Aanbiedingsbrief
Bijlage
Nummer: 2021D08849, datum: 2021-03-02, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.DOCX), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Bijlage bij: Voorstel van wet (2021D08848)
Preview document (🔗 origineel)
Geachte voorzitter,
Hierbij ontvangt u de incidentele suppletoire begroting inzake verlenging van de beschikbaarheidsvergoeding voor het openbaar vervoer bij de begrotingsstaat
van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (XII) voor het jaar 2021 (Kamerstuk 35 570).
Met de brief van 15 september 2020 (Kamerstukken II 2020/21, 23 645, nr. 739) bent u geïnformeerd over de verlenging van de beschikbaarheidsvergoeding OV tot 1 juli 2021. Voor de periode van 1 juli tot en met 31 december 2021 heeft het kabinet perspectief geboden op een aanvullende verlenging, waarbij sprake zou zijn van een versobering. Met de brief van 5 februari 2021 (Kamerstukken II 2020/21, 23 645, nr. 747), bent u vervolgens geïnformeerd over het besluit tot een verdere verlenging van de beschikbaarheidsvergoeding voor het openbaar vervoer tot 1 oktober 2021. Voor deze verlengingen is 1,1 miljard euro beschikbaar gesteld op de Aanvullende Post van het Ministerie van Financiën. Ten behoeve van de uitvoering van de regeling, wordt het budget overgeheveld naar mijn begroting. De budgettaire gevolgen van deze overheveling worden in deze suppletoire begrotingswet aan u voorgelegd.
Besluitvorming over het vierde kwartaal van 2021 vindt plaats uiterlijk op 1 juli 2021.
Hoofdpunten regeling
Vervoerders ontvangen een vergoeding op basis van nacalculatie, die leidt tot een kostendekkingsgraad van niet minder dan gemiddeld 93% voor de periode 1 januari tot 1 oktober 2021. De regeling wordt zo uitgewerkt dat het vervoerders mogelijk wordt gemaakt om de 5 tot 7% kosten die niet door de regeling worden vergoed, in overleg met de concessieverleners in te vullen. Dit kan door efficiencybesparingen bij de vervoerders, het optimaliseren van het aanbod of een extra bijdrage van de concessieverlener. Er wordt geen winst vergoed. Hiermee wordt dus ook een prikkel voor het realiseren van efficiencybesparingen vormgegeven, met als randvoorwaarde het leveren van het afgesproken vervoer. Voor het overige blijven dezelfde voorwaarden van kracht als in 2020.
Deze vergoeding bedraagt naar verwachting circa 1,1 miljard euro en loopt tot en met het derde kwartaal van 2021. De vergoeding wordt ingericht op basis van nacalculatie.
Hoogachtend,
DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT,
drs. C. van Nieuwenhuizen Wijbenga