Verslag van een schriftelijk overleg over o.a. de kabinetsreactie op de moties over examens voortgezet speciaal onderwijs (Kamerstuk 35570 VIII-208)
Voortgezet Onderwijs
Verslag van een schriftelijk overleg
Nummer: 2021D12027, datum: 2021-05-11, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-31289-463).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: O.C. Tellegen, voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (Ooit VVD kamerlid)
- Mede ondertekenaar: M.H.R.M. Arends, adjunct-griffier
Onderdeel van kamerstukdossier 31289 -463 Voortgezet Onderwijs.
Onderdeel van zaak 2021Z05444:
- Indiener: A. Slob, minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2021-04-13 16:05: Tweeminutendebat Besluit eindexamens 2021 en kabinetsreactie op de moties over examens voortgezet speciaal onderwijs (Plenair debat (tweeminutendebat)), TK
- 2021-04-15 10:15: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2021-04-22 14:00: Procedurevergadering (videoconferentie) (Procedurevergadering), vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2021-05-12 14:15: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2021-06-02 13:35: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2021-06-07 10:00: Onderwijs en corona Primair en voortgezet onderwijs (Wetgevingsoverleg), vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2020-2021 |
31 289 Voortgezet Onderwijs
Nr. 463 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 11 mei 2021
De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over:
– de brief van 15 maart 2021 inzake het Besluit eindexamens 2021 (Kamerstuk 31 289, nr. 454) en over
– de brief van 10 maart 2021 inzake de kabinetsreactie op de moties over examens voortgezet speciaal onderwijs (Kamerstuk 35 750 VIII, nr. 208).
De vragen en opmerkingen zijn op 1 april 2021 aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap voorgelegd. Bij brief van 7 april 2021 zijn de vragen beantwoord.
De fungerend voorzitter van de commissie,
Tellegen
Adjunct-griffier van de commissie,
Arends
II Reactie van de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media
I Vragen en opmerkingen uit de fracties
Inbreng van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het besluit eindexamens 2021 en de kabinetsreactie op de moties over examens in het voortgezet speciaal onderwijs en hebben hierover nog enkele vragen.
Zij onderschrijven het belang van het eindexamen, maar zien ook dat eindexamenleerlingen dit jaar belangrijke voorbereidingstijd door de coronacrisis zijn misgelopen. Daarom onderschrijven de leden het besluit eindexamens 2021. Onderdeel van dit besluit is ook dat eindexamenleerlingen meer ondersteuning zouden krijgen. Wat is de stand van zaken van deze ondersteuning? Hoe staat het met de facilitering van het nieuwe online platform, waar met ingang van maart filmpjes en ander materiaal van vakinhoudelijke uitleg van examenstof van goede docenten gratis beschikbaar is voor alle leerlingen? Tevens vragen zij hoeveel leerlingen hier inmiddels gebruik van maken, op welke manier de Minister dit nog verder gaat promoten en op welke manier leerlingen die bijvoorbeeld volgend jaar eindexamen gaan doen hiervan ook kunnen profiteren.
De leden van de VVD-fractie lezen in de kabinetsreactie op de moties1 over examens in het voorgezet speciaal onderwijs dat de College voor Toetsing en Examens (hierna: CvTE) tegen de grenzen van de uitvoering aanloopt. Tot slot vragen zij of de Minister nogmaals kort kan toelichten waarom de aangenomen motie onuitvoerbaar is voor het uitvoeringsorgaan en welke gevolgen dit kan hebben voor bijvoorbeeld de examinering in 2021–2022.
Inbreng van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de kabinetsreactie op de moties over examens voortgezet speciaal onderwijs. Deze leden zijn zeer teleurgesteld dat de Minister de aangenomen moties van de D66-fractie naast zich neerlegt en hebben hier nog enkele kritische vragen en opmerkingen over. Bovendien roepen zij de Minister op de moties alsnog uit te voeren of met een redelijk alternatief te komen.
Duimregeling
De leden van de D66-fractie lezen dat de Minister heeft besloten de aangenomen moties2 niet uit te voeren. Deze leden vinden dit erg zorgelijk, zeker gezien het hier gaat om kwetsbare leerlingen. Zo stelt de Minister bijvoorbeeld dat het CvTE niet genoeg uitvoeringscapaciteit heeft. Deelt de Minister de mening dat voor het toepassen van de duimregeling geen extra uitvoeringscapaciteit nodig is? Zo ja, waarom heeft hij besloten deze regeling niet mogelijk te maken voor alle deelcertificaatkandidaten in het vso3.? Dus ook de leerlingen die volgend jaar pas opgaan voor het diploma? Zo nee, waarom is hij van mening dat hier wel extra uitvoeringscapaciteit voor nodig is, zo vragen de voornoemde leden.
Extra herkansingsmogelijkheid
De leden van de D66-fractie lezen ook dat de wens om een extra herkansingsmogelijkheid te bieden aan alle kandidaten die deelcertificaten halen niet aansluit bij wat het CvTE kan uitvoeren. Zij constateren dat eenzelfde problematiek vorig jaar ook al speelde en vragen de Minister waarom hij het afgelopen jaar geen voorbereidingen heeft getroffen dit wel mogelijk te maken. Waarom heeft de Minister hier niet eerder op geanticipeerd? Zo vroegen de eerder genoemde leden al bij de begroting OCW 2020 of de Minister meerdere scenario’s kon uitwerken voor de eindexamens in het voortgezet onderwijs. Zij vinden dat nu echt een handreiking moet komen voor de leerlingen in het vso. Immers het afgelopen jaar is een zeer uitdagend jaar geweest voor hen. Deze leden zijn van mening dat hierbij ook passende maatregelen horen, zodat alle leerlingen in het voortgezet speciaal onderwijs de kans krijgen hun schoolperiode succesvol af te ronden en de benodigde deelcertificaten te halen. Wat gaat de Minister op korte termijn ondernemen om deze kwetsbare leerlingen te helpen? Is hij bereid de moties alsnog uit te voeren? Zo nee, kijkt hij naar alternatieve maatregelen, zo vragen de voornoemde leden
Verankeren maatregelen twee jaar
De leden van de D66-fractie vernemen dat de Minister geen besluiten wil nemen over het examen van volgend jaar, omdat hij «van mening is dat het aankomende jaar opnieuw een weging moet worden gemaakt». Waarom kiest de Minister ervoor de aangenomen moties naast zich neer te leggen ondanks een ruime Kamermeerderheid? Bovendien zegt hij dit jaar de extra herkansingsmogelijkheid naast zich neer te leggen vanwege problemen met de uitvoeringscapaciteit. Zij vragen tot slot of het daarom niet van belang is dat tijdig voorbereidingen worden getroffen om de motie volgend jaar wel te kunnen uitvoeren.
Inbreng van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van het besluit en de bijbehorende bijlagen. Deze leden hebben nog enige vragen.
