Reactie op verzoek commissie over de juridische status van de Handels- en Samenwerkingsovereenkomst tussen de EU en het VK
Betrekkingen tussen de Europese Unie en het Verenigd Koninkrijk
Brief regering
Nummer: 2021D03330, datum: 2021-01-26, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-35393-34).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: S.A. Blok, minister van Buitenlandse Zaken (Ooit VVD kamerlid)
Onderdeel van kamerstukdossier 35393 -34 Betrekkingen tussen de Europese Unie en het Verenigd Koninkrijk.
Onderdeel van zaak 2021Z01474:
- Indiener: S.A. Blok, minister van Buitenlandse Zaken
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Europese Zaken
- 2021-01-27 13:45: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2021-01-27 16:00: Extra procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Europese Zaken
- 2021-02-09 18:00: Procedurevergadering (via videoverbinding) (Procedurevergadering), vaste commissie voor Europese Zaken
- 2021-02-18 12:00: Raad Algemene Zaken dd 23 februari 2021 (Inbreng schriftelijk overleg), vaste commissie voor Europese Zaken
- 2023-09-05 15:20: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2020-2021 |
35 393 Betrekkingen tussen de Europese Unie en het Verenigd Koninkrijk
Nr. 34 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 26 januari 2021
Op 21 januari verzocht de vaste commissie voor Europese Zaken om uw Kamer binnen een week te informeren over de juridische status van de Handels- en Samenwerkingsovereenkomst tussen de EU en het VK en of deze status in alle EU-lidstaten op dezelfde wijze wordt geduid. Tevens verzocht de commissie om het op schrift gestelde juridische advies van de Juridische Dienst van de Raad (JDR) te ontvangen. In antwoord op deze verzoeken, bericht ik u als volgt.
Uit de tekst van de Handels- en Samenwerkingsovereenkomst tussen de EU en het VK volgt dat dit een zogenaamd EU only akkoord is. Ten eerste blijkt uit de titel dat de overeenkomst is gesloten tussen de EU (en dus niet de afzonderlijke lidstaten) enerzijds en het VK anderzijds. Daarnaast volgt uit de tekst van de overeenkomst dat de lidstaten hier geen partij bij zijn. Het Raadsbesluit tot ondertekening en voorlopige toepassing1 van de overeenkomst is op 29 december jl. door de Raad met eenparigheid van stemmen van de 27 EU-lidstaten aangenomen. In overweging 6 van het Raadsbesluit is neergelegd dat, gezien de uitzonderlijke en unieke aard van de Handels- en Samenwerkingsovereenkomst, de Raad gebruik maakt van de mogelijkheid dat de Unie haar externe bevoegdheid ten aanzien van het VK uitoefent. Hierdoor staat buiten twijfel dat sprake is van een EU only akkoord, dat door alle EU lidstaten ook zo wordt geduid. Alle EU lidstaten hebben immers door het aannemen van het Raadsbesluit tot ondertekening met de Handels- en Samenwerkingsovereenkomst met deze vorm ingestemd.
De juridische analyse van het kabinet waarom de Handels- en Samenwerkingsovereenkomst als een EU only akkoord gesloten kon worden is uiteengezet in de brief van 25 december.2 Die analyse geldt wat het kabinet betreft onverkort. Het kabinet acht het daarbij van groot belang dat het akkoord over een Handels- en Samenwerkingsovereenkomst tussen de EU en het VK geen precedent vormt voor toekomstige akkoorden met derde landen. Daarom heeft Nederland samen met andere lidstaten gevraagd om een bevestiging van de JDR dat op grond van de inhoud van het voorliggende akkoord in dit geval zowel een EU only als een gemengd akkoord mogelijk zou zijn en dat een politieke keuze voor een EU only akkoord in dit geval geen juridische verplichting zal inhouden om bij toekomstige EU-akkoorden met andere derde landen op dezelfde terreinen opnieuw een EU only akkoord te sluiten. De JDR heeft beide punten afgelopen december mondeling bevestigd.
Zoals aangegeven in de brief van 25 december 2020 met een appreciatie van de juridische aard van het bereikte akkoord3 en in de beantwoording van de Kamervragen van de leden Omtzigt, Van der Graaf, Bosman, Bouali, Leijten, Asscher en Van Ojik van op 27 december jl.4 was er geen schriftelijk advies van de JDR beschikbaar. Onder andere door de inzet van Nederland geeft voornoemd Raadsbesluit de conclusie van de juridische argumentatie van de JDR echter nadrukkelijk weer. Zo bepaalt artikel 10 dat de uitoefening van de Uniebevoegdheid op grond van de Handels- en Samenwerkingsovereenkomst geen afbreuk doet aan de respectieve bevoegdheden van de Unie en haar lidstaten bij onderhandelingen met elk ander derde land (zie ook de hiervoor genoemde overweging 6 en overwegingen 16 en 17).
Op vrijdag 22 januari jl. kondigde de JDR aan toch te werken aan een schriftelijk advies over de juridische aard van het akkoord en dit schriftelijk advies is op maandag 25 januari jl. verschenen. Het advies komt op hoofdlijnen overeen met de eerder genoemde analyse van het kabinet5 en mondelinge toelichting van de JDR. Het advies is gekenmerkt als limite-document en komt uw Kamer als vertrouwelijke bijlage bij deze brief toe6 en is voor uw Kamer ook vertrouwelijk in te zien via het Delegates Portal 7. Nederland heeft openbaarmaking van het advies reeds bepleit in Brussel en zal zich hiervoor in blijven spannen.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
S.A. Blok
https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/PDF/?uri=CELEX:32020D2252&from=EN↩︎
Kamerstuk 35 393, nr.11↩︎
Kamerstuk 35 393, nr. 11↩︎
Aanhangsel Handelingen II 2020/21, nr. 1206↩︎
Kamerstuk 35 393, nr.11↩︎
Ter vertrouwelijke inzage gelegd, alleen voor de leden, bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer↩︎
Document nummer: ST 5591/21↩︎