[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Jaarverslag Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en Diergezondheidsfonds 2020

Jaarverslag en slotwet Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en het Diergezondheidsfonds 2020

Jaarverslag

Nummer: 2021D16954, datum: 2021-05-19, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 2

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-35830-XIV-1).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van kamerstukdossier 35830 XIV-1 Jaarverslag en slotwet Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en het Diergezondheidsfonds 2020.

Onderdeel van zaak 2021Z07684:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2020‒2021
35 830XIV Jaarverslag en slotwet Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en Diergezondheidsfonds 2020
Nr. 1

Jaarverslag van het ministerie van Landbouw, natuur en voedselkwaliteit (XIV) en diergezondheidsfonds (F) 2020

Ontvangen 19 mei 2021

Gerealiseerde uitgaven en ontvangsten

Figuur 1 Gerealiseerde uitgaven verdeeld over beleidsartikelen en niet-beleidsartikelen (x €1 mln.). Totaal €

Figuur 2 Gerealiseerde ontvangsten verdeeld over beleidsartikelen en niet-beleidsartikelen (x €1 mln.). Totaal €

A. Algemeen

1. Aanbieding van het jaarverslag en verzoek tot dechargeverlening

AAN de voorzitters van de Eerste en de Tweede Kamer van de Staten-Generaal.

Hierbij bied ik het departementale jaarverslag van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over het jaar 2020 aan.

Onder verwijzing naar de artikelen 2.37 en 2.40 van de Comptabiliteitswet 2016 verzoek ik de beide Kamers van de Staten-Generaal de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit decharge te verlenen over het in het jaar 2020 gevoerde financiële beheer.

Voor de oordeelsvorming van de Staten-Generaal over dit verzoek tot dechargeverlening stelt de Algemene Rekenkamer als externe controleur op grond van artikel 7.14 van de Comptabiliteitswet 2016 een rapport op. Dit rapport wordt op grond van artikel 7.15 van de Comptabiliteitswet 2016 door de Algemene Rekenkamer aan de Staten-Generaal aangeboden. Het rapport bevat de bevindingen en het oordeel van de Algemene Rekenkamer over:

  1. het gevoerde begrotingsbeheer, financieel beheer, materiële bedrijfsvoering en de daartoe bijgehouden administraties van het Rijk;
  2. de centrale administratie van de schatkist van het Rijk van het Ministerie van Financiën;
  3. de financiële verantwoordingsinformatie in de jaarverslagen;
  4. de totstandkoming van de niet-financiële verantwoordingsinformatie in de jaarverslagen;
  5. de financiële verantwoordingsinformatie in het Financieel jaarverslag van het Rijk.

Bij het besluit tot dechargeverlening worden verder de volgende, wettelijk voorgeschreven, stukken betrokken:

  1. het Financieel jaarverslag van het Rijk over 2020;
  2. het voorstel van de slotwet dat met het onderhavige jaarverslag samenhangt;
  3. het rapport van de Algemene Rekenkamer over het onderzoek van de centrale administratie van de schatkist van het Rijk en van het Financieel jaarverslag van het Rijk;
  4. de verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer over de in het Financieel jaarverslag van het Rijk, opgenomen rekening van uitgaven en ontvangsten over 2020, alsmede over de saldibalans over 2020 (de verklaring van goedkeuring, bedoeld in artikel 7.14, tweede lid, van de Comptabiliteitswet 2016).

Het besluit tot dechargeverlening kan niet worden genomen, voordat de betrokken slotwet is aangenomen en voordat de verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer is ontvangen.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

C.J. Schouten

1 Dechargeverlening door de Tweede Kamer

Onder verwijzing naar artikel 2.40 van de Comptabiliteitswet 2016 verklaart de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal dat de Tweede Kamer aan het hiervoor gedane verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit, genomen in de vergadering van

De Voorzitter van de Tweede Kamer,

Handtekening:

Datum:

Op grond van artikel 2.40, tweede lid, van de Comptabiliteitswet 2016 wordt dit originele exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen verklaring, ter behandeling doorgezonden aan de Voorzitter van de Eerste Kamer.

2 Dechargeverlening door de Eerste Kamer

Onder verwijzing naar artikel 2.40 van de Comptabiliteitswet 2016 verklaart de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal dat de Eerste Kamer aan het hiervoor gedane verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit, genomen in de vergadering van

De Voorzitter van de Eerste Kamer,

Handtekening:

Datum:

Op grond van artikel 2.40 van de Comptabiliteitswet 2016 wordt dit originele exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen verklaring, doorgezonden aan de Minister van Financiën.

2. Leeswijzer

De leeswijzer gaat in op de volgende onderwerpen:

  1. Opbouw jaarverslag;
  2. Ondergrenzen toelichtingen;
  3. Controlenormen financiële en niet-financiële gegevens;
  4. Groeiparagraaf;
  5. Motie Schouw en motie Hachchi c.s.

1. Opbouw Jaarverslag

Dit jaarverslag bevat het beleidsverslag, een jaarrekening, het jaarverslag van het Diergezondheidsfonds (DGF) en diverse bijlagen. Deze bevatten informatie over de in 2020 gerealiseerde beleidsresultaten en de budgettaire realisatiegegevens van LNV en het DGF.

Het onderdeel beleidsprioriteiten van het beleidsverslag betreft de verantwoording over de beleidsagenda uit de LNV-begroting 2020. Dit vindt plaats langs zeven thema's:

  1. Werk maken van kringlooplandbouw
  2. Aanpak stikstofproblematiek
  3. Versterking natuur en biodiversiteit
  4. Naar een veerkrachtige visserijsector in een multifunctionele ruimte
  5. Samenwerking in de regio
  6. Europa en internationaal
  7. NVWA

De beleidsartikelen in dit jaarverslag hebben dezelfde opzet als de begroting 2020 en zijn conform de Rijksbegrotingsvoorschriften opgesteld. Elk beleidsartikel bevat een paragraaf beleidsconclusies waarin voor de belangrijkste instrumenten een oordeel wordt gegeven over de uitvoering van het beleid in het afgelopen jaar.

De bedrijfsvoeringparagraaf doet verslag van relevante aandachtspunten in de bedrijfsvoering van het Ministerie van LNV. Het jaarverslag van het DGF bevat een separate bedrijfsvoeringsparagraaf.

De jaarrekening bestaat uit de departementale verantwoordingsstaat, de samenvattende verantwoordingsstaat inzake het agentschap, de jaarverantwoording van het agentschap, de saldibalans en de WNT-verantwoording.

Het jaarverslag van het DGF bestaat uit een beleidsverslag (inclusief een bedrijfsvoeringsparagraaf) en een jaarrekening (verantwoordingsstaat DGF en een saldibalans). De apparaatsuitgaven voor de uitvoering van het DGF zijn deels opgenomen bij het moederdepartement (beleidsartikel 11).

De volgende bijlagen zijn opgenomen: Toezichtrelaties en Zelfstandige Bestuursorganen (ZBO’s) en Rechtspersonen met een Wettelijke Taak (RWT’s), Afgerond evaluatie- en overig onderzoek, Externe inhuur, Focusonderwerp 2020 - naleving CW 3.1, Verantwoording EU-middelen in gedeeld beheer, Overzicht coronasteunmaatregelen en een lijst van afkortingen.

2. Ondergrenzen toelichtingen

Voor wat betreft het toelichten van significante verschillen in de uitgaven, ontvangsten en verplichtingen in de realisatie versus de vastgestelde begroting 2020 zijn de ondergrenzen gehanteerd zoals opgenomen in de onderstaande tabel.

< 50 1 2
=> 50 en < 200 2 4
=> 200 < 1000 5 10
=> 1000 10 20

3. Grondslagen voor de vastlegging en de waardering

De verslaggevingsregels en waarderingsgrondslagen die van toepassing zijn op de in dit jaarverslag opgenomen financiële overzichten zijn ontleend aan de Comptabiliteitswet 2016 en de daaruit voortvloeiende regelgeving, waaronder de Regeling rijksbegrotingsvoorschriften 2021 en de Regeling agentschappen. Voor de departementale begrotingsadministratie wordt het verplichtingen-kasstelsel toegepast en voor de baten-lasten agentschappen het baten-lastenstelsel.

4. Controlenormen financiële en niet-financiële gegevens

Het jaarverslag bevat zowel financiële als niet-financiële gegevens (kengetallen en indicatoren). Deze gegevens zijn aan verschillende controlenormen onderhevig. De controle van financiële informatie is gebaseerd op normen zoals deze voortvloeien uit de Comptabiliteitswet 2001 en de Rijksbegrotingsvoorschriften 2021 (RBV). De controle van beleidsinformatie en informatie over de bedrijfsvoering is gebaseerd op normen zoals deze voortvloeien uit de RBV. Van een aantal indicatoren zijn de realisatiegegevens over 2020 nog niet bekend. In die gevallen is de meest recente realisatie opgenomen.

5. Groeiparagraaf

Voor de verantwoording 2020 heeft de Tweede Kamer verzocht om «de onderbouwing van de ramingen» voort te zetten als focusonderwerp en daarbij specifiek aandacht te besteden aan "de onderschrijdingen ten opzichte van het geraamde uitgavenkader". De Minister van Financiën heeft de Tweede Kamer geïnformeerd dat in het Financieel Jaarverslag Rijk 2020 hier invulling aan gegeven zal worden (Kamerstukken II 2018/19, 31865, nr. 151).

6. Motie Schouw en motie Hachchi c.s.

Motie Schouw

In juni 2011 is de motie Schouw ingediend en aangenomen. Deze motie zorgt er voor dat de landenspecifieke aanbevelingen van de Raad op grond van de nationale hervormingsprogramma's een eigenstandige plaats krijgen in de departementale begrotingen. Voor de beleidsterreinen van LNV zijn er in 2020 geen landenspecifieke aanbevelingen gedaan door de Europese Commissie.

Motie Hachchi

Ter uitvoering van de motie Hachchi c.s. (Kamerstuk 33 000 IV, nr. 28) brengen departementen in kaart welke uitgaven zij doen in Caribisch Nederland, uitgesplitst per instrument. De totale uitgaven (realisatie) van LNV voor Caribisch Nederland in 2020 bedroegen € 3,002 mln. en zijn zichtbaar op Artikel 12.

B. Beleidsverslag

3. Beleidsprioriteiten

1. Inleiding

Met het uitbreken van de coronapandemie was 2020 ook voor LNV een bewogen jaar. Als gevolg van de lockdowns zagen diverse sectoren in de land- en tuinbouw en visserij zich geconfronteerd met acute vraaguitval. Exportmarkten en de grootste binnenlandse afzetmarkt, de horeca, vielen weg. De beschikbaarheid van seizoensarbeid, luchtvrachtcapaciteit en het open houden van markten vormden grote uitdagingen. De coronabesmettingen in de nertsenhouderij gaven uiteindelijk aanleiding tot een vervroegd verbod op de pelsdierhouderij in Nederland. Het kabinet nam generieke en sectorspecifieke steunmaatregelen om land- en tuinbouwbedrijven in deze moeilijke periode te ondersteunen.

Tegelijk werkte LNV in 2020 verder aan de ambitie om toe te bewegen naar kringlooplandbouw om onze voedselproductie meer in balans te brengen met de natuur. Leidend daarbij zijn de LNV-visie Waardevol en Verbonden, de structurele stikstofaanpak en het Klimaatakkoord, onderdeel landbouw en landgebruik, inclusief de maatregelen voor uitvoering van het Urgenda-vonnis. De ambities zijn hoog en vragen flinke inspanningen. Het is begrijpelijk dat daarover vragen zijn en ook onrust heerst onder boeren, tuinders en vissers. LNV is hierover in 2020 intensief met hen in gesprek geweest en blijft dat doen. Het ministerie neemt verantwoordelijkheid voor de transitie die het heeft ingezet door deze uit te werken naar concrete doelstellingen. LNV wil daarmee duidelijkheid geven voor de toekomst.

In 2020 gaf LNV de uitwerking van de ambities vorm met onder meer de aanbieding van het Wetsvoorstel stikstof en natuurverbetering en het bijbehorende programma Natuur. Dit pakket geeft een impuls aan de herstel van natuur in Nederland. LNV presenteerde ook een nieuw mestbeleid, evenals een ondernemerschapsagenda met een programma dat ondernemers financieel helpt in de omschakeling naar een meer duurzame bedrijfsvoering. Na een lange periode van overleg kon in 2020 ook het Uitvoeringsprogramma Toekomstvisie Gewasbescherming 2030 worden vastgesteld en is het Noordzeeakkoord gesloten.

2. Werk maken van kringlooplandbouw

De praktische doorvertaling van de transitie naar kringlooplandbouw krijgt vorm in vijf experimenteergebieden, waar in 2020 praktijkpilots zijn gestart, bijvoorbeeld ter versterking van de samenwerking tussen akkerbouw en veehouderij om kringlopen te sluiten. In 2020 is verder gewerkt aan een set kritische prestatie-indicatoren (KPI’s) voor kringlooplandbouw. Dit heeft geresulteerd in een overzicht van concrete doelen, die LNV, samen met een kennisconsortium van Wageningen University & Research (WUR), het Louis Bolk Instituut (LBI) en Boerenverstand zal uitwerken naar een integrale set KPI’s voor kringlooplandbouw. Het doel is dat boeren, aan de hand van hun prestaties, financieel ondersteund kunnen worden bij het maken van de omslag naar kringlooplandbouw.

Veel ondernemers willen wel investeren in duurzame landbouw, maar hun grote zorg is of ze die investeringen ooit terugverdienen. Daarom is in het najaar van 2020 Groeien naar morgen ontwikkeld, een online campagne over de ondersteuningsmogelijkheden die de overheid aanreikt aan agrarisch ondernemers. In video’s en advertenties vertellen agrariërs met een gemiddelde landbouwpraktijk over hun uitdagingen bij het maken van de omslag naar een toekomstbestendige landbouw. De campagne zet daar concrete ondersteuningsmogelijkheden tegenover, waaronder regelingen als het Bedrijfsovernamefonds en de Subsidiemodule Agrarische Bedrijfsadvisering en Educatie (Sabe), waarover in 2020 ook enkele webinars plaatsvonden. Tevens is de Kringlooplandbouwscan gelanceerd, die ondernemers inzicht biedt in relevante rijksregelingen, kennis en inspiratie.

De transitie naar kringlooplandbouw loopt samen met de uitvoering van het Klimaatakkoord, onderdeel landbouw en landgebruik. Het doel is de uitstoot van broeikasgassen omlaag te brengen en koolstof in de bodem, gewassen en bomen vast te leggen. Om samen met stakeholders uitvoering te geven aan de afspraken is in 2020 geïnvesteerd in een uitvoeringsstructuur. Aanvullend op het Klimaatakkoord verplicht het Urgenda-vonnis de staat om de emissies op korte termijn flink te reduceren. In april 2020 is het pakket van aanvullende beleidsmaatregelen, zoals de subsidiëring van ledverlichting in de glastuinbouw, vastgesteld, waarmee dat vonnis zal worden uitgevoerd. In de Klimaatnota en de monitor Klimaatbeleid 2020 is weergegeven dat er in de landbouw en het landgebruik inmiddels veel acties in gang zijn gezet, maar dat er tegelijk nog flinke stappen nodig zijn om het gestelde klimaatdoel voor 2030 te halen. De urgentie hiervan is toegenomen met het akkoord dat eind 2020 bereikt werd over aanscherping van het Europese klimaatdoel tot 55% reductie in broeikasemissies ten opzichte van 1990.

In de navolgende delen staat, uitgesplitst naar verschillende thema’s, hoe LNV de transitie naar kringlooplandbouw in 2020 verder vorm heeft gegeven.

2.1 Verduurzaming veehouderij

Bij het verduurzamen van de veehouderij komen meerdere opgaven samen: het verminderen van emissies, het verbeteren van dierenwelzijn, het sluiten van de voer-mestkringloop en het bewerkstelligen van een goed verdienmodel voor de boer. In 2020 heeft LNV de Subsidiemodules brongerichte verduurzaming stal- en managementmaatregelen (Sbv) gepubliceerd en voor het eerst opengesteld. Het doel is veehouders te ondersteunen bij de ontwikkeling en toepassing van innovaties voor integrale en brongerichte emissiereductie, gericht op ammoniak, methaan, geur en fijnstof. Dat betekent dat zo veel mogelijk wordt voorkomen dat emissies kunnen ontstaan, bijvoorbeeld door het snel scheiden van mest en urine.

De Sbv bestaat uit twee modules: een innovatiemodule en investeringsmodule. De focus ligt eerst op innovatie en onderzoek, waarbij meetbare resultaten een vereiste zijn. Vervolgens worden via de investeringsmodule bewezen technieken toegepast. In totaal zijn voor de eerste openstelling van de innovatiemodule 60 aanvragen ingediend voor ruim €64 miljoen, verdeeld over de varkens-, melkvee-, melkgeiten- en vleeskalverhouderij. Dit aantal was boven verwachting. Na beoordeling door de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) zijn 28 aanvragen goedgekeurd met een verwacht subsidiebedrag van ongeveer € 23,9 mln. Voor de eerste openstelling van de investeringsmodule voor de pluimveehouderij zijn 107 aanvragen ingediend, waarvan er 103 zijn goedgekeurd met een te verlenen subsidiebedrag van ruim € 4 mln.

Met de Subsidieregeling sanering varkenshouderijen (Srv) wil LNV de geuroverlast van varkenshouderijen in concentratiegebieden verminderen en tegelijk reductie van stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden bewerkstelligen. Gelet op het belang van deze opgaven heeft het kabinet in 2020 besloten het subsidieplafond van € 180 mln. te verhogen met nog eens € 270 mln. De regeling stond open van 15 november 2019 tot 15 januari 2020. Er zijn 502 aanvragen ingediend, waarvan er 424 zijn beschikt. Diverse varkenshouders zijn op dit moment nog in gesprek met hun gemeente over de toekomstmogelijkheden op hun locatie. In 2021 zal duidelijk worden hoeveel varkenshouders met gebruikmaking van de regeling zullen stoppen en wat de gerealiseerde geur- en stikstofreductie is.

In het programma Duurzame veehouderij werken de grote dierlijke sectoren (melkvee, varkens, pluimvee, geiten) samen met LNV aan de realisatie van de integrale verduurzamingsplannen die zij in 2019 hebben opgesteld. Er is op een breed aantal onderwerpen voortgang geboekt, zoals het ontwikkelen van een uniforme methode om de CO2-voetafdruk van varkensvlees te bepalen, het ontwikkelen van een biodiversiteitsmonitor bij melkvee en het ontwikkelen van nieuwe technieken om fijnstof te reduceren in de pluimveesector. LNV zet in op het verbeteren van de condities om te verduurzamen, bijvoorbeeld door vraag naar duurzame dierlijke producten vanuit de markt te stimuleren. Op de conferentie ‘Advancing sustainable animal products’, die op 2 december 2020 plaatsvond, heeft een internationale groep van overheden, bedrijven en ngo’s uit Noordwest-Europa uitgesproken om gezamenlijk te gaan werken aan harmonisering van dierenwelzijnskeurmerken en duurzaamheidsmaatstaven. Om experimenten van veehouders en ketenpartijen te stimuleren en de opbrengsten daarvan te verspreiden heeft LNV in 2020 de inspiratiedag ‘de Veehouderij van Morgen’ georganiseerd.

2.2 Diergezondheid en dierenwelzijn

De nertsenhouderij werd in 2020 geconfronteerd met coronabesmettingen, waarbij in totaal 69 nertsenbedrijven besmet zijn verklaard. Om verspreiding van het virus zoveel mogelijk te voorkomen, zijn de getroffen bedrijven geruimd. Dit gebeurde onder toezicht van de NVWA. De ruiming van bedrijven was een complexe opgave die onder hoge tijdsdruk en samen met de betrokken nertsenhouders is uitgevoerd. Daarbij moest ook rekening worden gehouden met concrete volksgezondheidsrisico’s en het feit dat de werkzaamheden onder een (maatschappelijk) vergrootglas lagen. Ten behoeve van de kosten voor onderzoek, ruimingen en tegemoetkoming, is er vanaf de LNV begroting een bedrag € 71,8 mln. in het Diergezondheidsfonds (DGF) gestort. Omdat het een nieuwe ziekte betreft en voor nertsen geen diergezondheidsheffing werd geheven, zullen de kosten uiteindelijk voor rekening komen van de Rijksoverheid.

De constatering dat nertsen besmet waren was, samen met het risico op reservoirvorming op pelsdierhouderijen, de aanleiding om een vervroegd verbod op de pelsdierhouderij in te stellen. Dit ging samen met een vrijwillige en later een verplichte stoppersregeling. Ook komt er een nieuwe subsidieregeling voor sloop- en ombouwkosten en bestaat er een sociaal-economisch plan voor pelsdierhouders. Voor de nadeelcompensatie en het flankerend beleid is de komende jaren een totaalbedrag van € 166 mln. beschikbaar.

Naast de corona besmettingen bij nertsen werd de veehouderijsector in 2020 ook (opnieuw) geconfronteerd met uitbraken van het vogelgriepvirus bij pluimvee. De NVWA heeft 16 bedrijven geruimd (inclusief preventieve ruimingen) en bedrijven in de nabije omgeving van de besmette bedrijven gescreend om verdere verspreiding van het vogelgriepvirus te voorkomen.

Op het gebied van dierenwelzijn heeft LNV in 2020 een breed pakket aan activiteiten uitgevoerd. Om stalbranden preventief te kunnen aanpakken is brandveiligheid opgenomen als voorwaarde in de Subsidiemodule brongerichte verduurzaming stal- en managementmaatregelen en is de Maatlat Duurzame Veehouderij uitgebreid met brandveiligheidsmaatregelen.

Vervoer van dieren onder warme weersomstandigheden kan leiden tot hittestress. Er is per 2 juli 2020 een verbod in werking gesteld op het vervoer van dieren vanaf een buitentemperatuur van 35 graden. Daarnaast is geregeld dat transport van dieren, waarbij rustplaatsen buiten de EU moeten worden aangedaan, niet meer mogen plaatsvinden.

Om misstanden in de (illegale) hondenhandel tegen te gaan en tot effectievere handhaving te komen, zijn LNV, de politie, de NVWA en de landelijke inspectie dierenbescherming (LID) in maart 2020 met een taskforce hondenhandel gestart.

Een wetsvoorstel aanpak dierenmishandeling en dierverwaarlozing met een zelfstandig houdverbod van dieren is opgesteld en ligt voor advies voor aan de Raad van State.

Het antibioticumbeleid heeft in de periode 2009–2019 geleid tot een vermindering van het gebruik van antibiotica in de dierhouderij met 69,6%. Hiermee is de oorspronkelijke generieke 70% reductiedoelstelling voor de gehele dierhouderij, die inmiddels is vervangen door sectorspecifieke reductiedoelstellingen, zo goed als behaald. Het beleid richt zich momenteel op een sectorspecifieke aanpak, het verbeteren van de diergezondheid en een focus op zogenoemde ‘hooggebruikers’

Voor de transitie naar Proefdiervrije Innovatie heeft het Rijk een onderzoekscall ingebracht in de Nationale Wetenschapsagenda waarmee in een periode van drie jaar een impuls van maximaal € 3 mln. wordt gegeven aan vernieuwing van de veiligheidsbeoordeling van proefdiervrij onderzoek.

De Wet Dieren is in 2020 geëvalueerd. Belangrijke conclusie uit deze evaluatie is dat wanneer de Wet Dieren in 2021 volledig in werking is getreden, er sprake is van een integraal en samenhangend stelsel met overzichtelijke uitvoeringsregelingen. Uit de evaluatie volgt ook het knelpunt dat de open normen in de wet nog onvoldoende handvatten bieden voor de handhaving. LNV en de NVWA hebben daarom een gezamenlijk proces opgezet om de open normen nader in te vullen. Open normen die evident lastig handhaafbaar zijn en van groot belang zijn voor het beschermingsniveau van dieren worden met voorrang opgepakt. Een aantal normen is in 2020 reeds ingevuld.

2.3 Hervorming mestbeleid

In september 2020 heeft LNV, na consultatie van stakeholders, de contouren voor het toekomstig mestbeleid gepresenteerd. Het doel daarvan is om te komen tot een eenvoudiger meststelsel, waarmee kringlopen van grondstoffen meer gesloten worden. Dit vraagt een beweging naar grondgebondenheid van de melkvee- en rundvleeshouderij, betere afvoer en verwaarding van mest en een gebiedsgerichte aanpak op die locaties waar de waterkwaliteitsdoelstellingen uit de Kaderrichtlijn Water nog niet gehaald worden.

De implementatie van de maatregelen uit het 6e Actieprogramma Nitraatrichtlijn (2018-2021) is in 2020 nagenoeg afgerond. Samen met stakeholders is LNV gestart met de inrichting van het 7e Actieprogramma met ook aandacht voor het langetermijnperspectief. Centraal in de actieprogramma’s staat de uitvoering van concrete maatregelen om de verontreiniging van water door nitraten uit agrarische bronnen te verminderen. Een voorbeeld van een geïmplementeerde maatregel is het verschuiven van de uitrijdperiode voorafgaand aan de teelt van mais, waardoor de bemesting van mais preciezer plaatsvindt en leidt tot minder uitspoeling van meststoffen en daarmee het verbeteren van de waterkwaliteit.

In de zomer van 2020 heeft de Europese Commissie Nederland derogatie verleend voor de periode 2020 ‒ 2021. Derogatie houdt in dat boeren in Nederland onder voorwaarden meer stikstof uit dierlijke mest mogen gebruiken dan de norm van 170 kilogram per hectare die is vastgelegd in de Nitraatrichtlijn. 

2.4 Verduurzaming plantaardige eiwitten

Het benutten van eiwitten uit reststromen biedt veel kansen voor het realiseren van een circulair voedselsysteem. Zoals toegelicht in het realisatieplan van de LNV-visie, is het streven om de Nederlandse productie van plantaardige eiwitten en de benutting van eiwitten uit reststromen en andere bronnen te vergroten. Dit kan bijdragen aan het realiseren van kringlooplandbouw, aan het verbeteren van de bodemkwaliteit en de biodiversiteit, aan de verduurzaming van de veehouderij, aan een sterke agrofoodeconomie, aan vermindering van emissies en voedselverspilling en aan een duurzamer, gezonder en plantaardiger eetpatroon van de Nederlandse consument. De Nationale Eiwitstrategie is eind 2020 aan de Tweede Kamer gestuurd. De focus in de strategie ligt op teelt, innovatie, insecten, reststromen en een gebalanceerde consumptie van eiwitten. De acties in de strategie worden uitgewerkt in een uitvoeringsplan.

2.5 Gezonde bodems en gewassen

Nationaal Programma Landbouwbodems

Een gezonde bodem staat aan de basis van kringlooplandbouw. In het Nationaal Programma Landbouwbodems werkt LNV, samen met publieke en private partijen, aan een duurzaam beheer van alle landbouwbodems in Nederland in 2030. LNV heeft in het najaar van 2020 een online bodemtop gehouden. Met ketenpartijen zijn afspraken gemaakt over het eenduidig meten van bodemkwaliteit, belonen van duurzaam beheer, delen van kennis, databeheer en innovatieopgaven. Op circa 1200 percelen door het hele land is in 2020 een meting gedaan van bodemkwaliteit, die inzicht geeft in de kwaliteit van de Nederlandse landbouwbodems op zowel chemische, fysische als biologische indicatoren. Het Deltaplan Agrarisch Waterbeheer heeft een meerjarige subsidie gekregen om de kennis over duurzaam bodembeheer beter te verspreiden.

Weerbare gewassen

In september 2020 hebben de organisaties achter de Toekomstvisie Gewasbescherming 2030 een Uitvoeringsprogramma bij die toekomstvisie vastgesteld. In het Uitvoeringsprogramma zijn acties opgenomen voor vermindering van de afhankelijkheid van gewasbeschermingsmiddelen. Dit gebeurt door ontwikkeling van meer weerbare planten en teeltsystemen, versterking van de verbinding tussen landbouw en natuur en het terugdringen van emissies tot nagenoeg nul.

Met plantveredeling worden nieuwe plantrassen ontwikkeld, die beter bestand zijn tegen een veranderend klimaat en waarvoor minder gebruik van gewasbeschermingsmiddelen nodig is. Voor veredeling is onbelemmerde toegang tot genetische bronnen noodzakelijk. Deze toegang kwam de afgelopen jaren onder druk te staan door het toegenomen octrooieren van planteigenschappen. Met de uitspraak van de Vergrote Kamer van Beroep van het Europees Octrooibureau in een beroepszaak over een octrooi op pepers is vast komen te staan dat er geen octrooien op klassiek veredelde groenten kunnen worden verleend. Hiermee is de wens van Nederland, waar vanaf 2009 nationaal en internationaal op is ingezet, uitgekomen.

In 2020 is de Europese Commissie gestart met onderzoek naar de toepassing van nieuwe veredelingstechnieken, waarbij tevens wordt bekeken of de regelgeving nog afdoende is toegepast op nieuwe ontwikkelingen. De uitkomsten van dit onderzoek zullen leiden tot conclusies van de Europese Commissie en, indien gepast, een voorstel voor wijziging van regelgeving. Dit is een belangrijke stap voor verruiming van de toepassing van nieuwe veredelingstechnieken, zoals CRISPR-Cas.

In 2020 zijn ook verdere voorbereidingen getroffen voor een nieuw fytosanitair stelsel, dat uitgaat van een Europese, risicogerichte aanpak bij de invoer van risicovolle planten en plantproducten. De Plantgezondheidswet en de onderliggende regelgeving hiervoor treden begin 2021 in werking.

De ambitie uit het Klimaatakkoord is toe te werken naar een klimaatneutrale glastuinbouw in 2040. In 2020 is een transitiecollege ingesteld dat toeziet op de voortgang van de afspraken in het Klimaatakkoord. Met de uitvoering van het programma Kas als Energiebron zijn in 2020 diverse kennis- en innovatieprojecten voor energiebesparing en verduurzaming in de glastuinbouw gestimuleerd. Voor de Regeling investeringen in energie-efficiëntie glastuinbouw (EG-regeling) is € 10 mln. aan aanvragen gehonoreerd en er zijn nieuwe investeringscategorieën gemeld bij de Europese Commissie, waaronder ledverlichting en verhoging van de isolatiewaarde.

Daarnaast is in 2020 besloten tot het uitwerken van een regeling om de glastuinbouw tegemoet te komen in de lastenstijging als gevolg van de aanpassingen in de Opslag Duurzame Energie (ODE). Voor de komende twee jaar heeft het kabinet aanvullende middelen beschikbaar gesteld. De oplossing voor de middellange termijn moet gezocht worden in een zodanige aanpassing van het tariefstelsel van de ODE dat de klimaattransitie in de glastuinbouw wel gestimuleerd wordt.

Daarnaast is extra CO2-levering aan de glastuinbouw nodig. In 2020 is duidelijk geworden dat het huidige beleid CO2-opslag bevordert ten koste van CO2-levering. Een mogelijke oplossing is gevonden, waarmee in ieder geval het huidige leveringsvolume van CO2 aan de glastuinbouw behouden kan blijven. In een pilot wordt dit uitgewerkt en getoetst. Door de ontwikkelingen bij met name de ODE en de CO2-opslag heeft de klimaattransitie van de glastuinbouw vertraging opgelopen.

Klimaatadaptatie

In 2020 is het Actieprogramma klimaatadaptatie landbouw gereed gekomen en zijn diverse bijeenkomsten georganiseerd over de regionale implementatie. Het doel van het Actieprogramma is dat alle ondernemers in de land- en tuinbouw in 2030 voorbereid zijn op de veranderingen in het klimaat, zoals neerslagextremen, droogte, hitte en verzilting. De Brede Weersverzekering is in 2020 toegankelijker geworden voor boeren. Er wordt geen assurantiebelasting meer op deze verzekeringen geheven en de schadedrempel is verlaagd naar 20%. Risico’s die boeren lopen bij de productie van gewassen in het open veld zijn hierdoor beter beheersbaar.

2.6 Natuurinclusieve kringlooplandbouw

De landbouw heeft, als grootste grondbeheerder en een van de drukfactoren op de natuur, de potentie om een grote bijdrage te leveren aan het herstel van biodiversiteit. De transitie naar kringlooplandbouw vraagt een meer natuurinclusieve manier van werken. Dit betekent het zo veel mogelijk sluiten van kringlopen, waarbij zo veel mogelijk gebruik wordt gemaakt van de natuurlijke bronnen die samen met de agrarische natuurwaarden worden beheerd en versterkt. De omschakeling naar deze vorm van landbouw vraagt aanpassingen van de boer en van andere partijen in de voedselketen. In 2020 is gestart met een onderzoek door WUR naar de bijdragen die natuurinclusieve kringlooplandbouw kan leveren aan de opgaven die op het boerenerf samenkomen: klimaat, natuur, stikstof, waterkwaliteit en landschap. Ook zijn er pilots en studies gestart naar voorbeelden van verdienvermogen, ondernemerschap en gebiedssamenwerkingen van succesvolle natuurinclusieve landbouwbedrijven. In 2020 heeft Staatsbosbeheer overeenkomsten gesloten met 14 pachters, die hun bedrijf natuurinclusief maken.

2.7 Condities voor kringlooplandbouw

Versterken marktmacht, verdienvermogen en ondernemerschap

Voor de transitie naar kringlooplandbouw is het belangrijk dat agrarisch ondernemers financieel gezond zijn. Met voldoende verdienvermogen kunnen duurzaam investeringen worden gedaan. Hiervoor presenteerde LNV in 2020 een agrarische ondernemerschapsagenda opgebouwd uit vier pijlers: het stimuleren van (nieuw) ondernemerschap, het belonen van publieke diensten, het versterken van de marktmacht van agrariërs en het bevorderen van een gelijker speelveld.

Onevenwichtigheid in marktmacht tussen schakels in de voedselketen geeft aanleiding om de positie van boeren ten opzichte van hun afnemer te versterken. Om boeren meer duidelijkheid te verschaffen over de mogelijkheden tot samenwerking wordt de nationale mededingingswetgeving aangepast. Het wetsvoorstel tot wijziging van de Mededingingswet is eind 2020 aangeboden aan de Raad van State. Aanvullend is aan de Tweede Kamer een wetsvoorstel voorgelegd om een zestiental handelspraktijken te verbieden die een negatieve invloed hebben op innovatie, investeringen en ontwikkeling van economisch vitale boerenbedrijven. Het gaat bijvoorbeeld om praktijken als het niet tijdig betalen van leveringen door een afnemer of het op het laatste moment afzeggen van een order voor bederfelijke producten.

In het najaar van 2020 presenteerde de Autoriteit Consument & Markt (ACM), in opdracht van LNV, de eerste resultaten van de Agro-nutrimonitor. Deze monitor geeft empirisch inzicht in de margeverdeling en prijsontwikkeling in de keten van landbouwproducten voor de reguliere (gangbare) en biologische productie. Voor de meeste van de zes onderzochte producten blijkt dat primaire producenten die zijn omgeschakeld naar biologische productie een gemiddelde meerprijs ontvangen die de gemiddelde meerkosten dekt en dat primaire producenten een groter aandeel hebben in de consumenteneuro bij biologische producten dan bij reguliere producten. Aan de hand van verdere analyse en duiding moet de Agro-nutrimonitor inzicht geven in de mechanismen achter prijsvorming.

In 2020 is de borgstellingsregeling voor Vermogensversterkende kredieten (VVK), onderdeel van het bedrijfsovernamefonds voor jonge boeren, van start gegaan. De VVK stelt jonge boeren in staat, aansluitend op een bedrijfsovername, te investeren in duurzame bedrijfsontwikkeling. Een deel van het fonds wordt aangewend voor ondersteuning bij het overnameproces en het versterken van ondernemerschap van jonge boeren. In 2020 is op grond van de VVK aan twee bedrijven ten bedrage van in het totaal € 1.689.934 aan krediet aan starters en overnemers van een land- en tuinbouwbedrijf verstrekt. Om de bekendheid van de VVK te vergroten is, samen met boerenorganisaties en de Rabobank, een webinar georganiseerd. In 2020 heeft LNV ook een pilot gestart voor coaching bij het overnameproces en het versterken van ondernemerschap.

Aanpak coronacrisis

Veel land- en tuinbouwbedrijven zijn geraakt door de maatregelen tegen verspreiding van het coronavirus. In 2020 heeft LNV intensief gewerkt aan generieke en sectorspecifieke steunmaatregelen om hard geraakte land- en tuinbouwbedrijven te ondersteunen. Het gaat naast de generieke steunpakketten om de ‘Regeling tegemoetkoming sierteelt en onderdelen voedingstuinbouw’ voor enkele specifieke sectoren, maar ook om de mogelijkheid een voorschot aan te vragen voor de uitbetaling van de basis- en vergroeningsbetaling uit het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB). Daarnaast hebben banken in 2020 voor € 80 mln. aan borgstellingskredieten verstrekt aan ondernemers onder de tijdelijke kredietfaciliteit, om de gevolgen van de coronacrisis te overbruggen (BL-C). Het gaat om kredietverlening aan in totaal 201 bedrijven in met name de glasbloemensector, potplantensector en bloembollensector, maar ook om kredieten in de overige land- en tuinbouwsectoren en in de zee- en kustvisserij en aquacultuur. In Europees verband heeft LNV steeds het belang benadrukt van tijdige en passende marktmaatregelen door de Europese Commissie. Gedurende het jaar is de marktsituatie intensief gemonitord, niet alleen ten aanzien van de economische gevolgen voor de land- en tuinbouwsectoren, maar ook met het oog op het garanderen van de voedselvoorziening.

Waardering voor voedsel

In de zomer 2020 heeft LNV een publiekscampagne over houdbaarheid van voedsel en voedselverspilling gestart. De campagne heeft 79% van de doelgroep (gezinnen met jonge kinderen) bereikt en werd goed gewaardeerd. Daarnaast heeft de campagne #Verspillingsvrij in 2020 veel mensen bereikt met onder andere een verspillingvrije week en een verspillingsvrije kerst. Samen met bedrijven, maatschappelijke organisaties en experts is een inventarisatie gemaakt van de (wettelijke) belemmeringen bij het tegengaan van voedselverspilling. Op basis van impact en de haalbaarheid is een top 10 gemaakt van de meest kansrijke mogelijkheden om de regels te veranderen.

Uit de monitor voedselverspilling 2018 blijkt dat de voedselverspilling in Nederland niet meer, maar ook niet minder is geworden. Sinds die tijd zijn er veel maatregelen doorgevoerd, waarvan het effect nog niet zichtbaar is in de cijfers. Uit de monitor voedselverspilling update 2018 blijkt dat in de keten in 2018 tussen de 96 en 149 kilo voedsel werd verspild. In de hoeveelheid voedselverspilling in de totale keten kan in de jaren 2009-2018 geen stijgende, maar ook geen dalende trend worden waargenomen. De consument verspilde de afgelopen jaren steeds minder; in 2019 was dat 7 kilo minder dan in 2016 en 29% minder in negen jaar tijd. Dit bleek vorig jaar uit de Monitor voedselverspilling bij huishoudens in Nederland 2019.

LNV stimuleert korte ketens. In het voorjaar van 2020 heeft LNV de campagne Support your locals van de Taskforce Korte Keten ondersteund. In de zomer is een videoserie over pioniers in de korte keten opgenomen. Daarnaast vond de Nationale Handelsmissie plaats via een webcast met ondernemers, gedeputeerden en de Taskforce Korte Keten. Tijdens de webcast is een catering deal (Eten uit de Korte Keten) en een intentieverklaring tussen de Taskforce Korte Keten, provincies en LNV getekend om korte ketens te blijven stimuleren.

Kennis en innovatie

De Kennis- en Innovatieagenda (KIA) Landbouw, Water en Voedsel is gericht op kennisontwikkeling en innovatie die bijdraagt aan het realiseren van gestelde beleidsdoelen. In 2020 zijn in het kader van de KIA 107 publiek-private onderzoeksprojecten gehonoreerd. Deze hebben een looptijd van drie tot vier jaar en omvatten een budget van €134 miljoen, waarvan de overheid € 70 mln. financiert.

De Subsidiemodule agrarische bedrijfsadvisering en educatie (Sabe) is in 2020 voor het eerst opengesteld. Boeren en tuinders konden vouchers aanvragen voor de financiering van advisering door een onafhankelijke agrarisch adviseur of voor de financiering van een stikstofcursus bij één van de groene hogeronderwijsinstellingen. In 2020 was een budget van € 3 mln. beschikbaar waarmee 2000 advies- en cursusvouchers uitgegeven konden worden. Ook konden projectsubsidies worden aangevraagd voor praktijknetwerken van boeren die samen willen leren en kennis willen uitwisselen over duurzame landbouw. Voor adviseurs waren vouchers voor een opleiding tot stikstofadviseur beschikbaar.