Wat betekent de inventarisatie van de totale groep deelcertificaatleerlingen in praktijk voor de kandidaten uit het speciaal onderwijs nu het CvTE wederom aangeeft geen capaciteit te hebben om herkansingen voor meer dan 200 deelcertificaatleerlingen te moeten organiseren? Wat heeft de door de Minister aangekondigde inventarisatie van de motieven van deze groep leerlingen om deel te nemen aan het staatsexamen voor zin als de Minister geen onderscheid mag maken in maatregelen binnen deze groep en het CvTE niet kan opschalen in capaciteit om extra herkansingen eventueel volgend jaar wel mogelijk te maken voor deze groep? Is de Minister bereid om alles in het werk te zetten om ervoor te zorgen dat er volgende examenperiode meer rekening kan worden gehouden indien nodig met de specifieke groep eindexamenleerlingen uit het speciaal onderwijs, bijvoorbeeld door het mogelijk maken van uitzonderingen voor deze groep zodat extra herkansingen wel mogelijk zijn, zo vragen de voornoemde leden.
Betekent het besluit van de Minister ook dat bijvoorbeeld resultaatverbetertoetsen niet mogelijk zijn om een leerling uit het vso alsnog te laten slagen als er geen herkansing meer mogelijk is? Welke specifieke mogelijkheden zijn er om leerlingen uit het speciaal onderwijs verder nog te ondersteunen in specifieke omstandigheden?
Tot slot vragen de leden van de CDA-fractie nog in algemene zin wat er gebeurt als een eindexamenleerling door onvoorziene omstandigheden, bijvoorbeeld een coronabesmetting bij de persoon zelf of in de omgeving of op school, ervoor zorgt dat de leerling niet aan het eerste of tweede tijdvak kan deelnemen. Of doordat er een corona-uitbraak is tijdens de eindexamenperiode onder de desbetreffende groep docenten en leerlingen, zo vragen de voornoemde leden.
Inbreng van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van het Besluit eindexamens 2021 en de kabinetsreactie op de moties over de examens voortgezet speciaal onderwijs. Zij hebben daar nog enkele vragen over.
Besluit eindexamens 2021
Maatregelen eindexamen 2021
Is de Minister het eens dat leerlingen ook achterstanden op hebben kunnen lopen als het gaat om hun schoolexamens? De leden van de SP-fractie vragen in hoeverre de Minister hier rekening mee heeft gehouden bij de besluitvorming over het Besluit eindexamens 2021. De resultaten van het schoolexamen kunnen namelijk wel later ingeleverd worden, maar leerlingen moeten voor 23 april al kenbaar maken in welk tijdvak zij hun examens willen afleggen. Tevens vragen zij op welke wijze de Minister dan daadwerkelijk rekening houdt met eventuele achterstanden die opgelopen zijn als het gaat om de schoolexamenresultaten.
Consultatie van onderwijspartijen en draagvlak
Welke belanghebbende veldpartijen zijn betrokken geweest bij de besluitvorming die voorafging aan dit besluit? In hoeverre is het LBVSO (leerlingenbelang-VSO) hierbij betrokken geweest, zo vragen de leden van de SP-fractie. Klopt het dat zij enkel op 18 november jl.4 zijn uitgenodigd om mee te praten en vervolgens niet meer, zoals zij aangeven in hun brief van 22 februari jl.? Zo ja, waarom niet en hoeveel momenten zijn er na 18 november jl. nog geweest waarbij veldpartijen mee konden praten over de examens van 2021, zo vragen de leden.
Kabinetsreactie op de moties over examens voortgezet speciaal onderwijs
De Minister geeft aan bij het nemen van de maatregelen als één van de uitgangspunten te hanteren dat alle examenkandidaten dezelfde mogelijkheden moeten krijgen om dit jaar hun diploma te halen, of ze dit nu via het staatsexamen, het vavo5 of via het regulier onderwijs doen. Hoe verhoudt dit zich tot het niet uitvoeren van de moties van het lid Van Meenen c.s.6?
Waarom heeft de Minister niet eerder actie ondernomen om de uitvoeringscapaciteit van het CvTE te verruimen, aangezien dit probleem al langer duidelijk is en vorig schooljaar al kon worden voorzien dat het ook voor de examens van 2021 problemen zou geven met betrekking tot de staatsexamens vanwege corona? Zij vragen of het mogelijk is om dit op korte termijn alsnog te doen en/of voor de examens van 2022 en of alle examinatoren benaderd zijn of ze mee willen helpen aan het mogelijk maken van een extra herkansing. Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoeveel examinatoren komen we dan alsnog tekort? De leden van de SP-fractie vinden het daarnaast zorgelijk dat de capaciteit van het CvTE al tegen de grens van de mogelijkheid tot uitvoering zit. Welke risico’s ziet de Minister en heeft de Minister een reserveplan liggen indien er iets fout gaat waardoor het afnemen van de examens in het gedrang komt?
Kan de Minister nader onderbouwen waarom de duimregeling voor staatsexamenkandidaten die volgend jaar hun volledige diploma halen niet ook voor volgend jaar kan gelden? Waarom komt de Minister deze leerlingen niet tegemoet, zo vragen de leden van de SP-fractie.
Tot slot vragen de leden van de SP-fractie in hoeverre de Minister al maatregelen neemt voor de examens in 2022, aangezien de onderwijsachterstanden nog steeds oplopen, bijvoorbeeld ten aanzien van de capaciteit van het CvTE. Zo ja, welke maatregelen? Zo nee, waarom (nog) niet, zo vragen de voornoemde leden.
Inbreng van de leden van de PvdA-fractie
De leden van de PvdA-fractie willen dat ons onderwijs echt inclusief wordt, dat elk kind een goede plek krijgt op school en dat hij of zij zeker is van individueel maatwerk, waar de bestaande voorzieningen geen passend aanbod kunnen bieden. Dit geldt tevens bij de examinering in coronatijd. In hoeverre deelt de Minister deze visie?
De Minister heeft dit examenjaar in tegenstelling tot het vorige, de centrale examinering willen doorzetten, maar dit jaar gelden er wel aanpassingen: twee herkansingsmogelijkheden, de mogelijkheid om op het resultaat van één vak een duim te leggen en ruimte voor spreiding en extra ondersteuning. De leden van de PvdA-fractie constateren dat de Kamer met het aannemen van moties heeft willen waarborgen dat ook vanuit het voortgezet speciaal onderwijs deelnemers aan de staatsexamens een eerlijke kans krijgen op het behalen van een diploma. Deze Kameruitspraak was mede te danken aan de indringende wijze waarop LeerlingBelang Voortgezet Speciaal Onderwijs heeft gepleit voor de belangen van de betrokken scholieren, waarvoor de leden van de PvdA-fractie veel waardering voelen. De Minister wijst echter op de grenzen van de uitvoeringscapaciteit van het CvTE en hij wil zijn ambtsopvolger de ruimte bieden om een integrale afweging te maken van de belangen van alle examenkandidaten op basis van de straks beschikbare feitelijke informatie. Kan de Minister toelichten in hoeverre dit betekent dat hij nu in strijd met de wil van een Kamermeerderheid de belangen van deelnemers aan de staatsexamens voor het voortgezet speciaal onderwijs opoffert aan de wens om nu de centrale examens door te zetten?
