[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Jaarverslag Deltafonds 2020

Jaarverslag en slotwet Deltafonds 2020

Jaarverslag

Nummer: 2021D17022, datum: 2021-05-19, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 2

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-35830-J-1).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van kamerstukdossier 35830 J-1 Jaarverslag en slotwet Deltafonds 2020.

Onderdeel van zaak 2021Z07729:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2020–2021
35 830J Jaarverslag en Slotwet Deltafonds 2020
Nr. 1

Jaarverslag van het Deltafonds (J)

Ontvangen 19 mei 2021

Gerealiseerde uitgaven en ontvangsten

Figuur 1 Gerealiseerde uitgaven verdeeld over de productartikelen (x € 1 miljoen). Totaal € 1.079.412.000,--

Figuur 2 Gerealiseerde ontvangsten verdeeld over de productartikelen (x € 1 miljoen). Totaal € 1.074.179.000,--

A. Algemeen

1 1. Aanbieding van het jaarverslag en verzoek tot dechargeverlening

AAN de voorzitters van de Eerste en de Tweede Kamer van de Staten-Generaal.

Hierbij bied ik, mede namens de staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, het jaarverslag met betrekking tot de begroting van het Deltafonds (J) over het jaar 2020 aan.

Onder verwijzing naar de artikelen 2.37 en 2.40 van de Comptabiliteitswet 2016 verzoek ik de beide Kamers van de Staten-Generaal de Minister van Infrastructuur en Waterstaat decharge te verlenen over het in het jaar 2020 gevoerde financiële beheer.

Voor de oordeelsvorming van de Staten-Generaal over dit verzoek tot dechargeverlening stelt de Algemene Rekenkamer als externe controleur op grond van artikel 7.14 van de Comptabiliteitswet 2016 een rapport op. Dit rapport wordt op grond van artikel 7.15 van de Comptabiliteitswet 2016 door de Algemene Rekenkamer aan de Staten-Generaal aangeboden. Het rapport bevat de bevindingen en het oordeel van de Algemene Rekenkamer over:

  1. het gevoerde begrotingsbeheer, financieel beheer, materiële bedrijfsvoering en de daartoe bijgehouden administraties van het Rijk;
  2. de centrale administratie van de schatkist van het Rijk van het Ministerie van Financiën;
  3. de financiële verantwoordingsinformatie in de jaarverslagen;
  4. de totstandkoming van de niet-financiele verantwoordingsinformatie in de jaarverslagen;
  5. de financiële verantwoordingsinformatie in het Financieel jaarverslag van het Rijk.

Bij het besluit tot dechargeverlening worden verder de volgende, wettelijk voorgeschreven, stukken betrokken:

  1. het Financieel jaarverslag van het Rijk over 2020
  2. het voorstel van de slotwet dat met het onderhavige jaarverslag samenhangt;
  3. het rapport van de Algemene Rekenkamer over het onderzoek van de centrale administratie van de schatkist van het Rijk en van het Financieel jaarverslag van het Rijk;
  4. de verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer over de in het Financieel jaarverslag van het Rijk, over 2020 opgenomen rekening van uitgaven en ontvangsten over 2020, alsmede over de saldibalans over 2020 (de verklaring van goedkeuring, bedoeld in artikel 7.14, tweede lid, van de Comptabiliteitswet 2016.

Het besluit tot dechargeverlening kan niet worden genomen, voordat de betrokken slotwet is aangenomen en voordat de verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer is ontvangen.

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,

drs. C. Van Nieuwenhuizen Wijbenga

Dechargeverlening door de Tweede Kamer

Onder verwijzing naar artikel 2.40 van de Comptabiliteitswet 2016 verklaart de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal dat de Tweede Kamer aan het hiervoor gedane verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit, genomen in de vergadering van

De Voorzitter van de Tweede Kamer,

Handtekening:

Datum:

Op grond van artikel 2.40, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2016 wordt dit originele exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen verklaring, ter behandeling doorgezonden aan de voorzitter van de Eerste Kamer.

Dechargeverlening door de Eerste Kamer

Onder verwijzing naar artikel 2.40 van de Comptabiliteitswet 2016 verklaart de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal dat de Eerste Kamer aan het hiervoor gedane verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit, genomen in de vergadering van

De Voorzitter van de Eerste Kamer,

Handtekening:

Datum:

Op grond van artikel 2.40 van de Comptabiliteitswet 2016 wordt dit originele exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen verklaring, doorgezonden aan de Minister van Financiën.

2. Leeswijzer

1 Algemeen

Voor u ligt het jaarverslag van het Deltafonds, Hoofdstuk J van de Rijksbegroting. Naast het Deltafonds kent IenW ook de Beleidsbegroting Infrastructuur en Waterstaat (Hoofdstuk XII) en het Infrastructuurfonds (Hoofdstuk A). Van deze begrotingen zijn separate jaarverslagen opgesteld.

In de Waterwet (stb. 2009, nr 107) is opgenomen dat er een Deltafonds wordt ingesteld met als doel de bekostiging van maatregelen, voorzieningen en onderzoeken op het gebied van waterveiligheid en zoetwatervoorziening. Op grond van het amendement-Jacobi (Kamerstukken II, 2013-2014 33 503, nr. 8) is het met ingang van 1 januari 2015 mogelijk om de uitgaven op het gebied van waterkwaliteit, ook wanneer deze uitgaven geen relatie hebben met waterveiligheid en zoetwatervoorziening, te verantwoorden op het Deltafonds.

De producten van het Deltafonds zijn gerelateerd aan artikel 11 Integraal Waterbeleid op de beleidsbegroting van het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (Hoofdstuk XII van de Rijksbegroting). De doelstelling van dit beleidsartikel is het op orde houden van een duurzaam watersysteem tegen maatschappelijk aanvaardbare kosten, waardoor Nederland droge voeten heeft en over voldoende zoetwater beschikt.

Het Deltafonds wordt voor het grootste deel gevoed door een bijdrage uit de beleidsbegroting van IenW (artikelonderdeel 26.02). Daarnaast worden voor een aantal projecten uitgaven doorberekend aan derden, zoals andere departementen, lagere overheden, buitenlandse overheidsinstanties en de Europese Unie.

De apparaatsuitgaven en apparaatsontvangsten van het kerndepartement (met uitzondering van de Staf-Deltacommissaris) worden verantwoord op artikel 98 Apparaatsuitgaven Kerndepartement van de begroting Hoofdstuk XII.

2 Opbouw

Het Jaarverslag van het Deltafonds bestaat uit de volgende onderdelen:

  1. Een algemeen deel: hierin is naast deze leeswijzer de officiële officiële aanbieding van het Jaarverslag aan de Staten-Generaal en het verzoek tot dechargeverlening opgenomen.
  2. Het beleidsverslag 2020 van het Deltafonds, deze bestaat uit:

    1. het Deltafondsverslag 2020, waarin een korte terugblik is opgenomen met betrekking tot de realisatie van de belangrijkste uitvoeringsprioriteiten over het verslagjaar 2020;
    2. de productartikelen van het Deltafonds;
    3. de bedrijfsvoeringsparagraaf.
  3. De Jaarrekening 2020 van het Deltafonds, deze bestaat uit de verantwoordingstaat en saldibalans van het Deltafonds.
  4. De volgende twee bijlagen:

    1. Instandhouding1;
    2. Afkortingenlijst2.

3 Normering Jaarverslag

De financiële informatie in het beleidsverslag (onderdeel B) wordt gepresenteerd door middel van de tabellen ‘Budgettaire gevolgen van beleid’. Verschillen tussen de vastgestelde begroting en de realisatie worden conform de Regeling rijksbegrotingsvoorschriften 2021 op het niveau van de financiële instrumenten en de totale verplichtingen toegelicht volgens onderstaande uniforme ondergrenzen.

< 50 1 2
= > 50 en < 200 2 4
= > 200 en < 1000 5* 5*
= > 1000 5* 5*

* Naar aanleiding van de motie van de leden Van Helvert en Van Veldhoven (Kamerstukken II 2015-2016, 34 475 XII, nr. 12) worden bij alle begrotingsartikelen op het Infrastructuurfonds en Deltafonds groter dan € 1 miljard de begrotingsmutaties boven de € 5 miljoen toegelicht. Dit heeft als praktische uitwerking dat bij de artikelen tussen de € 200 miljoen en € 1 miljard de ondergrens voor technische mutaties ook neerwaarts is bijgesteld. Voor beleidsmatige mutaties was er bij de artikelen van deze omvang reeds sprake van een ondergrens van € 5 miljoen.

Inzicht in budgetten van verkenningen en planuitwerkingprogramma’s en de realisatieprogramma's

Het inzicht in de budgetten van de verkenningen en planuitwerkingprogramma’s en de realisatieprogramma’s wordt vergroot door begrotingsmutaties expliciet in de MIRT projectoverzichten zichtbaar te maken op projectniveau (toezegging WGO van 22 juni 2011). Deze projectoverzichten zijn in ieder geval voorzien van toelichtingen indien sprake is:

  1. Van een wijziging (anders dan door de verwerking van prijsbijstelling) in het taakstellend projectbudget groter dan 10% of meer dan € 10 miljoen;
  2. Van een wijziging groter dan 1 jaar in de oplevering van het project.

In aanvulling op de toelichting op de budgettaire tabel, worden bij de projectoverzichten van het realisatieprogramma wijzigingen van het kasbudget op projectniveau toegelicht conform de staffel «Norm bij te verklaren verschillen» behorende bij de budgettaire tabel.

Grondslagen voor de vastlegging en de waardering

De verslaggevingsregels en waarderingsgrondslagen die van toepassing zijn op de in dit jaarverslag opgenomen financiële overzichten zijn ontleend aan de Comptabiliteitswet 2016 en de daaruit voortvloeiende regelgeving, waaronder de Regeling rijksbegrotingsvoorschriften 2021 en de Regeling agentschappen. Voor de departementale begrotingsadministratie wordt het verplichtingen-kasstelsel toegepast en voor de baten-lasten agentschappen het baten-lastenstelsel.

4 Groeiparagraaf

Focusonderwerp

Voor de verantwoording 2020 heeft de Tweede Kamer de toepassing van artikel 3.1 van de Comptabiliteitswet 2016 (CW 3.1) als focusonderwerp aangewezen. De Minister van Financiën heeft de Tweede Kamer geïnformeerd op welke wijze gevolg wordt gegeven aan dit onderwerp. (Kamerstukken II 2019/20, 31 865, nr. 174). In de departementale jaarverslagen wordt inzichtelijk gemaakt op welke wijze het departement invulling heeft gegeven aan CW 3.1 bij significante beleidsvoorstellen in het jaar 2020. Dit inzicht is opgenomen in bijlage 4 bij het departementale jaarverslag van Hoofdstuk XII.

Doorwerking wijzigingen Regeling rijksbegrotingsvoorschriften 2021

Voor het opstellen van het departementaal jaarverslag gelden de Rijksbegrotingsvoorschriften van de Minister van Financiën. In de Regeling rijksbegrotingsvoorschriften 2021 zijn een aantal wijzigingen doorgevoerd die doorwerken in dit jaarverslag op het gebied van:

  1. Overzicht coronasteunmaatregelen (bijlage bij de beleidsprioriteiten);
  2. Bedrijfsvoeringsparagraaf (specificatie coronasteunmaatregelen);
  3. Bijlage naleving CW 3.1 (focusonderwerp).

B. Beleidsverslag

3. Deltafondsverslag 2020

Werken aan waterveiligheid, zoetwatervoorziening en waterkwaliteit vraagt continu inspanningen en investeringen. Deze worden verantwoord in het Deltafonds. Het aantal mensen en de waarde van het te beschermen goed veranderen onder invloed van economische en demografische ontwikkelingen. Ook water en bodem veranderen in de loop van de tijd: de zeespiegel stijgt en de bodem daalt. Door de klimaatverandering wordt het warmer en zullen rivierafvoeren en regenval grotere extremen vertonen.

Het Deltaprogramma is het nationale programma waarin Rijk, provincies, gemeenten en waterschappen samenwerken om Nederland veilig en aantrekkelijk te houden en goed te blijven voorzien van zoetwater. Zo kan onze economie blijven profiteren van de gunstige ligging in de delta.

Het Deltaprogramma heeft als doel ons land nu en in de toekomst te beschermen tegen hoogwater en de zoetwatervoorziening op orde te houden.

Mijlpalen en resultaten 2020

Hieronder wordt ingegaan op de mijlpalen in het lopende programma. Hiermee wordt inzichtelijk gemaakt welke projecten in 2020 zijn opgeleverd en bij welke projecten de uitvoering in 2020 is gestart.

Beheer, onderhoud en vervanging

Voor het beheer en onderhoud zijn afspraken over prestaties gemaakt voor het watermanagement en beheer en onderhoud, waaronder kustlijnhandhaving met zandsuppleties, stormvloedkeringen en rijkswaterkeringen zoals dijken, dammen en duinen. Deze afspraken over prestaties zijn nader toegelicht in artikel 3 Beheer, Onderhoud en Vervanging van het Deltafonds. In 2020 heeft IenW onder meer de volgende activiteiten in het kader van beheer, onderhoud en vervanging uitgevoerd:

Hoofdwatersystemen Zandsuppleties basiskustlijn
Levensduurverlengend onderhoud aan stuwen Nederrijn/ Lek

Aanleg

In 2020 is voortvarend gewerkt aan het verbeteren van de waterveiligheid, onder andere door het uitvoeren van het tweede Hoogwaterbeschermingsprogramma, het nieuwe Hoogwaterbeschermingprogramma en Maaswerken. Hieronder volgen de mijlpalen die IenW bij deze programma’s in 2020 heeft behaald:

HWBP Start realisatie Vianen
Vianen Hazelaarsplein
Beezel
Heel
Oplevering Koppelstuk WIJD dijkvakken
Noordzeekanaal
Twentekanaal (inclusief innovatie)
Twentekanaal Zuid
Spakenburg
Maaswerken Start realisatie Maasband
Oplevering Afferden
Neer

Voor een nadere toelichting over de stand van zaken voor de lopende programma’s wordt verwezen naar de toelichting op de productartikelen, de voortgangsrapportages aan de Tweede Kamer, het Deltaprogramma 2020 en het MIRT Overzicht 2021. Het Deltaprogramma is te vinden op de website van de Deltacommissaris.

4. Productartikelen

4.1 Artikel 1 Investeren in waterveiligheid

A. Omschrijving van de samenhang in het beleid

Het Rijk investeert in waterveiligheid om te voldoen aan de wettelijke normen van de primaire waterkeringen in beheer bij de waterschappen en het Rijk en om een bijdrage te leveren aan het beheer van de Rijkswateren. Het artikel waterveiligheid is gerelateerd aan beleidsartikel 11 (Integraal Waterbeleid) op de Begroting hoofdstuk XII.

