Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over o.a. de geannoteerde agenda informele Raad voor Concurrentievermogen 3 februari 2021
Inbreng verslag schriftelijk overleg
Nummer: 2021D02807, datum: 2021-01-22, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 2
Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: W.J.T. Renkema, voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat (Ooit GL kamerlid)
- Mede ondertekenaar: R.D. Reinders, adjunct-griffier
Onderdeel van zaak 2021Z01108:
- Indiener: I.K. van Engelshoven, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- Volgcommissie: vaste commissie voor Europese Zaken
- Volgcommissie: vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat (2017-2024)
- 2021-01-22 12:00: Raad voor Concurrentievermogen / Onderzoek (informeel) 2-3 februari 2021 (Inbreng schriftelijk overleg), vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat (2017-2024)
- 2021-01-26 15:30: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2021-02-02 16:30: Procedurevergadering (via videoverbinding) (Procedurevergadering), vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat (2017-2024)
Preview document (š origineel)
Inbreng verslag van een schriftelijk overleg De vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat over de geannoteerde agenda informele Raad voor Concurrentievermogen 3 februari 2021, het verslag ministeriĆ«le videoconferentie over onderzoek en innovatie 27 november 2020 (Kamerstuk 21 501-30, nr. 516), het verslag Raad voor Concurrentievermogen 19 en 20 november 2020 (Kamerstuk 21 501-30, nr. 516), het verslag van de videoconferentie informele Raad voor Consumentenbescherming op 7 december, de antwoorden op vragen commissie over o.a de geannoteerde agenda EU ministeriĆ«le videoconferentie over onderzoek en innovatie op 27 november 2020 (Kamerstuk 21 501-30, nr. 514) en de antwoorden op vragen commissie over o.a. de geannoteerde agenda videoconferentie informele Raad voor Consumentenbescherming van 7 december 2020 (Kamerstuk 21 501-30, nr. 515). De voorzitter van de commissie, Renkema Adjunct-griffier van de commissie, Reinders Inhoudsopgave I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties II Antwoord / Reactie van de staatssecretaris I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie Geannoteerde agenda Raad voor Concurrentievermogen / Onderzoek De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda van de Raad voor Concurrentievermogen/onderzoek en hebben hierover nog enkele vragen en opmerkingen. De leden van de VVD-fractie lezen dat het debat zal gaan over het bevorderen van onderzoekcarriĆØres in zowel publieke als private instellingen. Kan de minister een beeld schetsen van de verhouding onderzoekcarriĆØres in publieke versus private instellingen? Hoe is dit verschil te verklaren? De leden van de VVD-fractie lezen dat de Europese Commissie het belang van vaardigheden onderstreept. Heeft de Commissie een bepaald beeld bij deze vaardigheden? Zo ja, welke? Welke vaardigheden vindt de minister van belang? Kan de minister hierbij ook ingaan op het incorporeren van ondernemerschapsvaardigheden in onderzoekcarriĆØres? De leden van de VVD-fractie lezen dat sterke onderzoeks- en innovatie-ecosystemen een grote rol spelen in de uitwisseling van kennis en ervaring tussen publieke en private partijen. De leden vragen aan de minister naar de internationale best practice ecosystemen en vragen hoe en wat Nederland daarvan kan leren en implementeren. Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de geagendeerde stukken. Deze leden hebben daarover de volgende vragen en opmerkingen. Geannoteerde agenda Raad voor Concurrentievermogen / Onderzoek De leden van de CDA-fractie lezen dat voorafgaand aan de Raad wordt gesproken over Horizon Europe en tijdens de Raad over onderzoekscarriĆØres. Deze leden steunen de Nederlandse inzet voor deze Raad, onder andere voor het breder erkennen en waarderen van onderzoekers. De leden van de CDA-fractie lezen dat de minister schrijft āNederland blijft [zich] inspannen om excellentie en impact als leidende criteria te behouden in het onderzoeks- en innovatiebeleid en financieringsmogelijkhedenā. Is haar indruk dat dit nu in voldoende en in de juiste mate gebeurt? Indien niet, waar ziet de minister punten voor verbetering? Vindt zij dat de toegang tot financieringsmogelijkheden goed geborgd is? Waar blijkt dit uit? De leden van de CDA-fractie delen de visie van de minister dat āonderzoek, innovatie en innovatief ondernemerschap floreren in goed aaneengesloten ecosystemenā. Is de minister in dat kader bekend met de achtergrondstudie Onderzoeks- en innovatie-ecosystemen in Nederland van Dialogic? Welke lessen trekt zij uit dit rapport? Hoe zouden in haar ogen de aanbevelingen ten aanzien van de ecosystemenstrategie kunnen worden gebruikt om te toetsen of nieuw beleid, wet- en regelgeving en instrumenten tegemoet komen aan de versterking van specifieke ecosystemen? Verslag ministeriĆ«le videoconferentie over onderzoek en innovatie 27 november 2020 De leden van de CDA-fractie lezen in het verslag van de ministeriĆ«le videoconferentie dat āeen groot deel van de lidstaten terughoudend was bij een additionele ambitie van 1,25% van publieke investeringen in onderzoek en innovatie (O&I), met name in tijden van economische crisisā. Kan de minister aangeven hoe juist de private investeringen in onderzoek en innovatie zouden kunnen worden verhoogd, bijvoorbeeld door samen