De Kamer heeft met steun van de leden van de PvdA-fractie de moties van het lid Van Meenen c.s.7 aangenomen. Deze leden vinden dit ook rechtvaardig omdat een groot deel van de deelnemers in het voortgezet speciaal onderwijs hun diploma’s behalen in deelcertificaten en deze kandidaten dreigen anders te worden uitgesloten van deze regelingen. Kan de Minister weergeven hoeveel minder deelcertificaten de komende twee jaar naar verwachting zullen worden uitgereikt aan leerlingen in het voortgezet speciaal onderwijs dan vóór de corona-uitbraak?
Al in 2020 heeft de Kamer conform de motie van het lid Westerveld c.s.8 aangenomen over herkansingsmogelijkheden voor certificaten in het voortgezet speciaal onderwijs. De Minister wil de Kamer nu na de zomer informeren over een inventarisatie zodat kan worden bezien of het haalbaar is om aan specifieke subgroepen van deelcertificaatkandidaten een herkansingsmogelijkheid te bieden. Tot slot vragen zij in welk examenjaar dit dan op zijn vroegst consequenties kan krijgen voor de herkansingsmogelijkheid voor zulke deelcertificaatkandidaten.
Inbreng van de leden van de GroenLinks-fractie
De leden van de GroenLinks-fractie hebben de kabinetsreactie en de brief van het CvTE gelezen omtrent de moties over de examens voortgezet speciaal onderwijs. De voornoemde leden begrijpen dat het CvTE aan het maximum van de capaciteit zit. Echter de leden vragen wel waarom er in het afgelopen jaar niet extra personeel geworven is voor het CvTE. Is dit overwogen? Zo ja, hoeveel extra personeel is er geworven? Zo nee, waarom is hier niet voor gekozen? De voornoemde leden vragen dit vooral omdat de motie spreekt over een oplossing in «de aankomende twee jaar». Het is begrijpelijk dat er niet ineens binnen een paar maanden extra mensen zijn, maar misschien is dit wel mogelijk in de komende twee jaar? Graag ontvangen deze leden een reactie hierop.
De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat de Minister zijn ambtsopvolger de ruimte wil bieden om een integrale afweging te maken van de belangen van alle examenkandidaten. Het kan nog wel even duren voordat er een opvolger is. Op welk moment vindt de Minister dat het wel onder zijn beslissingsbevoegdheid valt? En is hij het met de voornoemde leden eens dat het goed is voor zowel leerlingen als docenten om tijdig duidelijkheid te hebben? Tot slot vragen zij of dit bijvoorbeeld niet zou kunnen na de zomer als de inventarisatie compleet is.
Inbreng van de leden van de ChristenUnie-fractie
De leden van de ChristenUnie-fractie willen graag beginnen met de Minister, de ambtenaren op het ministerie en het CvTE te danken voor de inzet voor de examenleerlingen. Deze leden hebben enkele vragen over de uitvoeringscapaciteit van laatstgenoemde uitvoeringsorganisatie en over het proces rondom het Besluit eindexamens 2021.
Ten eerste het Besluit eindexamens 2021: deze leden constateren dat de eind- en staatsexamens van 2021 al op korte termijn van start zullen gaan. De voorliggende algemene maatregel van bestuur is veelomvattend en de voornoemde leden kunnen zich voorstellen dat er problemen kunnen ontstaan wanneer deze algemene maatregel van bestuur (hierna: AMvB) in de nahangprocedure gestuit wordt. Deze leden vragen daarom het volgende aan de Minister: welke besluiten komen in het gedrang wanneer de AMvB niet in werking kan treden op de gewenste datum van 16 april 2021? Is het bijvoorbeeld mogelijk dat de eerdergenoemde duimregeling of het extra tijdvak komen te vervallen?
In de kabinetsreactie op de moties over examens in het voortgezet speciaal onderwijs geeft de Minister aan dat het CvTE onvoldoende capaciteit heeft. Hierdoor kunnen deelcertificaatkandidaten die dit jaar niet hun diploma halen geen extra herkansingsmogelijkheid krijgen. De Minister geeft aan dat hij in het volgende schooljaar met een integrale afweging komt voor deze leerlingen. De leden van de ChristenUnie-fractie begrijpen dat de Minister zijn ambtsopvolger ruimte wil bieden om die integrale afweging te kunnen maken. Toch willen deze leden de Minister vragen om hier specifieker over te zijn voor de deelcertificaatkandidaten. Zij vragen welke mogelijkheden de Minister nu al ziet om deze leerlingen tegemoet te komen en meer zekerheid te bieden.
Tot slot willen de leden van de ChristenUnie-fractie graag het belang onderstrepen van de voorliggende besluiten. Het is van belang om voor zoveel mogelijke examenkandidaten een zo goed mogelijk examenproces te faciliteren. Hierbij is het goed om oog te houden voor groepen die eventueel buiten besluiten en regelingen kunnen vallen, maar is het ook van belang om het geheel in zicht te houden.
II Reactie van de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media
Ik dank de leden van uw Kamer voor de vragen en opmerkingen naar aanleiding van enkele brieven en moties aangaande de (staats)examens in 2021 en verder. In de vragen van de fracties komt een aantal thema’s prominent naar voren. Ik zal de vragen van uw leden daarom zoveel mogelijk met een thematische samenhang beantwoorden. Allereerst zal ik ingaan op het spoedeisend karakter van het Besluit eindexamens 2021. Daarna zal ik ingaan op de moties Van Meenen c.s. betreffende herkansingen en een duimregeling voor deelcertificaatkandidaten. Vervolgens ga ik in op de uitvoering van de motie Westerveld c.s. over herkansingsmogelijkheden voor specifieke groepen binnen het vso. Tot slot behandel ik de overige vragen.
Spoedeisend karakter Besluit eindexamens 2021
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen welke besluiten in het gedrang komen wanneer het Besluit eindexamens 2021 niet in werking kan treden op de gewenste datum van 16 april 2021. Zij vragen tevens of het mogelijk is dat dan de eerdergenoemde duimregeling of het extra tijdvak komen te vervallen.
Bij een niet tijdige inwerkingtreding van het Besluit eindexamens 20219 is er geen juridische basis voor de aangekondigde maatregelen. Het gaat dan om alle maatregelen voor alle examenkandidaten die ik in mijn brieven over dit onderwerp heb aangekondigd: het uitgebreide tweede tijdvak en de spreiding over de tijdvakken, de extra herkansingsmogelijkheden, het vervallen van het centraal schriftelijk en praktisch examen in het vmbo en de duimregeling. Zonder deze AMvB vallen we terug op de reguliere slaag-zakregeling, zonder de aanvullende maatregelen. Concreet betekent dit dat ze slechts één vak zouden mogen herkansen, geen duim mogen leggen op het resultaat van een vak, alle examens in het eerste tijdvak moeten af leggen en het centraal schriftelijk en praktisch examen in het vmbo alsnog door gaat.
