Verslag van een schriftelijk overleg over de geannoteerde agenda videoconferentie voor landbouw- en visserijministers op 22 februari 2021 (Kamerstuk 21501-32-1275)
Landbouw- en Visserijraad
Verslag van een schriftelijk overleg
Nummer: 2021D07516, datum: 2021-02-19, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-21501-32-1277).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: A.H. Kuiken, voorzitter van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (Ooit GroenLinks-PvdA kamerlid)
- Mede ondertekenaar: F.C.G. Goorden, adjunct-griffier
Onderdeel van kamerstukdossier 21501 32-1277 Landbouw- en Visserijraad.
Onderdeel van zaak 2021Z03395:
- Indiener: C.J. Schouten, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
- Volgcommissie: vaste commissie voor Europese Zaken
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (2017-2024)
- 2021-03-10 18:30: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2021-04-14 14:00: Procedurevergadering commissie LNV (LET OP: aanvangstijd opnieuw gewijzigd) (Procedurevergadering), vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (2017-2024)
- 2021-04-21 16:15: Tweeminutendebat Landbouw- en Visserijraad 22 februari 2021 (2 501-32-1277-1279) (Plenair debat (tweeminutendebat)), TK
- 2021-05-12 14:15: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2020-2021 |
21 501-32 Landbouw- en Visserijraad
Nr. 1277 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 19 februari 2021
De vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over de brief van 10 februari 2021 over de geannoteerde agenda videoconferentie voor landbouw- en visserijministers op 22 februari 2021 (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1275).
De vragen en opmerkingen zijn op 15 februari 2021 aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit voorgelegd. Bij brief van 18 februari 2021 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie,
Kuiken
De adjunct-griffier van de commissie,
Goorden
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de bewindspersoon
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
Geannoteerde agenda L&V raad 22 februari 2022 (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1275)
De leden van de VVD-fractie constateren wederom dat zij niet kunnen beschikken over een definitieve agenda van de Landbouw- en Visserijraad. Kan de Minister bevestigen dat er alleen gesproken zal worden over visserijbeleid zoals opgenomen in de geannoteerde agenda? Zo nee, wat zijn dan de andere onderwerpen die informeel aan de orde worden gesteld en waarom zijn deze niet opgenomen in de brief? Deelt de Minister de mening van deze leden dat het heel vervelend is dat de agenda te laat wordt gedeeld waardoor de Kamer onvoldoende in staat wordt gesteld om voorafgaand aan de Raad met de Minister in debat te kunnen gaan? Kan de Minister aangeven welke stappen zij het afgelopen jaar heeft gezet om deze informatievoorziening op een hoger niveau te brengen?
Antwoord
Er is geen definitieve agenda voor de Landbouw en Visserijraad. De geannoteerde agenda wordt al op basis van een voorlopige agenda geschreven om uw Kamer op de hoogte te stellen. De agendapunten op de voorlopige agenda worden pas op een laat moment gepubliceerd of vastgesteld in de coreper vergadering. De geannoteerde agenda is het afgelopen jaar vlak daarna naar uw Kamer verzonden. Ik kan bevestigen dat er alleen gesproken zal worden over visserijbeleid tijdens de videoconferentie. Van de lidstaten die landbouw en visserij bij verschillende Ministeries belegd hebben, zal alleen de visserijMinister deelnemen. Het voorzitterschap heeft het aandragen van landbouw gerelateerde agendapunten daarom ontmoedigd.
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de achterliggende stukken met betrekking tot de Landbouw- en Visserijraad 22 februari 2021 en willen de Minister nog enkele vragen voorleggen.
I. Agenda videoconferentie
De leden van de CDA-fractie lezen in de brief van de Minister over de consultaties met het Verenigd Koninkrijk. Deze leden vragen zich af hoe het nu staat met de onderhandelingen met het Verenigd Koninkrijk over de vangstmogelijkheden voor 2021. Kan de Minister dit toelichten? Wanneer verwacht de Minister dat er een akkoord bereikt wordt?
