde verdragen
zijn?
De voorzitter:
Dank u wel. Dan komen we bij mevrouw Leijten namens de SP.
Mevrouw Leijten (SP):
Voorzitter. Hoewel het goed nieuws was dat er een handelsakkoord was
gesloten, hebben wij gezegd dat een goed ratificatieproces daarbij van
belang is, voor de democratie, maar ook voor iedereen die te maken
krijgt met de nieuwe regels. Hoe worden ze geduid, hoe worden ze
uitgelegd, hoe moet je ze toepassen? Dit alles wordt ons nu door dit
hele late, te late, akkoord onthouden. De minister heeft zijn best
gedaan om uit te leggen dat dit het beste was voor Nederland, maar hij
heeft de SP daarbij niet overtuigd. Daarom heb ik moties ondertekend van
de heer Bisschop. Ik vind dat we moeten blijven benadrukken dat dit niet
de wijze is waarop we dit moeten doen, principieel niet, maar het is ook
niet uit te leggen aan de mensen die nu moeten gaan werken met die
akkoorden of die ze moeten duiden.
De minister is teruggekomen op het punt van het mkb en de herkomst van
goederen, de herkomstverklaringen. Hij komt daar nog schriftelijk op
terug. Dat is goed. Dat staat op het netvlies. Ik ga ervan uit dat er
coulant mee omgegaan zal worden.
Ik heb nog één vraag die openstaat en die ik in eerste termijn heb
gesteld. Wat nou als de komende tijd blijkt dat er zaken niet goed zijn
gegaan, dat er toch haken of ogen aan het snel gesloten akkoord zitten,
waardoor er aan beide zijden van het Kanaal nadeel wordt ondervonden?
Moet het akkoord dan helemaal opengebroken worden? Wat is dan precies
het proces? Kan het makkelijk aangepast worden? Daar zou ik graag een
antwoord op krijgen van de minister.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan gaan we naar de heer Van Ojik namens GroenLinks.
De heer Van Ojik (GroenLinks):
Voorzitter, dank u wel. Ook van mijn kant dank aan de minister en aan al
die mensen die hem ondersteund hebben — niet alleen de afgelopen dagen
maar eigenlijk de afgelopen jaren — op dit toch wel ingewikkelde
dossier. Ik heb groot respect — mevrouw Ploumen sprak er ook al over —
voor het werk van de heer Barnier en zijn team. We hebben als parlement
meerdere keren met hem kunnen spreken. Je moet je voorstellen dat hij
dat met 27 lidstaten heeft gedaan en ondertussen met die toch soms wat
grillige Britten heeft moeten proberen om tot een akkoord te komen. Dat
is echt een huzarenstukje, ongeacht het feit dat wij natuurlijk altijd
nog meer wensen hebben dan in dit akkoord konden worden vervuld.
De minister heeft gezegd dat hij erkent dat er veel dingen zijn waarover
hij graag afspraken had willen maken, maar dat die in de toekomst hun
beslag moeten krijgen. Wij moeten nu eerst — zo vertaal ik een beetje
wat hij zegt — maar eens kijken dat wij deze afspraken goed kunnen
uitvoeren. Ik snap dat, maar ik zou op één punt graag een uitzondering
willen maken. Daarover dien ik de al door mevrouw Ploumen aangekondigde
motie in. Dat betreft het punt van het buitenlands beleid. Ik denk dat
de verzwakking die daar optreedt door het uittreden van de Britten, zo
snel mogelijk ongedaan moet worden gemaakt.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat het vertrek van het VK uit de Europese Unie negatieve
gevolgen heeft voor de kracht en effectiviteit van het Gemeenschappelijk
Buitenlands en Veiligheidsbeleid;
overwegende dat er tot op heden in het kader van de
brexitonderhandelingen niets geregeld is om de samenwerking op het brede
terrein van buitenlands beleid voort te zetten;
verzoekt het kabinet in overleg met andere EU-lidstaten en het Verenigd
Koninkrijk te bezien hoe en wanneer besprekingen kunnen worden gestart
om de samenwerking op het terrein van buitenlands beleid en veiligheid
te bestendigen en, waar mogelijk, te versterken,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van Ojik, Ploumen en Bouali.
Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 25 (35393).
Dan kom ik bij de heer Bouali, namens D66.
De heer Bouali (D66):
Voorzitter. Ook van mijn kant veel dank aan de minister voor de
beantwoording. Ook bijzondere dank aan de ambtenaren die niet-aflatende
inspanningen hebben geleverd op dit lastige dossier, in het bijzonder in
de afgelopen dagen. Terwijl veel mensen thuis kerst vierden, waren zij
aan het typen om de Kamer op de hoogte te houden. Zeer veel dank
daarvoor.
Het is inderdaad een goede zaak dat wij nu wel een akkoord hebben, want
dat is uiteindelijk beter dan een no-dealscenario, dat heel veel pijn
gedaan zou hebben aan beide zijden van het Kanaal. Ook bijzondere dank
aan de heer Barnier. Collega Van Ojik memoreerde al dat wij een tijdje
geleden met de heer Barnier een onlinevideoconferentie gehad hebben,
waarbij hij ons helemaal heeft bijgepraat over waar wij staan.
