[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Informatie over een aantal onderwerpen die in het Notaoverleg en de ambtelijke technische briefing over de Handels- en Samenwerkingsovereenkomst EU-VK aan de orde kwamen

Betrekkingen tussen de Europese Unie en het Verenigd Koninkrijk

Brief regering

Nummer: 2021D00383, datum: 2021-01-04, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-35393-31).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van kamerstukdossier 35393 -31 Betrekkingen tussen de Europese Unie en het Verenigd Koninkrijk.

Onderdeel van zaak 2021Z00051:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2020-2021

35 393 Betrekkingen tussen de Europese Unie en het Verenigd Koninkrijk

Nr. 31 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 4 januari 2021

Hierbij ontvangt u een brief naar aanleiding van het Notaoverleg en de ambtelijke technische briefing over de Handels- en Samenwerkingsovereenkomst tussen de EU en het VK d.d. 28 december jl. (Kamerstuk 35 393, nr. 30) Hieronder wordt nader ingegaan op een aantal onderwerpen die in het Notaoverleg en de ambtelijke technische briefing aan de orde kwamen.

Tijdspad en verder proces sluiting Handels- en Samenwerkingsovereenkomst EU-VK

Sinds 1 januari wordt de Handels- en Samenwerkingsovereenkomst tussen de EU en het VK voorlopig toegepast zoals voorzien in het op 29 december jl. per schriftelijke procedure vastgestelde Raadsbesluit tot ondertekening en voorlopige toepassing van de overeenkomst. Daarmee sluit het begin van de voorlopige toepassing direct aan op het einde van de overgangsperiode uit het terugtrekkingsakkoord. De overeenkomst voorziet in voorlopige toepassing tot en met 28 februari 2021 of een andere datum vastgesteld door de Partnerschapsraad of, indien dit eerder is, tot de eerste dag van de maand nadat Partijen elkaar hebben geïnformeerd dat zij de interne goedkeuringsprocedures hebben afgerond.

Om de ratificatieprocedure aan EU-zijde af te ronden dient de Raad eerst politieke goedkeuring te geven aan het concept-Raadsbesluit tot sluiting van de overeenkomst en dit concept-besluit formeel ter goedkeuring aan het Europees parlement voor te leggen. De verwachting is dat de Raad dit in de derde week van januari zal doen. Bij de goedkeuring gaat het Europees parlement vervolgens over zijn eigen agenda. Wanneer het Europees parlement het concept-Raadsbesluit tot sluiting van de overeenkomst heeft goedgekeurd, kan de Raad het Raadsbesluit tot sluiting vaststellen. Hierna is de sluitingsprocedure aan EU zijde voltooid en kan de overeenkomst in werking treden.

Terwijl de overeenkomst voorlopig wordt toegepast zal de Commissie samen met het Raadssecretariaat en nationale experts kijken naar eventuele technische- en juridische verbeteringen van de voorlopige vertalingen. Uiterlijk 30 april zal een definitieve Nederlandse vertaling van de overeenkomst als authentiek worden vastgesteld.

Uitvoering motie van de leden Bisschop en Leijten over een voorbehoud van voorlopige inwerkingtreding bij gedeelde en ondersteunende bevoegdheden1

Bij het vaststellen van het Raadsbesluit tot ondertekening en voorlopige toepassing per schriftelijke procedure op 29 december jl. heeft Nederland conform de motie van de leden Bisschop en Leijten een schriftelijke verklaring afgegeven.2

Nadere schriftelijke duiding bij de motie van het lid Omtzigt c.s. over opzetten van een helpdesk en het bedrijfsleven een passende periode van gewenning te geven3

Door de timing van het akkoord hebben bedrijven, burgers, instellingen en (mede)overheden slechts kort de tijd om het verdrag te doorgronden en de voorbereidingen te treffen die specifiek uit de overeenkomst voortvloeien in aanvulling op de voorbereidingen op het aflopen van de overgangsperiode die in alle gevallen nodig waren en zijn. Uitgaande van een voorbereiding op het aflopen van de overgangsperiode zonder akkoord zal dat op een beperkt aantal punten het geval zijn.