B. Budgettaire gevolgen van de uitvoering

2016 2017 2018 2019 2020 2020 2020
Verplichtingen 531.871 364.968 708.835 278.012 280.032 1.131.383 ‒ 851.351 1
Uitgaven 587.938 457.927 515.558 509.245 451.429 462.448 ‒ 11.019
1.01 Grote projecten waterveiligheid 432.091 272.598 308.998 242.861 161.763 168.599 ‒ 6.836
1.01.01 Programma HWBP-2 Waterschapsprojecten 229.746 142.271 147.362 156.824 141.647 110.311 31.336 2
1.01.02 Programma HWBP-2 Rijksprojecten 5.018 17.948 72.542 41.694 9.852 20.485 ‒ 10.633 3
1.01.03 Ruimte voor de rivier 181.995 92.050 78.412 29.353 4.218 12.773 ‒ 8.555 4
1.01.04 Maaswerken 15.332 20.329 10.682 14.990 6.046 25.030 ‒ 18.984 5
1.02 Overige aanlegprojecten waterveiligheid 147.808 178.248 199.682 258.320 282.887 282.880 7
1.02.01 Verkenningen en planuitwerkingsprogramma 2.175 5.071 1.140 14.694 11.386 32.718 ‒ 21.332 6
- Waarvan bijdrage aan agentschap RWS 1.569 5.009 226 363 546 537 9
1.02.02 Realisatieprogramma 145.633 173.177 198.542 243.626 271.501 250.162 21.339 7
1.03 Studiekosten 8.039 7.081 6.878 8.064 6.779 10.969 ‒ 4.190
1.03.01 Studie en onderzoekskosten 8.039 7.081 6.878 8.064 6.779 10.969 ‒ 4.190
1.09 Ontvangsten 208.776 193.127 208.552 205.107 193.910 172.412 21.498
1.09.01 Ontvangsten waterschappen HWPB-2 156.754 160.591 120.473 4.740 57.391 56.356 1.035
1.09.02 Overige ontvangsten HWPB-2 0 2.879 0 1.850 61 0 61
1.09.03 Ontvangsten waterschappen HWPB 29.054 23.642 57.149 166.088 117.901 109.049 8.852 8
1.09.04 Overige ontvangsten HWPB 0 617 728 3.258 5.150 0 5.150 9
1.09.05 Overige aanleg ontvangsten 22.968 5.398 30.202 29.171 13.407 7.007 6.400 10

C. Financiële toelichting

Onderstaand wordt op het niveau van artikelonderdeel en de verplichtingen een toelichting gegeven op de verschillen (de mutaties) tussen de begroting en de realisatie. Zie voor de gehanteerde norm de toelichting ‘normering jaarverslag’ zoals opgenomen in de leeswijzer.

  1. Binnen de investeringen Waterveiligheid is € 851,3 miljoen minder aan verplichtingen gerealiseerd dan bij de ontwerpbegroting werd geraamd. Dit is het saldo van plussen en minnen binnen dit artikel. De grootste afwijkingen:
  1. Bij het HWBP (- € 799 miljoen) heeft provincie Gelderland de goedkeuring van het plan voor het project Gorinchem-Waardenburg naar 2021 geschoven. Hierdoor kon de beschikking niet worden afgegeven (- € 378 miljoen). Bij het project Tiel-Waardenburg was in de planfase meer tijd nodig dan verwacht en is daarom minder verplicht (- € 298 miljoen) Daarnaast heeft een aantal waterschappen de aanvraag voor de beschikking over de jaargrens geschoven, er is meer voorbereidingstijd nodig. Het betreft hier de projecten Zwolle, Zwolle -Olst, Markermeerdijk, Lauwersmeer en de voorhavens Noordelijke Lekdijk (- € 101 miljoen). Overige verschillen zijn het gevolg van het aanpassen van het verplichtingenritme aan herziene planningen en van minder opgetreden risico's.
  2. Bij Maaswerken (- € 23 miljoen) is minder verplicht omdat er minder risico's zijn opgetreden dan voorzien en door lagere kosten grondverwerving bij het project Zandmaas.
  3. Bij kribverruiming Pannerdensch kanaal (- € 9,5 miljoen) schuift de realisatiefase door naar 2022 als gevolg van een kort geding op de aanbesteding.
  4. Bij HWBP-2 Waterschapsprojecten (€ 13,5 miljoen) is meer verplicht onder andere vanwege hogere declaraties van de waterschappen in verband met wijzigingen in de planning en/of hogere uitvoeringskosten.
  5. Voor het project IJsseldelta fase 2 is minder verplicht (€32,1 miljoen) en hangt samen met de uitgaven (zie punt 6).
  6. Bij de rivierverruiming Maas is de meerjarige verplichting (€2,0 miljoen) voor de planuitwerking Meanderende Maas Ravenstein Lith als gevolg van een bestuurlijke discussie bij de uitwerking van de bestuursovereenkomst omtrent dit project vertraagd.
  7. Diverse kleinere mutaties per saldo een hogere realisatie van € 0,9 miljoen.
  1. Bij HWBP-2 Waterschapsprojecten (€ 31 miljoen) is meer gerealiseerd dan voorzien. De grootste afwijkingen betreffen:
  1. Een hogere voorschotbetaling dan gepland bij het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier voor het project Markermeerdijk Hoorn-Edam-Amsterdam (€ 21,5 miljoen). Er was minder vertraging dan voorzien door de Raad van State procedure;
  2. Een hogere declaratie van het waterschap bij de projecten Waddenzeedijk Texel (€ 7,8 miljoen) vanwege hogere uitvoeringskosten en Scheveningen (€ 1,5 miljoen) evenredig met wat in 2019 minder is betaald;
  3. Hogere realisatie bij het project Versterking Eemdijk (€ 9,6 miljoen) door vertraging in eerdere jaren als gevolg van problemen met Termisch Gereinigde Grond;
  4. Daar tegenover staat een lagere declaratie voor het project Den Oever (- € 2,1 miljoen) door lagere uitvoeringskosten bij het Waterschap;
  5. En bij de projecten Bergambacht (- € 1,9 miljoen) Zettingsvloeien Spui (- € 1,9 miljoen ) en Waddenzee Friese kust (- € 2,0 miljoen) is minder gerealiseerd door vertraging in het opstellen van de eindafrekening door de waterschappen. Oorzaken zijn divers, onder andere capaciteitsproblematiek en afwikkelen van restpunten;
  6. Diverse kleinere mutaties per saldo een lagere realisatie van - € 1,5 miljoen).
  1. Bij het project Houtribdijk (- € 10,1 miljoen) is minder gerealiseerd omdat in 2020 minder risico's zijn opgetreden dan verwacht, de risicoreservering verschuift naar een later jaar. Daarnaast werden enkele rekeningen gepland voor 2020 al in 2019 betaald.
  2. Er is sprake van een lagere realisatie bij Ruimte voor de Rivier, omdat een aantal restpunten zijn afgewikkeld. Dit betreft onder andere het project IJsseldelta fase 1, waar de risicoreservering en de restbudgetten zijn vrijgevallen (ca. € 5 miljoen). Daarnaast is het project Lent afgerond, maar volgt de financiële afwikkeling in 2021 (€ 3,1 miljoen).
  3. Bij het project Zandmaas waren de uitgaven lager omdat er minder risico's zijn opgetreden dan voorzien en door lagere kosten bij de grondverwerving.
  4. Lagere uitgaven (- € 21,3 miljoen) voor met name het programma IJsseldelta fase 2. Het budget schuift door in afwachting van het nog te ontvangen kasritme van de regio op basis van de projectbeslissing.
  5. De hogere realisatie bij het artikelonderdeel 1.02.02 (€ 21,3 miljoen) is het gevolg van € 83 miljoen overprogrammering. Daar staat een lagere realisatie bij HWBP Waterschappen (- € 64 miljoen) tegenover. Omdat de provincies de planuitwerking nog niet hebben goedgekeurd is sprake van minder subsidieaanvragen door uitvoerende keringbeheerders. Het betreft onder andere Gorinchem–Waardenburg (- € 40 miljoen) , Tiel–Waardenburg (- € 39 miljoen), Zwolle–Olst (-€ 17 miljoen) en projecten <€25 mln (-22 miljoen). Daarnaast hebben uitvoerende keringbeheerders bij een aantal projecten subsidieaanvragen eerder ingediend dan was voorzien. Het betreft onder ander de projecten Gouderak (€ 22 miljoen), Neder Betuwe (€ 21 miljoen) en Lob van Gennep (€ 11 miljoen). Bij HWBP Rijksprojecten (€ 2 miljoen) is het areaal van het Drongelenskanaal in 2020 overgedragen aan het waterschap Brabantse Delta. Dit is een jaar sneller dan verwacht.
  6. Bij HWBP Waterschapsprojecten (€ 8,9 miljoen) is sprake van hogere ontvangsten onder andere door het alsnog betalen van het restant van de solidariteitsbijdrage (€ 6,1 miljoen) door de waterschappen die gepland stond voor 2019, door indexatie (€1,9 miljoen) en door actualisatie van de bijdragen van de waterschappen conform de bijgewerkte uitgavenprogrammering HWBP.
  7. Bij overige ontvangsten HWBP (€ 5,2 miljoen) is sprake van hogere ontvangsten van waterschappen bij de innovatieprojecten Eemdijk, Grebbedijk en Geervliet (€ 1,4 miljoen) en een hogere ontvangst voor de projecten Lauwersmeerdijk, Noordzeekanaal en Kennisplatvorm (€ 3,4 miljoen). Betalingen zijn eerder in de tijd en/of hoger dan verwacht.
  8. Overige aanleg ontvangsten (€ 6,4 miljoen) betreffen natuurparkWaterschelde, gedeelte Bath en Ossenisse (€ 2,5 miljoen provincie Zeeland), het project Roggeplaat (€ 2,7 miljoen) onder andere door een eerdere vertraging in het project bij de subsidieaanvraag.

    Ruimte voor de Rivier (€ 0,6 miljoen) en het Plan van Aanpak Zandige Keringen (€ 0,4 miljoen).

D. Toelichting op de artikelonderdelen

1.01 Grote projecten waterveiligheid

Motivering

Deze projecten, waaraan de Tweede Kamer de status van Groot Project heeft toegekend, dragen bij aan de waterveiligheid in Nederland. Voor meer achtergrondinformatie over programmering in 2020 (en verder) wordt verwezen naar het MIRT 2020, de betreffende voortgangsrapportages en het Deltaprogramma 2020.

Producten

1.01.02/02 Tweede Hoogwaterbeschermingsprogramma (HWBP-2)

Onder dit programma vallen de verbetermaatregelen die zijn voortgekomen uit de periodieke toetsing volgens de Waterwet. Uit de resultaten van de eerste (2001) en tweede (2006) toetsing op veiligheid van de primaire waterkeringen bleek dat een deel van deze keringen niet voldeed aan de wettelijke norm (Kamerstukken II, 2007–2008, 27 625 check en 18 106, nr. 103).

Conform de Regeling Grote Projecten heeft de Tweede Kamer in 2020 de Voortgangsrapportages 17 en 18 ontvangen (Kamerstukken 32698 nr. 51 en 32698 nr. 54).

Meetbare gegevens

Het HWBP-2 bestaat uit 87 versterkingsprojecten, inclusief de Zwakke Schakels. Per 31 december 2020 voldoen 85 projecten aan de vigerende veiligheidsnorm. De twee resterende projecten (Dijkversterking Markermeerdijken en Eemdijken) zijn in uitvoering.

HWBP 2

Start Realisatie

Oplevering

nvt

Dijkversterking Houtribdijk

Dijkversterking Waddenzeedijk Texel

Projecten Nationaal 2024
HWBP-2 Rijksprojecten 19 9 ‒ 10 188 190 1
HWBP-2 Waterschapsprojecten 110 142 32 2.434 2.452 2
Overige projectkosten (programmabureau) 2 1 ‒ 1 46 46
afrondingen 0 0
Programma realisatie 131 152 21 2.668 2.688
begroting (DF 1.01.01/02) 131 152 21

Toelichting

  1. Bij het project Houtribdijk (- € 10,1 miljoen) is minder gerealiseerd omdat in 2020 minder risico's zijn opgetreden dan verwacht, de risicoreservering verschuift naar een later jaar. Daarnaast werden enkele rekeningen gepland voor 2020 al in 2019 betaald.
  2. Bij HWBP-2 Waterschapsprojecten (€ 31 miljoen) is meer gerealiseerd dan voorzien. De grootste afwijkingen betreffen:
  1. Een hogere voorschotbetaling dan gepland bij het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier voor het project Markermeerdijk Hoorn-Edam-Amsterdam (€ 21,5 miljoen). Er was minder vertraging dan voorzien door de Raad van State procedure;
  2. Een hogere declaratie van het waterschap bij de projecten Waddenzeedijk Texel (€ 7,8 miljoen) vanwege hogere uitvoeringskosten en Scheveningen (€ 1,5 miljoen) evenredig met wat in 2019 minder is betaald;
  3. Hogere realisatie bij het project Versterking Eemdijk (€ 9,6 miljoen) door vertraging in eerdere jaren als gevolg van problemen met Termisch Gereinigde Grond;
  4. Daar tegenover staat een lagere declaratie voor het project Den Oever (- € 2,1 miljoen) door lagere uitvoeringskosten bij het Waterschap;
  5. En bij de projecten Bergambacht (- € 1,9 miljoen) Zettingsvloeien Spui (- € 1,9 miljoen ) en Waddenzee Friese kust (- € 2,0 miljoen) is minder gerealiseerd door vertraging in het opstellen van de eindafrekening door de waterschappen. Oorzaken zijn divers, onder andere capaciteitsproblematiek en afwikkelen van restpunten;
  6. Het resterende saldo (- € 1,5 miljoen) betreft diverse kleinere mutaties.
  7. De toename van het projectbudget (€ 21,5 miljoen) is onder andere het gevolg van de hogere voorschotbetaling voor het project Markermeerdijk.

1.01.03 Ruimte voor de Rivier

Op 22 januari 2019 heeft de Tweede Kamer de Groot Project Status voor Ruimte voor de Rivier opgeheven. De rapportage over de finale afronding van het programma vindt plaats als onderdeel van de reguliere rapportage Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport (MIRT).

Meetbare gegevens

Alle maatregelen zijn uitgevoerd, de waterveiligheidsdoelstellingen van het programma Ruimte voor de Rivier is voor alle maatregelen en het programma als geheel behaald.

Projecten Nationaal
Ruimte voor de Rivier 13 4 ‒ 9 2.257 2.258 2019 2019 1
Programma realisatie 13 4 ‒ 9 2.257 2.258
begroting (DF 1.01.03) 13 4 ‒ 9 2.257 2.258

Toelichting

  1. Er is sprake van een lagere realisatie bij Ruimte voor de Rivier, omdat een aantal restpunten zijn afgewikkeld. Dit betreft onder andere het project IJsseldelta fase 1, waar de risicoreservering en de restbudgetten zijn vrijgevallen (ca. € 5 miljoen). Daarnaast is het project Lent afgerond, maar volgt de financiële afwikkeling in 2021 (€ 3,1 miljoen).

1.01.04 Maaswerken

Op dit onderdeel worden de uitgaven van de deelprogramma’s Zandmaas en Grensmaas van het programma Maaswerken verantwoord. Maaswerken is voortgekomen uit het Deltaplan Grote Rivieren dat na de twee hoogwaters in de Rijn en de Maas in december 1993 en januari 1995 tot stand kwam. Belangrijkste doelstelling is het verbeteren van de bescherming van inwoners van Limburg en Noord-Brabant tegen hoogwater van de Maas.

Op 22 januari 2019 heeft de Tweede Kamer de Groot Project Status van Zandmaas en Grensmaas beëindigd. De rapportage over de voortgang en afronding van het programma vindt plaats als onderdeel van de reguliere rapportage Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport (MIRT).

