[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden

Wijziging van de begrotingsstaat van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2021 (Derde incidentele suppletoire begroting inzake extra middelen voor sneltesten in het vo, mbo en ho in verband met COVID-19)

Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden

Nummer: 2021D08164, datum: 2021-02-25, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-35716-3).

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van kamerstukdossier 35716 -3 Wijziging van de begrotingsstaat van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2021 (Derde incidentele suppletoire begroting inzake extra middelen voor sneltesten in het vo, mbo en ho in verband met COVID-19).

Onderdeel van zaak 2021Z01554:

Onderdeel van zaak 2021Z03684:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2020-2021

35 716 Wijziging van de begrotingsstaat van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2021 (Derde incidentele suppletoire begroting inzake extra middelen voor sneltesten in het vo, mbo en ho in verband met COVID-19)

Nr. 3 VERSLAG HOUDENDE EEN LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 25 februari 2021

De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm van een lijst van vragen met de daarop gegeven antwoorden.

De vragen zijn op 2 februari 2021 voorgelegd aan de Ministers van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media. Bij brief van 24 februari 2021 zijn ze door de Ministers van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media beantwoord.

Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.

De voorzitter van de commissie,
Tellegen

Adjunct-griffier van de commissie,
Bosnjakovic

1

Welke sneltesten worden gebruikt van welke fabrikant? Is daar per schoolniveau verschil in? Kunt u een lijst geven?

Voor het voortgezet onderwijs (hierna: vo) is het type sneltest de «SARS-CoV-2 Rapid Antigen Test» van fabrikant Roche. De typen sneltesten bij de pilots in het middelbaar beroepsonderwijs (hierna: mbo) en hoger onderwijs (hierna: ho) zijn als bijlage bij de Kamerbrief Stand van zaken COVID-19 van 23 februari jl. aan uw Kamer verzonden.

2

Is er een juridische basis om een sneltest in het onderwijs te verplichten?

Het sneltesten vindt plaats op vrijwillige basis. Er is op dit moment geen juridische basis om sneltesten in het onderwijs te verplichten.

3

Met hoeveel sneltesten houdt u rekening per schoolniveau en in totaal?

Voor het vo geldt dat per leerling / docent met een positieve testuitslag van de GGD (indexcasus) naar verwachting een ring getest wordt van 35 – 55 personen. In de periode september – december 2020 werden er 2,5 positieve testen per 1000 vo-scholieren gerapporteerd. Dat betekent dat op de scholen tussen 1 en 4 indexcasussen (excl. docenten) per week worden verwacht. Dit aantal is als uitgangspunt genomen voor de pilot in het vo. Dat betekent dat er per locatie per week tussen de 35 en 220 sneltesten naar verwachting worden uitgevoerd.

In het primair onderwijs (hierna: po) starten we binnenkort met de eerste pilots met het sneltesten van onderwijspersoneel. Capaciteit en testbereidheid van het onderwijspersoneel is onderdeel van het evaluatie- en monitoringsonderzoek dat gekoppeld is aan de pilots.

4

Hoe ziet de landelijke uitrol eruit? Is er een tijdsplan waarop sneltesten breder worden uitgerold op scholen? Kunt u dit tijdsplan beschrijven?

Met betrekking tot de landelijke uitrol van sneltesten in het vo vinden momenteel gesprekken plaats met de GGD’en hoe dit het beste kan worden vormgegeven en welk tijdsplan daarbij hoort.

Hierbij is van belang dat gedurende de looptijd van de pilot het bron- en contactonderzoek (bco) voor «categorie 3», de overige contacten, is geĂŻntensiveerd. Daarmee valt de groep die we met het sneltesten in het vo voor ogen hadden nu grotendeels onder bco van de GGD’en.

5

Is er een verschil tussen de inzet van sneltesten in het po1 en vo? Zo ja, waarom wordt er bij beide niveaus voor een verschillende aanpak gekozen?

Ja, er is een verschil in tussen po en vo voor wat betreft de inzet van sneltesten. In het vo worden alle leerlingen en personeelsleden die in de potentieel besmettelijke periode ten minste 1 lesuur in dezelfde ruimte zijn verbleven met de index case geĂŻdentificeerd als (niet-nauwe) contacten (categorie 3 bco). Het zal hierbij veelal gaan om klasgenoten of, in het geval van een docent, de klassen waaraan de docent heeft les gegeven. In het po zien de pilots nu op het preventief (snel)testen van asymptomatisch onderwijspersoneel.