Ik wil nog twee zaken accentueren. Daarover heb ik twee moties
opgesteld. De eerste motie handelt over de verdere inzet op de diensten
en de samenwerking met het Verenigd Koningrijk op dat punt. Die motie
luidt als volgt.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat 40% van de export van Nederland naar het VK bestaat
uit diensten, zoals financiële en juridische diensten en bezorg- en
telecommunicatiediensten;
overwegende dat de handels- en samenwerkingsovereenkomst tussen de EU en
het Verenigd Koninkrijk te weinig ambitieuze afspraken bevat over
diensten;
verzoekt de regering zich er in de toekomst in EU-verband voor in te
zetten om nadere wederkerige afspraken te maken met het Verenigd
Koninkrijk over diensten, bijvoorbeeld op het terrein van
beroepskwalificaties,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Bouali, Van der Graaf, Omtzigt
en Van Otterloo. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende
ondersteund.
Zij krijgt nr. 26 (35393).
De heer Bouali (D66):
Vervolgens een motie waarin wij bijzondere aandacht vragen voor de
uitwisseling op internationaal niveau.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat als gevolg van de brexit en de overeenkomst tussen het
Verenigd Koninkrijk en de Europese Unie Britse jongeren niet meer kunnen
meedoen aan het Erasmusprogramma om in Europa te studeren;
constaterende dat Europese studenten niet meer een korte periode in het
VK kunnen studeren onder de Erasmusvlag;
van mening dat dit teleurstellend is;
verzoekt de regering zich in te zetten om in bilateraal of EU-verband
met het VK te bekijken op welke wijze, in navolging van het
Erasmusprogramma, de uitwisseling van studenten aan beide zijden van het
Kanaal kan worden bestendigd,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Bouali, Ploumen en Van Ojik.
Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 27 (35393).
De heer Bouali (D66):
Ik wil afsluiten met een opmerking over het democratisch proces. Wij
hebben allemaal teleurgestelde opmerkingen gemaakt over hoe het op dat
punt gelopen is. Maar dat neemt natuurlijk niet weg dat onze collega's
in het Europees Parlement, die ook democratisch gekozen zijn, nu aan de
slag kunnen, ook namens Nederland, in het bijzonder mijn collega Samira
Rafaela van mijn partij, om dit verdrag goed tegen het licht te houden
en te kijken hoe daar in het Europees Parlement over gestemd kan
worden.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan de heer Van Otterloo, namens 50PLUS. Ga uw gang.
De heer Van Otterloo (50PLUS):
Voorzitter. Ik sluit me aan bij alle dankzeggingen aan al diegenen die
hard hebben gewerkt, maar zeker ook aan Barnier. Ik heb echter nog een
toezegging tegoed die vanochtend al bij de technische briefing is
gedaan, namelijk dat overzicht hoe dit nu moet worden gezien ten
opzichte van de overeenkomsten en verdragen die er zijn met Noorwegen en
Zwitserland. Dat vraag ik niet omdat ik dan nu ineens een andere stem
zou uitbrengen over het verdrag, maar wel om bij het volgen van dit
verdrag te toetsen in hoeverre dat verder gaat afwijken van onze andere
verhoudingen met het geheel. Vanochtend werd er gesproken over "binnen
afzienbare tijd". Dat was niet meer voor dit debat. Ik hoor nog graag
dat het er wel komt.
Voorzitter. Ik kan niet anders concluderen dan dat er van twee kwaden
het minst kwade is gekozen. Dat is het afsluiten van deze overeenkomst
met het Verenigd Koninkrijk. Alle uitvoeringen en alle verdere
onderhandelingen zullen ons nog lang bezighouden, misschien net zo lang
als het zal duren tot de betalingen van het Verenigd Koninkrijk ons
zullen bereiken in het kader de verlating.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan de heer Omtzigt namens het CDA.
De heer Omtzigt (CDA):
Voorzitter. Het is een trieste dag. Hoewel we dit debat gewoon gevoerd
hebben en we hier ook voor terugkomen, is het heel pijnlijk om te moeten
constateren dat we aan het einde van de dag een verdrag accepteren en
moeten accepteren dat op twee punten pijnlijk is. Het is pijnlijk omdat
het Verenigd Koninkrijk de Unie verlaat en daarmee de Unie verzwakt
wordt. Laten we dat gewoon maar heel eerlijk zeggen. Natuurlijk gaan ze
buitenlands beleid zelf doen. Als je zelf een zetel in de
Veiligheidsraad hebt, dan sluit je je niet blind aan bij de EU-27. We
hebben hier die wens wel, maar we weten waarom ze dit doen.
Het is ook triest omdat dit geen voorbeeldje is van democratische
besluitvorming waar ik trots op ben. Laat ik het maar gewoon zo zeggen:
ik heb hier vaker gezeten, ook met belastingwetten die er in no time
doorgejaagd worden. Dat gebeurt hier. Daarom sluit ik me inderdaad wel
met klem aan bij de vraag van mevrouw Leijten: wat gebeurt er als wij
hier morgen of overmorgen iets ontdekken waar we absoluut heel veel last
van hebben? Ik ben ervan overtuigd dat al die ambtenaren vier jaar lang
keihard gewerkt hebben om ervoor te zorgen dat dat er niet in komt en de
afgelopen 48 uur alles doorgelezen hebben zodat dat niet gebeurt.
