Verslag van een schriftelijk overleg over 4 BNC-fiches inzake het Digital Finance Package (o.a. Kamerstuk 22112-2949)
Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie
Verslag van een schriftelijk overleg
Nummer: 2021D05349, datum: 2021-02-17, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-22112-3048).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: J.Z.C.M. Tielen, voorzitter van de vaste commissie voor Financiën (VVD)
- Mede ondertekenaar: H.P.C. Buisman, adjunct-griffier
Onderdeel van kamerstukdossier 22112 -3048 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie.
Onderdeel van zaak 2021Z02450:
- Indiener: W.B. Hoekstra, minister van Financiën
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Financiën
- 2021-02-11 11:15: Procedurevergadering Financiën (via videoverbinding) (Procedurevergadering), vaste commissie voor Financiën
- 2021-03-10 18:30: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2021-06-10 14:15: Financiële markten (Commissiedebat), vaste commissie voor Financiën
- 2021-06-16 14:59: Aansluitend aan de Stemming: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2020-2021 |
22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie
Nr. 3048 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 17 februari 2020
De vaste commissie voor Financiën heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Financiën over de brief van 30 oktober 2020 over een viertal fiches inzake het Digital Finance Package, te weten:
• Fiche: Mededeling EU-Strategie voor het digitale geldwezen (Kamerstuk 22 112, nr. 2949);
• Fiche: Verordening Pilot regime voor marktinfrastructuren gebaseerd op distributed ledger technology (DLT) (Kamerstuk 22 112, nr. 2950);
• Fiche: Verordening digitale operationele weerbaarheid (DORA) (Kamerstuk 22 112, nr. 2951);
• Fiche: Mededeling strategie voor retailbetalingen (Kamerstuk 22 112, nr. 2952)
De vragen en opmerkingen zijn op 27 november 2020 aan de Minister van Financiën voor gelegd. Bij brief van 5 februari 2021 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie,
Tielen
De adjunct-griffier van de commissie,
Buisman
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Inleiding
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de voorliggende BNC-fiches over het «Digital Finance Package». Uiteraard verwelkomen zij de EU-strategie voor digitalisering van de financiële sector. Innovatie, concurrentie en een gelijk speelveld leiden uiteindelijk tot lagere kosten en meer gemak voor de eindgebruiker. De Nederlandse economie kan hier, zowel vanuit de gevestigde financiële instellingen als vanuit nieuw te vestigen bedrijven, veel voordeel van hebben. Deze leden hebben hierover nog wel een aantal vragen.
De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de vier BNC-fiches inzake het Digital Finance Package. Zij hebben naar aanleiding daarvan een aantal vragen.
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de vier BNC-fiches inzake het Digital Finance Package.
Fiche: Mededeling EU-Strategie voor het digitale geldwezen
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de VVD
De leden van de VVD-fractie begrijpen uit de vier prioriteiten van de digitaliseringsstrategie dat wordt ingezet op een geïntegreerde, grensoverschrijdende en open markt voor geld- en betalingsverkeer. Zij vragen zich af wat dit betekent voor het toezicht op deze markt. Leidt dit tot een verdere centralisering of zelfs tot één centrale toezichthouder die zich concentreert op het uitrollen, in stand houden en het naleven van het regelgevend kader waarbinnen veilige financiële dienstverlening kan plaatsvinden en innoveren? Welke rol ziet de Minister in deze constellatie voor de nationale toezichthouders van de lidstaten?
De toetreding van innovatieve partijen in de financiële sector leidt ook tot vragen over de financiële infrastructuur. Nieuwe spelers zullen zich richten op aantrekkelijke segmenten in de markt. Van bestaande spelers, in het bijzonder de grootbanken, wordt onverminderd verwacht dat zij de verantwoordelijkheid nemen voor basisdienstverlening, waaronder een breed pallet van diensten, een bepaald aantal bankkantoren en een ruim netwerk van geldautomaten. Dat gaat juist in tegen het bedoelde level playing field, zo merken de leden van de VVD-fractie op. Hoe ziet de Minister de bekostiging van deze basisvoorzieningen in een snel veranderende markt?
De leden van de VVD-fractie vragen zich daarnaast af hoe het creëren van EU-markten voor cryptoactiva en «tokenization» zich verhoudt tot de inzet om te komen tot een «single rule book» voor de bestrijding van witwassen en terrorismefinanciering. Wordt die bestrijding hiermee gemakkelijker of juist gecompliceerder? Wat betekent dit voor het toezicht op Europees respectievelijk nationaal niveau? Welke rol ziet de Minister weggelegd voor de nieuw op te richten toezichthouder?
De leden van de VVD-fractie lezen met genoegen dat het kabinet ook in dit verband inzet op nummerportabiliteit op Europees niveau. Deze leden zien nummerportabiliteit als drijver van een vergroting van concurrentie en innovatie op de betalingsmarkt. Zij vragen zich wel af wat met het «regelmatig» evalueren van de wetgeving wordt bedoeld. Om welke frequentie gaat het daarbij?
De leden van de VVD-fractie lezen dat het kabinet enthousiast is over het in de mededeling geuite voornemen van de Europese Commissie om de mogelijkheden voor digitaal centralebankgeld verder te verkennen. Deze leden zien een steeds positievere houding ten opzichte van digitaal centralebankgeld, terwijl de risico’s en neveneffecten niet vanzelfsprekend duidelijk zijn. Uit het rapport van De Nederlandsche Bank (DNB) blijkt dat invoering een brede en forse invloed heeft op het monetaire en financiële stelsel en daarmee op de publieke taken en verantwoordelijkheden van centrale banken en overheden. Zo heeft het implicaties voor het monetair beleid, het betalingsverkeer, de financiële stabiliteit en het toezicht op de financiële sector. De leden van de VVD-fractie vinden dat er altijd moet worden gestreefd naar innovatie en vernieuwing, maar dat men met experimenten in het geldstelsel voorzichtig moet zijn. Dit betekent dat je ook met een eerlijke blik naar de risico's moet kijken. Kan de Minister daarop reflecteren? Wil hij ingaan op die risico's van digitaal centralebankgeld? Wat vindt de Minister van het feit dat aangegeven wordt dat het risico van een bankrun wordt vergroot? Hoe kijkt hij daarnaar? Welke gevolgen kan dit hebben voor de financiële stabiliteit? Hoe kijkt de Minister naar het feit dat digitaal centralebankgeld een concurrent is voor de commerciële banken en dat de toezichthouder van die banken dan eigenlijk een concurrent is? En wie houdt bij digitaal centralebankgeld toezicht op DNB of de Europese Centrale Bank (ECB)? Wat zijn de gevolgen voor het cashgeld?
Tevens lezen de leden van de VVD-fractie dat het rapport van de ECB van 2 oktober 2020 een verdere aanmoediging is om te experimenteren met een publieke digitale munt. Zij begrijpen dat de invoering van een digitale euro internationale betalingen efficiënter kan maken en tegelijkertijd de positie van de euro als internationale standaard kan verstevigen. Zij vragen zich echter af waar deze publieke digitale munt aan gekoppeld is. Voorziet de Minister problemen bij een koppeling van deze munt aan bijvoorbeeld de waarde van de euro?