Binnen het Groenpact stond in 2020 het programma Praktijkkennis voor Voedsel en Groen centraal. In dit programma wordt praktijkgericht onderzoek gefinancierd dat aansluit op de opgaven voor kringlooplandbouw. Tien calls zijn opengesteld en de eerste kringlooplandbouwlector is aangesteld. In 2020 is gestart met het Centrum voor Innovatief Vakmanschap (CIV) Groen dat als doel heeft de samenwerking in de groene onderwijskolom verder te bevorderen.

LNV presenteerde in 2020 de Uitvoeringsagenda van de Nationale Agenda Precisielandbouw. Deze agenda bevat acties om de ontwikkelingen in sleuteltechnologieën te versnellen. Een voorbeeld is Precisielandbouw 4.0, een project om een ICT-infrastructuur in de akkerbouw te realiseren. In 2020 is het project Nationale Proeftuin Precisielandbouw (NPPL) uitgebreid met nieuwe technieken waaronder precisie-irrigatie, zaaien en bespuiten en diverse roboticatoepassingen. In Lelystad is de Boerderij van de Toekomst (BvdT) geopend; een innovatie-, test- en demonstratiefaciliteit voor nieuwe kringlooplandbouwconcepten in de vollegrondsteelten.

3. Aanpak stikstofproblematiek

Op 24 april 2020 presenteerde het kabinet de structurele aanpak stikstof. De hoofddoelstelling van de structurele aanpak is het realiseren van een gunstige staat van instandhouding van de natuur met een geloofwaardig en effectief pakket maatregelen, gericht op stikstofreductie en natuurverbetering. De structurele aanpak is ook noodzakelijk om geleidelijk weer meer ruimte te realiseren voor de toestemmingsverlening voor economische activiteiten.

In lijn met het eindadvies van het Adviescollege Stikstofproblematiek wordt de structurele aanpak wettelijk verankerd in de Wet stikstofreductie en natuurverbetering (WSN). In de WSN zijn resultaatverplichtingen opgenomen voor stikstofreductie. In 2025 dient 40% van de stikstofgevoelige gebieden onder de kritische depositiewaarde (KDW) te zijn gebracht, in 2030 is dat 50% en in 2035 gaat het om 74% van deze gebieden. In 2035 moet dus circa driekwart van het stikstofgevoelige areaal aan Natura 2000-gebieden onder de KDW zijn gebracht. Daarvoor dient de stikstofuitstoot gehalveerd te worden. Daarnaast is in de WSN een verplichting opgenomen tot vaststelling van een programma voor het legaliseren van PAS-melders en de meldingsvrije activiteiten, dat binnen drie jaar na vaststelling moet zijn uitgevoerd. Het proces van legalisering is al van start gegaan.

Onderdeel van de structurele aanpak is een omvangrijk programma met maatregelen op het vlak van natuurherstel, natuurinclusieve ruimtelijke inrichting, bronmaatregelen en periodieke monitoring en bijsturing om zeker te stellen dat het doel wordt gehaald. Voor natuurmaatregelen is in totaal circa € 3 mld. gereserveerd tot 2030 en voor bronmaatregelen circa €2 mld.. Ten behoeve van de vrijstelling van de vergunningplicht met betrekking tot stikstof voor activiteiten tijdens de bouwfase, is in het najaar van 2020 aanvullend €1 miljard beschikbaar gesteld. Hiervan wordt € 500 mln. ingezet om het structurele pakket te versterken met kosteneffectieve stikstofreducerende maatregelen binnen de bouwsector. De resterende € 500 mln. wordt gereserveerd om te borgen dat de doelstelling van de structurele aanpak wordt gehaald, door middel van het nemen van additionele kosteneffectieve maatregelen in of buiten de bouw.

In het najaar van 2020 is de Regeling gerichte opkoop veehouderijen gepubliceerd waarmee een eerste tranche van € 100 mln. euro beschikbaar is gemaakt voor opkoop van veehouderijen die veel stikstof uitstoten nabij Natura 2000-gebieden. De regeling gaat uit van vrijwillige deelname van agrarische ondernemers en zorgt ervoor dat er binnen gebieden ruimte komt voor andere ontwikkelingen en het legaliseren van de meldingen zonder dat dit natuurherstel in de weg staat.

Het kabinet werkt aan een steeds betere wetenschappelijke onderbouwing van het Nederlandse stikstofbeleid. In 2020 is LNV gestart met het Nationaal Kennisprogramma Stikstof (NKS) om een transparante en wetenschappelijk robuuste onderbouwing te bieden voor het huidige en toekomstige Nederlandse stikstofbeleid met oog op de lange termijn. Dit gebeurt door: (1) de onzekerheid in de huidige modellen te reduceren, (2) meetnetuitbreidingen te realiseren en (3) het verbeteren van emissiefactoren ter onderbouwing van de bronmaatregelen. Hiermee wordt onder meer invulling gegeven aan de adviezen van het Adviescollege Meten en Berekenen Stikstof.

4. Versterking natuur en biodiversiteit

Programma Natuur

Onderdeel van de structurele aanpak stikstof is het programma Natuur dat een impuls geeft aan de natuur in met name overbelaste stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden. Tot en met 2030 heeft het kabinet hiervoor een bedrag oplopend tot € 300 mln. per jaar aan extra middelen beschikbaar gesteld. Samen met provincies en terreinbeherende organisaties heeft LNV in 2020 een uitvoeringsprogramma opgesteld.

Natuurinclusieve samenleving

Een ander spoor van het Programma Natuur is het opstellen van een Agenda Natuurinclusief. Nederland staat voor een grote opgave om de biodiversiteit te verbeteren. Naast het meer en gerichter versterken en verbeteren van natuur in het Natuurnetwerk Nederland, is het ook noodzakelijk dat overal de kwaliteit van de natuur verbetert. Die opgave vraagt inzet van alle maatschappelijke partijen en sectoren. Samen met de provincies en een groot aantal maatschappelijke partijen is LNV in 2020 gestart met het opstellen van de Agenda Natuurinclusief. In 2020 is een impuls gegeven aan het beleid om natuurinclusiviteit te vergroten met onder meer de organisatie van een hackathon over groen in de stad, deelname van het Rijk en enkele Nederlandse financiële instellingen aan de voorbereidende fase van de Task Force on Nature-related Financial Disclosure. Daarnaast is de samenwerking met het Deltaplan Biodiversiteitsherstel en International Union for Conservation of Nature and Natural Resources (IUCN) Nederland geïntensiveerd. In 2020 is LNV ook gestart met een programma om de interdepartementale samenwerking op het thema biodiversiteit te versterken.

Internationaal natuurbeleid

De onderhandelingen over een mondiaal biodiversiteitsverdrag hebben vanwege de coronacrisis vertraging opgelopen. Hoewel ongewenst, bood de vertraging de mogelijkheid tot verdieping, nieuwe samenwerkingsverbanden en meer concrete actie. LNV zet zich samen met stakeholders in voor ambitieuze doelen in het biodiversiteitsverdrag. Dit moet gepaard gaan met een versterkt implementatiemechanisme dat bijdraagt aan naleving van de afspraken. In 2020 is Nederland lid geworden van de High Ambition Coalition for Nature and People en is tijdens de VN Nature Summit de Leader’s Pledge for Nature ondertekend. In deze internationale gremia maakt Nederland zich sterk voor meer transparantie over de gevolgen van het handelen van de private en financiële sector voor de biodiversiteit.

Uitbreiding bosareaal

In 2020 heeft LNV de Bossenstrategie van Rijk en provincies gepresenteerd. Alle partijen hebben zich verbonden aan de ambitie om ruim 18.000 hectare extra bos te realiseren; aanvullend wordt de aanleg van nog eens 19.000 hectare bos verkend. De Bossenstrategie richt zich ook op de revitalisering van bestaande bossen, het compenseren van bomenkap en herstel van heggen en bomensingels in agrarische gebieden.

Grote wateren

LNV werkt samen met het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat aan de Programmatische Aanpak Grote Wateren (PAGW) om natuur, energie en voedsel in deze wateren meer in evenwicht te brengen. In 2020 zijn MIRT-startbeslissingen genomen voor de Noord-Hollandse Markermeerkust, de Friese IJsselmeerkust, Binnendijkse slibsedimentatie/Groote Polder en Verzachten randen van het Wad. Ook is het MIRT-voorkeursbesluit genomen voor Buitendijkse slibsedimentatie. Het ontwerp voor een Nationaal Waterplan (NWP) is gereedgekomen, waarin het LNV-beleid verankerd is in het waterbeleid. Dit zijn belangrijke stappen voor de versterking van de ecologische waterkwaliteit en natuur in de grote wateren. In het kader van LIFE IP Deltanatuur heeft een groot aantal partijen een whitepaper ondertekend om te komen tot een gezamenlijke strategie voor het versterken van natuur en het behalen van de Natura 2000-doelen in de grote wateren: het Natuurwinstplan.

Een rijke Waddenzee

In 2020 is de Beheerautoriteit Waddenzee van start gegaan voor het bevorderen en versterken van de samenhang van natuur-, vis- en waterbeheer in de Waddenzee, opdat de natuurkwaliteit van de Waddenzee verbetert. LNV heeft overeenstemming bereikt tussen de mosselsector en de Coalitie Wadden Natuurlijk over een addendum op het convenant Transitie mosselsector en natuurherstel Waddenzee. De komende jaren wordt de bodemzaadvisserij in de Waddenzee stapsgewijs afgebouwd met behoud van economisch perspectief voor de mosselsector. Naast het terugbrengen van de mosselzaadvisserij zetten partijen zich de komende jaren verder in voor natuurherstel in de Waddenzee.

5. Naar een veerkrachtige visserijsector in een multifunctionele ruimte

In 2020 zijn het Noordzeeakkoord en de bijbehorende kottervisie aangeboden aan de Tweede Kamer. Deze bevatten een samenhangend maatregelenpakket voor een nieuwe balans tussen de benodigde ruimte op de Noordzee voor duurzame energie, natuurherstel en toekomstperspectief voor de visserij. In het kader van het Noordzeeakkoord is € 200 mln. beschikbaar gekomen voor onder meer monitoring en onderzoek, innovatie en sanering van de visserij, versterking van de handhaving en doorvaart in de windparken bij nacht. Het Noordzeeakkoord zet in op uitbreiding van het areaal aan voor visserij gesloten natuurgebieden. Het bevat kaders voor inpassing van nieuwe windparken en medegebruik. Met de middelen voor de visserij kan de sector de stap maken naar een kleinere duurzame en rendabele vloot op een veranderende Noordzee.

De partijen die werken aan het Actieplan toekomstbestendig visserijbeheer IJsselmeergebied zijn in 2020 gekomen tot een breed gedragen pakket van maatregelen. Afgesproken is te komen tot een maximaal toegestane vangst, het juridisch verankeren van maatregelen en toetsing aan staatssteun door de Europese Commissie. Vervolgens kan de vrijwillige saneringsregeling worden opengesteld en kunnen maatregelen worden geëffectueerd.

Het meerjarig onderzoek naar de pulsvisserij is met een positief advies van International Council for the Exploration of the Sea (ICES) opgeleverd en onder de aandacht gebracht van de Europese Commissie en lidstaten. Dit heeft nog niet geleid tot aanpassing van het pulsverbod, maar dat blijft wel de inzet van het kabinet. Het Europese Hof van Justitie heeft in 2020 geen uitspraak gedaan in de door Nederland aangespannen rechtszaak.

In 2020 is verder onderhandeld over de Europese Verordening voor het nieuwe Fonds voor Visserij, Maritieme Zaken en Aquacultuur. De vaststelling van het Fonds zal begin 2021 zijn, waarna ook de operationele programma’s kunnen worden ingediend bij de Europese Commissie. De voorbereiding voor de nieuwe fondsperiode en de invulling van de Nederlandse enveloppe is in 2020 gestart zodat het operationele programma zo goed als gelijk met de vaststelling van de Verordening ingediend kan worden. Onder het huidige fonds EMFZV zijn diverse coronamaatregelen ten behoeve van de sector genomen. Vanuit de nationale innovatie-envelop zijn middelen toegekend aan de zogeheten MIT-regeling ten behoeve van innovatieprojecten in de visserij en aan de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) ten behoeve van fundamenteel onderzoek in de visserij.

6. Samenwerking in de regio

Regio Deals

De Regio Deals hebben als doel de brede welvaart te versterken. Met de totstandkoming van veertien nieuwe Regio Deals uit de derde tranche in het najaar van 2020 zijn nu in totaal 30 Regio Deals vastgesteld, verdeeld over landelijke en stedelijke gebieden in Nederland. Voor de selectie van de voorstellen en de toedeling van de middelen zijn lessen getrokken uit de vorige tranche. De versterkte samenwerking tussen de regio’s en het Rijk werpt steeds meer zijn vruchten af. De regionale cofinanciering verloopt conform afspraken en in diverse regio’s brengt een Regio Deal nieuwe samenwerkingsverbanden tot stand. Inzicht in de resultaten van de deals wordt gegeven via het online platform krachtvanderegio.nl. Voor de transitie naar kringlooplandbouw en het versterken van de biodiversiteit zijn de Regio Deals Foodvalley, Achterhoek, Bodemdaling Groene Hart en Natuurinclusieve landbouw belangrijk. De Regio Deal Noordelijk Flevoland draagt bij aan de verduurzaming van de IJsselmeervisserij.

Interbestuurlijke Programma Vitaal Platteland

Het interbestuurlijk Programma Vitaal Platteland heeft als doel om samen met Rijk, provincies, gemeenten en waterschappen een toekomstbestendig landelijk gebied te realiseren. Dit gebeurt door middel van een samenhangende aanpak van maatschappelijke opgaven zoals voedselproductie, waterveiligheid en energietransitie. In 2020 zijn de vijftien voorstellen van regio’s in uitvoering gekomen, waarvoor zowel Rijk als gebiedspartijen geld beschikbaar hebben gesteld. Daarnaast is in het programma gewerkt aan het ophalen en borgen van de ervaringen, de oogst, de lessen en adviezen voor de toekomst.

7. Europa en internationaal

Gemeenschappelijk landbouwbeleid

In 2020 is belangrijke vooruitgang geboekt in het besluitvormingsproces over de hervorming van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB). In het najaar bereikten de EU-ministers van Landbouw een akkoord over drie verordeningen die de basis vormen voor het nieuwe GLB vanaf 2023. De Europese Raad staat een ombuiging voor van inkomenssteun naar doelgerichte betalingen voor maatschappelijke diensten. Op nationaal niveau heeft LNV, samen met provincies, voortgang geboekt in het opstellen van het GLB-Nationaal Strategisch Plan. In dit plan worden de nationale en regionale keuzes gemaakt waarmee de GLB-middelen zodanig worden ingezet dat zij optimaal bijdragen aan de Europese doelstellingen. Op een conferentie eind 2020 hebben betrokken stakeholders besloten dat Nederland met middelen uit het nieuwe GLB het toekomstbestendig boeren meer gaat belonen. De nadruk komt te liggen op het belonen van prestaties op het gebied van milieu, klimaat, biodiversiteit met aandacht voor versterking van het aanpassingsvermogen en de innovatiekracht van landbouwbedrijven.

Internationaal 

De coronapandemie maakte vooral in de eerste helft van 2020 duidelijk hoe belangrijk de internationale context is voor de Nederlandse agrarische sector. De beschikbaarheid van seizoensarbeid, de luchtvrachtcapaciteit en het openhouden van markten vormden grote uitdagingen voor LNV, waarbij Landbouwraden een belangrijke rol vervulden in de informatievoorziening en het oplossen van knelpunten. De maatregelen die China verkoos om het coronavirus te beheersen hebben grote en nadelige invloed gehad op de export van Nederlandse vlees- en visproducten naar China. LNV heeft zich, ook in Europees verband, ingezet om stilvallen te voorkomen of stilgevallen export weer mogelijk te maken.

De pandemie heeft ook de internationale voedselzekerheid onder druk gezet. Samen met de FAO, Wereldbank en het bedrijfsleven heeft LNV het initiatief genomen om in 2021 te komen tot investeringsprogramma’s in drie landen om voedselzekerheid te bevorderen en kwetsbaarheden in het voedselsysteem te verhelpen. Ook de voorbereiding van de Food System Summit in 2021 stond in het teken van het verbeteren van de voedselzekerheid.

Ondanks de effecten van de coronacrisis was er over 2020 opnieuw een agrarisch exportrecord van €95,6 miljard. Het handelsoverschot kwam daarbij op €27,3 miljard. Deze stijging komt vooral door de groei van de wederuitvoer en de stijging van de prijzen. Volgend op de uitgangspunten in de LNV-visie heeft LNV in 2020 een afwegingskader gehanteerd om te bepalen in welke mate Nederland zich zal inzetten om markttoegangsproblemen voor agrarische producten in derde landen op te lossen. Er werden in 2020 succesvolle missies opgezet naar onder meer Mexico (deze verliep digitaal), Vietnam en Indonesië.

Tijdens de overgangsperiode, waarin onderhandeld is over een handels- en samenwerkingsovereenkomst tussen de EU en het Verenigd Koninkrijk, hebben LNV en NVWA zich samen met stakeholders zo goed mogelijk voorbereid op de Brexit, om de negatieve gevolgen ervan te beperken. Er zijn voorbereidende maatregelen getroffen en LNV heeft zeven Brexit-stakeholderbijeenkomsten georganiseerd. Er is intensief overleg geweest met het bedrijfsleven over knelpunten. Ook hebben LNV en NVWA zich ervoor ingespannen dat het bedrijfsleven een inspectiepost voor levende dieren kan opzetten. Deze inspectiepost is sinds begin januari 2021 operationeel.

8. NVWA

Na de stopzetting van het ICT-systeem INSPECT in 2019 heeft de NVWA in 2020 een periode van herbezinning doorgemaakt en is een aantal onderzoeken verricht. Deloitte onderzocht de verhouding tussen de taken en de middelen van de NVWA en maakte daarmee inzichtelijk dat de NVWA voor 100 van de 152 taken in meer of mindere mate onvoldoende capaciteit heeft. KPMG deed onderzoek naar het kostprijsmodel van de NVWA, waaruit blijkt dat het model in belangrijke mate afhankelijk is van budgetten van overheidsopdrachtgevers en als onvoldoende transparant wordt ervaren. In samenspraak met het bedrijfsleven zijn inmiddels de voorbereidingen getroffen voor een integraal kostprijsmodel en het verder optimaliseren van een nieuw retributiestelsel. Tenslotte is er in 2020 een analyse uitgevoerd naar de wijze waarop voor de LNV-domeinen het stelsel voor keuren en toezicht is ingericht.

De herbezinning en voornoemde onderzoeken geven het beeld dat er bij de NVWA sprake is van een complexe problematiek die vraagt om een pragmatische veranderaanpak in beheersbare stappen. De aanpak hiervoor is inmiddels gestart. Daarbij gaat de aandacht onder meer uit naar een versterkte relatie tussen opdrachtgever en opdrachtnemer, professionalisering van de opdracht en het vakmanschap van de inspectie. Het toezicht van de NVWA wordt verder risicogericht en kennisgedreven ingericht.

Voorts is in 2020 doorgegaan met het inzetten van de middelen die met het Regeerakkoord beschikbaar zijn gekomen voor de aanscherping van de handhaving door de NVWA op dierenwelzijn en voedselveiligheid. De coronacrisis gaf voor de NVWA aanleiding om het toezicht op afstand te professionaliseren, onder meer via certificering op afstand.

11 Concurrerende, duurzame en veilige agro-, visserij- en voedselketens x x1 Ja
12 Natuur en biodiversiteit x2 Ja
  1. Artikel 11: In 2019 is deze beleidsdoorlichting aan de Tweede Kamer aangeboden (Kamerstuk 31 104, nr. 6).
  2. Artikel 12: De beleidsdoorlichting van voormalig artikel 18 is in december 2015 aan de Tweede Kamer aangeboden (Kamerstuk 30 991, nr. 29).
Art 11 Een weerbaar, veerkrachtig en veilig agro-, voedsel en visserijsysteem Verliesdeclaraties borgstellingsfaciliteit 329.853 91.691 ‒ 35.399 386.145 120.000 386.145
art 12 Natuur, biodiversiteit en gebiedsgericht werken Garanties Natuur 327.501 0 ‒ 22.190 305.311 327.501 305.311
Etc.
Totaal 657.354 91.691 ‒ 57.589 691.456 120.000 327.501 691.456
Art 11 Een weerbaar, veerkrachtig en veilig agro-, voedsel en visserijsysteem Verliesdeclaraties borgstellingsfaciliteit 686 0 686 0 686
art 12 Natuur, biodiversiteit en gebiedsgericht werken Garanties Natuur 0 0 0 0 0
Etc.
Totaal 686 0 686 0 0 0 686
Art 11 Een weerbaar, veerkrachtig en veilig agro-, voedsel en visserijsysteem Wageningen Research 22.353 tot en met 2027
Art 11 Een weerbaar, veerkrachtig en veilig agro-, voedsel en visserijsysteem Wageningen Research 4.825 tot en met 2022
Art 11 Een weerbaar, veerkrachtig en veilig agro-, voedsel en visserijsysteem Wageningen Research 9.328 tot en met 2029
Art 11 Een weerbaar, veerkrachtig en veilig agro-, voedsel en visserijsysteem Wageningen Research 2.016 tot en met 2030

Overzicht coronasteunmaatregelen

Borgstelling MKB-landbouw (BL-C) 56 29 Kamerstuk 35 420, nr. 24
Regeling tegemoetkoming land- en tuinbouwondernemers COVID-19 (fritesaardappeltelers en sierteelt) 225 158 Kamerstuk 35 420, nr. 24)
Ruimingkosten nertsen 73,6 71,8 Kamerstuk 35 420, nr. 24 Kamerstuk 35 539, nr. 2

Borgstelling MKB-landbouwkredieten (BL), onderdeel tijdelijke kredietfaciliteit ten behoeve van coronacrisis (BL-C)

Door een tijdelijke gunstiger borgstelling voor werkkapitaal (BL-C) onder de regeling Borgstelling MKB-Landbouwkredieten (BL), kunnen de liquiditeitsproblemen van land- en tuinbouwbedrijven verlicht worden. Het overbruggingskrediet waarvoor de borgstelling wordt aangevraagd moet betrekking hebben op een acute liquiditeitsbehoefte van MKB-land- of tuinbouwbouwondernemers die negatieve economische gevolgen ondervinden van het coronavirus. Deze tijdelijke kredietfaciliteit is ook opengesteld voor MKB-ondernemers in de visserij en aquacultuur. De visserij en aquacultuur had namelijk nog geen garantieregeling waarvan gebruik gemaakt kon worden.

In 2020 hebben 201 aanvragers een BL-C overbruggingskrediet gekregen, op totaalniveau was hier een kredietbedrag mee gemoeid van circa € 80 mln. Van het aangevraagd BL-C overbruggingskrediet stond LNV in 2020 voor 70% garant. Hierdoor staat er voor € 56 mln aan BL-C krediet bij de verplichtingen.

Er zijn in 2020 nog geen BL-C verliesdeclaraties (als gevolg van faillissement) ingediend. Verliesdeclaraties over afgegeven garantstellingen treden altijd pas in latere jaren op; dat is bij BL-C borgstellingen niet anders, want bedrijven die een BL-C krediet hebben gekregen hadden voor de coronacrisis geen financiële problemen. Via de begrotingsreserve Borgstellingsfaciliteit (zie artikel 11) is hiervoor reeds een reservering getroffen door middel van een afstorting van € 29 mln (reguliere BL inclusief extra BL-C deel).

Regeling tegemoetkoming land- en tuinbouwondernemers COVID-19

Met deze regeling (Kamerstuk 35 420, nr. 32) worden ondernemers in de sierteeltsector, het horecasegment van de voedingstuinbouw en de fritesaardappelsector ondersteund. Voor deze regeling was oorspronkelijk € 650 mln. gereserveerd. Het beroep op deze regeling is lager dan verwacht. Dat komt onder andere omdat voor een deel van de sector de markt vanaf half mei weer is aangetrokken. In juni 2020 is daarom reeds een verlaging van € 350 mln. doorgevoerd (Kamerbrief 2020Z12342) die bij Miljoenennota 2021 is geformaliseerd. Eind november sloot de termijn voor aanvraag voor definitieve vaststelling van de tegemoetkoming, waarop het budget in de tweede suppletoire begroting verder is verlaagd. Een aantal aanvragen is ingetrokken of afgewezen en een aantal aanvragen is in 2020 nog niet beoordeeld, waardoor een deel van de uitgaven in 2021 zal plaatsvinden. RVO rondt dit proces in het eerste kwartaal van 2021 af.

Ruimingkosten nertsen

Vanwege ruimingen van met het SARS-CoV-2-virus besmette nertsenhouderijen heeft LNV in 2020 budget toegevoegd aan de begroting. In de vierde ISB is de bijdrage voor de ruimingskosten verhoogd tot een bedrag van € 73,6 mln. voor een geraamd aantal van 37 locaties.

4. Beleidsartikelen

Artikel 11 Een weerbaar, veerkrachtig en veilig agro-, voedsel- en visserijsysteem

A. Algemene doelstelling

LNV streeft naar een landbouw- en voedselsysteem dat zorgvuldig omgaat met input en natuurlijke hulpbronnen, opbrengsten zo efficiënt en hoogwaardig mogelijk benut, daarmee internationaal toonaangevend en concurrerend is en waarin sociaal verantwoord, veilig, dier- en milieu- en omgevingsvriendelijk wordt geproduceerd en geconsumeerd.

B. Rol en verantwoordelijkheid

De Minister van LNV is verantwoordelijk voor:

Stimuleren

  1. Het versterken van de positie van de Nederlandse agro-, visserij- en voedselketens, het stimuleren van groene economische groei en het bevorderen van transparantie en ketenverantwoordelijkheid in de Nederlandse agro- visserij- en voedselketens.
  2. Het stimuleren van een adequate en duurzame voedselvoorziening/voedselzekerheid, voedselkwaliteit op Europees en mondiaal niveau, evenals het bijdragen aan het Europese en internationale landbouw- en visserijbeleid.
  3. Het stimuleren van kennisontwikkeling en -doorwerking (ook via onderwijs), innovatie en nieuwe technologieën voor de maatschappelijke opgaven op het terrein van agro en natuur.
  4. Het stimuleren van verduurzaming van de productie en de consumptie van dierlijke en plantaardige producten door middel van nieuwe vormen van ketensamenwerking en nieuwe marktstrategieën.
  5. Het breder toepassen van geïntegreerde gewasbescherming door agrarische ondernemers, evenals het borgen en verbeteren van plant- en diergezondheid en dierenwelzijn.

Regisseren

  1. Het borgen van voedselveiligheid. Producenten en partijen uit de voedselketen zijn primair verantwoordelijk voor de veiligheid van hun producten en productiewijze. De Minister voor Medische Zorg en Sport (MZS) is verantwoordelijk voor wetgeving voor voedselveiligheid, met uitzondering van wetgeving voor het slachten van dieren en het keuren en uitsnijden van vlees, waar de Minister van LNV verantwoordelijk voor is.

Uitvoeren

  1. Het doen uitvoeren van een effectief beleid ter realisatie van de doelstellingen uit de Europese regelgeving.
  2. Het uitvoeren van adequaat veterinair en fytosanitair beleid.
  3. Het uitoefenen van toezicht en het handhaven van de regelgeving op het gebied van dier- en plantgezondheid, dierenwelzijn, mest, natuur en voedselveiligheid (primaire productie en slachterijfase).
  4. Het uitvoeren van het gemeenschappelijk landbouw- en visserijbeleid.

C. Beleidsconclusies

Onderstaand wordt ingegaan op de belangrijkste gerealiseerde beleidsresultaten in 2020.

(Glas)tuinbouw en weerbare planten en teeltsystemen

Voor de realisatie van de klimaatopgave in de glastuinbouw zijn middelen gereserveerd voor het doen van investeringen in energiebesparing en de inzet van duurzame energie. Door de Corona-crisis is het afgelopen jaar minder gebruikt gemaakt van de regeling. Dit effect is verder versterkt door een lastenstijging als gevolg van de aanpassing van de ODE. Ook is er onduidelijkheid over de beschikbaarheid van externe CO2.

De Evaluatie Instrumentarium Glastuinbouw concludeert dat belangrijke stappen zijn gezet om de ambities van de Meerjarenafspraak en het CO2-convenant te realiseren. De transitieaanpak uit de Meerjarenafspraak bleek succesvol. Nieuwe kas-, teelt- en energieconcepten, zoals het Nieuwe Telen en de daglichtkas, zijn marktrijp geworden.Niettemin is het niet gelukt om de reductiedoelstellingen voor 2020 volledig te realiseren. De conclusies naar aanleiding van de evaluatie van de doeltreffendheid van de EG en MEI regelingen zijn positief.

Convenant Schone en Zuinige Agrosectoren 2008 ‒ 2020

Op 18 december 2020 is het rapport van het convenant Schone en Zuinige Agrosectoren 2008 ‒ 2020 naar de Tweede Kamer gestuurd (Kamerbrief 32813 nr 652 ). Het rapport presenteert de opgedane inzichten en laat zien dat de meeste gestelde doelen  zijn gehaald. Nu het convenant is afgelopen wordt het nastreven van de doelen voortgezet middels afspraken die in het Klimaatakkoord zijn gemaakt. Op deelterreinen zijn doelen uit het Agroconvenant ook doorvertaald in onder andere het Nationaal programma Landbouwbodems, de Bossenstrategie en verwoord in de LNV-visie op Kringlooplandbouw.

Uitvoeringsprogramma Toekomstvisie Gewasbescherming 2030

In het najaar van 2020 is het Uitvoeringsprogramma Toekomstvisie Gewasbescherming 2030 ‘Naar weerbare plant en teeltsystemen’ aangeboden aan de Tweede Kamer (Kamerstuk 27858, nr 518). Er is een start gemaakt met de uitvoering van acties zoals de werkgroep actuele vraagstukken, een gebiedspilot in Drenthe en opdrachtverstrekking aan derden om te adviseren over een governancestructuur en een inventarisatie van onderzoeksprojecten naar weerbare planten en teeltsystemen. Enkele acties zijn ook al afgerond zoals een draaiboek vrijstellingen en de standpuntbepaling voor de evaluatie van de EU verordening gewasbeschermingsmiddelen.

Regeling tegemoetkoming land- en tuinbouwondernemers COVID-19

Voor de Regeling tegemoetkoming land- en tuinbouwondernemers COVID-19 is € 650 mln. bij 3e incidentele suppletoire begroting (Kamerstuk 35452, nr. 1) aan de LNV begroting toegevoegd. Door middel van deze regeling zijn enkele sectoren (fritesaardappelen, sierteelt en onderdelen van de voedingstuinbouw) in 2020 extra ondersteund. De definitieve subsidievaststelling is begin 2021 afgerond.

Daarnaast is in meer generieke vorm de Borgstelling MKB-Landbouwkredieten (BL) in 2020 uitgebreid met een coronamodule (BL-C) die ook is opengesteld voor de visserij- en aquacultuurondernemers. Deze tijdelijke kredietfaciliteit, die gepaard ging met een ophoging van BL garantieplafond met € 180 mln, stelt ondernemers in staat om liquiditeitsproblemen ten gevolge van de coronacrisis op te vangen.

Voedselveiligheid

In 2020 is het Actieplan Voedselveiligheid afgerond. Dit is, samen met VWS, aangeboden aan de Kamer (Kamerstuk 26991, nr. 576). Tevens is het project private borging voedselketens afgerond en de evaluatie van «ketenborging.nl». De resultaten hiervan worden in 2021 met de Kamer gedeeld. Daarnaast is de implementatie van de Verordening diergeneesmiddelen verder gebracht en is in 2020 de hiervoor noodzakelijke wijziging van de Wet Dieren aan de Tweede Kamer aangeboden.

Duurzaam voedsel

De Nederlandse consumptie van verse groenten en fruit steeg in 2020 met 4%, een duidelijk verschil met voorgaande jaren waarin de consumptie daalde of slechts licht steeg. Ook zochten consumenten in 2020 meer informatie over groenten en fruit via de website Veggipedia, een initiatief van het Nationaal Actieplan Groenten en Fruit (NAGF).

Het Voedingscentrum heeft in 2020, mede met subsidie van LNV, consumenten van wetenschappelijk onderbouwde en onafhankelijke informatie voorzien over een gezonde, veilige en meer duurzame voedselkeuze. Met informatie, tips, tools en handelingsperspectief, zoals in de consumentencampagne ‘eetwissel’, hebben ze ingezet op het motiveren van individuen om goed te eten en hen te laten beschikken over de benodigde voedselkennis en vaardigheden. De publiekscampagne tegen voedselverspilling, #Verspillingsvrij, had in 2020 het hoofdthema houdbaarheid.

Mestbeleid

In september 2020 heeft LNV de contouren voor het toekomstig mestbeleid gepresenteerd. Deze is mede gebaseerd op eerder gevoerde gesprekken met stakeholders. Nadere uitwerking is nog nodig, maar deze contouren vormen de basis om in de komende jaren te bewegen richting grondgebondenheid van zowel melkveehouderij als rundvleeshouderij, het sturen op afvoer en verwaarding van mest en een gebiedsgerichte aanpak voor plekken waar de doelstellingen op het vlak van waterkwaliteit niet worden gehaald. Hiermee wordt ingezet op een eenvoudiger stelsel waarmee kringlopen meer worden gesloten.

In 2020 is gewerkt aan de implementatie van de laatste te nemen maatregelen in het kader van het 6e actieprogramma Nitraatrichtlijn. De derogatie van de Nitraatrichtlijn is in 2020 verlengd voor de jaren 2020 en 2021.

Dierlijke productie en diergezondheid

De activiteiten die worden opgepakt voor de transitie naar een duurzame veehouderij zijn gebundeld in het Programma duurzame veehouderij, wat valt binnen het kader van de kringlooplandbouw. Binnen het programma zijn drie sporen opgestart om de noodzakelijke transitie van de veehouderij te stimuleren en te ondersteunen. Er wordt ingezet op inspireren en experimenteren, op het verbeteren van de condities om te verduurzamen, waaronder het vergroten van de markt voor duurzame dierlijke producten en op concrete stappen door de sector. De Kamer is in oktober 2020 geïnformeerd over de voortgang (kamerstuk 28 973, nr. 239). In 2019 is de Regeling sanering varkenshouderij opgesteld en opengesteld. Doel van de regeling is om geuroverlast in veendichte gebieden te reduceren door varkenshouders die dat willen, te helpen bij het definitief beëindigen van hun varkenshouderijlocatie. Deze regeling is nu in de uitvoeringsfase. De Kamer wordt hierover in het voorjaar 2021 geïnformeerd. Ook is een innovatie- en investeringsregeling gericht op ontwikkeling en toepassing van integrale brongerichte emissiereductie uit stallen opgesteld. Deze is in 2020 ook voor het eerst opengesteld. Begin februari 2021 wordt de Kamer over de uitkomsten geïnformeerd.

Het sectorspecifieke antibioticumbeleid is gecontinueerd in 2020 en de Stichting Diergeneesmiddelenautoriteit (SDa) concludeert dat het gebruik van antibiotica in 2019 ten opzichte van 2018 verder is gedaald. In de periode 2009–2019 is het antibioticumgebruik op basis van verkoopgegevens gedaald met 69,6%. Bij een sectorspecifiek antibioticumbeleid horen sectorspecifieke reductiedoelstellingen; deze doelstellingen hebben de generieke huidige 70% reductiedoelstelling voor de gehele dierhouderij vervangen. De sectorspecifieke reductiedoelstellingen zijn vastgesteld in de zomer van 2019 (Kamerstuk 29 683, nr. 249) en zien toe op het behalen van een reductiepercentage van hoog-gebruikende bedrijven per 2024 en de implementatie van de nieuwe benchmarkwaarden(-systematiek) van de SDa.

Het actieplan brandveilige stallen 2018-2022 is verder doorgezet, er is bezien of de benchmarksystematiek voor de zorg van jonge dieren kan worden ondergebracht bij de SDa. Ook is er gewerkt aan hittemaatregelen voor dieren in de veehouderij en het beperken van lange afstandstransporten. Daarnaast is nader uitvoering gegeven aan de beleidsbrief dierenwelzijn (Kamerstuk 28 286, nr. 991) Dit heeft onder andere geleid tot een nieuw toetsingskader voor de positieflijst (de huis- en hobbydierenlijst), de herbeoordeling van diersoorten en het doorzetten van de beleidsinzet om gezonde en sociale honden te bevorderen.

Innovatie op het boerenerf

De Kamer is in de zomer van 2020 geïnformeerd over de stand van zaken rondom het instrumentarium voor Innovatie op het Boerenerf (Kamerstuk 35 300 XIV, nr. 76). In het vierde kwartaal van 2020 is de Subsidiemodule agrarische bedrijfsadvisering en educatie (Sabe) voor het eerst opengesteld voor boeren, tuinders en agrarische bedrijfsadviseurs. Boeren en tuinders konden vouchers aanvragen voor de financiering van advisering door een onafhankelijke agrarisch adviseur of voor de financiering van een stikstofcursus bij één van de groene hogeronderwijsinstellingen. Ook konden projectsubsidies worden aangevraagd voor praktijknetwerken van boeren die samen willen leren en kennis willen uitwisselen over duurzame landbouw. Voor adviseurs waren vouchers voor een opleiding tot stikstofadviseur beschikbaar.

Bij deze eerste openstelling waren voor boeren en tuinders 2000 advies- en cursusvouchers beschikbaar. Al op de eerste dag zijn 2800 vouchers aangevraagd. Er is duidelijk een grote behoefte aan advies over kringlooplandbouw en duurzaam ondernemerschap. Ook voor de projectsubsidies voor praktijknetwerken was veel belangstelling. In totaal zijn bijna 90 aanvragen ingediend en beoordeeld.

Nationaal Kennisprogramma Stikstof

In de tweede helft van 2020 is LNV gestart met de kennisprogrammering op het gebied van meten en modelleren van stikstof, het Nationaal Kennisprogramma Stikstof (NKS). Dit programma wordt opgesteld om onder andere invulling te geven aan de adviezen van het Adviescollege Meten en Berekenen Stikstof (Kamerstuk 35334, nr. 132). Binnen het NKS wordt ingezet op een integrale aanpak waarbij op samenhangende wijze stikstofonderzoek wordt uitgezet. Het NKS richt zich op het reduceren van de onzekerheden in het proces van stikstofemissie tot depositie. Hiertoe worden onder meer emissiefactoren opnieuw afgeleid, meetnetten uitgebreid en innovatieve monitoringsmethodieken verder verkend. In 2020 zijn de eerste opdrachten ter waarde van ongeveer € 2 mln. uitgezet bij RIVM, ten behoeve van de meetnetuitbreidingen.

Klimaat

Het Actieprogramma Klimaatadaptatie Landbouw is in samenwerking met medeoverheden en ketenpartijen tot stand gekomen en vastgesteld (Kamerstuk 35000-XIV, nr. 95).

In 2020 is de uitvoering van de afspraken in het Klimaatakkoord voortgezet. De voor de uitvoering beschikbare middelen zijn onder andere ingezet voor emissiereductie in de veehouderij via de saneringsregeling voor varkenshouderijen, subsidies voor de verduurzaming van stallen en onderzoek en pilots in het kader van de integrale aanpak van methaan en ammoniak. Daarnaast is het veenweideprogramma gestart en zijn middelen ingezet voor onderzoek en pilots en regionale uitvoering. Verder zijn onder meer subsidies beschikbaar gesteld voor energiebesparende maatregelen en innovaties in de glastuinbouw.

Beleidsinformatie 

Maatschappelijke appreciatiescore (schaal 1–10) Geen meting 7,6 Geen meting 7,7 Geen meting Geen meting Geen meting
Mate van vertrouwen consumenten in voedsel (schaal 1–5) Geen meting 3,2 Geen meting Geen meting 3,3 3,2 Geen meting
Export van agrarische producten uit Nederland (bedragen x € 1 mln.) Duitsland 20.820 20.711 21.836 22.905 22.643 23.579 24.600
België 8.652 8.581 9.119 10.099 10.164 10.779 10.577
Verenigd Koninkrijk 8.067 8.269 8.321 8.576 8.549 8.658 8.415
Frankrijk 7.122 6.714 7.001 7.747 7.610 7.726 7.567
Italië 3.479 3.183 3.320 3.378 3.391 3.562 3.342
Overige landen 33.561 33.926 35.202 37.357 38.026 40.318 41.070
Totaal 81.702 81.384 84.800 90.062 90.384 94.623 95.571
min max min max min max min max
kiloton 1.771 2.552 1.781 2.466 1.814 2.509 1649 2568 Monitor Voedselverspilling, update 2009 ‒ 2018
Verhouding duurzame / totale investeringen 28% 2014 35% 16% 35% Volgt in jaarverslag 2021 30% WEcR
Totale CO2-emissie glastuinbouw Circa 7,5 Mton 2013 5,2 Mton 5,9 Mton 2 4,6 Mton Volgt in jaarverslag 2021 4,6 Mton 2020 Wageningen Research
Energie-efficiency index voedings- en genotmiddelenindustrie (VGI) 100 2005 75% 77,20% 74% Volgt in jaarverslag 2021 70% 2020 RVO
Mate van afname van antibioticagebruik in de dierhouderij Antibiotica verkoop in 2009 2009 Was niet bepaald 69,60% 1 Volgt in Sda rapportage 2020 70% reductie (ten opzichte van 2009) Is nog niet bepaald Sda rapportage 2019
Klanttevredenheid 8,6 2020 8,4 8,7 8,4 8,4 8 2020 Wageningen Research
Kennisbenutting door beleid, bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties 93% 2020 >90% 93% >90% 93% >80% 2020 Wageningen Research
Percentage innoverende agrarische bedrijven 10,80% 2015 10% 7% 10% Volgt in jaarverslag WECR 2022 10% 2022 WEcR
Nalevingsniveau HACCP-verplichting 80% apr-09 90% 90,6% 93% 89% 95% te bereiken in 2025 2021 92% NVWA
De mate van duurzame bevissing, van de door Nederlandse vissers gericht beviste bestanden Pelagisch: 1,02 Grootschalige boomkor: 1,03 2018 1 (of lager) Jaarlijks WMR
  1. Het betreft de reductie van het antibioticagebruik in de dierhouderij ten opzichte van 2009. De raming 2021 is afhankelijk van de uitwerking van de dit jaar afgesproken sectorspecifieke reductiedoelstellingen (zie ook Kamerstuk 29 683, nr. 249). Het streven is om het antibioticumgebruik verder te reduceren door middel van sectorspecifieke reductiedoelstellingen en een reductie van hooggebruikende bedrijven per 2024. De gerealiseerde reductie in 2019 was 69,6%.