Begrijpt u me niet verkeerd door te denken dat hier enige intentie zit.
Maar het is nog altijd wel mijn taak als medewetgever om wetgeving die
hier wordt vastgesteld op een fatsoenlijke manier te kunnen controleren.
Ik stel vast dat ik vandaag niet trots ben op mezelf om de wijze waarop
ik dit stuk wetgeving heb kunnen doorlopen. Ik hecht er toch aan om dat
hier vast te leggen in de Handelingen. Als wij namelijk zo doorgaan,
komen wij een keer met een stuk wetgeving te zitten dat niet goed is. Ik
wilde vandaag niet beginnen over toeslagenwetten, maar er zijn dingen
die niet intentioneel gebeuren, maar waar je achteraf spijt van hebt.
Dat gebeurt als je het te snel doet. Die vraag is dus een heel
relevante.
Ik hoor ook graag nog binnen vrij korte termijn antwoord op de vragen
over hoe die zorgverzekering nu precies gaat. Wanneer moet ik een
zorgverzekering afsluiten als ik op 2 januari naar het Verenigd
Koninkrijk ga? Zijn die kosten van het visum een beetje in evenwicht?
Als wij het ene wel faciliteren en zij niet, dan hoeft dat niet. Ik ben
blij met de toezegging dat er voor het JIT iets geregeld gaat worden.
Daar zullen we naar kijken. Ik weet dat een aantal mensen in de
veiligheidssector daar met grote belangstelling naar kijken. Ik dank de
regering voor de toezegging over het voorzorgsprincipe en dat dat
betekent dat genetisch gemodificeerd voedsel en chloorkippen niet via de
achterdeur binnenkomen, maar ik zal er goed op letten. Ik wacht nog
steeds op antwoorden op de btw-vragen en ik heb twee specifieke moties.
De eerste gaat over de democratische controle op de
partnerschapsraad.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat er een partnerschapsraad en werkgroepen zijn ingesteld
als platform voor wederzijdse handelsbetrekkingen en het beslechten van
conflicten;
constaterende dat deze partnerschapsraad en deze werkgroepen ook
bevoegdheden hebben omtrent bijvoorbeeld luchtvaart en sociale
zekerheid;
constaterende dat de partnerschapsraad daarmee op het terrein van
nationale competenties bevoegdheden heeft;
constaterende dat de partnerschapsraad tot nu toe buiten elk
parlementair toezicht is gehouden, zowel het Europees Parlement als
nationale parlementen;
constaterende dat hiermee een fors democratisch deficit in de
governancestructuur van de brexitdeal is ontstaan;
verzoekt de minister dit democratisch deficit te herstellen door helder
te laten formuleren wat nationale en EU-competenties zijn waarover de
partnerschapsraad en de werkgroepen bevoegdheden hebben en de
governancestructuur zo in te richten dat het Nederlandse parlement
tijdig betrokken wordt bij de relevante besluitvormingsprocessen en daar
de regering dwingend een opdracht kan geven voor een standpunt, en dit
voorstel voor 1 februari aan de Kamer voor te leggen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Omtzigt en Van der Graaf. Naar
mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 28 (35393).
De heer Omtzigt (CDA):
En voor het bedrijfsleven: ik kan niet snel lezen, misschien kunnen ze
het in het bedrijfsleven wel allemaal, maar voor het geval ze het niet
kunnen, heb ik de volgende motie. Met "bedrijfsleven" bedoel ik
overigens niet alleen het bedrijfsleven, maar ook semioverheden,
overheden en maatschappelijk middenveld.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het Nederlandse bedrijfsleven, maatschappelijke
instellingen, overheden en semioverheden na maanden van onzekerheid nu
slechts enkele dagen hebben om het verdrag te doorgronden en te
implementeren in hun bedrijfsvoering;
constaterende dat het verdrag bovendien nog niet in het Nederlands
beschikbaar is;
constaterende dat het VK op een aantal punten van het verdrag het Britse
bedrijfsleven zes maanden gewenning heeft verstrekt;
verzoekt de regering een helpdesk op te zetten voor uitleg over
bepalingen uit het verdrag en op een aantal met spoed nader te
definiëren punten het Nederlandse bedrijfsleven een passende periode van
gewenning te geven, en daarover de Kamer binnen drie weken te
informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Omtzigt, Bouali en Van der
Graaf. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende
ondersteund.
Zij krijgt nr. 29 (35393).
De voorzitter:
Daarmee zijn we aan het eind gekomen van de tweede termijn van de zijde
van de Kamer. Ik vraag even aan de minister hoeveel tijd hij nodig
heeft. De moties worden nu vermenigvuldigd. Ze zijn er over vijf
minuten. Ik stel voor dat we een kwartiertje schorsen.
De vergadering wordt van 19.00 uur tot 19.14 uur geschorst.