Naast de werken in de Zandmaas en de Grensmaas zijn nog aanvullende maatregelen nodig om in alle dijkringen langs de Maas het wettelijke beschermingsniveau te bereiken (overstromingskans kleiner dan 1/250 per jaar). Het prioritaire deel van dit werk is in 2020 gereeed gekomen. De rest van de werkzaamheden loopt via het Hoogwaterbeschermingsprogramma. Planuitwerking en realisatie van de «prioritaire sluitstukkaden» gebeurt grotendeels door het waterschap Limburg en er is hiervoor vanuit het budget van Maaswerken € 75 miljoen beschikbaar gesteld. Het budget voor het totale programma (inclusief planuitwerking) is middels een aantal addenda in voorgaande jaren opgehoogd naar € 97 miljoen. De aanpak voor de Grensmaas en de afspraken over de gebiedsontwikkeling Ooijen-Wanssum zijn vastgelegd in de Bestuursovereenkomst Waterveiligheid Maas van 10 november 2011.

Maaswerken

Start realisatie

Oplevering

Maasband

Afferden

Neer

Het project Grevenbicht is in 2020 niet volledig is afgerond, doordat geen vergunning verleend kon worden voor de veerstoep in Grevenbicht. In overleg met de beheerder en Vlaanderen zal binnenkort voor een nieuw ontwerp een vergunning worden aangevraagd waarna volgend alsnog de veerstoep gerealiseerd kan worden. De hoogwaterdoelstelling is op deze locatie al wel gehaald.

Meetbare gegevens

Grensmaas en Zandmaas, natuurontwikkeling

De deelprogramma’s Grensmaas en Zandmaas (fase I) dragen primair bij aan de hoogwaterveiligheidsdoelstelling. Daarnaast wordt met deze projecten natuur gerealiseerd die ten goede komt aan de Ecologische Hoofdstructuur (EHS).

In het kader van de herijking van de Ecologische Hoofdstructuur door Rutte I is bij het Zandmaasproject besloten 129 ha natuur niet te realiseren door de nevengeulen Belfeld en Sambeek uit de scope te halen. Deze nevengeulen leveren geen bijdrage aan de hoogwaterveiligheidsdoelstelling. De natuuropgave binnen de Zandmaas is gerealiseerd. De feitelijke oplevering en overdracht is afhankelijk van de voortgang van de delfstofwinning.

In de Grensmaas is de scope nagenoeg gelijk gebleven. Alleen de verwerving van natuurgronden bij de locatie Roosteren (44 ha) is komen te vervallen. Deze locatie valt buiten de uitvoeringsovereenkomst met het Consortium Grensmaas. De totale oppervlakte natuurontwikkeling in de Grensmaas wordt daarmee 1.208 ha. Het Ministerie van LNV neemt hiervan thans 728 ha voor haar rekening (Kamerstukken II, 2014–2015, 18 106, nr. 230). De Minister heeft in maart 2019 aan de Tweede Kamer laten weten dat eind 2018 1.125 ha van de natuurdoelstelling Grensmaas gerealiseerd is.

Hoogwaterbeschermingsprogramma 100% in 2017 (gerealiseerd) 100 % in 2016
Natuurontwikkeling (93%) 1.2010 ha (100%) 427 ha
Grind ten minste 35 miljoen ton
Projecten Zuid-Nederland
Grensmaas 4 2 ‒ 2 116 117 2017-2024 2017-2024
Zandmaas 21 4 ‒ 17 400 400 2022 2022 1
Programma realisatie 25 6 ‒ 19 516 517
begroting (DF 1.01.04) 25 6 ‒ 19

Toelichting

  1. Betreft lagere realisatie bij Zandmaas (€ -17 miljoen) omdat In 2020 is de eindafrekening van de cluster A en B (Roosteren en Grevenbicht) niet meer gelukt. Reden hiervoor is dat een aantal grondverwervingsdossier nog niet waren afgerond. Daarnaast zijn ook nog een paar nadeelcompensaties in afronding. Deze zijn grotendeels niet meer in 2020 gerealiseerd, omdat de onderhandelingen niet tijdig afgerond konden worden.

Maatregelen ter verbetering van de waterveiligheid

De kengetallen hieronder geven informatie over de stand van zaken van maatregelen ter verbetering van de waterveiligheid onder het Tweede Hoogwaterbeschermingsprogramma (HWBP-2), en de programma’s Ruimte voor de Rivier (RvdR) en Maaswerken. Het geeft een meerjarig inzicht in de voortgang van de maatregelen van de betreffende programma’s. De beleidsinspanningen van de Minister van IenW die onder Hoofdstuk XII (artikel 11) vallen richten zich op de regie op deze programma’s.

Meetbare gegevens

Figuur 3 Kengetallen

Bron: Rijkswaterstaat, 2020

1.02 Overige aanlegprojecten waterveiligheid

Motivering

Naast de grote projecten op het gebied van waterveiligheid zijn hieronder de overige aanlegprojecten beschreven.

Producten

1.02.01 Verkenningen- en planuitwerkingsprogramma

Het verkenningen- en planuitwerkingsprogramma dient om een probleem of een initiatief met maatschappelijke meerwaarde op het gebied van waterbeheer te verkennen en daarna, indien nodig, uit alternatieven de beste oplossing voor het probleem te zoeken en voor te bereiden voor de uitvoering.

Op dit artikelonderdeel worden diverse projecten en programma’s verantwoord die zich in de MIRT-verkenningen- en planuitwerkingsfase bevinden.

Projecten Nationaal
Reservering areaalgroei 14 14
EPK Planuitwerking en verkenningen Waterveiligheid 7 7
Projecten Zuid-Nederland
Rivierverruiming Rijn en Maas 125 127
Projecten Oost-Nederland
IJsseldelta fase 2 83 84 2022 2022
afronding ‒ 1
Totaal programma planuitwerking en verkenning 228 232
budget DF 1.02.01 228 232

Toelichting:

Voor de Rivierverruiming Rijn en Maas en IJsseldelta fase 2 is de prijsbijstelling 2020 toegevoegd.

1.02.02 Realisatieprogramma

Dit programma levert een bijdrage aan het voldoen aan de wettelijke normen van de primaire waterkeringen in beheer bij het Rijk en bij de waterschappen én levert een bijdrage aan het beheer van de Rijkswateren.

Hoogwaterbeschermingsprogramma (HWBP)

Het Hoogwaterbeschermingsprogramma (HWBP) is een alliantie tussen de waterschappen en het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat. Het programma is opgericht voor het aanpakken van de waterveiligheidsopgave die voortvloeit uit de Derde Landelijke Rapportage Toetsing primaire waterkeringen (LRT3) in 2011 en de daaropvolgende beoordelingsrondes. Het programma heeft als doel in 2050 alle primaire waterkeringen in Nederland op orde te hebben. Circa 90% van de primaire waterkeringen is in beheer bij de waterschappen. Het overige deel is vrijwel volledig in beheer bij het Rijk. Door de samenwerking binnen de alliantie wordt de beschikbare kennis en deskundigheid van de verschillende waterbeheerders optimaal benut.

Het HWBP kent een voortrollend karakter, waarbij jaarlijks een actualisatie van het zesjarige programma plaatsvindt en er een nieuw jaar aan de programmering wordt toegevoegd. Met deze werkwijze ontstaat een adaptief programma dat flexibel in kan spelen op nieuwe ontwikkelingen.

De huidige HWBP opgave komt voort uit de LRT3 (2011) en de verlengde derde toetsing (LRT3+, 2013). Op basis van de nieuwe landelijke beoordelingsronde overstromingsrisico (LBO-1), die op 1 januari 2017 van start is gegaan, zijn ook in het programma 2020–2025 nieuwe projecten toegevoegd.

De prioritering van de jaarlijks uit te brengen programmering is gebaseerd op urgentie. De programmering 2020–2025 is gelijktijdig met de begroting 2020 op Prinsjesdag als onderdeel van het Deltaprogramma 2020 (paragraaf 3.3) gepresenteerd.

Het HWBP is onderdeel van het Deltaprogramma met behoud van eigen besturing, organisatie en financiering.

HWBP

Start realisatie

Oplevering

Vianen

Vianen Hazelaarsplein

Beezel

Heel

Koppelstuk WIJD dijkvakken

Noordzeekanaal

Twentekanaal (inclusief innovatie)

Twentekanaal Zuid

Spakenburg

De programmering van het Hoogwaterbeschermingsprogramma voor de jaren 2020 ‒ 2025 kent 76 projecten. Het betreft onder andere projecten van waterschappen. Het tempo van uitvoering is niet altijd goed te voorspellen. Sommige projecten hebben vertraging opgelopen, andere projecten zijn versneld uitgevoerd. Dit verklaart de verschillen met de in de begroting 2020 opgenomen lijst met op te leveren projecten. Over het totaal genomen zijn er momenteel meer projecten die vertragen dan projecten die versnellen. Dit heeft vooralsnog geen gevolgen voor het einddoel voor het volledige HWBP programma (alle waterkeringen voldoen aan de waterveiligheidsnormen in 2050).

Vooroeververdediging Oosterschelde en Westerschelde

In 2017 is de financiële afwikkeling van het onderdeel steenbekledingen afgerond. Daarnaast wordt ook de vooroeververdediging van de dijken in het Ooster- en Westerscheldegebied aangepakt. Het project vooroeverbestortingen is opgedeeld in verschillende clusters die over de tijd worden uitgevoerd. In 2020 is de aannemer gestart met het daadwerkelijk bestorten van de vooroevers. Voor dit project is tevens besloten om enkele werkzaamheden voor de provincie Zeeland mee te nemen in het geplande werk van Rijkswaterstaat.

Rivierverruiming, niet zijnde Ruimte voor de Rivier

Langs de Maas, de Rijn, de Waal en de Lek zijn en worden projecten uitgevoerd ten behoeve van natuurontwikkeling in de uiterwaarden en om een grotere waterafvoer te kunnen opvangen, de zogeheten NURG (Nadere Uitwerking Rivieren Gebied) projecten. Het NURG-programma wordt uitgevoerd door de Ministeries van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en Infrastructuur en Waterstaat. Inmiddels is het overgrote deel van de opgave gerealiseerd en hebben de beide ministeries bij de Herijking van de Ecologische Hoofdstructuur afspraken gemaakt over de verdeling van de restopgave. Hierin is afgesproken dat elk ministerie zijn nog lopende projecten afmaakt. De twee IenW NURG-projecten, Afferdense en Deestse Waarden en Heesseltsche Uiterwaarden, zijn nagenoeg afgerond.

Overige onderzoeken en kleine projecten

Onderdeel van overige onderzoeken en kleine projecten is onder andere het Project Roggenplaat. Rijkswaterstaat heeft in opdracht van de ministeries IenW en LNV een MIRT verkenning uitgevoerd naar een aanpak voor de negatieve effecten van de zandhonger in de Oosterschelde. Het daaruit volgende voorkeursalternatief is het suppleren van de Roggenplaat, omdat door de zandhonger de oppervlakte en hoogte van deze plaat snel afnemen. Eind december 2019 is de zandsuppletie op de Roggenplaat in de Oosterschelde met een omvang van 213 ha en 1,3 miljoen m3 succesvol afgerond, de monitoring loopt nog door.

Projecten Nationaal
HWBP: Rijksprojecten 7 9 2 629 640 1
HWBP: Waterschapsprojecten 274 209 ‒ 65 5.482 5.880 2
HWBP Overige projectkosten (programmabureau) 6 5 ‒ 1 112 140 3
Kennisprogramma Zeespiegelstijging 7
Maatregelen irt rivierverruiming 0 1 1 192 191 2020 2020
Wettelijk Beoordelingsinstrumentarium 2023 4 5 1 24 27
Zandhonger Oosterschelde 6 3 ‒ 3 10 11
Projecten Noord-Nederland
Primaire waterkering Vlieland 0 0 0 2 1 2018-2019 2018-2019
Projecten Oost-Nederland 0
Kribverlaging Pannerdensch kanaal 1 2 1 19 19 2023 2023
IJsseldelta fase 2 9 10 1 95 95 2022 2022
Monitoring Langsdammen Waal 3 1 ‒ 2 5 5
Projecten Zuidwest-Nederland 0
Overige onderzoeken en kleine projecten 1 1 0 1.169 1.169
Dijkversterking en herstel steenbekleding 24 24 0 820 827 2021 2021
afrondingen ‒ 2 2 4
Programma realisatie 333 272 ‒ 61 8.559 9.012
begroting (DF 1.02.02) 250 272 22 8.559 9.012
Overprogrammering (-) ‒ 83 0

Toelichting

  1. De toename in projectbudget HWBP Rijksprojecten (€ 11 miljoen) is het gevolg van prijsbijstelling en een scopewijziging voor het project Marken.
  2. Bij HWBP Waterschapsprojecten (- € 64 miljoen) is sprake van minder subsidieaanvragen door uitvoerende keringbeheerders omdat de provincies de planuitwerking nog niet hebben goedgekeurd. Het betreft onder andere Gorinchem–Waardenburg (- € 40 miljoen) , Tiel–Waardenburg (- € 39 miljoen), Zwolle–Olst (-€ 17 miljoen) en projecten <€25 miljoen (- € 22 miljoen). Bij andere projecten hebben uitvoerende keringbeheerders juist hogere subsidieaanvragen ingediend. Het betreft onder ander de projecten Gouderak (€ 22 miljoen), Neder Betuwe (€ 21 miljoen) en Lob van Gennep (€ 11 miljoen).
  3. De toename in projectbudget HWBP overige projectkosten (€ 28 miljoen) is het gevolg van een verschil in uitgangspunt tussen begroting 2020 (projectkosten tot en met 2033) en realisatie 2020 (projectkosten tot en met 2050). Bij gelijktrekking op het uitgangspunt 2033 nemen de projectkosten af met € 22 miljoen, onder andere ten gevolge van een interne herschikking en correctie van het IK budget ten behoeve van programmaburau HWBP.

1.03 Studiekosten

Motivering

Dit betreft de studie- en onderzoekskosten voor het Deltaprogramma (MIRT-onderzoeken) en de overige studiekosten op het gebied van waterveiligheid.

Producten

Studie- en onderzoekskosten Deltaprogramma

Hieronder vallen studie- en onderzoekskosten voor het Deltaprogramma (MIRT-onderzoeken). Het Deltaprogramma (DP) is een programma van maatregelen, voorzieningen, onderzoeken en ambities gericht op de korte, middellange en lange termijn waterveiligheid en zoetwatervoorziening van Nederland. Voor een nadere toelichting over deze onderzoeken wordt verwezen naar het Deltaprogramma 2020.

Op dit onderdeel worden vooral de onderzoeken voor waterveiligheid verantwoord:

  1. Het Nationaal Watermodel is een geïntegreerde set van modellen om het waterhuishoudkundig systeem van Nederland door te rekenen. Deze is oorspronkelijk ontwikkeld voor het Deltaprogramma. Het model heeft als doel om de effecten van maatregelen op het gebied van waterveiligheid en zoetwatervoorziening te berekenen. In 2020 is het Deltamodel gebruikt voor het beantwoorden van vragen die bij de uitvoering van het Deltaprogramma spelen en voor waterkwaliteitsberekeningen in het kader van de Nationale Analyse. De doorontwikkeling van het model heeft als doel de waterhuishoudkundige basis ervan ook in andere rekentoepassingen te gebruiken om zo de onderlinge vergelijkbaarheid en de betrouwbaarheid van die toepassingen te garanderen en genereert het model de waterhuishoudkundige basis voor waterkwaliteitsmodellen.
  2. In 2020 zijn werkzaamheden verricht ten behoeve van de uitwerking van beleidsbeslissingen voor het Integraal Riviermanagement (IRM). De beleidsbeslissingen worden opgenomen in een programma onder de Omgevingswet. De werkzaamheden bestonden uit het opzetten van een gedegen planproces, inclusief kennisontwikkeling, een plan-MER en een MKBA. Daarnaast zijn werkzaamheden verricht om het programma IRM zelf op te starten en uit te werken.
  3. Deltaprogramma Ruimtelijke Adaptatie: De transitie naar een klimaatbestendige inrichting van Nederland in 2050 wordt ondersteund met diverse activiteiten en producten, zoals een kennisportaal, het uitvoeren van stresstesten en risicodialogen, het opstellen van een afwegingskader en uitvoeringsagenda’s en het organiseren van themabijeenkomsten, de ondersteuning van voorbeeldprojecten en het faciliteren van kennis- en leernetwerken.
  4. Uitvoering gebiedsagenda’s: In het kader van het Deltaprogramma Rijnmond-Drechtsteden is samen met de regio onderzoek uitgevoerd rond de Hollandsche IJssel naar de relatie tussen de faalkansverlaging van de stormvloedkering en de benodigde dijkversterkingen.