Toelichting Totale CO2-emissie glastuinbouw

De ramingen voor 2019 en 2020 in bovenstaande tabel zijn gebaseerd op de ramingen zoals die waren opgenomen in het jaarverslag 2019 en de begroting 2020. Omdat convenantspartijen tussentijds op basis van resultaten van de evaluatie van de CO2 sturing (zie Kamerstuk 32 813, nr. 149) afgesproken hebben het CO2 doel voor 2020 technisch aan te scherpen van 6,2 Mton naar 4,6 Mton, is hiermee ook de ramingen voor 2019 lineair bijgesteld naar 4,9 Mton in 2019 . Met de Kamerbrief van 18 december 2020 (Kamerstuk 32813 nr. 652) is de Wageningen Economic Research opgestelde actualisatie raming CO2-emissie 2020 meegestuurd. Uit deze actualisatie blijkt dat de verwachte CO2-emissie in 2020 boven de afgesproken bovengrens ligt en dat dit komt door gewijzigd areaal en verkoop van elektriciteit. Volgens de afspraken in het convenant zijn dit gronden waarop de convenantspartijen kunnen besluiten tot een nieuwe technische correctie van de CO2-doelstelling technisch te corrigeren. Besluitvorming moet hierover nog plaatsvinden.

Toelichting bij de indicator Mate van afname van antibioticagebruik in de dierhouderij

Het betreft de reductie van het antibioticagebruik in de dierhouderij ten opzichte van 2009. De raming 2021 is afhankelijk van de uitwerking van de dit jaar afgesproken sectorspecifieke reductiedoelstellingen (Kamerstuk 29 683, nr. 249). Het streven is om het antibioticumgebruik verder te reduceren door middel van sectorspecifieke reductiedoelstellingen en een reductie van hoog-gebruikende bedrijven per 2024. De gerealiseerde reductie in 2019 was 69,6%.

Toelichting bij de indicator duurzame bevissing

Voor de levensvatbaarheid van de sector is het bestaan van duurzame instandhouding van visbestanden de belangrijkste voorwaarde. Het EU-instrument voor instandhouding van visbestanden is de quotering. De mate van duurzame bevissing wordt aan de hand van de Sustainable Harvest Indicator (SHI) geanalyseerd. Deze indicator geeft bij een score van 1 of lager aan dat de Nederlandse vissers geen negatieve invloed hebben op de duurzaamheid van de gericht beviste bestanden. Hoe dichter bij de 1, hoe beter. Bij een SHI waarde van 1 wordt er namelijk precies op MSY (Maximum Sustainable Yield) gevist, de streefwaarde zoals ook opgenomen in het Gemeenschappelijk Visserijbeleid (GVB). In 2020 is de rekenmethodiek voor de SHI herzien, ook met terugwerkende kracht. Mede hierdoor schommelde de SHI de afgelopen jaren rond de 1. Gezien de zeer geringe fluctuaties van deze indicator rond de 1 in de afgelopen jaren is echter niet te spreken van een waarneembare trend; de bestanden worden grosso modo op MSY bevist. Deze indicator wordt ieder jaar in het vlootverslag door Wageningen Marine Research (WMR) berekend.

Toelichting HACCP-verplichting

Het betreft het percentage van het totale aantal gecontroleerde bedrijven met een wettelijk verplicht Hazard Analysis and Critical Control Points (HACCP)-systeem uit het eerste deel van de vleesketen (slachthuizen, uitsnijderijen en koel- en vrieshuizen) dat aan alle controle-items voor HACCP voldoet. De verslechtering ten opzichte van 2019 is grotendeels veroorzaakt door een tiental audits bij koel- en vrieshuizen (entrepots) waarbij een groot aantal geringe overtredingen zijn gevonden. Deze bedrijven zijn in 2019 niet bezocht, aangezien koel- en vrieshuizen eens in de drie jaar aan een HACCP-audit worden onderworpen. De geconstateerde overtredingen zijn verder opgevolgd.

D. Budgettaire gevolgen van beleid

2016 2017 2018 2019 2020 2020
Verplichtingen 733.422 810.906 1.558.269 1.032.395 525.874
Waarvan garantieverplichtingen 44.715 36.776 149.805 149.627 178
Waarvan overige verplichtingen 688.707 774.130 1.408.464 882.768 525.696
Uitgaven 661.414 745.627 1.086.870 937.381 149.489
Waarvan juridisch verplicht (percentage) 90%
Subsidies 120.109 132.315 345.235 306.034 39.201
Sociaal economische positie boeren 5.821 6.138 16.700 5.439 11.261
Duurzame veehouderij 2.883 574 28.427 171.280 ‒ 142.853
Glastuinbouw en weerbare planten en teeltsystemen 8.927 11.758 171.246 36.711 134.535
Kennisontwikkeling en (agrarische) innovatie 100.749 108.075 120.801 81.835 38.966
Duurzame visserij 1.729 5.770 8.061 10.769 ‒ 2.708
Garanties 3.904 52.481 58.800 30.432 28.368
Storting bijdrage begrotingsreserve 2.592 4.149 58.113 28.627 29.486
Verliesdeclaraties Borgstellingsfaciliteit 1.312 2.332 686 1.805 ‒ 1.119
Bijdrage borgstelling vermogensversterkende kredieten 46.000 0 0
Opdrachten 42.121 45.473 55.085 113.263 ‒ 58.178
Sociaal economische positie boeren 1.227 2.796 2.121 2.852 ‒ 731
Duurzame veehouderij 2.333 1.824 6.110 17.877 ‒ 11.767
Glastuinbouw en weerbare planten en teeltsystemen 7.378 9.398 8.929 21.729 ‒ 12.800
Mestbeleid 2.744 3.187 2.357 23.108 ‒ 20.751
Duurzame visserij 271 676 872 705 167
Kennisontwikkeling en (agrarische) innovatie 18273 17567 20.919 34.790 ‒ 13.871
Diergezondheid en dierenwelzijn 7.482 7.195 10.689 7.557 3.132
Voedselzekerheid en internationaal en Europees landbouwbeleid 2.413 2.831 3.088 4.645 ‒ 1.557
Bijdragen aan agentschappen 373.004 389.811 424.521 370.090 54.431
Rijksrederij 7.570 9.226 8.786 9.529 ‒ 743
Rijksdienst voor Volksgezondheid en Milieu 7.232 8.068 11.211 5.543 5.668
Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit 177.446 200.997 206.130 194.732 11.398
Rijksdienst Voor Ondernemend Nederland 180.756 171.520 198.394 160.286 38.108
Bijdragen aan ZBO’s /RWT’s 95.562 94.737 100.647 96.315 4.332
College toelating gewasbeschermingsmiddelen en biociden 2.856 2.573 2.457 1.225 1.232
Centrale Commissie Dierproeven 0 0 0 767 ‒ 767
Wageningen Research 91.502 91.048 95.613 92.581 3.032
ZonMw (dierproeven) 0 0 0 370 ‒ 370
Medebewind/voormalige productschappen 1.204 1.116 1.014 1.372 ‒ 358
Raad voor de plantenrassen 1.563 1.563
Bijdragen aan (inter)nationale organisaties 8.333 10.958 9.358 10.623 ‒ 1.265
FAO en overige contributies 8.333 10.958 9.358 10.623 ‒ 1.265
Bijdragen aan (andere) begrotingshoofdstukken 4.387 4.287 82.321 10.624 71.697
Diergezondheidsfonds 4.387 4.287 82.321 10.624 71.697
Storting begrotingsreserves 13.996 12.972 10.903 0 10.903
Storting begrotingsreserve landbouw 10663 8.592 0 8.592
Storting begrotingsreserve apurement 0 9.184 0 0 0
Storting begrotingsreserve visserij 3.333 3.788 2.311 0 2.311
Ontvangsten 67.271 78.112 106.151 47.697 58.454
Sociaal economische positie boeren 1.463 478 981 245 736
Agroketens 10.563 7.635 9.814 0 9.814
Agrarische innovatie en overig 297 61 494 0 494
Mestbeleid 4.248 7.975 13.602 7.209 6.393
Duurzame visserij 4.362 14.331 6.362 9.993 ‒ 3.631
Garanties (provisies borgstellingsfaciliteit) 1.885 1.824 2.879 1.800 1.079
Weerbare planten en teeltsystemen 180 5.035 5.308 0 5.308
Diergezondheid en dierenwelzijn 5.897 7.880 11.859 6.100 5.759
Kennisontwikkeling en (agrarische) innovatie 13.858 14.763 11.852 12.324 ‒ 472
Voedselzekerheid en internationaal en Europees landbouwbeleid 5.325 4.561 6.327 5.926 401
Agentschappen 5.520 7.652 18.736 0 18.736
Onttrekkingen begrotingsreserve 13.673 3.804 15.981 4.100 11.881
Zbo’s en RWT’s 2.113 1.956 1.956

E. Toelichting op de instrumenten

Voor wat betreft het toelichten van significante verschillen in de uitgaven, ontvangsten en verplichtingen in de realisatie versus de vastgestelde begroting 2020, zijn de ondergrenzen gehanteerd zoals opgenomen in de staffel die te vinden is in de leeswijzer van dit jaarverslag.

Verplichtingen

De € 525,8 mln. hogere realisatie aan verplichtingen is voornamelijk het gevolg van de verplichtingen voor de steunpakketten corona voor de sierteeltsector, delen van de voedingstuinbouw en de fritesaardappelsector. Daarnaast is ook de verplichting voor de Subsidieregeling sanering varkenshouderijen (Srv) toegevoegd aan het verplichtingenbudget.

Uitgaven

Subsidies

Sociaal economische positie boeren

Deze uitgaven zijn ruim € 11 mln hoger uitgevallen dan begroot. Dit wordt voornamelijk veroorzaakt door hogere uitgaven voor Apurement. Apurement is bestemd voor het betalen van financiële correcties die door de Europese Commissie worden opgelegd als de uitvoering van het EU-beleid niet conform de gestelde voorschriften is. Van deze hogere uitgaven bestaat € 10,2 mln. uit de verwerking van een technische correctie van te verrekenen bedragen inzake ELGF en ELFPO.

Duurzame veehouderij

Ten opzichte van de vastgestelde begroting zijn de uitgaven in 2020 € 143 mln. lager uitgevallen. Bij de derde incidentele suppletoire begroting is om alle aanvragen die aan de voorwaarden voldoen te kunnen honoreren, het subsidiebudget voor de Subsidieregeling sanering varkenshouderijen (Srv) verhoogd met € 73,2 mln. In de loop van 2020 is er vertraging opgetreden in de uitvoering van de Srv. Dit komt voornamelijk door het grote aantal aanvragen voor de regeling en door de complexiteit van de controles bij de varkenshouderijen. Daarom is een groot deel (€ 175 mln.) van het beschikbare budget naar 2021 geschoven. Daarnaast is ook € 10 mln. die in de eerste suppletoire begroting 2020 beschikbaar is gesteld voor gemeenten, met een kasschuif verschoven naar 2021. Van het resterende budget voor de Srv is er vanwege verdere vertraging in de uitvoering € 18 mln. onderuitputting. Een andere oorzaak voor de lagere besteding op het budget van Duurzame veehouderij komt door een kasschuif voor de Subsidiemodules brongerichte verduurzaming stallen en managementmaatregelen (Sbv). Door de gehanteerde bevoorschottingssystematiek kent deze regeling een ander uitfinancieringsritme dan oorspronkelijk geraamd. Met de kasschuif is € 19,8 mln. van de middelen in 2020 doorgeschoven naar latere jaren.

Glastuinbouw en weerbare planten en teeltsystemen

De uitgaven op deze post vallen in te totaal € 134 mln. hoger uit dan geraamd. De grootste afwijking (circa € 158 mln.) wordt veroorzaakt door uitgaven aan noodsteunmaatregelen. Het kabinet heeft in zijn brief van april 2020 (Kamerstuk 35 420, nr. 24) geconstateerd dat - vanwege urgente en sectorspecifieke problematiek in delen van de land- en tuinbouw - er maatregelen nodig zijn om ondernemers in deze sectoren te ondersteunen. Bij 3e Incidentele Suppletoire Begroting (Kamerstuk 35 452, nr. 1) zijn hiertoe middelen aan de LNV begroting toegevoegd (totaal € 650 mln.). Via de subsidieregeling land- en tuinbouwondernemers COVID-19 zijn vervolgens in 2020 uitgaven gedaan inzake de tegemoetkoming voor de sierteelt, horecasegment van de voedingstuinbouw (circa € 127 mln.) en de fritesaardappels (circa € 31 mln.).

Daarnaast is onder andere als gevolg van de coronacrisis het beroep op de Energie-efficiëntie glastuinbouw (EG) subsidieregeling lager dan verwacht (€ 21,5 mln). € 10 mln. hiervan kon via een kasschuif naar latere jaren worden doorgeschoven, zoals gemeld in de 2e suppletoire begroting (Kamerstuk 35 650 XIV, nr. 2), zodat dit alsnog ingezet kan worden om de klimaatdoelen van de glastuinbouw te behalen.

Ook het beroep van de markt op de Marktintroductie energie-innovaties glastuinbouw (MEI) subsidie is € 2 mln lager dan verwacht. De coronacrisis is daar mede debet aan.

Kennisontwikkeling en agrarische innovatie.

De € 39 mln. hogere uitgaven hangen voor € 14,7 mln. samen met de overheveling vanuit het opdrachtenbudget voor de Voedselagenda naar subsidiebudgetten voor onder andere Wageningen Research. Verder is voor € 24,3 mln. extra subsidie beschikbaar gesteld aan Wageningen Research. Hiertoe zijn middelen vanuit andere begrotingsonderdelen overgeheveld, bijvoorbeeld € 4 mln. uit het opdrachtenbudget voor duurzame veehouderij. Tevens gaat het om aan de begroting toegevoegde middelen uit de enveloppes van het regeerakkoord voor klimaat (energiebeleid, bodemvruchtbaarheid) en natuur en waterkwaliteit (6e actieprogramma nitraatrichtlijn, stikstofaanpak).

Garanties

Storting bijdrage Begrotingsreserve

De storting in de Borgstellingsfaciliteit is circa €29 mln. hoger dan in de begroting was opgenomen. Deels komt dat doordat het garantieplafond met € 180 mln is verhoogd bij de Borgstelling MKB-Landbouwkredieten met coronamodule (BL-C). Uit deze garantstelling kunnen te zijner tijd verliesdeclaraties met kasgevolgen voortkomen. Om deze eventuele gevolgen op te vangen is € 29 mln. extra in deze begrotingsreserve afgestort.

Opdrachten

Duurzame veehouderij

Ten opzichte van de vastgestelde begroting 2020 vallen de uitgaven € 11,8 mln. lager uit. In eerste instantie is het budget bij de eerste suppletoire begroting (Kamerstuk 35 450 XIV, nr. 2) met € 6 mln. verhoogd. Dit betrof hoofdzakelijk de toevoeging van de gereserveerde middelen uit het Klimaatakkoord voor veehouderij aan de begroting van LNV.

BIj de 2e suppletoire begroting (Kamerstuk 35 650 XIV, nr. 2) zijn de uitgaven aan duurzame veehouderij met € 14,3 mln. verlaagd. Bij deze verlaging is € 4,6 mln. van duurzame veehouderij naar de begrotingspost Kennisontwikkeling en (agrarische) innovatie (subsidies) overgeheveld en € 4 mln. binnen de begroting overgeboekt naar de post Kennisontwikkeling en (agrarische) innovatie (subsidies) voor het programma Slim Landgebruik. Ook betreft de verlaging € 3,1 mln. middelen voor onderzoek, pilots en demo’s voor klimaatprojecten voor stallen en mestopslagen.

Daarnaast is op het bodemprogramma enige vertraging opgelopen omdat de uitwerking van het programma meer tijd kost dan oorspronkelijk gedacht en heeft er een verhoging van uitgaven voor Skal met circa € 1 mln. plaatsgevonden, ter compensatie van de kosten die te maken hebben met de Wet openbaarheid bestuur (Wob), generiek toezicht op niet-geregistreerde marktdeelnemers en OFIS (Europees informatie-uitwisselingssysteem).

Glastuinbouw en weerbare planten en teeltsystemen

De uitgaven vallen € 12,8 mln. lager uit dan begroot. De verlaging komt met name door een overheveling van middelen naar het subsidiebudget Kennisontwikkeling en (agrarische) innovatie voor de uitvoering van het programma Kas als Energiebron (€ 2,1 mln.) en onderuitputting op onderzoeksmiddelen (€ 3,0 mln.). Dit is bij 1e suppletoire begroting reeds gemeld (Kamerstuk 35 450 XIV, nr. 2). Daarnaast zijn bij 2e suppletoire begroting (Kamerstuk 35 650 XIV, nr. 2) Urgenda middelen afgeboekt die bestemd waren voor het project Nieuw Prinsenland in Brabant (€ 2,5 mln.). Dit project ging niet door omdat de businesscase niet sluitend kon worden gemaakt. Belangrijkste redenen waren de hoge kosten restwarmtenet en het ontbreken van stimuleringsinstrumentarium daarvoor omdat de marktprikkels heden ten dage niet de goede kant op staan. En bij Slotwet is gebleken dat slechts een deel van de geplande Almere/Floriade betaling nog in 2020 doorgang kon vinden.

Mestbeleid

De realisatie op deze post is € 20,7 mln. lager dan geraamd. Dat komt onder andere door overhevelingen van middelen naar andere onderdelen op de LNV begroting. Zo is bij 1e suppletoire begroting € 7,7 mln. overgeheveld naar aan de bijdrage aan RVO op dit begrotingsartikel, ten behoeve van het onderdeel monitoring mestbeleid in het kader van het 6e Actieprogramma nitraatrichtlijn. Ook naar de bijdrage aan de NVWA op dit artikel is in 2020 circa € 2,9 mln. overgeheveld, deels ten behoeve van het 6e Actieprogramma Nitraatrichtlijn, deels ten behoeve van de handhaving van het fosfaatrechtenstelsel. Aan Wageningen Research is ten behoeve van kennisontwikkeling op basis van 6e actieprogramma Nitraatrichtlijn een opdracht gegeven van circa € 2,2 mln. Het totaal aan overhevelingen naar andere begrotingsonderdelen komt uit op ongeveer € 13,3 mln.

Daarnaast is een deel van de begrote uitgaven voor de Versterkte Handhavingsstrategie Mest, onderdeel real time Vervoersbewijs Dierlijke Meststoffen, niet tot besteding gekomen (circa € 5 mln.) door een combinatie van factoren, zoals gemeld in de Kamerbrief van 24 december 2020 Het gaat met name om het niet inzetten op invoering voor de gehele mestmarkt in één keer. In plaats daarvan wordt voorgesteld via een implementatieplan toe te werken naar een verantwoorde invoering. Ten slotte was er in 2020 € 1,5 mln. gereserveerd voor pilots waar bijvoorbeeld door vertraging op het traject contouren toekomstig mestbeleid, geen invulling aan is gegeven.

Kennisontwikkeling en agrarische innovatie

De uitgaven waren € 13,9 mln. lager dan geraamd. Dit hangt samen met een overheveling van € 14,7 mln. naar het subsidiebudget voor Kennisontwikkeling en agrarische innovatie in verband met de Voedselagenda. Daarnaast waren de uitgaven voor enkele RIVM opdrachten hoger dan geraamd .

Bijdragen aan agentschappen

Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA)

De uitgaven aan de NVWA zijn op dit artikel per saldo € 11,4 mln. hoger dan geraamd. Het betrof aanvullende opdrachten, o.a. in verband met de implementatiewerkzaamheden van de OCR en EU-verordeningen (€ 4,2 mln.), activiteiten met betrekking tot de handhaving van het fosfaatplan en het 6e actieprogramma nitraat van (€ 2,8 mln.), verbetermaatregelen met betrekking tot de slachthuizen (€ 7,2 mln.), herinrichting ICT (€ 1,9 mln.), versterking domeinen (€ 2,5 mln.) en demping retributietarieven (€ 2,3 mln.) Tevens is de loon- en prijsbijstelling 2020 van circa € 5,9 mln. toegekend en is de begroting bijgesteld als gevolg van de afroming Eigen Vermogen NVWA plaatsgevonden (17,7 mln.).

Een kasschuif betreffende IV/ICT heeft plaatsgevonden als gevolg waarvan de uitgaven in 2020 naar beneden zijn bijgesteld (€ -23,4 mln.) Tevens zijn de uitgaven betreffende Brexit lager dan geraamd (€ -9,6 mln.).

Rijksdienst Voor Ondernemend Nederland (RVO)

De € 38,1 mln hogere uitgaven dan in de begroting geraamd voor RVO.nl hebben voor € 34,2 mln. betrekking op aanvullende opdrachten aan RVO en voor € 3,9 mln. op loon- en prijsbijstelling. De aanvullende opdrachten hebben betrekking op de uitvoering van de COVID maatregelen (€ 5,3 mln), de uitvoering van het fosfaatrechtenstelsel, het 6e Actieprogramma nitraatrichtlijn en het fosfaatreductieplan (€ 6,7 mln.), voorbereidingen op de implementatie van het Gemeenschappelijk Landbouw Beleid 2021-2027 en het opnemen van de perceelsregistratie in de Basisregistratie Geografische Topografie (€ 14,1 mln.) subsidieregelingen voor de varkenshouderij (€ 0,8 mln.) en overige aanvullende opdrachten zoals stikstofmaatregelen (€ 7,3 mln.).

Storting begrotingsreserves

De storting in de begrotingsreserves zijn € 10,9 mln hoger uitgevallen dan geraamd. Dit hangt samen met de toelichtingen op de storting in de Begrotingsreserve landbouw (€ 8,6 mln.) en de Begrotingsreserve visserij (€ 2,3 mln.).

Ontvangsten

Agroketens

De ontvangsten van € 9,8 mln. bestaan grotendeels uit terugontvangen subsidievoorschotten voor de in 2020 ingevoerde coronamaatregelen

Mestbeleid

De inning van derogatie ontvangsten was in 2019 over de jaargrens naar 2020 geschoven. Voornamelijk om deze reden zijn de ontvangsten inzake mestbeleid € 5,9 mln. hoger dan geraamd.

Weerbare platen en teeltsystemen

Het CO2-emissieplafond 2017 voor de glastuinbouwsector is overschreden. In het een convenant heeft Glastuinbouw Nederland namens de sector met de overheid afspraken gemaakt over de jaarlijkse maximale CO2-emissie (CO2-emissieruimte). Daarom kregen tuinders in 2020 een heffing opgelegd. Hierdoor zijn de ontvangsten € 5,3 mln. hoger uitgevallen. De ontvangen heffingen worden in de begrotingsreserve Landbouw gestort en dienen te zijner tijd te worden aangewend voor CO2 reducerende maatregelen. Hierover moeten nog nadere afspraken worden gemaakt met Glastuinbouw Nederland.

Diergezondheid en dierenwelzijn

De ontvangsten zijn € 5,0 mln. hoger uitgevallen dan geraamd vanwege een toename van de opbrengsten uit bestuurlijke boetes in het kader van de Gezondheids- en welzijnswet voor Dieren/Wet Dieren en leges meststoffen, fosfaatrechten en derogatie.

Agentschappen

De hoger dan begrote ontvangsten NVWA (€ 18,7 mln.) hangen voornamelijk samen metde afroming Eigen Vermogen (€ 17,7 mln.) van de NVWA. Deze afroming vond plaats omdat na verwerking van de zienswijze van de Algemene Rekenkamer op de bedrijfsvoeringskosten van de NVWA bij de jaarverantwoording 2019 de NVWA een hoger eigen vermogen had dan is toegestaan volgens de Regeling agentschappen. Het eigen vermogen van de NVWA is daarom afgeroomd tot het maximaal toegestane niveau volgens de Regeling agentschappen.

Onttrekking begrotingsreserves

De ontvangsten uit begrotingsreserves zijn € 11,8 mln. hoger dan geraamd ten tijde van de ontwerpbegroting. Dit heeft te maken met diverse ramingsbijstellingen in de 1e en 2e suppletoire en slotwet met betrekking tot geraamde ontvangsten uit de reserve landbouw en de reserve apurement.

Toelichting op de begrotingsreserves

Stand 1/1/2020 24.156
+ Storting 8.592
– Onttrekking 2.230
Stand per 31/12/2020 30.518

Toelichting:

In de begrotingsreserve landbouw zijn stortingen gedaan uit hoofde van ontvangsten van het CO2-sectorsysteem voor de glastuinbouw (€ 5,2 mln.), een onderuitputting op de investeringsmodule van de subsidie brongerichte verduurzaming (€ 1,6 mln.) alsook een onderbesteding van de subsidie sloop- en ombouw pelsdierhouderij (€ 1,8 mln.). Daarnaast heeft een onttrekking plaatsgevonden van € 1,6 mln. voor het sociaal-economisch plan voor de pelsdierhouderij.

Stand 1/1/2020 88.737
+ Storting 13.818
- Onttrekking 17.409
Stand per 31/12/2020 85.146

Toelichting:

De storting in de begrotingsreserve apurement heeft te maken met de bijdrage van de provincies (€ 1,1 mln.) aan de risicoreserve om correcties van de EC die verband houden met maatregelen van het Plattelandsontwikkelingsprogramma waarvoor zij verantwoordelijk zijn, af te dekken. Daarnaast zijn er technische correcties doorgevoerd. Ten eerste door ten onrechte ten laste van apurement gebrachte kosten, die leidt tot een verhoging van de reserve (€2,7 mln.). Ten tweede, een technische correctie met betrekking op te verrekenen bedragen inzake ELGF. Deze tweede correctie heeft bij zowel de uitgaven als de ontvangsten plaatsgevonden (€10,0 mln.). Bovenop deze technische correctie hebben de onttrekkingen betrekking op correcties van de EU vanwege een niet conforme uitvoering van EU-(subsidie)regelingen. Het betreft de correctie uit onder andere de afsluiting van het EVF (€ 3,3 mln.). Daarnaast hebben twee onttrekkingen betrekking op een bijdrage aan de NVWA (€ 2,7 mln.) en BGT (€ 0,8 mln.).

Stand 1/1/2020 24.564
+ Storting 2.311
– Onttrekking 0
Stand per 31/12/2020 26.875

Toelichting:

De storting is ten eerste het niet bestede deel van de nationale cofinanciering voor de regelingen van het Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij 2014–2020 waaraan Nederland zich in het Operationeel programma voor het EFMZV gecommitteerd heeft. Het budget blijft zo behouden voor toekomstige uitgaven van dit programma waarvoor nog verplichtingen kunnen worden aangegaan en uitgaven kunnen volgen tot en met 2023 (€ 1,0 mln.). Ten tweede betreft het een storting van € 1,3 mln. voor niet uitgeputte middelen voor het Nationaal Innovatieprogramma Visserij. In het Regeerakkoord zijn hier middelen voor vrijgemaakt, die door de coronacrisis niet in 2020 volledig benut konden worden. De betreffende regelingen worden in de komende jaren alsnog uitgevoerd.

Stand 1/1/2020 20.908
+ Storting 58.113
- Onttrekking 0
Stand per 31/12/2020 79.021

Toelichting:

De begrotingsreserve Borgstellingsfaciliteit is bedoeld om de verliesdeclaraties te betalen die voortvloeien uit garantstellingen waarmee innovatieve en duurzame investeringen worden gefaciliteerd. In 2020 is de Borgstelling MKB Landbouw (BL) tevens uitgebreid met coronamodule ten behoeve van overbruggingskrediet. Voor deze coronaliquiditeitssteun (BL-C) zijn in 2020 extra middelen generaal toegevoegd om eventuele verliesdeclaraties als gevolg van faillissement te betalen. Tot op heden zijn de ontvangen provisies en de reguliere LNV begrotingsbijdrage incl. generaal toegevoegde middelen tezamen nog ruim hoger dan nodig is ter dekking van betaalde verliesdeclaraties. Verliesdeclaraties zullen mogelijk later optreden wanneer kredieten terugbetaald moeten worden.

Om deze reden wordt het verschil is in de begrotingsreserve gestort ten behoeve van toekomstige verliesdeclaraties. Hieronder ligt een veelvoud aan verleende garantstellingen.

Daarnaast is de geplande bijdrage (€ 25 mln.) Vermogensversterkend Krediet (VVK) afgestort in de borgstellingsfaciliteit ten behoeve van het Bedrijfsovernamefonds.

Artikel 12 Natuur, biodiversiteit en gebiedsgericht werken

A. Algemene doelstelling

LNV streeft naar een sterke en veerkrachtige natuur en draagt via gebiedsgericht werken bij aan het versterken van de brede welvaart.

B. Rol en verantwoordelijkheid

De Minister van LNV is verantwoordelijk voor het beschermen, versterken en duurzaam benutten van natuur en biodiversiteit in nationaal, EU- en mondiaal verband. Het Rijk werkt hieraan, in lijn met de Rijksnatuurvisie Natuurlijk verder (2014), in verschillende rollen op uiteenlopende werkterreinen. Voor natuur op land is binnen de overheid de samenwerking met de provincies cruciaal: binnen de kaders van de Wet natuurbescherming en het Natuurpact (2013) zijn de provincies verantwoordelijk voor het realiseren van natuurdoelen. De Minister van LNV is verantwoordelijk voor de kaders van het beschermen, versterken en duurzaam benutten van de nationale natuur en biodiversiteit. Voor de natuurkwaliteit van de Rijkswateren en voor de internationale samenwerking op natuurgebied treedt de Minister als eerstverantwoordelijke op. De Minister is medeverantwoordelijk voor het stimuleren en versterken van de maatschappelijke betrokkenheid bij het beschermen, versterken en duurzaam benutten van natuur en biodiversiteit. De Minister is medeverantwoordelijk voor gebiedsgericht werken, waarbij de LNV-opgaven in onderlinge samenhang met andere maatschappelijke en regionale opgaven optimaal worden opgepakt.Daarnaast voert de Minister van LNV de regie over de aanpak van regionale knelpunten en de inzet van de Regio Envelop, in overleg met de Minister van BZK. Dit betreft niet alleen de inzet van de in het Regeerakkoord genoemde € 950 mln. uit de Regio Envelop en het afsluiten van de Regio Deals, maar ook het vervullen van een voortrekkersrol om samen met betreffende regio’s uitdagingen aan te pakken waar de regio voor staat.

Stimuleren en faciliteren

  1. Helpen realiseren van innovatieve combinaties tussen natuur en maatschappelijke en economische activiteiten.
  2. Bevorderen van behoud en duurzaam gebruik van biodiversiteit in het agrarisch gebied en agroketens.
  3. Ondersteunen van de positieversterking Nationale Parken.
  4. Versterken van internationale aandacht voor regulering van handel in bedreigde soorten en tegengaan van illegale handel.
  5. Ontwikkeling en toepassing van natuurlijk-kapitaal-rekening in zowel publiek domein als bedrijfsleven en bevorderen dat bedrijven, financiële instellingen en de overheid transparant zijn over hun impact op en afhankelijkheid van natuurlijk kapitaal.
  6. Stimuleren van de inzet van de Nederlandse bos-, natuur- en houtsector in het energie- en klimaatbeleid en het bevorderen van de duurzame bijdrage van bos en natuur aan de groene grondstoffenvoorziening.
  7. Maatschappelijke initiatieven in lijn met de LNV-visie en de natuurvisie van het Rijk.
  8. Stimuleren en faciliteren van gebiedsgericht werken, waarbij de LNV-opgaven, in onderlinge samenhang met andere maatschappelijke en regionale opgaven door interbestuurlijke samenwerking en het benutten van de maatschappelijk kracht in het gebied, optimaal worden opgepakt.

Regisseren

  1. Samen met andere overheden en bedrijfsleven inzetten op nieuwe ambitieuze afspraken over het versterken van biodiversiteit, gericht op de top eind 2020 van het mondiale biodiversiteitsverdrag (Convention on Biological Diversity, CBD),
  2. Verankering hiervan in een nieuwe Europese Biodiversiteitsstrategie en de Agenda 2030 voor Duurzame Ontwikkeling (Sustainable Development Goals) op het terrein van natuur en biodiversiteit.
  3. Dit zó organiseren, dat publieke en private sectoren hun rol en verantwoordelijkheid kunnen nemen in de keten voor behoud en versterking van natuur en biodiversiteit.
  4. Inzet in EU-verband om te komen tot nieuwe ambitieuze afspraken voor de periode 2020–2030; een «new deal for nature».
  5. Het sluiten van Regio Deals met als doel om de brede welvaart in de regio’s in Nederland te versterken.

Uitvoeren

  1. Met provincies nakomen van afspraken die gemaakt zijn in het Natuurpact en samen met provincies en IenW/RWS monitoren van de toestand van de natuur en biodiversiteit en benutting van natuur op land en in het water.
  2. Onderhouden en handhaven Wet natuurbescherming en Wet grondslagen natuurbeheer- en bescherming Caribisch Nederland.
  3. Voorbereiding en uitvoering van internationale en in EU-verband gemaakte afspraken over de internationale handel in bedreigde dieren en planten.
  4. Voorbereiding en uitvoering van internationale afspraken met betrekking tot de bescherming van Antarctica, in het kader van de ATCM en de CCAMLR, met specifieke inzet op de realisatie van mariene beschermde gebieden.
  5. Implementatie van het Europese exotenbeleid. De provincies zijn verantwoordelijk voor het beheer van invasieve exoten.
  6. Het doen uitvoeren – onder andere door de diensten (RVO.nl, NVWA) – van de in de Wet natuurbescherming vastgelegde rijkstaken.
  7. Het doen uitvoeren van regelingen en programma’s, zoals het Programma naar een Rijke Waddenzee, de natuuronderdelen van de Mariene Strategie en het beheer van Kroondomeinen.
  8. Versterken van natuurkwaliteit in de Grote Wateren.
  9. Uitvoeren van de bossenstrategie, samen met provincies.
  10. Staatsbosbeheer, in samenhang met zijn maatschappelijke omgeving, in staat stellen uitvoering te geven aan zijn kerntaken en overige opgedragen taken, zoals bedoeld in de Wet verzelfstandiging Staatsbosbeheer en het Convenant LNV/Staatsbosbeheer (2014).
  11. Uitvoeren van de samenwerkingsagenda met Staatsbosbeheer, onder andere gericht op experimenten met natuurinclusieve landbouw, het uitvoeringsbureau Nationale Parken en het bieden van werk aan mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt.

C. Beleidsconclusies

Onderstaand wordt ingegaan op de belangrijkste gerealiseerde beleidsresultaten in 2020.

Veenweidegebieden

In het Klimaatakkoord voor Landbouw en Landgebruik is een CO2-reductie van 6,0 Megaton per jaar beoogd. Een belangrijke bijdrage aan deze reductie (1Mton CO2 eg/jr in 2030) zal worden gerealiseerd door het aanpakken van de problematiek in veenweidegebieden.

De doelstellingen in het veenweidengebied worden gerealiseerd op basis van integrale planvorming en bijbehorend gebiedsproces dat gericht is op de opstelling van een door alle partijen gedragen programma per veenweidegebied (regionale veenweidestrategie). Het Veenplan is in 2020 naar de Tweede Kamer gestuurd (Kamerstukken 32 813, nr. 562) en de uitwerking van de regionale veenweideplannen door de provincies opgepakt als basis voor de uitvoering. In 2020 heeft LNV haar bijdrage hieraan op basis van een specifieke uitkering beschikbaar gesteld.

Klimaatinclusief natuurbeleid en -beheer

Een andere bijdrage aan de CO2-reductie voor landbouw en landgebruik wordt gerealiseerd door partijen die werken aan een klimaatinclusief natuurbeleid en -beheer. Partijen in dit domein zetten zich gezamenlijk in voor maatregelen die tot een klimaatwinst moeten leiden door het voorkomen van ontbossing, het vergroten van de vastlegging van koolstof, en de uitbreiding van bos en landschap. Belangrijke stap is de Bossenstrategie van Rijk en provincies die in 2020 met de Kamer is gedeeld (Kamerstukken 33 576, nrs. 186 & 202). Gezamenlijk verbinden Rijk en provincies zich aan ruim 18.000 hectare extra bos en verkennen de mogelijkheden voor nog eens 19.000 hectare bos. Ook wordt er gewerkt aan de revitalisering van bestaande bossen en het compenseren van alle kap in het kader van de PAS met het Programma Natuur. Daarnaast wordt ingezet op het herstellen van heggen en bomensingels in de agrarische gebieden. Bij de acties proberen we zoveel mogelijk te koppelen met andere opgaven in het landelijk gebied. Zodoende maken we optimaal gebruik van beperkte ruimte en middelen.

Naar een vitaal platteland

In het Interbestuurlijk Programma (Kamerstukken 29 362, nr. 266) is de opgave ‘Naar een vitaal platteland’ opgenomen dat gaat over de integrale aanpak van de veranderingsopgaven in het landelijk gebied met als doel een toekomstbestendig landelijk gebied te realiseren. In vijftien gebieden hebben partijen gebiedsplannen opgesteld. Op basis van deze gebiedsplannen is in 2020 de LNV bijdrage beschikbaar gesteld aan de provincies. Voor de financiering van deze plannen stellen alle partijen geld beschikbaar. De rijksbijdrage aan de gebieden is in 2020 verstrekt via een specifieke uitkering.

Natuurherstel

Om verdere achteruitgang van de biodiversiteit tegen te gaan en de natuur te herstellen en verbeteren, wordt ingezet op het reduceren van te hoge stikstofdepositie die schade veroorzaakt aan kwetsbare natuurgebieden en op het herstel van de beschadigde natuur. Daarbij is in 2020 een begin gemaakt met de volgende intensiveringen:

  1. Natuurherstel terrein beherende natuurorganisaties. Dit betreft een éénmalige inzet van € 125 mln. die in de periode 2020 en 2021 is bestemd voor natuurherstelprojecten. In 2020 zijn afspraken gemaakt met SBB en ten behoeve de overige natuurterrein beherende organisaties is een regeling voorbereid die op 1 februari 2021is opengesteld.
  2. Natuurbank. In 2020 is begonnen met het opzetten van een natuurbank waarvoor in totaal € 125 mln. gereserveerd is in de begrotingsreserve stikstof. De Natuurbank is bedoeld voor projecten van het Rijk of waterschappen die nodig zijn om een dwingende reden van groot openbaar belang die bestaat in het voorkomen of beperken van overstromingen, de veiligheid van infrastructuur of de nationale veiligheid, maar ook voor projecten die nodig zijn om andere dwingende redenen van groot openbaar belang. In 2020 is gestart met een pilot van de natuurbank die door Staatsbosbeheer wordt uitgevoerd.
  3. Opkoop van veehouderijen rondom Natura2000-gebieden. Het gaat hier om eenmalige inzet van in totaal € 350 mln. die het Rijk in samenwerking met Provincies inzet middels verschillende tranches in de periode 2020-2022. Eind 2020 is de Regeling provinciale aankoop veehouderijen nabij natuurgebieden gepubliceerd waarmee een eerste tranche van € 95 mln. is opengesteld voor de opkoop van veehouderijen die veel stikstof uitstoten en nabij Natura-2000 gebieden gelegen zijn. LNV stelt de middelen beschikbaar op basis van een specifieke uitkering aan provincies. Provincies voeren deze eerste tranche uit en doen de aankopen op basis van gebiedsgerichte afwegingen en vrijwilligheid.
  4. In 2020 is in de Kamerbrief over de structurele aanpak stikstof (Kamerstuk 35 334, nr. 82) onder andere het programma Natuur aangekondigd. Dit programma geeft een extra impuls aan het versterken van de natuur met name in de overbelaste stikstofgevoelige N2000-gebieden. Hiervoor is t/m 2030 jaarlijks oplopend tot € 300 mln. aan middelen beschikbaar. Gezamenlijk met provincies en terreinbeherende organisaties is in 2020 gewerkt aan de totstandkoming van het uitvoeringsprogramma Natuur (Kamerstuk 33 576, nr. 216). In de eerste helft van 2021 zullen de middelen middels een specifieke uitkering aan de provincies worden uitgekeerd.