De voorzitter:
Ik geef het woord aan de minister van Buitenlandse Zaken voor het
beantwoorden van de gestelde vragen, alsmede voor het appreciëren van de
dertien ingediende moties.
Minister Blok:
Dank u wel, voorzitter. Ik begin met twee vragen waarvan ik in de eerste
termijn heb gezegd dat ik daar in tweede termijn op zou terugkomen. De
eerste vraag was van mevrouw Van der Graaf, namelijk of er een lijst
beschikbaar is van landbouwproducten die vrijgesteld zijn van het
importverbod. Die lijst is er en die staat op de website van
EUR-Lex.
De heer Omtzigt vroeg of de Joint Investigation Teams, de gezamenlijke
onderzoeksteams, konden blijven functioneren. Mijn inschatting was al
dat dat wel zou kunnen en dat kan inderdaad. Dit is niet per se
afhankelijk van een diplomatieke status. We hebben ook Joint
Investigation Teams met niet-EU-landen. Specifiek de liaisons van het
Verenigd Koninkrijk waren al door de Britten geaccrediteerd bij de
Britse ambassade. Daar voorzien we dus geen problemen.
Dan kom ik op de vragen in tweede termijn en de moties. De heer Van Dijk
diende, niet voor het eerst, een motie in om een nexit af te kondigen.
Het zal de Kamer niet verrassen dat ik die motie ontraad.
De voorzitter:
Daarmee is de motie op stuk nr. 17 ontraden.
De heer Emiel van Dijk (PVV):
Ik had een vraag over de kosten. De minister weet waar ik op doel.
Minister Blok:
Wat ik zo over de duim kan beoordelen is dat, omdat de handel met het VK
complexer zal worden, het per saldo negatief zal zijn voor de
Nederlandse economie, en overigens nog meer voor de Britse economie. Er
zijn in het verleden berekeningen gemaakt door economische bureaus van
banken en het Centraal Planbureau waarin ze een deal vergeleken met een
no-deal. Daarbij was altijd de strekking dat een deal minder schade zou
aanrichten dan een no-deal. Maar omdat deze deal nog zo vers is dat
niemand deze kan doorrekenen, kan ik u niet meer zeggen dan dat het
beter is dan no-deal, maar slechter, ook voor Nederland, dan een VK dat
gewoon lid zou zijn gebleven.
De voorzitter:
Een korte vervolgvraag van de heer Van Dijk.
De heer Emiel van Dijk (PVV):
Ja, eigenlijk een constatering. Ik vind het dan wel heel vreemd dat de
minister allerlei spookverhalen te berde brengt dat lidstaten zich niet
over het af te sluiten verdrag zouden kunnen buigen. Er zou dan een
enorme economische schade zijn omdat er op bepaalde punten geen
overeenkomst zou kunnen worden gesloten. Het is dus geen vraag, maar een
constatering dat de minister dat gewoon niet moet doen als dat niet
onderbouwd kan worden met cijfers.
Minister Blok:
Ook zonder cijfers kunnen wij het ons toch voorstellen wat het betekent
voor een visser als hij vanaf 1 januari niet meer in Britse wateren mag
vissen? We kunnen toch ook bedenken wat het betekent voor een exporteur
van bloemen of fruit dat hij onder het WTO-regime naar het VK moet
exporteren? En of dat 1,2% is of 1,9%: voor die ondernemer is het een
ramp.
De voorzitter:
Gaat u verder. We gaan niet de beraadslaging opnieuw doen. We hebben ook
over dit standpunt uitvoerig gewisseld. Heel kort, maar dan wel een
vraag graag.
De heer Emiel van Dijk (PVV):
Ik vind het toch raar dat de minister zegt dat handel een exclusieve
competentie is van de Europese Unie. De minister geeft aan dat als we
niet zouden kunnen handelen, dat schade gaat opleveren. Waarom doet de
minister dat als hij weet dat de lidstaten daar niet over gaan? Dat de
lidstaten zouden kijken naar die niet-exclusieve bevoegdheden, daar kan
prima over gepraat worden. Waarom doet de minister hier voorkomen alsof
er schade op handelsgebied zou zijn, terwijl dat niet de exclusieve
competentie van de lidstaten is?
De voorzitter:
De minister. Het woord is aan de minister, mevrouw Ploumen.
Minister Blok:
Dit is weer een heel andere vraag dan de vraag wat de omvang van de
economische schade is. Vanaf het begin heeft de Nederlandse regering
duidelijk gemaakt dat wij belang hebben bij een breed akkoord, omdat we
grote handelsbelangen hebben, maar ook heel andere belangen. Dat merk ik
ook aan de vragen hier in de Kamer, variërend van buitenlands beleid tot
veiligheid, tot samenwerking en tot gegevensuitwisseling. Het is dus
altijd in het Nederlandse belang geweest. Het was daarom ook altijd een
Nederlandse wens om breed te onderhandelen. Het is ook steeds in het
Nederlandse belang geweest om die onderwerpen aan elkaar te koppelen,
want op deelonderwerpen, bijvoorbeeld visserij, zijn wij kwetsbaar. En
bij de visserij hebben wij wel een heel groot belang. Dat is de reden
waarom het een akkoord is met verschillende onderdelen, onderdelen die
ook weer onder verschillende EU-bevoegdheden vallen. Maar dit kan echt
voor niemand een verrassing zijn, want dit speelde vanaf het
begin.