Het kabinet had niettemin liever gezien dat het akkoord ruim voor het einde van de overgangsperiode was bereikt. Zoals aangegeven tijdens het notaoverleg hanteren de klant contact centra van de meest betrokken diensten van de rijksoverheid, waaronder het Brexitloket, verruimde openingstijden en is de capaciteit uitgebreid in de periode tot aan en direct na het moment van aflopen van de overgangsperiode. Op deze manier kunnen burgers, bedrijven en instellingen worden geholpen op het moment dat zij urgente vragen (bijvoorbeeld over het gebruik kunnen maken van de 0%-importheffingen) hebben over de nieuwe situatie die op basis van de Handels- en Samenwerkingsovereenkomst per 1 januari 2021 is ontstaan. Ook met (mede)overheden zijn naar aanleiding van het derde Bestuurlijk Overleg Brexit d.d. 17 november 2020 afspraken gemaakt zodat zij een contactpunt binnen de rijksoverheid hebben voor vragen. Het gedeelte over de helpdesk in uw motie is dus in lijn met het kabinetsbeleid en kan het kabinet derhalve aan het oordeel van uw Kamer overlaten.

In de motie wordt tevens verzocht om «op een aantal met spoed nader te definiëren punten het Nederlandse bedrijfsleven een passende periode van gewenning te geven». Het kabinet deelt de zorg achter dit gedeelte van de motie. Indien de nader te definiëren punten kunnen worden uitgelegd als punten waarop per 1 januari 2021 via de dan geldende regelgeving ruimte geboden wordt voor bedrijven om eventueel laatste zaken op orde te krijgen, zoals het voorbeeld hieronder in deze brief over de vereiste leveranciersverklaring, kan het kabinet de motie aan het oordeel van uw Kamer laten. Het kabinet zal deze punten de komende periode inventariseren en uitlichten op het Brexitloket. Het gaat naar verwachting om een beperkt aantal punten. Het kabinet zou daarom voorzichtig willen zijn met het wekken van de suggestie van een brede of algemene gewenningsperiode. Het kabinet beseft dat voor bedrijven, burgers en instellingen het wennen aan het afgelopen van de overgangsperiode lastig kan zijn en heeft zich daarom bijzonder ingespannen om met behulp van lang lopende informatiecampagnes het bedrijfsleven en burgers hierop voor te bereiden. Zoals regelmatig met uw Kamer gedeeld, is aanpassingsfrictie daarbij niet uit te sluiten. Om dit zo snel mogelijk te verhelpen is het van belang dat de kaders helder zijn en niet de indruk wordt gewekt dat er op onderdelen flexibiliteit zou bestaan om van geldende wet- en regelgeving af te wijken. Onduidelijkheid hierover draagt naar verwachting niet bij aan het oplossen van aanpassingsfrictie ten gevolge van de nieuwe regels, omdat het niet de zekerheid zou bieden die bedrijven wenselijk achten.

Het kabinet deelt met uw Kamer de mening dat het de komende tijd van belang is de situatie nauwgezet te blijven monitoren. Er zijn uitgebreide samenwerkingsstructuren opgezet met onder andere het bedrijfsleven om problemen zo snel mogelijk te kunnen signaleren en te adresseren. Alle partijen in de keten hebben gezamenlijk de verantwoordelijkheid om eventuele problemen ten gevolge van de nieuwe situatie zo mogelijk te voorkomen of anders op te lossen. Dit heeft de komende periode de volle aandacht van het kabinet en daartoe zijn ook praktische voorbereidingen getroffen, zoals voorbereidingen op het eventueel inzetten van de crisisstructuur bij vergaande verstoringen en procesmatige voorbereidingen om snel met de Europese Commissie en/of lidstaten in contact te kunnen treden wanneer verstoringen rondom het aflopen van de overgangsperiode een EU-dimensie kennen. Mocht blijken dat er situaties ontstaan waarin het noodzakelijk is op zeer korte termijn maatregelen te nemen, dan zal het kabinet artikel X van de Verzamelwet Brexit gebruiken indien dit noodzakelijk en mogelijk is.

