[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Voortgang diverse mestonderwerpen

Mestbeleid

Brief regering

Nummer: 2021D12740, datum: 2021-04-13, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-33037-394).

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van kamerstukdossier 33037 -394 Mestbeleid.

Onderdeel van zaak 2021Z05779:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2020-2021

33 037 Mestbeleid

Nr. 394 BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 13 april 2021

Met deze brief informeer ik uw Kamer over verschillende onderwerpen met betrekking tot het mestbeleid. Het betreft de voortgang van het digitale en realtime systeem Vervoersbewijs Dierlijke meststoffen (rVDM) voor de verantwoording van het vervoer van dierlijke meststoffen. Verder bied ik uw Kamer twee adviezen van de Commissie Deskundigen Meststoffenwet (CDM) aan over de actualisatie van het stikstofgebruiksnormenstelsel1. Ook deel ik met uw Kamer de monitoring grondgebonden groei melkveehouderij over de jaren 2018–2019 en informeer ik u over mijn besluit aangaande de knelgevallenvoorziening over aangegane langjarige financiële verplichtingen voor mestverwerking in het stelsel van grondgebonden groei melkveehouderij. Tot slot informeer ik uw Kamer over de wijze waarop ik uitvoering zal geven aan de motie van het lid Bisschop over ambities van de «van Boer tot Bord»-strategie (Kamerstuk 35 570 XIV, nr. 65).

Voortgang rVDM

In mijn brief van 24 december 2020 heb ik uw Kamer geïnformeerd over rVDM en de wijzigingen die hiervoor in regelgeving zijn voorbereid (Kamerstuk 33 037, nr. 381). Dit betreft wijzigingen in zowel het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet (Ubm) als de Uitvoeringsregeling Meststoffenwet (Urm).

In deze brief heb ik aangegeven dat mijn inzet was om de definitieve regelgeving het eerste kwartaal van 2021 te publiceren. Ik wil uw Kamer informeren dat naar verwachting op korte termijn de definitieve wijziging van het Ubm in het Staatsblad gepubliceerd zal worden. Publicatie van de wijziging van het Ubm op dit moment is gewenst, zodat de regels voor iedereen kenbaar zijn en men zich kan voorbereiden op de invoering van het nieuwe rVDM-systeem. Kort daarna zal ook de wijziging van de Urm worden gepubliceerd. Nadrukkelijk wil ik aangeven dat het alleen om de publicatie van de nieuwe regels gaat en dit nog geen inwerkingtreding betreft. Uw Kamer heeft de brief van 24 december jl. controversieel verklaard waarmee besluitvorming hierover aan mijn ambtsopvolger is. De komende tijd zullen met het oog op een zorgvuldig proces richting de latere invoering van rVDM diverse testen en pilots plaatsvinden. Met deze voorbereidingen wil ik bewerkstelligen dat bij inwerkingtreding de betrokken partijen klaar zijn om te voldoen aan deze nieuwe regels. Een besluit over het moment van inwerkingtreding van de wijzigingen van het Ubm en de Urm is later dit jaar voorzien en uw Kamer zal daarover dan geïnformeerd worden.

CDM-adviezen over het stikstofgebruiksnormenstelsel

In mijn brief van 30 oktober 2020 (Kamerstuk 33 037, nr. 376) heb ik aangegeven dat door de CDM een analyse is uitgevoerd naar het huidige stelsel van stikstofgebruiksnormen. Die bied ik u hierbij aan. De CDM adviseert om, naast een update van het huidige stikstofgebruiksnormenstelsel, een nadere analyse uit te voeren naar mogelijke oplossingsrichtingen voor die gebieden waar de waterkwaliteitsdoelstellingen nog niet zijn gerealiseerd. Op basis van dit advies is een nieuwe advies uitvraag gedaan bij de CDM. Ook deze analyse van mogelijke oplossingsrichtingen is uitgevoerd en bied ik uw Kamer hierbij aan.

In deze analyse zijn elf mogelijke maatregelen onderzocht en beoordeeld in termen van effectiviteit, uitvoering en uitvoerbaarheid, verwachte acceptatie in de praktijk, en mogelijke fasering. Het betreft een verkennende studie, die geen uitspraken doet over de wijze waarop deze maatregelen geïmplementeerd zouden moeten worden.