De voorzitter:
Gaat u verder, zou ik willen zeggen.
Minister Blok:
De heer Bosman vraagt naar de verdere uitwerking van de
partnerschapsraad. Daarover is ook nog een motie ingediend. Verder is er
ook een motie ingediend over een vergoeding aan de visserij.
Dan kom ik bij de heer Bisschop, die begon met: zondagswerk is niet
sterk. Dat zegt mijn vrouw ook regelmatig tegen me, maar ik denk dat ook
voor veel Kamerleden geldt dat de zondagmiddag gezellig met een tas op
de bank wordt doorgebracht.
Dan de moties van de heer Bisschop. Hij heeft zijn eerste motie op stuk
nr. 18 samen met mevrouw Leijten ingediend. Daarin verzoekt hij de
regering zich in te spannen voor een optimale betrokkenheid van
nationale parlementen bij de vormgeving van het arbitragemechanisme,
zodat er sprake is van democratische legitimatie. Het
arbitragemechanisme is echt een bevoegdheid van de Commissie. Daar
hebben nationale regeringen geen rol bij en daarom moet ik deze motie
ontraden. Het is echt iets anders dan de partnerschapsraad, waar ik zo
meteen nog iets over zal zeggen.
De voorzitter:
Ik noteer dat de motie van de leden Bisschop en Leijten op stuk nr. 18
wordt ontraden.
Minister Blok:
De motie op stuk nr. 19 is van dezelfde indieners en gaat over die
partnerschapsraad. De motie vraagt om waarborgen daarvoor. Deze motie
laat ik wel graag aan het oordeel van de Kamer. Ik zal daar dus ook nog
schriftelijk op terugkomen.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 19 heeft oordeel Kamer.
Minister Blok:
De motie op stuk nr. 20 van de heer Bisschop betreft de visserij. Hij
verzoekt daarin onder meer de totstandkoming van de toekomstvisie op de
kottervisserij te versnellen. Ik heb inmiddels ruggenspraak kunnen
houden met LNV en dat leidt ertoe dat ik dit toch kan toezeggen. Verder
verzoekt de motie in te zetten op financiële compensatie uit de 600
miljoen. Dat had ik al toegezegd, maar dat blijft dus gelden. Ten derde
wordt er verzocht in kaart te brengen welke verdere steunmaatregelen er
nodig zijn. Ik wil daar met enige welwillendheid naar kijken, maar dat
is geen blanco cheque. Het is namelijk primair de 600 miljoen. Met die
kanttekening kan ik het oordeel aan de Kamer laten.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 20 heeft oordeel Kamer.
Minister Blok:
Bij de motie op stuk nr. 21 luistert de woordkeuze nauw. In het dictum
staat namelijk dat er sprake dient te zijn van voorlopige
inwerkingtreding, zodat de Kamer hierop voor 28 februari 2021 kan
terugkomen. Als de indieners van "inwerkingtreding" "toepassing" kunnen
maken — dat is namelijk de overeenkomst die nu geldt — dan kan ik het
oordeel aan de Kamer laten.
De voorzitter:
Ik kijk even naar de indieners of zij het dictum in die zin willen
aanpassen.
De heer Bisschop (SGP):
Ik denk dat dat geen probleem is.
De voorzitter:
Juist.
Minister Blok:
Als het "voorlopige toepassing" wordt, laat ik de motie oordeel
Kamer.
De voorzitter:
Met die aanpassing van het dictum krijgt de motie op stuk nr. 21 oordeel
Kamer.
Minister Blok:
De motie op stuk nr. 22 over de precedentwerking laat ik graag aan het
oordeel van de Kamer.
De voorzitter:
Ook bij de motie op stuk nr. 22 noteren wij oordeel Kamer.
Minister Blok:
De motie op stuk nr. 23 van mevrouw Van der Graaf en een groot aantal
medeondertekenaars verzoekt de regering zich in te zetten voor
compensatie voor vissers. De motie is in lijn met wat ik al in de
richting van de heer Bisschop aangaf.
De motie op stuk nr. 24 van mevrouw Van der Graaf en andere
ondertekenaars verzoekt de regering de Europese Commissie aan te blijven
dringen op formeel bewijs dat Nederlandse vissers zo snel mogelijk, bij
voorkeur per 1 januari, in Britse wateren terechtkunnen. Deze motie laat
ik graag aan het oordeel van de Kamer.
Mevrouw Van der Graaf had nog de vraag of de Rijkswet goedkeuring en
bekendmaking verdragen verplicht tot voorleggen. Dat is in dit geval
niet zo, omdat het een EU-only-akkoord is en daarvoor geldt het hele
afwegingskader waarover we in eerste termijn hebben gesproken. Mevrouw
Van der Graaf vroeg ook of er nog nieuwe verdragen te verwachten zijn.