De aanpak tussen po en vo verschilt, omdat jonge kinderen een beperkte rol lijken te spelen in de transmissie van SARS-CoV-2 en omdat 1,5 meter afstand houden tot en tussen jonge kinderen praktisch moeilijk uitvoerbaar is. We willen in het po daarom vooralsnog geen aanvullend testbeleid voor kinderen opzetten.

Indien een kind of leerkracht in het po positief wordt getest, wordt in principe de hele klas of groep en de leerkracht of medewerker aangemerkt als nauw contact (categorie 2). Alle nauwe contacten gaan, conform het bco-protocol, in thuisquarantaine gedurende 10 dagen. Op dag 5 kunnen de kinderen getest worden.

Voor het vo geldt dit niet, waar door de afstandsmaatregelen de meeste klasgenoten «categorie 3» zullen zijn, en dus niet in quarantaine hoeven.

6

Wanneer volgt er een plan voor de inzet van sneltesten in het po?

De eerste pilot met sneltesten van onderwijspersoneel starten binnenkort. Aan de pilots is een evaluatie- en monitoringsonderzoek gekoppeld. Indien de opbrengsten uitwijzen dat uitbreiding van de pilots gewenst is breiden we stap voor stap uit. Een landelijk aanbod volgt dan hopelijk binnen 3 maanden.

7

Waar zitten de problemen bij de uitrol van sneltesten in het onderwijs? Is er een plan om die problemen op te lossen?

Op basis van de eerste opbrengsten van de pilots wordt besloten of de werkwijze rondom sneltesten zinvol en werkbaar is. De ervaringen van de pilotsfase en eventuele problemen worden meegenomen in het plan van aanpak voor de verdere landelijke uitrol.

8 Wat zijn redenen om te stoppen met sneltesten? Wat gebeurt er dan met het geld dat in deze suppletoire begroting wordt aangetrokken?

Met de pilot in het vo worden twee zaken bekeken: of de inzet van sneltesten zinvol is (worden er verborgen besmettingen achterhaald, voorkomt het verdere uitbraken, helpt het in snel kunnen acteren bij onrust na een besmetting) en of het werkbaar is: is het voor scholen uitvoerbaar, waarbij het onderwijsproces zo min mogelijk wordt verstoord, en is de testbereidheid onder leerlingen (en ook de toestemmingsbereidheid onder ouders) hoog genoeg.

Als er besloten wordt niet op te schalen, zal het geld terugvloeien naar de schatkist. Ook als (deels) wordt opgeschaald via de GGD’en, zal het geld voor opschaling (deels) niet op de OCW-begroting blijven.

9

Waarom is er gekozen voor een private partij die de sneltesten uit gaat voeren? Geldt dit alleen voor het vo, of ook voor de pilot in het mbo, hbo2 en wo3?

In het vo is gekozen voor een private partij, omdat het inzetten van de GGD op schoollocaties een te groot beroep zou doen op de beschikbare capaciteit bij de GGD. Met het inzetten van een private partij is ook gewaarborgd dat sneltesten op locatie kunnen worden uitgevoegd binnen de wettelijke vereisten die daarvoor gelden.

In de pilots in het mbo en ho geldt dat de in iedere pilot leidende onderwijsinstelling zelf bepaalt wie de sneltesten uitvoeren. Dit verschilt van de inzet van eigen capaciteit, de inzet van studenten, tot betrokkenheid van een regionaal ziekenhuis of het aanhaken bij bestaande testlocaties.

10

Hoe is besloten welke drie universiteiten en vervolgens zes hbo- en mbo-instellingen mee mogen doen aan de pilot?

Voor de pilots sneltesten in het mbo en ho worden een achttal regio’s door OCW ondersteund. Binnen deze regio’s wordt een samenwerking tot stand gebracht tussen lokale wo-, hbo- en mbo-instellingen. Via de koepelorganisaties is geïnventariseerd welke onderwijsinstellingen bereid waren om met de regio een pilot op te zetten. Zij zijn in de gelegenheid gebracht om een plan bij het Ministerie van OCW in te dienen. Het ministerie heeft voor deze plannen een lijst uitgangspunten en vereisten opgesteld. De regionale plannen zullen gezamenlijk informatie verschaffen over de toegevoegde waarde van sneltesten in het mbo en ho.

