Antwoord op vragen van het lid Van Gerven over de wijze waarop verzekeringsartsen omgaan met de aanbevelingen van de Gezondheidsraad en de beleidsdocumenten van het UWV omtrent ME/CVS
Antwoord schriftelijke vragen
Nummer: 2021D06844, datum: 2021-02-12, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 4
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (ah-tk-20202021-1674).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: T. van Ark, minister voor Medische Zorg (Ooit VVD kamerlid)
- Mede namens: W. Koolmees, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Ooit D66 kamerlid)
Onderdeel van zaak 2021Z01086:
- Gericht aan: T. van Ark, minister voor Medische Zorg
- Indiener: H.P.J. van Gerven, Tweede Kamerlid
- Voortouwcommissie: TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2020-2021 | Aanhangsel van de Handelingen |
Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden |
1674
Vragen van het lid Van Gerven (SP) aan de Minister voor Medische Zorg over de wijze waarop verzekeringsartsen omgaan met de aanbevelingen van de Gezondheidsraad en de beleidsdocumenten van het UWV omtrent ME/CVS (ingezonden 21 januari 2021).
Antwoord van Minister Van Ark (Medische Zorg), mede namens de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (ontvangen 12 februari 2021).
Vraag 1
Wat is uw reactie op onderhands meegestuurde casuïstiek?1
Antwoord 1
Dank voor het toesturen van de casuïstiek. Ik besef dat beoordelingen van verzekeringsartsen en beslissingen van UWV een grote impact kunnen hebben op het leven van mensen. Ik vind het dan ook goed en belangrijk dat Nederland zorgvuldige procedures kent voor onder andere bezwaar, beroep en tuchtrecht. Het past mij niet om nader in te gaan op deze individuele casus.
Vraag 2
Bent u van mening dat verzekeringsartsen in hun medische rapportages met betrekking tot mensen met myalgische encefalomyelitis / chronisch vermoeidheidssyndroom (ME/CVS) de aanbevelingen van de Gezondheidsraad mee moeten wegen in hun oordeel?
Antwoord 2
De aanbevelingen van de Gezondheidsraad komen grotendeels overeen met de multidisciplinaire CBO-richtlijn «Diagnose, behandeling, begeleiding en beoordeling van patiënten met het chronisch vermoeidheidssyndroom (CVS)» uit 2013. Deze richtlijn is de leidraad voor de verzekeringsarts die een beoordeling uitvoert bij deze aandoening. Wel geeft de Gezondheidsraad, anders dan de hiervoor vermelde richtlijn CVS, aan dat voortschrijdend medisch inzicht heeft geleerd dat CGT en GET niet langer een voor alle patiënten geschikt te achten vorm van behandeling vormt. Dit inzicht is ook door UWV in haar beleid overgenomen: het volgen van CGT of GET is voor uitkeringsgerechtigden met ME/CVS niet langer zonder meer verplicht voor het tonen van voldoende herstelgedrag. Het is vervolgens aan de verzekeringsarts van UWV om in iedere situatie een individuele sociaal-medische beoordeling te verrichten, om daarmee recht te doen aan ieders individuele beperkingen en mogelijkheden.
Vraag 3
Bent u van mening dat verzekeringsartsen in hun medische rapportages met betrekking tot mensen met ME/CVS de beleidsdocumenten van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) mee moeten wegen in hun oordeel?
Antwoord 3
Ja. De beleidsdocumenten van UWV vormen de grondslag van het beleid dat bij een sociaal-medische beoordeling gehanteerd dient te worden. Dit beleid is er op gericht om beoordelingen rechtmatig uit te voeren, volgens de geldende wetenschappelijke standaarden. Het gaat bij de beleidsdocumenten onder andere om documenten die in algemene zin aangeven binnen welke kaders een sociaal-medische beoordeling uitgevoerd moet worden, en aan welke kwaliteitsstandaarden moet worden voldaan. Daarnaast gaat het om medisch inhoudelijke stukken, zoals de in reactie op vraag 2 beschreven richtlijn CVS.
Vraag 4
Kunnen verzekeringsartsen de aanbevelingen van de Gezondheidsraad en/of de beleidsdocumenten van het UWV naast zich neerleggen en de standpunten van hun eigen vereniging laten prevaleren? Zo ja, vindt u dit wenselijk? Kunt u uw antwoord toelichten?
Antwoord 4
In beginsel dienen de beleidsdocumenten, zoals hierboven beschreven, als richtsnoer voor sociaal-medische beoordelingen. Voor zover het daarbinnen gaat om richtlijnen heeft een verzekeringsarts altijd de mogelijkheid om hier, indien medisch noodzakelijk, beargumenteerd van af te wijken. Het is in dat geval dus van belang dat de verzekeringsarts goede redenen heeft om van de handelwijze uit de richtlijn af te wijken en dat de verzekeringsarts deze goed beschrijft en onderbouwt.
Ik vind deze werkwijze wenselijk, omdat een richtlijn nooit kan voorzien in alle mogelijk voorkomende gevallen. Verzekeringsartsen moeten, omdat iedere persoon en iedere situatie verschillend is, de mogelijkheid hebben om onderbouwd af te wijken van de algemeen gestelde kaders.
Vraag 5
Bent u bekend met het antwoord van uw voorganger op onze eerdere schriftelijke vragen over ME/CVS? Hoe oordeelt u, met inachtneming van dit antwoord, over de werkwijze van de verzekeringsarts in onderhands meegestuurde casus?2
Antwoord 5
Daar ben ik mee bekend. Zoals beschreven in reactie op vraag 1 past het mij niet om nader op deze individuele casus in te gaan.
Vraag 6
Wat is uw oordeel over het punt dat de Nederlandse Vereniging van Geneeskundige Adviseurs in particuliere Verzekeringsartsen (GAV) en de Nederlandse Vereniging voor Verzekeringsgeneeskunde (NVVG) de aanbevelingen van de Gezondheidsraad en de beleidsdocumenten van het UWV niet heeft overgenomen? Bent u van mening dat zij dit wel zouden moeten doen? Zo ja, bent u bereid te komen tot een nadere afstemming en een gelijk standpunt aangaande ME/CVS tussen de Gezondheidsraad, het UWV, de GAV en de NVVG?
Antwoord 6
Het standpunt van de beroepsverenigingen is aan deze verenigingen zelf. Het is niet aan mij om hierover te oordelen. UWV zoekt waar mogelijk de verbinding en afstemming met haar stakeholders, waaronder de relevante beroepsverenigingen.
Voor ME/CVS heb ik, net als drie patiëntenorganisaties, Zorginstituut Nederland verzocht om de ontwikkeling van de Kwaliteitsstandaard ME/CVS op de Meerjarenagenda te plaatsen. Het Zorginstituut heeft besloten deze verzoeken te honoreren. Dat betekent dat de betrokken organisaties – wetenschappelijke verenigingen, patiëntenorganisaties, zorgverzekeraars en UWV – tot 1 oktober 2021 de tijd hebben om te bepalen of zij de nieuwe conceptrichtlijn van NICE voor ME/CVS geschikt vinden voor overname in Nederland. Is dat niet het geval, dan kunnen deze organisaties besluiten een nieuwe richtlijn (of modules daarvan) te gaan ontwikkelen. De nieuwe richtlijn kan vervolgens in de plaats komen van de nu geldende richtlijn CVS uit 2013, zoals beschreven in reactie op vraag 2. Ook de GAV en de NVVG zijn dus bij dit traject betrokken.