Staatsbosbeheer

In 2020 bestaat circa 13% van de omzet van Staatsbosbeheer (SBB) uit een bijdrage ten laste van de LNV begroting en is bedoeld voor de organisatiekosten en specifieke taken. Daarnaast voert Staatsbosbeheer meerdere opdrachten voor LNV uit. Bij de uitvoering van het beleid door Staatsbosbeheer is de uitvoeringsagenda van het in 2014 met EZ afgesloten convenant een belangrijk uitgangspunt (zie: https://www.staatsbosbeheer.nl/~/media/07-over-staatsbosbeheer/convenant-staatsbosbeheer-maatschappelijke-onderneming-2014 ). In 2020 lag de focus van het programma Deltanatuur in belangrijke mate op de afronding van het programma Nadere Uitwerking Rivierengebied (NURG) en verdere uitwerking van de Programmatische Aanpak Grote Wateren (PAGW). Dit laatste in opdracht van zowel het ministerie van I&W en LNV en in samenwerking met Rijkswaterstaat (RWS) en Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO). Het ministerie van LNV heeft in juni 2020 Staatsbosbeheer de opdracht gegeven tot het uitvoeren van natuurherstelmaatregelen in zijn Natura 2000 terreinen. De middelen zijn afkomstig uit de impulsgelden voor natuurherstel die het Kabinet in 2019 beschikbaar heeft gesteld. Meer beleidsinformatie is te vinden in het jaarverslag 2020 van Staatsbosbeheer, dat beschikbaar is op hun website.

Beleidsinformatie

De Beleidsrelevante Natuur Indicatoren worden jaarlijks gerapporteerd door provincies en het Rijk in de Voortgangsrapportage Natuur (Kamerstuk 33576, nr. 140). De meest recente versie is te vinden op de website van Compendium voor de Leefomgeving. Deze indicatoren geven een landelijk beeld van de algemene biodiversiteit, maar laten ook zien hoe het gaat met de opgaven voor de Vogel- en Habitatrichtlijn en de Kaderrichtlijn Water. Ook wordt de mate van verdrogen, vermesten en versnipperen in beeld gebracht. Het betreft natuur op land en in zoet water.

Percentage «niet bedreigde soorten» 61,40% 61,20% 61,80% 60,80% 60,80% 60,90% Compendium voor de Leefomgeving

Deze indicator geeft het percentage soorten dat niet op de rode lijst van bedreigde soorten staat. Bij een waarde van 100% zijn er geen zoogdieren, vogels, reptielen, amfibieën, vlinders, libellen of vaatplanten meer bedreigd.

Sinds 1995 is het aandeel van de niet-bedreigde soorten in Nederland licht gedaald. Dit is het laatste jaar dat deze indicator wordt gebruikt.

Indicator Fauna in natuurgebieden op land en in agrarisch gebied

De diersoorten in natuurgebieden op land zijn sinds 1990 afgenomen. De laatste twaalf jaar is de trend stabiel.

De onderstaande figuren geven de trend weer van de ontwikkelingen van soorten in respectievelijk natuurgebieden op land en in het agrarisch gebied. Veel kenmerkende diersoorten van het agrarisch leefgebied nemen af. Vooral broedvogels en dagvlinders gaan achteruit. Bij de zoogdieren houdt het aantal vooruitgaande, stabiele en achteruitgaande soorten elkaar in evenwicht.

D. Budgettaire gevolgen van beleid

2016 2017 2018 2019 2020 2020 2020
Verplichtingen 99.844 697.136 636.392 118.749 517.643
Waarvan garantieverplichtingen 0 0 0 0
Waarvan overige verplichtingen 99.844 679.136 636.392 118.749 517.643
Uitgaven 110.843 649.716 539.409 132.901 406.508
Waarvan juridisch verplicht (percentage) 84%
Subsidies 2.952 36.211 126.867 2.566 124.301
Vermaatschappelijking Natuur en Biodiversiteit 1.070 1.000 1.000 1.061 ‒ 61
Natuur en biodiversiteit op land 1092 1.143 1.038 702 336
Beheer Kroondomein 790 790 700 803 ‒ 103
Regio Deals 33.278 124.129 124.129
Leningen 26.259 25.297 24.116 26.345 ‒ 2.229
Rente en aflossingen voor bestaande leningen 26.259 25.297 24.116 26.345 ‒ 2.229
Opdrachten 25.091 32.457 196.648 45.678 150.970
Natuur en Biodiversiteit Grote wateren 6.028 9.336 10.109 11.265 ‒ 1.156
Vermaatschappelijking Natuur en Biodiversiteit 4.678 4.256 6.119 8.510 ‒ 2.391
Overige stelsel activiteiten 1.480 4.068 4.687 4.095 592
Internationale Samenwerking 4.118 2.495 1.600 3.415 ‒ 1.815
Natuur en Biodiversiteit op land 8.337 9.518 103.456 11.253 92.203
Caribisch Nederland 402 2.572 2.629 623 2.006
Klimaatimpuls natuur en biodiversiteit 48 119 67.549 6.000 61.549
Regio deals 0 93 499 517 ‒ 18
Bijdragen aan medeoverheden 381 983 373 0 373
Caribisch Nederland 381 983 373 0 373
Bijdragen aan agentschappen 28.018 25.597 29.687 29.397 290
Rijksdienst Voor Ondernemend Nederland 21.063 18.512 21.534 19.579 1.955
Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit 6.955 7.085 8.153 9.818 ‒ 1.665
Bijdragen aan ZBO’s /RWT’s 26.967 27.814 28.510 27.276 1.234
Staatsbosbeheer 26.967 27.814 28.510 27.276 1.234
Bijdragen aan (inter)nationale organisaties 1.175 1.357 1.847 1.639 208
Contributies 1.175 1.357 1.847 1.639 208
Storting begrotingsreserve 500.000 131.361 131.361
Storting begrotingsreserve stikstof 500.000 131.361 131.361
Ontvangsten 55.777 44.249 183.436 39.656 143.780
Landinrichtingsrente 38.243 36.712 30.481 31.418 ‒ 937
Verkoop gronden 15.000 5.000 2.933 3.933 ‒ 1.000
Overige 2.534 2.537 3.472 4.305 ‒ 833
Onttrekking begrotingsreserve 146.550 0 146.550

E. Toelichting op de instrumenten

Voor wat betreft het toelichten van significante verschillen in de uitgaven, ontvangsten en verplichtingen in de realisatie versus de vastgestelde begroting 2020, zijn de ondergrenzen gehanteerd zoals opgenomen in de staffel die te vinden is in de leeswijzer van dit jaarverslag.

Verplichtingen

De € 517,8 mln. aan hogere verplichtingen is voornamelijk het gevolg van de volgende mutaties: Voor het aangaan van de 3e tranche Regio Deals en voor de Regio Deal Rotterdam-Zuid is het verplichtingenbudget met € 174 mln. verhoogd. Verder is € 131 mln. aan het verplichtingenbudget toegevoegd voor de storting in de begrotingsreserve stikstof. Daarnaast is er verplichtingenruimte aan de begroting toegevoegd voor veenweide (€ 126mln.) en voor de uitvoering van het Interbestuurlijk Programma ‘Naar een vitaal platteland’ (€ 40 mln.). Tot slot is het verplichtingenbudget met € 51 mln. verhoogd in verband met het aangaan van verplichtingen voor de natuurherstelmaatregelen en de pilot natuurbank.

Uitgaven

Subsidies

Regiodeals

De uitgaven voor de Regiodeals worden van dit artikel van de LNV begroting gedaan. Daartoe is vanaf de Aanvullende post van Financiën € 89,8 mln. overgeheveld voor de vervolgtermijnen van de 3e tranche. Deze middelen zijn in 2020 overgeheveld naar de regio’s middels specifieke uitkeringen. Daarnaast is vanaf artikel 51 ‘Nog onverdeeld’ € 40,8 mln. overgeboekt voor de uitkering van de Regio Deal Rotterdam Zuid. Verder zorgt een afdracht van compensabele btw aan het btw-compensatiefonds (BCF) voor een verlaging van het uitgavenbudget met € 6,5 mln.

Beheer Kroondomein

Het Loo is een landgoed van circa 10.400 hectare en bestaat uit twee deelgebieden: de Staatsdomeinen bij Het Loo en het eigenlijke Kroondomein. Bij de Staatsdomeinen bij Het Loo zijn de baten en lasten voor rekening van de Staat. De Kroondrager is economisch eigenaar van het eigenlijke Kroondomein en heeft hierop het vruchtgebruik en gebruikersrechten alsmede de lasten. Het juridisch eigendom berust bij de Staat. Het Rijk heeft in 2020 net als in voorgaande jaren een subsidie verstrekt aan de Kroondrager, als privaatrechtelijk vruchtgebruiker van het eigenlijke Kroondomein, voor beheers- en inrichtingsmaatregelen van het Kroondomein Het Loo. Deze subsidie bedroeg in 2020 € 0,7 mln.

Opdrachten

Natuur en biodiversiteit op land

In 2020 is op dit artikelonderdeel € 92,2 mln. meer uitgeven ten opzichte van de vastgestelde begroting. Dit komt hoofdzakelijk door de toevoeging van de Regeerakkoordmiddelen voor het Interbestuurlijk Programma ‘Naar een Vitaal Platteland’ (€ 40 mln.). Dit betreft de integrale aanpak van de veranderingsopgaven in het landelijk gebied in vijftien kansrijke gebieden. Vanuit het budget van ‘Klimaatimpuls natuur en biodiversiteit’ is € 10,9 mln. toegevoegd aan het budget. In 2020 is daarmee € 50,9 mln. voor het uitvoering van de gebiedsplannen beschikbaar gesteld.

Daarnaast is vanuit de begrotingsreserve stikstof € 38,4 mln. aan het onderdeel ‘Natuur en biodiversiteit op land’ toegevoegd voor de toekenning van de opdracht aan Staatsbosbeheer voor het treffen van natuurherstelmaatregelen in stikstofgevoelig Natura2000 areaal. Verder is € 6,6 mln. vanuit de begrotingsreserve stikstof toegevoegd voor de toekenning van een opdracht aan Staatsbosbeheer voor de uitvoering van de pilot van de natuurbank. De middelen worden ingezet voor onderzoek en uitwerking van de vormgeving en voor het realiseren van circa 300 hectare (in 2020 en 2021) natuurcompensatie door Staatsbosbeheer waarmee de eerste ervaringen worden opgedaan die kunnen worden benut bij de verdere uitwerking van de natuurbank.

Klimaatimpuls natuur en biodiversiteit

De € 61,5 mln. hogere uitgaven ten opzichte van de begroting, worden voornamelijk veroorzaakt door de toevoeging van de klimaatmiddelen voor Veenweide vanaf de Aanvullende post van het Ministerie van Financiën. Het gaat om € 76,5 mln. voor de impuls en de pilots en onderzoeken rondom veenweidegebieden. Voor de impuls van veenweidegebieden is in totaal € 100 mln. gereserveerd, waarvan € 57,5 mln. in 2020 via een specifieke uitkering aan de provincies is uitgekeerd. Deze middelen worden gebiedsgericht ingezet om een impuls te geven aan het veenweidegebied in de periode 2020 en 2021Verder is er vanuit dit budget € 10,9 mln. overgeheveld naar het opdrachtenbudget voor Natuur en biodiversiteit op land in verband met een bijdrage aan de uitvoering van pilots in de veenweidegebieden die onderdeel uitmaken van het Interbestuurlijk Programma ‘Naar een vitaal platteland’. Het restant van de middelen voor veenweide is ingezet voor gebiedsgerichte pilots en demo's, voor monitoring en onderzoek om de uitrol van de resultaten van de pilots mogelijk te maken en voor de begeleiding van boeren in veenweidengebieden.

Storting begrotingsreserves

Storting begrotingsreserve stikstof

Er is € 131,4 gestort in de begrotingsreserve stikstof. Het gaat om middelen ten behoeve van de stikstofmaatregelen die door vertraging niet in 2020 tot uitputting zijn gekomen, maar zo wel ten behoeve van het stikstofbeleid beschikbaar blijven. Het gaat om het budget voor de eerste tranche van de Gerichte opkoop van agrarische bedrijven rondom Natura2000-gebieden (€ 99,5 mln.), middelen voor de Regeling versneld natuurherstel (€ 21,6 mln.), en uitvoeringskosten voor de Natuurbank (€ 0,2 mln.). Tevens is de reserve aangevuld met € 10 mln., bestemd voor het Omschakelprogramma in het kader van stikstofaanpak.

Ontvangsten

Onttrekking begrotingsreserve stikstof

In 2020 is € 146,6 mln. onttrokken aan de begrotingsreserve stikstof. Het gaat onder andere om € 80 mln. voor de gerichte opkoop van veehouderijen rondom Natura2000-gebieden. Dit budget is toegevoegd aan het opdrachtenbudget van ‘Natuur en biodiversiteit op land’. Daarnaast is € 60 mln. onttrokken, bestemd voor het treffen van natuurherstelmaatregelen door terreinbeherende organisaties. Uit dit bedrag is een opdracht aan Staatsbosbeheer van € 38,4 mln. verstrekt voor het treffen van natuurherstelmaatregelen. De resterende € 21,6 mln. in 2020 die zijn bestemd voor de regeling versneld natuurherstel en uitvoeringskosten, zijn aan het eind van het jaar aan de begrotingsreserve toegevoegd. Ook is € 6,6 mln. aan de begrotingsreserve onttrokken voor de pilot van de natuurbank, waarmee de eerste ervaringen opgedaan worden die benut kunnen worden bij de verdere uitwerking van de natuurbank.

Toelichting op de begrotingsreserves

Stand 1/1/2020 (bedragen x € 1.000) 500.000
+ Storting 131.361
– Onttrekking 146.550
Stand per 31/12/2020 484.811

De begrotingsreserve stikstof is ingesteld voor het nemen van bron- en natuurherstelmaatregelen, samenhangend om de reductie van stikstofdepositie in Natura 2000-gebieden te realiseren. Omdat de aard en timing van de maatregelen ten tijde van dit besluit onzeker was, heeft het kabinet eind 2019 besloten om een tijdelijke begrotingsreserve in te stellen voor de periode 2020 en 2021 (Kamerstuk 32 670, nr. 193). De reserve is eind 2019 eenmalig gevuld met € 500 mln. De beschikbare middelen uit de reserve worden in 2020 en 2021 opgevraagd en landen als ontvangsten op de LNV-begroting.

  1. Voor de gerichte opkoop van agrarische bedrijven rondom Natura 2000-gebieden is vanuit de reserve € 250 mln. beschikbaar. Dit komt bovenop de in het Klimaatakkoord gereserveerde € 100 mln. voor veehouderij rondom Natura 2000-gebieden.
  2. Voor het nemen van natuurherstelmaatregelen is in totaal € 250 mln. gereserveerd. Hiervan is € 125 mln. bestemd voor het treffen van natuurherstelmaatregelen door terreinbeherende organisaties. In 2020 is een opdracht van 38,4 mln. aan Staatsbosbeheer verstrekt voor het treffen van natuurherstelmaatregelen. De resterende € 125 mln. uit de reserve is gereserveerd voor het opzetten van de natuurbank, bedoeld voor natuurcompensatie van de schade als gevolg van projecten in het kader van de veiligheid van rijksinfrastructuur, waterveiligheid en defensieprojecten die een veiligheidsbelang vertegenwoordigen. In 2020 is gestart met de uitvoering van pilot van de natuurbank.

5. Niet-beleidsartikelen

Artikel 50 Apparaat Kerndepartement

Uitgaven 126.989 138.841 149.717 126.761 22.956
Personele uitgaven 69.108 92.212 105.700 90.907 14.793
waarvan eigen personeel 60.152 71.823 93.442 82.785 10.657
waarvan inhuur externen 2.426 10.103 9.133 2.881 6.252
waarvan overige personele uitgaven 6.530 10.286 3.125 5.241 ‒ 2.116
Materiele uitgaven 57.881 46.629 44.017 35.854 8.163
waarvan ICT 4.444 470 648 3.126 ‒ 2.478
waarvan bijdrage aan SSO's 14.825 8.458 18.043 10.418 7.625
waarvan SSO DICTU 24.856 22.149 22.065 12.168 9.897
waarvan overige materiele uitgaven 13.756 15.552 3.261 10.142 ‒ 6.881
Ontvangsten 5.550 1.703 2.577 2.786 ‒ 209

Toelichting op de verplichtingen en uitgaven

Voor wat betreft het toelichten van significante verschillen in de uitgaven, ontvangsten en verplichtingen in de realisatie versus de vastgestelde begroting 2020 zijn de ondergrenzen gehanteerd zoals opgenomen in de staffel die te vinden is in de leeswijzer van dit jaarverslag.

Personele uitgaven

De hogere personele uitgaven op artikel 50 worden deels verklaard doordat er in 2020 middelen aan het apparaatsartikel zijn toegevoegd vanuit Regeerakkoord en Klimaatakkoord enveloppes en voor het nieuw opgerichte programma van het DG Stikstof. Daarnaast zijn er middelen toegevoegd als compensatie voor de invoering van IKB. Ook heeft er gedurende het jaar een overheveling plaatsgevonden van artikel 11 voor de salarissen van Landbouwraden en zijn de uitgaven voor inhuur gestegen in verband met inhuur voor ICT die samenhangt met de herinrichting van LNV.

Materiële uitgaven

De hogere materiële uitgaven op artikel 50 worden voornamelijk verklaard door de hogere uitgaven veroorzaakt door de bijdrage aan SSO DICTU. Het betreffen voornamelijk uitgaven voor ICT voortkomende uit de herinrichting van LNV (afsplitsing van EZK) en voor opdrachten voor Informatie Beveiliging.

Totaaloverzicht apparaatsuitgaven inclusief agentschappen en ZBO's

In de tabel zijn onder andere de personele en materiële apparaatskosten van de NVWA, ZBO’s en RWT’s vermeld. Deze apparaatskosten worden niet alleen door LNV gefinancierd, maar ook door andere opdrachtgevende ministeries, decentrale overheden en derden. In de agentschapsparagraaf en in Bijlage 1: Toezichtrelaties rwt's en zbo's wordt dit nader toegelicht. De apparaatskosten van de zelfstandige bestuursorganen zonder rechtspersoonlijkheid Grondkamers, Centrale Commissie Dierproeven, Kamer voor de Binnenvisserij en Raad voor Plantenrassen zijn vanwege hun beperkte omvang niet opgenomen in de tabel. Met uitzondering van de Raad voor Plantenrassen is aan deze zelfstandige bestuursorganen personeel afkomstig van RVO.nl, ter beschikking gesteld door de minister. In het geval van de Raad voor Plantenrassen is het ondersteunend personeel afkomstig van Naktuinbouw.

Totaal apparaatsuitgaven Ministerie *1 *1 126.989 138.841 149.717 126.761 22.956
Kerndepartement *1 *1 126.989 138.841 149.717 126.761 22.956
Totaal apparaatskosten agentschappen 313.182 312.680 326.721 345.312 377.218 345.581 31.637
Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) 312.680 326.721 345.312 377.218 394.803 371.963 22.840
Totaal apparaatskosten zbo’s en rwt's 300.476 323.937 403.417 494.227 194.867 159.808 35.059
Staatsbosbeheer 67.227 88.865 81.053 87.864 86.226 88.300 ‒ 2.074
Ctgb (College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden) 14.120 15.094 15.816 16.365 17.154 18.038 ‒ 884
Wageningen Research 218.448 219.200 305.814 302.092 *2 *2 *2
Stichting Bloembollenkeuringsdienst 8.778 8.844 8.689 9.176 8.844 0 8844
Stichting Nederlandse Algemene Keuringsdienst voor zaaizaad en pootgoed van landbouwgewassen 17583 18238 18748 19204 19695 0 19.695
Stichting Controle Orgaan Kwaliteits Zaken (COKZ) 5.752 5.732 6.267 6.509 6.832 6.259 573
Stichting Kwaliteits-Controle-Bureau (KCB) 14.796 16.008 16.673 17.680 18.786 16.200 2.586
Stichting Nederlandse Algemene Kwaliteitsdienst Tuinbouw (Naktuinbouw) 24.116 26.013 28.072 30.008 30.659 31.011 ‒ 352
Stichting Skal Biocontrole 3.203 3.734 4.808 5.329 6671 0 6671
  1. Naar aanleiding van het Regeerakkoord is het voormalig Ministerie van Economische Zaken opgedeeld in het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) en het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (EZK). Daarom worden er geen realisatiecijfers getoond uit de jaren 2016 ‒ 2017.
  2. De realisatiecijfers 2020 zijn nog niet bekend. Deze volgen in het jaarverslag 2021.

Artikel 51 Nog onverdeeld

Verplichtingen 0 0 0 0 0 209.052 ‒ 209.052
Uitgaven 0 0 0 0 0 209.052 ‒ 209.052
Loonbijstelling 0 0 0 0 0 2.500 ‒ 2.500
waarvan programma 0 0 0 0 0 0
waarvan apparaat 0 0 0 0 0 0
Prijsbijstelling 0 0 0 0 0 0 0
waarvan programma 0 0 0 0 0 0
waarvan apparaat 0 0 0 0 0 0
Onvoorzien 0 0 0 0 0 0 0
Nog te verdelen 0 0 0 0 0 206.552 ‒ 206.552
Ontvangsten 0 0 0 0 0 0 0

Toelichting

Dit artikel is een administratief begrotingstechnisch artikel van waaruit overheveling naar andere onderdelen heeft plaatsgevonden. Zo is bij de 1e suppletoire begroting 2020 de loon- en prijsbijstellingstranche 2020 uitgekeerd. Deze is bij Miljoenennota toebedeeld aan de relevante onderdelen op de LNV-begroting. Daarnaast hebben bij de 1e en 2e suppletoire begroting overhevelingen plaatsgevonden naar het Gemeente- en Provinciefonds in het kader van diverse tranches van de Regio Deals. Voor een specifieke uitkering voor de regiodeal Rotterdam Zuid  zijn daarnaast middelen naar een ander begrotingsartikel op de LNV-begroting overgeheveld. Voor een deel van de middelen voor de Regio Deal Noordelijk Flevoland heeft daarnaast bij de 2e suppletoire begroting een kasschuif plaatsgevonden naar 2022. Met betrekking tot middelen voor de implementatie voor het nieuwe GLB zijn er middelen overgeheveld naar een ander begrotingsartikel op de LNV begroting en heeft er daarnaast een kasschuif plaatsgevonden. Ook is er een deel van de niet benodigde middelen in 2020 voor de voorbereiding van het GLB vrijgevallen samen met een deel van de middelen voor de implementatie van het EMVAF. Tot slot zijn er vanaf dit artikel middelen overgeheveld naar een ander begrotingsartikel op de LNV begroting voor de herinrichting ICT EZK/LNV.

6. Bedrijfsvoeringsparagraaf

In de bedrijfsvoeringparagraaf (BVP) wordt verslag gedaan van relevante aandachtspunten in de bedrijfsvoering. De informatie opgenomen in de BVP is tot stand gekomen vanuit het departementale management control systeem en informatie uit audits van de Auditdienst Rijk (ADR). Deze bedrijfsvoeringparagraaf omvat drie paragrafen:

  1. uitzonderingsrapportage voor vier onderdelen: (a) rechtmatigheid, (b) totstandkoming niet-financiële verantwoordingsinformatie, (c) begrotingsbeheer, financieel beheer en de materiële bedrijfsvoering en (d) overige aspecten van de bedrijfsvoering;
  2. rijksbrede bedrijfsvoeringonderwerpen en
  3. belangrijke ontwikkelingen en verbeteringen in de bedrijfsvoering.

1. Uitzonderingsrapportage voor vier onderdelen

a. Rechtmatigheid

Vanuit de bij LNV bekende informatie zijn voor het Kerndepartement en de NVWA de onderstaande fouten in de rechtmatigheid van de verantwoordingsinformatie te rapporteren. Uit onderstaande tabel blijkt een bedrag aan fouten in de verplichtingen op artikelen gerelateerd aan noodmaatregelen van in totaal € 228.567.352 (kolom 6a). Deze fouten zijn met name verklaarbaar doordat het Ministerie van LNV in 2020 artikel 2.27, tweede lid, van de Comptabiliteitswet voor enkele noodmaatregelen niet consistent heeft toegepast (zie toelichting hieronder).

Totaal artikelen verplichtingen 2.344.378.000 46.887.560 233.935.262 233.935.262 228.567.352 10,0% 9,7%
Artikel 11: Een weerbaar, veerkrachtig en veilig, agro-, voedsel- en visserijsysteem (totaal verplichtingen) 1.558.269.000 77.913.450 230.712.673 230.712.673 228.567.352 14,8% 14,7%

Specifieke uitkeringen

Specifieke uitkeringen die gelet op artikel 15a lid 3 van de Financiële-verhoudingswet (Fvw) juncto artikel 28a Besluit financiële verhouding 2001 niet als een verzameluitkering zijn verstrekt zijn onrechtmatig. Bij LNV gaat het om een bedrag van circa € 1,7 mln. In het Overzicht Specifieke Uitkeringen 2015 heeft de minister van BZK aan de Kamer aangegeven de verzameluitkering niet langer te zullen toepassen. In navolging daarop is het schrappen van artikel 16 Fvw onderdeel van het geconsulteerde wetsontwerp tot wijziging van de Fvw. In maart 2021 is ervoor gekozen wederom verzameluitkeringen toe te passen, in afwachting van die wetswijziging. Het Ministerie van LNV heeft daarop niet kunnen anticiperen in 2020.

Inkopen

Het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (IenW) is categoriemanager voor een aantal rijksbrede raamovereenkomsten. IenW heeft departementen in het 2e halfjaar 2020 geïnformeerd dat de ADR een viertal overbruggings-overeenkomsten (Interim Management & Organisatieadvies, Inkoopadvies, Auditdiensten en Financiële Adviesdiensten) als «onrechtmatig» heeft beoordeeld. Als gevolg daarvan worden de verplichtingen die op deze nadere overeenkomsten onder deze overbruggingsovereenkomsten worden aangegaan als onrechtmatig bestempeld. IenW verwacht in het derde kwartaal van 2021 te kunnen voorzien in rechtmatige rijksbrede raamovereenkomsten. IenW licht dit toe in de Bedrijfsvoeringsparagraaf van haar jaarverslag.

Toepassing artikel 2.27 Comptabiliteitswet

Artikel 2.27, tweede lid, van de Comptabiliteitswet geeft aan dat - zolang een voorstel van wet tot wijziging van een begrotingsstaat niet tot wet is verheven en in werking is getreden- wordt het voorgenomen nieuw beleid niet in uitvoering genomen. Tenzij uitstel van de uitvoering van dit beleid naar het oordeel van de betreffende minister niet in het belang van het Rijk is en hij/zij de Staten-Generaal daarover heeft geïnformeerd. Het Ministerie heeft niet voldaan aan dit artikel-lid omdat de Tweede Kamer wel, maar de Eerste Kamer bij onderstaande regeling niet tijdig (vooraf) is geïnformeerd: Regeling tegemoetkoming land- en tuinbouwondernemers Covid-19.

Het Ministerie heeft hierop maatregelen genomen door verscherping van het toezicht door mijn directie FEZ op naleving van het departementale «Stappenplan voor de opstelling of wijzigingen van subsidie-instrumenten» waarmee de volledige en tijdige informatievoorziening wordt geborgd.

b. Totstandkoming niet-financiële verantwoordingsinformatie 

Vanuit de bij LNV bekende informatie zijn er geen tekortkomingen in de totstandkoming van niet-financiële verantwoordingsinformatie die gerapporteerd moeten worden.

c. Begrotingsbeheer, financieel beheer en de materiële bedrijfsvoering

Opvolging aanbevelingen Algemene Rekenkamer

De Algemene Rekenkamer heeft voor LNV het subsidiebeheer bij het kerndepartement en de financiële projectbeheersing van Inspect bij de NVWA in haar rapportage bij het jaarverslag over 2019 als een onvolkomenheid aangemerkt. De onvolkomenheid over het subsidiebeheer had betrekking op de kwaliteit van dossiervorming, de zorgvuldigheid en naleving van de voorwaarden van subsidiebeschikkingen, het intensiveren van reviews en het doorschuiven van middelen bij grote instellingen. Ten eerste zijn acties die in 2019 zijn ingezet om het financieel bewustzijn binnen hetministerie te vergroten in 2020 verder uitgebouwd. Aan het subsidiebeheer is in 2020 extra aandacht besteed door aandacht te vragen voor dossiervorming en zorgvuldigheid onder andere met een opgestelde leidraad en de organisatie van dialogen met behandelaars, en het afwikkelen van een aantal oude verplichtingen. Daarnaast worden vanaf 2020 de uitkomsten van reviews bij externe accountants jaarlijks geëvalueerd. Op het gebied van het doorschuiven van middelen zijn verschillende opties verkend waar in 2021 verdere uitvoering aan wordt gegeven. De onvolkomenheid op het gebied van de financiële projectbeheersing van Inspect was gebaseerd op het onvoldoende inzicht hebben in de kosten van het ICT-systeem Inspect waardoor niet tot een betrouwbare waardebepaling van de immateriële vaste activa kon worden gekomen. In 2020 is op basis van een functiepunten-beoordeling de boekwaarde van het systeem afgewaardeerd.

Verder is in 2020 de herbezinning bij de NVWA afgerond (TK brief van 16 oktober 2020).

Risicoregelingen

Voor risicoregelingen (garanties, leningen en achterborgstellingen) geldt dat departementen bij de opstelling ervan gebruik maken van het interdepartementale Toetsingskader Risicoregelingen, waarmee het parlement tijdig en volledig over de financiële risico’s wordt geïnformeerd. LNV heeft voor de regeling Borgstelling MKB-Landbouwkredieten Corona (BL-C) middels de begrotingsrapportage vooraf de voorgestelde wijzigingen aan het parlement gemeld, maar het toetsingskader is een enkele keer niet vooraf aan het parlement voorgelegd. Dat heeft vooral te maken gehad met de benodigde snelheid van handelen en de bijzondere (thuis)werksituatie waarin aan het begin van de coronacrisis geopereerd moest worden. Deze omissie is begin september hersteld.

LNV heeft maatregelen genomen om de tijdigheid en volledigheid van de informatievoorziening over risicoregelingen aan het parlement te verbeteren.

EU-middelen in gedeeld beheer

Vanaf dit jaar wordt via de bijlagen «Verantwoording EU-middelen in gedeeld beheer» inzicht gegeven in de rechtmatigheid en het functioneren van de beheer- en controlesystemen voor inzet van middelen uit het Europees Fondsen voor Maritieme Zaken en Visserij (EFMZV) en het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB). Deze bijlagen zijn gebaseerd op de verantwoordingen die aan de Europese Commissie worden gestuurd. Zoals in de bijlagen vermeld heeft de ADR goedkeurende controleverklaringen afgegeven bij deze verantwoordingen.

d. Overige aspecten in de bedrijfsvoering

Informatiebeveiliging

LNV heeft, conform de richtlijnen van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, op 23 februari 2021 een «Privacy en Integraal informatiebeveiligingsbeeld» afgegeven waar de status van de informatiebeveiliging in 2020 is omschreven. Alle kritieke informatiesystemen zijn beoordeeld op hun conformiteit met de Baseline Informatiebeveiliging Overheid (BIO). Op basis van de eigen onderzoeksresultaten en het advies van de Algemene Rekenkamer zijn het incidentmanagement en de bedrijfscontinuïteit als grootste aandachtspunten geformuleerd. Daarnaast hebben de systemen van de NVWA die de import en export van de agrarische sector ondersteunen te maken met een verhoogd dreigingsprofiel. De beveiliging wordt hierop aangepast. Ook voor alle overige opgenomen risico’s zijn maatregelen geformuleerd, zoals voor rubricering en opleidingen en bewustwordingsactiviteiten voor medewerkers.

2. Rijksbrede bedrijfsvoeringsonderwerpen

Beleid ter voorkoming van misbruik en oneigenlijk gebruik van subsidies

LNV beschikt over een toereikend beleid ter voorkoming van misbruik en oneigenlijk gebruik van subsidies. Bestaande maatregelen om subsidiefraude te bestrijden zijn onder andere: de tijdige opstelling van risicoanalyses ter bestrijding van misbruik en oneigenlijk gebruik van subsidies door begunstigden, het in voorkomende gevallen opvragen van accountantsproducten van accountants bij subsidieverantwoordingen, het bijhouden van een register van ernstige onregelmatigheden en het via de fraudecoördinator van RVO.nl melden van vermoedens van fraude bij het Openbaar Ministerie.

RVO.nl is er in 2020 in geslaagd de (tijdelijke) steunmaatrelen van LNV tijdig in productie te nemen. RVO.nl moest daarvoor in een kort tijdsbestek systemen inrichten, en mensen beschikbaar maken en opleiden zodat LNV de tijdelijke steunmaatregelen op een zeer korte termijn open kon stellen.

Mede namens LNV heeft het ministerie van Financiën de Tweede Kamer met de Najaarsnota van 30 november 2020 geïnformeerd over tijdelijke steunmaatregelen van het kabinet waarbij vanwege de snelheid waarmee die steunmaatregelen geïmplementeerd moest worden gekozen voor acceptatie van een verhoogd risico van misbruik en oneigenlijk gebruik van regelingen door aanvragers. Daarbij is vanuit LNV de «Regeling tegemoetkoming land- en tuinbouwondernemers Covid-19» benoemd. Over het resterende geaccepteerde risico bij deze regeling is de Staten-Generaal apart geïnformeerd in december 2020.

Grote ICT projecten

Het ministerie van BZK informeert de Tweede Kamer periodiek over departementale grote ICT-projecten. Deze projecten worden op het Rijks-ICT-dashboard openbaargemaakt en minimaal éénmaal per jaar geactualiseerd. Deze rapportageplicht geldt voor alle ICT-projecten waarvan de kosten tenminste € 5 mln bedragen. In 2020 zijn binnen LNV:

1 groot ICT-project in uitvoering:

  1. Programma Informatiehuishouding van de Toekomst (PIT);

    1 groot ICT-project geëindigd:

    TRANSVIR2RVO (Visregelingen bij RVO.nl)

Audit Committee

Het Audit Committee (AC) adviseert het departementaal management over de bedrijfsvoering, waaronder het auditbeleid. Het AC bestaat uit de secretaris-generaal (voorzitter), twee directeuren-generaal en twee externe leden, met ondersteuning van de directeuren Financieel Economische Zaken (FEZ) en de ADR. Onderwerpen van overleg waren in 2020 onder andere de toezichtrapportages van FEZ over het financieel en materieel beheer, de uitkomsten van ADR- en AR-controles en Europese audits over 2020, en een aantal strategische onderwerpen: EU-fondsen, gebruik van data, het absorptievermogen van de organisatie, en het omgaan met incidenten en crises in het beleidsveld van LNV.

3. Belangrijke ontwikkelingen en verbeteringen in de bedrijfsvoering

Datalekken

Het ministerie van LNV heeft ook in 2020 veel aandacht besteed aan het veilig omgaan met persoonsgegevens en het melden van datalekken. In 2020 zijn in totaal 43 datalekken genoteerd waarvan 9 bij het Kerndepartement en 34 bij de NVWA. Hiervan zijn er respectievelijk 4 en 7 gemeld bij de Autoriteit Persoonsgegevens. Dit betekent dat medewerkers begrijpen wat een datalek is en dat het belangrijk dat is dat ieder datalek wordt gemeld zodat maatregelen kunnen worden genomen om dit in de toekomst te voorkomen. Het Security Operations Center van DICTU en het Datalek Respons Team van LNV constateren tegelijkertijd dat thuiswerken resulteert in een toename in datalekken en beveiligingsincidenten door onbewuste fouten van medewerkers. Doordat medewerkers elkaar minder gemakkelijk vragen even mee te lezen of een document of mail te controleren alvorens het verzonden wordt worden vaker fouten gemaakt. Denk hierbij aan het onrechtmatig publiceren van persoonsgegevens op het internet of het versturen van e-mails met daarin nog gevoelige informatie

NVWA

PricewaterhouseCoopers (PWC) heeft het kostprijsmodel en het retributiestelsel van de NVWA onderzocht, wat heeft bijgedragen aan bestuurlijke consensus over de kaders en ontwikkelrichting van het kostprijsmodel en het retributiestelsel bij alle stakeholders. In de Voortgangsbrief NVWA heeft de Minister de Kamer geïnformeerd dat in afstemming met het bedrijfsleven een traject wordt opgestart om zowel de kostprijsmethodiek als het retributiestelsel te herzien. Het rapport ‘Toezicht met beleid’ van ABD Top Consult bevestigt het beeld dat er een disbalans is ontstaan tussen de taken en middelen van de NVWA, en tussen de maatschappelijke verwachtingen van het toezicht dat alle risico’s kunnen worden afgedekt, en de mogelijkheden om deze verwachtingen waar te kunnen maken. Het is van belang om de basis NVWA-breed op orde te brengen zodat ruimte ontstaat om weer nieuwe stappen te zetten in de veranderingen. Hierbij hoort ook dat kritisch gekeken gaat worden naar de omvang van de taakopdracht van de NVWA en de haalbaarheid van alle aanvullende vragen en taken die op de NVWA afkomen.

Zelfstandig fiscale aangiften

Door de oprichting van LNV als zelfstandig ministerie is LNV voor de Belastingdienst ook zelfstandig belastingplichtige geworden. In 2020 is voor de eerste keer een aangifte gedaan voor de Vennootschapsbelasting 2017 vanaf oktober (verzelfstandigingsdatum) en 2018

De fiscale processen worden op dezelfde wijze uitgevoerd als bij het voormalige ministerie van Economische Zaken (EZ). LNV hanteert hierbij het indertijd voor EZ opgestelde framework. Met de Belastingdienst is LNV de verkenning gestart voor de Doorontwikkeling Horizontaal Toezicht. Dit krijgt een vervolg in 2021.

C. Jaarrekening

7. Departementale verantwoordingsstaat

Totaal 1.486.957 1.406.095 90.139 2.344.378 1.775.997 292.164 857.421 369.902 202.025
Beleidsartikelen 1.151.144 1.070.282 87.353 2.194.661 1.626.280 289.587 1.043.517 555.998 202.234
11 Een weerbaar-, veerkrachtig en veilig agro-, voedsel en visserijsysteem 1.032.395 937.381 47.697 1.558.269 1.086.871 106.151 525.874 149.490 58.454
12 Natuur, biodiversiteit en gebiedsgericht werken 118.749 132.901 39.656 636.392 539.409 183.436 517.643 406.508 143.780
Niet-beleidsartikelen 335.813 335.813 2.786 149.717 149.717 2.577 ‒ 186.096 ‒ 186.096 ‒ 209
50 Apparaat 126.761 126.761 2.786 149.717 149.717 2.577 22.956 22.956 ‒ 209
51 Nog onverdeeld 209.052 209.052 0 0 0 0 ‒ 209.052 ‒ 209.052 0
  1. Stand inclusief amendementen, moties en NvW

NB de stand zoals gepresenteerd onder de stand vastgestelde begroting wijkt af van de stand vastgestelde begroting bij de eerste suppletoire begroting, tweede suppletoire begroting, incidentele suppletoire begroting(en) en de slotwet. De reden hiervoor is dat in deze wetten de ISB(s), die zijn ingediend tussen de vaststelling van de ontwerpbegroting en de vaststelling van de eerste suppletoire begroting, zijn opgeteld bij vastgestelde begroting en in het jaarverslag niet.