De leden van de VVD-fractie waken voor de risico’s ten aanzien van gegevensverwerking en -bewaring, als ook operationele risico’s, die een sterk juridisch kader nodig hebben. Deze leden verwelkomen het accent dat het kabinet met name legt op aandacht voor de risico’s die komen kijken bij de verwerking van gevoelige financiële gegevens van consumenten.
De leden van de VVD-fractie lezen dat het Europees Parlement zich tot dusverre nog niet heeft uitgesproken over de mededeling. Is er al zicht op wanneer dit gebeurt en zo ja, kan dit negatieve gevolgen hebben voor de implementatie van regelgeving die hieruit voortvloeit?
De leden van de VVD-fractie lezen dat de strategie in haar geheel leidt tot meer toezichtdruk bij zowel financiële toezichthouders als toezichthouders op gegevensbescherming. Kan de Minister ingaan op deze geschetste situatie en hierbij aangeven op welke manier de kwaliteit van het toezicht niet zal gaan lijden onder deze extra druk?
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de PVV
Allereerst merken de leden van de PVV-fractie op dat de Europese Commissie voorstelt om de samenwerking en het gebruik van cloudcomputing-infrastructuur te bevorderen door tegen eind 2022 een Europese marktplaats voor clouddiensten op te zetten. De leden van de PVV-fractie vragen dit nader te verduidelijken. Waar bestaat deze Europese marktplaats uit en wie krijgen hier toegang tot?
Ten aanzien van open finance willen de leden van de PVV-fractie weten welke gegevens er precies tussen bedrijven in de financiële sector van de Europese Unie en daarbuiten uitgewisseld zullen worden en of alle bedrijven in de financiële sector hier toegang tot zullen krijgen. Welke landen worden er met «daarbuiten» bedoeld? Ook willen de leden van de PVV-fractie weten hoe de privacy van consumenten gewaarborgd wordt?
Verder merken de leden van de PVV-fractie op dat er aangegeven wordt dat voor de lidstaten waar de digitale infrastructuur minder vergevorderd is, het pakket naar verwachting meer impact zal hebben, terwijl in Nederland bepaalde aspecten van het voorgestelde pakket reeds staand beleid zijn. De leden van de PVV-fractie vragen om voorbeelden van lidstaten waar de digitale infrastructuur minder vergevorderd is en dit pakket veel impact zal hebben. Tevens vragen de leden van de PVV-fractie welke aspecten van het voorgestelde pakket reeds staand beleid zijn in Nederland en welke aspecten «nieuw» zijn.
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de SP
De leden van de SP-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van de «Digital Finance Package». Zij delen de opvatting dat digitalisering van de financiële sector van belang kan zijn voor het moderniseren economie en zien tegelijkertijd een kans om de dominantie van grote commerciële banken in de financiële sector te verminderen. Maar de leden van de SP-fractie lezen dit helaas niet terug in de prioriteiten van de Europese Commissie, terwijl het bevorderen van een diverse sector wel onderdeel is van het Nederlandse actieplan. Zij vragen het kabinet om de Europese Commissie te wijzen op deze omissie in de Europese prioritering. Zij vragen het kabinet tevens om een eerste analyse van de reacties op het non-paper met betrekking tot nummerportabiliteit.
De leden van de SP-fractie vragen ten aanzien van de derde prioriteit, en specifiek over het voornemen om de uitwisseling van gegevens tussen bedrijven in de Europese Unie en daarbuiten te bevorderen, een nadere toelichting. Waarom is het kabinet positief over dit voornemen en welk probleem moet dit oplossen? De leden van de SP-fractie maken zich zorgen over de privacy van mensen. Zij vragen zich daarom af of er met het voornemen om gegevensdeling verder te bevorderen geen grotere problemen worden gecreëerd, bijvoorbeeld op het gebied van gegevensbescherming. Welke risico’s ziet het kabinet met betrekking tot «open-finance» en het bevorderen van het gebruik van digitale identiteiten? Hoe wordt massasurveillance voorkomen?
De leden van de SP-fractie juichen de positieve grondhouding van het kabinet met betrekking tot een publieke digitale munt toe, maar zijn van mening van dat het lot daarvan niet onlosmakelijk verbonden is met de euro. Nationale en/of zelfs regionale digitale munten zijn ook goed denkbaar en zouden ook voordelen kunnen bieden. Wat is de visie van het kabinet hierop?
Fiche: Verordening Pilot regime voor marktinfrastructuren gebaseerd op distributed ledger technology (DLT)
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de VVD
De leden van de VVD-fractie hebben met grote belangstelling kennisgenomen van het «pilotregime» voor distributed ledger technology (DLT). Deze technologie heeft grote potentie voor de financiële sector – niet alleen voor stroomlijning van de clearing en settlement van financiële instrumenten, maar ook voor de afwikkeling van betalingsverkeer. De vormgeving als pilotregime biedt de kans snel te leren, de regelomgeving aan te passen of desnoods stil te leggen. De keerzijde daarvan is dat het regime beperkt is tot een kleine groep partijen en de eisen zorgen voor een beperkte ruimte voor innovatie. Kan de Minister aangeven hoe wordt gewaarborgd dat dit pilot regime geen papieren tijger wordt, maar daadwerkelijk een regime voor innovatie en versnelling van technologie?
Het gaat bij dit voorstel om een speciaal regime waarvan de gebruiker zelf kan beslissen om er gebruik van te maken. De kosten die vanuit dit regime voortvloeien, zullen de kosten voor het additionele toezicht zijn. De leden van de VVD-fractie zijn benieuwd hoe hoog deze kosten zullen zijn voor de deelnemers aan het pilot regime. Deelt de Minister de mening van de leden van de VVD-fractie dat deze kosten innovatie juist in de weg staan en een remmend effect zal hebben op deelname aan het regime?
Fiche: Verordening digitale operationele weerbaarheid (DORA)
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de VVD
De leden van de VVD-fractie kunnen zich goed vinden in de insteek van het kabinet met betrekking tot deze verordening. Cybercriminaliteit speelt zich vooralsnog vooral af in de buitenschil van het financiële systeem, namelijk bij de toegang van particulieren en bedrijven tot hun eigen financiën. Anders dan DDOS-aanvallen is deze leden geen succesvolle criminaliteit op systeemniveau bekend, en alles moet erop gericht zijn dat zo te houden. Dit niettegenstaande vragen deze leden zich af wat de praktische gevolgen zijn van deze verordening voor de Nederlandse financiële sector. Geeft de verordening aanleiding tot wezenlijke verandering in de digitale beveiliging en, zo ja, heeft die meerwaarde in de preventie van criminaliteit?
De eisen die uit het voorstel voortvloeien ten aanzien van het inrichten van de organisatie en ICT-governance, maar ook de eisen die aan instellingen worden gesteld om significante ICT-incidenten tijdig te melden bij de toezichthouder, ziet het kabinet als noodzakelijk. Hierbij moet de rol van het Nationaal Cyber Security Centrum (NCSC) als meldpunt voor aanbieders van essentiële diensten wel geborgd blijven. Hoe gaat de Minister er voor waken dat het NCSC zijn vitale functie binnen Nederland en Europa kan behouden?
De leden van de VVD-fractie constateren dat het Europees Parlement zich tot dusverre niet heeft uitgesproken over de verordening. Is er al zicht op wanneer het Europees Parlement zich wel gaat uitspreken over deze verordening?