Deze beide adviezen heb ik laten opstellen als opvolging van de maatregel uit het zesde actieprogramma Nitraatrichtlijn die is gericht op evaluatie van het stikstofgebruiksnormenstelsel. Op dit moment kan ik naar aanleiding van de adviezen nog geen besluit nemen over een actualisatie van dit stelsel. Beide adviezen zal ik betrekken bij de totstandkoming van het zevende, met doorkijk naar het achtste, actieprogramma Nitraatrichtlijn waarover later dit jaar besluitvorming zal plaatsvinden door mijn ambtsopvolger. In die besluitvorming zal een mogelijke actualisatie van het stikstofgebruiksnormenstelsel worden betrokken. De analyse van mogelijke oplossingsrichtingen biedt in mijn optiek een mooi uitgangspunt om het gesprek over het actieprogramma te voeren.

Monitoring grondgebondenheid melkveehouderij

Graag maak ik van de gelegenheid gebruik om uw Kamer hierbij de monitoring grondgebondenheid aan te bieden, die in het plenaire debat over de algemene maatregel van bestuur Verantwoorde groei melkveehouderij (AMvB grondgebondenheid) van 23 april 2015 is toegezegd (Handelingen II 2014/15, nr. 80, items 4 en 7). Wageningen Economic Research (WEcR) heeft de metingen over de jaren 2018 en 2019 opgesteld, evenals de voorgaande metingen.

Uit de monitoring komt naar voren dat, op basis van de verdeling van melkveebedrijven naar fosfaatoverschot per hectare, de grondgebondenheid van de melkveehouderij in de periode tussen 2015 en 2019 duidelijk is toegenomen.

De ontwikkeling van de grondgebondenheid van de melkveehouderij, zoals gedefinieerd in de wet, is in de periode 2015–2019 hoofdzakelijk bepaald door het fosfaatreductieplan van 2017 en de invoering van het fosfaatrechtenstelsel per 1 januari 2018. De monitoring laat zien dat in deze periode de maatregelen in de Meststoffenwet om de grondgebondenheid bij groei te borgen een bescheiden rol hebben gespeeld.

Knelgevallenvoorziening Wet grondgebonden groei melkveehouderij aangegane langjarige financiële verplichtingen voor mestverwerking

Het stelsel verantwoorde en grondgebonden groei melkveehouderij is per 1 januari 2016 in werking getreden als onderdeel van het Ubm en per 1 januari 2018 opgenomen in de Meststoffenwet (Stb. 2017, nr. 228). Om te voorkomen dat melkveehouders geconfronteerd zouden worden met disproportionele lasten is destijds voorzien in een knelgevallenvoorziening voor melkveehouders die langjarige financiële verplichtingen waren aangegaan voor het verwerken van hun gehele melkveefosfaatoverschot. Deze knelgevallenvoorziening geldt voor de duur van de afgesloten overeenkomst (Kamerstuk 33 979, nr. 73) en de betreffende melkveebedrijven hebben zich hier in 2016 voor aangemeld. In de nota van toelichting bij de wijziging van het Ubm tot invoering van dit stelsel is in 2015 aangegeven dat deze voorziening na vijf jaar op enig moment zal komen te vervallen (Stb. 2015, nr. 344). De looptijd van deze afgesloten overeenkomsten is verschillend en voor een deel van de overeenkomsten is de looptijd reeds afgelopen. Er zijn echter ook overeenkomsten met langjarige termijnen waarbij de einddatum van de verplichtingen in het contract na 31 december 2020 is. Om duidelijkheid te verschaffen over de looptijd van deze nog lopende overeenkomsten zal de knelgevallenvoorziening nog vijf jaar blijven gelden, tot uiterlijk 31 december 2025. De betreffende melkveehouders zijn hierover in december jl. door RVO.nl middels een brief geïnformeerd. Ik wil melkveehouders met nog lopende contracten erop wijzen dat zij aan de voorwaarden voor de knelgevallenvoorziening moeten blijven voldoen. En dat op het moment dat de overeenkomsten zijn beëindigd de voorwaarden voor grondgebondenheid gelden. Dan dienen zij te beschikken over voldoende grond of zorg te dragen voor vermindering van hun productie. Ook zal de komende tijd meer duidelijkheid ontstaan over de uitrol van de herbezinning op het mestbeleid en de verdere invulling van grondgebondenheid hierin.