11

Hoe lang gaat de pilot in het mbo, hbo en wo naar verwachting duren? Op welke termijn zouden alle mbo- hbo en wo-instellingen gebruik kunnen maken van een sneltest?

Het is nog onbekend of, en zo ja op welke termijn, meer mbo en ho-instellingen gebruik kunnen maken van sneltesten. Het is de doelstelling met de pilots om te onderzoeken of, en zo ja op welke wijze, sneltesten kunnen bijdragen aan het meer mogelijk maken van fysiek onderwijs in het mbo en ho. De kennis uit de pilots zal in mei 2021 worden gebundeld. De pilots worden voor de zomer van 2021 volledig afgerond.

12

Welke universiteiten en hogescholen komen als eerste in aanmerking voor deelname aan de pilot van sneltesten?

Zie antwoord vraag 10.

13

Op welke manier wordt er gekozen welke studenten of studierichtingen als eerste aan de beurt zijn om deel te nemen aan de pilot van sneltesten?

Iedere pilotregio hanteert een eigen onderzoeksopzet. Hierbij werken onderzoekers uit de diverse onderwijsinstellingen aan de beantwoording van specifieke onderzoeksvragen. De onderzoeksvragen en -opzet zoals deze door de pilotregio’s in de plannen zijn opgenomen vormen de basis voor de selectie van deelnemende studenten. In de Kamerbrief Stand van zaken COVID-19 van 23 februari jl. bent u breder geïnformeerd over de opzet van de pilots.

14

Op welke manier wordt de 5,5 miljoen euro aan lokale media besteed? Welke regio’s ontvangen hier het meeste geld?

De middelen uit het Tijdelijk Steunfonds Lokale Informatievoorziening ter ondersteuning van lokale mediapartijen bij het continueren van de lokale informatievoorziening tijdens de coronacrisis worden toegekend op basis van het soort medium (waaronder huis-aan-huiskranten en lokale publieke omroepen). Regio speelt geen rol in de toekenning van de middelen. Als er gekeken wordt naar het aantal lokale mediapartijen per provincie, dan hebben de volgende drie regio’s het grootste aandeel aan steun ontvangen: Zuid-Holland, Noord-Brabant en Noord-Holland.

De EUR 5,5 mln. wordt net als de vorige rondes van het Tijdelijk Steunfonds Lokale Informatievoorziening besteed aan het voornoemde doel, namelijk ondersteuning van lokale informatievoorziening. De exacte voorwaarden waaronder het geld ter beschikking wordt gesteld, worden momenteel uitgewerkt in afstemming met het Stimuleringsfonds voor de Journalistiek als uitvoerder van het Steunfonds. Er kunnen nu dus ook nog geen conclusie worden getrokken over welke regio’s in de aankomende ronde het meeste geld gaan ontvangen.

15

Kunt u aangeven wanneer het advies van het OMT4 over de impact van de Britse variant op de heropening van het po wordt verwacht?

Deze impact is weergegeven in het 99e OMT advies deel 1.

16

Wanneer wordt besloten of er wel of niet een plan komt voor de inzet van sneltesten in het po? Kan dit worden verwacht voor de geplande heropening van het po op 8 februari 2021?

Het is niet gelukt om het plan toe te sturen voor de opening van scholen in het po. De eerste pilots met sneltesten van onderwijspersoneel starten binnenkort. De komende weken zullen meer pilots volgen. Aan de pilots is een evaluatie- en monitoringsonderzoek gekoppeld. Indien de opbrengsten uitwijzen dat uitbreiding van de pilots gewenst is positief zijn breiden we, in samenwerking met betrokken partijen, stap voor stap uit. Een landelijk aanbod volgt dan hopelijk binnen 3 maanden.

17

Kan het po verantwoord en veilig worden heropend wanneer het OMT advies inzake de impact van de Britse variant nog niet is ontvangen en daarmee ook niet kan worden bepaald of er een plan nodig is voor de inzet van sneltesten in het po?