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de PVV
De leden van de PVV-fractie merken op dat lidstaten toezichthouders aan dienen te wijzen die toezien op de naleving van de verordening. Is het al bekend welke toezichthouder er is aangewezen? Ook vragen de leden van de PVV-fractie om alsnog een inschatting te maken van de eventuele extra middelen die deze toezichthouder(s) nodig hebben. Wat zijn de financiële gevolgen voor de instellingen die onder toezicht staan?
Fiche: Mededeling strategie voor retailbetalingen
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de VVD
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de mededeling en herkennen het streven naar instant payments en een efficiënte, competitieve markt voor retailbetalingsverkeer. Kan de Minister een beeld schetsen op welke gebieden Nederland voor- dan wel achterloopt? Zijn er landen die overduidelijk in de achterhoede zitten? In hoeverre en op welke manier is Nederland betrokken bij de ontwikkelingen in deze landen?
Wat betreft de interoperabiliteit van digitale identiteiten vragen de leden van de VVD-fractie zich af hoe deze ontwikkeling zich verhoudt tot de ontwikkeling van een E-ID binnenslands. Kan de Minister dit toelichten?
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de SP
De leden van de SP-fractie lezen dat de Europese Commissie eind 2021 zal starten met een evaluatie van de herziene richtlijn betaaldiensten (PSD2) en daarbij onder meer aandacht zal hebben voor de reikwijdte ten aanzien van bepaalde technische serviceproviders en het incorporeren van het regelgevend kader voor elektronisch geld in PSD2. Zij vragen het kabinet om in de Europese Unie te benadrukken dat het steeds verder verspreiden van betaalgegevens van consumenten onwenselijk is, en zeker geen doel van nieuw beleid kan zijn als de toegevoegde waarde voor de consument onduidelijk is. De leden van de SP-fractie betwijfelen of PSD2 enig positief effect heeft gehad voor consumenten en vinden dat, als de evaluaties hun twijfel bevestigen, eerder een afbouw van PSD2 op zijn plek is dan een uitbreiding van de reikwijdte. Deelt het kabinet deze mening?
Het kabinet vraagt terecht aandacht voor dat het complexer wordt voor consumenten om inzicht te behouden in de keten van partijen die toegang hebben tot hun gegevens. De leden van de SP-fractie vragen het kabinet deze zorg te blijven benadrukken bij alle gesprekken over dit onderwerp in de Europese Unie. De leden van de SP-fractie willen benadrukken dat zij veel waarde hechten aan een hoog niveau van consumentenbescherming en veiligheid bij betaaloplossingen. Zij vragen het kabinet hoe zij kan garanderen dat de consumentenbescherming verhoogd wordt in de komende jaren, in plaats van verlaagd.
II Reactie van de Minister
Ik heb met belangstelling kennisgenomen van de vragen en opmerkingen van de leden van de fracties van de VVD, de PVV en de SP over de vier BNC-fiches inzake het digital finance package van de Europese Commissie. De vragen beantwoord ik hierna.
Fiche: Mededeling EU-Strategie voor het digitale geldwezen
De leden van de VVD-fractie vragen zich af wat de Strategie voor het geldwezen betekent voor het toezicht op de markt, en of dit leidt tot een verdere centralisering of zelfs tot één centrale toezichthouder die zich concentreert op het uitrollen, in stand houden en het naleven van het regelgevend kader waarbinnen veilige financiële dienstverlening kan plaatsvinden en innoveren. Daarnaast vragen zij welke rol de Minister in deze constellatie ziet voor de nationale toezichthouders van de lidstaten.
Het kabinet is in principe voorstander van meer geharmoniseerd toezicht, ook op EU-niveau, zolang dat toegevoegde waarde heeft en gebeurt op basis van geharmoniseerde regelgeving. Ik onderschrijf dan ook dat het in bepaalde gevallen effectiever en efficiënter zou kunnen zijn om toezichttaken op EU-niveau te beleggen. Hoewel de mededeling over de Strategie voor het digitale geldwezen een aantal beleidsvoornemens in dat verband aankondigt, is het nog niet precies duidelijk of deze zich in alle gevallen lenen voor meer centralisatie van toezicht. Dit moet mijns inziens per voorstel goed bekeken en geëvalueerd worden. Natuurlijk is er al ervaring met centralisatie van toezicht op EU-niveau. Sinds een aantal jaar wordt het toezicht op banken op EU-niveau uitgevoerd via het Single Supervisory Mechanism (SSM), waarbij de ECB nauw samenwerkt met nationale toezichthouders om het toezicht uit te voeren. Het SSM en de onderlinge samenwerking tussen EU-toezichthouder en de toezichthouders in de verschillende lidstaten is effectief en zou als uitgangspunt gebruikt kunnen worden voor andere financiële sectoren. Echter, ook hier vind ik dat per sector en per regelgevend voorstel bekeken moet worden wat de meest effectieve manier van samenwerking is tussen de verschillende toezichthouders.
De leden van de VVD-fractie geven aan dat van bepaalde financiële instellingen, in het bijzonder de grootbanken, onverminderd wordt verwacht dat zij de verantwoordelijkheid nemen voor basisdienstverlening, waaronder een breed pallet van diensten, een bepaald aantal bankkantoren en een ruim netwerk van geldautomaten. De leden van de VVD-fractie vragen hoe ik de bekostiging van deze basisvoorzieningen in een snel veranderende markt zie.
Zoals ik meermaals heb aangegeven vind ik het belangrijk dat het betalingsverkeer goed toegankelijk en bereikbaar is en blijft.1 Dit betekent dus, naast dat banken steeds betere en gemakkelijkere digitale bankdiensten aanbieden, ook dat mensen die daar niet van kunnen of willen gebruikmaken toegang tot betalingsdiensten houden. Zo moet bijvoorbeeld de toegang tot contant geld goed zijn en moeten er voldoende mogelijkheden zijn voor fysiek contact met de bank. De grootbanken hebben hier, vanwege hun centrale rol in het aanbieden van financiële diensten, een belangrijke maatschappelijk rol in. Ik heb eerder aangegeven dat DNB een onderzoek uitvoert naar de chartale infrastructuur op de middellange termijn.2 De uitkomsten van dat onderzoek worden later dit jaar verwacht en zullen met de Kamer gedeeld worden. Afhankelijk van de uitkomsten van dit onderzoek kan een volgend kabinet mogelijk verdere besluiten gaan nemen over de chartale infrastructuur.
De leden van de VVD-fractie vragen zich daarnaast af hoe het creëren van EU-markten voor cryptoactiva en «tokenization» zich verhoudt tot de inzet om te komen tot een «single rule book» voor de bestrijding van witwassen en terrorismefinanciering. Zij vragen of de bestrijding hiermee gemakkelijker of juist gecompliceerder wordt, wat dit betekent voor het toezicht op Europees respectievelijk nationaal niveau, en welke rol de Minister weggelegd ziet voor de nieuw op te richten toezichthouder.
Crypto’s kunnen leiden tot interessante innovaties, maar brengen ook risico’s met zich mee, waaronder voor witwassen en het financieren van terrorisme. Om deze reden zijn bepaalde cryptodienstverleners dan ook binnen de reikwijdte van de Europese anti-witwasrichtlijn gebracht (AMLD5), die vorig jaar in de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft) is geïmplementeerd.