Moties Van Meenen c.s. inzake herkansingen en duimregeling voor deelcertificaatkandidaten
De leden van de VVD-fractie lezen in de kabinetsreactie op de moties10 over examens in het voorgezet speciaal onderwijs dat het College voor Toetsing en Examens (hierna: CvTE) tegen de grenzen van de uitvoering aanloopt. Zij vragen of ik nogmaals kort kan toelichten waarom de aangenomen motie inzake de herkansingen in het staatsexamen onuitvoerbaar is voor het uitvoeringsorgaan en welke gevolgen dit kan hebben voor bijvoorbeeld de examinering in 2021–2022. De leden van de D66-fractie constateren dat ik de motie over herkansingsmogelijkheden voor deelcertificaatkandidaten naast mij neer leg vanwege uitvoeringsproblemen. Zij vragen of het daarom niet van belang is dat er tijdig voorbereidingen worden getroffen om de motie volgend jaar wel te kunnen uitvoeren. De leden van de CDA-fractie vragen eveneens of ik bereid ben om alles in het werk te zetten om ervoor te zorgen dat er volgende examenperiode meer rekening kan worden gehouden indien nodig met de specifieke groep eindexamenleerlingen uit het speciaal onderwijs, bijvoorbeeld door het mogelijk maken van uitzonderingen voor deze groep zodat extra herkansingen wel mogelijk zijn. Vervolgens vragen de leden van de SP-fractie waarom ik niet eerder actie heb ondernomen de uitvoeringscapaciteit bij het CvTE te verruimen en of ik dit alsnog kan doen voor dit jaar of met het oog op de examens van 2022. Zij vragen ook of alle examinatoren benaderd zijn of zij bereid zijn mee te werken aan het mogelijk maken van een extra herkansing. Tevens vragen zij naar mijn overwegingen hierbij en hoe groot het tekort aan examinatoren is. De leden van de GroenLinks-fractie vragen of en indien ja, hoeveel extra personeel er is geworven voor het CvTE en welke overwegingen daarbij een rol hebben gespeeld. Deze leden vragen tevens of er binnen de in de motie gestelde termijn van twee jaar wel resultaat kan worden verwacht van extra werving.
De motie Van Meenen c.s. waarin wordt verzocht om deelcertificaatkandidaten van het staatsexamen een (extra) herkansingsmogelijkheid te bieden in de komende twee jaar, is onuitvoerbaar omdat het CvTE geen capaciteit heeft om voor een dergelijk grote groep van bijna 6.000 deelcertificaatkandidaten, naast de huidige groep van bijna 3.000 diplomakandidaten, ook herkansingen aan te bieden. Het CvTE heeft deze onmogelijkheid uiteen gezet in de brieven die zij mij hebben gestuurd en die ik ook met uw Kamer heb gedeeld als bijlage bij mijn Kamerbrieven van 12 februari en 10 maart jl.11 De groep deelcertificaatkandidaten bestaat niet alleen uit vso-leerlingen, maar ook uit leerlingen van particuliere scholen en individuele kandidaten. Voor als deze kandidaten zou het gaan om herkansingen voor zowel centraal examens als college-examens. Voor het CvTE (en DUO) zou dit een omvangrijke en nieuwe uitvoeringstaak zijn, één die nu niet bestaat omdat deelcertificaatkandidaten normaal gesproken niet kunnen herkansen. Om dit te realiseren is naast aanpassing van wet- en regelgeving ook een zeer grondige aanpassing van de staatsexamenorganisatie nodig. Ten aanzien van dat laatste is naast een uitbreiding van het aantal afnamelocaties ook een groot aantal extra examenbetrokkenen nodig in aanvulling op de huidige groep van circa 2.000 mensen, waaronder een groot aantal extra examinatoren die zijn opgeleid in een specifiek vak. Immers is er een docent Engels nodig om een staatsexamen Engels af te kunnen nemen. Het CvTE geeft aan dat ook met de beschikbare voorbereidingstijd voor het examenjaar 2022, het niet mogelijk is om herkansingen aan te bieden aan de gehele groep van deelcertificaatkandidaten die niet opgaan voor een diploma in dat jaar. Zoals ik heb toegelicht in mijn brief inzake het staatsexamen vo van 12 februari 202112 speelt er een breder vraagstuk en staat de organisatie van het staatsexamen al enige tijd onder druk. Dit is al het geval in een regulier examenjaar, maar zeker in een examenjaar waarin aanvullende maatregelen moeten worden uitgevoerd als gevolg van corona. Het in het verleden sterk gegroeide aantal staatsexamenkandidaten maakt dat het benodigd aantal examenbetrokkenen (waaronder examinatoren en correctoren) al is toegenomen. In de jaren 2020 en daarvoor zijn extra examenbetrokkenen (onder andere examinatoren, surveillanten, secretarissen en administratief medewerkers) aangetrokken om de druk op het staatsexamen op te vangen. Deze examenbetrokkenen dienen te voldoen aan specifieke kwalificaties om de kwaliteit van het staatsexamen te borgen (onder meer recente ervaring met het lesgeven aan een examenklas en het volgen van een training). Deze examenbetrokkenen verrichten de werkzaamheden voor het staatsexamen naast hun reguliere werkzaamheden als docent in het v(s)o. Hierdoor is de bron van mogelijke examinatoren beperkt. Het opschalen in capaciteit, met name in de omvang die gevraagd wordt bij het bieden van herkansingen aan alle deelcertificaatkandidaten, is geen kwestie van op tijd beginnen met voorbereiden, maar simpelweg onuitvoerbaar.
Nadat in het begin van het examenjaar 2020 het coronavirus uitbrak is alles op alles gezet om de staatsexamens, die toen alleen uit college-examens bestonden, in 2020 tot een kwalitatief goede en correcte uitvoering te brengen. In de loop van 2020 bleek dat de pandemie ook in 2021 effect op de examens zou hebben, waardoor het totaal aantal beschikbare examinatoren minstens gelijk moest blijven aan dat in 2020. Navraag bij het CvTE leert dat er gericht is geworven voor extra examenbetrokkenen om ook in 2021 aan de vraag te kunnen voldoen. De werving vond plaats via sociale media, vakbladen, vakverenigingen en via netwerken van examenbetrokkenen. De verwachte continuering van de 1,5-meter-afstand maatregelen leidt tot uitbreiding van het aantal staatsexamenlocaties en het aantal examenruimtes. Met de uitbreiding van het aantal examenruimtes en het extra tijdvak 2 zijn hierdoor, naast extra examinatoren, meer surveillanten nodig. De extra surveillanten worden op dit moment geworven. Het CvTE verwacht midden april 2021 ongeveer 88 examenbetrokkenen meer aangenomen te hebben dan aanvankelijk gedacht bij de bekendmaking van de maatregelen in december 2020. Gegeven de druk die er ook door de scholen zelf op docenten wordt uitgeoefend (denk aan opvang van uitval van collega’s en lessen om achterstanden bij leerlingen weg te werken) denkt het CvTE dat dit een maximale aanwas is. Met de huidige inspanningen denkt het CvTE samen met DUO alle circa 9.000 kandidaten in 2021 te kunnen bedienen. Zowel het CvTE als ik hebben meermaals aangegeven dat met de huidige maatregelen, waaronder het extra tijdvak en de extra herkansing, het maximale wordt gevraagd van de examenketen en dit het maximaal haalbare is.