Antwoord
Er is op dit moment geen overeenstemming over de onderwerpen die op tafel liggen bij de consultaties. Het VK wil over een beperkt aantal onderwerpen spreken, zoals de vangstmogelijkheden (total allowable catch, TACs) en niet gequoteerde bestanden in het Kanaal. De EU wil juist over meer zaken spreken in de consultaties. Bijvoorbeeld over flexibiliteit tussen vangstgebieden en de uitzonderingen die zullen gelden op de aanlandplicht. Als hier geen afspraken over zijn, kan er druk komen te staan op het gelijk speelveld. Daarnaast creëert het een onduidelijke situatie voor de vissers, die zich moeten houden aan uiteenlopende regelgeving in de verschillende wateren. Dat is onwenselijk. Ik verwacht dat er na de Raad van 22 februari weer gesproken gaat worden met het VK over wat er wel en niet in de consultaties behandeld zal worden. Omdat er nog over zoveel punten gesproken moet worden, verwacht ik niet dat de consultaties op korte termijn kunnen worden afgerond.
De leden van de CDA-fractie lezen dat België, Polen, Spanje en Frankrijk aangegeven hebben dat de sociaal-economische aspecten meegewogen moeten worden in de onderhandelingen. Is de Minister het hiermee eens? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Antwoord
Ja. Dat sociaal-economische aspecten moeten worden meegewogen bij het vaststellen van vangstmogelijkheden is een belangrijk gegeven dat in zowel het Gemeenschappelijk Visserijbeleid (GVB) als in het meerjarenplan voor de Noordzee is opgenomen. Dat uitgangspunt onderschrijf ik.
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie
Als eerste willen de leden van de GroenLinks-fractie ingaan op de bilaterale consultaties met het Verenigd Koninkrijk over visserij. Tijdens deze consultaties wordt gesproken over definitieve vangstmogelijkheden van voor Nederland belangrijke visbestanden. Ook wordt er gesproken over verschillende technische aspecten die voortvloeien uit de nieuwe situatie na Brexit. Kan de Minister aangeven welke visbestanden voor Nederland prioriteit hebben? In hoeverre wordt er rekening gehouden met de duurzaamheid van deze visbestanden? Kan de Minister aangeven wat de stand van zaken is met betrekking tot de onderhandelingen met het Verenigd Koninkrijk? Wanneer wordt een akkoord verwacht? Hoe wil de Minister ervoor zorgen dat er een praktische en doelmatige procedure met het Verenigd Koninkrijk wordt overeengekomen waarin een duurzame visstand en vissenwelzijn een rol spelen?
Antwoord
Voor Nederland zijn met name tong, zeebaars, tarbot, horsmakreel, griet, zeeduivel, Noorse kreeft en roggen in de Noordzee van belang. Mijn inzet is, voor alle bestanden, dat de vangsthoeveelheden worden vastgesteld op basis van wetenschappelijk advies van de International Council for the Exploration of the Sea (ICES). Dit instituut geeft deze adviezen jaarlijks, waarbij duurzaamheid van groot belang is.
Voor nadere informatie over het proces van de onderhandelingen met het VK verwijs ik naar het antwoord op de vragen van leden van de CDA-fractie hierboven.
De leden van de GroenLinks-fractie weten dat het systeem van nationale visquota afgesproken is voor een verantwoorde en eerlijke visserij. Door overnames zijn visrechten van veel landen echter in handen gekomen van een kleine groep mondiale visgiganten, blijkt uit een artikel van de Groene Amsterdammer dat 10 februari 2021 verscheen.1 In veel landen spelen visschandalen waar Nederlandse bedrijven bij worden genoemd. Het komt vaak voor dat vissers hun ruim legen in de zee als ze een school duurdere vis tegenkomen. Hierdoor zijn de visstanden in de wereld vertekend en staan deze veel meer onder druk dan de officiële cijfers laten zien. Deelt de Minister de zorgen van deze leden over dit fenomeen? Kan zij dit toelichten? Ziet de Minister een kans om tijdens de consultaties dit probleem aan de orde te stellen? Zo ja, hoe wil zij dit doen? Hoe kan worden voorkomen dat visrechten in handen komen van een kleine groep visgiganten? In het artikel wordt namelijk ook genoemd dat kleine vissers uit o.a. het Verenigd Koninkrijk en Bretagne de dupe zijn van de megatrawlers die alle vis voor hun neus wegvissen. In Namibië zitten lokale vissers zelfs thuis omdat er niets meer te vangen is. Wat vindt de Minister hiervan? Waarom komt het vrijwel nooit tot veroordelingen wanneer vissers worden beschuldigd van het dumpen van dode vis in de zee? Is de Minister het met deze leden eens dat het voor de stand van de vis van belang is dat dit soort schandalen niet meer voorkomt? Zo ja, wat wil de Minister doen om te voorkomen dat de visstanden nog meer onder druk komen te staan door dit soort praktijken?