Nou, buiten datgene wat hierin is afgesproken, niet onmiddellijk. Maar
ik heb ook al uitgesproken dat het wel mijn inzet en wens is om ook tot
vervolgakkoorden te komen. Maar ik heb het nu niet concreet.
Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
Voorzitter, mag ik een vraag daarover stellen?
De voorzitter:
Zeker. Mevrouw Van der Graaf.
Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
In de eerste termijn is het natuurlijk heel veel gegaan over het feit
dat het gepresenteerd is als een EU-only-akkoord en dat dat een
politieke keuze was, maar dat het op inhoudelijke gronden ook heel goed
een gemengd akkoord had kunnen zijn. Is het dan ook niet nodig om dit
verdrag in een goedkeuringswet aan de Kamer voor te leggen?
Minister Blok:
Dit doet mij denken aan alle artikelen die wij nu lezen over
kwantumcomputers, waarbij een deeltje zowel een nul als een één kan
zijn. Dit is geen kwantumverdrag. Het is EU-only, punt. Dat is
uiteindelijk het gevolg van een politieke keuze, maar de uitkomst van de
politieke keuze is: EU-only.
De voorzitter:
Een hele korte vervolgvraag. We gaan niet opnieuw in discussie. Mevrouw
Van der Graaf.
Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
Nou, ik vraag me af of onze Grondwet en onze rijkswet zo bedoeld zijn
dat het ervan afhankelijk is of het een politieke keuze is, het
politieke oordeel of iets EU-only is, of dat het wel degelijk raakt aan
gemengde bevoegdheden. Ik hecht dus ... Ik vraag me af of het zo
absoluut is als de minister het nu stelt. Ik wil hem het voordeel van de
twijfel geven op dat vlak; begrijp me niet verkeerd. Mocht het nou toch
anders blijken te zijn, dan zou ik daar graag over geïnformeerd willen
worden.
Minister Blok:
In alle eerlijkheid: van mij krijgt u geen andere informatie. Ik heb
aangegeven dat juridisch deze keuze onderbouwd is, en dat het vervolgens
een politieke keuze was om die te maken. Maar dat eindigt niet in een
uitkomst die twee dingen tegelijk is. Nee, de uitkomst is:
EU-only.
Dan kom ik bij de motie van de heer Van Ojik op stuk nr. 25 over
samenwerking op het gebied van buitenlands beleid. Die laat ik graag aan
het oordeel van de Kamer.
De motie op stuk nr. 26 van de heer Bouali samen met anderen gaat over
de inzet voor diensten specifiek op het gebied van beroepskwalificaties.
Dat is inderdaad een van de belangrijkste onderdelen. Deze laat ik dus
graag aan het oordeel van de Kamer.
De motie op stuk nr. 27 van de heer Bouali samen met anderen gaat over
inzet voor de opvolging van het Erasmusprogramma. Die motie laat ik
graag aan het oordeel van de Kamer.
De heer Van Otterloo vroeg naar een vergelijkingstabel met Noorwegen en
Zwitserland. Die zullen wij opstellen, maar dat wordt dan begin volgend
jaar, want ik ga mijn kostbare mensen nu inzetten op de websites en de
communicatie met het publiek, en ga hun hopelijk ook nog een beetje rust
gunnen.
De heer Van Otterloo (50PLUS):
Ik had niet anders verwacht. Vanochtend constateerde ik ook al dat
"binnen afzienbare tijd" niet vóór dit debat zou kunnen zijn. Maar ik
zie dit graag gebeuren, ook in het kader van het volgen van het verdere
verloop.
Minister Blok:
Dank voor het begrip.
De motie van de heer Omtzigt en mevrouw Van der Graaf op stuk nr. 28
verzoekt om de bevoegdheidsverdeling in de partnerschapsraad helder te
maken. Ik heb aangegeven dat ik dat nog in een brief zal doen. Deze
motie laat ik dus graag aan het oordeel van de Kamer.
De motie op stuk nr. 29 van de heer Omtzigt samen met anderen verzoekt
de regering om een helpdesk op te zetten voor uitleg van de bepalingen
uit het verdrag. De helpdesk bestaat al, maar we zullen die voortzetten.
Aan het tweede deel van het dictum kan ik, met alle respect, geen gevolg
geven. Daarin wordt gevraagd om Nederlandse bedrijven een
gewenningsperiode te geven, parallel, naar ik aanneem, met wat het
Verenigd Koninkrijk doet. Maar het Verenigd Koninkrijk kan er zelf over
beslissen, terwijl in dit geval Nederland, in afwijking van de Europese
Unie, zou afkondigen dat er een gewenningsperiode komt, die ook
consequenties heeft voor de hele Europese Unie. Wat wij toelaten, laten
we immers ook de Europese Unie in. Het zou overigens ook zeer
misbruikgevoelig zijn. Je kondigt dan in feite aan dat je langere tijd
niet of minder gaat controleren. Dus het tweede deel van het dictum moet
ik echt ontraden.
De voorzitter:
Dat maakt het wat ingewikkeld. Ik kijk even richting de heer Omtzigt als
eerste indiener.