    In 2020 is samen met de regionale partners verder uitvoering gegeven aan de Agenda IJsselmeergebied 2050, onder meer met het opstellen van een Handreiking Omgevingskwaliteit en het ontwikkelen van een Initiatievenkaart om overzicht te bieden van initiatieven die in het gebied spelen.

  5. Toetsing Regionale keringen in beheer van het Rijk: De regionale keringen in beheer van het Rijk worden door Rijkswaterstaat getoetst. De toetsing van deze regionale keringen is in 2020 nagenoeg afgerond. De landelijke rapportage daarover wordt in het voorjaar 2021 verwacht.
  6. Beoordeling primaire waterkeringen: in 2020 is gewerkt aan de doorontwikkeling van het instrumentarium voor beoordelen en ontwerpen, het nieuwe programma Beoordelings- en Ontwerpinstrumentarium (BOI) 2023. Het programma BOI2023 bouwt voort op het WBI2017, het Ontwerp Instrumentarium (OI) 2014 en de bestaande Technische Leidraden en voegt hier nieuw ontwikkelde kennis en functionaliteit aan toe zodat het instrumentarium aansluit op de actuele kennis en de ervaringen die in de eerste beoordelingsronde (2017-2023) worden opgedaan. Instrumenten die in het programma zijn en worden ontwikkeld kunnen direct worden gebruikt voor het ontwerpen van waterkeringen. Met het BOI2023 kunnen de beheerders vanaf 2023 de volgende beoordelingsronde uitvoeren.
  7. Lange termijn ambitie/Kennisprogramma Waterveiligheid: het Rijk heeft een wettelijke taak (artikel 2.6 Waterwet) om zorg te dragen voor de totstandkoming en het verstrekken van technische leidraden voor het ontwerp, het beheer en het onderhoud van de primaire waterkeringen in Nederland. Hiertoe is in 2020 onderzoek uitgevoerd. De kennis over waterveiligheid wordt hiermee op het vereiste niveau gehouden, zodat sprake is van actueel, effectief en uitvoerbaar waterveiligheidsbeleid. Dit is de lange termijn ambitie voor waterveiligheid, vormgegeven door de uitvoering van het Kennisprogramma Waterveiligheid.
  8. Versterken cybersecurity in de watersector: Nederland digitaliseert in hoog tempo. Digitalisering biedt grote kansen voor economische groei en maatschappelijke ontwikkeling, maar brengt ook de toenemende dreiging van cybercrime, cyberspionage en maatschappij ontwrichtende cyberaanvallen (cybersabotage) met zich mee. De infrastructuur van ons watersysteem kan kwetsbaar zijn. De wettelijke verplichtingen in het kader van de Wet beveiliging netwerk- en informatiesystemen vormen de grondslag voor aanbieders van essentiële diensten – zoals drinkwaterbedrijven – om cyberrisico’s en de gevolgen van eventuele incidenten te beperken. Om de bedreigingen en kwetsbaarheden van digitalisering verder het hoofd te bieden, versterken we onder meer de samenwerking op het gebied van digitale veiligheid. Er is een meerjarig kennis- en innovatieprogramma in het kader van de Versterking van de Nationale aanpak Cybersecurity (VNAC) geïmplementeerd. Hierbij sluiten we aan bij de Nationale Cybersecuritystrategie Agenda (NCSA).

    De afspraken uit het addendum Cybersecurity bij het Bestuursakkoord Water en de projecten uit het meerjarig kennis-en innovatieprogramma zijn omgezet in een overkoepelend programma gericht op de versterking van de cyberweerbaarheid in de watersector. Dit programma behelst ongeveer 15 projecten. Door de belemmeringen als gevolg van de COVID 19 maatregelen loopt de uitvoering van het programma lichte vertraging op. In 2020 is onderzoek naar de wenselijkheid van harmonisatie van cybersecurity standaarden binnen de watersector afgerond. Het ontwikkelen van een methodiek om de kwetsbaarheden in de waterketens te kunnen analyseren is in 2020 gestart. Tevens is de ontwikkeling gestart van een methodiek om missie kritieke objecten bij de Waterschappen te kunnen classificeren.

1.09 Ontvangsten

Ontvangsten waterschapsprojecten

Conform de Spoedwet (Stb. 2011, 302) dragen de waterschappen vanaf 2011 € 81 miljoen per jaar bij aan het HWBP. Deze bijdrage van de waterschappen is conform het regeerakkoord Rutte I en het Bestuursakkoord Water aangevuld tot € 131 miljoen in 2014 en tot € 181 miljoen structureel vanaf 2015 (inclusief project gebonden aandeel, prijspeil 2011). Deze bijdrage wordt geïndexeerd op basis van de IBOI, zoals gehanteerd door het Ministerie van Financiën. Vanaf 2020 en verder komt dit bedrag jaarlijks uit op ongeveer € 197,7 miljoen (inclusief 10% project gebonden aandeel).

De middelen van de waterschappen worden eerst ingezet voor de waterschapsprojecten van het HWBP-2 en vervolgens voor de waterschapsprojecten van het HWBP. Het in 2013 door de Tweede en Eerste Kamer aangenomen wetsvoorstel Wijziging van de Waterwet (doelmatigheid en bekostiging hoogwaterbescherming) (Kamerstukken II, 2012–2013, 33 465, nr. 3) is per 1 januari 2014 in werking getreden. De wet regelt dat het Rijk en de waterschappen elk de helft van de bijdrage aan het HWBP betalen.

4.2 Artikel 2 Investeren in zoetwatervoorziening

A. Omschrijving van de samenhang in het beleid

Op het gebied van zoetwatervoorziening is het beleid gericht op een duurzame zoetwatervoorziening die economisch doelmatig is. De uitvoering is gericht op het zoveel mogelijk voorkomen van tekorten. Dit is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van overheden en gebruikers. Het Ministerie van IenW werkt samen met deze partijen in het Deltaprogramma Zoetwater. De maatregelen die in uitvoering worden genomen staan in het Deltaplan Zoetwater.

In periodes van ernstig watertekort (in droge zomers) wordt water verdeeld op basis van een verdringingsreeks.

Op dit artikel worden de producten op het gebied van zoetwatervoorziening verantwoord. De waterkwaliteit maatregelen in het hoofdwatersysteem die niet verbonden zijn aan waterveiligheid en zoetwatervoorziening worden op artikel 7 van het deltafonds verantwoord.

Dit artikel is gerelateerd aan beleidsartikel 11 (Integraal waterbeleid) op de begroting van hoofdstuk XII.

Ambities voor zoetwater

Nederland heeft een unieke ligging in een delta. Water speelt niet alleen een cruciale rol in de leefbaarheid van onze omgeving, het is ook een verbindend element in onze economische positie. Zelfs in droge tijden komen via de Rijn en de Maas nog honderdduizenden liters zoetwater ons land binnen. Dit is een belangrijk concurrentievoordeel ten opzichte van landen die deze rivieren niet hebben. Nederland bezit unieke kennis en kunde op het gebied van waterbeheer en waterkwaliteit en verdient daar veel geld mee.

Om de bijdrage van zoetwater aan onze sterke economische positie te behouden en te versterken, in harmonie met de leefomgeving, is het zaak dat er geanticipeerd wordt op toekomstige trends en ontwikkelingen. Nu al zijn er knelpunten en deze nemen toe bij klimaatverandering. De ambitie is om de rol die zoetwater in onze sterke economische positie speelt niet alleen te behouden, maar ook te versterken en ervoor te zorgen dat water blijft bijdragen aan de kwaliteit van de leefomgeving. Rijk, regio en gebruikers nemen samen de verantwoordelijkheid voor een goede zoetwatervoorziening en het voorkomen van tekorten. Het Ministerie van IenW heeft in 2020 financieel bijgedragen aan het uitvoeringsprogramma voor de periode 2015–2021 en geïnvesteerd in het ontwikkelen van kennis en beleid ten behoeve van besluitvorming over de periode na 2021. In 2020 is afgesproken dat de intentie is om het beschikbare budget voor het 2e zoetwatermaatregelenpakket voor de periode 2022-2027 met € 100 miljoen extra op te hogen (Kamerstukken II 2019-2020, 27625, nr. 500) IenW heeft een belangrijke (financiële en personele) bijdrage geleverd aan het Programmabureau Zoetwater ten behoeve van de uitvoering van de Deltabeslissing Zoetwater.

In 2020 is in de herijking van het Deltaprogramma (Deltaprogramma 2021) de ambitie vastgelegd dat Nederland in 2050 weerbaar is tegen watertekorten. Dit is verder uitgewerkt in vijf nationale zoetwaterdoelen:

  1. Het in stand houden en bevorderen van een gezond en evenwichtig watersysteem.
  2. Het beschermen van de cruciale gebruiksfuncties drinkwater (volksgezondheid), energie, kwetsbare natuur, waterkeringen en het tegengaan van klink en zetting.
  3. Het effectief en zuinig gebruiken van het beschikbare water.
  4. Het bevorderen van de concurrentiepositie van Nederland wat betreft aan water gerelateerde economie.
  5. Het ontwikkelen van waterkennis, -kunde en -innovatie ten behoeve van de zoetwaterdoelen.

In de herijking van het Deltaprogramma en in de Nationale Omgevingsvisie is in 2020 ook een voorkeursvolgorde regionaal waterbeheer vastgelegd: Beter rekening houden met waterbeschikbaarheid bij de ruimtelijke inrichting, zuiniger zijn met water, water beter vasthouden, water slimmer verdelen, en accepteren van restschade.

Voor het hoofdwatersysteem is de strategie Klimaatbestendige Zoetwatervoorziening vastgelegd, waarbij het beschikbare water op basis van gezamenlijke, situationele sturing van alle waterbeheerders slimmer vastgehouden wordt in buffers. Voor de hoge zandgronden wordt steviger ingezet op grondwatervoorraadbeheer. Deze voorkeursstrategie is mede bepalend voor de maatregelen in het uitvoeringsprogramma voor 2022-2027 wat in 2020 verder vorm heeft gekregen.

Voor een nadere toelichting wordt verwezen naar het Deltaprogramma 2021.

B. Budgettaire gevolgen van de uitvoering

2016 2017 2018 2019 2020 2020 2020
Verplichtingen 45.088 7.576 5.682 8.420 31.038 33.284 ‒ 2.246 1
Uitgaven 33.918 11.397 11.739 6.434 15.802 27.520 ‒ 11.718
2.02 Overige waterinvesteringen zoetwatervoorziening 31.830 9.327 9.492 4.345 14.268 24.435 ‒ 10.167
2.02.01 Verkenningen en planuitwerking zoetwatervoorziening 0 0 0 0 0 0
2.02.02 Realisatieprogramma zoetwatervoorziening 31.830 9.327 9.492 4.345 14.268 24.435 ‒ 10.167 2
2.03 Studiekosten 2.088 2.070 2.247 2.089 1.534 3.085 ‒ 1.551
2.03.01 Studie en onderzoekskosten Deltaprogramma 2.088 2.070 2.247 2.089 1.534 3.085 ‒ 1.551 3
2.09 Ontvangsten Investeringen in zoetwatervoorziening 6.716 0 755 6.893 1.500 0 1.500 4

C. Financiële toelichting

Onderstaand wordt op het niveau van artikelonderdeel en de verplichtingen een toelichting gegeven op de verschillen (de mutaties) tussen de begroting en de realisatie. Zie voor de gehanteerde norm de toelichting ‘normering jaarverslag’ zoals opgenomen in de leeswijzer.

  1. De lagere realisatie wordt voor € 4,2 miljoen bepaald door vertraging in de uitvoering van de eerste tranche Zoetwatermaatregelen, waarbinnen voornamelijk minder is besteedt aan het project 'Klimaatbestendige Wateraanvoervoorzieningen Midden Nederland' waarvoor extra procedures zijn gevolgd en aanvullend overleg heeft plaatsgevonden met belanghebbenden over onder andere grondverwerving (€4,4 miljoen) en ontvangen prijsbijstelling (€ 0,2 miljoen).

    Daarnaast is er een hogere verplichting van € 7 miljoen voor een meerjarige verplichting voor de subsidieregeling bevaarbaarheid en een lagere verplichting van € 3,8 miljoen voor IJsselmeergebied/Peilbesluit door een te optimistische programmering en bestuurlijke problematiek bij de uitvoering van de maatregelen Friese IJsselmeerkust, waardoor de uitvoeringsplanning naar latere jaren is verschoven en een lagere verplichting van € 1,5 miljoen voor de vertraging van de subsidieregeling bevaarbaarheid. Een per saldo hogere realisatie van € 0,3 miljoen bestaande uit diverse kleine mutaties .

  2. De lagere realisatie van € 10,2 miljoen wordt voor € 13,2 miljoen voornamelijk veroorzaakt door vertraging bij Klimaatbestendige Wateraanvoervoorzieningen Midden Nederland, waarvoor extra procedures zijn gevolgd en aanvullend overleg heeft plaatsgevonden met belanghebbenden over onder andere grondverwerving. Tevens was er sprake van vertraging bij de baggerwerkzaamheden bij de Gekanaliseerde Hollandse IJssel en bij de uitvoering van een aantal projecten, zoals: robuust regionaal watersysteem Roode Vaart, de Krekenvisie, de zoetwatermaatregelen bij Freshem en de maatregel "Sturen op zout".

    Lagere uitgaven voor IJsselmeergebied/Peilbesluit (€3,8 miljoen) door een te optimistische programmering en bestuurlijke problematiek bij de uitvoering van de maatregelen Friese IJsselmeerkust, waardoor de uitvoeringsplanning naar latere jaren is verschoven. Op basis van de planuitwerking zal de provincie Friesland (trekker van dit project) de uitvoeringsplanning nader duiden.

    Een hogere realisatie op project Ecologische maatregelen Markermeer (€ 6,7 miljoen). Ten gevolge van de PAS uitspraak bij de Raad van State, was vertraging in de vergunningaanvraag opgetreden. Werk dat gepland was in eerdere jaren, is daardoor naar 2020 verschoven.