Antwoord
Zoals toegezegd in het notaoverleg op 27 januari 2021 (Kamerstuk 33 450, nr. 113), zal ik uw Kamer voor eind februari een schriftelijke reactie sturen op het artikel in de Groene Amsterdammer «ze zijn hard op weg de zeeën leeg te plunderen» dat op 27 januari is gepubliceerd. Ik zal daarbij ook ingaan de artikelen die op 10 februari 2021 in de Groene Amsterdammer zijn gepubliceerd «De quota worden duur betaald» en «Visserij Neerlands trots? Een nationale schandvlek!». De beantwoording van de vragen van de GroenLinks-fractie over deze artikelen zal ik meenemen in mijn reactie.
Het legen van een ruim om ruimte te maken voor een duurdere soort of hogere kwaliteit vis, wordt highgrading genoemd. Deze praktijk is reeds verboden en hier wordt toezicht op gehouden. Dit onderwerp is geen onderdeel van de consultaties met het VK.
Vragen en opmerkingen van de leden van de Partij voor de Dieren-fractie
Visserij
Uit recente artikelen in de Groene Amsterdammer blijkt dat er in Europa gesjoemeld wordt met visrechten en vangstcijfers. 2 In de praktijk schijnen vissers hun vangst uit een ander gebied te halen dan ze op papier aangeven. Op deze manier kunnen quota voor andere vangstgebieden vrijgehouden worden. Ook blijkt dat er in de praktijk nog steeds veel vis overboord gaat, omdat er bijna geen controle op zee is. Problematisch is dat wetenschappers bij het vaststellen van de quota geen rekening meer houden met het overboord zetten van vis, omdat dit niet in toegestaan en dus niet meer zou kunnen. Deelt de Minister de mening van de leden van de Partij voor de Dieren-fractie dat deze fraude zorgelijk en onacceptabel is? Kan zij fraude met visrechten, vangstcijfers en aanlandplicht bespreken in Europa en de uitkomsten delen met de Kamer? Is de Minister bereid te onderzoeken hoe fraude effectiever opgespoord en aangepakt kan worden? Zo nee, waarom niet? Wat is de stand van zaken met betrekking tot de implementatie van de aanlandplicht en hoe wordt hierop gecontroleerd? Is de Minister bereid om in Europa bespreekbaar te maken dat wetenschappers de quota moeten herzien door een mogelijk percentage van fraude met de aanlandplicht mee te nemen? Zo nee, waarom niet? Is de Minister het met deze leden eens dat fraude met de aanlandplicht niet mag lonen? Zo ja, kunnen de quota voor 2021 naar beneden worden bijgesteld, rekening houdend met de fraude met de aanlandplicht? Kan de Minister aangeven wat de positie van Nederland is met betrekking tot flexibiliteit van quota tussen gebieden en jaarflexibiliteit, ten behoeve van het meerjarenbeheer van de visbestanden? Wat zijn de huidige voorstellen voor flexibiliteit van quota tussen gebieden en hoe wordt het advies van de International Council for the Exploration of the Sea (ICES) hierin meegenomen? Hoe wordt fraude tegengegaan bij flexibiliteit van quota en bij het meerjarenbeheer van de visbestanden, rekening houdend met de huidige problematiek van fraude met visrechten en visvangsten?