De heer Omtzigt (CDA):
Nou, voorzitter, dat vind ik totaal niet ingewikkeld, hoor, als iets
ontraden wordt. Daar heb ik ervaring mee. Maar er staat niet in dat elke
ontheffing die het VK geeft, gekopieerd moet worden. Er staat ook niet
in dat elke ontheffing zes maanden moet duren. Er staat wel in dat er
enige flexibiliteit betracht moet worden. Formeel gezien hebben we de
teksten niet eens in het Nederlands. Dat is de enige taal waarin wij
wetten hebben. Het geldt nu vanaf 1 januari. Of de minister het nu in
Europees verband of Nederlands verband regelt, maakt me niet zoveel uit,
maar ik wil niet dat er allerlei transporteurs en weet ik niet wat in de
problemen komen omdat ze op 1 januari bepaalde formulieren niet hebben,
omdat die niet bestaan of omdat bepaalde regels waarvan we nog even
moeten kijken hoe ze op papier komen, er nog niet zijn. Daar hebben we
een Brexitwet voor. Dan kunnen we zelfs over wetten heen schrijven. Ik
vraag de Nederlandse regering die bevoegdheid ook te gebruiken en niet
te wachten totdat wij Kamervragen per casus gaan indienen. Daar ben ik
overigens toe bereid, hoor, maar ... Dat is een dreigement. Ja, ik weet
het.
De voorzitter:
De minister.
Minister Blok:
De heer Omtzigt zal me vergeven dat ik even het moment koester dat ik de
oproep van de heer Omtzigt krijg om de Brexitwet toe te passen. Zo
hebben we toch nog een mooie avond! Maar toch, even serieus. Ik begrijp
heel goed dat de heer Omtzigt zegt dat er onzekerheden kunnen bestaan.
Over dat specifieke punt van de oorsprongverklaringen is daar dus ook
ruimte voor. Maar om in zijn algemeenheid te zeggen dat regels soepel
toegepast gaan worden? Dan stuit ik op verschillende onderdelen. Dat is
een EU-bevoegdheid die ik niet heb. Het is rechtsstatelijk ook echt heel
ingewikkeld. Want dan kan straks iemand een beroep gaan doen, wanneer
hij terecht geïnspecteerd wordt, op het feit dat de minister had gezegd
dat soepel gecontroleerd zou worden. Daarvoor is de motie te onbepaald.
Ik heb u inderdaad bij de Brexitwet aangegeven dat er zich noodsituaties
kunnen voordoen die ik niet tot in detail kan voorzien, waarvoor ik die
wet nodig heb. Daar heb ik u gelukkig in meegekregen. Dus als het nodig
is, zal ik die toepassen. Die toezegging heeft u van me. Maar ik kan
niet zo'n onbepaalde oproep tot soepelheid oordeel Kamer geven.
De voorzitter:
Een laatste reactie van de heer Omtzigt.
De heer Omtzigt (CDA):
Er staat niet in "op alle punten". Als ik zeg "op alle punten het
brexitakkoord niet toe te passen", dan snap ik precies wat u hier zegt.
Waarom zouden we dan überhaupt een akkoord hebben? Het gaat dus met name
om nader te bepalen punten waar zich knelpunten voordoen. Dat is de
bedoeling. Het is niet de bedoeling van "doe maar wat de komende
maanden". Het gaat erom dat als blijkt dat op een bepaald punt er gewoon
een of twee maanden een inwerkperiode moet zijn of dat bedrijven moeten
kunnen wennen, dat de formulieren er niet zijn of noemt u het maar op,
dan die soepelheid bij de regering aanwezig is om tijdelijke maatregelen
te nemen, zodat de disruptie, die sowieso gaat plaatsvinden, enigszins
binnen de perken blijft.
De voorzitter:
Een laatste reactie van de minister.
Minister Blok:
Dit luistert juridisch heel nauw. Als ik de motie zo moet interpreteren
dat daar waar ik of een collega — het zal vaak een collega zijn — op
grond van de Brexitwet geautoriseerd ben om te handelen, dan kan ik haar
uitvoeren, want dan heb ik een wettelijke grondslag voor de afwijking.
Maar ik kan niet een breed schemergebied — in zekere zin zou u dat ook
weer niet moeten willen in uw controlerende functie — gaan creëren om
zonder wettelijke grondslag, op gebieden waar ik geen bevoegdheid heb,
af te gaan wijken.
De voorzitter:
Het gaat even om de appreciatie van deze motie en de uitleg ervan. Ik
kijk voor een laatste keer richting de heer Omtzigt. Houdt hij de motie
zoals die is? Want dan lees ik de appreciatie van de minister als dat
hij haar ontraadt. Daar moet u het dan als Kamer mee doen.
De heer Omtzigt (CDA):
Volgens mij stemmen we nog niet over twee minuten, dus daar kan ik ook
nog wat mee doen. Ik vraag heel precies de volgende inzet. Om daar waar
het nationaal is, nationaal te kijken. En daar waar het Europees is, en
de minister merkt met andere landen dat er wat gedaan moet worden —
volgens mij is de Europese Commissie daar ook wel toe bereid; dat heeft
ze ook wel eerder aangegeven — dat de minister actief erop gaat inzetten
dat we geen ongelukken krijgen daar waar ongelukken niet noodzakelijk
zijn. Dat je in de Commissie niet altijd je zin krijgt en dat je als
Nederland niet als enige de baas bent in Europa, dat weet ik, maar dat
die inzet wel gepleegd wordt.