te werken met industrie en bedrijfsleven zoals door een aantal lidstaten is ingebracht? Verslag Raad voor Concurrentievermogen 19 en 20 november 2020 De leden van de CDA-fractie brengen in herinnering dat de Europese Commissie in voorjaar 2021 een update van de Europese industriestrategie presenteert, waarin de effecten van de coronacrisis zijn meegenomen. Wanneer kan de Kamer deze geĆ¼pdatete industriestrategie precies verwachten, en wat weet de staatssecretaris reeds over de inhoud van deze update? De leden van de CDA-fractie steunen voorts het pleidooi voor versterking van het concurrentievermogen van de Europese industrie via groene transities, het verminderen van ongewenste afhankelijkheid van derde landen, en het borgen van de toegang tot essentiĆ«le ruwe materialen. In het verslag van deze Raad schrijft de staatssecretaris dat āmeerdere lidstaten opriepen tot een herziening van de staatssteunregels en de aanbestedingsregels, om zo meer hulp te kunnen bieden aan bedrijven die willen verduurzamenā. Welk standpunt heeft Nederland hier ingenomen? De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de ācall-to-actionā voor het meer beschikbaar maken van financiering voor Europese innovatieve groeibedrijven. Zij juichen dit toe. Deze leden lezen dat de staatssecretaris in lijn met deze call-to-action een programma voor start- en scale-ups heeft aangekondigd, waarvoor Nederland ā¬ 500 miljoen beschikbaar stelt. Wordt de Kamer nog nader over dit programma geĆÆnformeerd? Hoe zal dit programma eruit gaan zien, en op welke manier(en) zullen Nederlandse innovatieve groeibedrijven hier toegang toe kunnen krijgen? De leden van de CDA-fractie vragen welke wetgevende dan wel niet-wetgevende voorstellen van de Europese Commissie naar aanleiding van de aangenomen raadsconclusies over intellectueel eigendom te verwachten zijn en op welke termijn. Tijdens deze Raad zijn voor de industrie raadsconclusies opgesteld, zo lezen deze leden. Nederland heeft hier input voor geleverd, waarover de staatssecretaris schrijft dat deze āgrotendeelsā is overgenomen. Kan de staatssecretaris aangeven welke Nederlandse input niet is overgenomen? De leden van de CDA-fractie lezen voorts dat er ook raadsconclusies zijn vastgesteld over aanbesteden, in het bijzonder over efficiĆ«nter aanbesteden, duurzaam aanbesteden en aanbesteden in internationaal verband. De staatssecretaris schrijft verder: āOp Nederlands initiatief is in de tekst een oproep aan de Europese Commissie opgenomen om de meerwaarde van de toepassing van aanbestedingsregels in sectoren waarin een grensoverschrijdend belang vermoedelijk ontbreekt, zoals het sociaal domein, nogmaals kritisch te bestuderen en te rapporteren over de resultaten en eventuele aanpassingen van het wettelijk kader. Ook vraagt de tekst aandacht voor de toegang van het midden- en kleinbedrijf tot overheidsaanbestedingen.ā Wat is het vervolg van deze raadsconclusies? Verwacht de staatssecretaris dat deze, eenmaal aangenomen, zullen leiden tot voorstellen van de Europese Commissie? De leden van de CDA-fractie valt ten aanzien van het thema ruimtevaart op dat strategische autonomie een belangrijk discussiepunt was. Welke positie heeft Nederland in dit debat? Wat vindt de staatssecretaris van de opvatting van Eurocommissaris Breton dat ondersteuning van de ruimtevaartindustrie, ook op nationaal niveau, noodzakelijk is, onder andere om als Europa āop onafhankelijke wijze klimaat en luchtkwaliteit te kunnen monitoren en autonome toegang tot de ruimte te behoudenā? Hoe staat zij in dit kader tegenover een Nationaal Ruimtevaartprogramma voor Nederland, waarnaar de leden als eens eerder hebben gevraagd? De leden van de CDA-fractie lezen dat Nederland terughoudend wil zijn met betrekking tot sectorspecifieke maatregelen voor de ruimtevaartsector op Europees niveau en erop vertrouwt dat de sector zich kan herstellen ādoor de voortvarende uitvoering van de Europese Unie en European Space Agency (ESA) ruimtevaartprogrammaās, die veelal een lange looptijd hebbenā. Nederland loopt echter achter met investeringen in ruimtevaart: met een bruto nationaal productaandeel van 4,64% in ESA draagt Nederland āslechtsā voor 2,2% bij aan het ESA-budget. Uit het onderzoek van Dialogic (naar aanleiding van de motie-Amhaouch over scenario's om de Nederlandse ruimtevaartambities beter vorm te geven, Kamerstuk 24446, nr. 67) komt bovendien een aantal knelpunten naar voren: onvoldoende ondersteuning vanuit de overheid, het huidige investeringsklimaat, een gebrek aan mogelijkheden om mee te doen in (inter)nationale programmaās, en de beschikbaarheid van gekwalificeerd personeel. Hoe rijmt de staatssecretaris de conclusies van Dialogic met haar standpunt dat sectorspecifieke maatregelen niet nodig zijn en de sector zich min of meer vanzelf zal herstellen? Verslag van de videoconferentie informele Raad voor Consumentenbescherming op 7 december De leden van de CDA-fractie kunnen zich goed vinden in het pleidooi voor meer aandacht voor de rol en verantwoordelijkheden van platforms en dat consumenten online en offline dezelfde bescherming moet kunnen genieten. āVeel lidstaten benadrukten met mij dat goede samenwerking tussen lidstaten, Commissie en derde landen belangrijk is bij effectieve consumentenbescherming.ā Aldus de staatssecretaris. Hoe wordt op dit moment met derde landen samengewerkt, en met welke landen, en hoe zou dit kunnen worden verbeterd? II Antwoord / Reactie van de staatssecretaris