8. Samenvattende verantwoordingsstaat agentschap

Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit
Totale baten 387.518 370.179 ‒ 17.339 342.295
Totale lasten 387.518 418.512 30.994 395.382
Saldo van baten en lasten 0 ‒ 48.333 ‒ 48.333 ‒ 53.088
Totale kapitaaluitgaven 20.461 59.535 39.074 23.871
Totale kapitaalontvangsten 8.725 64.246 55.521 52.155

9. Jaarverantwoording agentschap per 31 december 2020

Baten
Omzet moederdepartement 187.900 151.351 ‒ 36.549 139.444
Omzet overige departementen 96.505 98.888 2.383 90.841
Omzet derden 103.113 94.017 ‒ 9.096 97.320
Rentebaten 0 0 0 0
Vrijval voorzieningen 0 721 721 137
Bijzondere baten 0 25.202 25.202 14.553
Totaal baten 387.518 370.179 ‒ 17.339 342.295
Lasten
Apparaatskosten 371.963 394.803 22.840 377.218
- Personele kosten 229.689 242.629 12.940 234.498
Waarvan eigen personeel 204.712 212.922 8.210 195.276
Waarvan inhuur externen 13.802 22.003 8.201 26.991
Waarvan overige personele kosten 11.175 7.704 ‒ 3.471 12.231
- Materiële kosten 141.874 152.174 10.300 142.720
Waarvan apparaat ICT 300 4.558 4.258 3.550
Waarvan bijdrage aan SSO's 48.066 50.118 2.052 50.034
Waarvan overige materiële kosten 93.508 97.498 3.990 89.136
Rentelasten 98 21 ‒ 77 33
Afschrijvingskosten 15.357 13.124 ‒ 2.233 15.289
- Materieel 3.175 2.191 ‒ 984 3.916
Waarvan apparaat ICT 194 102 ‒ 92 0
Waarvan overige 2.981 2.089 ‒ 892 3.824
- Immaterieel 12.182 10.933 ‒ 1.249 11.373
Overige kosten 500 10.563 10.063 2.842
- Dotaties voorzieningen 500 946 446 474
- Bijzondere lasten 0 9.617 9.617 2.368
Totaal lasten 387.518 418.512 30.994 395.382
Saldo van baten en lasten 0 ‒ 48.333 ‒ 48.333 ‒ 53.088

Stelselwijziging

Vooruitlopende op de aangescherpte instructie van de Regeling agentschappen in de loop van 2020, heeft de NVWA het jaarverslag 2019 al conform de aanscherping opgesteld. Hierdoor hoeven er t.b.v. het jaarverslag 2020 geen correcties over het verleden meer te worden doorgevoerd. De bijdragen voor tariefdemping zijn geboekt als bijzondere baten. De bijdragen in bedrijfsvoeringskosten die in 2020 niet in de kostprijs waren opgenomen (€ 40,1 mln.), mogen niet in de omzet worden verwerkt hetgeen leidt tot een verlies voor de NVWA. Van de bijdragen in de bedrijfsvoeringskosten is in 2020 reeds 32,2 mln. als rechtstreekse vermogensdotatie van eigenaar LNV ontvangen. Vanaf 2021 maken de bedrijfsvoeringskosten wel onderdeel uit van de vastgestelde kostprijzen.

Toelichting op de baten

Omzet moederdepartement

De omzet is gestegen ten opzichte van 2019 en ten opzicht van de oorspronkelijke begroting 2020, doordat de NVWA een significante hoeveelheid extra werk toegewezen heeft gekregen, waarvan een deel niet gerealiseerd is door ziekteverzuim, onderbezetting en COVID-19.

Voor product Handhaven betreft het extra werk verschillende aanvullende opdrachten vanuit LNV. Voor product Keuren is de omzet hoger door de Brexit. De omzet voor Overig is lager dan begroot, vooral doordat bijdragen van het moederdepartement in de bedrijfsvoeringskosten niet als omzet zijn verantwoord, maar zijn toegevoegd aan het eigen vermogen.

Handhaven 124.160 129.064 4.904 120.903
Keuren certificering op afstand 680 630 ‒ 50 477
Keuren import 333 1.740 1.407 893
Keuren export, slachthuizen en overige activiteiten 8.732 14.377 5.645 10.510
Overig 53.995 5.539 ‒ 48.456 6.661
Omzet moederdepartement 187.900 151.351 36.549 139.444

Omzet overige departementen

De omzet van de overige departementen is toegenomen ten opzicht van 2019 als gevolg van extra toegewezen werkzaamheden door VWS. Daarnaast was de inzet voor het Diergezondheidfonds fors hoger dan de € 0,6 mln. die was begroot, vanwege het ruimen van nertsen (COVID-19) en vogels (vogelpest).

Handhaven 73.321 75.162 1.841 73.315
Keuren certificering op afstand 89 0 ‒ 89 0
Keuren import 745 822 77 1.004
Keuren export, slachthuizen en overige activiteiten 976 860 ‒ 116 371
Overig 21.374 22.044 670 16.151
Omzet overige departementen 96.505 98.888 2.383 90.841

Omzet Derden

De omzet uit retributies is lager dan in 2019 en lager dan begroot, doordat er door ziekteverzuim en de COVID-19 pandemie minder werkzaamheden dan verwacht zijn uitgevoerd voor het bedrijfsleven.

Bijzondere baten

In totaal is € 16,8 mln. ontvangen in verband met tariefdemping gerelateerd aan niet kostendekkende tarieven en heeft € 0,9 mln. betrekking op de omzet voor aanlandplekken verse vis en garnalen 2020 en nationaal plan eieren en zuivel 2019-2020. Daarnaast wordt vanaf 2020 de ontvangen BTW compensatie (€ 7,5 mln.) voor facturen van KDS (keuringsassistenten) en de practitioners (zelfstandige dierenartsen) verantwoord onder bijzondere baten en de geboekte BTW onder bijzondere lasten.

Toelichting op de lasten

De personele kosten zijn gestegen t.o.v. 2019 door een toename in de ambtelijke bezetting en door herwaardering van salarissen voor medewerkers van directie Handhaven (€ 2,0 mln.). De overige personeelskosten (o.a. reiskostenvergoedingen) zijn significant lager door de COVID-19 pandemie.

De materiële kosten zijn substantieel gestegen (€ 9,5 mln.) ten opzicht van 2019. Dit heeft te maken met de subsidieverstrekking aan WFSR, die in de loop van 2019 is opgestart (in 2020 € 16,6 mln.; in 2019 € 9,6 mln.). Daarnaast zijn de kosten voor uitbesteed werk aan Practitioners gestegen door (voorbereidingen voor) de Brexit en namen de kosten voor huisvesting en de ICT kosten voor werkplekken toe door een toename van het aantal werkplekken op de Graadt van Roggenweg.

Gerelateerd aan de COVID-19 pandemie zijn de kosten voor o.a. persoonlijke beschermingsmiddelen en telefonie gestegen. Daartegenover zijn de kosten voor o.a. vergaderlocaties en catering significant gedaald.

Tot slot omvatten de bijzondere lasten de BTW kosten voor facturen van KDS en Practitioners (€ 7,4 mln.), de bijzondere waardevermindering van uitgefaseerde componenten van INSPECT (€ 1,3 mln.) en de bijzondere waardevermindering voor Basisvoorziening Monstername en Basisvoorziening Bezwaar & Beroep (totaal € 0,9 mln.).

Saldo van baten en lasten

Het saldo van baten en lasten is € 48,3 mln. verlies, dat voornamelijk wordt veroorzaakt door de aanpassing van de grondslagen voor financiële verantwoording (€ 40,1 mln., waarvan € 32,2 mln. in al 2020 door eigenaar LNV is toegevoegd aan het eigen vermogen). Dit betreft de bedrijfsvoeringskosten die sinds 2019 niet meer in de omzet van het Moederdepartement worden verantwoord. Het operationele resultaat van de NVWA, exclusief grondslagwijziging, bedraagt € 8,2 mln. negatief. Dit wordt veroorzaakt door een combinatie van achterblijvende omzet en door hogere kosten voor personeel en ICT. Het resultaat wordt ten laste van het Eigen Vermogen gebracht. Om structurele verliezen te voorkomen streeft de NVWA jaarlijks naar een evenwicht in baten en lasten, waarbij het beheersen van de kosten, vooral van personeel en ICT, een belangrijke opgave is.

Kijkende naar het effect van de COVID-19 pandemie dan is er voor circa € 5,0 mln. aan leegloopuren geregistreerd, zijn de materiële kosten voor o.a. persoonlijke beschermingsmiddelen en telefonie significant gestegen, zijn materiële kosten voor o.a. vergaderlocaties en catering significant gedaald en zijn overige personele kosten voor o.a. reiskostenvergoedingen ook significant gedaald.

Balans 2020 Balans 2019
Activa
Vaste activa 23.923 37.739
Materiële vaste activa 6.429 9.791
- Grond en gebouwen 1.893 2.010
- Installaties en inventarissen 3.152 3.195
- Overige materiële vaste activa 1.384 4.586
Immateriële vaste activa 17.494 27.948
Vlottende activa 29.724 30.375
Voorraden en onderhanden projecten 355 299
Vorderingen
- Debiteuren 13.528 14.762
- Overige vorderingen en overlopende activa 15.841 15.314
Liquide middelen 26.660 48.075
Totaal activa: 80.307 116.189
Passiva
Eigen Vermogen ‒ 221 33.672
- Exploitatiereserve 48.112 86.760
- Onverdeeld resultaat ‒ 48.333 ‒ 53.088
Voorzieningen 588 399
Langlopende schulden 11.530 20.638
- Leningen bij het Ministerie van Financiën 11.530 20.638
Kortlopende schulden 68.410 61.480
- Crediteuren 4.578 3.785
- Belastingen en premies sociale lasten 108 45
- Kortlopend deel leningen bij het Ministerie van Financiën 12.058 13.370
- Overige schulden en overlopende passiva 51.666 44.280
Totaal passiva 80.307 116.189
2020 2019
Immateriële vaste activa 17.494 27.948
Totaal immateriële vaste activa 17.494 27.948

Extra toelichting ten aanzien de compartimentering van INSPECT

Per 1 juli 2019 is de verdere ontwikkeling en implementatie van INSPECT stopgezet. In de daarop volgende periode van herbezinning is, mede op basis van adviezen door Deloitte consulting, het IV-ICT Actieplan opgesteld als raamwerk voor het nieuwe ICT landschap van de NVWA. Op basis van het IV-ICT Actieplan is INSPECT per 1 januari 2020 ontmanteld (€ 25,3 mln., bestaande uit de oorspronkelijke boekwaarde € 26,3 mln. -/- inhaalafschrijving uit 2018 € 0,9 mln.) en opgedeeld in componenten.

INSPECT was geactiveerd als één systeem op basis van vervaardigingswaarde (c.q. de geboekte uitgaven). Hierdoor was er geen waardering voor de afzonderlijke componenten voor handen. De boekwaarde van INSPECT (€ 25,3 mln.) is daarom met behulp van functiepunten toegedeeld aan de verschillende componenten die op basis van het IV-ICT Actieplan zijn onderscheiden. De functiepunten zijn gebaseerd op een onderzoeksrapport van QSM en vertegenwoordigen de hoeveelheid werk die aan het bouwen van iedere component is besteed.

Een deel van de componenten (vraag tot antwoord, verlenen, klantportaal en vier overige componenten) is op basis van de adviezen van Deloitte consulting buiten gebruik gesteld (€ 1,3 mln.). Acht componenten worden als losse ICT systemen (genaamd de «Basisvoorzieningen») ingezet in het nieuwe ICT landschap van de NVWA. Dit zijn: Basisvoorziening Afdoening, Basisvoorziening Bezwaar & Beroep, Basisvoorziening Keuren, Basisvoorziening Meldingen, Basisvoorziening Monstername, Basisvoorziening Toezicht, Business Intelligence en Voorziening Roosteren. Deze Basisvoorzieningen zijn opnieuw geactiveerd (€ 24,0 mln.) met een (resterende) looptijd van 30 maanden (van 1 januari 2020 t/m 30 juni 2022). De looptijd van 30 maanden is gebaseerd op de veronderstelling dat de economische levensduur van de Basisvoorzieningen die ontstaan zijn door de compartimentering van INSPECT, in lijn ligt met de oorspronkelijke economische levensduur van de tot en met 2019 geactiveerde onderdelen van INSPECT.

Tot slot is voor alle Basisvoorzieningen een inschatting gemaakt van het toekomstige gebruik. De best mogelijke schatting van de waarde van de Basisvoorzieningen die hieruit voortvloeit is tenminste gelijk aan de bedrijfswaarde. Voor twee Basisvoorzieningen (Monstername en Bezwaar & Beroep) is ingeschat dat deze eind 2021 buiten gebruik gesteld zullen gaan worden. Voor deze twee Basisvoorzieningen is een bijzondere waardevermindering (€ 0,9 mln., zijnde zes maanden afschrijvingskosten over 2022) toegepast.

De boekwaarde van de Basisvoorzieningen bedraagt € 13,5 mln. per 31 december 2020.

2020 2019
Moederdepartement LNV 237 17
Ministerie van IenW 190 0
Ministerie van EZK 40 11
Ministerie van BZK 27 37
Ministerie van JenV 0 19
Ministerie van OCW 0 27
UBR 97 0
RVO 3 126
RWS 0 5
RIVM 0 12
Derden 14.051 16.433
Dubieuze debiteuren 2.638 1.637
Totaal debiteuren 17.283 18.324
Voorziening dubieuze debiteuren ‒ 3.754 ‒ 3.561
Totaal debiteuren 13.528 14.762
2020 2019
Moederdepartement LNV 6.483 5.972
VWS 1.827 0
RVO 376 0
RVB 11 0
UBR 9 0
Derden 7.135 9.342
Totaal nog te ontvangen 15.841 15.314
2020 2019
Kas 2 1
Rekening-courant ministerie van Financiën 26.660 48.074
Banken ‒ 2 0
Totaal liquide middelen 26.660 48.075
1 Eigen vermogen per 01/01 15.472 21.233 44.505 33.672
2 Saldo van baten en lasten 6.046 ‒38.771 ‒53.088 ‒ 48.333
3 Directe mutaties in het eigen vermogen:
‒ 3a Uitkering aan moederdepartement 0 ‒5.520 0 ‒ 17.136
‒ 3b Bijdrage moederdepartement ter versterking eigen vermogen 67.563 42.255 32.176
‒ 3c Overige mutaties ‒285 0 0
4 Eigen vermogen per 31/12 21.233 44.505 33.672 ‒ 221
Omzet 322.005 306.538 327.604 344.256
Vermogensplafond (5% van gemiddeld 3 jaar) 15.713 15.752 15.936 16.307

Vooruitlopend op de vaststelling van het jaarverslag door de eigenaar is het onverdeeld resultaat in zijn geheel toegevoegd aan de exploitatiereserve, waardoor het eigen vermogen per einde boekjaar € 0,2 mln. negatief bedraagt. Uiterlijk bij de eerstvolgende suppletoire wet zal het tekort aan eigen vermogen worden aangevuld door eigenaar LNV.

De werkelijke dotatie van de voorziening (€ 0,9 mln.) en de werkelijke vrijval van de voorziening (€ 0,7 mln.) omvatten twee claims waarvoor de dotatie en vrijval beide in 2020 hebben plaatsgevonden (€ 0,7 mln.). In bovenstaande tabel zijn de dotatie en vrijval voor deze twee claims gesaldeerd, om beter inzicht te verschaffen in welk bedrag per saldo in 2020 is gedoteerd en vrijgevallen.

De voorziening is gebaseerd op een schatting van de uitstroom van middelen per ingediende claim door afdeling Juridische Zaken en mede gebaseerd op ervaringen van voorgaande jaren. Dit heeft geresulteerd in een dotatie van de voorziening met afgerond € 0,2 mln. voor vier claims (waarvan twee claims uit 2020 en twee claims van vóór 2020) en een beperkte vrijval voor drie claims. Het saldo van de voorziening van € 0,6 mln. (negen claims) wordt op dit moment voldoende geacht om aan de eventuele betaalverplichting van de lopende claims te voldoen. Het totale ingediende bedrag van de negen claims die onderdeel uitmaken van de voorziening is € 11,6 mln. (inclusief één claim van € 10,5 mln., waarbij een gedegen bewijslast ontbreekt).

2020 2019
Ministerie van BZK 49 0
Ministerie van IenW 3 0
Ministerie van JenV 0 13
RIVM 1.608 0
DICTU 1.546 680
RVO 20 0
Derden 1.352 3.092
Totaal crediteuren 4.578 3.785
2020 2019
Moederdepartement LNV 9.888 3.404
Ministerie van VWS 2.205 2.260
Ministerie van Financiën 32 2
Ministerie van JenV 0 44
Ministerie van BZK 0 132
DICTU 6.694 2.853
RVB 1.392 1.765
RIVM 793 4
RWS 252 107
UBR 164 609
RVO 105 3
DPC 17 34
FMH 14 0
Derden 30.109 33.063
Totaal nog te betalen 51.666 44.280

Voor LNV betreft deze post de doorschuif en/of te verrekenen bedragen van Extern Geoormerkte Budgetten (€ 9,3 mln.), nog te verrekenen BTW compensatie (€ 0,3 mln.) en nog te verrekenen inzet schepen 2020 voor Sanitaire bemonstering schelpdieren. Bij VWS gaat het om de doorschuif en/of te verrekenen bedragen van Extern Geoormerkte Budgetten (€ 2,2 mln.). Het bedrag voor DICTU bestaat uit nog te betalen bedragen voor de dienstverlening van DICTU. De post voor RVB bestaat hoofdzakelijk uit nog te betalen meerkosten huur i.v.m. de verbouwing van locatie Zwijndrecht. In het bedrag voor derden zit voor circa € 17 mln. aan nog te betalen bedragen aan medewerkers (saldo verlofuren).

e-CertNL

De post «Derden» omvat een reservering van € 5,6 mln. voor e-CertNL (voorheen Client). E-CertNL is ruim 10 jaar geleden opgezet en vormt een set van applicaties ten behoeve van de uitgifte van import- en exportcertificaten. E-CertNL wordt beheerd door de NVWA en gecoördineerd door een samenwerkingsverband van de NVWA en het bedrijfsleven. Dit samenwerkingsverband is georganiseerd in de Gebruikersraad e-CertNL, onder voorzitterschap van de directeur Keuren van de NVWA. Het bedrijfsleven wordt in de Gebruikersraad vertegenwoordigd door vijf partijen (NZO, COV, Plantum, KCB, Groente- en Fruithuis).

Het tarief dat doorbelast wordt voor het uitgeven van certificaten door e-CertNL (in 2020 € 7,13 per certificaat) bestaat uit een dekking voor het beheer en onderhoud (personeelskosten NVWA, kosten DICTU, overige kosten; in 2020 € 6,33 per certificaat) en een reservering voor specifiek wijzigingsverzoeken voor de verschillende sectoren (in 2020 € 0,80 per certificaat). Het totaalsaldo van de reservering die de afgelopen jaren is opgebouwd bedraagt € 5,6 mln. (onderdeel van post «Derden») per 31-12-2020. De Gebruikersraad kan tot maximaal dit bedrag aan wijzigingsverzoeken accorderen, die vervolgens vanuit de balanspositie door de NVWA moeten worden betaald. De Gebruikersraad heeft besloten om in het tarief per certificaat voor 2021 de reserveringscomponent (in 2020 € 0,80 per certificaat) niet meer op te nemen, vanwege het beperkte aantal wijzigingsverzoeken de afgelopen jaren. Daarnaast wordt er in 2021 een plan opgesteld door e-CertNL in samenspraak met de Gebruikersraad voor de besteding van de € 5,6 mln. aan verschillende wijzigingen en verbeteringen in de e-CertNL applicaties in de komende jaren.

Rekening-courant RHB 1 januari 2020 + stand depositorekeningen 75.194 48.075 ‒ 27.119
Totaal ontvangsten operationele kasstroom (+) 387.518 370.692 ‒ 16.826
Totaal uitgaven operationele kasstroom (-/-) ‒ 373.113 ‒ 396.818 ‒ 23.705
Totaal operationele kasstroom 14.405 ‒ 26.126 ‒ 40.531
Totaal investeringen (-/-) ‒ 6.100 ‒ 28.429 ‒ 22.329
Totaal boekwaarde desinvesteringen (+) 2.625 29.120 26.495
Totaal investeringskasstroom ‒ 3.475 691 4.166
Eenmalige uitkering aan moederdepartement (-/-) 0 ‒ 17.736 ‒ 17.136
Eenmalige storting door het moederdepartement (+) 0 32.176 32.176
Aflossingen op leningen (-/-) ‒ 14.361 ‒ 13.370 991
Beroep op leenfaciliteit (+) 6.100 2.950 ‒ 3.150
Totaal financieringskasstroom ‒ 8.261 4.020 12.281
Rekening-courant RHB 31 december 2020 + stand depositorekeningen 77.863 26.660 ‒ 51.203

Toelichting kasstroomoverzicht

Algemene grondslagen

De geldmiddelen in het kasstroomoverzicht bestaan uit de rekening-courantverhouding met het ministerie van Financiën (Rijkshoofdboekhouding) en uit het kasgeld van de NVWA. Ontvangsten en uitgaven uit hoofde van interest zijn opgenomen onder de kasstroom uit operationele activiteiten.

Toelichting op kasstromen

Rekening-courant RHB

Het saldo op de rekening-courant RHB per 1 januari 2020 is € 27,1 mln. lager dan begroot. Oorzaak hiervan is het verlies dat de NVWA heeft geleden over 2019.

Operationele kasstroom

De operationele kasstroom is per saldo € 40,5 mln. lager dan begroot.

De ontvangsten in de operationele kasstroom betreffen de door de NVWA gerealiseerde omzet (moederdepartement, overige departementen en derden, totaal € 344,3 mln.), de bijzondere baten (€ 25,2 mln.) en mutaties in de balans (€ 1,2 mln.).

De uitgaven in de operationele kasstroom betreffen de reguliere lasten (apparaatskosten, rentelasten en overige lasten, totaal € 404,6 mln.) en mutaties in de balans (- € 7,8 mln.).

Investeringskasstroom

De investeringskasstroom is € 4,2 mln. hoger dan begroot. De investeringen zijn opgebouwd uit de volgende componenten: € 24 mln. voor de basisvoorzieningen ontstaan na de compartimentering van INSPECT, € 2,7 mln. voor overige ICT-investeringen en € 1,7 mln. aan investeringen in materiële vaste activa.

De desinvesteringen zijn opgebouwd uit de volgende componenten: € 25,3 mln. in verband met de compartimentering van INSPECT, € 0,9 mln. bijzondere waardevermindering voor de basisvoorzieningen «Monstername» en «Bezwaar en Beroep" per eind december 2021 en € 2,8 mln. voor het buiten gebruikstellen van 271 dienstauto’s plus toebehoren.

Financieringskasstroom

De financieringskasstroom valt € 12,3 mln. hoger uit dan begroot. Dit wordt enerzijds veroorzaakt door de bijdrage in de bedrijfsvoeringkosten die als directe toevoeging aan het eigen vermogen is geboekt (€ 32,2 mln.) en anderzijds door het afromen van het teveel aan eigen vermogen (€ 17,7 mln.).

Daarnaast is er in verband met lagere investeringen € 3,2 mln. minder aan leningen bij het Ministerie van Financiën afgeroepen dan oorspronkelijk begroot. De aflossingen op de lopende leningen waar € 1 mln. lager dan begroot.

Liquiditeitspositie

De liquiditeitspositie van de NVWA bedraagt € 26,7 mln. per 31 december 2020.

Gemiddelde kostprijs (€ /uur) 98,64 99,16 100,53 104,29 107,23 107,23
Tarieven
Index 2012 = € 94,07 = 100 104,86 105,41 106,87 110,86 113,99 113,99
Omzet per productgroep (x mln.)
Handhaven * * 200,1 207,6 213,3 213,4
Keuren * * 88,7
Keuren certificering op afstand 7,1 6,7 7,3
Keuren import 17 12,6 18,6
Keuren export, slachthuizen en overige activiteiten 67,7 53,7 75,1
FTE
Aantal FTE (excl. Externe inhuur) 2.480 2.373 2.407 2.432 2.450 2.531
Verhouding FTE direct/indirect (exclusief externe inhuur) 1.984/496 1.848/525 1.848/559 1834/598 1889/561 1951/580
Salariskosten per FTE 73.382 75.915 77.733 80.282 82.831 84.435
Saldo van baten en lasten
Saldo van baten en lasten als % van de totale baten 3,08% 1,76% ‒ 12,10% ‒ 15,51% 0% ‒ 13,06%
Kwaliteit
Afhandelsnelheid informatieverzoeken, klachten en meldingen 79% 84% 95% 90% 90% 81%
Tijdig betaalde facturen (< 30 dagen) 95% 97% 97% 96% 95% 98%

10. Saldibalans

  1. Rijkshoofdboekhouding

Toelichting op de saldibalans

Algemeen

De balansposten zijn bepaald en gewaardeerd overeenkomstig de geldende voorschriften van de Comptabiliteitswet. Indien van de geldende voorschriften is afgeweken is dit nader toegelicht.

Alle bedragen zijn opgenomen in duizenden euro's tenzij anders vermeld. In de tabel van de saldibalans zijn de bedragen overeenkomstig de voorschriften naar boven afgerond. In de tabellen van de toelichting zijn de bedragen op de standaard wijze afgerond en opgeteld. Door de verschillende wijze van afronden kan de som van de overige tabellen afwijken van de bedragen van de tabel van de saldibalans.

Saldibalanspost 8, kas-transverschillen, is niet van toepassing voor het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.

De uitgaven over 2020 zijn gespecificeerd in het jaarverslag van LNV (hoofdstuk XIV) onderdeel uitgaven, artikelen 11,12 en 50.

De ontvangsten over 2020 zijn gespecificeerd in het jaarverslag van LNV (hoofdstuk XIV) onderdeel ontvangsten, artikelen 11,12 en 50.

De post liquide middelen is opgebouwd uit de saldi van banken en contante gelden.

De post liquide middelen bestaat uit:

  1. Aanwezige banksaldi bij Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl) voor de uitvoering van de regeling Borgstellingskrediet voor de Landbouw (€ 3,97 mln.).
  2. De banksaldi van de opgeheven bedrijfslichamen die onder verantwoordelijkheid van LNV door de Vereffeningsorganisatie Product- en Bedrijfschappen (PBO) worden afgewikkeld (€ 0,57 mln.).
Op de rekening-courant Rijkshoofdboekhouding is de financiële verhouding tussen LNV en de Rijksschatkist van het Ministerie van Financiën geadministreerd.

Het bedrag op de saldibalans is overeenkomstig de saldo opgave per 31 december 2020 van het Ministerie van Financiën.

Een begrotingsreserve is een meerjarige budgettaire voorziening binnen de begroting die LNV aanhoudt op een afzonderlijke rekening-courant bij het Ministerie van Financiën. De reserve blijft meerjarig beschikbaar voor het doen van uitgaven in latere jaren.

LNV maakt gebruik van de mogelijkheid om begrotingsreserves aan te houden. In het jaarverslag is bij de betreffende begrotingsartikelen informatie over deze reserves opgenomen eventueel aangevuld met relevante ontwikkelingen. De toevoegingen en onttrekkingen die respectievelijk ten laste of ten gunste van de begroting hebben plaatsgevonden worden in het jaarverslag toegelicht.

Landbouw 24.156 8.592 2.230 30.518 11
Visserij 24.564 2.311 26.875 11
Borgstellingsfaciliteit 20.908 58.113 79.022 11
Apurement 88.737 3.591 85.146 11
Risicovoorziening jonge boeren 46.000 46.000 11
Stikstof 500.000 131.361 146.550 484.811 12
Totaal 704.366 200.377 152.371 752.372
Onder de vorderingen buiten begrotingsverband zijn bedragen opgenomen die nog van derden moeten worden ontvangen.
Vordering EU uitgaven ELGF 638.430
Vordering EU uitgaven ELFPO (POP3) 33.806
Vordering op provincies inzake POP 17.464
Vorderingen op overige opdrachtgevers RVO 11.048
Superheffing 4.155
Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij 1.868
Samenwerkingsconvenant Voedselzekerheid LNV en BuZa 1.195
Salarisvorderingen 562
Overige vorderingen 87
Totaal 708.615

Vordering EU uitgaven ELGF

De gelden die LNV voor het Europese fonds ELGF voorfinanciert betreffen de declaraties van de maanden november (16/10 ‒ 30/11) en december. De gedeclareerde bedragen van deze maanden zijn in 2021 ontvangen respectievelijk in de maanden januari en februari. De navolgende tabel geeft inzicht in de totaalbedragen van uitgaven en ontvangsten met betrekking tot het ELGF van de jaren waarvan de jaaraangiften nog niet door de Europese Commissie zijn vastgesteld.

Te veel ontvangen ELGF voorgaand dienstjaar ‒ 256
ELGF boekjaar 2020, in 2019 gerealiseerde uitgaven 639.112
Vordering 31 december 2019 638.856
ELGF boekjaar 2020, in 2020 gerealiseerde uitgaven 46.854
Ontvangsten uit ELGF boekjaar 2020 ‒ 675.730
Afrekeningen 2019 ‒ 9.958
Te weinig ontvangen ELGF boekjaar 2020 23
ELGF boekjaar 2021, in 2020 gerealiseerde uitgaven 638.407
Vordering 31 december 2020 638.430

De jaaraangifte is hoger vastgesteld dan de maandelijkse gedeclareerde bedragen. Naar verwachting zal de Europese Commissie de jaaraangifte 2020 in 2021 definitief vaststellen en het te weinig ontvangen bedrag verrekenen.

* Het boekjaar voor het ELGF loopt van 16 oktober tot en met 15 oktober van het volgende jaar.

Vordering EU uitgaven ELFPO (POP3)

De gelden die LNV voor het Europese fonds ELFPO voorfinanciert inzake het Plattelandsontwikkelingsprogramma 3 betreffen de declaraties van de maanden november (16/10 ‒ 30/11) en december. De gedeclareerde bedragen van deze maanden zijn in 2021 ontvangen respectievelijk in de maanden januari en februari. De navolgende tabel geeft inzicht in de totaalbedragen van uitgaven en ontvangsten met betrekking tot het ELFPO van de jaren waarvan de jaaraangiften nog niet door de Europese Commissie zijn vastgesteld.

Te veel ontvangen ELFPO voorgaand dienstjaar ‒ 14
ELFPO boekjaar 2020, in 2019 gerealiseerde uitgaven 16.136
Vordering 31 december 2019 16.122
ELFPO boekjaar 2020, in 2020 gerealiseerde uitgaven 113.215
Ontvangsten uit ELFPO boekjaar 2020 ‒ 129.101
Afrekeningen 2019 ‒ 223
Te weinig ontvangen ELFPO boekjaar 2020 13
ELFPO boekjaar 2021, in 2020 gerealiseerde uitgaven 33.792
Vordering 31 december 2020 33.806

De jaaraangifte is hoger vastgesteld dan de maandelijkse gedeclareerde bedragen. Naar verwachting zal de Europese Commissie de jaaraangifte 2020 in 2021 definitief vaststellen en het te weinig ontvangen bedrag verrekenen.

* Het boekjaar van ELFPO loopt van 16 oktober tot en met 15 oktober van het volgende jaar.

Vorderingen op provincies inzake POP

De provincies zijn betrokken bij de uitvoering van de projecten en regelingen van het Plattelandsontwikkelingsprogramma (POP). Het gaat hier om uitgaven die door RVO.nl zijn gerealiseerd waarvan de provincies een deel van de financiering voor hun rekening nemen volgens het afgesloten convenant voor de uitvoering. De gerealiseerde uitgaven worden per kwartaal door RVO.nl bij de provincies in rekening gebracht. Het huidige POP3 loopt van 2014 tot en met 2020.

Vorderingen op overige opdrachtgevers RVO

RVO.nl voert opdrachten uit voor derden. De opdrachten worden verstrekt door publieke, particuliere en Europese organisaties. Het openstaande bedrag zal RVO.nl in rekening brengen bij de betreffende opdrachtgevers.

Superheffing

RVO.nl heeft van 1 januari 2014 tot 1 april 2015 de melkquoteringsregeling uitgevoerd. Op grond van de Europese regelgeving was bij overschrijding van het landenquotum superheffing verschuldigd aan Brussel. De verschuldigde heffing is vervolgens doorberekend aan kopers en veehouders. In verband met recente uitspraken van het hof in een procedure en een door RVO gestarte bestuurdersaansprakelijkheidsprocedure zal de afwikkeling nog enige tijd vergen.

Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij

Het betreft de door LNV gedane uitgaven voor de uitvoering van projecten en regelingen van het Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij.

Samenwerkingsconvenant Voedselzekerheid LNV en BuZa

Op 1 april 2014 is het samenwerkingsconvenant voedselzekerheid tussen het ministerie van Buitenlandse Zaken en het ministerie van Economische Zaken (nu LNV) afgesloten. In het kader van het beleidsterrein voedselzekerheid voert LNV diverse projecten uit. Volgens het afgesloten convenant zal LNV bij de afloop van het convenant de gerealiseerde uitgaven en ontvangsten bij BuZa in rekening brengen.

Salarisvorderingen

Dit betreft betalingen aan personeel inzake salarissen en diverse vergoedingen in afwachting van definitieve verrekening.

Onder de schulden buiten begrotingsverband zijn de bedragen opgenomen die nog ten gunste van derden moeten worden gebracht.
Vereffeningsorganisatie Product- en Bedrijfschappen 28.048
ELFPO werkkapitaal 24.759
Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij 9.224
Contante waarborgen RVO.nl 8.378
Schulden aan overige opdrachtgevers RVO 1.995
Overige schulden 887
Totaal 73.291

Vereffeningsorganisatie Product- en Bedrijfschappen

Per 1 januari 2015 is de vereffening van de Product- en Bedrijfschappen onder verantwoordelijkheid van EZK gebracht. Als gevolg van het besluit tot het instellen van LNV is per 1 januari 2019 dit ministerie belast met de vereffening van de Product- en Bedrijfschappen. Voor de uitvoering van de vereffeningstaken is de vereffeningsorganisatie PBO opgericht. Deze organisatie voert de administraties van de voormalige schappen en beheert daarbij ook de bankrekeningen.

ELFPO werkkapitaal

Het Plattelandsontwikkelingsprogramma 3 van 2014-2020 heeft de Europese Commissie in 2014 goedgekeurd. Als gevolg van deze goedkeuring heeft de Europese Commissie aan LNV werkkapitaal voor de uitvoering van POP3 beschikbaar gesteld overeenkomstig verordening (EU) Nr. 1306/2013. Bij de afsluiting van POP3 zal deze voorfinanciering door de commissie worden verrekend.

Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij

Dit betreft door RVO.nl van de EU ontvangen bedragen voor de financiering van projecten en regelingen van het Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij. Dit zijn met name de regelingen Innovatie Aquacultuur, Innovatie Aanlandplicht en Samenwerkingsprojecten Wetenschap en Visserij.

Contante waarborgen RVO.nl

RVO.nl ontvangt per bank gelden van het bedrijfsleven als zekerheidsstelling voor in- en uitvoercertificaten. Als aan de voorwaarden van de regeling inzake certificaten is voldaan dan betaalt RVO.nl op verzoek van de belanghebbende de bedragen terug.

Schulden aan andere opdrachtgevers RVO

RVO.nl voert opdrachten uit voor derden. De opdrachten worden verstrekt door publieke, particuliere en Europese organisaties. RVO.nl zal de betreffende gelden overeenkomstig opdracht of overeenkomst aan begunstigden verstrekken.

Rechten onstaan doordat op grond van wettelijke regelingen, in de toekomst aanspraak bestaat op gelden van derden.
De vorderingen hebben betrekking op te ontvangen bedragen voor de begroting van LNV.
Direct opeisbare vorderingen 100.135
Op termijn opeisbare vorderingen 46.322
Geconditioneerde vorderingen 527.562
Totaal 674.019
Vorderingen inzake beleid 96.928
Vorderingen NVWA door CJIB te innen 2.231
Diversen 976
Totaal 100.135

Vorderingen inzake uitvoering beleid

LNV heeft vorderingen opgelegd voortkomend uit subsidie vaststellingen van diverse regelingen.

Vorderingen NVWA door CJIB te innen

Het betreft de door het CJIB ten behoeve van de NVWA te innen bedragen voor de boetebeschikkingen en dwangsommen van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren/de Wet dieren (LNVGWD), de Wet gewasbeschermings middelen en biociden (LVWGB), de Natuurbeschermingswet, de Plantgezondheidswet en de Landbouwkwaliteitswet.

Lening Stichting DLO 38.522
Stichting Nationaal Groenfonds 7.800
Totaal 46.322

Stichting Nationaal Groenfonds

Inzake het versterken van het investeringsvermogen van de Stichting Nationaal Groenfonds heeft LNV middelen ter beschikking gesteld.

Gestelde zekerheden 258.117
Landinrichtingsrente 222.513
Bureau Beheer Landbouwgronden 30.857
Borgstelling MKB Landbouwkredieten (BL) 16.074
Totaal 527.561

Gestelde zekerheden

Dit betreffen zekerheden die bij de uitvoering van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid van de EU worden gevraagd. De uitvoering hiervan vindt plaats bij RVO.nl.

Landinrichtingsrente

Het gaat hier om door grondeigenaren te betalen landinrichtingsrente die voortkomt uit afgesloten landinrichtingsprojecten. De inning van de verschuldigde landinrichtingsrente vindt plaats door de Belastingdienst. Naar verwachting zal in 2043 de laatste afwikkeling van deze regeling plaatsvinden.

Bureau Beheer Landbouwgronden

Het Bureau Beheer Landbouwgronden beschikt over financiële middelen die in voorgaande jaren door LNV zijn verstrekt. Een deel van deze middelen is bestemd voor het afwikkelen door BBL van een tweetal projecten. Het resterende deel is het aandeel van LNV in het eigen vermogen van BBL. Overige financiële verplichtingen en/of afwikkelingen zullen onder verantwoordelijkheid van LNV plaatsvinden.

Borgstelling MKB Landbouwkredieten (BL)

Op basis van de regeling Borgstelling MKB Landbouwkredieten (BL) verstrekken deelnemende banken krediet aan land- en tuinbouwondernemers onder garantie (borgstelling) van de Staat. De regeling Borgstelling MKB landbouwkredieten is geharmoniseerd met de regeling Borgstelling MKB kredieten (BMKB). Op het moment dat de bank de garantie aanspreekt betaalt RVO.nl de claim uit aan de bank. Hierdoor ontstaat er voor RVO.nl een vordering op de onderneming die wordt opgenomen in de debiteurenadministratie. De bank heeft conform de regeling een volgplicht. Wanneer een ondernemer een voorstel tot afkoop bij de bank indient legt de bank dit ter beoordeling voor aan RVO.nl. Na instemming van RVO.nl zorgt de bank voor afwikkeling van de overeengekomen regeling en maakt het aan RVO.nl toekomende bedrag over.

De schulden hebben betrekking op bedragen die ten gunste van de begroting van LNV zijn ontvangen.
Voorschotten zijn bedragen die aan derden zijn betaald vooruitlopend op later definitief vast te stellen of af te rekenen bedragen.
11. Concurrerende, duurzame, veilige agro-, visserij- en voedselketens 23.071 5.886 8.859 223.602 373.851 635.269
12. Natuur en biodiversiteit 172.451 13.887 14.817 58.351 369.530 629.036
Buiten begrotingsverband 1.772 2.947 9.010 5.755 25.287 44.771
Totaal 197.294 22.720 32.686 287.708 768.668 1.309.076
Beginstand 1 januari 2020 888.418
Verstrekte voorschotten 873.281
Eindafgerekende voorschotten ‒ 452.623
Eindstand 31 december 2020 1.309.076
De garantieverplichtingen zijn voorwaardelijke financiële verplichtingen. Deze verplichtingen komen op een later moment tot uitbetaling als bij de werderpartij die de garantie heeft ontvangen zich bepaalde omstandigheden voordoen, bijvoorbeeld een bepaald risico of een onzekere gebeurtenis.
11. Concurrerende, duurzame, veilige agro-, visserij- en voedselketens 329.853 91.691 35.399 686 385.459
12. Natuur en biodiversiteit 327.501 0 22.190 0 305.311
Totaal 657.354 91.691 57.589 686 690.770
Het gaat hier om financiële verplichtingen ten opzichte van een wederpartij die op een later moment tot betaling zal leiden. Indien de wederpartij alle gestelde voorwaarden nakomt zal de verplichting volledig tot betaling komen.
11. Concurrerende, duurzame, veilige agro-, visserij- en voedselketens 264.741 1.463.182 5.131 1.086.183 636.609
12. Natuur en biodiversiteit 116.911 636.389 1.160 539.411 212.729
50. Apparaat LNV 0 149.717 0 149.717 0
Buiten begrotingsverband 36.484 759.672 6.807 733.807 55.542
Totaal 418.136 3.008.960 13.098 2.509.118 904.880

Voor het verantwoorden van de verplichtingen van apparaatsuitgaven op artikel 50 in bovenstaande tabel wordt het principe verplichtingen is gelijk aan kas toegepast. Het verplichtingensaldo wordt gelijk gesteld aan het uitgavensaldo waardoor er per saldo op 31 december geen openstaande verplichtingen worden verantwoord.

Niet uit de balans blijkende bestuurlijke verplichtingen
Niet uit de saldibalans blijkende bestuurlijke verplichtingen zijn onder meer bestuursovereenkomsten of bestuursconvenanten die afgesloten worden tussen het Rijk en derden, bijvoorbeeld decentrale overheden, functionele overheden of belangenorganisaties. Dergelijke bestuurlijke verplichtingen worden alleen voor het deel waarvoor een juridische verplichting is aangegaan opgenomen in de saldibalans. Tot het moment waarop een juridische verplichting wordt aangegaan, zijn deze bestuurlijke verplichtingen nog niet administratief vastgelegd. Interne procedures borgen dat de financiële gevolgen bekend zijn voordat een bestuurlijke overeenkomst wordt ondertekend. De uitgaven die het gevolg zijn van deze bestuurlijke verplichtingen kunnen op dat moment worden geraamd, en afhankelijk van het bedrag, toegelicht bij het betreffende begrotingsartikel en in kamerbrieven over het betreffende onderwerp. Op deze wijze wordt geborgd dat de financiële gevolgen van bestuurlijke afspraken niet alleen beleidsmatig, maar ook budgettair, door de Tweede Kamer kunnen worden geautoriseerd, ook al vindt de vastlegging van de verplichting pas op een later moment plaats. 