Een verdere ontwikkeling van de EU-markten voor crypto’s en tokens hoeft niet per se tot extra witwasrisico’s te leiden als deze hand-in-hand gaat met een goede aanpak van deze risico’s. Daarom vraag ik ook om extra aandacht voor de verdere aanpak van crypto’s in het aankomende pakket met anti-witwasmaatregelen dat de Commissie komende voorjaar gaat presenteren. Hierbij ben ik voorstander van het onderzoeken van de mogelijkheden om het anti-witwastoezicht op cryptodienstverleners (gedeeltelijk) op EU-niveau te beleggen, vooral ook omdat in het voorstel van de Commissie voor een verordening voor Markten in cryptoactiva (MiCA) ook een grotere rol wordt voorgesteld voor de Europese toezichthouders.
De leden van de VVD-fractie vragen voorts naar de wat de Commissie bedoelt met het «regelmatig» evalueren van de wetgeving, met name ten aanzien van nummerportabiliteit, en om welke frequentie het hierbij gaat.
De Commissie heeft in de strategie het volgende aangegeven: «via regelmatige evaluaties zal de Commissie ervoor zorgen dat mogelijke materiële belemmeringen voor innovatie die uit de wetgeving inzake financiële diensten voortvloeien, worden weggenomen.» Net als de leden van de VVD-fractie is het mij echter ook niet duidelijk wat het precieze voornemen van de Commissie op dit specifieke onderdeel is en met welke frequentie dit gedaan zal worden. Ik zal dit in eventuele besprekingen over deze strategie aankaarten.
Ten aanzien van nummerportabiliteit is in de Betaaldienstenrichtlijn (PAD) vastgelegd dat de Europese Commissie uiterlijk in 2019 een verslag van deze richtlijn zou opstellen, met daarin een inschatting «van de kosten en baten van invoering van Uniebrede meeneembaarheid van betalingsrekeningnummers.» Deze richtlijn wordt op dit moment geëvalueerd door de Commissie, waarbij ook nummerportabiliteit op EU-niveau wordt onderzocht. Ik verwacht dat de Commissie de evaluatie in de eerste helft van 2021 afrondt.
De leden van de VVD-fractie vragen mij te reflecteren op mogelijke risico’s van de invoering van digitaal centralebankgeld, waarbij zij vragen wat ik vind van het feit dat aangegeven wordt dat het risico van een bankrun vergroot wordt en hoe ik daarnaar kijk, welke gevolgen dit kan hebben voor de financiële stabiliteit, hoe ik kijk naar het feit dat digitaal centralebankgeld een concurrent is voor de commerciële banken en dat de toezichthouder van die banken dan eigenlijk een concurrent is, wie bij digitaal centralebankgeld toezicht houdt op DNB of de ECB, wat de gevolgen voor contant geld zijn en of ik problemen zie bij de koppeling van deze munt aan bijvoorbeeld de waarde van de euro.
De invoering van een digitale euro zou een structurele hervorming zijn met grote invloed op het monetaire en financiële stelsel. We staan daarbij ook nog aan het begin van de ontwikkelingsfase, waarbij nog niet alle effecten helemaal in kaart zijn gebracht. Dit brengt risico’s met zich mee, waar ik mij terdege van bewust ben. Zoals ik heb aangegeven in mijn brief over de voortgang van de digitale euro van 27 oktober 2020 vind ik het juist daarom ook zo belangrijk dat er verder onderzocht wordt om welke risico’s dit gaat en hoe deze risico’s ondervangen kunnen worden.3 Het goede nieuws is wel dat de eerste onderzoeken, onder meer van DNB, erop duiden dat er goede aanknopingspunten zijn om de risico’s van digitaal centralebankgeld te kunnen mitigeren, met name door hier in het ontwerp van de digitale euro speciale aandacht voor te hebben.
Gezien de verkennende fase waarin we nu nog zitten is het moeilijk om uitgebreid in te gaan op de risico’s van een digitale euro. Zo heeft een digitale euro implicaties voor het monetaire beleid, het betalingsverkeer, de financiële stabiliteit en het toezicht op de financiële sector. Deze implicaties kunnen positief zijn, maar kunnen ook risico’s met zich meebrengen.
Ik zal hieronder een aantal zaken noemen waarbij ik mogelijke risico’s zie. Allereest kan de digitale euro de financieringsbasis van commerciële banken onder druk zetten wanneer consumenten massaal geld gaan aanhouden bij de centrale bank in plaats van op een rekening bij commerciële banken. Dat brengt verschillende risico’s met zich mee, afhankelijk van de manier waarop banken hun financieringsbasis aanpassen. In het geval van (plots) afnemend vertrouwen in banken, bijvoorbeeld in tijden van stress op de financiële markten, kan het zijn dat mensen hun geld naar de centrale bank verplaatsen waardoor de druk op banken nog verder kan toenemen en de financiële stabiliteit in gevaar komt. Daarnaast zijn er risico’s met betrekking tot de monetaire transmissie en zijn er vraagstukken op het gebied van concurrentie, toezicht en privacy in de financiële sector. We staan nog aan het begin van de ontwikkeling van de digitale euro, wat betekent dat we nog geen compleet beeld hebben van alle mogelijkheden en risico’s die die digitale euro met zich meebrengt. Het is daarom van groot belang dat er goed onderzoek naar wordt gedaan en dat er bij de verdere ontwikkeling keuzes in het ontwerp worden gemaakt waarmee deze risico’s zoveel mogelijk kunnen worden ondervangen.
In een onderzoek van DNB, dat met uw Kamer is gedeeld, wordt aangegeven dat het risico op een bankrun in crisissituaties toeneemt en dat dit meegewogen moet worden in het uiteindelijke ontwerp van de digitale euro.4 Bijvoorbeeld een limiet op de hoeveelheid digitale euro’s per rekeninghouder zou dit risico zou kunnen mitigeren. Daarnaast is geld (tot 100.000 euro) bij een commerciële bank ook altijd nog beschermd via het depositogarantiestelsel en is dat nog altijd een middel om het risico op een bankrun te verkleinen, ook als de digitale euro zou bestaan. Het is op dit moment echter moeilijk te zeggen wat de precieze effecten van een digitale euro zijn op de financiële stabiliteit, omdat nog niet duidelijk is in hoeverre de digitale euro daadwerkelijk zal worden beschouwd als een alternatief voor commercieel bankgeld. Momenteel voert DNB een marktonderzoek uit naar de bereidheid van consumenten om gebruik te maken van een digitale euro. De uitkomsten van dit onderzoek zullen meer inzicht geven in de mogelijke gevolgen voor de financiële stabiliteit.
Binnen de ECB wordt aangestuurd op de keuze dat de dienstverlening naar consumenten rondom de digitale euro aangeboden wordt door private partijen die als intermediair zullen gaan dienen. Dit gezien de vraagstukken met betrekking tot concurrentie en toezicht en het feit dat private partijen het beste zijn gepositioneerd om innovatieve dienstverlening aan te bieden aan klanten. Afhankelijk van het ontwerp van digitaal centralebankgeld wordt de centrale bank een partij op de markt voor financiële dienstverlening, of alleen een partij die de financiële sector faciliteert, wat meer in lijn is met de rol die de centrale bank nu heeft. Ook tussenvarianten zijn mogelijk. De vraag of, en zo ja hoe, het toezicht anders moet worden ingericht is dan ook afhankelijk van het ontwerp. Het ontwerp van digitaal centralebankgeld moet wat mij betreft in het teken staan van de beoogde doelstellingen. Daaruit volgen dan bepaalde ontwerpkeuzes. Vervolgens moeten we onderzoeken wat de consequenties van die ontwerpkeuzes zijn, waarbij ook bekeken moet worden hoe het toezicht geregeld moet worden.