Uiteraard zal ik bij de besluitvorming over het examenjaar 2022 specifiek oog hebben voor de hele groep staatsexamenkandidaten, waaronder leerlingen uit het vso. Het bieden van extra herkansingsmogelijkheden aan diplomakandidaten is een van de opties die daarbij overwogen wordt. Daarnaast geldt dat kandidaten die in het examenjaar 2022 opgaan voor het diploma, en daarbij eventueel certificaten inzetten die zijn behaald in 2021, op dat moment uiteraard gebruik kunnen maken van de reguliere herkansingsmogelijkheden. Dit betreft zowel kandidaten die opgaan voor een volledig vakkenpakket in 2022 als kandidaten die verspreid over meerdere jaren losse certificaten behalen en in 2022 opgaan voor de laatste vakken om een diploma te behalen.
De leden van de D66-fractie vragen of ik bereid ben de beide moties Van Meenen c.s. uit te voeren en zo niet, of ik naar alternatieven kijk. Tevens vragen deze leden waarom ik er voor kies om de aangenomen moties naast mij neer te leggen. De leden van de SP-fractie vragen in hoeverre ik al maatregelen neem voor de examens in 2022. Zo ja, welke maatregelen? Zo nee, waarom (nog) niet, zo vragen de voornoemde leden. De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat ik mijn ambtsopvolger de ruimte wil bieden om een integrale afweging te maken over de examens in 2022. Zij vragen op welk moment ik vind dat het wel onder mijn beslissingsbevoegdheid valt. Deze leden vragen tevens of ik het met hen eens ben dat het goed is voor zowel leerlingen als docenten om tijdig duidelijkheid te hebben. Tot slot vragen zij of dit bijvoorbeeld niet zou kunnen na de zomer als de inventarisatie compleet is. Ook de leden van de ChristenUnie-fractie vragen welke mogelijkheden ik nu al zie om leerlingen tegemoet te komen en meer zekerheid te bieden.
Ik heb veel begrip voor de wens die de Kamer uitspreekt met het aannemen van de beide moties Van Meenen c.s. Voor alle leerlingen, en leerlingen in het vso in het bijzonder, is de impact van corona op hun onderwijs en hun voorbereidingen op het examen groot. Ik heb er dan ook begrip voor het feit dat uw Kamer zich volop inspant om de randvoorwaarden voor deze leerlingen te optimaliseren. Zoals ik hierboven en in mijn brief van 10 maart jl. heb aangeven creëert de motie over herkansingen voor deelcertificaatkandidaten een onmogelijkheid in de uitvoering. Deze motie kan ik daarom niet uitvoeren. Het CvTE heeft meermaals aangeven dat de rek er uit is en ik waak er daarom voor om bij hen een onmogelijke opgave neer te leggen of afbreuk te doen aan de exameneisen voor deze groep. Ik acht dit niet in het belang van staatsexamenkandidaten, die recht hebben op kwalitatief goede examenafnames en een volwaardig diploma. Ik bereid mij, samen met de examenketen, de komende maanden voor op het volgende examenjaar. Daarbij besteed ik wederom bijzondere aandacht aan het vso. Mijn uitgangspunt hierbij is om te onderzoeken wat er nodig is voor kandidaten die in 2022 opgaan voor het diploma zodat de getroffen maatregelen goed aansluiten op de situatie van dat moment. Daarbij wil ik minimaal datgene mogelijk kunnen maken wat in 2021 ook aan kandidaten aangeboden wordt. Waar nodig zullen voorbereidende werkzaamheden daarvoor worden getroffen. In deze afweging zal ik expliciet de motie Van Meenen c.s. ten aanzien van het verlengen van de duimregeling meenemen.
Het proces van besluitvorming over de examens van 2022 ziet er nu als volgt uit. In de komende maanden worden voorbereidende werkzaamheden uitgevoerd uit in samenwerking met de examenketen en in de maanden augustus en september zullen wij de examencampagne van 2021 evalueren. Op basis van deze evaluatie van het huidige examenjaar en de (corona-) omstandigheden van dat moment zal in het najaar van 2021, voor de kerst, het besluit worden genomen over welke maatregelen er in 2022 nodig en wenselijk zijn. Dit zal wederom in goed overleg met alle sectorpartijen gebeuren. Hier wordt een proces voor ingericht waar ook de examenresultaten van 2021 bij zullen worden betrokken.
De leden van de D66-fractie vragen of het toepassen van de duimregeling extra uitvoeringscapaciteit vraagt. Indien dit niet het geval is vragen zij waarom ik deze regeling niet mogelijk heb gemaakt voor alle deelcertificaatkandidaten in het vso, ook als zij pas volgend jaar voor het diploma opgaan. De leden van de SP-fractie vragen eveneens waarom de duimregeling voor staatsexamenkandidaten die volgend jaar hun volledige diploma halen niet ook voor volgend jaar kan gelden en waarom ik deze leerlingen niet tegemoet kom.
Het is juist dat het continueren van de duimregeling vrijwel geen extra capaciteit vraagt van de organisatie van het staatsexamen, anders dan een aanvullende administratieve handeling. In mijn brief van 10 maart jl.13 heb ik toegelicht dat ik desalniettemin nu nog niet de keuze maak om de duimregeling te continueren in het volgende examenjaar. De belangrijkste reden hiervoor is dat met het besluit de duimregeling te continueren er op een zeer vroeg moment in de tijd een op zichzelf staande aanpassing wordt gedaan aan de uitslagbepaling waarvan ik vind dat daar prudent mee moet worden omgegaan. Als volgend schooljaar blijkt dat het scholen en leerlingen niet goed lukt om opgelopen achterstanden in te halen, dan kan opnieuw de afweging worden gemaakt of de duim een passend instrument is. Het is wenselijk om bij deze afweging ook de evaluatie van het examenjaar 2021 te betrekken. Daarnaast moet bij dit besluit het uitgangspunt zijn om alle drie typen examenkandidaten (regulier onderwijs, vavo en staatsexamen) die in eerdere jaren examens afsluiten zoveel als mogelijk gelijk te behandelen en geen aparte positie te creëren voor kandidaten uit het vso en vavo. Dat vraagt een integrale afweging en doordenking van een dergelijk besluit voor alle groepen examenkandidaten die het raakt, waarbij ook moet worden meegenomen in hoeverre een vroegtijdig besluit op dit punt ervoor zorgt dat leerlingen zich op voorhand voor bepaalde vakken niet meer zullen inspannen.