Regio Deals, Klimaatakkoord en Noordzee Akkoord

Regio Deals richten zich op een integrale aanpak van meervoudige regionale opgaven en brede welvaart. Zo zijn door het kabinet verschillende Regio Deals gesloten en in uitvoering genomen. Daarnaast komen ook verplichtingen voor uit het Klimaatakkoord (inclusief Urgenda) en het Noordzeeakkoord. Deze toezeggingen zullen in de komende jaren, waar relevant, in de financiële administratie worden vastgelegd.

Convenant financiering bestrijding besmettelijke dierziekten

In dit kader is ook het «Convenant financiering bestrijding besmettelijke dierziekten 2020–2024» relevant. Hierin zijn plafondbedragen afgesproken tot waaraan een sector bijdraagt aan de preventie- en bestrijdingskosten van dierziekten. De bestrijdings- en preventiekosten die uitstijgen boven deze plafondbedragen worden gedragen door de overheid. Omdat er in het convenant geen maximale bijdrage voor de overheid is afgesproken, kan er geen totaalbedrag genoemd worden voor deze niet uit de balans blijkende verplichtingen.

11. WNT-verantwoording 2020 Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

De Wet normering topinkomens (WNT) bepaalt dat de bezoldiging en eventuele ontslaguitkeringen van topfunctionarissen in de publieke en semi-publieke sector op naamsniveau vermeld moeten worden in het financieel jaarverslag. Deze publicatieplicht geldt tevens voor topfunctionarissen die bij een WNT-instelling geen - al dan niet fictieve - dienstbetrekking hebben of hadden. Daarnaast moeten van niet-topfunctionarissen de bezoldiging (zonder naamsvermelding) gepubliceerd worden indien deze het wettelijk maximum te boven gaan. Niet-topfunctionarissen zonder dienstverband vallen echter buiten de reikwijdte van de wet.

Voor dit departement heeft de publicatieplicht betrekking op onderstaande functionarissen. De bezoldigingsgegevens van de leden van de Top Management Groep zijn opgenomen in het jaarverslag van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Het algemeen bezoldigings­maximum bedraagt in 2020 €201.000.

Centrale Commissie Dierproeven Blaauboer, B. vice-voorzitter 0,11 (0,11) nee 12.092 (11.779) 12.092 (11.779) 22.110
Centrale Commissie Dierproeven Hellebrekers, L.J. voorzitter 0,22 (0,22) nee 26.368 (25.508) 26.368 (25.508) 44.220
Centrale Commissie Dierproeven Klatter, F.A. lid 0,11 (0,11) nee 12.949 (11.697) 12.949 (11.697) 22.110
Centrale Commissie Dierproeven Stassen, E.N. lid 0,11 (0,11) nee 12.092 (11.697) 12.092 (11.697) 22.110
Centrale Commissie Dierproeven Veld, M. ter lid 0,11 (0,11) nee 12.433 (12.118) 12.433 (12.118) 22.110
Grondkamer Noord Berg, R. lid 0,07 (0,07) nee 6.160 (4.232) 6.160 (4.232) 14.070
Grondkamer Noord Burgsteden, A.G. van lid 0,07 (0,07) nee 2.398 (3.247) 2.398 (3.247) 14.070
Grondkamer Noord T.K. Hoogslag voorzitter 0,29 (0,29) nee 30.159 (27.877) 5.164 (4.853) 35.323 (32.730) 58.290
Grondkamer Noord Idsardi J lid 0,07 (0,07) nee 5.785 (4.961) 5.785 (4.961) 14.070
Grondkamer Noord Keurentjes, F.A.M. lid 0,07 (0,07) nee 3.271 (4.979) 3.271 (4.979) 14.070
Grondkamer Noord Kraak, D lid 0,07 (0,07) nee 3.802 (4.165) 3.802 (4.165) 14.070
Grondkamer Noord Panman R.G lid 0,07 (0,07) nee 5.234 (5.359) 5.234 (5.359) 14.070
Grondkamer Noordwest Bakker. R lid 0,07 (0,07) nee 10.901 (7.202) 10.901 (7.202) 14.070
Grondkamer Noordwest Giesen, S.H. lid 0,07 (0,07) nee 11.229 (12.231) 11.229 (12.231) 14.070
Grondkamer Noordwest Jaarsveld, J.M. voorzitter 0,29 (0,29) nee 30.159 (27.877) 5.164 (4.853) 35.323 (32.730) 58.290
Grondkamer Noordwest Knook, N.G. lid 0,07 (0,07) nee 5.960 (9.232) 5.960 (9.232) 14.070
Grondkamer Noordwest Schaik, G.M. van[1] lid 0,07 (-) nee 7.371 (-) 7.371 (-) 14.070
Grondkamer Noordwest Wassenaar, N.C. lid 0,07 (0,07) nee 5.506 (7.128) 5.506 (7.128) 14.070
Grondkamer Noordwest Willemink, J.H. lid 0,07 (0,07) nee 4.798 (6.359) 4.798 (6.359) 14.070
Grondkamer Oost Aalberts W.J lid 0,07 (0,07) nee 8.497 (11.421) 8.497 (11.421) 14.070
Grondkamer Oost Bouman, H.B. lid 0,07 (0,07) nee 7.379 (13.244) 7.379 (13.244) 14.070
Grondkamer Oost Daalen, J.K.B. van voorzitter 0,29 (0,29) nee 30.159 (27.877) 5.164 (4.853) 35.323 (32.730) 58.290
Grondkamer Oost Doeschot, B.E.G. ten lid 0,07 (0,07) nee 10.166 (2.106) 10.166 (2.106) 14.070
Grondkamer Oost Geene, A.G.R.C. lid 0,07 (0,07) nee 10.924 (1.944) 10.924 (1.944) 14.070
Grondkamer Zuid Coppens, C.A.A. lid 0,07 (0,07) nee 10.809 (11.111) 10.809 (11.111) 14.070
Grondkamer Zuid Drummen, D.P.M. lid 0,07 (0,07) nee 7.983 (6.723) 7.983 (6.723) 14.070
Grondkamer Zuid Ham, J.P.M. van der voorzitter 0,29 (0,29) nee 30.159 (27.877) 5.164 (4.853) 35.323 (32.730) 58.290
Grondkamer Zuid Helvoort, P.J.T.E. van1 lid 0,07 (-) nee 11.500 (-) 11500 (-) 14.070
Grondkamer Zuid Janssen, H.G.J.M. lid 0,07 (0,07) nee 7.811 (11.390) 7.811 (11.390) 14.070
Grondkamer Zuid Kakkenberg, M.1 lid 0,07 (-) nee 7.607 (-) 7.607 (-) 14.070
Grondkamer Zuidwest Bassa, D. lid 0,07 (0,07) nee 3.071 (6.075) 3071 (6.075) 14.070
Grondkamer Zuidwest Eijk, P.J. van der lid 0.07 (0,07) nee 2.849 (5.380) 2.849 (5.380) 14.070
Grondkamer Zuidwest Habben Jansen, C lid 0.07 (0,07) nee 3.071 (9.356) 3.071 (9.356) 14.070
Grondkamer Zuidwest Kubber, F. de lid 0,07 (0,07) nee 4.252 (7.607) 4.252 (7.607) 14.070
Grondkamer Zuidwest Oostdam J.J.H. lid 0,07 (0,07) nee 5.384 (7.493) 5.384 (7.493) 14.070
Grondkamer Zuidwest Witsiers, H.A. voorzitter 0,29 (0,29) nee 30.159 (27.877) 5.164 (4.853) 35.323 (32.730) 58.290
Kamer voor de binnenvisserij Bartelse, L.W. voorzitter 0,29 (0,29) nee 30,719 (27.877) 5.164 (4.853) 35.883 (32.730) 58.290
Kamer voor de binnenvisserij Gils, W.M.A. van** lid ‒ 0,07 nee (2795) (2795) 14070
Kamer voor de binnenvisserij Hoetmer, R.** lid ‒ 0,07 nee (3962) (3962) 14.070
Kamer voor de binnenvisserij Holtman, H.J** lid 09-03-2020 ‒ 0,07 nee (2.511) (2.511) 2.614
Kamer voor de binnenvisserij Janssen, J. lid 0,07 (0,07) nee 7.811 (11.390) 7.811 (11.390) 14.070
Kamer voor de binnenvisserij Lok, S.** lid ‒ 0,07 nee (2.631) (2.631) 14.070
Kamer voor de binnenvisserij Michielsen, A.F.M.** lid ‒ 0,07 nee (2.552) (2.552) 14.070
Kamer voor de binnenvisserij Veenman, R.1 lid 0,07 (-) nee 1.888 (-) 1.888 (-) 14.070
Kamer voor de binnenvisserij Wit, A. de lid 0,07 (-) nee 2.684 (-) 2.684 (-) 14.070
Grondkamer Noord, Zuid en Zuidwest, (plv.) Oost en Kamer voor de binnenvisserij Lubbers, C.M. secretaris 1.00 (1,00) nee 90.048 ( 83.687) 15.083 (14.209) 105.131 (97.896) 201.000
Kamer voor de binnenvisserij, Grondkamer Noordwest, Oost Mul, A. secretaris 1.00 (1,00) nee 73.718 (62.977) 11.851 (11.075) 85.569 (74.052) 201.000
Raad voor Plantenrassen Bartelink, H.H. ** lid
Raad voor Plantenrassen Dons, J.J.M.1 lid 0,1 (-) nee 1.969 (-) 1.969 (-) 20.100
Raad voor Plantenrassen Groenewoud, C.J.A. secretaris 1,00 (0,975) nee 86.997 (77.092) 18.580 (16.920) 105.576 (94.012) 201.000
Raad voor Plantenrassen Haar, H. van de1 lid 0,1 (-) nee 1.843 (-) 1.843 (-) 20.100
Raad voor Plantenrassen Kasse, D.1 lid 0,1 (-) nee 1.955 (-) 1.955 (-) 20.100
Raad voor Plantenrassen Keijzer, P lid 0,10 (-) nee 1.866 (-) 1.866 (-) 20.100
Raad voor Plantenrassen Meijerink, G.A.A.M. lid 0,10 (0,10) nee 1.969 (1.709) 1.969 (1.709) 20.100
Raad voor Plantenrassen Pinxterhuis, B. ** lid
Raad voor Plantenrassen Visser, R.G.F.** lid
Raad voor Plantenrassen Vloten- Doting, L. van voorzitter 0,17 (0,17) nee 18.614 (17.723) 18.614 (17.723) 33.366
Raad voor Plantenrassen Willems, A.J.H.** lid
Raad voor Plantenrassen Winden, C.M.M. van vice-voorzitter 0.10 (0,10) nee 1.955 (3.612) 1.955 (3.612) 20.100

1. Bezoldiging in 2019 was lager dan 1700.

**Betreft topfunctionarissen met een bezoldiging van € 1.700 of minder.

Er zijn geen uitkeringen geweest wegens beëindiging dienstverband aan topfunctionarissen met of zonder dienstbetrekking alsmede degenen die op grond van hun voormalige functie nog 4 jaar als topfunctionaris worden aangemerkt. Er zijn in 2020 geen leidinggevende topfunctionarissen die op grond van de WNT in verband met de cumulatie van dienstbetrekkingen dienen te worden gerapporteerd. Naast de hierboven vermelde functionarissen zijn er geen overige functionarissen die in 2020 een bezoldiging boven het toepasselijke WNT-maximum hebben ontvangen. Er zijn in 2020 geen ontslaguitkeringen betaald die op grond van de WNT dienen te worden gerapporteerd.

D. Jaarverslag Diergezondheidsfonds (F)

12. Beleidsverslag Diergezondheidsfonds

Beleidsartikel 01 Bewaking en bestrijding van dierziekten en voorkomen en verminderen van welzijnsproblemen

Algemene doelstelling

Bewaking en bestrijding van ernstige infectieuze dierziekten en/of zoönosen en verminderen van welzijnsproblemen.

Het Diergezondheidsfond (DGF) is opgericht in 1998. De directe aanleiding was een grote en kostbare uitbraak van klassieke varkenspest in 1997. Vanuit het DGF betalen de landbouwsectoren, het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, en de Europese Unie mee aan het vroegtijdig detecteren en effectief bestrijden van ernstige infectieuze dierziekten en/of zoönosen.

Nederland is door de Europese Unie officieel vrij verklaard van bepaalde dierziekten. Deze vrij-status wordt gehandhaafd door uitvoering van monitoringsprogramma’s en wordt bewaakt door een meldplicht voor verdachte situaties zoals verhoogde sterfte of verminderde productie. Als een bestrijdingsplichtige ziekte wordt aangetoond, moet een effectieve bestrijding voorkomen dat de ziekte verder verspreid. Uit het DGF worden de kosten betaald voor monitoring en bewaking (bewaking dierziekten), crisisparaatheid (voorzieningen), diagnostiek van verdachte dieren (verdenkingen), bestrijding van de ziekte (bestrijding). Ook de kosten voor onderzoek naar onbekende of niet-endemische dierziekten (de basismonitoring) en de kosten voor het monitoren van het antibioticagebruik in de veehouderij door de autoriteit Diergeneesmiddelen (SDa) worden betaald uit het DGF.

Rol en verantwoordelijkheid

De bepalingen rond het Diergezondheidsfonds zijn vastgelegd in de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren en vanaf 21 april 2021 in en op basis van de Wet Dieren.

De Minister van LNV is verantwoordelijk voor:

  1. Bewaking van dierziekten: het tijdig signaleren en afhandelen van verdenkingen en besmettingen van bepaalde dierziekten door monitoring en bewaking.
  2. Bestrijding van dierziekten die op basis van wetgeving verplicht moeten worden bestreden .
  3. Bestrijding van dierziekten die in verband met bescherming van de volksgezondheid moeten worden bestreden en
  4. De welzijnsaspecten bij de bestrijding (indirect).
  5. Crisisparaatheid: effectieve en doelmatige crisisorganisatie bij dierziektenuitbraken.

Telkens na een uitbraak van een besmettelijke dierziekte vindt een evaluatie plaats op alle onderdelen van bestrijdingsmaatregelen, welzijnsmaatregelen en de crisisorganisatie.

Beleidsconclusies

Beleidsconclusies op het terrein van het diergezondheid worden opgenomen onder artikel 11 «Een weerbaar, veerkrachtig en veilig agro-, voedsel- en visserijsysteem». Ook de evaluatie van het beleid dat aan de basis ligt van het Diergezondheidsfonds (DGF), is weergegeven in de evaluatiebijlage onder artikel 11. 

Ontvangsten DGF

In het Convenant Financiering bestrijding besmettelijke dierziekten (2020-2024) zijn afspraken gemaakt over de verdeling van de kosten van het DGF tussen betrokken sectoren en de overheid. De jaarlijkse kosten voor bewaking dierziekten, basismonitoring, voorzieningen worden in principe 50/50 gefinancierd door overheid en sector. Uitzonderingen daarop zijn ziekten waarvoor de sector zelf een monitoringsprogramma heeft geïnitieerd en die volledig door de sector worden gedragen. De kosten voor de Autoriteit Diergeneesmiddelen worden betaald door de overheid (50%), veehouders (40%) en dierenartsen1 (10%). De kosten voor incidentele uitgaven (verdenkingen en bestrijding) worden betaald door de betreffende sectoren. De totale sectorbijdrage is gemaximaliseerd. Boven deze zogenoemde plafondbedragen draagt de overheid de resterende kosten. De hoogte van de plafondbedragen zijn vastgelegd in het Besluit diergezondheidsheffing. De hoogte van de deelplafonds zijn afgesproken in het convenant.

Deelplafond voor 5-jaarlijkse kosten

Uitgaven aan 5-jaarlijkse

kosten (2020)

Deelplafond voor bestrijdingskosten (incl. verdenkingen) Uitgaven aan bestrijdingskosten (2020)
Rundveesector €34.220.000 €5.208.761 (15%) €9.000.000 €99.946 (1%)
Varkenssector €16.947.300 €3.164.660 (19%)
AVP €22.000.000 €10.871 (0%)
Overige dierziekten €19.000.000 €40.883 (0%)
Schapen- en geitensector - €490.000 €42.723 (9%)
Schapensector €4.699.860 €741.780 (16%)
Geitensector €3.905.580 €749.793 (19%)
Pluimveesector €46.000.000 €6.427.886 (14%)
NCD €2.000.000 €0 (0%)
Overige dierziekten €30.000.000 €4.028.422 (13%)

tabel: deelplafondbedragen (2020-2024) en uitgaven in 2020 binnen deze deelplafonds. Boven deze plafondbedragen draagt de overheid de resterende kosten. De vermelde uitgaven in deze tabel zijn ook opgenomen percentage ten opzichte van de deelplafondbedragen.

De overheid draagt 100% van bestrijdingskosten kosten voor dieren in dierentuinen, huishoudens en in het wild levende dieren, de kosten van toezicht en opsporing door de NVWA, kosten voor douane en handhaving van de openbare orde. Waar mogelijk, op basis van Europese verordeningen, zullen de kosten van dierziektebestrijding bij de EU worden gedeclareerd (ontvangsten van EU).

Uitgaven DGF 2020

De uitgaven uit het DGF waren in 2020 in lijn met de begroting. Uitzonderingen waren de uitbraken van COVID-19 bij nertsen, de uitbraak van vogelgriep onder pluimvee en de wijziging van beleid bij de verdenkingen en bestrijding van zoönotische Salmonella.

COVID-19 bij nertsen

In april 2020 werd SARS-CoV-2 (COVID-19) vastgesteld bij nertsen op een nertsenbedrijf, een nieuwe (anthropo-)zoönose. Hierop volgden een meld- en aangifteplicht en moesten nertsenhouders alle kadavers (tot een maximum van 50 per week) van natuurlijk gestorven nertsen inzenden voor onderzoek (early warning). Daarnaast werd op alle Nederlandse nertsenbedrijven bloedonderzoek gedaan (screening). Nadat bleek dat de ziekte van nerts op mens overdraagbaar is, werd de ziekte bij nertsen bestrijdingsplichtig. Tussen 6 juni en 21 november werden de nertsen op 70 (van de 126) Nederlandse nertsenbedrijven om die reden gedood en vernietigd.

De kosten voor onderzoek, ruimingen en tegemoetkoming in schade worden geraamd op €68,636 miljoen waarvan €62,173 miljoen ten laste komen voor het DGF in 2020. Het overige bedrag komt waarschijnlijk ten laste van het DGF 2021. Omdat het een nieuwe ziekte betreft en voor nertsen geen diergezondheidsheffing werd geheven, komen de kosten voor rekening van de rijksoverheid. Hoewel de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren de mogelijkheid biedt om de kosten (deels) te verhalen op de sector, is hier vanwege het houdverbod per 8 januari 2021 en de daarmee gepaard gaande stoppersregeling niet voor gekozen.

Vogelgriep

Eind oktober 2020 werd hoog pathogene vogelgriep (HPAI, H5N8) aangetroffen op een pluimveebedrijf. Op dat moment gold al een ophokplicht (professionele pluimveehouders) en een afschermplicht (hobbymatig gehouden pluimvee) omdat het vogelgriepvirus al was vastgesteld bij wilde vogels . Pluimveehouders moeten direct een melding doen bij elke verhoogde sterfte. Tot het eind van 2020 worden de kippen, eenden, kalkoenen of andere vogels op 12 verschillende locaties in Nederland gedood en gedestrueerd, waaronder besmette dieren van twee hobbyhouders en een bedrijf in de 1 km zone rond een besmet bedrijf. Vijfentwintig bedrijven in de 3 kilometer zone rond een besmet bedrijf worden onderzocht op vogelgriep en negatief bevonden. De kosten voor bevestigingsdiagnostiek (verdenkingen) en ruimingen (inclusief tegemoetkoming in schade) bedragen € 2,849 miljoen en komen grotendeels ten laste van de sectorbijdrage aan het DGF. De bestrijdingskosten voor de bestrijding van vogelgriep bij hobbymatig gehouden vogels komen ten laste van de overheidsbijdrage aan het DGF. Deze uitbraak zal ook gevolgen hebben voor de DGF uitgaven in 2021.

Zoönotische Salmonella

Een positieve test bij de dierziektemonitoring, wordt normaal gevolgd door een confirmatietest (verdenking) alvorens er een besluit wordt genomen over de bestrijding van de ziekte. Hierdoor worden onnodige ruimingen voorkomen. Deze procedure volgde Nederland ook bij het salmonella-programma bij pluimvee. In 2020 geeft de Europese Unie aan dat de monitoringstest doorslaggevend moet zijn in de salmonella bestrijding. Hierop is de Nederlandse procedure aangepast. Dit heeft geleid tot lagere verdenkingskosten (-€0,242 miljoen) en hogere bestrijdingskosten (+€1,055 miljoen) in 2020 ten opzichte van de begroting. Monitoring en bestrijding van zoönotische Salmonella worden betaald uit de sectorbijdrage aan het DGF en gesubsidieerd door de EU.

Saldo DGF

Het saldo van het Diergezondheidsfonds bestaat deels uit de wettelijk vastgelegde crisisreserves die voor de sectoren varken, schaap, geit en pluimvee zijn vastgelegd. Verder bestaat het saldo uit werkkapitaal waaruit de lopende kosten voor bewaking, voorzieningen, verdenkingen en bestrijding worden betaald. Voor het overige betreft het EU-gelden die nog met de sectoren worden verrekend. Via het saldo kunnen genoemde gelden jaar op jaar worden meegenomen. Het beginsaldo is de resultante van het beginsaldo van het vorig jaar en het saldo van specifieke uitgaven en ontvangsten in dat jaar.

VERPLICHTINGEN 31.558 38.600 32.997 63.156 93.698 36.357 57.341
UITGAVEN 31.558 38.600 31.584 63.156 93.698 36.357 57.341
Beginsaldo 13.360 11.696 19.396 n.v.t. n.v.t.
Correctie beginsaldo 344
Programma-uitgaven 31.558 38.600 31.584 30.401 93.698 33.594 60.104
Opdrachten 31.558 38.600 31.584 30.401 93.698 33.594 60.104
1. Bewaking van dierziekten 19.162 20.255 19.416 19.436 17.067 19.847 ‒ 2.780
2. Bestrijding van dierziekten 11.866 15.088 9.972 8.521 73.785 10.987 62.798
3. Voorkomen en verminderen van welzijnsproblemen 0 0
4. Overig 530 3.257 2.196 2.444 2.846 2.760 86
5. DGF-saldo * 25.866 n.v.t. 2.763
6. Crisisreserve ** 6.889 n.v.t.
ONTVANGSTEN 29.894 45.957 35.305 63.156 142.911 36.357 106.554
Ontvangsten van LNV (voorheen EZ) 12.253 21.263 4.387 4.287 82.321 10.387 71.934
Ontvangsten van EU 4.134 5.076 566 5.205 2.509 3.910 ‒ 1.401
Ontvangsten van sector 8.315 19.618 30.352 23.658 16.808 14.300 2.508
Ontvangsten van sector 5.192
Bijdrage sector crisisreserve 6.889 8.352 7.760 592
Ontvangsten saldo DGF *** 23.117 32.921 32.921
Eindsaldo 11696 19396 23117 n.v.t.

*De uitgavenpost DGF-saldo wordt m.i.v. 2020 niet meer opgenomen. In samenhang hiermee is deze uitgavenpost saldo DGF-saldo ad € 2,763 mln. in 2020 bij 4e ISB 2020 teruggebracht tot nul (Kst. 35 539, nr. 2). De post ontvangsten saldo DGF (inclusief crisisreserve) blijft wel gehandhaafd.

**De uitgavenpost crisisreserve wordt m.i.v. 2020 niet meer opgenomen onder de uitgaven. De post ontvangsten saldo DGF (inclusief crisisreserve) blijft wel gehandhaafd.

***De realisatie ontvangsten saldo DGF is inclusief correctie op de ontvangsten saldo DGF ad € 166.000,- die in de saldibalans nader is toegelicht onder 2b. 

Crisisreserve

In de Gezondheids- en welzijnswet voor Dieren is vastgelegd dat er in het DGF een reserve moet worden aangelegd. De hoogte van deze crisisreserve is vastgelegd in het Besluit Diergezondheidsheffing. De crisisreserve wordt aangesproken voor kosten van bestrijding, voor zover die niet is meegenomen in de begroting. De crisisreserve is sectorspecifiek en wordt niet gebruikt voor betaling van tekorten in andere sectoren. De crisisreserve voor de rundveesector wordt beheerd door vereniging ZuivelNL en de Stichting Brancheorganisatie Kalversector (SBK). De crisisreserve voor de ziekte van Aujeszky wordt beheerd door de Producentenorganisatie Varkenshouderij (POV).

In 2020 is een deel van de opgebouwde crisisreserve bij pluimvee ingezet voor de uitgaven die voortkwamen uit de bestrijding van de hoog pathogene aviaire influenza.

Afgesproken crisisreserve Crisisreserve op 31-12-2020
Runderen € 1.800 1
Varkens €7.400 € 8.949
Kippen, kalkoenen, eenden en broedeieren € 7.423 € 3.526
Schapen en geiten € 98 € 117
Totaal €16.721 € 12.592
  1. De rundveesector beheert zijn eigen crisisreserve.

Toelichting op de uitgaven

Bewaking van dierziekten

Streefwaarden

Behoud van de huidige, officieel door de EU en door de Wereldorganisatie voor diergezondheid (OIE) verleende, status vrij te zijn van een aantal dierziekten.

Beleidsinstrumenten

De EU en OIE verlenen onder voorwaarden aan lidstaten officiële erkenningen voor het vrij zijn van besmettelijke dierziekten. Deze erkende statussen «vrij van dierziekten» of «verwaarloosbaar risico» worden bewaakt door laboratoriumonderzoek op basis van bewakings- en monitoringsprogramma’s. Naast deze monitoring op basis van internationale regelgeving, heeft Nederland ook een nationale monitoring zoals op de zoönose Q-koorts. Deelname aan monitoring is verplicht voor alle professionele dierhouders.

De basismonitoring kent een vrijwillige basis en wordt uitgevoerd door de Gezondheidsdienst voor Dieren. Dit programma is bedoeld om niet-endemische, nieuwe, onbekende of opkomende ziekten tijdig op te sporen en trends in de diergezondheid te volgen. Het programma bestaat onder andere uit laboratoriumonderzoek, postmortaal onderzoek, een telefonische helpdesk, bedrijfsbezoek en monitoring van data uit slachthuizen.

Tevens is er een bewakingsprogramma voor ziekten bij in het wild levende dieren. Zo wordt een deel van de gedode wilde zwijnen onderzocht op klassieke varkenspest (KVP), Afrikaanse varkenspest (AVP) en Ziekte van Aujeszky (ZvA) en worden wilde vogels onderzocht op vogelgriep.

De kosten voor bewaking van dierziekten vallen onder het deelplafond voor 5-jaarlijkse kosten.

Basismonitoring 8.044 8.515 471
Q-koorts 540 657 117
KVP (varkens, wilde zwijnen) 431 482 51
HPAI (eenmalige programma's) nvt 18 18
Leukose 316 321 5
Blauwtong (rund, schaap, geit) 74 43 ‒ 31
TSE (schaap, geit) 180 149 ‒ 31
AI (pluimvee) 98 64 ‒ 34
Brucella melitensis (schaap, geit) 450 400 ‒ 50
AI (wilde vogels) 80 28 ‒ 52
BSE (rund) 2.360 2.176 ‒ 184
Monitoring AI, NCD, Mycoplasma en niet-zoönotische Salmonella 2.024 1.819 ‒ 205
en vogelgrieptesten (pluimvee)
Zoönotische Salmonella (pluimvee) 5.250 2.357 ‒ 2.893
Overig nvt 38 38
Totaal bewaking van dierziekten 19.847 17.067 ‒ 2.780

Toelichting op realisatie bewaking dierziekten in 2020

In 2020 is €2,78 miljoen minder uitgegeven aan bewaking van dierziekten dan begroot. Dit heeft vooral een organisatorische en/of administratieve oorzaak. Voor de monitoring van zoönotische Salmonella is in de realisatie alleen de nationale bijdrage gerapporteerd. In de begroting was de EU-bijdrage nog wel meegenomen. De vaccinatieregeling voor zoönotische Salmonellose is veranderd, maar de overgangsregeling heeft vertraging opgelopen. De daarvoor begrote uitgaven worden in 2021 gerealiseerd. Voor programma's voor BSE, TSE, AI, NCD, Mycoplasma en niet-zoönotische Salmonella en de vogelgrieptesten zijn in 2020 niet alle facturen ontvangen en betaald. Ook deze kosten zullen terugkomen in het DGF-jaarverslag van 2021.

De realisatie van de basismonitoring is hoger uitgevallen omdat de toegekende subsidie hoger is dan de daarvoor in de begroting opgenomen post.

2. Bestrijding van dierziekten

Streefwaarden

Zo snel en effectief mogelijk bestrijden van dierziekten.

Meldings- en aangifteplicht

In de Regeling preventie, bestrijding en monitoring van besmettelijke dierziekten en zoönosen en TSE’s zijn ziekten aangewezen die aangifteplichtig zijn. Als een veehouder of dierenarts dieren verdenkt van een aangifteplichtige ziekte, moet hij dit direct melden bij de NVWA. Ook een positieve test vanuit de bewaking moet direct worden gemeld bij de NVWA.

Verdenking en bestrijding

Nadat de NVWA een verdenking heeft ontvangen, gaat een deskundigenteam naar het betreffende bedrijf voor inspectie en monstername. Het monster wordt in het laboratorium van Wageningen Bioveterinary Research (WBVR) onderzocht. Deze High Containment Unit (HCU) is zodanig ontworpen dat ziekteverwekkers nooit kunnen ontsnappen naar de buitenwereld (biosafety level 4; BSL 4). Er wordt een vervoersverbod ingesteld. Bij een positieve uitslag worden ook buurt-/contactbedrijven en andere relevante bedrijven onderzocht. 

Als een verdenking wordt bevestigd, wordt meteen gestart met bestrijding. Voor een deel van de ziekten betekent dit dat de dieren op besmette bedrijven en dieren die de ziekte kunnen verspreiden worden gedood en gedestrueerd. Geruimde bedrijven worden gereinigd en ontsmet. Dieren van nabijgelegen bedrijven die negatief getest zijn, kunnen in sommige gevallen worden gevaccineerd. Vertraging van de bestrijding kan leiden tot een toename in het aantal bedrijven dat besmet wordt en daarmee hogere kosten. Bestrijding vindt plaats volgens Europese bestrijdingsrichtlijnen welke verder zijn uitgewerkt in draaiboeken van de NVWA en het ministerie van LNV. De bestrijding wordt aangestuurd vanuit het ministerie. In de post bestrijding zijn zowel de kosten die nodig zijn om de ziekte te bestrijden opgenomen, als ook een tegemoetkoming in de schade aan de houder van de dieren.

De posten verdenking en bestrijding vallen onder het deelplafond voor bestrijdingskosten. Uitzondering op deze regel is de post Brucellose (rund). Deze werd voorheen onder ‘verdenkingen’ geschaard, maar past feitelijk beter bij bewaking aangezien de runderen die verwerpen onderzocht worden om de vrijstatus van Nederland aan te tonen. Deze post is daarom ondergebracht bij het deelplafond voor 5-jaarlijkse kosten.

Voorzieningen

Om in tijden van een crisis direct te kunnen reageren, heeft het ministerie van LNV waakvlamcontracten afgesloten met bedrijven die apparatuur en mensen kunnen leveren die nodig zijn bij de bestrijding. Ook worden de kosten voor een calamiteitenreserve bij de destructor betaalt uit het DGF. Tevens zijn er vaccins op voorraad om de gevoelige dieren op nabijgelegen bedrijven van een besmet bedrijf te kunnen vaccineren tegen mond en klauwzeer (MKZ), klassieke varkenspest (KVP) en ziekte van Aujeszky (ZvA) (voorzieningen vaccinatie).

De post voorzieningen valt onder het deelplafond voor 5-jaarlijkse kosten.

Voorzieningen
HCU 600 1.452 852
Waakvlamcontracten 368 775 407
Voorziening vaccinatie ZvA, MKZ en KVP 1.883 2.226 343
Middelenbeheer 230 102 ‒ 128
Calamiteitenreserve destructie 1.667 0 ‒ 1.667
Subtotaal Voorzieningen 4.748 4.555 ‒ 193
Verdenkingen
COVID-19 (nertsen) 0 988 988
Ziekte van Aujeszky (varken) 38 0 ‒ 38
Salmonella verificatieonderzoek leg- en vermeerderingsbedrijven 450 208 ‒ 242
Diagnostiek verdenkingen 270 0 ‒ 270
AI (pluimvee) 479 200 ‒ 279
Brucellose1 1.405 1.053 ‒ 352
Overig 477 231 ‒ 246
Subtotaal Verdenkingen 3.119 2.680 ‒ 439
Bestrijding
COVID-19 (nertsen) 0 61.185 61.185
HPAI (pluimvee) 0 2.599 2.599
LPAI (pluimvee) 0 50 50
Zoönotische Salmonella[1] (pluimvee) 1.600 2.656 1.056
Mycoplasma Gallisepticum (pluimvee) 250 0 ‒ 250
Overig 1.270 60 ‒ 1.210
Subtotaal Bestrijding 3.120 66.550 63.430
Totaal 10.987 73.785 62.798
  1. Realisatie Brucellose rund is € 1,020 mln.; de resterende € 33.000,- is voor andere diersoorten

Toelichting op realisatie bestrijding van dierziekten in 2020

Bestrijdingskosten kunnen per jaar sterk verschillen. De grootste bestrijdingspost in 2020 werd gevormd door de bestrijding van COVID-19 bij nertsen (meer dan €61 miljoen), een tot 2020 onbekende (anthropo-)zoönose. Tevens werd de pluimveesector getroffen door vogelgriep (meer dan €2,6 miljoen). Een derde grote bestrijdingspost werd gevormd door de bestrijding van zoönotische Salmonella bij leg- en vermeerderingsbedrijven. Op aangeven van de EU wordt sinds 2020 de bestrijding van zoönotische Salmonella bij pluimvee geïnitieerd op basis van de uitslag van de monitoring (€1 miljoen extra bestrijdingskosten) en niet meer op basis van een confirmatietest (€ 0,242 miljoen minder verdenkingskosten).

Verdenkingen

Ook het aantal verdenkingen kan per jaar sterk variëren. Het aantal dieren/bedrijven waarbij een verdenkingsonderzoek is gedaan, vindt u in de volgende tabel. De COVID-19 diagnostiek bij nertsen veroorzaakt de grootste kostenstijging (bijna € 1 miljoen). De kosten voor verdenkingen Brucellose rund zijn lager dan begroot, maar in lijn met de uitgaven in voorgaande jaren. De kosten voor de diagnostiek verdenkingen is €0,- omdat deze kosten met ingang van 2019 direct worden toegerekend aan de verschillende dierziekten.

Voorzieningen

De sectorbijdrage voor de HCU is conform de afspraken in het convenant met € 0,852 miljoenverhoogd ten opzichte van het vorige convenant. Hierdoor is de rijksbijdrage aan de HCU gedaald. De rijksbijdrage aan de HCU is opgenomen in het jaarverslag van het ministerie van LNV en niet in het jaarverslag van het DGF. In 2020 zijn geen betalingen gedaan voor de calamiteitenreserve destructie omdat de onderhandelingen over een nieuw contract, dat in 2020 had moeten ingaan, nog niet zijn afgerond. De uitgaven voor deze post zullen doorschuiven naar 2021. Onder de post waakvlam contracten vallen vele kleine contracten. Veel nieuw afgesloten contracten zijn hoger uitgevallen dan begroot. De grootste verhoging in deze post in die voor nieuwe dodingsapparatuur voor varkens (+€ 0,220 miljoen).

Toezicht en opsporing door de NVWA

Onderstaand overzicht geeft het aantal dierziektenverdenkingen weer die gemeld zijn bij het Nederlands Veterinair Incident- en Crisiscentrum (NVIC) van de NVWA. In de kolom Totaal staan het totaal aantal meldingen. De NVWA kan besluiten dat er naar aanleiding van de melding geen verdere actie nodig is (kolom Geen actie). In de kolommen Positief, Negatief en Volgt staan het aantal casussen waarbij laboratoriumonderzoek is gedaan en waarbij de ziekte is aangetoond (Positief), niet is aangetoond (Negatief) of waarbij de uitslag bij het samenstellen van dit verslag nog niet bekend was (Volgt). De kosten van dit onderzoek zijn opgenomen als verdenkingen in de tabel Realisatie bestrijding van dierziekten.

Pluimvee en vogels wild Aviaire Influenza 324 69 144 0 111
Pluimvee Salmonella (zoönotisch) 188 126 34 0 28
Pluimvee en siervogels New Castle Disease 8 0 8 0 0
Pluimvee Mycoplasma Gallisepticum 3 0 3 0 0
Pluimvee Salmonella (niet-zoönotisch) 2 0 1 0 1
Runderen en herten Brucellose Abortus Bang 74 0 70 0 4
Runderen, schapen en alpaca Bluetongue 32 0 16 0 16
Runderen, schapen en geiten Brucellose Melitensis 20 0 20 0 0
Runderen Leucose 19 0 18 0 1
Runderen Miltvuur 5 0 5 0 0
Runderen Mond- en Klauwzeer 1 0 1 0 0
Runderen Bovine Spongieuze Encephalopathie 1 0 1 0 0
Runderen Mycoplasma Mycoides Mycoides (CBPP) 1 0 1 0 0
Varkens Brucellose Suis 34 0 34 0 0
Varkens en wilde zwijnen Afrikaanse en klassieke Varkenspest 22 0 17 0 5
Varkens Aujeszky 2 0 2 0 0
Varkens Swine Vesiculair Disease 5 0 2 0 3
Papegaaien Psittacose Dier 38 25 11 0 2
Honden Brucellose Canis 19 9 6 1 3
Hond, kat, rund, aap, walibi en eekhoorn Tuberculose 18 0 16 0 2
Honden, katten en vossen Rabies Zoogdier (geen contact humaan) 16 0 8 0 8
Vleermuizen Rabies Vleermuis (geen contact humaan) 6 3 1 0 2
Hazen Tularemie 7 3 2 0 2
Bijen Amerikaans Vuilbroed 1 0 0 0 1
Subtotaal 846 235 421 1 189
Cavia, duif, kip, vogels en vogels wild Psittacose Humaan 99 17 21 0 61
Hond, paard en rund Salmonellose 63 54 0 0 9
Vleermuizen Rabies Vleermuis (contact humaan) 17 2 6 0 9
Honden en katten Rabies Zoogdier (contact humaan) 9 0 0 0 9
Hond, rat, zeehond en rund Leptospirose 12 5 0 1 6
Honden, katten en runderen Campylobacter 8 7 1 0 0
rund, schaap en vleesmuis Yersiniose 4 3 0 0 1
Cavia's Chlamydia Caviae 2 0 0 2 0
Honden en katten Toxoplasmose 3 3 0 0 0
Runderen Listeriose 3 3 0 0 0
Muizen en ratten Hantavirus 3 1 0 0 2
Varkens Erysipelothrix rhusiopathiae Suis 3 0 0 0 3
Schapen Q-Koorts Humaan 3 0 0 0 3
Schapen Chlamydia Abortus 1 0 0 0 1
Honden Corynebacterium Ulcerans 1 0 0 0 1
Varkens Trichinellose 1 0 1 0 0
Subtotaal 232 95 29 3 105
Paarden Equine Infectieuze Anemie 2 0 0 0 2
Paarden West Nile Virus (Paard) 2 0 2 0 0
Paarden Equine Virale Arteritis 1 0 0 0 1
Paarden Dourine 1 0 1 0 0
Subtotaal 6 0 3 0 3
Fret, hond, kat, kip, konijn, marter, nerts, rund en das Covid-19 169 71 76 0 22
Vogels wild Botulisme 3 0 0 0 3
Subtotaal 172 71 76 0 25
Vissen Koi Herpes Virus 1 0 0 0 1
Subtotaal 1 0 0 0 1
Pluimvee 3km screening H5N8 28 0 24 0 4
Subtotaal 28 0 24 0 4
Totaal Totaal Casussen (incl. Tabel 6) 1285 401 553 4 327

3. Voorkomen en verminderen van welzijnsproblemen

Streefwaarden

Beperken van de welzijnsproblemen bij dieren in geval van een dierziekte uitbraak.

Bij uitbraken van wettelijk te bestrijden dierziekten neemt de minister van LNV maatregelen. Zo kan een vervoersverbod/-beperking worden ingesteld. Hierdoor kunnen veehouders te maken krijgen met capaciteitsproblemen (te veel of te grote dieren op een te klein oppervlak) die kunnen leiden tot welzijns- (stress, agressiviteit) en gezondheidsproblemen.