Antwoord
Zoals toegezegd in het notaoverleg op 27 januari 2021, zal ik uw Kamer voor eind februari een schriftelijke reactie sturen op het artikel in de Groene Amsterdammer «ze zijn hard op weg de zeeën leeg te plunderen» dat op 27 januari is gepubliceerd. Ik zal daarbij ook ingaan de artikelen die op 10 februari 2021 in de Groene Amsterdammer zijn gepubliceerd «De quota worden duur betaald» en «Visserij Neerlands trots? Een nationale schandvlek!» De beantwoording van de vragen van de Partij voor de Dieren over deze artikelen zal ik meenemen in mijn reactie.
De aanlandplicht is volledig geïmplementeerd. Toezicht op de aanlandplicht wordt meegenomen met de reguliere controles op zee en aan land bij het aanlanden van vis. Overtredingen op de aanlandplicht zijn met de huidige controlemiddelen echter moeilijk te constateren en hard te maken. Daarom wordt op Europees niveau gesproken over invoering van Remote Electronic Monitoring en CCTV voor de controle op de aanlandplicht en werk ik samen met de andere Noordzeelanden aan het opzetten van een pilotproject voor het testen en zo nodig door ontwikkelen van een goed controlesysteem met behulp van digitale technieken. Daarnaast werk ik aan de invoering van de bestuurlijke boete, voor meer lik-op-stuk beleid, met als doel de handhaving op visserijmaatregelen effectiever te maken en de nalevingsbereidheid van vissers te vergroten. Bij het vaststellen van de vangstmogelijkheden wordt zoals bekend het wetenschappelijk advies van de International Council for the Exploration of the Sea (ICES) als uitgangspunt genomen. In deze adviezen wordt iedere jaar breed gekeken naar hoe bestanden ervoor staan. Als een bestand er slecht voor staat – of dat nou door fraude zou zijn, of door andere factoren – wordt dit weerspiegeld in het advies. Daarom is het niet nodig de vangsthoeveelheden vooraf naar beneden bij te stellen om rekening te houden met fraude. Dit laat onverlet dat aanpak van fraude belangrijk is, en fraude niet mag lonen.
Zoals uw Kamer weet sta ik open voor een eenmalige verhoogde jaarflexibiliteit vanwege de lage benutting door COVID-19. Hierover moet echter nog wel ICES advies worden ingewonnen door de Europese Commissie. Uiteraard hou ik uw Kamer op de hoogte over dit proces. Wat flexibiliteit tussen gebieden betreft ben ik in principe geen voorstander van uitbreiding van de flexibiliteit die nu geldt. Uitgangspunt hierbij is dat de flexibiliteit laag is en niet tot overbevissing leidt. Het VK heeft bij het vaststellen van haar tijdelijke vangstmogelijkheden unilateraal een hogere flexibiliteit ingevoerd voor bepaalde bestanden tussen de Noordzee en het Westen van Schotland. Hierover is, voor zover ik weet, ICES niet geconsulteerd. Uitgangspunt van de EU is om de flexibiliteit die al jaren geldt te handhaven. Bij grote veranderingen ben ik van mening dat ICES geconsulteerd moet worden over de impact op de betreffende visbestanden.
De vraag over hoe fraude wordt tegengegaan bij flexibiliteit van quota en meerjarenplannen, rekening houdend met de problematiek van fraude met visrechten en visvangsten, heeft betrekking op de artikelen die gepubliceerd zijn in de Groene Amsterdammer en zal ik meenemen in de toegezegde reactie.
Ook lezen de leden van de Partij voor de Dieren-fractie dat er nog gesproken zal worden over de TAC voor schol, kabeljauw, haring, wijting, schelvis en koolvis in de Noordzee. Hoe zwaarwegend is het ICES-advies bij het vaststellen van de TAC? Is het ICES-advies voor 2021 voor 100% overgenomen? Zo nee, voor welke soorten is er van afgeweken en wat is de voorgestelde TAC?
Antwoord
De consultaties met het VK en Noorwegen over de genoemde bestanden bevinden zich in vergevorderd stadium. Mijn inzet bij deze consultaties is dat voor deze bestanden het ICES advies wordt gevolgd voor 2021 (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1268). Dit advies weegt dus zwaar. Ik kan op dit moment nog niet zeggen voor welke soorten er wordt afgeweken, omdat er nog geen akkoord is. Als er een akkoord is voor deze visbestanden zal ik uiteraard uw Kamer informeren.