Tevens wil ik nog opmerken dat het toepassen van een duimregeling alleen kan bij het vaststellen van de uitslag (als bepaald wordt of de kandidaat geslaagd is voor het diploma), en kan daarom nog niet worden toegepast op kandidaten die dit jaar één of meerdere certificaten halen. Deelcertificaatkandidaten die voor een bepaald vak onvoldoende scoren kunnen dit resultaat wel in een volgend jaar inzetten om het diploma te behalen. Zolang andere vakken voldoende zijn gemaakt en zij daarmee voldoen aan de slaag-zakregeling kunnen zij met de inzet van een onvoldoende ook slagen.
De leden van de D66-fractie vragen wat ik op korte termijn ga doen om kwetsbare leerlingen, in het bijzonder leerlingen in het vso, te helpen.
Bij de totstandkoming van de maatregelen voor de examens in 2021 heb ik bijzondere aandacht besteed aan leerlingen in het vso en de bijzondere omstandigheden waarin zij zich voorbereiden op het examen. Het uitgangspunt daarbij is telkens geweest dat iedere examenkandidaat de mogelijkheid moet krijgen om een diploma te behalen van gelijke waarde. Om die reden is het van belang dat de maatregelen met betrekking tot de exameneisen gelijk zijn voor alle examenkandidaten en dat er daarnaast ruimte is voor maatwerk in de examenafnames waar dat nodig is. Zoals ik in eerdere brieven heb toegelicht zijn er bij de totstandkoming van de maatregelen voor 2021 ook scenario’s afgevallen omdat die niet toepasbaar bleken voor het vso. Eerder heb ik ook toegelicht dat ik dit jaar diverse maatregelen neem ten aanzien van het staatsexamen, bijvoorbeeld waar het gaat om de communicatie over de aanwezigheid van de eigen docent. Alle kandidaten van het staatsexamen, zowel deelcertificaatkandidaten als diplomakandidaten kunnen gebruik maken van deze mogelijkheden. Dit geldt ook voor het spreiden van de centraal schriftelijk examens over twee tijdvakken. Daarnaast neem ik een aantal maatregelen die zien op alle diplomakandidaten in zowel het regulier onderwijs als het staatsexamen, namelijk de extra herkansing en de duimregeling. Daarbij geldt dat alle niet-diplomakandidaten, dus zowel leerlingen in het regulier onderwijs die in het (voor)voorlaatste leerjaar een vak afsluiten als deelcertificaatkandidaten en vavo-kandidaten die nog niet opgaan voor een diploma geen gebruik maken van de extra herkansing en de duimregeling.
De leden van de CDA-fractie vragen of ik bereid ben er alles aan te doen om, indien nodig en eventueel met uitzonderingen voor deze groep leerlingen, nog meer rekening te houden met leerlingen uit het vso.
Uiteraard zal ik bij de besluitvorming over het examenjaar 2022 specifiek oog hebben voor de hele groep staatsexamenkandidaten, waaronder leerlingen uit het vso. Het bieden van extra herkansingsmogelijkheden aan diplomakandidaten is een van de opties die daarbij overwogen wordt. Ook de maatwerkaanpassingen met betrekking tot de afname van de examens zal ik expliciet meenemen in het proces van besluitvorming. Ik hecht er wel aan om in de context van deze vraag nogmaals te benadrukken dat het daarbij in het belang van de leerling is dat het diploma dat wordt behaald van gelijke waarde is. De inhoudelijke eisen aan het diploma dienen dan ook gelijk te zijn.
De leden van de SP-fractie vragen hoe het niet uitvoeren van de moties van het lid Van Meenen c.s. zich verhoudt tot het uitgangspunt dat alle examenkandidaten dezelfde mogelijkheden moeten krijgen om dit jaar het diploma te halen, ongeacht de route die zij daarbij volgen.
Bij de besluitvorming voor de examens in 2021 heb ik telkens voor ogen gehouden dat alle diplomakandidaten dezelfde mogelijkheden moet worden geboden. Dit heeft er onder meer toe geleid dat ik bij de herijking van het besluit heb gekozen voor een duimregeling in plaats van een derde herkansing. Een derde herkansing zou vanwege de uitvoerbaarheid niet kunnen worden geboden aan diplomakandidaten van het staatsexamen. Ook ten aanzien van de moties Van Meenen c.s. heb ik deze afweging gemaakt. Zowel in het regulier onderwijs, het vavo als bij het staatsexamen zijn er leerlingen/kandidaten die voorafgaand aan het jaar waarin zij het diploma behalen al vakken afronden. Al deze groepen wil ik gelijk behandelen. In de motie wordt gevraagd om een ongelijke behandeling, waarbij voor vavo- en vso- kandidaten de komende twee jaar andere regels zouden gelden dan voor andere kandidaten van het staatsexamen en leerlingen in het regulier onderwijs.
De leden van de SP-fractie vragen welke risico’s ik zie ten aanzien van het bereiken van de grenzen van de uitvoeringscapaciteit van het CvTE en welk reserveplan er klaarligt wanneer er fouten optreden die de afname van examens in het gedrang brengen.
Zoals hierboven vermeld heeft het CvTE zich samen met DUO ingespannen om er voor te zorgen dat alle 9.000 kandidaten dit jaar bediend kunnen worden, inclusief de uitvoering van de aanvullende maatregelen die er voor dit jaar genomen zijn zoals de extra herkansing voor diplomakandidaten. Ten aanzien van de lange termijn en de druk die er door de oplopende deelnemersaantallen ligt op de staatsexamenorganisatie onderzoekt het CvTE momenteel, in navolging van het onderzoek naar een toekomstbestendig staatsexamen, hoe de organisatie van het staatsexamen kan worden verstevigd. Het doel hiervan is om de druk op de organisatie van het staatsexamen te verminderen. Zoals ik in mijn brief van 12 februari14 heb aangegeven informeer ik uw Kamer hier voor het einde van het jaar over.
De leden van de PvdA-fractie vragen in hoeverre ik hun visie deel dat het onderwijs en de examinering, ook in coronatijd, inclusief wordt en alle leerlingen daarmee een plek, passende voorzieningen en maatwerk geboden wordt.
Ik ben het met de leden van de PvdA-fractie eens dat leerlingen die dat nodig hebben, bijvoorbeeld vanwege een beperking, maatwerk moet worden geboden. Zo stellen we hen in de gelegenheid om een diploma te kunnen behalen als dat in hun mogelijkheden ligt. Bij het bieden van dergelijk maatwerk moet het gaan om het wegnemen van belemmeringen in de afname van het examen, waardoor de leerling in staat wordt gesteld te laten zien of en in welke mate hij aan de eisen voldoet. Het maatwerk neemt niet de eisen als zodanig weg. Dit is ook in het belang van de leerling, omdat hij er op deze manier op kan vertrouwen dat hij het juiste niveau heeft om door te kunnen stromen naar een vervolgopleiding.
De leden van de PvdA-fractie vragen of ik kan toelichten of ik de belangen van deelnemers aan de staatsexamens voor het voortgezet speciaal onderwijs opoffer aan de wens om nu de centrale examens door te zetten.