Veehouders dienen voorbereidingen te treffen voor noodopvang. De NVWA en de Welzijnscommissie Dierziekten zien toe op dierenwelzijn tijdens de bestrijding van dierziekten. De Welzijnscommissie Dierziekten informeert de minister over de eventuele gevolgen voor het dierenwelzijn die zich als gevolg van de ruimingsactiviteiten voordoen en adviseert zo nodig de minister over mogelijkheden om het welzijn van de betrokken dieren te verbeteren. Indien de uitbraak lang duurt en er ondanks de maatregelen van de veehouder welzijnsproblemen ontstaan, wordt gekeken of het verantwoord is dieren op gecontroleerde wijze af te voeren.

In de periode juni 2020 tot en met december 2020 zijn diverse nertsen- en pluimveebedrijven bezocht op het moment dat ruimingsactiviteiten plaatsvonden. Tijdens deze ruimingen zijn geen onvolkomenheden of vermijdbaar ongerief vastgesteld. Er waren in 2020 geen uitgaven die samenhingen met welzijnsbevorderende maatregelen bij dierziekte uitbraken.

4. Overig

Onder de post Overig vallen de uitgaven voor de Autoriteit Diergeneesmiddelen (SDa), de uitvoeringskosten van RVO en een post overig voor de Gezondheidsdienst voor Dieren (GD). De uitvoeringskosten RVO waren in 2020 €1,949 miljoen en kwamen daarmee €0,3 miljoen hoger dan begroot. Deze stijging is vooral veroorzaakt door de toename van het aantal bezwaarschriften (wijziging heffingsstructuur voor pluimvee). De uitgaven voor de SDa waren € 0,184 miljoen in 2020. De uitgaven zijn daarmee € 0,2 miljoen lager dan begroot. De uitgaven in 2020 voor de ophaaldienst, opleidingsplan en consignatiedienst van de Gezondheidsdienst bedroegen € 0,713 miljoen.

Toelichting op de ontvangsten.

De geraamde ontvangsten zijn uitgesplitst in ontvangsten van EU, sector en een bijdrage van de sector voor de crisisreserve. Daarnaast worden op de post ontvangsten saldo DGF de ontvangsten geboekt als gevolg van het toevoegen van het eindsaldo van het vorige jaar aan het volgende begrotingsjaar. De in het voorjaar 2020 ontvangen € 32,755 miljoen is op deze post geboekt.

Ontvangsten mbt uitgaven 514 2.679 1.776 11.105 82.321 98.395
Crisisreserve 0 4.282 60 4.010 0 8.352
Verrekening voorfinanciering door LNV 0 0 62 588 0 650
Subtotaal 514 6.961 1.898 15.703 82.321 107.397
Toegerekende EU ontvangsten 272 0 21 1.777 439 2.509
Overige ontvangsten 13 7 0 67 ‒ 3 84
Subtotaal 285 7 21 1.844 436 2.593
Totaal ontvangen in 2020 799 6.968 1.919 17.547 82.757 109.990

De heffingen bij de verschillende sectoren worden geïnd voor de uitgaven over het voorgaande jaar. Een deel van de pluimveehouders betaalt de diergezondheidsheffing gedurende het lopende jaar. De rundersector betaalde tot 2020 de kosten van het DGF uit de reserves van het voormalig productschap Zuivel (in beheer bij ZuivelNL). In 2020 heeft ZuivelNL een eindafrekening ontvangen. Met ingang van 2021 gaan de runder- en kalversector een jaarlijkse DGF heffing betalen voor de uitgaven in 2020.

Naast de heffingen zijn er ook nog andere ontvangsten geweest binnen het DGF. In bovenstaande tabel zijn deze apart inzichtelijk gemaakt. De EU ontvangsten hebben betrekking op het TSE monitoringsprogramma, het salmonella programma en monitoringsprogramma op AI. De opgenomen ontvangsten zijn lager dan was begroot. De (verwachte) EU bijdrage voor de salmonella vaccinatieregeling wordt apart - buiten begrotingsverband - vastgelegd en is daardoor niet zichtbaar in zowel de uitgaven als de ontvangsten.

De overige ontvangsten worden gevormd door een positieve eindafrekening van de SDa over 2019. Daarnaast ontvangt de pluimveesector een bijdrage van de eierverwerkende industrie voor de verkoop van met salmonella besmette eieren.

Sinds 1 januari 2018 worden binnen het DGF crisisreserves aangelegd. De ontvangsten voor deze post worden bepaald door de hoogte van aangelegde crisisreserve (zie tabel 3). De verrekening voorfinanciering door LNV betreft betalingen die niet in de aangewezen heffingsperiode geïnd konden worden, maar pas in 2020 zijn geïnd. De rijksbijdrage aan het DGF was begroot op € 10,387 miljoen. Door de COVID-19 uitbraak onder nertsen is de rijksbijdrage fors hoger uitgevallen (€ 82,321 miljoen). Hiervan is € 10,491 miljoen voor de reguliere uitgaven binnen het DGF. De overige € 71,830 miljoen is voor de uitgaven gerelateerd aan de COVID-19 uitbraak onder nertsen. Een deel van deze ontvangsten is om de resterende uitgaven in het eerste kwartaal van 2021 te dekken.

13. Bedrijfsvoeringsparagraaf Diergezondheidsfonds

In de bedrijfsvoeringparagraaf (BVP) wordt verslag gedaan van relevante aandachtspunten in de bedrijfsvoering. De informatie opgenomen in de BVP is tot stand gekomen vanuit het departementale management control systeem en informatie uit audits van de Auditdienst Rijk (ADR). Deze bedrijfsvoeringparagraaf omvat drie onderdelen:

1. uitzonderingsrapportage voor: (a) rechtmatigheid, (b) totstandkoming niet-financiële verantwoordingsinformatie, (c) financieel en materieel beheer en (d) overige aspecten van de bedrijfsvoering,

2. rijksbrede bedrijfsvoeringonderwerpen en

3. belangrijke ontwikkelingen en verbeteringen in de bedrijfsvoering.

1. uitzonderingsrapportage voor drie onderdelen

a. Rechtmatigheid

Vanuit de bij LNV bekende informatie zijn er geen fouten in de rechtmatigheid van de verantwoordingsinformatie die gerapporteerd moeten worden.

b. Totstandkoming niet-financiële verantwoordingsinformatie

Vanuit de bij LNV bekende informatie zijn er geen tekortkomingen in de totstandkoming van niet-financiële verantwoordingsinformatie die gerapporteerd moeten worden.

c. Begrotingsbeheer, Financieel beheer en de materieel bedrijfsvoering

In 2020 zijn de eerder ingezette verbeteringen op het gebied van financieel beheer gecontinueerd. Zo werd op 1 januari 2020 een nieuw administratieprogramma in gebruik genomen dat aansluit op het bestaande applicatielandschap van RVO. Hierdoor is er een automatische koppeling ontstaan tussen opgelegde heffingen, betalingen en het administratieprogramma. Ook werden in 2020 de eerder ingezette verbeteracties voor het juist en volledig opleggen van heffingen afgerond. Tenslotte werd, naar aanleiding van de jaarlijkse audit, gestart aan een proces dat moet leiden tot een beter inzicht in, en vastlegging van, de aangegane verplichtingen. Dit proces wordt in 2021 afgerond

d. Overige aspecten van de bedrijfsvoering

2. rijksbrede bedrijfsvoeringonderwerpen en

3. belangrijke ontwikkelingen en verbeteringen in de bedrijfsvoering.

Voor de andere onderdelen uit paragraaf 1 en de paragrafen 2 en 3 wordt verwezen naar de bedrijfsvoeringsparagraaf van het moederdepartement.

14. Jaarrekening Diergezondheidsfonds

Omschrijving Verplichtingen Uitgaven Ontvangsten Verplichtingen Uitgaven Ontvangsten Verplichtingen Uitgaven Ontvangsten
Art 1. Bewaking en bestrijding van dierziekten en voorkomen en verminderen van welzijnsproblemen 33.594 33.594 33.594 93.698 93.698 109.990 ‒ 60.104 ‒ 60.104 ‒ 76.396
Subtotaal 33.594 33.594 33.594 93.698 93.698 109.990 ‒ 60.104 ‒ 60.104 ‒ 76.396
Voordelig eindsaldo t/m 2019 32.755 32.755
Correctie eindsaldo 2019 166 166
Subtotaal 142.911 142.911
Opgebouwde crisisreserve t/m 2020 ‒ 12.592 ‒ 12.592
Voordelig eindsaldo t/m 2020 ‒ 36.621 ‒ 36.621
Totaal 33.594 33.594 36.357 93.698 93.698 93.698 ‒ 60.104 ‒ 60.104 ‒ 60.104

15. Saldibalans Diergezondheidsfonds

Bedragen x € 1.000 31-12-2020 31-12-2019 31-12-2020 31-12-2019
Intra-comptabele posten
1) Uitgaven ten laste van de begroting 93.698 30.401 2) Ontvangsten ten gunste van de begroting 109.990 40.205
2a. Saldo uitgaven / middelen voorgaande dienstjaren 32.755
23.117
2b. Correctie saldo uitgaven / middelen voorgaande dienstjaren 166
3) Liquide middelen
4) Rekening courant Rijkshoofdboekhouding 47.692 32.921 4a) Rekening courant Rijkshoofdboekhouding
5) Rekening courant RHB Begrotingsreserve 5a) Begrotingsreserves
6) Vorderingen buiten begrotingsverband 1.537 7) Schulden buiten begrotingsverband 16
8) Kas-transverschillen
Subtotaal intra-comptabel 142.927 63.322 Subtotaal intra-comptabel 142.927 63.322
Extra-comptabele posten
9) Openstaande rechten 9a) Tegenrekening openstaande rechten
10) Vorderingen 7.364 8.342 10a) Tegenrekening vorderingen 7.364 8.342
11a) Tegenrekeningschulden 11) Schulden
12) Voorschotten 15.003 7.496 12a) Tegenrekening voorschotten 15.003 7.496
13a) Tegenrekening garantieverplichtingen 167.747 80.166 13) Garantieverplichtingen 167.747 80.166
14a) Tegenrekening andere verplichtingen 14) Andere verplichtingen
15) Deelnemingen 15a) Tegenrekening deelnemingen
Subtotaal extra-comptabel 190.114 96.004 Subtotaal extra-comptabel 190.114 96.004
Overall Totaal 333.041 159.326 Overall Totaal 333.041 159.326

Toelichting op de saldibalans

Balanspost 1. Uitgaven ten laste van de begroting

De op deze post verantwoorde uitgaven komen overeen met de uitgaven overgenomen in de verantwoordingsstaat, onderdeel uitgaven en verplichtingen over het jaar 2020.

Balanspost 2. Ontvangsten ten gunste van de begroting

De op deze post verantwoorde inkomsten bevatten de inkomsten overgenomen in de verantwoordingsstaat, onderdeel ontvangsten en verplichtingen over het jaar 2020.

Balanspost 2a. Saldo uitgaven / middelen voorgaande dienstjaren

Deze post komt overeen met het voordelig eindsaldo 2020. 

Balanspost 2b. Correctie saldo uitgaven / middelen voorgaande dienstjaren

Eind 2019 is bij de jaarafsluiting een verschil ontstaan van € 166.000,- op de ontvangsten tussen de saldibalans en voorgaande tabellen. Dit heeft geleid tot een afwijkend berekend eindsaldo saldo 2019 in het jaarverslag en de administratie. Met deze correctieboeking sluit de verantwoorde stand in het jaarverslag en de stand in de administratie weer op elkaar aan.

Balanspost 4. Rekening–courant Rijkshoofdboekhouding

Deze post geeft het tegoed weer dat het DGF heeft bij het Ministerie van Financiën.

Het saldo RHB sluit aan op de saldobiljet RHB.

Balanspost 10 en 10a. Vorderingen en Tegenrekeningen vorderingen

Deze posten betreffen de openstaande vorderingen die het DGF per 31-12-2020 nog moet innen.

Balanspost 12. Voorschotten

Zie verklarende tabel hieronder:

Afwikkeling voorschotten :

  1. Openstaande voorschotten per 01-01-2020: € 7,496 mln.
  1. Opgeboekte voorschotten in 2020: € 15,003 mln.
  1. Afgewikkelde voorschotten in 2020: -/-€ 7,496 mln.
  1. Openstaande voorschotten per 31-12-2020: € 15,003 mln.

Balanspost 12a. Tegenrekening voorschotten

De post tegenrekening voorschotten betreft het saldo van de tegenrekening van de rekening voorschotten per 31 december 2020.

Balanspost 13. Garantieverplichtingen

De resterende garantieverplichting per 31 december 2020 is als volgt opgebouwd:

Uitgangsbedragen volgens convenant (2020) : € 188,263 mln.

Toegerekende uitgaven cf convenant: -/- € 22.673 mln.

Toegerekende ontvangsten cf convenant: € 2.157 mln

Garantstelling per 31-12-2020: € 167,747 mln.

In het nieuwe convenant wordt geen indexatie meer toegepast.

Balanspost 13a. Tegenrekening garantieverplichtingen

De post tegenrekening garantieverplichtingen betreft het saldo van de tegenrekening van de rekening garantieverplichtingen per 31 december 2020.

Balanspost 14. Tegenrekening andere verplichtingen

Dit is de tegenrekening van post 14.a

Balanspost 14a. Andere verplichtingen

Voor 2019 zijn geen nieuwe andere verplichtingen opgenomen. Wel zijn er niet uit de balans blijkende verplichtingen. De belangrijkste worden hieronder toegelicht. Alle bedragen zijn inclusief BTW, met uitzondering van het subsidieprogramma van de Universiteit Utrecht.

  1. Gezondheidsdienst voor dieren:

    1. Subsidietoezegging Basismonitoring 2020 € 9.525.249. De resterende openstaande verplichting per 31-12-2020 bedraagt € 2.469.957.
    2. Coördinatie monitoring pluimvee t/m april 2021 € 1.450.423. De resterende openstaande verplichting per 31-12-2020 bedraagt € 453.257.
    3. Vogelgrieptesten 2020 € 918.680. De resterende openstaande verplichting per 31-12-2020 bedraagt € 179.078.
    4. Monitoringsprogramma tbv runderbrucellose 2020 € 913.715. De resterende openstaande verplichting bedraagt € 181.017.
  1. Universiteit Utrecht; 3 jarig subsidieprogramma tbv promotieonderzoek naar de effectiviteit van de basismonitoring, ingaande per 1 januari 2020. € 328.420. De resterende verplichting per 31-12-2020 bedraagt € 254.527.
  1. Voorziening ten behoeve van MKZ vaccins. Betreft een tweetal contracten met een totale waarde per 1 januari 2021 van € 1.331.000.
  1. Wageningen Bioveterinary Research (WBVR): ten behoeve van diagnostiek € 1.080.000, in het kader van het TSE/BSE monitoringsprogramma € 1.361.000.

E. Bijlagen

Bijlage 1: Toezichtrelaties rwt's en zbo's

Bureau Beheer Landbouwgronden/Commissie Beheer Landbouwgronden
Bedrag nvt nvt nvt nvt Nee
Centrale Commissie Dierproeven
Bedrag 767 0 nvt nvt Ja
De bijdrage aan CCD is onderdeel van de bijdrage aan RVO.
College voor de toelating van gewasbeschermings-middelen en biociden
Bedrag 1.225 2.457 nvt nvt Ja
Alle bijdragen van andere departementen aan Ctgb worden budgettair overgeboekt naar LNV en door LNV toegekend.
Stichting Bureau Erkenningen nvt nvt nvt nvt nvt
Grondkamers (5)
Bedrag nvt nvt nvt nvt Ja
De bijdrage aan Grondkamers is onderdeel van de bijdrage aan RVO.
Kamer voor de Binnenvisserij
Bedrag Nvt nvt nvt nvt Ja
De bijdrage aan Kabivi is onderdeel van de bijdrage aan RVO.
Raad voor Plantenrassen
Bedrag 814 1.511 nvt nvt Ja
De bijdrage aan de Raad is conform het advies van de Auditdienst Rijk uit 2017 op voldoende niveau teruggebracht (Kamerstuk 27428-352). Het betreft grotendeels programmagelden.
Rendac BV
Bedrag nvt nvt nvt nvt Ja
Bijzonderheden: Rendac ontvangt vanuit het Diergezondheidsfonds een vergoeding voor het onderhouden van extra destructiecapaciteit voor het geval er een dierziekte uitbreekt.
Staatsbosbeheer
Bedrag 27.277 84.515 nvt nvt Ja
De gerealiseerde bijdrage betreft zowel bekostiging van programma als apparaat. De begrote bijdrage ziet enkel op bekostiging van apparaat.
Stichting Bloembollenkeuringsdienst
Bedrag Nvt nvt nvt nvt Ja
Bijzonderheden: Rijksbekostiging door subsidiëring (titel 4.2 van de Awb) en valt niet onder de gehanteerde definitie voor.
«Bijdragen aan ZBO's/RWT's».
Stichting Centraal Orgaan Kwaliteitsaangelegenheden in de Zuivel (COKZ)
Bedrag 465 Nvt nvt nvt Ja
Bijzonderheden: Rijksbekostiging door subsidiëring (titel 4.2 van de Awb) en valt niet onder de gehanteerde definitie voor «Bijdragen aan ZBO's/RWT's».
Het begrote bedrag ziet nagenoeg alleen op een bedrag ter voorbereiding op Brexit.
Wageningen Research
Bedrag 162.718 214.843 nvt nvt Ja
Bijzonderheden: Alle bijdragen van andere departementen aan WR worden budgettair overgeboekt naar LNV en door LNV toegekend.
Stichting Skal
Bedrag nvt nvt nvt nvt Ja
Bijzonderheden: Rijksbekostiging door subsidiëring (titel 4.2 van de Awb) en valt niet onder de gehanteerde definitie voor. «Bijdragen aan ZBO's/RWT's».
Stichting Kwaliteits-Controle-Bureau
Bedrag 2.797 Nvt nvt nvt Ja
Bijzonderheden: Rijksbekostiging door subsidiëring (titel 4.2 van de Awb) en valt niet onder de gehanteerde definitie voor «Bijdragen aan ZBO's/RWT's».
Het begrote bedrag ziet nagenoeg alleen op een bedrag ter voorbereiding op Brexit.
Stichting Nederlandse Algemene Kwaliteitsdienst Tuinbouw
Bedrag 1.043 nvt nvt nvt Ja
Bijzonderheden: Rijksbekostiging door subsidiëring (titel 4.2 van de Awb) en valt niet onder de gehanteerde definitie voor «Bijdragen aan ZBO's/RWT's».
Het begrote bedrag ziet nagenoeg alleen op een bedrag ter voorbereiding op Brexit
Stichting Nederlandse Algemene Keuringsdienst voor zaaizaad en pootgoed van landbouwgewassen
Bedrag Nvt nvt nvt nvt Nee
Bijzonderheden: Rijksbekostiging door subsidiëring (titel 4.2 van de Awb) en valt niet onder de gehanteerde definitie voor «Bijdragen aan ZBO's/RWT's».

Bijlage 2: Afgerond evaluatie- en overig onderzoek

1. Ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid
1a. Beleidsdoorlichtingen
Concurrerende, duurzame en veilige agro-, visserij- en voedselketens Kamerstuk 31104, nr. 6 2019
1b. Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid
Voedselagenda 2021
Garantieregeling Landbouw (GL) Kamerstuk 35300 XIV, nr. 63 2019
Garantieregeling Landbouw/Vermogensversterkende kredieten (tussenevaluatie) 2022
Ondersteuning projecten biologische sector, met name via Bionext Kamerstuk 35300, XIV, nr. 75 2020
Energiesubsidies glastuinbouw: Marktintroductie energie-innovaties (MEI) en Energie-efficiëntie en hernieuwbare energie glastuinbouw (EG) / Meerjarenafspraak Energietransitie Glastuinbouw (2014-2020) en Kas als Energiebron Kamerstuk 32813 nr. 652 20201
Inbeslaggenomen goederen (IBG) en Landelijke inspectiedienst dierenbescherming (LID) 20212
Landelijk informatiecentrum Gezelschapsdieren (LICG) 2021
Stichting Zeldzame huisdieren 2021
Wet Dieren Kamerstuk 28286 nr.1139 2020
Identificatie en registratie hond 2026
Subsidieregeling Instituten voor toegepast onderzoek (TO2-regeling)3 2022
Landbouwvrijstelling 2022
Energiebelasting verlaagd tarief glastuinbouw 2021
Beknopte* evaluatie Meststoffenwet4 20215
Evaluatie Meststoffenwet Uiterlijk 2027
Voedingscentrum Kamerstuk 35300, XIV, nr. 75 2020
Voedselzekerheid Kamerstuk 34952, nr. 81 2019
Wet gewasbeschermingsmiddelen/ beleidsnota Gezonde Groei, Duurzame Oogst Kamerstuk 27858, nr. 461 2019
Centrale commissie dierproeven 20216
Nationaal comité advies dierproevenbeleid 20212
Brede weersverzekering (incl. vrijstelling ASB) 2023
Midterm evaluatie Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij (EFMZV) (2014–2020) Kamerstuk 21 501-32, nr. 1190 2019
Raad voor Plantenrassen 2022
Ctgb 2022
Plantaardige en biologische keurings-diensten (NAK, Naktuinbouw, BKD, KCB, SKAL) 2022
Meerjarenafspraak Energietransitie Glastuinbouw 2014–2020 Kamerstuk 32813 nr. 652 2020
Tussenevaluatie Groenpact 2021
Programma DuurzaamDoor (incl. Jong Leren Eten) 2021
Fonds kleine Toepassingen Kamerstuk 27858, nr. 523 2020
Slimmer Landgebruik 20217
Voedselverspilling 20218
Integrale aanpak methaan en ammoniak via het voer- en dierspoor 2025
Innovatie op het boerenerf 2023
Subsidieregeling sanering varkenshouderijen 20221
Subsidiemodules brongerichte verduurzaming van stallen 20241
Envelop Natuur- en Waterkwaliteit Uiterlijk 20279
Brongerichte maatregelen: pilots en demo’s 2025
Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden 2023
Regeling kunstmestvervanging en mestverwerking 2025
Regeling waterbassins mest 2025
Bureau Erkenningen 2021
COKZ 20216
2.Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid
GLB / NSP 202110
3. Overig onderzoek
Agentschapsdoorlichting NVWA 2023
Onderzoeksrapporten van de Auditdienst Rijk (ADR) over de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) Kamerstuk 33835, nr. 118 2019
Onderzoek kostentoerekening en doelmatigheid NVWA Kamerstuk 33835, nr. 160 2020
Energiebelasting verlaagd tarief glastuinbouw 202111
Vrijstelling overdrachtsbelasting cultuurgrond 202112
Verlaagd tarief sierteelt In de periode 2023-202613
WOT genetische bronnen 202114
WOT Visserijonderzoek 2021
WOT Economische informatievoorziening 2021
WOT Voedselveiligheid 202114
WOT Besmettelijke dierziekten 202114
WOT Natuur en milieu 2022
  1. Deze evaluatie wordt betrokken bij de Rijksbrede integrale evaluatie van het klimaatbeleid in 2024.
  2. Deze beleidsevaluatie is vertraagd en wordt naar verwachting voor de zomer van 2021 afgerond.
  3. Subsidiëring van Wageningen Research loopt mee in de evaluatie subsidieregeling Instituten voor toegepast onderzoek (TO2- regeling). Zie hiervoor de EZK begroting.
  4. De kamer is in 2019 hierover geïnformeerd in Kamerstuk 33037, nr: 360.
  5. Volgend op de Nitraatrapportage welke in november 2020 is opgeleverd verschijnt in eerste helft 2021 de beknopte evaluatie Meststoffenwet die in jaarverslag 2021 zal worden opgenomen.
  6. Deze evaluatie is vertraagd en wordt naar verwachting in het eerste kwartaal van 2021 naar de Tweede Kamer verzonden.
  7. O.a. LULUCF (Land Use, Land-Use Change and Forestry) rapportages. Een mid-term evaluatie zal in 2021 plaatsvinden. Deze evaluatie wordt betrokken bij de Rijksbrede integrale evaluatie van het klimaatbeleid in 2024.
  8. Loopt mee in evaluatie van de Voedselagenda. Deze evaluatie wordt daarnaast, voor zover relevant, betrokken bij de Rijksbrede integrale evaluatie van het klimaatbeleid in 2024.
  9. Wordt aangesloten bij de evaluatie van de meststoffenwet
  10. Deze evaluatie wordt, voorzover relevant, betrokken bij de Rijksbrede integrale evaluatie van het klimaatbeleid in 2024.
  11. Is een onderdeel van de rijksbrede evaluatie fiscale regelingen energiebelasting.
  12. Deze specifieke vrijstelling OVB maakt onderdeel uit van de verkenning overdrachtsbelastingen. Deze verkenning is vertraagd en wordt in 2021 afgerond.
  13. Is onderdeel van de algehele evaluatie op BTW.
  14. De Tweede Kamer wordt voor de zomer van 2021 geïnformeerd over de uitkomsten van de WOT-evaluaties: besmettelijke dierziekten, voedselveiligheid en genetische bronnen.

Samenvatting afgeronde evaluaties 2020 Artikel 11

Ondersteuning projecten biologische sector, met name via Bionext

De evaluatie betreft de projecten die vanuit het artikelonderdeel ‘Ondersteuning projecten biologische sector’ zijn gefinancierd in de periode 2014-2018. Voor deze evaluatie is het gedifferentieerde evaluatieregime voor subsidies toegepast, dat vanaf 1 januari 2019 voor departementen geldt. De biologische sector heeft in verhouding tot de reguliere sector te maken met stringentere regels en biologische productiemethoden vereisen een andere vakkennis. Doel van het betreffende artikelonderdeel is dan ook om in brede zin de benodigde vakkennis binnen de biologische sector te bevorderen en (blijvende) omschakeling naar biologische landbouw te ondersteunen. Hiervoor is jaarlijks € 130.000,- beschikbaar. De evaluatie is gericht op de doeltreffendheid en effectiviteit, waarbij gekeken is naar de bijdrage van de projecten aan het doel van het begrotingsartikelonderdeel. Uit de evaluatie komt naar voren dat de alle uitgevoerde projecten ofwel gericht waren op kennisontwikkeling, kennisverspreiding of een combinatie ervan. De onderwerpen hebben een verdeling over de sector en gaan in op actuele maatschappelijke thema’s (bijv. volksgezondheid en dierenwelzijn). Met de inzet van een relatief beperkt instrument wordt een positieve bijdrage geleverd aan de (kennis) ontwikkeling van de biologische sector en worden omschakelaars gefaciliteerd. Een verbeterpunt is de blijvende ontsluiting van de resultaten van de uitgevoerde projecten voor ondernemers. Voor de toekomst kan nadrukkelijker worden aangesloten bij de doelstellingen van de LNV-visie: Waardevol en Verbonden (Kamerstuk 35000-XIV, nr. 5).

Energiesubsidies glastuinbouw: Marktintroductie energie-innovaties (MEI) en Energie-efficiëntie en hernieuwbare energie glastuinbouw (EG) en Kas als Energie Bron

De evaluatie van de Meerjarenafspraak Energietransitie Glastuinbouw (2014-2020) en de subsidieregelingen Energie-efficiëntie Glastuinbouw (EG) en Marktintroductie Energie-Innovaties (MEI) is op 18 december 2020 met de Tweede Kamer gedeeld (Kamerstuk 32813 nr. 652). In de evaluatie wordt geconcludeerd dat belangrijke stappen zijn gezet om de ambities van de Meerjarenafspraak en het CO2-convenant te realiseren. Het CO2-sectorsysteem werkt op dit moment echter niet optimaal, met name door vertraagde afhandeling van de verevening en gebrek aan individuele prikkels voor tuinders om maatregelen te treffen. De MEI en EG regelingen beogen de toepassing van energiebesparende technieken in de glastuinbouw te stimuleren. De MEI-regeling richt zich op innovaties en de EG-regeling op de bredere uitrol van bewezen technieken. Volgens de evaluatie zijn beide regelingen doeltreffend.

Wet Dieren

In de wet is bepaald dat de wet vijf jaar na inwerkingtreding wordt geëvalueerd om inzicht te bieden in de doeltreffendheid en de effecten van de wet in de praktijk. De minister van LNV heeft in november 2020 het evaluatierapport vergezeld met haar reactie op het rapport aan de Kamer gestuurd (TK 28286 nr.1139). Belangrijkste conclusies uit de evaluatie zijn:

  1. Wanneer de Wet in 2021 volledig inwerking is getreden, is er sprake van een integraal en samenhangend stelsel met overzichtelijke uitvoeringsregeling.
  2. Voor sommige diersoorten en diercategorieën worden meer regels gesteld dan voor andere.
  3. De open normen in de wet lijken onvoldoende handvatten te geven voor de handhaving.

De minister van LNV heeft in november 2020 het evaluatierapport vergezeld met haar reactie op het rapport aan de Kamer gestuurd (TK 28286 nr.1139). Daarbij heeft de minister onder andere aangegeven dat LNV en de NVWA een proces hebben opgesteld op lastig handhaafbare open normen nader in te vullen.

Voedingscentrum

In 2019 heeft een evaluatie plaatsgevonden van de taken die het Voedingscentrum heeft uitgevoerd over de periode van 2013 t/m 2018. Het doel van de evaluatie was om het achterhalen of het Voedingscentrum de beschikbare gestelde LNV middelen doeltreffend en doelmatig heeft ingezet en of het Voedingscentrum de meest geschikte uitvoerder hiervoor is. De evaluatie geeft hierop een positief antwoord. Daarnaast worden in de evaluatie nog specifieke aanbevelingen aan LNV en het Voedingscentrum gedaan. Het evaluatierapport is op 2 juni 2020 naar de Tweede Kamer gestuurd.

Fonds kleine toepassingen

Het vierde Fonds Kleine Toepassingen is geëvalueerd over 2015 t/m 2019 (Kamerstuk 27858, nr. 523). Uit de evaluatie is gebleken dat de financiële ondersteuning heeft geleid tot uitbreidingen van toelatingen van gewasbeschermingsmiddelen, maar geen bijdrage aan de toelating van biologische bestrijders. De organisatie – bestuur, toekenningscommissie en secretariaat – heeft voldoende efficiënt gefunctioneerd. De problematiek van de kleine toepassingen is echter niet verminderd. Er zijn naast financiële belemmeringen ook andere belemmeringen voor kleine toepassingen, zoals het niet hernieuwen van de goedkeuring van werkzame stoffen op Europees niveau en verschillen in definities van kleine toepassingen in de verschillende lidstaten. Een eventueel nieuw fonds moet aansluiten bij de Toekomstvisie gewasbescherming 2030, de doelgroep van het fonds actief benaderen en naast de reeds betrokken partijen moeten ook andere partijen worden betrokken. De conclusies en aanbevelingen worden meegenomen in de opzet van een nieuw fonds.

Onderzoek kostentoerekening en doelmatigheid NVWA

Bij de aanbieding van de ADR-rapporten (Kamerstuk 33858, nr. 118) is aangegeven dat deze rapporten nog niet voldoende helderheid gaven op alle vragen van de Tweede Kamer en de minister van LNV. Op basis hiervan is er een vervolgonderzoek ingesteld. Op 26 mei 2020 is het rapport `kostentoerekening en doelmatigheid NVWA´ aan de Tweede Kamer aangeboden. De aanbevelingen dragen bij aan het inzichtelijker en transparanter maken van de kostentoerekening van de NVWA en aan het optimaliseren van het retributiestelsel. Daarnaastis duidelijk in kaart gebracht welke kosten doorberekend mogen worden en welke prikkels ingezet kunnen worden om de efficiënte te verhogen. Tot slot, onderstreept het ook het belang om in goed dialoog te blijven met het bedrijfsleven. Daartoe is onder voorzitterschap van de eigenaar (SG LNV) een strategische NVWA-tafel vormgegeven. Aan deze tafel zitten deelnemers vanuit zowel de overheid als het bedrijfsleven.

1. Ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid
1a. Beleidsdoorlichtingen
Natuur, biodiversiteit en gebiedsgericht werken 2021
1b. Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid
Natuurbeleids- en koraal actieplan Caribisch Nederland 2020–2030 2025
Programma natuurlijk ondernemen (waaronder Subsidieregeling innovatieve projecten biodiversiteit) Kamerstuk 33576, nr. 166 2019
Evaluatie Natuurpact/Natuurvisie Kamerstuk 33576, nr. 200) 2020
Evaluatie collectief stelsel Agrarisch natuur en landschapsbeheer (ANLb) 20211
Regio Envelop 2023
Beleidsevaluatie Programma aanpak Stikstof (PAS) en evaluatie Wetstraject PAS Kamerstuk 2020, nr. Z18692 2020
Evaluatie implementatie exotenverordening 2021
Programma naar een Rijke Waddenzee 2022
Evaluatie faunabeheer 2021
Beheerautoriteit Waddenzee 2023
Impuls natuurherstelmaatregelen 2023
Programma Natuur *
Bossenstrategie *
Opkoop rondom Natura 2000-gebieden 20212
Convenant visserij in beschermde gebieden 20213
EU gemeenschappelijk visserijbeleid 2022
Noordzeeakkoord 2023
IBP Vitaal Platteland 2021
Veenweiden 20232
3. Overig onderzoek
Vrijstelling vergoeding bos- en natuurbeheer In de periode 2023- 20264
Vrijstelling bos- en natuurterreinen box 3 In de periode 2023- 2026

Bosbouwvrijstelling
In de periode 2023-2026
Vrijstelling overdrachtsbelasting natuurgrond 20215
Vrijstelling overdrachtsbelasting Bureau Beheer Landbouwgronden 20215
Vrijstelling overdrachtsbelasting inrichting landelijk gebied 20215
Natuurschoonwet 20336
Balans van de Leefomgeving (PBL) Kamerstuk 31253, nr. 33 2020
Voortgangsrapportage Natuurpact (Jaarlijks) Kamerstuk 33576, nr. 200 2020 (zesde voortgangsrapportage)
Natura 2000 Doelendocument Kamerstuk 33576, nr. 189 2020
  1. De voorziene oplevering van de evaluatie is als gevolg van Corona een aantal maanden vertraagd waardoor de oplevering gepland is in maart 2021.
  2. Deze evaluatie wordt betrokken bij de Rijksbrede integrale evaluatie van het klimaatbeleid in 2024.
  3. Het evaluatierapport wordt met een appreciatie samen met het Toekomstperspectief Garnalenvisserij naar de Tweede Kamer gestuurd.
  4. De drie specifieke vrijstellingen overdrachtsbelasting(OVB) maken onderdeel uit van de evaluatie van de overdrachtsbelasting. Deze wordt momenteel door het ministerie van Financiën uitgevoerd. Deze evaluatie wordt afgerond in 2020.
  5. Deze specifieke vrijstelling OVB maakt onderdeel uit van de verkenning overdrachtsbelastingen. Deze verkenning is vertraagd en wordt in 2021 afgerond.
  6. De wijzigingen in de natuurschoonwet zijn pas volledig van kracht na de overgangsperiode van 10 jaar en dat is in 2031. De evaluatie vindt 2 jaar later plaats.

Samenvatting afgeronde evaluaties 2020 Artikel 12

Evaluatie Natuurpact/natuurvisie

In het Natuurpact (2013) is de afspraak opgenomen dat Rijk (LNV) en provincies om de drie jaar de uitvoering van het Natuurpact laten evalueren door het PBL. De tweede evaluatierapportage kijkt terug naar de resultaten van het provinciale natuurbeleid in de afgelopen jaren (vanaf 2011). De centrale vraag van de tweede evaluatie is in hoeverre de provincies met hun beleidsstrategieën de drie hoofdambities dichterbij hebben gebracht en wat de provincies hierbij leren. Hoewel de stikstofcrisis geen onderdeel uitmaakt van de evaluatie is de gewijzigde context wel door het PBL in de evaluatie betrokken. De tweede evaluatie is in 2020 opgeleverd. PBL concludeert dat de afronding van het natuurnetwerk in 2027 zonder wijzigingen lastig wordt aangezien het tempo van de uitbreiding vertraagt. Belangrijke oorzaak is dat de laatste stukken grond lastig te verwerven zijn. Met betrekking tot de biodiversiteit is de conclusie dat de herstelmaatregelen tot een significant positief effect leiden bij natte ecosystemen. Bij droge ecosystemen is er minder resultaat omdat het effect van de maatregelen nog te kleinschalig en te versnipperd is. Het lukt de provincies de laatste jaren om meer burgers en maatschappelijke partijen te betrekken bij natuur. De betrokkenheid is echter nog vooral kleinschalig. PBL stelt vast dat de veranderende context (stikstofcrisis, corona) de urgentie voor natuurherstel bevestigt.

Beleidsevaluatie Programma aanpak Stikstof (PAS) en evaluatie Wetstraject PAS

De kabinetsreactie op het rapport is gegeven in de Kamerbrief van 13 oktober 2020 (Kamerstuk 35334, nr. 133). Belangrijke conclusie in het rapport is dat het PAS niet effectief is geweest. Het PAS beoogde economische ontwikkeling samen te laten gaan met het op termijn realiseren van de doelen voor de Natura 2000-gebieden. De conclusie luidt dat de daling van de stikstofdepositie als gevolg van ammoniakemissiereductie niet is gerealiseerd, waardoor de instandhoudingsdoelen van de Natura 2000-gebieden onverminderd onder druk staan. Tegelijkertijd concluderen de onderzoekers dat het PAS ook goede elementen bevatte. Onderdelen van het PAS hebben volgens de onderzoekers goed gefunctioneerd en kunnen meerwaarde hebben bij het ontwikkelen van nieuw stikstofbeleid. De minister onderschrijft in de Kamerbrief de conclusies uit het rapport en neemt de aanbevelingen mee in de uitwerking van de structurele aanpak van de stikstofproblematiek.

Voortgangsrapportage Natuurpact (Zesde voortgangsrapportage)

Jaarlijks stellen provincies en LNV gezamenlijk een Voortgangsrapportage Natuur (VRN) op. De VRN 2019 beschrijft de natuurkwaliteit, de realisatie van het Natuur Netwerk Nederland (NNN) en de belangrijkste ontwikkelingen van beleid en uitvoering in 2019, en geeft een doorkijk naar 2020. De jaarlijkse rapportage door de provincies is afgesproken in het Natuurpact van 2013. Sinds 2018 rapporteren provincies en LNV gezamenlijk. Eind oktober is de rapportage over 2019 naar de Eerste en Tweede Kamer verzonden. Provincies geven daarin onder meer de nieuwe cijfers over de voortgang van verwerving, inrichting en beheer van het NNN. In 2019 is 2.727 ha ingericht en er resteert nu nog een opgave van 38.530 ha. Dit betekent dat er een versnelling nodig is om de afgesproken 80.000 ha in 2027 te kunnen halen.

Natura 2000 Doelendocument

Natura 2000 is opgericht om de achteruitgang van de biodiversiteit in Europa te stoppen. Via Natura 2000 wordt invulling gegeven aan de gebiedsbescherming van de Vogel- en Habitatrichtlijn. Het Natura 2000-doelendocument beschrijft de gehanteerde systematiek voor de instandhoudingsdoelen. Deze systematiek is geëvalueerd aan de hand van onder meer de uitkomsten van de Europese fitnescheck (2015/2016) en de ervaringen die zijn opgedaan met de instandhoudingsdoelen sinds 2006. Dit heeft geleid tot een adviesrapport actualisatie Natura 2000 doelensysteem dat in 2020 naar de Kamer is gestuurd (Kamerbrief 17 april 2020). De adviezen uit dit rapport worden opgepakt in de vervolgfasen van de actualisatie Natura 2000. Hierbij worden ook de bevindingen uit de onderzoeken Natura 2000 (kamerbrief 13 oktober 2020) betrokken.

Bijlage 3: Inhuur externen

1. Interim-management 2.857
2. Organisatie- en Formatieadvies 476
3. Beleidsadvies 1.443
4. Communicatieadvisering 2.367
Beleidsgevoelig (som 1 t/m 4) 7.142
5. Juridisch Advies 3.327
6. Advisering opdrachtgevers automatisering 13.948
7. Accountancy, financiën en administratieve organisatie 1.525
(Beleids)ondersteunend (som 5 t/m 7) 18.800
8. Uitzendkrachten (formatie & piek) 5.193
Ondersteuning bedrijfsvoering 5.193
Totaal uitgaven inhuur externen 31.136

Het kabinet hanteert, naar aanleiding van de motie Roemer, een norm voor externe inhuur van 10% van de personeelskosten. Het inhuurpercentage voor LNV (kerndepartement) komt over 2020 uit op 8,85%. De inhuur van de NVWA is 9,07% en hiermee blijft de NVWA onder de norm van 10% voor externe inhuur. Het inhuurpercentage van de totale personeelskosten is 9%.