Ja, het OMT heeft geen aanwijzingen dat kinderen wat betreft de VK-variant of het klassieke wildtypevirus eenzelfde rol spelen als bij het influenzavirus – waar kinderen de motor van de uitbraak zijn. Uiteraard wordt de Britse variant en de situatie op scholen en nauwkeurig in de gaten gehouden.

18

Is het reëel dat er nog een plan voor sneltesten in het po kan worden gemaakt en hiervoor via een suppletoire begroting geld kan worden geregeld voordat de scholen heropenen op 8 februari 2021?

Het kabinet maakt ook voor het po aanvullend budget beschikbaar om via sneltesten de heropening van scholen te ondersteunen. Voor de eerste pilots in het po trekken wij 0,9 miljoen euro uit. Met de op 22 februari naar uw Kamer verzonden vijfde Incidentele Suppletoire Begroting examens zijn de middelen voor uitvoering en monitoring van pilots voor het sneltesten in het po ter autorisatie aan uw Kamer voorgelegd. Op grond van de resultaten uit de pilots wordt uw Kamer over de landelijke uitrol en de vormgeving daarvan, verder geïnformeerd.

19

Op welke manieren worden de gezondheidseffecten voor leraren en diens huisgenoten meegenomen in de afwegingen omtrent de inzet van sneltesten in het po en de datum van heropening van het po? Op welke concrete manieren is de beroepsgroep hierbij betrokken?

Om de onrust rondom het oplopen van een besmetting in school weg te nemen, zal onderwijspersoneel worden gescreend. Dit geldt voor onderwijspersoneel dat geen klachten heeft en dus niet onder de testvoorwaarden van de GGD vallen. Door preventief te testen wordt introductie van het virus op scholen zo veel mogelijk voorkomen en proberen wij onderwijspersoneel extra vertrouwen te geven dat zij veilig kunnen werken.

20

Kunt u met betrekking tot de heropening van het po ingaan op de onduidelijkheid omtrent de besmettelijkheid van de Britse variant op kinderen die volgens het OMT «vaker dan na besmetting met de klassieke variant» besmet kunnen raken? Betwist u met uw vaststelling dat kinderen veel minder bijdragen aan besmetting, ook bij de Britse variant, daarmee de uitspraak van het OMT? Kunt u voorts toelichten welke afwegingen, op zowel het gebied van gezondheid als anders, hebben bijgedragen aan de beslissing precies op 8 februari 2021 te heropenen?

Het 99e OMT advies geeft het volgende aan over kinderen in het primair onderwijs:

«Ook voor deze groep geldt een relatief lage a priori kans dat een neusverkouden kind in het primair onderwijs, inbegrepen een kleuter uit groep 1 en 2 (4–6 jaar), ook daadwerkelijk COVID-19 heeft. Maar vanwege de nieuwe variant is de kans, net als bij personen uit andere leeftijdscohorten, ook bij een kind op de basisschool met milde klachten waarschijnlijk wat hoger. Ditzelfde geldt voor de verspreiding van de VK-variant virussen door deze leeftijdsgroep: zij worden vaker besmet en zijn waarschijnlijk ook besmettelijker door meer klachten dan het klassieke, wildtypevirus. Zoals aangegeven, deze karakteristieken van verspreiding worden over alle leeftijdsgroepen gezien en zijn dus niet uniek voor kinderen».

In de daarop volgende Kamerbrief is ingegaan op de afwegingen die het kabinet heeft gemaakt bij het besluit om de basisscholen en de kinderopvang te openen.

21

Kunt u verduidelijken of er een mogelijkheid bestaat om bij een mogelijke volgende suppletoire begroting tevens in te gaan op de benodigde middelen om de ventilatie op alle scholen in orde te brengen, ongeacht of deze scholen en dus gemeenten te kampen hebben met achterstallig onderhoud en financiële problematiek waardoor de reeds vrijgemaakte budgetten en mogelijkheden niet afdoende zijn?

Op dit moment wordt het verdiepende onderzoek naar ventilatie op scholen, zoals aangekondigd in mijn reactie op het LCVS-rapport van 1 oktober, voorbereid. De resultaten worden voor de zomer verwacht. Het is op dit moment niet duidelijk of de resultaten voor de volgende suppletoire begroting beschikbaar zullen zijn.

22

Wat zijn de kosten om sneltesten in het mbo uit te rollen tot aan de zomervakantie?

