[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [šŸ§‘mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [šŸ” uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over o.a. de geannoteerde agenda informele Raad voor Concurrentievermogen 3 februari 2021

Inbreng verslag schriftelijk overleg

Nummer: 2021D02807, datum: 2021-01-22, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 2

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2021Z01108:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (šŸ”— origineel)


Inbreng verslag van een schriftelijk overleg

	

De vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat heeft een aantal
vragen en opmerkingen voorgelegd aan de minister van Onderwijs, Cultuur
en Wetenschap en de staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat
over de geannoteerde agenda informele Raad voor Concurrentievermogen 3
februari 2021, het verslag ministeriƫle videoconferentie over onderzoek
en innovatie 27 november 2020 (Kamerstuk 21 501-30, nr. 516), het
verslag Raad voor Concurrentievermogen 19 en 20 november 2020 (Kamerstuk
21 501-30, nr. 516), het verslag van de videoconferentie informele Raad
voor Consumentenbescherming op 7 december, de antwoorden op vragen
commissie over o.a de geannoteerde agenda EU ministeriƫle
videoconferentie over onderzoek en innovatie op 27 november 2020
(Kamerstuk 21 501-30, nr. 514) en de antwoorden op vragen commissie over
o.a. de geannoteerde agenda videoconferentie informele Raad voor
Consumentenbescherming van 7 december 2020 (Kamerstuk 21 501-30, nr.
515).

  

De voorzitter van de commissie,

Renkema

Adjunct-griffier van de commissie,

Reinders

Inhoudsopgave

I	Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

II	Antwoord / Reactie van de staatssecretaris

I 	Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

Geannoteerde agenda Raad voor Concurrentievermogen / Onderzoek

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde
agenda van de Raad voor Concurrentievermogen/onderzoek en hebben
hierover nog enkele vragen en opmerkingen.

De leden van de VVD-fractie lezen dat het debat zal gaan over het
bevorderen van onderzoekcarriĆØres in zowel publieke als private
instellingen. Kan de minister een beeld schetsen van de verhouding
onderzoekcarriĆØres in publieke versus private instellingen? Hoe is dit
verschil te verklaren?

De leden van de VVD-fractie lezen dat de Europese Commissie het belang
van vaardigheden onderstreept. Heeft de Commissie een bepaald beeld bij
deze vaardigheden? Zo ja, welke? Welke vaardigheden vindt de minister
van belang? Kan de minister hierbij ook ingaan op het incorporeren van
ondernemerschapsvaardigheden in onderzoekcarriĆØres? 

De leden van de VVD-fractie lezen dat sterke onderzoeks- en
innovatie-ecosystemen een grote rol spelen in de uitwisseling van kennis
en ervaring tussen publieke en private partijen. De leden vragen aan de
minister naar de internationale best practice ecosystemen en vragen hoe
en wat Nederland daarvan kan leren en implementeren.

Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van
de geagendeerde stukken. Deze leden hebben daarover de volgende vragen
en opmerkingen.

Geannoteerde agenda Raad voor Concurrentievermogen / Onderzoek

De leden van de CDA-fractie lezen dat voorafgaand aan de Raad wordt
gesproken over Horizon Europe en tijdens de Raad over
onderzoekscarriĆØres. Deze leden steunen de Nederlandse inzet voor deze
Raad, onder andere voor het breder erkennen en waarderen van
onderzoekers. 

De leden van de CDA-fractie lezen dat de minister schrijft ā€˜Nederland
blijft [zich] inspannen om excellentie en impact als leidende criteria
te behouden in het onderzoeks- en innovatiebeleid en
financieringsmogelijkhedenā€™. Is haar indruk dat dit nu in voldoende en
in de juiste mate gebeurt? Indien niet, waar ziet de minister punten
voor verbetering? Vindt zij dat de toegang tot
financieringsmogelijkheden goed geborgd is? Waar blijkt dit uit?

De leden van de CDA-fractie delen de visie van de minister dat
ā€˜onderzoek, innovatie en innovatief ondernemerschap floreren in goed
aaneengesloten ecosystemenā€™. Is de minister in dat kader bekend met de
achtergrondstudie Onderzoeks- en innovatie-ecosystemen in Nederland van
Dialogic? Welke lessen trekt zij uit dit rapport? Hoe zouden in haar
ogen de aanbevelingen ten aanzien van de ecosystemenstrategie kunnen
worden gebruikt om te toetsen of nieuw beleid, wet- en regelgeving en
instrumenten tegemoet komen aan de versterking van specifieke
ecosystemen?

Verslag ministeriƫle videoconferentie over onderzoek en innovatie 

27 november 2020

De leden van de CDA-fractie lezen in het verslag van de ministeriƫle
videoconferentie dat ā€˜een groot deel van de lidstaten terughoudend was
bij een additionele ambitie van 1,25% van publieke investeringen in
onderzoek en innovatie (O&I), met name in tijden van economische
crisisā€™. Kan de minister aangeven hoe juist de private investeringen
in onderzoek en innovatie zouden kunnen worden verhoogd, bijvoorbeeld
door samen te werken met industrie en bedrijfsleven zoals door een
aantal lidstaten is ingebracht? 

Verslag Raad voor Concurrentievermogen 19 en 20 november 2020

De leden van de CDA-fractie brengen in herinnering dat de Europese
Commissie in voorjaar 2021 een update van de Europese industriestrategie
presenteert, waarin de effecten van de coronacrisis zijn meegenomen.
Wanneer kan de Kamer deze geĆ¼pdatete industriestrategie precies
verwachten, en wat weet de staatssecretaris reeds over de inhoud van
deze update? 