Uitvoering motie Bisschop over ambities van de «van Boer tot Bord»-strategie

De Europese Commissie heeft op 20 mei jl. haar «van Boer tot Bord»-strategie en bijbehorend actieplan, oftewel de BtB-strategie, gepresenteerd. De BtB-strategie is een belangrijke pijler van de Europese Green Deal en moet leiden tot een geïntegreerd, EU-breed, duurzaam, veilig en gezond voedselsysteem, met verbeterd verdien- en concurrentievermogen met positief effect op het milieu en klimaat in 2030. De BtB-strategie moet hiermee bijdragen aan de inclusieve groei en de milieu en klimaatdoelstellingen van de Green Deal. Op 26 juni 2020 heeft de regering in een BNC-fiche (Kamerstuk 22 112, nr. 2891) haar standpunt met betrekking tot dit voorstel kenbaar gemaakt.

Een van de doelstellingen van de Europese Commissie is dat in 2030 in Europa nutriëntenverliezen zijn gehalveerd, wat zal leiden tot een reductie van het gebruik van meststoffen van 20%. Uw Kamer heeft op 9 december 2020 in een motie (Kamerstuk 35 570 XIV, nr. 65) de regering verzocht zich ervoor in te zetten dat het doel – beperking van nutriëntenverliezen – voorop blijft staan, het belang van bodemvruchtbaarheid en de voeding van bodem en gewas te benadrukken, en zich uit te spreken tegen de ambitie om het mestgebruik met 20% omlaag te brengen. Het is voor mij bij de uitwerking van specifieke voorstellen, die voortvloeien uit deze BtB-strategie, van belang te weten tegen welke meetlat de Europese Commissie de gekwantificeerde reductiedoelen wil afzetten (wat is bijvoorbeeld het referentiejaar, tellen reeds behaalde resultaten mee, wordt rekening gehouden met nationale geografische omstandigheden etc.).

Op 5 oktober 2020 zijn Raadsconclusies aangenomen met betrekking tot de BtB-strategie. Hierin is opgenomen dat voor nieuwe EU-wetgeving een impact assessment gedaan moet worden. Uit gesprekken met de Europese Commissie over het Nationaal Strategisch Plan is gebleken dat de Europese Commissie kijkt naar alle meststoffen en niet alleen kunstmeststoffen. Uit de aanbevelingen van de Europese Commissie op het Nationaal Strategisch Plan blijkt dat de Europese Commissie wil kijken naar de Gross Nutrient Balance voor stikstof en fosfaat en naar vermindering van het percentage grondwaterstations boven de 50 mg nitraat per liter (Commissiemededeling COM(2020)846) als indicatoren voor nutriëntenverliezen.

In gesprekken met de Europese Commissie over de ambities en acties, die voorvloeien uit de BtB-strategie is voor Nederland het doel over nutriëntenverliezen leidend. Nederland staat op het standpunt dat de aanpassing van gebruiksnormen in de toekomst noodzakelijk kan zijn om de verliezen naar het milieu te beperken, maar het beperken van de input van nutriënten is geen doel op zich. Verder streeft Nederland naar een geharmoniseerde berekeningswijze van nutriëntenverliezen, die aansluit op indicatoren (voor bodem-, lucht- en waterkwaliteit) en heeft zich hier in de Nitraat Expert groep bijeenkomst van maart 2021 ook al hard voor gemaakt. Daarnaast zet Nederland zich in voor het mogelijk maken van hergebruik van hoogwaardige meststoffen zodat producten van dierlijke mest als kunstmestvervanger ingezet kunnen worden. Hierdoor wordt de nutriëntenkringloop verder gesloten en neemt de reductie van emissies naar het milieu verder af. Hiermee geef ik uitvoering aan de eerdergenoemde motie.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
C.J. Schouten


  1. Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl↩︎