De voorzitter:
Laatste keer, de minister.
Minister Blok:
Ik begrijp dat de heer Omtzigt zoekt naar een formulering die het
probleem kan oplossen zonder juridisch bochten af te snijden. Dan kom ik
schriftelijk toch iets preciezer terug op wat wel en niet kan, want ik
begrijp ook dat u het morgen niet in stemming brengt. U krijgt van mij
dus nog een aanvullende brief hierover.
Dan hoop ik hiermee de vragen en de moties in tweede termijn beantwoord
te hebben.
De voorzitter:
Dan noteren we voor de motie op stuk nr. 29 dat er nog een nadere
schriftelijke appreciatie komt. Wellicht vindt u elkaar dan nog. Daarmee
zijn volgens mij alle vragen beantwoord en zijn we aan het einde gekomen
van de tweede termijn. Ik kan u melden dat in deze termijn de heer Van
Otterloo nog een toezegging heeft binnengesleept:
De minister zegt toe de Kamer een vergelijkingstabel met de EU-overeenkomsten met Noorwegen en Zwitserland toe te zenden. Dat gebeurt ergens in januari, dus niet morgen, zeg ik tegen de heer Van Otterloo.
Daarmee zijn we aan het einde gekomen van de beraadslagingen. Ik kan
u, net zoals ik aan het begin van dit notaoverleg deed, melden dat het
stemmen over de moties in principe gebeurt op de eerste dag na het
reces. Ik zie dat u daar gemiddeld genomen allemaal ja tegen zegt. Dan
zouden wij gaan stemmen op dinsdag 12 januari.
Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
Ik heb er natuurlijk geen bezwaar tegen dat we na het reces stemmen over
moties; dat begrijp ik heel goed. Maar in mijn motie op stuk nr. 24 zit
een deadline die van belang is: vóór 1 januari. Ik vind het ook prima
als het kabinet zegt "dat gaan we gewoon doen". Ongetwijfeld ga ik daar
ook van uit. Ik vind het ook prima als het kabinet de motie kan
overnemen. Ik heb begrepen dat dit best dienstbaar is in het gesprek dat
Nederland nu met de Europese Commissie voert opdat de vissers zo snel
mogelijk een formeel bewijs ontvangen dat ze toegang krijgen tot de
Britse wateren vanaf 1 januari.
Minister Blok:
Ik had het oordeel aan de Kamer gelaten, maar ik begrijp heel goed dat u
zegt dat dit echt spoed heeft. Wij zullen dit dan ook meteen
oppikken.
De voorzitter:
Goed. De motie zal door het kabinet worden uitgevoerd.
De motie-Van der Graaf c.s. (35393, nr. 24) is overgenomen.
Daarmee ronden wij deze beraadslagingen af. De heer Omtzigt nog voor een
laatste opmerking.
De heer Omtzigt (CDA):
U had het over stemmingen. Als er eerder een stemmingsmoment is, heeft
mijn fractie er geen bezwaar tegen dat ze bij een eerder stemmingsmoment
betrokken worden. Dus mocht er op 5 januari gestemd worden, dan zou ik
zeggen: laat ze in stemming brengen. Een aantal moties vraagt iets van
de regering en er staat geen meerderheid onder.
De voorzitter:
Dat is een optie. Het eerste vaste moment is dinsdag 12 januari na het
reces, maar als u als voltallige commissie zegt dat u op een eerder
moment wilt stemmen: een eerder moment dient zich aan op 5 januari, in
die zin dat er dan een regeling van werkzaamheden is. Als u dat als
commissie vraagt, kan ik namens de commissie bij de regeling vragen of
er op die dag gestemd kan worden, aangezien de Kamer op die dag sowieso
voor de regeling plenair bijeen is. Dan zou er dus op 5 januari gestemd
kunnen worden. Daar stemt u mee in? Dan zal ik er namens de commissie
voor zorgen dat die vraag bij de regeling gesteld wordt. Als dat door
een meerderheid gesteund wordt, wordt er mogelijk op 5 januari gestemd
over de dertien moties die bij dit notaoverleg zijn ingediend. Daarmee
zeg ik dank aan de minister en alle ambtelijke ondersteuners die bij dit
notaoverleg aanwezig waren. Nogmaals een woord van dank aan de
ambtenaren die bij de technische briefing hier vanochtend in de Kamer
aanwezig waren. Ik dank alle leden en alle overige mensen hier in huis,
zoals de bodes. Allen dank voor de inzet vandaag. Ik wens u nog een goed
reces.
Sluiting 19.37 uur.
ONGECORRIGEERD STENOGRAM Verslag OSV 76 (2020-2021) van 28 december 2020 |
---|
Aan ongecorrigeerde verslagen kan geen enkel recht worden ontleend. Uit ongecorrigeerde verslagen mag niet letterlijk worden geciteerd. Inlichtingen: verslagdienst@tweedekamer.nl |