  3. De lagere realisatie van € 1,6 wordt voor € 1,5 miljoen veroorzaakt door met name vertraging van de totstandkoming van de subsidieregeling bevaarbaarheid als gevolg van de uitwerking van complexe vraagstukken in relatie tot bestuurlijke afspraken. De verplichting voor de uitvoering van de subsidieregeling door RVO is uiteindelijk eind 2020 verstrekt. € 0,1 miljoen voornamelijk veroorzaakt door de voorbereidingen voor de uit te voeren maatregelen voor het Deltaprogramma Zoetwatermaatregelenpakket Fase 2 die meer tijd hebben gekost dan werd voorzien, waardoor minder onderzoeken zijn gerealiseerd. De komende jaren ligt de nadruk op de uitvoering van deze onderzoeken.
  4. De hogere ontvangsten (€ 1,5 miljoen) betreffen de bijdrage van de provincie Flevoland in de kosten van het project Ecologische maatregelen Markermeer. Deze betaling was gepland in 2019, maar is pas in 2020 door de provincie betaald.

D. Toelichting op de artikelonderdelen

2.01 Aanleg waterkwantiteit

Er worden op dit artikelonderdeel nu geen projecten verantwoord.

2.02 Overige waterinvesteringen zoetwatervoorziening

Motivering

Het betreft projecten die de zoetwatervoorziening bevorderen en de kwaliteit waarborgen. Dit zijn maatregelen en voorzieningen van nationaal belang ter voorkoming en waar nodig beperking van waterschaarste en ook ter bescherming of verbetering van de chemische of ecologische kwaliteit van watersystemen, voor zover deze onderdeel uitmaken van opgaven op het gebied van zoetwatervoorziening.

Producten

2.02.01 Verkenningen- en Planuitwerkingsprogramma

Het verkenningen- en planuitwerkingsprogramma dient om een probleem of een initiatief met een maatschappelijke meerwaarde te verkennen en om daarna, indien nodig, uit alternatieven de beste oplossing voor het probleem te zoeken en voor te bereiden voor de uitvoering.

Dit artikelonderdeel geeft inzicht in de stand van zaken van diverse projecten en programma’s op het gebied van zoetwatervoorziening die zich in de fasen van voorbereiding tot realisatie bevinden.

Projecten Nationaal
EPK Planuitwerking en verkenningen Zoetwatervoorziening 12 0 1
Totaal programma planuitwerking en verkenning 12 0
budget DF 2.02.01 12 0

Toelichting

1. In 2020 is het budget ingezet voor de uitvoering van door RWS uit te voeren onderzoekswerkzaamheden inzake Zoetwatervoorziening en is daarom overgeboekt naar artikel 2.03 Studiekosten.

2.02.02 Realisatieprogramma Zoetwatervoorziening

Projecten Nationaal
Deltaplan zoetwater 23 6 ‒ 17 76 75 2021 2021 1
Projecten Zuidwest-Nederland 0
Ecologische Maatr. Markermeer 0 7 7 10 10 2021-2022 2021-2022 2
Besluit Beheer Haringvlietsluizen 1 1 0 76 83 2018 2018 3
Programma realisatie 24 14 ‒ 10 162 168
begroting (DF 2.02.02) 24 14 ‒ 10

Toelichting

  1. De lagere realisatie op Deltaplan Zoetwater ad € 17 miljoen wordt voor € 13 miljoen voornamelijk veroorzaakt door vertraging bij Klimaatbestendige Wateraanvoervoorzieningen Midden Nederland, waarvoor extra procedures zijn gevolgd en aanvullend overleg heeft plaatsgevonden met belanghebbenden over onder andere grondverwerving. Tevens was er sprake van vertraging bij de baggerwerkzaamheden bij de Gekanaliseerde Hollandse Ijssel en bij de uitvoering van een aantal projecten, zoals onder andere: robuust regionaal watersysteem Roode Vaart, de Krekenvisie, de zoetwatermaatregelen bij Freshem en de maatregel "Sturen op zout".

    Lagere uitgaven voor IJsselmeergebied/Peilbesluit (€ 3,8 miljoen) door een te optimistische programmering en bestuurlijke problematiek bij de uitvoering van de maatregelen Friese IJsselmeerkust, waardoor de uitvoeringsplanning naar latere jaren is verschoven. Op basis van de planuitwerking zal de provincie Friesland (trekker van dit project) de uitvoeringsplanning nader duiden.

  2. Betreft het project Ecologische maatregelen Markermeer (€ 7,6 miljoen). Ten gevolge van de PAS uitspraak bij de Raad van State, was vertraging in de vergunningaanvraag opgetreden. Werk dat gepland was in eerdere jaren, is daardoor naar 2020 verschoven.
  3. Projectbudget besluit beheer haringvlietsluizen is toegenomen met € 6,9 miljoen door terugbetaling van het waterschap Hollandse Delta voor onderdelen van de compenserende maatregelen waarvoor Rijkswaterstaat risicodragend was.

Uitvoering Deltaplan Zoetwater 2015-2021

In het Deltaplan Zoetwater gaat het om zoetwatermaatregelen van nationaal belang: deze maatregelen hebben als doel huidige knelpunten in de zoetwatervoorziening te verminderen en Nederland voor te bereiden op de mogelijke gevolgen van klimaatverandering.

Verspreid over Nederland zijn maatregelen voor zuinig gebruik, vasthouden, bergen en aanvoeren van zoetwater in uitvoering. De uitvoering van deze maatregelen uit het Deltaplan Zoetwater is volgens schema verlopen. Alle zoetwaterregio's en het Rijk (Rijkswaterstaat en het ministerie van IenW) werken aan de afgesproken maatregelen. Ook de drinkwatersector doet investeringen ten behoeve van de toekomstige drinkwatervoorziening. Twee voorbeelden van maatregelen voor een klimaatbestendige zoetwatervoorziening waar in 2020 verder aan is gewerkt: het flexibel peilbeheer in het IJsselmeergebied en de Capaciteitstoename Klimaatbestendige Wateraanvoer Midden Nederland (KWA). In 2020 waren bijna alle maatregen in uitvoering en zijn enkele projecten afgerond. Alle maatregelen per regio, in het regionale systeem en het hoofdwatersysteem, staan beschreven in het Deltaprogramma 2021.

Een van de maatregelen die in 2020 tot uitvoering is gekomen is de Roode Vaart. Via de Roode Vaart in Zevenbergen wordt een extra aanvoerroute gecreëerd van zoet water voor West-Brabant. Hier is een openwatergang aangelegd tot een mooie brede waterloop, waardoor er veel meer zoetwater naar het achterland kan worden doorgeleid.

Onderdeel van de realisatie zijn (incidentele) subsidies en uitkeringen aan andere overheden. In de tabel budgettaire gevolgen van beleid bij dit beleidsartikel is in regel 2.02.02 Realisatieprogramma Zoetwatervoorziening een bedrag van € 53,6 miljoen aan subsidieverplichtingen opgenomen voor de periode 2015 ‒ 2021. De bedragen hebben betrekking op de verlening van subsidies aan de volgende waterschappen: Stichtse Rijnlanden, Hollandsche Delta, Brabantse Delta, Delfland en Rivierenland.

IenW boekt in de periode 2015 ‒ 2021 ook een bedrag van in totaal € 68 miljoen over naar het Provinciefonds voor het nemen van zoetwatermaatregelen. Deze middelen dragen ook bij aan het verminderen van huidige knelpunten in de zoetwatervoorziening en aan het opvangen van mogelijke gevolgen van klimaatverandering. Deze zoetwatermaatregelen van nationaal belang zijn opgenomen in het Deltaplan Zoetwater, onderdeel van het Deltaprogramma.

Een aantal zoetwatermaatregelen van nationaal belang worden door het Rijk uitgevoerd. Voor de programmering van deze maatregelen is ten behoeve van zoetwatermaatregelen van Rijkswaterstaat € 17,3 miljoen toegevoegd vanuit artikelonderdeel 5.03, investeringsruimte.

Daarnaast is in 2020 gewerkt aan het maatregelenpakket voor het Deltprogramma Zoeterwater Fase 2.

2.03 Studiekosten

Motivering

Dit betreft de studie- en onderzoekskosten voor het Deltaprogramma (MIRT-onderzoeken) en de overige studiekosten op het gebied van zoetwatervoorziening.

Producten

Studie- en onderzoekskosten Deltaprogramma

Op dit onderdeel van de begroting staan de studie- en onderzoekskosten ten behoeve van het Deltaprogramma (MIRT-onderzoeken) die betrekking hebben op zoetwatervoorziening.

  1. Zoetwatervoorziening: het zorgen voor de benodigde kennis om de adaptatiepaden zoals beschreven in het Deltaprogramma voor zoetwater verder te onderbouwen en te ontwikkelen. In 2020 is het beeld van de knelpunten geactualiseerd en zijn de kansrijke maatregelen in beeld gebracht.
  2. IJsselmeergebied: Het nieuwe peilbesluit maakt het mogelijk dat het waterpeil aan het einde van de zomer enkele weken vroeger dan voorheen kan worden verlaagd. Dit heeft positieve effecten op de ecologie, maar kan tot gevolg hebben dat de jachthavens minder goed toegankelijk worden. Daarom is in 2020 een subsidieregeling Bevaarbaarheid IJsselmeer opgesteld, waarmee de extra kosten van het baggeren kunnen worden gecompenseerd.

    In 2020 heeft de provincie Fryslân verder gewerkt aan de voorbereiding van projectbeslissingen voor een vijftal deelgebieden teneinde de Friese IJsselmeerkust robuuster te maken, waarbij een koppeling wordt gemaakt met regionaal gefinancierde maatregelen op het gebied van recreatie en natuur- en landschapsbeleving.

2.09 Ontvangsten

In 2020 is € 1,5 miljoen ontvangen. Dit betreft de bijdrage van de provincie Flevoland in de kosten van het project Ecologische maatregelen Markermeer.

Deze ontvangst was gepland om in 2019 te ontvangen, maar is uiteindelijk in 2020 door de provincie betaald.

4.3 Artikel 3 Beheer, onderhoud en vervanging

A. Omschrijving van de samenhang in het beleid

Op dit artikel worden de producten op het gebied van instandhouding verantwoord. Dit betreft het watermanagement, het regulier beheer en onderhoud en vervanging en renovatie. Doel hierbij is het duurzaam op orde houden van het watersysteem tegen maatschappelijk aanvaardbare kosten, zodat Nederland droge voeten heeft.

Dit artikel is gerelateerd aan beleidsartikel 11 Integraal Waterbeleid op de Begroting hoofdstuk XII.

B. Budgettaire gevolgen van de uitvoering

2016 2017 2018 2019 2020 2020 2020
Verplichtingen 187.652 141.712 173.942 179.822 138.955 127.854 11.101 1
Uitgaven 210.854 179.456 207.793 194.722 143.892 133.253 10.639
3.01 Watermanagement 7.047 7.162 7.294 7.411 7.458 7.336 122
3.01.01 Watermanagement 7.047 7.162 7.294 7.411 7.458 7.336 122
- Waarvan bijdrage aan agentschap RWS 7.047 7.162 7.294 7.411 7.458 7.336 122
3.02 Beheer onderhoud en vervanging 203.807 172.294 200.499 187.311 136.434 125.917 10.517
3.02.01 Waterveiligheid 145.706 111.354 141.412 135.784 91.761 81.685 10.076 2
- Waarvan bijdrage aan agentschap RWS 145.706 111.354 141.412 135.784 91.761 81.685 10.076
3.02.02 Zoetwatervoorziening 20.900 15.731 20.219 27.744 29.190 27.739 1.451
- Waarvan bijdrage aan agentschap RWS 20.900 15.731 20.219 27.744 29.190 27.739 1.451
3.02.03 Vervanging 37.201 45.209 38.868 23.783 15.483 16.493 ‒ 1.010
3.09 Ontvangsten 0 0 0 0 0 0

C. Financiële toelichting

Onderstaand wordt op het niveau van artikelonderdeel en de verplichtingen een toelichting gegeven op de verschillen (de mutaties) tussen de begroting en de realisatie. Zie voor de gehanteerde norm de toelichting ‘normering jaarverslag’ zoals opgenomen in de leeswijzer.

  1. De hogere realisatie op de verplichtingen (€ 11,1 miljoen) is onder andere het gevolg van:
  1. Versnelling onderhoudswerkzaamheden (€ 4,9 miljoen) op het hoofdwatersysteem (hydraulische installaties, maalgangen en het vervangen van verouderde besturings- en bedieningsinstallaties);
  2. Herstart aanpassing besturingssysteem Maeslantkering (€ 3,5 miljoen) nadat werkzaamheden enige tijd stil lagen ten gevolge van het CIO rapport;
  3. Verwerken van de prjsbijstelling 2020 (€ 2,6 miljoen)
  4. De uitbreiding en het opnieuw inrichten van het zoutmonitoringsmeetnet in het lJsselmeer (€ 0,6 miljoen);
  5. Vervanging en Renovatie en GVO Stuwen in de Lek (- € 0,6 miljoen) door het bijstellen van het risicoprofiel bij Stuwen in de Lek en door vertraging in de onderzoeken Vervanging en Renovatie ten gevolge van Covid-19.
  1. De belangrijkste oorzaken voor de hogere realisatie bij waterveiligheid is de in 2020 aangebrachte versnelling van beheer- en onderhoudswerzaamheden (€ 4,9 miljoen), herstart van de aanpassing besturingssysteem Maeslantkering (€ 3.5 miljoen) en verwerking van de prijsbijstelling 2020 (€ 1,5 miljoen).

D. Toelichting op de artikelonderdelen

3.01 Watermanagement

Motivering

Met Watermanagement streeft IenW naar:

  1. Het goed voorbereid zijn op crisissituaties door te zorgen voor een robuuste informatievoorziening;
  2. Het reguleren van de hoeveelheid water in het hoofdwatersysteem onder normale omstandigheden en bij zowel (extreem) hoogwater als laagwater;
  3. Een duurzaam watersysteem, met zowel een goede chemische als ecologische kwaliteit, dat voorziet in de beschikbaarheid van voldoende water van goede kwaliteit voor de gebruiker.

Producten

Binnen het watermanagement worden de volgende activiteiten uitgevoerd:

  1. Monitoring waterstanden, waterkwaliteit en informatievoorziening;
  2. Crisisbeheersing en -preventie;
  3. Regulering gebruik door vergunningverlening en handhaving;
  4. Het nakomen van bestuurlijke afspraken waterverdeling en gebruik (onder andere in waterakkoorden);
  5. Regulering waterverdeling (operationele modellen actualiseren en toepassen, bediening (stormvloed)keringen, stuwen, gemalen en spuien).

De activiteiten die door RWS centraal worden uitgevoerd, worden gefinancierd uit de budgetten voor netwerkgebonden kosten. Deze staan op artikel 5.

De doelstellingen voor het waterkwantiteitsbeheer van de Rijkswateren zijn:

  1. Het op orde brengen en houden van de samenhang tussen het regionaal- en het hoofdwatersysteem, zodat zowel wateroverlast als watertekort wordt bestreden;
  2. Het kunnen beschikken over voldoende water in de Rijkswateren, zodat kan worden voldaan aan de behoeften die voortvloeien uit de gebruiksfuncties.

Daarnaast is zorg gedragen voor een adequate informatievoorziening over de reguliere waterkwantiteit en waterkwaliteit. Dit houdt de vergaring en beschikbaarstelling in van interne en externe informatie over het watersysteem. Het gaat daarbij om de dagelijkse informatie voor de verschillende gebruikers (waaronder scheepvaart, drinkwaterbedrijven, zwemwaterkwaliteit/provincies en recreatie) en om berichtgeving bij uitzonderlijke situaties over hoog- en laagwater, naderende stormvloeden, verontreinigingen en ijsvorming.