Hoewel het tenslotte natuurlijk mogelijk is dat de vraag naar contant geld afneemt door een publieke digitale munt, voorzie ik op dit moment geen onwenselijke gevolgen voor contant geld. Ik vind het belangrijk dat contant geld beschikbaar blijft om de toegankelijkheid van publiek geld te kunnen garanderen. Een digitale euro is een aanvulling op het publieke geld, maar geen vervanging van contant geld.
Tevens vragen de leden van de VVD-fractie zich af waar deze publieke digitale munt aan gekoppeld is, en of ik problemen voorzie bij een koppeling van deze munt aan bijvoorbeeld de waarde van de euro.
De waarde van de digitale euro zal per definitie gelijk zijn aan die van de euro’s die we nu kennen. De digitale euro zal één-op-één inwisselbaar zijn voor euro’s bij een commerciële bank en contant geld. Er worden geen problemen voorzien bij deze koppeling
De leden van de VVD-fractie lezen dat het Europees Parlement zich tot dusverre nog niet heeft uitgesproken over de mededeling, en vragen of er al zicht is op wanneer dit gebeurt en zo ja, of dit negatieve gevolgen kan hebben voor de implementatie van regelgeving die hieruit voortvloeit.
Op 8 oktober 2020 heeft het Europees Parlement het rapport over Digital Finance aangenomen. Het rapport is te vinden op de website van het parlement.5 Uit het aangenomen rapport lijkt het parlement positief te reageren op de voorstellen.
De leden van de VVD-fractie lezen dat de strategie in haar geheel leidt tot meer toezichtdruk bij zowel financiële toezichthouders als toezichthouders op gegevensbescherming en vragen of ik kan ingaan op de geschetste situatie en hierbij kan aangeven op welke manier de kwaliteit van het toezicht niet zal gaan lijden onder deze extra druk.
Omdat veel van de voornemens in de strategie nog niet zijn omgezet in concrete wetgevingsvoorstellen is het niet mogelijk om nu al in te schatten wat de gevolgen zijn voor de verschillende toezichthouders. In het algemeen kan ik zeggen dat bij elke intensivering van toezicht, of uitbreiding van toezichtaken, met de betrokken toezichthouders bekeken wordt wat dit voor hen betekent. Daarnaast zijn er ook formele instrumenten, zoals uitvoeringstoetsen, om te bekijken of, en zo ja welke, extra middelen een toezichthouder nodig heeft om het toezicht uit te oefenen.
De leden van de PVV-fractie vragen waar de Europese marktplaats voor clouddiensten, die tegen eind 2022 opgezet wordt, uit bestaat en wie hier toegang tot krijgen.
De Europese marktplaats voor clouddiensten voor publieke en private partijen is aangekondigd in de Europese Datastrategie van de Europese Commissie, die begin vorig jaar is gepresenteerd. Het is nog onduidelijk hoe deze marktplaats er precies uit gaat zien, maar in de Datastrategie geeft de Commissie aan dat deze marktplaats het aanbod van clouddiensten overzichtelijk op één plek samenbrengt. Aanbieders van clouddiensten mogen alleen participeren als zij aan bepaalde contractvereisten voldoen. Het doel van deze marktplaats is om publieke partijen en (met name) het MKB makkelijker toegang te geven tot clouddiensten, en deze partijen door standaard contracteisen beter te beschermen tegen de macht van grote clouddienstverleners.
De leden van de PVV- fractie vragen in het kader van de beleidsacties aangaande open finance welke gegevens er precies tussen bedrijven in de financiële sector van de Europese Unie en daarbuiten uitgewisseld zullen worden en of alle bedrijven in de financiële sector hier toegang tot zullen krijgen. Ook vragen zij welke landen worden bedoeld met «daarbuiten» en hoe de privacy van consumenten hierbij gewaarborgd wordt.
De Commissie heeft aangekondigd tegen medio 2022 een wetgevingsvoorstel in te dienen voor een nieuw regulerend kader voor een open finance. Hierdoor wordt het mogelijk om gegevens tussen bedrijven in de financiële sector van de EU en daarbuiten uit te wisselen. Daarbij zal worden voortgebouwd op het recente wetgevingsvoorstel van de Commissie ten aanzien van digitale diensten, ten aanzien waarvan uw Kamer binnenkort het BNC-fiche ontvangt. Dit voorstel zal ook aansluiten op de Europese datastrategie.
Aangezien de Commissie pas over anderhalf jaar met een voorstel op dit vlak komt en dan de onderhandelingen ten aanzien van het nieuwe regulerend kader zullen beginnen, heb ik op dit moment geen zicht op welke gegevens precies uitgewisseld zouden moeten gaan worden en onder welke voorwaarden. Met de publicatie van het toekomstige voorstel zal ook duidelijk worden wat de Commissie precies bedoelt met «daarbuiten». Daarmee kan bijvoorbeeld gedoeld worden op nieuwe toetreders, of partijen van buiten de EU die een vergunning onder het nieuwe wettelijk kader aan vragen in een lidstaat om nieuwe diensten te verlenen. In het voorstel zullen eisen worden opgenomen waaraan partijen moeten voldoen om toegang te krijgen tot de gegevens, bijvoorbeeld ten aanzien van de beveiliging van de gegevens, de vereiste toestemming van de consument, doelbinding (onder andere bij doorverstrekken van gegevens), aansprakelijkheid en informatievoorziening. De bescherming van persoonsgegevens is een belangrijk aandachtpunt.
De leden van de PVV-fractie vragen om voorbeelden van lidstaten waar de digitale infrastructuur minder vergevorderd is en waarvoor dit pakket, waaronder het voorstel voor een Verordening voor digitale operationele weerbaarheid (DORA), veel impact zal hebben.
In de strategie wordt niet aangegeven welke landen voor of achter lopen wat digitalisering van de financiële sector betreft. Voor de Nederlandse financiële sector geldt dat deze in hoge mate gedigitaliseerd is. Dit vertaalt zich er onder meer in dat klanten meer gebruik maken van digitale financiële diensten, bijvoorbeeld vaker betalen met digitale betaalmiddelen in plaats van met contant geld en minder behoefte hebben aan een bijvoorbeeld een bankkantoor om daar zaken te regelen.6 Voor wat betreft digitale betalingen heeft de commissie in de strategie voor retailbetalingen aangekondigd een onderzoek uit te zullen voeren naar de acceptatie van digitale betalingen binnen de EU. Het is goed dat er duidelijkheid komt over de verschillen in acceptatie van digitale betalingen binnen de EU en dat, indien noodzakelijk, hier actie op wordt ondernomen. Dit kan volgens de Commissie bijvoorbeeld door bedrijven aan te moedigen om digitale betalingen te stimuleren en door de digitalisering van overheidsbetalingen verder te verruimen. Ook kunnen onderzoeken naar het gebruik van fintech door consumenten per land een indicatie geven. In het onderliggende onderzoek naar de staat van fintech in Nederland is bijvoorbeeld aangegeven dat Nederland van de EU-landen het hoogste staat op de zogenaamde Global Fintech Adoption Index van het bedrijf EY.7 Ook dit kan een indicatie zijn dat de financiële sector in de landen die lager op de lijst staan minder gedigitaliseerd is dan in Nederland.