Het is in het belang van alle leerlingen dat de centrale examens dit jaar doorgaan. Als het vorig jaar op een verantwoorde wijze had gekund, had ik er ook in 2020 voor gekozen om de centrale examens door te laten gaan. Door de combinatie van een centraal en een school- of college-examen kunnen leerlingen namelijk het beste laten zien wat ze kennen en kunnen. Vorig jaar gaven staatsexamenkandidaten en hun vertegenwoordigers ook aan het vervelend te vinden dat het centraal examen kwam te vervallen, omdat hun resultaat voor een vak daarmee af kwam te hangen van het college-examen, dat een specifieke afnamevorm kent die hoofdzakelijk mondeling is. Daarnaast is het goed om op te merken dat, ook als er dit jaar geen centrale examens waren geweest, er onvoldoende capaciteit zou zijn geweest bij het CvTE om deelcertificaatkandidaten een herkansing van hun college-examens te bieden vanwege de grootte van de groep deelcertificaatkandidaten.
De leden van de PvdA-fractie vragen of ik kan weergeven hoeveel deelcertificaten de komende twee jaar naar verwachting minder zullen worden uitgereikt aan vso-leerlingen dan vóór de corona-uitbraak.
Het is op basis van de beschikbare gegevens niet mogelijk om een inschatting te maken van hoeveel certificaten er de komende twee jaar zullen worden behaald door kandidaten. Zoals ik in mijn brief van 12 februari15 berichtte, waren de resultaten van de staatsexamenkandidaten in 2020 beter dan in eerdere jaren. Ik zie dit als een bemoedigend teken dat, met eventuele aanpassingen, kandidaten de komende twee jaar in staat zullen zijn om vakken af te sluiten en daarmee het diploma te behalen.
Uitvoering motie Westerveld c.s.16
De leden van de CDA-fractie vragen wat de inventarisatie van de totale groep deelcertificaatleerlingen in praktijk betekent voor de kandidaten uit het speciaal onderwijs nu het CvTE wederom aangeeft geen capaciteit te hebben om herkansingen voor meer dan 200 deelcertificaatleerlingen te moeten organiseren. Zij vragen eveneens of de inventarisatie van de motieven van deze groep leerlingen om deel te nemen aan het staatsexamen wel zin heeft als ik geen onderscheid mag maken in maatregelen binnen deze groep en het CvTE niet kan opschalen in capaciteit om extra herkansingen eventueel volgend jaar wel mogelijk te maken voor deze groep. De leden van de PvdA-fractie vragen eveneens naar de uitvoering van deze motie en vragen specifiek in welk examenjaar de inventarisatie van het CvTE op zijn vroegst consequenties kan krijgen voor de herkansingsmogelijkheid voor specifieke groepen deelcertificaatkandidaten.
In de motie Westerveld c.s.17 word ik verzocht om met het CvTE te kijken naar de beschikbaarheid van examinatoren en de mogelijkheden om voor de kandidaten voor wie het behalen van de certificaten noodzaak is vanwege vervolgopleiding of leeftijd, wel een herkansing te bieden. In mijn brief van 24 maart jl.18 heb ik toegelicht dat leerlingen in het vso hun huidige opleiding mogen afronden, ook als zij ouder zijn dan 18 of 20. Het is wettelijk vastgelegd dat leerlingen in het vso onderwijs mogen volgen tot het eind van het schooljaar waarin zij 20 worden. Daarnaast is in artikel 39, lid 5 van de WEC vastgelegd dat de Inspectie van het Onderwijs ontheffing kan verlenen van die bepaling indien het voortgezet verblijf op de school wenselijk is ter voltooiing van een opleiding of het de kansen op werk vergroot. Over de eerste groep, kandidaten die een certificaat nodig hebben vanwege doorstroom naar een specifieke vervolgopleiding, zal ik uw Kamer na de zomer informeren op basis van de inventarisatie die het CvTE dit examenjaar uitvoert. Middels deze inventarisatie brengt het CvTE in beeld hoe groot deze groep en andere subgroepen van deelcertificaatkandidaten zijn zodat kan worden bepaald of er een mogelijkheid is om een herkansing te bieden aan een deel van de certificaatkandidaten. Dat zou alleen kunnen als de groep zeer klein is, zoals eerder in gesprek met uw Kamer werd verondersteld. Indien blijkt dat er voldoende capaciteit is voor de specifieke groep die in de motie wordt benoemd dan kan het proces van wijziging van de regelgeving worden gestart. Ook wordt op basis van deze inventarisatie bepaald wanneer een dergelijke wijziging in werking kan treden.
Het door de leden van de CDA-fractie genoemde aantal van 200 leerlingen heeft geen betrekking op kandidaten uit het speciaal onderwijs maar gaat over leerlingen uit het regulier onderwijs. Het CvTE heeft aangegeven dat er maximaal voor 200 leerlingen uit het regulier onderwijs plek is tijdens het staatsexamentijdvak. Leerlingen kunnen hier, net als in andere jaren, alleen in uitzonderlijke gevallen gebruik van maken, bijvoorbeeld als zij door ziekte een deel van hun examens nog niet hebben kunnen afronden.
Overige vragen
De leden van de VVD-fractie vragen naar de stand van zaken rond de aanvullende ondersteuning van de examenleerlingen ter voorbereiding op hun examens.
Vervolgens vragen zij daarbij ook naar stand van zaken rond de facilitering van het bijhorende online platform dat sinds maart hiervoor beschikbaar is, het gebruik van dit platform door leerlingen en in hoeverre ik dit verder ga promoten. Tevens vragen zij of ook de leerlingen die in het volgende schooljaar examen doen van dit platform gebruik kunnen maken.
De site lerenvoorhetexamen.nl is sinds 1 maart online. Kennisnet heeft een site gebouwd waarop veel materiaal te vinden is voor leerlingen, ouders en docenten. Voor bijna alle vakken staan er inmiddels filmpjes, examenopgaven en examenprogramma’s op. Binnen enkele weken zullen er ook kennisclips verschijnen waarin nog meer informatie komt voor leerlingen, ter voorbereiding op het centraal examen. Wat betreft de bezoekersaantallen kan er geen onderscheid gemaakt worden tussen (examen)leerlingen en andere bezoekers, maar duidelijk is dat deze aantallen oplopen. De afgelopen twee weken heeft de site ongeveer 26.000 bezoekers getrokken. De uitlegvideo’s zijn al ruim 70.000 keer bekeken sinds de lancering van de site begin maart. Kennisnet is bezig met de promotie van de site, dit wordt de komende tijd geïntensiveerd. In de communicatiecampagne rondom het eindexamen 2021 van de rijksoverheid zal de site ook meegenomen worden. Na de examenperiode 2021 wil ik samen met de betrokkenen evalueren hoe de site is gebruikt en of het ook voor toekomstige examenjaren van meerwaarde zou kunnen zijn. Dat biedt ook de kans om mogelijke verbeteringen op een gestructureerde wijze door te voeren
De leden van de CDA-fractie vragen of mijn besluit ook betekent dat resultaatverbetertoetsen niet mogelijk zijn om een leerling uit het vso alsnog te laten slagen als er geen herkansing meer mogelijk is. Deze leden vragen ook wat er nog voor specifieke mogelijkheden er zijn om deze groep leerlingen in specifieke omstandigheden te ondersteunen.