De leden van de CDA-fractie steunen voorts het pleidooi voor versterking
van het concurrentievermogen van de Europese industrie via groene
transities, het verminderen van ongewenste afhankelijkheid van derde
landen, en het borgen van de toegang tot essentiƫle ruwe materialen. In
het verslag van deze Raad schrijft de staatssecretaris dat ā€˜meerdere
lidstaten opriepen tot een herziening van de staatssteunregels en de
aanbestedingsregels, om zo meer hulp te kunnen bieden aan bedrijven die
willen verduurzamenā€™. Welk standpunt heeft Nederland hier ingenomen?

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de
ā€˜call-to-actionā€™ voor het meer beschikbaar maken van financiering
voor Europese innovatieve groeibedrijven. Zij juichen dit toe. Deze
leden lezen dat de staatssecretaris in lijn met deze call-to-action een
programma voor start- en scale-ups heeft aangekondigd, waarvoor
Nederland ā‚¬ 500 miljoen beschikbaar stelt. Wordt de Kamer nog nader
over dit programma geĆÆnformeerd? Hoe zal dit programma eruit gaan zien,
en op welke manier(en) zullen Nederlandse innovatieve groeibedrijven
hier toegang toe kunnen krijgen?

De leden van de CDA-fractie vragen welke wetgevende dan wel
niet-wetgevende voorstellen van de Europese Commissie naar aanleiding
van de aangenomen raadsconclusies over intellectueel eigendom te
verwachten zijn en op welke termijn. Tijdens deze Raad zijn voor de
industrie raadsconclusies opgesteld, zo lezen deze leden. Nederland
heeft hier input voor geleverd, waarover de staatssecretaris schrijft
dat deze ā€˜grotendeelsā€™ is overgenomen. Kan de staatssecretaris
aangeven welke Nederlandse input niet is overgenomen?

De leden van de CDA-fractie lezen voorts dat er ook raadsconclusies zijn
vastgesteld over aanbesteden, in het bijzonder over efficiƫnter
aanbesteden, duurzaam aanbesteden en aanbesteden in internationaal
verband. De staatssecretaris schrijft verder: ā€˜Op Nederlands
initiatief is in de tekst een oproep aan de Europese Commissie opgenomen
om de meerwaarde van de toepassing van aanbestedingsregels in sectoren
waarin een grensoverschrijdend belang vermoedelijk ontbreekt, zoals het
sociaal domein, nogmaals kritisch te bestuderen en te rapporteren over
de resultaten en eventuele aanpassingen van het wettelijk kader. Ook
vraagt de tekst aandacht voor de toegang van het midden- en kleinbedrijf
tot overheidsaanbestedingen.ā€™ Wat is het vervolg van deze
raadsconclusies? Verwacht de staatssecretaris dat deze, eenmaal
aangenomen, zullen leiden tot voorstellen van de Europese Commissie?

 

De leden van de CDA-fractie valt ten aanzien van het thema ruimtevaart
op dat strategische autonomie een belangrijk discussiepunt was. Welke
positie heeft Nederland in dit debat? Wat vindt de staatssecretaris van
de opvatting van Eurocommissaris Breton dat ondersteuning van de
ruimtevaartindustrie, ook op nationaal niveau, noodzakelijk is, onder
andere om als Europa ā€˜op onafhankelijke wijze klimaat en
luchtkwaliteit te kunnen monitoren en autonome toegang tot de ruimte te
behoudenā€™? Hoe staat zij in dit kader tegenover een Nationaal
Ruimtevaartprogramma voor Nederland, waarnaar de leden als eens eerder
hebben gevraagd?

De leden van de CDA-fractie lezen dat Nederland terughoudend wil zijn
met betrekking tot sectorspecifieke maatregelen voor de
ruimtevaartsector op Europees niveau en erop vertrouwt dat de sector
zich kan herstellen ā€˜door de voortvarende uitvoering van de Europese
Unie en European Space Agency (ESA) ruimtevaartprogrammaā€™s, die veelal
een lange looptijd hebbenā€™. Nederland loopt echter achter met
investeringen in ruimtevaart: met een bruto nationaal productaandeel van
4,64% in ESA draagt Nederland ā€˜slechtsā€™ voor 2,2% bij aan het
ESA-budget. Uit het onderzoek van Dialogic (naar aanleiding van de
motie-Amhaouch over scenario's om de Nederlandse ruimtevaartambities
beter vorm te geven, Kamerstuk 24446, nr. 67) komt bovendien een aantal
knelpunten naar voren: onvoldoende ondersteuning vanuit de overheid, het
huidige investeringsklimaat, een gebrek aan mogelijkheden om mee te doen
in (inter)nationale programmaā€™s, en de beschikbaarheid van
gekwalificeerd personeel. Hoe rijmt de staatssecretaris de conclusies
van Dialogic met haar standpunt dat sectorspecifieke maatregelen niet
nodig zijn en de sector zich min of meer vanzelf zal herstellen? 

Verslag van de videoconferentie informele Raad voor
Consumentenbescherming op 7 december

De leden van de CDA-fractie kunnen zich goed vinden in het pleidooi voor
meer aandacht voor de rol en verantwoordelijkheden van platforms en dat
consumenten online en offline dezelfde bescherming moet kunnen genieten.
ā€˜Veel lidstaten benadrukten met mij dat goede samenwerking tussen
lidstaten, Commissie en derde landen belangrijk is bij effectieve
consumentenbescherming.ā€™ Aldus de staatssecretaris. Hoe wordt op dit
moment met derde landen samengewerkt, en met welke landen, en hoe zou
dit kunnen worden verbeterd?

II	Antwoord / Reactie van de staatssecretaris