De leden van de PVV-fractie vragen welke aspecten van het voorgestelde pakket reeds staand beleid zijn in Nederland en welke aspecten «nieuw» zijn.
Ik ga ervan uit dat de leden van de PVV-fractie hier specifiek vragen naar de eisen die voortvloeien uit het voorstel voor de DORA-verordening. Zoals hiervoor aangegeven is de Nederlandse financiële sector reeds in grote mate gedigitaliseerd. De financiële toezichthouders hebben hier de afgelopen jaren ook op ingespeeld en kijken bij hun toezicht op financiële instellingen actief naar cyberrisico’s en andere risico’s die te maken hebben met de digitale processen die belangrijk zijn voor de continuïteit van financiële instellingen. Daarnaast zullen met DORA veel van de eisen die momenteel in sectorale verordeningen en richtlijnen zijn opgenomen, overgeheveld worden naar één horizontale DORA-verordening. Dit betekent dat een aantal van de eisen die in DORA worden opgesteld ten aanzien van het hebben van deugdelijke ICT-risicomanagementprocessen en voldoende middelen om ICT-risico’s te verminderen, voor de meeste financiële dienstverleners in Nederland al gelden. Daarnaast geldt ook dat Nederland al ver is met uitvoeren van zogenaamde threat-led penetration tests (TLPT) bij financiële instellingen, en dan met name de grootbanken. Dit gebeurt via het TIBER-NL programma, dat opgezet is door DNB en waarbij AFM zich heeft aangesloten. Bij TLPT worden de systemen van deze instellingen door middel van (ethische) geavanceerde cyberaanvallen getest. In het DORA-voorstel worden alle lidstaten verplicht om deze testen uit te voeren.
De grootste aanpassingen aan het staande beleid in Nederland die met DORA worden voorgesteld hebben te maken met de relatie tussen financiële instellingen en derde dienstverleners die digitale diensten aan hen aanbieden. Zo worden er voor bepaalde digitale diensten minimale contracteisen voorgesteld waaraan de contracten tussen financiële instellingen en deze dienstverleners moeten voldoen. Daarnaast wordt er ook voorgesteld om de financiële toezichthouders een direct mandaat te geven gericht op zogenaamde kritische digitale derde dienstverleners. Hiermee worden digitale dienstverleners die diensten aanbieden die kritiek zijn voor de bedrijfsvoering van meerdere financiële instellingen in meerdere EU-lidstaten bedoeld. Het doel hiervan is om financiële toezichthouders meer inzicht in en grip op belangrijke digitale toeleveranciers van financiële instellingen te verkrijgen.
De leden van de SP-fractie zien het bevorderen van een diverse sector niet terug in de prioriteiten van de Europese Commissie, terwijl dit wel onderdeel is van het Nederlandse actieplan en vragen het kabinet om de Europese Commissie te wijzen op deze omissie in de Europese prioritering.
Zoals ook aangegeven in het FinTech-actieplan draagt een hoge mate van digitalisering en innovatie bij aan een diverse en concurrerende financiële sector en in het verlengde daarvan aan meer keuzevrijheid voor consumenten en een gezonde markteconomie. Het kabinet hecht dan ook waarde aan verantwoorde innovatie in de financiële sector.
Hoewel het bevorderen van een diverse sector niet expliciet benoemd wordt als prioriteit in het «Digital Finance Package», worden er wel verscheidene acties en doelstellingen in de verschillende strategieën benoemd die hieraan bijdragen. Zo is één van de doelstellingen van de strategie voor retailbetalingen om voorwaarden te scheppen om de Europese afhankelijkheid van grote wereldwijde (niet-Europese) spelers op het gebied van betaaloplossingen te verminderen. Ook wordt een beoordeling aangekondigd van EU-wetgeving om eerlijke en gelijke toegang tot technologische infrastructuren benodigd voor het aanbieden van betaaldiensten (bijvoorbeeld de toegang tot near field communication (NFC)-chips in een mobiele telefoon) te realiseren. Dit onderzoek is van belang in het kader van de verdere ontwikkeling van mobiele betalingen en marktverhoudingen binnen de sector. Ook in de strategie voor het digitaal bankwezen worden verschillende acties benoemd die bijdragen aan het vergemakkelijken van toetreding en opschalen van nieuwe partijen. Zo is één van de prioriteiten om betere toegang tot en uitwisseling van gegevens binnen de financiële sector te bevorderen. Ik zal het bovenvermelde kabinetsstandpunt uitdragen in de besprekingen over het Digital Finance Package en ook het belang noemen van een diverse financiële sector.
De leden van de SP-fractie vragen het kabinet om een eerste analyse van de reacties op het non-paper met betrekking tot nummerportabiliteit.
De Europese Commissie evalueert op dit moment de Betaalrekeningenrichtlijn (PAD). Hierbij wordt ook nummerportabiliteit op EU-niveau onderzocht. Ik verwacht dat de evaluatie door de Commissie in het eerste helft van 2021 wordt afgerond. Zoals toegezegd informeer ik uw Kamer in een brief over de uitkomsten van de evaluatie.8 In deze brief zal ik ook aangeven welke stappen ik verder ga zetten om overstappen van bank te vergemakkelijken.
De leden van de SP-fractie vragen zich ten aanzien van de uitwisseling van gegevens tussen bedrijven in de Europese Unie af waarom het kabinet positief is over dit voornemen en welk probleem dit moet dit oplossen. Ook vragen zij of hierdoor juist geen grotere problemen worden gecreëerd, bijvoorbeeld op het gebied van gegevensbescherming. Bovendien vragen zij welke risico’s kabinet ziet het met betrekking tot «open-finance», in bijzonder ten aanzien van de voorkoming van massasurveillance en het bevorderen van het gebruik van digitale identiteiten.
Met het totstandbrengen van een Europese ruimte voor financiële data beoogt de Commissie om datagestuurde innovatie te bevorderen. De Commissie geeft daarbij zelf aan dat het uitwisselen van gegevens in overeenstemming moet zijn met de gegevensbeschermings- en mededingingsregels. In overeenstemming met de Algemene Verordening Gegevensbescherming, zal het bevorderen van datagestuurde innovatie gericht dienen te zijn op welbepaalde, uitdrukkelijk omschreven en gerechtvaardigde doelen.
Het kabinetsbeleid omtrent Digital Finance is erop gericht innovatie zoveel mogelijk te stimuleren met daarbij nadrukkelijk aandacht voor de bescherming van persoonsgegevens. Kansen van open finance zijn dat dit kan leiden tot betere financiële producten, gerichter advies en verbeterde toegang voor consumenten en meer efficiëntie bij transacties tussen ondernemingen. Digitale identiteiten (eID’s) kunnen financiële dienstverlening voor zowel consumenten als financiële instellingen veiliger en makkelijker maken en kunnen bijdragen aan een efficiëntere uitvoering van anti-witwas en -terrorismefinancieringsvereisten.