Meetbare gegevens

Watermanagement km2 water 90.191 90.192 90.191 90.189 90.192

Toelichting

De realisatie van de omvang water 2020 is lager dan de begroting. Dit wordt veroorzaakt door zowel de overdrachten van het Oude Maasje en het Zuiderkanaal als een verbeterde registratie in de bronsystemen. Beiden zorgen voor een afname en waren onvoorzien in de begroting.

RWS verstrekt informatie binnen afgesproken termijn en van voldoende kwaliteit bij maatschappelijk vitale processen. 99% 99% 100% 95%
Waterhuishouding op orde in alle peilgereguleerde gebieden 98% 75% 50% 100%

Toelichting

De indicatoren voor de uitvoering van de RWS-taken op het gebied van watermanagement zijn geënt op het leveren van snelle en betrouwbare informatie en op het handhaven van de afgesproken peilen, voldoende wateraanvoer en bestrijden verzilting.

De eerste indicator betreft de informatievoorziening voor maatschappelijk vitale processen ten tijde van hoogwater, laagwater, ijsgang of calamiteuze lozingen. RWS verstrekt dan informatie binnen afgesproken termijn en van voldoende kwaliteit over ijsberichtgeving, berichtgeving over hoogwater, laagwater, stormvloed en berichten over verontreinigingen. De informatievoorziening voldeed in 2020 aan de norm.

Voor de tweede indicator is in het kader van de prestatieafspraken (2018–2021) tussen het ministerie en Rijkswaterstaat gekozen voor een indicator «Waterhuishouding op orde» die beter aansluit bij de beleidsdoelstellingen voor de waterhuishouding van het Hoofdwatersysteem. De streefwaarde voor ‘Waterhuishouding op orde’ is gesteld op 100%, die gerealiseerd wordt als alle vier onderliggende indicatoren hebben voldaan aan de prestatieafspraak. De totale PIN scoort lager dan 100% zodra overlast ontstaat door het onvoldoende realiseren van afspraken die zijn vastgelegd in Waterakkoorden en Peilbesluiten. Twee van de vier onderliggende indicatoren, namelijk ‘Peilhandhaving Kanalen en meren’ en ‘Verziltingsbestrijding’ scoren 100%. De indicatoren ‘Hoogwaterbeheersing Kanalen’ en ‘Wateraanvoer bij droogte’ scoren onder de norm:

  1. De maximale pompcapaciteit van het gemaal in IJmuiden is met bijna 40% afgenomen. Eind april 2020 viel een van de zes pompen uit door een kritiek defect aan de aandrijving. Vervolgens is een tweede pomp buiten gebruik gesteld nadat bleek dat deze dezelfde symptomen vertoonde als de uitgevallen pomp. Het gemaal in IJmuiden is een belangrijke schakel in het waterbeheer voor een groot gedeelte van West-Nederland. Totdat de pompcapaciteit van het gemaal is hersteld, zet Rijkswaterstaat tijdelijke pompen in en wordt in het waterbeheer prioriteit gegeven aan het voorkomen van wateroverlast en zoutindringing.
  2. Voor Hoogwaterbeheersing Kanalen geldt dat de infrastructuur voor het afvoeren van overtollig water tijdig beschikbaar was bij alle 92 voorspellingen van neerslag van meer dan 30 millimeter. Bij Eefde is de capaciteit van het gemaal lager dan afgesproken wanneer het peil op de IJssel beneden de 3 meter NAP komt. Hierdoor is in 2020 de prestatie-afspraak voor ‘wateraanvoer bij droogte’ niet gehaald. Door inzet van een tijdelijke pomp installatie is overlast voorkomen. Gezocht wordt naar een structurele oplossing.

3.02 Beheer, onderhoud en vervanging

Motivering

Het beheer en onderhoud omvat waterveiligheid (bescherming tegen overstromen door hoogwater) en de zoetwatervoorziening. Het is gericht op het zodanig in conditie houden van het hoofdwatersysteem dat de primaire functie voor zowel waterveiligheid als voor de zoetwatervoorziening wordt vervuld.

In bijlage 1 ‘Instandhouding’ van dit jaarverslag wordt ingegaan op de werking van de instandhouding van de netwerken die onder verantwoordelijkheid van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat vallen.

Uitgesteld en achterstallig onderhoud

Conform toezegging aan de Tweede Kamer wordt in het jaarverslag aangegeven wat de omvang van het uitgesteld en (eventueel) achterstallig onderhoud aan het einde van het jaar was. Voor het Hoofdwatersysteem beliep het uitgesteld onderhoud per 31 december 2020 € 159 miljoen, daarvan was € 1 miljoen achterstallig. Ten opzichte van 2019 is het achterstallig onderhoud met € 7 miljoen afgenomen.

Voor een overzicht van het uitgesteld en achterstallig onderhoud op alle RWS-netwerken, wordt u verwezen naar de bijlage 1 'Instandhouding netwerken Rijkswaterstaat' bij dit Jaarverslag.

Volume uitgesteld onderhoud Waarvan achterstallig Volume uitgesteld onderhoud Waarvan achterstallig Volume uitgesteld onderhoud Waarvan achterstallig Volume uitgesteld onderhoud Waarvan achterstallig
Hoofdwatersysteem 80 7 106 8 106 8 159 1

3.02.01 Waterveiligheid

Binnen waterveiligheid wordt onderscheid gemaakt tussen:

  1. Kustlijnhandhaving (conform de herziene basiskustlijn 2017).
  2. Beheer en onderhoud (BenO) Rijkswaterkeringen en stormvloedkeringen (conform de Waterwet).
  3. Beheer en Onderhoud uiterwaarden.

RWS heeft de wettelijke zorg voor de primaire waterkeringen, waaronder de stormvloedkeringen, die in beheer zijn bij het Rijk, en voor de handhaving van de basiskustlijn (het Nationaal Waterplan 2016–2021). De handhaving van de basiskustlijn gaat afslag van strand en duinen tegen (veiligheid) en houdt Nederland (het strand) op zijn plaats. Het zijn voornamelijk de waterschappen die de primaire waterkeringen (dijken en duinen) beheren, ook die langs de Nederlandse kustlijn. Het areaal betreft alleen het areaal dat in beheer is bij RWS.

Ad 1. Kustlijnhandhaving

Het handhaven van de kustlijn wordt gerealiseerd door het suppleren van zand op het strand of in de vooroever (onder water). Het Nederlandse kustsysteem kent een continu tekort aan zand mede als gevolg van de zeespiegelstijging. Vanaf 2001 wordt ook extra zand in het kustfundament gesuppleerd om de zandverliezen deels te compenseren. Daarnaast zijn lokale maatregelen zoals onderhoud van dammen en strandhoofden van belang, om structurele kusterosie te bestrijden.

Ad 2. Beheer en Onderhoud Rijkswaterkeringen en Stormvloedkeringen

Rijkswaterkeringen

RWS beheert en onderhoudt 195 kilometer primaire waterkeringen. Er wordt vast onderhoud uitgevoerd, bijvoorbeeld het maaien van dijken. Daarnaast wordt variabel onderhoud gepleegd. Dat betekent dat de waterkeringen periodiek worden geïnspecteerd en dat zo nodig tekortkomingen worden verholpen.

Primaire waterkeringen zijn waterkeringen die onder de Waterwet vallen omdat ze bescherming bieden tegen het buitenwater. Het gaat met name om enkele zeedijken op de Waddeneilanden, de Afsluitdijk, de Houtribdijk, de dijk van Marken en dammen in Zeeland en Zuid-Holland. In 2011 is de derde landelijke toetsing van primaire waterkeringen afgerond. Keringen die bij deze inspectie zijn afgekeurd worden meegenomen in het kader van het HWBP. Momenteel worden alle primaire keringen beoordeeld op basis van de nieuwe normen in de Waterwet. Dit leidt in 2023 tot een landelijk waterveiligheidsbeeld. Naast de primaire waterkeringen beheert en onderhoudt RWS ook 625 kilometer niet-primaire waterkeringen (zoals keringen langs kanalen ) meestal aangeduid als regionale keringen. Deze hoeven geen bescherming te bieden tegen het buitenwater. De normen voor deze regionale keringen in beheer bij het Rijk zijn in 2015 door de Minister vastgesteld na afstemming met de provincies.

Stormvloedkeringen

Om ons land tegen de zee te beveiligen is een aantal stormvloedkeringen aangelegd, die bij hoogwater gesloten kunnen worden. Deze stormvloedkeringen zijn ook primaire waterkeringen die vallen onder de Waterwet. Het Rijk heeft sinds 2018 zes stormvloedkeringen in beheer: de Oosterscheldekering, de Maeslantkering, de Hartelkering, de Hollandsche IJsselkering, de stormvloedkering Ramspol en de Haringvlietsluizen.

Het onderhoud aan de keringen betreft voornamelijk het conserveren van schuiven en overige constructiedelen, het onderhoud aan werktuigbouwkundige en elektronische onderdelen en het onderhoud aan het besturingssysteem. Naast deze onderhoudsactiviteiten vindt de bediening van deze objecten plaats en worden periodiek inspecties uitgevoerd.

Ad 3. Beheer en Onderhoud Uiterwaarden

Het Rijk beheert 5.185 hectare aan uiterwaarden. Het beheer en onderhoud is gericht op het op orde houden van de vegetatie in de uiterwaarden teneinde hoogwater effectief te kunnen afvoeren. Na afronding van de inhaalslag Stroomlijn in 2018 vallen deze uiterwaarden weer onder het regulier beheer en onderhoud.

3.02.02 Zoetwatervoorziening

Onder dit programma vallen alle activiteiten die noodzakelijk zijn om het hoofdwatersysteem zodanig te onderhouden dat de beoogde functies voor waterverdeling volgens de vigerende regelgeving en waterakkoorden kunnen worden vervuld. De beoogde functies voor waterverdeling zijn opgenomen in het Beheer- en Ontwikkelplan voor de Rijkswateren (BPRW). Dit betreft onder meer het beheer en onderhoud voor:

  1. Waterverdeling en peilbeheer;
  2. Stuwende en spuiende kunstwerken;
  3. Natuurvriendelijke oevers, implementatie KRW, implementatie Waterwet en Natura 2000.

Onder zoetwatervoorziening valt ook de uitwerking van respectievelijk «Anders omgaan met water; Waterbeleid voor de 21e eeuw (WB21) en de maatregelen in het kader van Natura-2000. Natura-2000 streeft naar het beschermen van gezonde watersystemen die een duurzaam gebruik mogelijk maken. Uitgaven voor de KRW in het hoofdwatersysteem worden verantwoord op artikel 7 Waterkwaliteit.

Binnen het Deltaprogramma Zoetwater worden de functies voor waterverdeling onder de loep genomen via de uitwerking van het instrument waterbeschikbaarheid. Het generen van indicatoren om de waterbeschikbaarheid voor de gebruiksfuncties inzichtelijk te maken is onderdeel van het plan van aanpak voor uitwerking van de waterbeschikbaarheid. De functies voor waterverdeling en de daaraan gekoppelde activiteiten worden in beeld gebracht en waar mogelijk geoptimaliseerd. Waar relevant zullen resultaten hiervan hun doorwerking krijgen in volgende begrotingen.

Meetbare gegevens

Kustlijn km 293 293 293 293
Stormvloedkeringen stuks 6 6 6 6
Dammen, dijken en duinen, uiterwaarden w.o.:
– Dijken, dammen en duinen, primaire waterkeringen km 198 198 195 198
– Niet-primaire waterkeringen/duinen km 646 646 625 640
– Uiterwaarden in beheer Rijk ha 5.007 5.351 5.185 5.351

Toelichting

De lengte primaire keringen en niet-primaire keringen nam in 2020 af door overdrachten naar andere partijen. Bij de primaire keringen is dit veroorzaakt door de overdrachten van de voorhavendijken bij de Koninginnensluis, de Prinses Beatrixsluis en de Prinses Irenesluis. Deze waren onvoorzien in de begroting waardoor de realisatie 2020 lager uitvalt. Bij niet-primaire keringen was in de begroting wel een afname voorzien, namelijk als gevolg van de overdracht van de kering bij de gekanaliseerde Dieze naar het waterschap De Dommel. Deze heeft plaatsgevonden en daarnaast zijn de overdrachten bij het Markkanaal en de Westelijke kanaaldijk Den Bosch - Drongelen voltooid.

In 2020 is de omvang uiterwaarden afgenomen, met name door overdrachten naar andere partijen. Bijvoorbeeld de overdracht van de Reevediep uiterwaarden naar Staatsbosbeheer.

De basiskustlijn is voldoende op zijn plaats gebleven (minstens 90% van de meetlocaties ligt zeewaarts van de afgesproken kustlijn). 92% 92% 91% 90%
De zes stormvloedkeringen zijn tijdens het stormseizoen steeds beschikbaar om hoogwater te keren en voldoen aan de veiligheidsnormen uit de Waterwet. De Indicator is het percentage van het aantal stormvloedkeringen dat voldoet aan de afgesproken faalkanseis of het beschermingsniveau. 40% 83% 83% 100%

Toelichting

  1. De eerste indicator geeft aan of de basiskustlijn niet verder landinwaarts is verschoven dan in 1990 is afgesproken (en in 2001 is herijkt). Kleine verschuivingen zijn normaal en toegestaan, en worden door middel van het programma voor kustsuppletie gecorrigeerd. Deze kleine verschuivingen komen tot uitdrukking in de streefwaarde dat 90 procent van de kustlijn op zijn plaats blijft. Ook in 2020 is deze streefwaarde gehaald.
  2. De tweede indicator is erop gericht dat de vijf (t/m 2018) of zes (vanaf 2019) stormvloedkeringen te allen tijde (in het stormseizoen) voldoen aan de afgesproken faalkanseisen. Deze eisen betreffen de kans dat de kering bij een sluitvraag niet gesloten kan worden. De kansen worden uitgedrukt in aantal sluitvragen: bij hoeveel sluitvragen mag een kering één keer falen. Realisatie op deze indicator is 83% (vijf van de zes keringen voldoen aan de afgesproken faalkanseis). De Maeslantkering voldoet in 2020 niet aan de gestelde eis, zie nadere toelichting hieronder.
Maeslantkering faalkans bij sluiten 1:89 1:100 1:100
Hartelkering faalkans bij sluiten 1:13 1:10 1:10
Hollandsche IJsselkering faalkans bij sluiten 1:268 1:200 1:200
Ramspolkering faalkans bij sluiten 1:259 1:100 1:100
Oosterscheldekering Beschermingsniveau in jaren 1:10.000 1:10.000 1:10.000
Haringvlietsluizen Beschermingsniveau in jaren 1:1.000 1:1.000 1:1.000

Toelichting

De faalkanseisen voor de stormvloedkeringen worden op basis van de normering van de achterliggende waterkeringen vastgesteld. Bepalend daarvoor zijn de beschermingsniveaus van de achterliggende dijkringen, ook wel aangeduid als het «achterland». Gegeven de veiligheidseis aan het achterland, en de hoogte en sterkte van de waterkerende objecten die het achterland beschermen kan afgeleid worden welke aanvullende veiligheid, in termen van waterstandsverlaging, de keringen moeten borgen. Deze waterhuishoudkundige samenhang resulteert uiteindelijk in verschillende faalkanseisen per kering.