Belasting toegevoegde waarde (BTW) na 1 januari 2021

Het lid Omtzigt stelde vragen over BTW in relatie tot het aflopen van de overgangsperiode. Op de website van de belastingdienst staat informatie over BTW bij invoer en uitvoer van goederen en van diensten bij levering aan een derde land – dat het VK vanaf 1 januari is – in lijn met de afspraken met andere derde landen. Vanaf 1 januari 2021 zijn leveringen aan het VK geen leveringen binnen de EU meer. Een levering aan het VK is nu uitvoer buiten de EU geworden. Daarom moet de BTW voor uitgevoerde goederen naar het VK in de BTW-aangifte bij rubriek 3a «Levering naar landen buiten de EU» worden opgenomen. Voor goederen die vanaf 1 januari 2021 uit het VK worden ingevoerd is het in beginsel nodig deze aan te geven en te betalen bij de Douane. Deze worden niet meer aangemerkt als intracommunautaire verwerving bij rubriek 4b van de BTW-aangifte.

Over de manier waarop met lopende goederenstromen en BTW omgegaan wordt aan het einde van de overgangsperiode zijn afspraken gemaakt met het VK in het terugtrekkingsakkoord. Hier zijn bedrijven over geïnformeerd. Dit gaat maar om een klein aantal goederen.

De afspraken over BTW in de Handels- en Samenwerkingsovereenkomst gaan over de samenwerking tussen overheden om fraude te voorkomen. Die hebben geen invloed op de wijze van omgang met BTW rondom het aflopen van de overgangsperiode.

Voorzorgsbeginsel in Handels- en Samenwerkingsovereenkomst EU-VK

Het lid Omtzigt stelde vragen over de werking van het geschillenbeslechtingsmechanisme ten aanzien van het voorzorgsbeginsel. In artikel LPFS.1.2 (2) van de overeenkomst is het voorzorgsbeginsel expliciet geborgd. Ook wordt het voorzorgsbeginsel als voorbeeld genomen als fundamenteel beginsel voor de EU als basis voor EU regelgeving in Titel X. In artikel LPFS.1.3 wordt aangegeven dat artikel LPFS.1.2 (2) en daarmee de toepassing van het voorzorgsbeginsel onderwerp kan zijn van het brede geschillenbeslechtingsmechanisme in het akkoord, net zoals het goederendeel van het akkoord waar de andere sanitaire en fytosanitaire afspraken onder vallen.

Indien er een geschil ontstaat over nieuwe maatregelen die de EU neemt op basis van het voorzorgsbeginsel, wordt deze voorzorgsbeginselruimte van de EU meegewogen door het arbitragepanel. In theorie is het mogelijk dat het arbitragepanel in een geschil een EU-maatregel als disproportioneel beschouwt, wat de mogelijkheid zou openen voor het VK om daar maatregelen aan te verbinden, zoals het heffen van tarieven.

Het arbitragepanel heeft uitdrukkelijk niet de mogelijkheid EU-wet en regelgeving te ontbinden, ook niet als die op basis van het voorzorgsbeginsel wordt ingevoerd. Dit betekent dat goederen die op basis van een onder het voorzorgsbeginsel getroffen maatregel die disproportioneel wordt verklaard door een arbitragepanel niet via deze weg alsnog toegang kunnen krijgen tot de EU, tenzij de EU zelf zou besluiten dat wel toegang verleend wordt.

Oorsprongsregels in Handels- en Samenwerkingsovereenkomst EU-VK

Zoals aangegeven in het notaoverleg zorgt het akkoord met het VK voor het wegnemen van tarieven en quota in de handel met het VK voor goederen die voldoen aan de regels van preferentiële oorsprong die zijn opgenomen in het akkoord. Dit zijn de regels die bepalen waaraan een product moet voldoen om te kwalificeren als van EU- of VK-oorsprong om gebruik te mogen maken van het nultarief dat de EU en het VK onderling hebben afgesproken. Zo moet vlees bijvoorbeeld volledig verkregen zijn in de EU om als EU-oorsprong te kwalificeren en hetzelfde geldt voor het VK. Het doel van deze regels is om ervoor te zorgen dat het nultarief alleen wordt toegekend aan goederen die kwalificeren voor EU- of VK-oorsprong en niet aan goederen uit derde landen. Hoewel het kabinet positief is dat er alsnog een akkoord bereikt is, laat het moment van overeenstemming slechts weinig ruimte voor voorbereidingen en implementatie van de vereisten waaraan moet worden voldaan om gebruik te kunnen maken van het nultarief uit het akkoord. Hierover heeft uw Kamer ook haar zorgen geuit, die gedeeld worden door het kabinet.