Resultaatverbeteringstoetsen, zoals die in 2020 plaatsvonden, waren bedoeld voor het verbeteren van het schoolexamenresultaat van leerlingen in het regulier onderwijs. Ten tijde van het besluit over de centrale examens in maart 2020 hadden veel leerlingen in het regulier onderwijs hun schoolexamens al (bijna) afgerond. Door deze resultaatverbeteringstoetsen konden zij hun resultaat voor twee vakken nog verbeteren. Voor staatsexamenkandidaten is, gelet op de individuele afname van het college-examen, gekozen voor het bieden van extra herkansingen voor deze examens in plaats van aparte resultaatverbeteringstoetsen. Kandidaten die dit jaar opgaan voor een certificaat en daarbij niet het gewenste resultaat behalen, kunnen volgend jaar opnieuw opgaan voor dit vak, zonder dat dit invloed heeft op het aantal herkansingen dat zij mogen afleggen als zij volgend jaar opgaan voor het diploma. In tegenstelling tot het regulier vo kan het resultaat voor de vakken die wel met voldoende resultaat zijn afgesloten (maximaal tien jaar) blijven staan. In het regulier vo vervallen deze resultaten. Hiermee biedt het staatsexamen flexibiliteit aan kandidaten die dat nodig hebben, bijvoorbeeld omdat zij door ziekte of een beperking minder belastbaar zijn dan de gemiddelde leerling. De ondersteuning van leerlingen in het speciaal onderwijs geschiedt door de school. Zij kunnen, bijvoorbeeld met de aanvullende gelden vanuit het nationaal programma, specifiek aandacht besteden aan leerlingen die volgend jaar opgaan voor het diploma.
De leden van de CDA-fractie vragen wat in algemene zin de gevolgen zijn voor de eindexamenleerling wanneer onvoorziene omstandigheden, bijvoorbeeld als een coronabesmetting bij de leerling zelf of in de directe omgeving van de leerling deelname aan tijdvak één of tijdvak twee verhindert. Deze leden vragen wat de gevolgen zijn wanneer er een corona uitbraak is onder een groep eindexamenleerlingen of betrokken docenten in de eindexamenperiode.
Het kan dit jaar voorkomen dat leerlingen vanwege een besmetting of quarantaine niet aan een tijdvak kunnen deelnemen. Dit is ook een van de redenen dat er dit jaar is gekozen voor twee tijdvakken van 10 dagen, zodat er nog een uitwijkmogelijkheid is voor leerlingen die examens hebben gemist. In beide tijdvakken kan er in alle vakken examen worden gedaan. Daarnaast is er een derde tijdvak op de scholen toegevoegd waarin leerlingen kunnen herkansen.
De leden van de SP-fractie vragen of ik het met hen eens ben dat leerlingen ook achterstanden op hebben kunnen lopen als het gaat om hun schoolexamens en in hoeverre ik hier rekening mee heb gehouden bij de besluitvorming over examens 2021. Daarnaast vragen zij op welke wijze ik rekening heb gehouden met eventuele achterstanden die zijn opgelopen als het gaat om de schoolexamenresultaten.
Leerlingen hebben dit jaar langer de tijd om hun schoolexamens af te ronden doordat de aanlevertermijn voor de schoolexamenresultaten is verlengd. Met het oog op de organiseerbaarheid van de centrale examinering is in het Besluit eindexamens 2021 opgenomen dat leerlingen voor de meivakantie bij de school aangeven in welk tijdvak zij voor een bepaald examen willen opgaan. Op dat moment in het schooljaar zullen leerlingen en docenten ook een goede inschatting kunnen maken over waar de leerling staat in de afronding van de schoolexamens van elk vak. Docenten kunnen leerlingen hierin adviseren. Indien er sprake is van bijzondere omstandigheden, zoals ziekte van de leerling of een andere van zijn wil onafhankelijke omstandigheid, dan kan het bevoegd gezag de leerling in de gelegenheid stellen om langer de tijd voor te nemen voor het afronden van het schoolexamen, mits het schoolexamen is afgerond voorafgaand aan het centraal examen van het betreffende vak.
De leden van de SP-fractie vragen welke belanghebbende veldpartijen betrokken zijn geweest bij de besluitvorming die voorafging aan het besluit over de eindexamens in 2021 en in hoeverre het LBVSO hier onderdeel van uitmaakte. De leden van de SP-fractie vragen voorts of ik het LBVSO alleen op 18 november 2020 heb uitgenodigd om mee te praten over het te nemen besluit en vervolgens niet meer.
Ik heb hierover overleg gevoerd met een zeer brede groep van 19 partijen, te weten: VO-raad, MBO-raad, VH, VSNU, PO-raad, Aob, CNV, Fvov, AVS, LAKS, LBVSO i.o., Ouders & Onderwijs, Sectorraad gespecialiseerd onderwijs, Simea, Vives, SPV, NRTO, CvTE, Inspectie. Er is intensief overleg geweest met LBVSO (i.o.). Naast het overleg op 18 november 2020 is er op ambtelijk niveau gesproken met LBVSO op 10 en 17 december 2020 en op 9 en 11 februari 2021. In die overleggen is LBVSO meegenomen in de stand van het denken ten aanzien van mogelijke maatregelen en het proces, en heeft LBVSO zowel schriftelijk als mondeling inbreng geleverd ten aanzien van deze onderwerpen.
Kamerstuk 35 570 VIII, nrs. 187 en 188↩︎
Ibidem↩︎
vso: voortgezet speciaal onderwijs↩︎
Zie Kamerstuk 31 497, nr. 394↩︎
vavo: voortgezet algemeen volwassenenonderwijs↩︎
Kamerstuk 35 570 VIII, nrs. 187 en 188↩︎
Kamerstuk 35 570 VIII, nrs. 187 en 188: over aanbod van twee jaar twee herkansingen voor deelcertificaatkandidaten in het voortgezet speciaal onderwijs en over minimaal twee jaar toegang tot de duimregeling↩︎
Kamerstuk 35 300 VIII, nr. 192↩︎
Staatsblad 2021, nr. 136↩︎
Kamerstuk 35 570 VIII nrs. 187 en 188↩︎
Kamerstuk 31 289, nr. 442 en Kamerstuk 35 570 VIII, nr. 208↩︎
Kamerstuk 31 289, nr. 443↩︎
Kamerstuk 35 570 VIII, nr. 208↩︎
Kamerstuk 31 289, nr. 443↩︎
Kamerstuk 31 289, nr. 443↩︎
Kamerstuk 35 300 VIII, nr. 192↩︎
Idem↩︎
Kamerstuk 35 570 VIII, nr. 209↩︎