Een belangrijk aandachtspunt voor het kabinet bij een toekomstig voorstel voor regulering van open finance is consumentenbescherming in het algemeen en gegevensbescherming in het bijzonder. Het kabinet zal dan ook aandacht blijven vragen voor privacyrisico’s rondom datadeling. De Commissie geeft in dit verband aan dat het uitgangspunt is dat consumenten volledige controle over hun gegevens moeten hebben. Eén van de risico’s die het kabinet in dat verband ziet is dat het complexer wordt voor consumenten om inzicht te behouden in de keten van partijen die toegang hebben tot hun gegevens. Meer mogelijkheden voor het delen van data moeten bovendien gepaard gaan met voldoende waarborgen voor de bescherming van privacy en adequate bedrijfsvoeringeisen voor financiële ondernemingen om operationele risico’s (bijvoorbeeld aangaande cyberveiligheid) te adresseren. Ook dient de financiële stabiliteit geborgd te blijven.
De leden van de SP-fractie geven aan de positieve grondhouding van het kabinet met betrekking tot een publieke digitale munt toe te juichen, maar van mening te zijn dat het lot daarvan niet onlosmakelijk verbonden is met de euro. Zij geven aan dat nationale en/of zelfs regionale digitale munten zijn ook goed denkbaar en zouden ook voordelen kunnen bieden, en vragen de visie van het kabinet hierop.
Nederland maakt deel uit van de eurozone. De eurozone is een gemeenschappelijke muntunie waarbij er sprake is van een gemeenschappelijke munt, de euro. Aparte publieke nationale of regionale munten verhouden zich niet tot dit uitgangspunt van de muntunie.
Fiche: Verordening Pilot regime voor marktinfrastructuren gebaseerd op distributed ledger technology (DLT)
De leden van de VVD-fractie vragen hoe wordt gewaarborgd dat het Pilot regime voor marktinfrastructuren gebaseerd op DLT geen papieren tijger wordt, maar daadwerkelijk een regime voor innovatie en versnelling van technologie.
De Commissie heeft aangegeven met het pilot regime tegemoet te komen aan verzoeken vanuit de financiële sector om te kunnen experimenteren met DLT. Hierbij is het van belang om enerzijds tegemoet te komen aan de wensen van de sector, maar anderzijds ook om eventuele (onvoorziene) risico’s zoveel mogelijk te voorkomen. Daarom heeft de Commissie het voorstel nauw afgestemd met de Europese toezichthoudende autoriteiten (ESA’s), maar is het voorstel ook besproken met private partijen die gebruik van het regime willen maken. Daarnaast is in het voorstel ook ingebouwd dat de deelnemende partijen in nauw contact staan met de financiële toezichthouders om gezamenlijk de effecten en gevolgen van het regime op open wijze met elkaar te bespreken. In de Raadswerkgroepen heeft Nederland aangegeven dat het belangrijk is om gedurende de pilot regelmatig te communiceren hoe het regime verloopt en met betrokken partijen te bespreken of er aanpassingen nodig zijn.
De leden van de VVD-fractie vragen hoe hoog de kosten voor toezicht zullen zijn voor de deelnemers aan het pilot regime, en of ik de mening deel dat deze kosten innovatie juist in de weg staan en een remmend effect zullen hebben op deelname aan het regime.
Toezichtkosten worden op grond van de Wet bekostiging financieel toezicht doorberekend aan onder toezicht staande instellingen. Uitgangspunt hierbij is dat de toezichtkosten de toezichtinspanningen per relevante categorie instellingen zo goed mogelijk weerspiegelen. Bij de toerekening van kosten aan individuele instellingen wordt rekening gehouden met proportionaliteit van de kosten, de draagkracht van de instelling en toetreding tot de markt. Om dit goed in te kunnen schatten, is een verdere uitwerking van deze pilot nodig.
Fiche: Verordening digitale operationele weerbaarheid (DORA)
De leden van de VVD-fractie vragen wat de praktische gevolgen van deze verordening voor de Nederlandse financiële sector gaan zijn, of de verordening aanleiding geeft tot wezenlijke verandering in de digitale beveiliging, en zo ja, of dit meerwaarde heeft in de preventie van criminaliteit.
Zoals eerder aangegeven in reactie op vragen van de leden van de PVV-fractie zijn er een aantal zaken die in Nederland al geregeld zijn, bijvoorbeeld bepaalde eisen ten aanzien van risicomanagement en het op orde hebben van belangrijke processen. Met DORA worden ook de meeste eisen op dit gebied die momenteel in sectorale verordeningen en richtlijnen zijn vastgelegd naar de horizontale DORA-verordening overgeheveld. Dit betekent dat een groot gedeelte van de DORA-eisen tot weinig veranderingen leiden bij financiële instellingen. De toegevoegde waarde van DORA is met name dat de cyberveiligheid van de gehele financiële sector wordt verbeterd, waardoor cyberrisico’s zich moeilijk kunnen verspreiden door de financiële ketens, maar ook om verstoringen in systemen zoveel mogelijk te voorkomen door specifiek aandacht te vragen voor digitale operationele risico’s. Met DORA zal het niveau van digitale weerbaarheid van de financiële sector in de gehele EU verhoogd worden.
De eisen uit DORA zien met name toe op het beveiligen van de eigen systemen van financiële instellingen en het verlagen van risico’s die voortvloeien uit relaties met derde partijen. Hiermee zal het lastiger worden om financiële instellingen te hacken. Echter, DORA heeft niet expliciet tot doel om bepaalde vormen van fraude waar consumenten door worden geraakt (zoals spoofing) tegen te gaan. Het kan echter wel zo zijn dat de eisen die uit DORA voortvloeien indirect dit soort fraudevormen tegen kunnen gaan.
De leden van de VVD-fractie vragen hoe ik ervoor waak dat het NCSC zijn vitale functie binnen Nederland en Europa kan behouden met het oog op DORA.
Ik ben het met de leden van de VVD-fractie eens dat de rol van het NCSC als meldpunt van aanbieders van essentiële diensten geborgd moet blijven. Het NCSC speelt een zeer belangrijke rol bij het coördineren van cyberincidenten en biedt ondersteuning aan deze essentiële aanbieders in geval van cyberaanvallen. In DORA wordt voorgesteld dat financiële instellingen die als aanbieders van essentiële diensten kwalificeren incidenten alleen moeten melden bij de financiële toezichthouder. Ik zet mij er in de raadswerkgroepen voor in om ervoor te zorgen dat lidstaten de ruimte krijgen om ook te kunnen eisen dat deze partijen direct bij het NCSC blijven melden en het NCSC direct met deze instellingen in contact kan blijven staan.
De leden van de VVD-fractie vragen of er al zicht is op wanneer het Europees Parlement zich gaat uitspreken over deze verordening.
Op 15 oktober 2020 heeft het EP een rapporteur aangesteld, Billy Kelleher, van de ALDE/ReNew-fractie. De rapporteur werkt nu aan een rapport, dat in februari wordt verwacht. Eerder is er een breder rapport over Digital Finance door het parlement opgesteld, deze is op de website van het parlement beschikbaar.9
De leden van de PVV-fractie vragen of al bekend is welke toezichthouder er is aangewezen, of ik alsnog een inschatting kan maken van de eventuele extra middelen die deze toezichthouder(s) nodig hebben, en wat de gevolgen zijn voor de instellingen die onder toezicht staan.