Het Douanewetboek van de Unie is volledig van toepassing voor import en daarmee ook de verplichtingen om oorsprong aan te tonen wanneer gebruik wordt gemaakt van een preferentieel tarief. Wel kunnen bedrijven eventueel een onvolledige aangifte doen of later een verzoek tot teruggave doen. Er is een aanzienlijk aantal goederen waarvoor ook de tarieven in het algemene WTO-schema van de Unie nul zijn. Hiervoor is er voor bedrijven dus geen noodzaak om te kwalificeren voor het preferentiële tarief.

Voor de export is het toegestaan dat een geregistreerde EU-exporteur alvast een oorsprongsverklaring afgeeft en zich later in het bezit stelt van de vereiste leveranciersverklaring(en).4 Dit wel onder de voorwaarde dat hij anderszins beschikt over informatie dat zijn product van preferentiële oorsprong is; er is geen sprake van schorsing van enige verplichting. Hier wordt dus een tijdelijke oplossing geboden aan ondernemers die voor hun export afhankelijk zijn van leveranciersverklaringen, door ruimte te bieden om hun documentatie op orde te krijgen. Ook kunnen importeurs gebruik maken van importer’s knowledge. Dit stelt de importeur in staat op basis van zijn eigen kennis over de oorsprong van de goederen een verzoek om preferentiële tariefbehandeling te doen. Voor een aanzienlijk aantal producten geldt, dat ook het WTO-tarief van het VK nul is.

Bedrijven zullen zo goed mogelijk geïnformeerd worden over de stappen die ze moeten nemen om gebruik te maken van het nultarief. Hiervoor worden Brexitloket en de websites van o.a. de Douane en de Kamer van Koophandel gebruikt.

Implementatieverplichtingen Handels- en Samenwerkingsovereenkomst EU-VK

Uw Kamer wordt met deze brief tevens geïnformeerd over de implementatieverplichtingen die voortvloeien uit de Handels- en Samenwerkingsovereenkomst met het VK. Op delen van het akkoord is het in het licht van de bevoegdheidsverdeling tussen de EU en lidstaten in de eerste plaats aan de Commissie om nadere uitvoering te geven aan het akkoord in de EU rechtsorde. Er kan echter ook aanleiding zijn voor de lidstaten om implementatiewetgeving aan te nemen, bijvoorbeeld indien er sprake is van strijdig nationaal recht dat in overeenstemming met het akkoord moet worden gebracht of wanneer de rechten en verplichtingen die uit het akkoord volgen aanleiding geven de nationale regelgeving aan te passen.

Uit de eerste inventarisatie blijkt dat met name uit Deel III van het akkoord over rechtshandhaving en justitiële samenwerking in strafzaken, aangezien dat deel rechtstreekse werking heeft, implementatieverplichtingen voortvloeien waarvoor spoedige aanpassing van de nationale wetgeving is vereist op een aantal vlakken zoals overlevering en rechtshulp. Vanwege de late bekendmaking van de tekst van het akkoord kon hier door Nederland en andere lidstaten moeilijk op worden geanticipeerd.

In deze situatie, waarin onverhoeds versnelde implementatiemaatregelen nodig zijn, is voorzien in de Verzamelwet Brexit. Naar verwachting zal het in dat kader nodig zijn voor een goede tenuitvoerlegging van enkele bindende bepalingen met betrekking tot het aflopen van de overgangsperiode en ter voorkoming van onaanvaardbare gevolgen daarvan een beroep te doen op artikel X van deze wet.

Uw Kamer zal hierbij worden betrokken conform de procedures zoals uiteengezet in artikel X.

De Minister van Buitenlandse Zaken,
S.A. Blok


  1. Kamerstuk 35 393 nr. 21↩︎

  2. https://data.consilium.europa.eu/doc/document/CM-5525–2020-INIT/en/pdf↩︎

  3. Kamerstuk 35 393, nr. 29↩︎

  4. Uitvoeringsverordening (EU) 2020/2254 van de Commissie van 29/12/2020 betreffende het opstellen van attesten van oorsprong op basis van de leveranciersverklaringen voor preferentiële uitvoer naar het VK tijdens een overgangsperiode, https://eur-lex.europa.eu/legal-content/EN/TXT/HTML/?uri=CELEX:32020R2254&from=EN↩︎