Inhuur externen buiten raamovereenkomsten

Er zijn geen gevallen bekend waarvan buiten de raamovereenkomsten om externe krachten zijn ingehuurd boven het voor de organisaties van het rijk afgesproken maximumuurtarief van € 225 (exclusief BTW).

Bijlage 4: Focusonderwerp 2020, naleving CW 3.1

Inleiding: CW 3.1. als focusonderwerp 2020

In Artikel 3.1. van de Comptabiliteitswet (CW 3.1) is opgenomen dat voorstellen, voornemens en toezeggingen een toelichting moeten bevatten waarin wordt ingegaan op:

a. de doelstellingen, de doeltreffendheid en de doelmatigheid die worden nagestreefd;

b. de beleidsinstrumenten die worden ingezet;

c. de financiële gevolgen voor het Rijk en, waar mogelijk, de financiële gevolgen voor maatschappelijke sectoren.

Bij voorstellen die tot een substantiële beleidswijziging leiden dient ook een evaluatieparagraaf opgenomen te worden (aangenomen motie Weyenberg en Dijkgraaf: Kamerstuk 34 725, nr. 8). Vakministers zijn verantwoordelijk voor de naleving. Deze elementen behoren terug te komen in kamerbrieven waarin beleidsvoorstellen met financiële impact worden toegelicht.

In de verantwoording over 2020 is artikel 3.1 van de Comptabiliteitswet (CW3.1) het focusonderwerp. Ten behoeve van dit focusonderwerp is deze bijlage ingericht.

Veenplan Bijlage onderbouwing en evaluatie Veenplan 1e fase
Innovatie op het boerenerf Bijlage onderbouwing en evaluatie Innovatie op het Boerenerf
Uitvoeringsprogramma toekomstvisie Gewasbescherming 2030 Bijlage onderbouwing en evaluatie Toekomstvisie Gewasbescherming 2030
Gerichte opkoop Bijlage onderbouwing en evaluatie Gerichte Opkoop
Pilot Natuurbank Bijlage onderbouwing en evaluatie Pilot natuurbank
Wijziging wet verbod pelsdierhouderij Bijlage onderbouwing en evaluatie nadeelcompensatie vervroegde beeindiging van de pelsdierhouderij
Omschakelprogramma Bijlage onderbouwing en evaluatie van de contouren van het omschakelprogramma duurzame landbouw
Programma Natuur Bijlage onderbouwing en evaluatie van het uitvoeringsprogramma natuur
Tijdelijke regeling subsidie dierentuinen Bijlage onderbouwing en evaluatie tijdelijke regeling subsidie dierentuinen

Pilot bijlage evaluatie en onderbouwing (CW 3.1.)

De Tweede Kamer is via de derde Voortgangsrapportage van de Operatie Inzicht in Kwaliteit (Kamerstuk 31865, nr. 168)) geïnformeerd over de start van een rijksbrede pilot waar bij sommige kamerbrieven een aparte bijlage Evaluatie en onderbouwing meegestuurd dient te worden. De bijlage was verplicht bij alle Kamerbrieven die voorstellen, voornemens of toezeggingen bevatten voor nieuw of te wijzigen beleid met significante financiele gevolgen voor de begroting. De pilot is gestart vanuit de Rijksbrede Operatie Inzicht in Kwaliteit die is vastgelegd in het regeerakkoord. Doel van de Operatie is om meer inzicht te krijgen in de resultaten van beleid om vervolgens de maatschappelijke toegevoegde waarde ervan te vergroten. In deze verplichte bijlagen werd expliciet ingegaan op de verschillende vereisten van Artikel 3.1. uit de Comptabiliteitswet. Bovenstaande tabel toont de bijlagen bij Kamerbrieven die LNV aan de Tweede Kamer heeft verstuurd vanaf de start van de pilot in juni 2020.

De pilotperiode voor het opstellen van deze separate bijlagen was in de periode van juni 2020 - februari 2021. Voor de start van deze pilotperiode gold al de situatie dat departementen zogenaamde bestedingsplannen indienen bij het Ministerie van Financien om financiële middelen toe te kunnen voegen aan de departementale begroting. Tot die tijd staan de middelen op de aanvullende post2. In deze bestedingsplannen zijn de vereisten uit CW 3.1. ook opgenomen. Daarnaast worden bij LNV en EZK nieuwe beleidsvoorstellen intern getoetst via een Monitorcommissie. Ook bij deze commissie komen CW 3.1. vereisten aan bod. De pilot heeft bijgedragen aan extra aandacht voor het zichtbaar opnemen in Kamerstukken van deze vereisten. Immers, door de separate bijlage worden dez expliciet en losstaand aan de Tweede Kamer verstuurd, daar waar ze voor de start van de pilot (meestal) onderdeel uitmaakten van de Kamerbrieven zelf. Daarnaast heeft de pilot eraan bijgedragen dat er in betreffende Kamerbrieven vaker expliciet wordt ingegaan op de evaluatie van de genoemde (beleids)voorstellen.

Evaluatie Coronamaatregelen

In de bijlage Overzicht Coronasteunmaatregelen van dit jaarverslag is zichtbaar welke Corona-maatregelen er in 2020 vanuit de LNV-begroting zijn gefinancierd. Ondanks de onzekerheden rondom het virus en de benodigde looptijd van sommige maatregelen, is het van belang is om na te denken over hoe deze maatregelen geëvalueerd gaan worden en welke voorbereidingen we daar nu al voor kunnen treffen. Hieronder per maatregel een korte toelichting:

Borgstelling MKB-Landbouw: Deze coronamodule zal geëvalueerd worden als ook de reguliere BL geëvalueerd gaat worden (integrale evaluatie). De reguliere BL-evaluatie staat voor 2024 ingepland. Tegen die tijd zullen ook de daadwerkelijke effecten van de corona garantstelling beter in beeld gebracht kunnen worden.

Regeling tegemoetkoming dierentuinen: De regeling zal na de zomer van 2021 worden geëvalueerd. Direct bij de opzet van de regeling wordt een monitoringschema opgesteld waar zowel kwantitatieve als kwalitatieve indicatoren meegenomen worden. (Zie ook Kamerstuk 35420, nr. 229).

Regeling tegemoetkoming land- en tuinbouwondernemers: Deze regeling zal in 2022 worden geëvalueerd, waarbij de eerste voorbereidingen hiertoe al in 2021 zullen starten.

Wijziging wet verbod pelsdierhouderij/nadeelcompensatie: Het is denkbaar dat de wet deel zal uitmaken van een bredere evaluatie van maatregelen getroffen door de rijksoverheid naar aanleiding van de Covid-19 crisis. LNV zal mede gelet op rijksbrede afspraken over evaluatie van maatregelen na aanleiding van de Corona-uitbraak bezien welke evaluatie passend is. Daarnaast wordt overwogen een procesevaluatie uit te voeren. Deze evaluatie kan dan vooral ingestoken worden om leerpunten te verzamelen. Deze evaluatie moet nog nader vormgegeven worden. (Zie ook Kamerstuk 35633, nr. 6).

Nertsenhouderijen: ruimingskosten: De algemene Rekenkamer doet in het ‘Verantwoordingsonderzoek 2020 Begrotingshoofdstuk XIV LNV en F Diergezondheidsfonds Onderdeel Coronamaatregelen’ onderzoek naar de bestrijding van SARS-CoV-2 op besmette nertsenhouderijen. Daarbij zullen zij onderzoek doen naar de gronden waarop de ruimingen van besmette nertsenhouderijen hebben plaatsgevonden en de kosten die gemaakt zijn voor deze ruimingen. Hierbij wordt gekeken naar waar de dekking van die kosten op gebaseerd is en welke voorwaarden er aan de ruimingen zijn verbonden. Ook de Audit Dienst Rijk heeft een onderzoek uitgevoerd. De ADR heeft in dit geval gekeken naar de juistheid, volledigheid en rechtmatigheid van de uitgaven als onderdeel van de reguliere controles bij het jaarwerk.

Evaluatie zoönosestructuur / bestrijding SARS-CoV-2 in de nertsenhouderij

Naar verwachting wordt in het tweede kwartaal van 2021 een opdracht gegeven aan een externe partij om de crisisbestrijding van SARS-CoV-2 in de nertsenhouderij, en het gebruik van de zoönosestructuur daarin te evalueren.

Bijlage 5: Verantwoording EU-middelen in gedeeld beheer: Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij (EFMZV)

Op basis van de informatie uit de verklaringen en rapporten van de managementautoriteit, certificeringsautoriteit en auditautoriteit en alle overige informatie en met inachtneming van hetgeen na punt 3 vermeld wordt, wordt geconstateerd dat inzake het EFMZV over de periode 1 juli 2019 tot en met 30 juni 2020:

  1. de door Nederland opgezette systemen en daarin vervatte maatregelen voor het beheer en de controle van de gelden naar behoren hebben gefunctioneerd;
  2. de jaarrekening van de Certificeringsautoriteit, in de context van bovengenoemde informatie volledig, nauwkeurig en waarachtig is;
  3. de uitgaven die ter vergoeding bij de Europese Commissie zijn ingediend (per saldo (€ 5.926.726,45), aandeel overheidsuitgaven € 3.999.917,02, aandeel EFMZV € 3.067.537,47) in alle materiële opzichten wettig en regelmatig zijn.

Bovenstaande constateringen en eventuele punten van voorbehoud zijn beperkt tot zaken van materieel belang en vloeien direct voort uit audits en laten onverlet inherente interpretatie van Europese regelgeving. De bekende onderzoeken en/of correctievoorstellen in verband met de goedkeuring van de ingediende rekeningen door de Europese Commissie zijn opgenomen in de toelichting.

Verklaring Certificeringsautoriteit

De Rijksdienst voor Ondernemend Nederland heeft, in de functie van Certificeringsautoriteit, verklaard dat de jaarrekening volledig, nauwkeurig en waarachtig is, dat de in de jaarrekening opgenomen uitgaven in overeenstemming zijn met het toepasselijke recht en zijn gedaan voor concrete acties die zijn geselecteerd aan de hand van de voor het operationeel programma geldende criteria en dat de bepalingen van de fondsspecifieke verordeningen in acht zijn genomen.

Rapportages Auditautoriteit

De Auditdienst Rijk heeft, in de functie van Auditautoriteit, geoordeeld dat het toegepaste beheers- en controlesysteem naar behoren functioneert,de jaarrekening een getrouw beeld geeft, en de uitgaven in de jaarrekening wettig en regelmatig zijn. Tevens worden de beweringen in de beheersverklaring van de managementautoriteit door de uitgevoerde auditwerkzaamheden niet in twijfel worden getrokken.

Beheersverklaring Managementautoriteit

De Managementautoriteit EFMZV heeft verklaard dat de informatie in de jaarrekening 2020 naar behoren wordt weergegeven. Dit betekent dat de uitgaven die in de jaarrekening zijn opgenomen, zijn gebruikt voor het beoogde doel, zoals gedefinieerd in onderhevige verordening en overeenkomstig zijn met het beginsel van goed financieel beheer en het beheers- en controlesysteem de nodige garanties biedt met betrekking tot de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen, in overeenstemming met het toepasselijke recht.

Bekende lopende onderzoeken en/of correctievoorstellen (Europese Commissie, Europese Rekenkamer en OLAF)

De Europese Commissie bepaalt uiteindelijk de EU-conformiteit van de nationale implementatie en uitvoering van EU-regelgeving. De Europese Commissie kan financiële correcties opleggen als zij concludeert dat EU-regelgeving niet op de juiste wijze door de lidstaat is geïnterpreteerd en/of uitgevoerd. Het antifraude-DG van de Europese Commissie (OLAF) kan onderzoeken starten naar onregelmatigheden, waaronder vermoedens van fraude met EU-subsidies. Inzake het programma ''Duurzaam vissen voor de markt" 2014 ‒ 2020, is over de periode van 1 juli 2019 tot en met 30 juni 2020 geen sprake van lopende onderzoeken en/of correctievoorstellen.

Gemeenschappelijk Visserij Beleid (GVB) en EFMZV 2014-2020

Het GVB is in de eerste plaats gericht op de ontwikkeling van een verantwoorde visserijketen waarmee een evenwichtige en duurzame exploitatie van de visstand wordt bevorderd. Hiertoe zijn in EU-verband regels opgesteld, zoals beperkingen voor bepaalde visserijmethoden. Tevens zijn afspraken gemaakt ter bevordering van de stabiliteit van de vismarkt.

Hoofddoel van het EFMZV is het bijdragen aan de verwezenlijking van de doelstellingen van het hervormde GVB, dat wil zeggen aan de verdere verduurzaming en versterking van de concurrentiekracht van de visserij en aquacultuur. Het EFMZV biedt de sector kansen om initiatieven voor meer duurzaamheid, kostprijsverlaging en kwaliteitsverbetering te ontwikkelen en deze te implementeren. Het fonds zal eveneens worden ingezet om uitdagingen op te pakken en oplossingen aan te dragen voor de invoering van de aanlandplicht.

Het EFMZV-instrumentarium, zoals opgenomen in het in februari 2015 goedgekeurde Operationeel Programma, is gericht op 3 hoofdthema’s:

  1. Invoering van de aanlandplicht;
  2. Verdere verduurzaming van de visserij- en aquacultuur;
  3. Verbetering van de rendementen in de visserij- en aquacultuurketen.

In 2020 zijn in uitvoering van het Operationeel Programma de navolgende maatregelen opengesteld voor de visserijsector:

Jonge vissers 2020

De maatregelen jonge vissers (budget € 350.000) en productie- en afzetprogramma’s voor producentenorganisaties (budget € 44.250) zijn jaarlijks terugkerende openstellingen en zijn ook in 2018 en 2019 opengesteld. De maatregel jonge vissers is bedoeld voor jonge vissers om nieuwe economische activiteiten op te starten. Vissers jonger dan 40 jaar kunnen een subsidie ontvangen als zij voor het eerst een vissersvaartuig willen aanschaffen. De maatregel productie- en afzetprogramma’s is bedoeld voor het ondersteunen van producentenorganisaties bij het realiseren van de doelstellingen van de gemeenschappelijke marktordening voor visserij- en aquacultuurproducten.

Samenwerkingsprojecten wetenschap en visserij

De maatregel samenwerkingsprojecten wetenschap en visserij is in 2020 opengesteld met een budget van € 4 mln. Het doel van deze maatregel is om vissers te helpen kennis op te doen die zij kunnen gebruiken voor het verduurzamen van hun bedrijfsvoering. Deze maatregel is gericht op het opzetten van netwerken, partnerschapovereenkomsten of verenigingen (kennissystemen) tussen wetenschappers en vissers of visserijorganisaties en op het verrichten van activiteiten daarbinnen, zoals kennisontwikkeling en kennisdeling. Vissers of visserijorganisaties kunnen binnen het kennissysteem aan elkaar en aan de onafhankelijke wetenschappelijke organisatie de vragen stellen die zij hebben met betrekking tot de maatschappelijke uitdagingen, waar de sector voor staat.

Afzetbevorderingsprojecten voor visserij en aquacultuur

De maatregel afzetbevorderingsprojecten voor visserij en aquacultuur (budget € 4,3 mln.) is gericht op producenten- en brancheorganisatie of deelnemers in een samenwerkingsverband. Zij kunnen financiële ondersteuning krijgen bij het vinden van nieuwe afzetmarkten of het verbeteren van de kwaliteit en de toegevoegde waarde van visserij- en aquacultuurproducten. Het budget voor deze maatregel in 2020 bedraagt € 4,3 mln.

COVID-19 stilligregeling

De subsidiemodule ‘Tijdelijk stopzetten van visserijactiviteiten als gevolg van COVID-19’ (budget € 9 mln.) is opengesteld om tegemoet te komen aan de gevolgen van de COVID-19 maatregelen. De subsidiemodule is gericht op het geven van financiële steun indien de bemanning van een vissersvaartuig gedurende een volledige week ononderbroken de visserijactiviteiten opzegt tijdens de subsidiabiliteitsperiode.

Covid-19 aquacultuur

Deze subsidiemodule betreft een regeling voor de tijdelijke vermindering van productie of verkoop van aquacultuurproducten als gevolg van de COVID-19 maatregelen (budget € 1,5 mln.) De regeling is uitsluitend bedoeld voor aquacultuurproductiebedrijven die vis kweken op land, bestemd voor menselijke consumptie. De subsidie wordt verstrekt voor de verminderde productie en verkoop van aquacultuurdieren in de periode 16 maart tot 15 juni 2020.

Naast de reeds in uitvoering zijnde overheidsopdrachten is in 2020 vanuit het EFMZV € 2.4 mln. vastgelegd voor de uitvoering van een aantal nieuwe overheidsopdrachten, waaronder Self-sampling garnalenvisserij enkele ICT projecten voor de uitvoering van visserijregelingen.

Financieel overzicht

De toenmalig Minister van EZ heeft voor de uitvoering van het GVB een Operationeel programma vastgesteld voor de periode 2014-2020. De verdeling van de kosten van dit programma tussen overheid en begunstigden bedraagt in de meeste gevallen 50/50. Van het overheidsdeel komt gemiddeld 75% uit het EFMZV, de resterende 25% is nationale cofinanciering.

De voor Nederland beschikbare EU-budgetten voor het EFMZV (2014-2020) zijn (x € 1 mln.):

EFMZV middelen 13,9 14,1 14,2 14,5 14,8 14,9 15,1 101,5

Tot en met 2020 is er een bedrag van circa € 39,1 mln uitgegeven. In deze periode is circa € 27,7 mln. aan EFMZV middelen bij de Europese Commissie gedeclareerd. De Rijksmiddelen waarvoor nog geen uitgaven zijn gedaan, blijven gereserveerd voor de nationale cofinanciering van het EFMZV.

Bijlage 6: Verantwoording EU-middelen in gedeeld beheer: Europese Landbouwfondsen

Europese Landbouwfondsen

Op basis van de ter beschikking staande informatie en met inachtneming van hetgeen na punt 3 vermeld wordt, wordt geconstateerd dat inzake het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) en het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO) over het begrotingsjaar 2020:

  1. de door Nederland opgezette systemen en daarin vervatte maatregelen voor het beheer en de controle van de gelden naar behoren hebben gefunctioneerd;
  2. de verantwoording in de context van bovengenoemde informatie volledig, nauwkeurig en waarachtig is;
  3. de uitgaven die ter vergoeding bij de Europese Commissie zijn ingediend ter hoogte van €815.318.118,70 (ELGF €685.966.710,88, ELFPO €129.351.407,82) in alle materiële opzichten wettig en regelmatig zijn.

Toelichting

Verklaring betaalorgaan

Het betaalorgaan Rijksdienst voor Ondernemend Nederland heeft, bij de over het begrotingsjaar 16 oktober 2019 tot en met 15 oktober 2020 bij de Europese Commissie ingediende rekeningen, verklaard dat deze een waarheidsgetrouw, volledig en nauwkeurig beeld geven en dat de beheers- en controlesystemen een redelijke zekerheid bieden dat de onderliggende transacties wettig en regelmatig zijn.

Rapportage certificerende instantie

De ADR heeft, in de functie van certificerende instantie, geoordeeld dat;

  1. de bij de Europese Commissie ingediende rekeningen voor het begrotingsjaar 16 oktober 2019 tot en met 15 oktober 2020 in elk materieel opzicht een waarheidsgetrouw, volledig en nauwkeurig beeld geven van de aan het ELGF en ELFPO in rekening gebrachte totale netto-uitgaven,
  2. uit de vaststelling of het betaalorgaan aan de accreditatiecriteria voldoet, blijkt dat de interne controleprocedures van het betaalorgaan naar behoren hebben gefunctioneerd voor het ELGF en ELFPO,
  3. de uitgaven die ter vergoeding bij de Europese Commissie zijn ingediend in het kader van het ELGF en ELFPO, in alle materiële opzichten wettig en regelmatig zijn.

    Tevens is op basis van ons onderzoek niets onder onze aandacht gekomen op grond waarvan twijfel is gerezen over de beweringen in de beheersverklaring.

Voor wat betreft ELFPO benadrukt de ADR een onzekerheid met betrekking tot de in de pilot GLB gehanteerde Vereenvoudigde KostenOpties (VKO’s).

De ADR kan niet aangeven of er sprake is van een «eerlijke, billijke en controleerbare» berekeningsmethode. Er is voor de ADR sprake van een onvermogen om voldoende passend auditbewijs te vergaren inzake de in de pilot GLB gehanteerde VKO’s. RVO heeft op verzoek van de ADR middels een integrale analyse het totale bedrag gerelateerd aan de VKO’s in alle betalingen van de pilots GLB in FY 2020 in kaart gebracht. Het totaal onzekere bedrag met betrekking tot VKO’s pilot GLB in 2020 is € 1.512.135.

Bekende lopende onderzoeken en/of correctievoorstellen door de Europese Commissie, Europese Rekenkamer en OLAF

De Europese Commissie bepaalt uiteindelijk de EU-conformiteit van de nationale implementatie en uitvoering van EU-regelgeving. De Europese Commissie kan financiële correcties opleggen als zij concludeert dat EU-regelgeving niet op de juiste wijze door de lidstaat is geïnterpreteerd en/of uitgevoerd. Het antifraude-DG van de Europese Commissie (OLAF) kan onderzoeken starten naar vermoedens van onregelmatigheden, waaronder vermoeden van fraude met EU-subsidies.

Voor ELGF loopt er een onderzoek naar de grondgebonden subsidies en de Graasdierpremie: in drie tranches heeft de Europese Commissie in 2020 een conformiteitsaudit verricht naar de Graasdierpremie en de grondgebonden subsidies. Deze audit voltrok zich, vanwege de beperkingen van de COVID pandemie, geheel digitaal en was een vervolgaudit op een eerdere, in 2017, uitgevoerde audit. Eind 2020 zijn de bevindingen voor de grondgebonden subsidies ontvangen (graasdierpremie volgt nog). De voorlopige conclusie van de Europese Commissie is dat Nederland bij de uitvoering van de grondgebonden regelingen ELGF niet geheel voldoet aan 7 essentiële controles (key controls). Hierbij stelt de Europese Commissie, conform het geldende richtsnoer, een forfaitaire correctie voor van 10%. Er volgt nu een traject van hoor- en wederhoor en er is een bilateraal gepland op 15 juni 2021.

GLB Pijler 1: Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF)

De ontvangen EU-steun voor het GLB pijler 1 bedraagt in 2020 € 685 mln. voor directe inkomenssteun en markt- en prijsmaatregelen. De steun voor markt- en prijsmaatregelen fluctueert afhankelijk van de marktomstandigheden. De uitvoering van het GLB is aan stringente Europese voorwaarden gebonden die met name de rechtmatigheid van de uitvoering moeten waarborgen.

De maatregelen binnen Pijler 1 van het Gemeenschappelijk landbouwbeleid zijn als volgt onderverdeeld:

Basisbetalingsregeling

In 2020 zijn de betalingen gedaan op aanvragen ingediend in 2019, het vijfde jaar in de huidige GLB-periode. Voor de basisbetaling is € 456 mln. gedeclareerd bij de Europese Commissie.

Betaling voor vergroening

Landbouwers die gebruik maken van de basisbetalingsregeling zijn verplicht om vergroeningsmaatregelen toe te passen op hun bedrijf. Voor de vergroeningsbetalingen is 30% van het budget voor directe betalingen bestemd. In 2020 is € 193 mln. voor vergroeningsbetalingen gedeclareerd bij de Europese Commissie.

Aanvullende betaling voor jonge boeren

Voor de zogenaamde ‘top-up’ betaling voor jonge boeren is 2% van het budget voor directe betalingen beschikbaar. In 2020 is bij de Europese Commissie € 12 mln. gedeclareerd voor de ‘top-up’ betaling voor jonge boeren.

Graasdierpremie

In 2020 werd € 1 mln. voor steun aan graasdieren (runderen en schapen) gedeclareerd bij de Europese Commissie.

Teruggave financiële discipline

Op alle directe betalingen wordt een korting toegepast ten behoeve van de crisisreserve van de Europese Commissie. Indien de crisisreserve niet (volledig) wordt benut vindt teruggave plaats aan de landbouwers. In 2020 werd € 8,4 mln. terugbetaald aan landbouwers.

Markt- en prijsbeleid

Het markt- en prijsbeleid is afgebouwd met als doel de landbouw marktgerichter te maken. Bij het markt- en prijsbeleid zijn er aan de ene kant uitgaven voor reguliere programma’s en aan de andere kant uitgaven in verband met slechte marktsituaties.

In 2020 bestond de reguliere steun uit operationele programma’s groente en fruit van € 16 mln. Voor afzetbevordering is € 6,7 mln. uitgegeven. Het betrof hier uitgaven in het kader van schoolfruit, schoolmelk, bijbehorende promotieprogramma’s en verschillende opslag interventies. 

GLB Pijler 2: Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO)

Op 13 februari 2015 heeft de Europese Commissie het Nederlandse POP3 goedgekeurd. De programmaperiode van POP3 (2014-2020) is niet geëindigd op 31 december 2020, maar verlengd met twee jaar (2021-2022). Het programma wordt in de extra twee transitiejaren POP3+ genoemd en kent een beleidsarm karakter. Wel wordt een focus aangebracht op beleidsdoelen rond klimaat, biodiversiteit/bodem en kringlooplandbouw. Het budget voor POP3+ wordt in 2021-2022 financieel aangevuld met middelen uit het economisch herstelfonds (€ 52,4 mln., waarvan €15,5 in 2021 en €36,9 in 2022). In 2020 zijn de voorbereidingen voor de programmering van deze middelen in gang gezet.

Conform het akkoord tussen Rijk en provincies zijn de provincies verantwoordelijk voor het overgrote deel van het plattelandsontwikkelingsprogramma (POP3). De provincies leveren het grootste deel van de benodigde nationale cofinanciering van de Europese ELFPO-middelen, aangevuld met contrafinanciering door de waterschappen (verbetering waterkwaliteit).

In overleg met de provincies is besloten POP3 concreet te richten op de volgende thema’s:

1) Versterken van innovatie, verduurzaming en concurrentiekracht;

2) Jonge boeren;

3) Natuur en landschap (zoals afgesproken in het Natuurpact);

4) Verbetering van de waterkwaliteit;

5) LEADER (inclusief projecten onder het programma Duurzaam Door).

Met ingang van 2016 zijn in het POP3 de volgende wijzigingen doorgevoerd:

  1. In verband met de convergentie naar een gelijke hectarepremie in 2019 is besloten tot een herschikking van de beschikbare middelen van GLB-pijler 1. Hiervan wordt € 11,5 mln. per jaar voor de periode 2017-2021 (totaal €57,5 mln.) overgeheveld naar GLB-pijler 2 ten behoeve van enkele knelsectoren die te maken hebben met een substantiële vermindering van directe betalingen (zonder nationale cofinanciering) uit GLB-pijler 1. Voor de aardappelzetmeelsector (totaal € 5 mln. van de € 57,5 mln.) worden maatregelen uitgevoerd door de provincies Groningen en Drenthe.
  2. Daarnaast wordt extra geld aangewend voor watermaatregelen. Voor de periode 2016 -2020 wordt hier jaarlijks € 20 mln. aan besteed (totaal € 100 mln.). Het gaat hier om EU-middelen waarvoor geen nationale cofinanciering vereist is (100% EU-bijdrage). Wel zijn er met de waterschappen afspraken gemaakt dat de (EU) beschikbare watermiddelen met een zelfde bedrag van € 20. mln (contrafinanciering) worden opgehoogd (totaal € 100 mln.).
  3. Een andere aanpassing betreft de overgang naar een stelsel van collectief agrarisch natuurbeheer met ingang van 2016 (Kamerstuk, 33 576, nr. 3).
  4. Vervolgens is in juli 2017 de voorgenomen overheveling van pijler 1 (€ 30 mln. per jaar voor de jaren 2019 en 2020) aan de Europese Commissie gemeld. Voor de Brede Weersverzekering wordt vanaf 2019 € 10 mln. per jaar ingezet. Hiermee kunnen voor de jaren 2019 en 2020 in totaal 1.000 tot 1.200 meer deelnemers worden geaccommodeerd (bijna een verdubbeling van het huidige aantal). Voor de jaren 2019 en 2020 wordt € 20 mln. per jaar voor agrarisch natuurbeheer ingezet om de belangrijkste stappen te zetten om scenario 2 uit de toekomstscenario’s weide- en akkervogelbeheer te realiseren (zie Kamerstuk 33 576, nr. 97). De EC heeft de voorstellen in 2018 goedgekeurd.
  5. In 2020 is in totaal € 61,5 mln beschikbaar gekomen ten behoeve van het jaar 2020 als gevolg van een overheveling van GLB pijler 1 naar GLB pijler 2 in 2019. Dit bedrag bestaat uit € 20 mln voor watermaatregelen (Deltaplan Agrarisch Waterbeheer), € 20 miljoen voor Agrarisch Natuur- en Landschapsbeheer, € 10 miljoen voor de Brede Weersverzekering en € 11,5 mln. voor de zogenaamde knelsectoren (Kamerstuk 28 625, nr.281).

Onderstaand volgt een overzicht van de bedragen die gemiddeld per jaar voor het Plattelandsontwikkelingsprogramma 2014 ‒ 2020 (POP3) beschikbaar zijn, na toevoeging van bovenstaande middelen (bedragen x € 1 mln):

Bijdrage EU 87 87 118,5 118,4 118,3 148,1 148,1 825,3
Bijdrage andere overheden 87 83,6 103,5 103,6 103,3 103 103 687
Bijdrage Rijk 5,5 5,5 5,5 5,5 5,5 5,5 33

Bijdrage andere overheden en bijdrage Rijk zijn niet gestegen omdat de toegevoegde GLB pijler 1 middelen 100% financiering vanuit de EU betreffen.

Het LNV aandeel bedraagt circa € 5,5 mln. per jaar en deze uitgaven worden verantwoord in het jaarverslag van LNV (artikel 6). Het Rijksaandeel heeft betrekking op de regeling brede weersverzekering. Vanaf 2016 is het Ministerie eveneens verantwoordelijk voor de uitvoering van de regelingen voor de kalversector, aardappelzetmeelsector en vleesveesector. Deze regelingen worden alleen via de EU gefinancierd, de hiervoor benodigde middelen zijn vanuit GLB pijler 1 overgeheveld naar pijler 2.

Onder POP3 is een ruimer bestedingsregime van kracht. Per jaartranche dient het geld binnen 4 jaar te zijn uitgegeven (N+3).

De realisatie tot en met 2020 ziet er als volgt uit (bedragen x € 1 mln.).

Bijdrage EU 0 33 41 60 78 93 147 452
Bijdrage provincies 0 10 18 25 38 38 53 182
Bijdrage Rijk 0 4 4,6 5,6 5,3 2,4 0 21,9

Bijlage 7: Rapportage Burgercorrespondentie 2020

1 Inleiding

Het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) rapporteert hierbij over de correspondentie van het kerndepartement, de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) en Rijksdienst voor Ondernemend Nederland3 (RVO.nl) met burgers voor het kalenderjaar 2020.

Onder de term "burgerbrief' wordt volgens de definitie van de Nationale ombudsman verstaan: elk schriftelijk stuk dat een overheidsinstantie van een burger ontvangt. Het medium (brief, fax of e-mail) maakt daarbij niet uit. Ook het begrip burger is breed. Hieronder worden niet alleen individuele burgers begrepen, maar ook groepen en organisaties.

Specifiek betreft het bezwaarschriften, klaagschriften, Wob-verzoeken en overige brieven & e-mails. Deze laatsten voor zover zij worden afgehandeld door het kerndepartement. Ook via Rijksoverheid.nl (verzorgd door het Ministerie van Algemene Zaken) zijn er vele contacten met burgers over de LNV-beleidsterreinen.

2 Aantallen

2019 2020
a. Bezwaarschriften (als bedoeld in de AwB) 5819 4455
b. Klaagschriften 256 187
c. Overige brieven en e-mails 2186 2200
d. Wob-verzoeken 480 432

A. Bewaarschriften

Het kerndepartement, RVO.nl en NVWA ontvingen in 2020 de volgende aantallen bezwaarschriften:

Aantal bezwaarschriften Afgehandeld binnen verdaagde (wettelijke) termijn
2019 2020 2019 2020
Kerndepartement LNV 22 10 88% 83%
RVO.nl 3770 2778 65,2% 76%
NVWA 2027 1667 47% 36%*

B. Klaagschriften

Het kerndepartement, RVO.nl en NVWA ontvingen in 2020 de volgende aantallen klaagschriften:

Aantal klaagschriften Afgehandeld binnen de (verdaagde) wettelijke termijn
2019 2020 2019 2020
Kerndepartement LNV 10 3 70% 100%
RVO.nl 791 51 95% 79%
NVWA 167 133 40% 73%
  1. Bij verschillende regelingen zijn er in 2019 minder schriftelijke klachten ontvangen dan de jaren ervoor.

C. Overige brieven en e-mails

Het kerndepartement, RVO.nl en NVWA ontvingen in 2020 de volgende aantallen overige brieven en e-mails:

Aantal ‘overige brieven’ en e-mails Tijdig afgehandeld
2019 2020 2019 2020
Kerndepartement LNV 2186 2200 80% 82%

RVO en NVWA ontvangen als uitvoerende en handhavende dienst elke dag vele berichten, zowel schriftelijk als telefonisch, van zowel burgers als bedrijven. Van al deze binnengekomen berichten worden de eerstelijns zaken, dit zijn o.a. de mails en brieven die via de klantcontactcentra binnenkomen, geregistreerd.

RVO ontving in 2020 ruim 80.000 mails en brieven, een kleine 22.000 hiervan betrof LNV-onderwerpen. De NVWA ontving in 2020 14.901 burgermeldingen. Dit zijn meldingen van burgers en bedrijven die op het toezichtgebied van de NVWA liggen. Deze meldingen komen zowel schriftelijke binnen, als telefonisch.

Ook heeft de NVWA 13.067 schriftelijke vragen en overige berichten bij het Klantcontactcentrum geregistreerd. De monitoring op de doorlooptijden van de vragen en overige berichten is niet te beantwoorden, aangezien de afhandeling in veel gevallen buiten de systemen van het Klantcontactcentrum plaatsvinden en daardoor niet eenduidig te rapporteren zijn.

C. Wob-verzoeken

Het kerndepartement, RVO.nl en NVWA ontvingen in 2020 de volgende aantallen Wob-verzoeken:

Aantal Wob-verzoeken Afgehandeld binnen de (verdaagde) wettelijke termijn Ingebrekestellingen
2019 2020 2019 2020 2019 2020
Kerndepartement LNV 59 64 79% 36% 11 4
RVO.nl 162 141 93% 60% 11 6
NVWA 259 227 32% 32% 37 36%

Helaas is het aandeel afhandeling binnen de termijnen lager dan in 2019. Vanwege de corona-crisis kregen belanghebbenden langer de tijd om te reageren op Wob-verzoeken. Dit had als consequentie dat hierdoor minder tijd was om zaken binnen de termijnen af te handelen. O.a milieuzaken, waarbij de termijn niet kan worden opgeschort, zijn hierdoor vaak niet binnen de wettelijk termijn afgehandeld.

Daarbij komt dat de Wob-verzoeken nog steeds in omvang en complexiteit toenemen. De verzoeken kunnen zien op vele duizenden documenten en kennen vaak vele derde belanghebbenden op wiens gegevens de Wob-verzoeken betrekking hebben. In 2019 speelde een aantal grote thema’s, zoals stikstof en COVID, met een aantal zeer grote verzoeken.

Om de tijdigheid te verbeteren worden maatregelen genomen. Zo wordt bijvoorbeeld bij de NVWA extra capaciteit aangetrokken en wordt ingezet op concentratie van juridische expertise en stroomlijning van het Wob-proces op het kerndepartement.

Lijst van afkortingen

ACM Autoriteit Consument en Markt
AI Aviaire Influenza
ANLb Agrarisch natuur en landschapsbeheer
ATCM Antarctic Treaty Consultative Meeting
AVP Afrikaanse Varkenspest
Awb Algemene wet bestuursrecht
BES Bonaire, Sint Eustatius, Saba
BL Borgstelling MKB Landbouwkredieten
BNP Bruto Nationaal Product
BSE Bovine Spongiforum Encephalopathy
BT Blauwtong
BZK Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
CBD Convention on Biological Diversity
CBS Centraal Bureau voor de Statistiek
CCAMLR Convention for the Conservation of Antarctic Marine Living Resources
CCD Centrale Commissie Dierproeven
CITES Convention on International Trade in Endangered Species of Wild Flora and Fauna
COKZ Centraal Orgaan voor Kwaliteitsaangelegenheden in de Zuivel
Ctgb College toelating gewasbeschermingsmiddelen en biociden
DG Directoraat-Generaal
DGF Diergezondheidsfonds
DICTU Dienst ICT Uitvoering
EC Europese Commissie
EFMZV Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij
EG Energie-efficiëntie glastuinbouw (voorheen EHG)
EHG Energie-efficiëntie en hernieuwbare energie glastuinbouw
EHS Ecologische Hoofdstructuur
ELFPO Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling
ELGF Europees Landbouwgarantiefonds
ESTEC European Space Research and Technology Centre
EU Europese Unie
EZK Ministerie van Economische Zaken en Klimaat
FAO Food and Agriculture Organization of the United Nations
FLEGT Forest Law Enforcement, Governance and Trade
GD Gezondheidsdienst voor Dieren
GKN Groen Kennisnet
GL Garantieregeling Landbouw
GLB Gemeenschappelijk Landbouwbeleid
GMI Garantstelling Marktintroductie Innovaties
GMO Gemeenschappelijke Marktordening
GVB Gemeenschappelijk Visserijbeleid
Gwwd Gezondheids- en welzijnswet voor dieren
HACCP Hazard Analysis and Critical Control Points
HBO Hoger Beroeps Onderwijs
HCU High Containment Unit
HGIS Homogene Groep Internationale Samenwerking
IBG Inbeslaggenomen goederen
ICT Informatie- en communicatietechnologie
IenW Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat
ILG Investeringsbudget Landelijk Gebied
IUC Inkoop Uitvoering Centrum
IUCN International Union for Conservation of Nature and Natural Resources
JPI Joint Programming Initiatives
KCB Kwaliteits-Controle-Bureau
KDS Kwaliteitskeuring Dierlijke Sector
KRM Kaderrichtlijn Mariene Strategie
KVP Klassieke Varkenspest
LAN Landbouwraden Netwerk
LEI Landbouw-Economisch Instituut
LICG Landelijk informatiecentrum gezelschapdieren
LID Landelijke inspectiedienst dierenbescherming
LNV Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
MBO Middelbaar beroepsonderwijs
MEI Marktintroductie energie-innovaties
MFK Meerjarig Financieel Kader
MKB Midden- en Kleinbedrijf
MKZ Mond-en-klauwzeer
MVO Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen
MZS Minister voor Medische Zorg en Sport
NCD Newcastle Disease
NDFF Nationale Databank Flora en Fauna
NEM Netwerk Ecologische Monitoring
NGO Niet-gouvernementele organisatie
NIPO Nederlands Instituut voor Publieke Opinie
NOF Programma Natuuroffensief
NPPL Nationale Proeftuin Precisielandbouw
NVWA Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit
NWO Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek
OBN Ontwikkeling en Beheer Natuurkwaliteit
OCR Official Controls Regulation
OCW Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
OIE Office international des Épizooties
OM Openbaar Ministerie
OVB Overdrachtsbelasting
PAS Programma Aanpak Stikstof
PBL Planbureau voor de Leefomgeving
PBO Publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie
PIA Programma Internationale Agroketens
POP Plattelandsontwikkelingsprogramma
RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu
RVO.nl Rijksdienst voor Ondernemend Nederland
RWS Rijkswaterstaat
RWT Rechtspersonen met een Wettelijke taak
S.T./S.E. Salmonella Typhimurium/Salmonella Enteritidis
SDa Stichting Diergeneesmiddelen Autoriteit
SDG Sustainable Development Goal
SER Sociaal-Economische Raad
SSO Shared Service Organisatie
SVD Swine Vesicular Disease (Blaasjesziekte)
TO2 Toegepast Onderzoek Organisaties
TSE Transmissible Spongiform Encephalopathies
UNESCO United Nations Educational, Scientific and Cultural Organization
VAMIL Regeling Vervroegde Afschrijving Milieu-investeringen
VBNE Vereniging van Bos- en Natuurterreineigenaren
VGI Voedings- en genotmiddelenindustrie
VWS Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
WEcR Wageningen Economic Research
WOT Wettelijke onderzoekstaken
WR Wageningen Research
WRR Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid
ZBO Zelfstandig Bestuursorgaan
ZvA Ziekte van Aujeszky

  1. __De bijdrage van dierenartsen aan de Autoriteit Diergeneesmiddelen (SDa) loopt niet via het diergezondheidsfonds. ↩︎

  2. __De Aanvullende Post is in de rijksbegroting een apart begrotingshoofdstuk naast de departementale begrotingen, waarop tijdelijk middelen gereserveerd staan die op een later moment worden overgeboekt naar andere begrotingshoofdstukken.↩︎

  3. __Dit betreft alleen de aantallen die betrekking hebben op LNV. ↩︎