  1. Voor stormvloedkeringen met maximaal twee kerende deuren of balgen, kan het effect op de waterveiligheid van het achterland direct worden doorvertaald naar de prestatie-eis. Dit geldt voor de Ramspol kering, de Maeslantkering, de Hartelkering en de Hollandsche IJsselkering. De Maeslantkering mag bijvoorbeeld bij honderd sluitvragen één keer falen (1 : 100).
  2. De methodiek van faalkansberekening is bij de Oosterscheldekering en Haringvlietsluizen afwijkend van de andere stormvloedkeringen vanwege de constructie met 62 respectievelijk 17 schuiven. Bij deze keringen is het van belang dat de combinatie wordt gemaakt van de verschillende faalscenario’s (partieel falen) en het gecombineerde effect daarvan op de waterveiligheid van het achterland. De kans wordt uitgedrukt in jaren (Bijvoorbeeld 1: 10.000 jaar).

Bij de Maeslantkering werd in 2014 duidelijk dat de betrouwbaarheid van de besturingssoftware, die in 2012 is vervangen, niet kwantitatief kon worden aangetoond. Gebruikmakend van de inmiddels jarenlange ervaring met het huidige systeem en de beschikbare herstelacties is de prestatie in 2020 voorlopig kwantitatief bepaald op 1:89 per sluitvraag. De kering voldoet daarmee niet aan de gestelde eis van 1:100 per sluitvraag. De betreffende besturingssoftware wordt vervangen, realisatie is gepland vóór het stormseizoen van 2021/2022. Tevens is een nieuwe installatie waarmee de kerende wanden kunnen worden bediend als het besturingssysteem faalt gepland voor het stormseizoen 2021/2022. Zodra één van deze twee trajecten is gerealiseerd, voldoet de faalkans van de Maeslantkering weer aan de wettelijke eis. Tot dat moment wordt door middel van beheersmaatregelen het betrouwbaar functioneren van de Maeslantkering gewaarborgd. Deze aanpak is getoetst en is ook in 2020 onderschreven door de onafhankelijke Adviescommissie Stormvloedkeringen. De veiligheid is daarmee voldoende geborgd.

Figuur 4 Jaarlijkse hoeveelheden zandsuppleties en percentages raaien waarin de basiskustlijn is overschreden

Bron: Rijkswaterstaat, 2020

Toelichting

Het aantal raaien waarin de basiskustlijn wordt overschreden mag maximaal 10% zijn. Deze norm is in 2020 niet overschreden. De geel/blauwe balken in bovenstaande figuur geven de over de afgelopen jaren gerealiseerde suppleties weer.

Suppleren voor kustlijnzorg

Om de basiskustlijn en het kustfundament te kunnen handhaven, is een zandsuppletieprogramma opgesteld en worden meerjarige contracten afgesloten. Het suppletieprogramma wordt jaarlijks geactualiseerd aan de hand van de laatste kustmetingen. De inhoud en omvang van dit programma kan jaarlijks variëren naargelang de specifieke behoefte en budgettaire mogelijkheden. Om te bereiken dat voor het beschikbare budget de maximale hoeveelheid zand wordt gesuppleerd, is vanaf 2012 een nieuwe marktbenadering gekozen met meerjarige contracten. Binnen het contract hebben de aannemers de vrijheid om de suppletiewerkzaamheden over meerdere jaren te spreiden.

Realisatie in miljoen m3 Prognose in miljoen m3
2020 2021
Handhaven basiskustlijn en kustfundament 10,7 16,6

Toelichting

Voor de periode 2016–2019 (met uitloop naar 2020) was er minder zand nodig om de kust in stand te houden dan voorheen. Dit komt onder andere doordat het recent gesuppleerde zand langer blijft liggen dan verwacht (effectievere suppleties). Ook speelt de grote hoeveelheid zand die de laatste jaren extra in het kustsysteem is aangebracht een rol (o.a. Zandmotor en zandige versterkingen die gezamenlijk circa 35 miljoen m3 bedragen).

In 2019 is het suppletieprogramma voor 2020–2023 (met uitloop naar 2024) vastgesteld. Vanwege de stikstofproblematiek zijn de aanbestedingen van de suppleties uit het programma 2020-2023 vertraagd. Dit heeft gevolgen gehad voor het suppletievolume in 2020.

Binnenwateren en daarin gelegen kunstwerken (spui- en uitwateringskolken, stuwen en gemalen)1 km2 3047 3050
Aantal kunstwerken stuks 115 113
Totaal 29,2 81,6
  1. Het betreft de totale oppervlakte van alle door RWS beheerde wateren (onder meer rivieren, kanalen en IJsselmeer), exclusief de Noordzee, water in Caribisch Nederland, de Waddenzee en de Westerschelde.

Toelichting

De realisatie van de omvang binnenwateren 2020 is lager dan de begroting. Dit wordt veroorzaakt door zowel de overdrachten van het Oude Maasje en het Zuiderkanaal als een verbeterde registratie in de bronsystemen. Beiden zorgen voor een afname in 2020 en waren onvoorzien in de begroting.

Het aantal kunstwerken (spui- en uitwateringskolken, stuwen en gemalen) is hoger dan verwacht bij de begroting. De oorzaak hiervan ligt in 2019. Zoals toegelicht in het jaarverslag 2019, is in 2019 het aantal kunstwerken met drie toegenomen door de registratie van een gemaal en spuimiddel bij Sluis II en een spuimiddel bij Sluis IV. Dit was onvoorzien in de begroting 2020. In 2020 is het aantal met één afgenomen doordat de classificatie van een kunstwerk overgegaan is van een spuisluis naar een waterreguleringswerk.

3.02.03 Vervanging

Motivering

Het zodanig in conditie houden van het hoofdwatersysteem dat de primaire functie voor zowel waterveiligheid als zoetwatervoorziening vervuld kan worden.

Producten

De waterveiligheid en beschikbaarheid moet in stand worden gehouden tegen de achtergrond van een beperkte technische levensduur van kunstwerken. Het einde van de levensduur kan ontstaan door de ouderdom van het kunstwerk of door intensiever gebruik dan bij het ontwerp is voorzien. Door de intensieve aanleg in de eerste helft en met name ook vanaf de jaren zestig van de vorige eeuw valt te verwachten dat deze problematiek geleidelijk zal toenemen.

Vervangingen en renovaties van kunstwerken worden ondergebracht binnen het programma Vervanging en Renovatie. De scope van het programma omvat alle kunstwerken waar zich binnen de duur van het programma een levensduurproblematiek voordoet met mogelijke ernstige gevolgen voor de veiligheid en beschikbaarheid. De projecten in het programma verlengen de levensduur van de kunstwerken zodat de veiligheid en de beschikbaarheid van de bestaande infrastructuur in stand wordt gehouden.

Meetbare gegevens

Het budget dat op dit artikelonderdeel in de huidige begrotingsperiode is opgenomen, is bestemd t.b.v. de renovatiewerkzaamheden aan de stuwen in de Nederrijn en de Lek. De renovatie 2020 verliep voorspoedig en is daarom al in 2020 afgerond (planning was 2021).

Nederrijn/Lek Renovatie stuwenensemble in Nederrijn en Lek 2021 2020

4.4 Artikel 4 Experimenteren cf. art. III Deltawet

A. Omschrijving van de samenhang in het beleid

De Waterwet voorziet in een zogenoemde experimenteerbepaling die het mogelijk maakt om uit het Deltafonds uitgaven te doen voor maatregelen en voorzieningen op andere beleidsterreinen zoals natuur, milieu of economische ontwikkeling. Voorwaarde is wel dat deze maatregelen samenhangen met maatregelen ten behoeve van waterveiligheid of zoetwatervoorziening en dat er sprake is van additionele financiering in de vorm van het toevoegen van extra middelen aan het fonds afkomstig van andere begrotingen van het Rijk of derden.

B. Budgettaire gevolgen van de uitvoering

2016 2017 2018 2019 2020 2020 2020
Verplichtingen 0 6.200 1.751.065 21.159 97.742 8.118 89.624 1
Uitgaven 0 6.200 20.974 20.920 74.384 13.043 61.341
4.01 Experimenteerprojecten 0 6.200 800 0 0 0 0
4.01.01 Experimenteerprojecten 0 6.200 800 0 0 0 0
4.02 GIV/PPS 0 0 20.174 20.920 74.384 13.043 61.341
4.02.01 GIV/PPS 0 0 20.174 20.920 74.384 13.043 61.341 2
4.09 Ontvangsten experimenteerartikel 0 3.200 800 0 0 0 0
4.09.01 Ontvangsten experimenteerartikel 0 3.200 800 0 0 0 0

C. Financiële toelichting

Onderstaand wordt op het niveau van artikelonderdeel en de verplichtingen een toelichting gegeven op de verschillen (de mutaties) tussen de begroting en de realisatie. Zie voor de gehanteerde norm de toelichting ‘normering jaarverslag’ zoals opgenomen in de leeswijzer.

  1. De hogere realisatie op de verplichtingen hangt nauw samen met de kasmutaties bij het project Afsluitdijk. Zie ad 2.
  2. Als gevolg van de problematiek rond de Hydraulische Randvoorwaarden bij het project Afsluitdijk zijn in 2020 niet voorziene kosten gemaakt. Ter oplossing zijn en worden onderzoeken gedaan en worden met de uitvoerder nieuwe afspraken gemaakt. Deze kosten worden vooralsnog opgevangen binnen het totale projectbudget.

D. Toelichting op de artikelonderdelen

4.01 Experimenteerprojecten

Motivering

Het experimenteerartikel staat ten dienste van een integrale uitvoering van het Deltaprogramma en biedt de mogelijkheid tot integrale bekostiging.

4.02 Geïntegreerde contractvormen/PPS

Motivering

Bij infrastructuurprojecten waarbij sprake is van publiek-private samenwerking (PPS) bestaat de betaling uit een geintegreerd bedrag voor aanleg, onderhoud én financiering gedurende een langdurige periode. De meest toegepaste vorm is DBFM (Design, Build, Finance and Maintain) waarbij de overheid pas na oplevering betaalt voor een dienst (beschikbaarheid) in plaats van mijlpalen voor een product tijdens de bouwfase. Deze contractvorm garandeert een efficiente en effectieve beschikbaarheid van de noodzakelijke capaciteit om, rekening houdend met de aspecten veiligheid en leefomgeving, een betrouwbaar systeem te realiseren.

Producten

Het project Afsluitdijk is met een DBFM-contract op de markt gezet en verkeert in de realisatiefase. Openstelling is voorzien in 2025. Het project betreft de versterking van het dijklichaam volgens het principe van de overslagbestendige dijk, met behoud van de groene (vegetatie) uitstraling, het versterken van de schut- en spuicomplexen en het vergroten van de waterafvoercapaciteit door het aanbrengen van pompen in het spuicomplex Den Oever.

Afsluitdijk 13 74 61 1.613 1.643 2022 2025 1
Programma realisatie 13 74 61 1.613 1.643
begroting DF 4.02.01

Toelichting

  1. Als gevolg van de problematiek rond de Hydraulische Randvoorwaarden zijn in 2020 niet voorziene kosten gemaakt. Ter oplossing zijn en worden onderzoeken gedaan en wordt met de uitvoerder nieuwe afspraken gemaakt. Deze kosten worden voorlopig opgevangen binnen het totale projectbudget.

    Toename in het projectbudget is het gevolg van de prijsbijstelling 2020 (€ 25,6 miljoen) en correctie van de prijsbijstelling voorgaande jaren ( € 21,6 miljoen). Daar tegenover staat een vrijval van € 18,2 miljoen omdat het aanbestedingsresultaat in 2018 lager uitviel dan de oorspronkelijke raming. Deze vrijval is toegevoegd aan de programmaruimte binnen het Deltafonds.

4.5 Artikel 5 Netwerkgebonden kosten en overige uitgaven

A. Omschrijving van de samenhang in het beleid

Op dit artikel worden de apparaatskosten van RWS en de Staf deltacommissaris geraamd alsmede de investeringsruimte, de overige netwerkgebonden uitgaven van RWS en programma-uitgaven van de Deltacommissaris die niet direct aan de afzonderlijke projecten uit dit Deltafonds zijn toe te wijzen.

B. Budgettaire gevolgen van de uitvoering

2016 2017 2018 2019 2020 2020 2020
Verplichtingen 295.552 287.964 307.881 316.288 341.416 350.337 ‒ 8.921 1
Uitgaven 295.574 288.322 307.827 316.039 341.349 341.207 142
5.01 Apparaat 222.368 226.002 239.168 246.583 263.436 246.146 17.290
5.01.01 Staf Deltacommissaris 1.655 1.503 1.582 1.794 1.612 1.880 ‒ 268
5.01.02 Apparaatskosten RWS 220.713 224.499 237.586 244.789 261.824 244.266 17.558 2
- Waarvan bijdrage aan agentschap RWS 220.713 224.499 237.586 244.789 261.824 244.266 17.558
5.02 Overige uitgaven 73.206 62.320 68.659 69.456 77.913 68.111 9.802
5.02.01 Overige netwerkgebonden uitgaven 72.214 61.414 67.496 68.119 76.737 66.060 10.677 3
- Waarvan bijdrage aan agentschap RWS 72.214 61.414 67.496 68.119 76.737 66.060 10.677
5.02.02 Programma-uitgaven DC 992 906 1.163 1.337 1.176 2.051 ‒ 875
5.03 Investeringsruimte 0 0 0 0 0 17.450 ‒ 17.450
5.03.01 Programmaruimte 0 0 0 0 0 17.450 ‒ 17.450 4
5.04 Reserveringen 0 0 0 0 0 9.500 ‒ 9.500
5.04.01 Reserveringen 0 0 0 0 0 9.500 ‒ 9.500 5
Ontvangsten 59.384 127.036 28.151 29.937 43.988 0 43.988
5.09 Netwerkgebonden kosten en overige ontvangsten 0 0 0 0 0 0 0
5.09.01 Overige ontvangsten 0 0 0 0 0 0 0
5.10 Saldo van de afgesloten rekeningen 59.384 127.036 28.151 29.937 43.988 0 43.988
5.10.01 Voordelig saldo Deltafonds 59.384 127.036 28.151 29.937 43.988 0 43.988 6

C. Financiële toelichting

Onderstaand wordt op het niveau van artikelonderdeel en de verplichtingen een toelichting gegeven op de verschillen (de mutaties) tussen de begroting en de realisatie. Zie voor de gehanteerde norm de toelichting ‘normering jaarverslag’ zoals opgenomen in de leeswijzer.

  1. De lagere realisatie op de verplichtingen hangt nauw samen met de kasmutaties.
  2. De hogere realisatie op de apparaatskosten RWS (€ 17,6 miljoen) betreft met name de loon- en prijsbijstelling 2020 (€ 7,4 miljoen), een interne herschikking en correctie van het IK budget ten behoeve van programmaburau HWBP (€ 2,9 miljoen), aanvullende middelen voor versterking van Cybersecurity bij RWS (€ 2,1 miljoen), de bijdrage van het Ministerie van EZK voor de opdracht Wind op Zee (€ 1,8 miljoen), afspraken over extra capaciteitsinzet op onder andere watervergunningen (€ 1,7 miljoen) en opdrachtverstrekkig voor Delta aanpak Waterkwaliteit microplastics (€ 0,9 miljoen) en het saldo van overige verschillen (€ 0,9 miljoen)
  3. De hogere realisatie op overige netwerkgebonden uitgaven is met name het gevolg van versterking Cybersecurity bij RWS (€ 4,5 miljoen), beheer en cybersecure maken van het Landelijk Meetnet Water (samen € 3,5 miljoen), prijsbijstelling (€ 1,1 miljoen) medefinanciering door het ministerie van Landbouw Natuur en Voedselkwaliteit voor extra monitoring voor de Kaderrichtlijn Marien (€ 0,5 miljoen) en het saldo van overige verschillen (€ 1,1 miljoen).
  4. De risicoreservering voor het Implementatie peilbesluit is voor aansluiting op de uitvoeringsplanning € 2,5 miljoen naar latere jaren verschoven en overgeheveld naar het budget IJsselmeergebied en peilbesluit op artikel 2. Verder is in 2020 voor ca € 15,0 miljoen geen beroep gedaan op de investeringsruimte, dit is doorgeschoven naar latere jaren.
  5. De beleidsreservering Programmatische Aanpak Grote Wateren (€2,0 miljoen) is overgeheveld naar het programma Grote Wateren op artikel 7 van het DF. Er is in 2020 geen beroep gedaan op de beleidsreserveringen ruimtelijke adaptatie (€ 1,5 miljoen) en Nutriënten en gewasbeschermingsmiddelenn (€ 6,0 miljoen) en schuiven door naar latere jaren voor aansluiting op de uitvoeringsplanning van respectievelijk de tweede tranche uitvoeringspilots en onderzoeksmiddelen en het Deltaplan Agrarisch Waterbeheer.
  6. Dit betreft de toevoeging van het voordelig saldo 2019 aan 2020.