Volgens het DORA-voorstel zal in de meeste gevallen de toezichthouder die reeds aangewezen is onder sectorale richtlijnen of verordeningen, ook voor die sector toezicht houden op naleving van de DORA-verordening. Zoals in het BNC-fiche is opgemerkt kunnen de toezichthouders pas een inschatting van de eventuele extra middelen die zij nodig hebben, en dus ook de financiële gevolgen voor de instellingen die onder toezicht komen, maken als de richtlijn definitief is.
Fiche: Mededeling strategie voor retailbetalingen
De leden van VVD-fractie vragen of ik een beeld kan schetsen op welke gebieden Nederland voor- dan wel achterloopt in het retailbetalingsverkeer. De leden van de VVD-fractie vragen voorts of er landen zijn die overduidelijk in de achterhoede zitten en in hoeverre en op welke manier Nederland betrokken is bij de ontwikkelingen in deze landen.
Zoals in antwoord op een eerdere vraag van de VVD-fractie aangegeven zijn er een aantal indicatoren die laten zien dat Nederland bij de voorhoede hoort als het gaat om digitale financiële dienstverlening, en welke landen op dit punt na Nederland komen. Hierbij werden een aantal voorbeelden genoemd die ook op het betalingsverkeer zijn toe te passen. Daarnaast is Nederland, zoals genoemd in het fiche, een van de eerste landen waar instant payments in het retail betalingsverkeer als standaard wordt aangeboden en binnen de eurozone het land waar het meest digitaal betaald wordt. Echter, dit brengt ook risico’s met zich mee. De afgelopen jaren heb ik vaak met uw Kamer gesproken over de gevolgen van de afname van het gebruik van contant geld, en bijvoorbeeld het sluiten van fysieke bankkantoren. Dit kan gevolgen hebben voor mensen die afhankelijk zijn van contant geld. Bij de verdere ontwikkeling van het betalingsverkeer moeten we daar voldoende aandacht voor behouden. Het is dan ook goed dat DNB momenteel bezig is met een onderzoek naar de chartale infrastructuur op de middellange termijn, en dat er in het Maatschappelijk Overleg Betalingsverkeer veel gesproken wordt over de toegang tot fysieke betaaldienstverlening.
Wat betreft de interoperabiliteit van digitale identiteiten vragen de leden van de VVD-fractie zich af hoe deze ontwikkeling zich verhoudt tot de ontwikkeling van een E-ID binnenslands. Kan de Minister dit toelichten?
De Europese Commissie heeft aangeven dat de Electronic Identities and Trust Services (eIDAS)-verordening wordt herzien. De Europese Commissie bereidt wetsvoorstellen voor ter bevordering van een bredere en steviger implementatie van digitale dienstverlening met elektronische identiteiten in Europa en betere verankering van de interoperabiliteit van systemen voor digitale identiteiten. Deze ontwikkeling is van belang omdat het Nederlandse burgers en bedrijven in staat stelt overal binnen de EU gemakkelijk en veilig toegang te verkrijgen tot digitale overheidsdiensten. Het voorstel van de Europese Commissie sluit aan bij het kabinetsbeleid en de wet- en regelgeving op het gebied van digitale identiteiten, in het bijzonder op de aanstaande Wet Digitale Overheid.
De leden van de SP-fractie vragen in het kader van de evaluatie van de herziene richtlijn betaaldiensten (PSD2) aan het kabinet om in de Europese Unie te benadrukken dat het steeds verder verspreiden van betaalgegevens van consumenten onwenselijk is, en zeker geen doel van nieuw beleid kan zijn als de toegevoegde waarde voor de consument onduidelijk is. Bovendien vragen deze leden of het kabinet de mening deelt dat als uit de evaluaties blijkt dat PSD2 geen positief effect heeft gehad voor consumenten eerder een afbouw van PSD2 op zijn plek is dan een uitbreiding van de reikwijdte.
Het delen van betaalgegevens van consumenten met derde partijen is geen doel op zich. Consumenten moeten toestemming geven als zij hun betaalgegevens willen delen met betaaldienstverleners die beschikken over een PSD2-vergunning. Deze toestemming dient uitdrukkelijk gegeven te worden. De consument beslist dus zelf of hij een betaaldienstverlener toegang wenst te geven tot zijn gegevens. Het kabinet deelt de zorgen rondom de bescherming van privacy en in de nationale evaluatie van PSD2, die dit jaar zal plaatsvinden, zijn privacy-risico’s dan ook een belangrijk aandachtspunt. De effecten van de wet in de praktijk worden ook meegenomen in de evaluatie. Ik loop niet vooruit op de resultaten van de evaluatie en zal ze uiteraard delen met uw Kamer en met de Commissie.
Ik heb op verschillende momenten richting de Commissie het belang van gegevensbescherming benadrukt in het kader van de strategie voor retailbetalingen en het digitale geldwezen. Daarbij is richting de Commissie betoogd dat het steeds complexer wordt voor consumenten om inzicht te behouden in de keten van partijen die toegang hebben tot hun gegeven en dat bezien dient te worden hoe consumenten in dit verband beter gefaciliteerd kunnen worden. Ik zal aandacht blijven vragen voor de privacy-risico’s in verband met Europese evaluatie van PSD2 en de toekomstige voorstellen van de Commissie ten aanzien van open finance.
De leden van de SP-fractie vragen het kabinet hoe zij kan garanderen dat de consumentenbescherming verhoogd wordt in de komende jaren, in plaats van verlaagd.
Eén van de doelstellingen van de strategie voor retailbetalingen is het bieden van een hoog niveau van consumentenbescherming. Deze doelstelling komt dan ook in meerdere beleidsacties terug. Ook geeft de Commissie in de strategie voor het digitale geldwezen aan dat zij zal nagaan of en hoe de consumentenbeschermings- en gedragsaspecten van een aantal onderdelen van de EU-wetgeving kunnen worden verbeterd om rekening te houden met nieuwe, digitale vormen van financiële dienstverlening. De Commissie kondigt aan medio 2022 de nodige wijzigingen te zullen voorstellen met betrekking tot consumentenbescherming in het bestaande wetgevingskader voor financiële diensten. Ook zal de Commissie bij de komende wetgevingsevaluaties, waaronder die van PSD2, systematisch nagaan of de consumentenbeschermingsregels geschikt zijn voor de digitale wereld, en zo nodig wijzigingen voorstellen.
Daarnaast is consumentenbescherming een prioriteit in het beleid van het kabinet ten aanzien van het betalingsverkeer. Het zal dan ook een belangrijk aandachtspunt zijn voor de nationale evaluatie van PSD2 en het kabinet zal richting de Commissie het belang hiervan blijven benadrukken bij de verdere uitwerking van de verschillende beleidsacties in de strategie.
Kamerstuk 27 863, nr. 75.↩︎
Kamerstuk 27 863, nr. 87.↩︎
Kamerstuk 27 863, nr. 90.↩︎
Kamerstuk 27 863, nr. 86.↩︎
https://oeil.secure.europarl.europa.eu/oeil/popups/ficheprocedure.do?reference=2020/2034(INL)&l=en.↩︎
Aanhangsel Handelingen II 2020/21, nr. 1168.↩︎
Kamerstuk 32 013, nr. 242.↩︎
Kamerstuk 32 545, nr. 127.↩︎
Zie: https://www.europarl.europa.eu/doceo/document/A-9-2020-0161_EN.html.↩︎