Self-assessment risicoanalyse integriteit kandidaat-bewindspersonen
Integriteitsbeleid openbaar bestuur en politie
Brief regering
Nummer: 2021D16073, datum: 2021-04-30, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-28844-227).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: K.H. Ollongren, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Onderdeel van kamerstukdossier 28844 -227 Integriteitsbeleid openbaar bestuur en politie.
Onderdeel van zaak 2021Z07282:
- Indiener: K.H. Ollongren, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
- 2021-05-11 15:45: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2021-05-20 11:30: Procedurevergadering commissie Binnenlandse Zaken (videoverbinding) (Procedurevergadering), vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
- 2022-03-10 13:00: Integriteit openbaar bestuur (Commissiedebat), vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
- 2023-06-08 15:00: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2020-2021 |
28 844 Integriteitsbeleid openbaar bestuur en politie
Nr. 227 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 30 april 2021
Met de introductie van een self-assessment risicoanalyse integriteit wordt het integriteitsbeleid bewindspersonen aangevuld. Het is een hulpmiddel voor kandidaat-bewindspersonen dat zich richt op bewustwording en inventarisatie van risico’s. Daarmee is de basis gelegd om de eigen integriteit blijvend te bevorderen. Dit in de wetenschap dat integriteit «geen bezit is maar een constante opgave en uitdaging»1. Dat betekent tevens de eerste stap in de concrete uitwerking van de aanbevelingen van de GRECO2. Een dergelijke risicoanalyse integriteit is reeds gebruikelijk bij de benoeming van decentrale bestuurders na verkiezingen.
Constante opgaaf in context
Het behouden en bevorderen van de eigen integriteit is een complexe opgaaf, maar van groot belang. Zeker ook in het licht van de nationale en internationale ontwikkelingen aangaande de aanpak van ondermijning, corruptiebestrijding, de bevordering van de rechtsstatelijkheid en een weerbaar en integer bestuur3. Bewindspersonen hebben een belangrijke voorbeeldfunctie.
Self-assessment als onderdeel in de kabinetsformatie
In de brief van 20 december 2002 (Kamerstuk 28 754, nr. 1) is uiteengezet welke procedure de formateur ten aanzien van de beoordeling van kandidaat-ministers en -staatssecretarissen hanteert.
Tijdens de kabinetsformatie wordt in het gesprek van de formateur met de kandidaat-bewindspersoon nagegaan of er enig beletsel is in het heden
of verleden van de kandidaat om de functie in kwestie te aanvaarden. Ter afsluiting van het gesprek stelt de formateur expliciet nog de vraag of er overigens nog feiten zijn uit heden of verleden van de kandidaat die hij moet kennen, omdat ze op enig moment van negatieve invloed zouden kunnen worden op het functioneren van de kandidaat als bewindspersoon, dan wel het kabinet in een moeilijke situatie zouden kunnen brengen4. Het kabinet biedt met het self-assessment risicoanalyse integriteit een handreiking om deze procedure aan te vullen.
Het gesprek met de formateur heeft als meerwaarde dat er mede op basis van de drie feitenonderzoeken5 en het self-assessment, (wederzijdse) bewustwording ontstaat over de eventuele risico’s en kwetsbaarheden en dat er in goed overleg beheersmaatregelen kunnen worden getroffen op bijvoorbeeld (de schijn van) belangenverstrengeling.
De opzet van de aanvulling op het integriteitsbeleid, en met nadruk op het goede gesprek tussen de formateur en de kandidaat-bewindspersoon dat veruit het belangrijkste onderdeel vormt, is zodanig dat de kandidaat-bewindspersoon, ondanks de veelal korte voorbereidingstijd in de kabinetsformatie, alle informatie aangaande de integriteit die in ieder geval voorafgaande aan de benoeming benodigd is, heeft ontvangen. De aanvulling betekent ook dat de brief van 20 december 2002 wat betreft het kabinet volledig van toepassing blijft. Dit geldt met name ook voor het belang van de transparante procedure, de vertrouwelijkheid van de gesprekken tussen de formateur en de kandidaat-bewindspersonen en de verantwoordelijkheid van de Minister-President, waaronder de brief van de Minister-President aan het begin van het nieuwe kabinet met betrekking tot de formatie.
Wanneer sprake is van een tussentijdse benoeming, zal ook gebruikt worden gemaakt van het self-assessment.
Het self-assessment treft u bijgaand als bijlage aan6. Het is relatief eenvoudig gehouden en niet bedoeld als een uitputtende vragenlijst. Het self-assessment zal reeds voor de komende kabinetsformatie beschikbaar zijn en zal worden opgenomen in het zogenaamde «blauwe boek», het Handboek bewindspersonen.
Verantwoordelijkheid
Wellicht ten overvloede benadruk ik dat in de weergegeven procedure een belangrijke eigen verantwoordelijkheid bij de kandidaat-bewindspersoon blijft liggen om integriteitsrisico’s en kwetsbaarheden in beeld te brengen en uitvoering te geven aan eventuele beheersmaatregelen. Tevens is het aan de politieke partijen en fracties die bij het selectieproces van hun politieke groepering betrokken zijn, een eigen integriteitsbeleid te voeren met het oog op de integriteit van (aankomende) politieke ambtsdragers in het algemeen.
Doorontwikkeling
Met het self-assessment wordt een vorm van risicoanalyse op het gebied van integriteit geïntroduceerd voor kandidaat-bewindspersonen. Hiermee is een basis gelegd om nader invulling te geven aan een meer gecoördineerde risico georiënteerde strategie op integriteit conform de aanbeveling door de GRECO7. Medio mei 2021 ontvangt u het compliance report van de GRECO over de implementatie van de aanbevelingen door Nederland in de vijfde ronde. Dan zal ik ook ingaan op het vervolg van de uitwerking van de aanbevelingen van de GRECO.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
K.H. Ollongren
Kamerstuk 28 844, nr. 67↩︎
Kamerstukken 35 000 VII en 35 000 VI, nr. 91↩︎
Kamerstukken 21 501-02 en 29 279, nr. 2251; Kamerstuk 29 911, nrs. 222 en 281; Kamerstuk 28 844, nr. 218↩︎
Handboek bewindspersonen, het Blauwe Boek, Ministerie van Algemene Zaken, blz. 12.↩︎
Kamerstuk 28 754, nr. 1↩︎
Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl↩︎
Kamerstukken 35 000 VII en 35 000 VI, nr. 91.↩︎