In de pilots wordt gekeken op welke wijze sneltesten zouden kunnen bijdragen aan het meer mogelijk maken van fysiek onderwijs in het mbo en ho. Het is daarom niet mogelijk om zonder de resultaten uit de pilots uitspraken te doen over de kosten bij het uitrollen tot aan de zomervakantie.

23

Wat zijn de kosten om sneltesten in het hbo uit te rollen tot aan de zomervakantie?

Zie antwoord vraag 22.

24

Wat zijn de kosten om de sneltesten op universiteiten uit te rollen tot aan de zomervakantie?

Zie antwoord vraag 22.

25

Hoe is het bedrag van 129 miljoen euro opgebouwd? Waar bestaat dit bedrag uit? Welke onderdelen zitten er in deze 129 miljoen euro?

Op het moment van het ontwikkelen van deze pilots in het vo, was er geen ruimte om naar de mogelijke inzet van GGD-capaciteit te kijken. Daarom is voor de opschaling gerekend met het scenario waarin dit volledig privaat zou worden opgezet. Hierbij is uitgegaan van een gemiddelde incidentie zoals die er was vlak voor de lockdown. Daarnaast zijn ook landelijke coördinatie, communicatie en monitoring meegenomen in de totaalkosten. De in te richten faciliteit zou tot in elk geval de zomervakantie moeten staan.

26

In hoeverre wordt rekening gehouden met de mogelijkheid dat pilots niet succesvol zijn, bijvoorbeeld door een te lage technische/analytische sensitiviteit van de te gebruiken sneltesten?

Er wordt in de pilots in het vo gebruik gemaakt van antigeentesten. Over het algemeen geldt voor antigeentesten dat de specificiteit nabij de 100% ligt. Dit betekent dat het zelden gebeurt dat een monster positief is in de antigeentest, maar negatief is in de PCR. De sensitiviteit is afhankelijk van de populatie die getest wordt. In zijn algemeenheid geldt dat antigeentesten minder gevoelig zijn dan PCR-testen, en dat antigeentesten daardoor minder goed in staat zijn om besmettingen te detecteren in mensen die weinig virusdeeltjes in de luchtwegen hebben. Het voordeel van antigeentesten is wel dat ze goed in staat zijn om heel snel (binnen 15 minuten) mensen te vinden die veel virusdeeltjes in de luchtwegen hebben en daarmee waarschijnlijk ook het meest besmettelijk voor anderen zijn. Binnen de pilots wordt onderzocht of herhaald testen met antigeensneltesten een effectieve aanpak is om verspreiding van het virus bij een besmetting binnen een school in te dammen. Voor een overzicht van de sensitiviteit van verschillende antigeentesten in verschillende doelgroepen verwijs ik naar het document Status validatie SARS-CoV-2 antigeen sneltesten dat door het RIVM wordt bijgehouden (https://www.rivm.nl/sites/default/files/2021–01/Status%20validatie%20SARS-CoV-2%20antigeen%20sneltesten_210125_Final.pdf).

27

Hoe is het bedrag van drie miljoen euro, betreffende de incidentele middelen voor de sneltesten in het mbo, opgebouwd? Waar bestaat dit bedrag uit en welke onderdelen zitten er in deze drie miljoen euro?

Het uitgangspunt is dat de uitkomsten uit de pilots evenredig ten goede komen aan (studenten in) de drie onderwijssectoren mbo, hbo en wo. In elke pilot werken instellingen in de verschillende sectoren samen. In de pilots wordt echter gewerkt met penvoerders, waardoor de beschikbare budget naar de trekkende instelling in een regio gaat.

De kosten zijn voor de gehele inrichting en uitvoering van de pilots. Hier is vanuit het Ministerie van OCW in totaal € 9 miljoen voor beschikbaar. Met deze middelen worden onder andere eigen teststraten ingericht en onderzoekscapaciteit aangetrokken.

28 Hoe is het bedrag van drie miljoen euro, betreffende de incidentele middelen voor de sneltesten in het ho, opgebouwd? Waar bestaat dit bedrag uit en welke onderdelen zitten er in deze drie miljoen euro?
Zie antwoord vraag 27.

1 Po: primair onderwijs

2 Hbo: hoger beroepsonderwijs

3 Wo: wetenschappelijk onderwijs

4 OMT: Outbreak Management Team