Aftapbaarheid OTT-diensten
Informatie- en communicatietechnologie (ICT)
Brief regering
Nummer: 2021D09898, datum: 2021-03-11, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-26643-748).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid
Onderdeel van kamerstukdossier 26643 -748 Informatie- en communicatietechnologie (ICT).
Onderdeel van zaak 2021Z04500:
- Indiener: F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Digitale Zaken
- 2021-03-24 13:30: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2021-04-14 14:30: Procedures en brieven (Procedurevergadering), vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2021-04-20 15:00: Stemmingen (Stemmingen), TK
- 2021-09-15 12:00: Procedurevergadering (hybride) (let op afwijkend tijdstip) (Procedurevergadering), vaste commissie voor Digitale Zaken
- 2022-01-20 11:15: Procedurevergadering (hybride) (Procedurevergadering), vaste commissie voor Digitale Zaken
- 2022-04-07 13:30: Online veiligheid en cybersecurity (Commissiedebat), vaste commissie voor Digitale Zaken
- 2022-04-14 13:00: Aanvang middag vergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2020-2021 |
26 643 Informatie- en communicatietechnologie (ICT)
Nr. 748 BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 11 maart 2021
Graag informeer ik u over het onderzoek naar de mogelijke aftapverplichting voor Over The Top-communicatiediensten (OTT). Deze veelgebruikte OTT-communicatiediensten kennen op dit moment geen aftapverplichting en zijn daarmee niet aftapbaar voor opsporings-, inlichtingen- en veiligheidsdiensten. Deze verplichting zou betekenen dat OTT-diensten dezelfde inrichtings- en medewerkingsverplichtingen krijgen als telecommunicatiediensten.
Interceptie is een belangrijke bevoegdheid in de opsporing van zware en of ernstige criminaliteit en de bescherming van de nationale veiligheid. De interceptiebevoegdheid is omkleed met de nodige rechtsstatelijke voorwaarden en waarborgen. Bijvoorbeeld de toetsing vooraf door de rechter-commissaris. Dergelijke eisen zouden ook gaan gelden voor OTT-communicatiediensten. Zoals reeds beschreven in het kabinetsstandpunt inzake encryptie uit 2016 spelen in deze discussie verschillende zwaarwegende belangen een rol: er is de noodzaak van cybersecurity, maar evenzeer de bescherming van fundamentele rechten van privacy en het communicatiegeheim, en daarnaast zijn er ook de belangen van opsporings-, inlichtingen- en veiligheidsdiensten.1
We moeten een oplossing vinden die de bovengenoemde belangen tegelijkertijd waarborgt alsook in evenwicht brengt.2 In dat kader laat het kabinet zich, bijvoorbeeld via technische briefings, informeren over mogelijke voor- en nadelen van een oplossing. Hierover is recent berichtgeving verschenen waarin door verschillende maatschappelijke organisaties, bedrijven en wetenschappers, werd gewaarschuwd voor mogelijk vergaande gevolgen van dit onderzoek voor de sterkte van end-to-end versleuteling en de gevolgen voor het eerder genoemd kabinetsstandpunt inzake encryptie. Een deel van deze zorgen hield in dat de wens zou bestaan om encryptie ernstig aan te tasten of zelfs onmogelijk te maken. Om mogelijke misverstanden te voorkomen over ons onderzoek ben ik voornemens om nog deze maand in gesprek te gaan met vertegenwoordigers van de organisaties die hun zorgen hebben geuit. Zoals gemeld in eerdere Kamervragen van het lid Verhoeven (D66) streef ik naar oplossingen binnen de kaders van het kabinetsstandpunt die recht doen aan de belangen van de opsporing en de nationale veiligheid.3
Het kabinet geeft zorgvuldig vorm aan het onderzoek naar een aftapverplichting voor OTT-communicatiediensten. Ik benadruk dat door dit demissionaire kabinet geen onomkeerbare stappen worden gezet. Hierbij verwijs ik ook naar de raadsverklaring die in december door de JBZ-Raad is aangenomen waarin de Europese Commissie wordt opgeroepen te zoeken naar proportionele technische oplossingen voor de rechtmatige toegang tot versleuteld bewijs.4 De zorgvuldige benadering komt ook terug in deze inventarisatie die samen met het bedrijfsleven en de wetenschap wordt vormgegeven.
De Minister van Justitie en Veiligheid,
F.B.J. Grapperhaus