Antwoord op vragen van het lid Idsinga over het bericht ‘Janet Yellen calls for global minimum corporate tax’
Antwoord schriftelijke vragen
Nummer: 2021D15831, datum: 2021-04-29, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (ah-tk-20202021-2550).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: J.A. Vijlbrief, staatssecretaris van Financiën
Onderdeel van zaak 2021Z06134:
- Gericht aan: J.A. Vijlbrief, staatssecretaris van Financiën
- Indiener: F.L. Idsinga, Tweede Kamerlid
- Voortouwcommissie: TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2020-2021 | Aanhangsel van de Handelingen |
Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden |
2550
Vragen van het lid Idsinga (VVD) aan de Staatssecretaris van Financiën over het bericht «Janet Yellen calls for global minimum corporate tax» (ingezonden 15 april 2021).
Antwoord van Staatssecretaris Vijlbrief (Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst) (ontvangen 29 april 2021).
Vraag 1
Bent u bekend met de ontwikkelingen zoals beschreven, bijvoorbeeld, in het bericht «Janet Yellen calls for global minimum corporate tax»1 en de opinie in het FD «Belastinginitiatieven Biden verdienen steun»?2
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Kunt u aangeven wat de implicaties zijn voor Nederland ten aanzien van het feit dat de nieuwe regering van de Verenigde Staten recentelijk voorstellen heeft gedaan voor een wereldwijde minimum winstbelasting en een andere verdeling van de winstafdracht?
Antwoord 2
De Verenigde Staten hebben recentelijk gepleit voor een stevig minimumniveau van belastingheffing voor grote internationale bedrijven. Tevens hebben de Verenigde Staten voorstellen gedaan voor de concrete invulling van een nieuw systeem voor de verdeling van rechten tussen landen om winstbelasting te heffen van grote bedrijven. De voorstellen van de Verenigde Staten passen binnen de discussies over de herziening van het internationale winstbelastingsysteem die in het Inclusive Framework3 worden gevoerd over de zogenoemde Pijler 1 en Pijler 2.4 Nederland steunt dit werk van het Inclusive Framework en zet zich er voor in om halverwege 2021 tot overeenstemming te komen. Ik zie de voorstellen van de Verenigde Staten als een forse stap in de goede richting om dat doel te bereiken.
Vraag 3
Grijpt de Nederlandse regering deze ontwikkelingen aan en is zij voornemens gebruik te maken van het momentum om versneld tot internationale afspraken binnen OESO-verband te komen?
Antwoord 3
Ja. Het Inclusive Framework van de OESO zet erop in om halverwege 2021 tot wereldwijde afspraken te komen over een herziening van het internationale belastingsysteem. Nederland steunt dit ambitieuze doel. Het feit dat de Verenigde Staten nu met concrete voorstellen komen, laat zien dat de Verenigde Staten ook gecommitteerd zijn aan het vinden van een multilaterale oplossing met 139 landen in het Inclusive Framework. Het momentum is er nu om met een grote groep landen afspraken te maken over een herziening van het internationale belastingsysteem. Dat momentum moeten we gebruiken.
Vraag 4
Zo ja, verwacht u, zoals sommige van uw Europese collega’s, dat deze zomer een akkoord zou kunnen worden bereikt op dit terrein?
Antwoord 4
Ja, ik ben hoopvol dat het lukt om halverwege 2021 een akkoord te bereiken in het Inclusive Framework.
Vraag 5
Welke obstakels ziet u bij het bereiken van bovenbedoeld akkoord?
Antwoord 5
Afspraken over het herzien van het internationale belastingsysteem zijn – door de internationale aard van de problematiek – het effectiefst als de afspraken in een zo breed mogelijk verband worden gemaakt. Tegelijkertijd ligt daar ook de uitdaging. Met 139 landen wordt geprobeerd het eens te worden over een herziening die raakt aan de fundamenten van het internationale belastingsysteem. De uitgangspunten van landen kunnen daarbij uiteenlopen en die verschillen moeten worden overbrugd. Voor Pijler 1 speelt dit bijvoorbeeld bij het vaststellen van de reikwijdte van de voorstellen en de vraag in hoeverre afspraken over bindende geschilbeslechting wenselijk zijn. Bij Pijler 2 zal het Inclusive Framework het onder meer eens moeten worden over de hoogte van het minimum effectieve tarief. Deze discussies met een grote groep landen zijn complex en het tijdpad is ambitieus. Desalniettemin heb ik er vertrouwen in dat het lukt om een akkoord te bereiken. Zoals aangegeven in mijn antwoord op vraag 3, is het momentum er nu om met een grote groep landen afspraken te maken over het internationale belastingsysteem.
Vraag 6
Kunt u een stand van zaken geven over de discussies die hieromtrent worden gevoerd in EU- en OESO-verband?
Antwoord 6
In het Inclusive Framework van de OESO zijn de onderhandelingen in een vergevorderd stadium. Zoals gezegd is het doel om halverwege 2021 een akkoord te hebben over de oplossingen. Op dit moment zijn er regelmatig vergaderingen van de verschillende (technische) werkgroepen van de OESO, waarin de voorstellen verder worden uitgewerkt. Eind juni/begin juli 2021 staat de volgende plenaire vergadering van het Inclusive Framework gepland en de verwachting is dat landen dan zal worden gevraagd in te stemmen met een rapport. Voorafgaand aan de plenaire vergadering van het Inclusive Framework zal ik uw Kamer daarover verder informeren.
Op basis van de hierboven genoemde uitkomst binnen het Inclusive Framework van de OESO, zal de Europese Commissie met een richtlijnvoorstel komen om deze mondiale oplossingen te implementeren in de nationale wetgeving van lidstaten. Op deze manier wordt er een gelijk speelveld gecreëerd binnen de EU over de precieze toepassing en wordt er verzekerd dat de implementatie voldoet aan het EU recht in den brede (zoals de EU-verdragsvrijheden).
Vraag 7
Kunt u deze vragen één voor één beantwoorden?
Antwoord 7
Ja.
Financial Times, 5 april 2021, https://www.ft.com/content/79023ff2-c629-429c-8a34-16bf68b4ea15.↩︎
Het Financieelde Dagblad, 11 april 2021, https://fd.nl/opinie/1379871/belastinginitiatieven-biden-verdienen-steun.↩︎
Het OESO/G20 Inclusive Framework on BEPS is in 2016 gevormd met het oog op implementatie van de maatregelen uit het OESO/G20-project om grondslaguitholling en winstverschuiving tegen te gaan (het BEPS-project) en verdere internationale samenwerking op het gebied van belastingheffing. Binnen het Inclusive Framework werken lidstaten en niet-lidstaten van de OESO op gelijke voet samen. Het Inclusive Framework heeft op het moment van schrijven 139 leden.↩︎
In de brieven van 10 oktober 2019 (32 140, nr. 60), 14 november 2019 (32 140, nr. 63), 29 september 2020 (32 140, nr. 73) en 5 november 2020 (32 140, nr. 76) heb ik uw Kamer uitgebreid over deze discussies geïnformeerd.↩︎