D. Toelichting op de artikelonderdelen

5.01 Apparaat

Motivering

In uitzondering op de systematiek van «Verantwoord Begroten» worden op deze begroting ook de apparaatskosten van de Staf deltacommissaris en RWS gepresenteerd.

Producten

Staf Deltacommissaris

Overeenkomstig de Deltawet heeft de deltacommissaris een eigen bureau ter ondersteuning van zijn taken en een toereikend budget voor de hem toebedeelde taken. Op dit artikel worden personele en materiële kosten verantwoord, die nodig zijn om de ondersteunende taken van de Staf deltacommissaris te kunnen uitvoeren.

Apparaatskosten Rijkswaterstaat

Dit betreft de apparaatskosten (inclusief afschrijving en rente) voor de programma’s Ruimte voor de Rivier, Maaswerken, HWBP-2, HWBP, Afsluitdijk, overige aanlegprojecten, verkenningen en planuitwerkingen, watermanagement, Beheer en Onderhoud en de uitvoering van landelijke taken en inhuur.

5.02 Overige uitgaven

Producten

Overige netwerkgebonden uitgaven

Onder overige kosten zijn de externe kosten verantwoord die niet direct toewijsbaar zijn aan de producten van het Deltafonds. Hiertoe behoren externe kosten voor de landelijke taken, basisinformatie, sectorspecifieke ICT, kennisontwikkeling & innovatie, watermanagement, beheer en onderhoud en overige.

Programma-uitgaven Deltaprogramma

De uitvoering van het Deltaprogramma moet ervoor zorgen dat de waterveiligheid en zoetwatervoorziening in 2050 duurzaam en robuust zijn en ons land zo is ingericht dat het de grotere extremen van het klimaat veerkrachtig kan blijven opvangen. De programma-uitgaven voor het Deltaprogramma betreffen uitgaven voor: de totstandkoming en het bevorderen van de uitvoering van het jaarlijkse Deltaprogramma, monitoring en evaluatie in het kader van het bewaken van de voortgang en samenhang van de uitvoering van het Deltaprogramma; kennis- en strategieontwikkeling en voor het betrekken en informeren van belanghebbenden en publiek. Deltaprogramma 2021 is op Prinsjesdag 2020 aan de Staten-Generaal aangeboden (Kamerstukken 2020-2021, 35570 J, nr. 4). Deltaprogramma 2021 bevat het resultaat van de eerste zesjaarlijkse herijking sinds de start van het programma en de voorstellen voor herijkte deltabeslissingen en voorkeursstrategieën. Aanscherpingen zijn met name nodig in de deltabeslissing zoetwater. Ook is extra aandacht nodig voor de snelheid van de uitvoering van maatregelen om de doelen in 2050 te halen. Daarnaast is belangrijk om nu al verder vooruit te kijken, naar de periode na 2050. De wateropgaven kunnen na 2050 fors toenemen door zeespiegelstijging en er zullen moeilijke en mogelijk ingrijpende beslissingen genomen moeten worden. Daar moeten betrokken partijen rekening mee houden bij beslissingen die ze in de komende jaren nemen en ze moeten zich nu al voorbereiden op de grote keuzes die na 2050 misschien genomen moeten worden. De komende zes jaar moet er veel onderzoek en voorbereidend werk verricht worden. Opties om ons land anders in te richten en mogelijke maatregelen die we in de toekomst moeten nemen om ons land voor te bereiden op deze versnelde zeespiegelstijging worden onderzocht in het Kennisprogramma Zeespiegelstijging. Tevens is veel aandacht nodig voor de verbinding tussen ruimte en water. De wateropgaven moeten meer sturend worden en randvoorwaarden gaan aangeven voor de keuzes in de ruimtelijke inrichting van Nederland.

5.03 Investeringsruimte

Het kabinet heeft besloten tot een jaarlijkse verlenging van zowel het Infrastructuurfonds als het Deltafonds. In de begroting van het Deltafonds 2020 betekent dit een verlenging van de looptijd tot en met 2033. Op dit artikel wordt de beschikbare investeringsruimte op het Deltafonds tot en met 2033 verantwoord. De investeringsruimte is beschikbaar voor inzet op de prioritaire beleidsopgaven binnen de scope van het Deltafonds. Jaarlijks vindt een integrale afweging plaats van de inzet van de beschikbare investeringsruimte. 

De investeringsruimte bedroeg in de begroting van het Deltafonds 2020 € 1.188 miljoen tot en met 2033, waarvan risicoreserveringen waren opgenomen van in totaal € 600 miljoen. In 2020 is per saldo € 321 miljoen onttrokken aan de investeringsruimte. In de begroting van het Deltafonds 2021, met de meest actuele stand, bedraagt de investeringsruimte € 867 miljoen tot en met 2034, waarvan risicoreserveringen van in totaal circa € 341 miljoen zijn opgenomen. Het grootste deel van deze investeringsruimte is beschikbaar in de jaren vanaf 2033.

5.04 Reserveringen

In het verleden werden in de investeringsruimte reserveringen getroffen voor risico’s en nieuwe beleidsvoornemens. Om beter inzicht te geven in de aard van de reserveringen is het artikelonderdeel 5.04 Reserveringen gecreëerd. Hierop worden budgetten geraamd voor toekomstige opgaven, maar waarover nog geen startbeslissing is genomen.

In de begroting van het Deltafonds 2020 was tot en met 2033 € 1.513 miljoen gereserveerd voor:

  1. Regionale keringen in beheer bij het Rijk (€ 198 miljoen);
  2. Integraal Rivier Management (€ 535 miljoen);
  3. 2e investeringspakket zoetwater (€ 150 miljoen);
  4. Programmatische Aanpak Grote Wateren (€ 543 miljoen);
  5. Onderzoeksreservering (€ 24 miljoen);
  6. Stimuleringsprogramma Ruimtelijke adaptie (€ 3,5 miljoen);
  7. Wettelijk Beoordelingsinstrumentarium (€ 20 miljoen);
  8. Delta-aanpak Waterkwaliteit (€ 39 miljoen).

Jaarlijks vindt een actualisatie plaats van de reserveringen. In 2020 is besloten in totaal aan € 514 miljoen toegevoegd aan de beleidsreserveringen in de begroting 2021. De meest actuele stand van de verschillende reserveringen is opgenomen in de begroting van het Deltafonds 2021, waar de reserveringen afzonderlijk zijn toegelicht.

4.6 Artikel 6 Bijdragen andere begrotingen van het Rijk

A. Omschrijving van de samenhang in het beleid

Op dit artikel worden de ontvangen bijdragen verantwoord die ten laste van de begroting van IenW komen. De doelstellingen van het onderliggend beleid zijn terug te vinden in de Begroting hoofdstuk XII. Dit begrotingsartikel is technisch van aard.

Het productartikel is gerelateerd aan artikel 26 Bijdragen aan de Investeringsfondsen op de Begroting hoofdstuk XII.

B. Budgettaire gevolgen van de uitvoering

2016 2017 2018 2019 2020 2020 2020
Ontvangsten 999.533 655.019 875.276 877.365 834.392 932.239 ‒ 97.847
6.09.01 Bijdragen ten laste van begroting Hoofdstuk XII 999.533 655.019 875.276 877.365 834.392 932.239 ‒ 97.847 1

C. Financiële toelichting

Onderstaand wordt op het niveau van artikelonderdeel en de verplichtingen een toelichting gegeven op de verschillen (de mutaties) tussen de begroting en de realisatie. Zie voor de gehanteerde norm de toelichting ‘normering jaarverslag’ zoals opgenomen in de leeswijzer.

  1. Als gevolg van het geactualiseerde programma en om voldoende overprogrammering te creëren op het Deltafonds is er een kasschuif met het generale beeld verwerkt op de begroting van het Deltafonds. De kasschuif heeft een meerjarige doorwerking en is over de gehele looptijd van het Deltafonds budgettair neutraal. De kasschuif betreft een verlaging met € 94,9 miljoen in 2020. Daarnaast is de bijdrage per saldo verlaagd met € 3 miljoen. Dit betreft diverse overboekingen met andere begrotingen.

4.7 Artikel 7 Investeren in Waterkwaliteit

A. Omschrijving van de samenhang in het beleid

Maatregelen op het gebied van waterkwaliteit in het hoofdwatersysteem ten behoeve van de Europese Kaderrichtlijn Water worden verantwoord op artikelonderdeel 7.01.

Waterveiligheid en waterkwaliteit vragen specifiek aandacht in de Zuidwestelijke Delta en in delen van de grote wateren. Hierbij is mede aandacht voor ontwikkelingsmogelijkheden en veiligheid van de scheepvaart en voor natuurcompensatie, recreatie en het verbeteren van de habitat van flora en fauna (Natura 2000). Dit is verantwoord op artikel 7.02.

De Delta-aanpak Waterkwaliteit heeft met het Regeerakkoord 2017 een impuls gekregen. Een deel van de enveloppe Natuur en Waterkwaliteit, € 175 miljoen, is aan het Deltafonds toegevoegd (Kamerstukken 2017–2018, 27 625, nr. 422). Het kabinet zet hiervan € 75 miljoen in voor een doorlaatmiddel in de Brouwersdam om het water in de Grevelingen te kunnen verversen. Voor het Waddengebied investeert het kabinet € 16 miljoen in onder andere buitendijkse Slibsedimentatie Eems-Dollard, onderzoek en maatregelen voor de Waddenzee (Gebiedsagenda Wadden 2050) en faciliteert het de beheerautoriteit Waddenzee. Voor het Waddengebied investeert het kabinet € 16 miljoen in een kwelderproject Eems-Dollard, faciliteert het de beheerautoriteit Waddenzee en doet onderzoek vanuit de Gebiedsagenda Wadden. Ook wordt € 1 miljoen beschikbaar gesteld om samen met regionale partijen te onderzoeken wat de verschillende kansrijke maatregelen zijn voor verdere verbetering van de ecologische kwaliteit van het Markermeer en is € 3 miljoen nodig voor programmakosten om bovengenoemde onderdelen in uitvoering te brengen. Dit is toegevoegd aan artikel 7.02. Het kabinet zet daarnaast € 70 miljoen extra in voor bronmaatregelen en extra zuivering bij rioolwaterzuiveringsinstallaties. Tot slot is € 10 miljoen beschikbaar voor monitoring en onderzoek. Deze bedragen zijn toegevoegd aan artikel 7.03.

Het artikel investeren in waterkwaliteit is gerelateerd aan beleidsartikel 11 (Integraal Waterbeleid) op de Begroting Hoofdstuk XII.

B. Budgettaire gevolgen van de uitvoering

2016 2017 2018 2019 2020 2020 2020
Verplichtingen 10.090 14.356 36.514 30.520 116.294 144.444 ‒ 28.150 1
Uitgaven 19.090 7.022 19.795 28.408 52.556 127.512 ‒ 74.956
7.01 Realisatieprogramma Kaderrichtlijn Water 16.317 5.881 16.161 19.877 19.778 47.612 ‒ 27.834
7.01.01 Realisatieprogramma Kaderrichtlijn Water 16.317 5.881 16.161 19.877 19.778 47.612 ‒ 27.834 2
7.02 Overige aanlegprojecten Waterkwaliteit 2.493 284 1.172 3.049 25.674 30.424 ‒ 4.750
7.02.01 Realisatieprogramma overige aanleg waterkwaliteit 2.493 284 787 805 22.291 25.323 ‒ 3.032
- Waarvan bijdrage aan agentschap RWS 1.445 282 787 805 22.291 21.927 364
7.02.02 Planuitwerking overige aanleg waterkwaliteit 0 0 385 2.244 3.383 5.101 ‒ 1.718
- Waarvan bijdrage aan agentschap RWS 0 0 385 2.244 3.383 0 3383
7.03 Studiekosten waterkwaliteit 280 857 2.462 5.482 7.104 49.476 ‒ 42.372
7.03.01 Studiekosten waterkwaliteit 280 857 2.462 5.482 7.104 49.476 ‒ 42.372 3
7.09 Ontvangsten investeringen in waterkwaliteit 0 91 89 452 389 332 57
7.09.01 Ontvangsten investeringen in waterkwaliteit 0 0 0 452 389 332 57

C. Financiële toelichting

Onderstaand wordt op het niveau van artikelonderdeel en de verplichtingen een toelichting gegeven op de verschillen (de mutaties) tussen de begroting en de realisatie. Zie voor de gehanteerde norm de toelichting ‘normering jaarverslag’ zoals opgenomen in de leeswijzer.

  1. Op artikelonderdeel 7.01 KRW programma (-€ 16,7 miljoen is het verplichtingenritme aangepast naar aanleiding van herziene planningen bij diverse projecten. Het betreft onder andere vertraging bij de het project Beekmondingen door uitloop bij een gecombineerd project van het waterschap (‒ € 5,4 miljoen), bij het sluiten van samenwerkingsovereenkomsten bij verschillende projecten (totaal - € 7,2 miljoen) en bij het project Woldewijd vanwege bezwaar tegen de gunningsbeslissing ( - € 2,9 miljoen). Een lagere realisatie (- € 1,2 miljoen) is onder ander het gevolg van minder opgetreden risico's dan verwacht. De risicoreservering schuift door naar latere jaren.

    € 10,5 miljoen wordt voornamelijk veroorzaakt door budgetten die in lijn zijn gebracht met de geactualiseerde bestedingsprogrammering aan de hand van een inventarisatie van de plannen bij de waterschappen. Een deel van de waterschappen zal later starten met pilots voor aanvullende zuivering en de ketenaanpak medicijnresten kent een langere aanlooptijd (€ 8,1 miljoen). Ook was er sprake van uitfinancieringen naar de begrotingen van andere Ministeries. Dit betrof o.a. het Ministerie van Landbouw Natuur en Voedselkwaliteit voor de financiering van de inzet van Staatsbosbeheer en voor de Beheerautoriteit Waddenzee en naar de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland voor de uitvoering van programmatische aanpak Grote Wateren (€ 3,4 miljoen). Tot slot was er sprake van vertraging vanwege Corona, waardoor de levering van de apparatuur die nodig is voor het monitoren van microplastics in de rivier, uitgesteld werd (€ 0,9 miljoen.).

    De verschuiving van het verplichtingenbudget (€ 5,1 miljoen) voor het project Getij Grevelingen naar latere jaren hangt samen met de uitgaven en is met name het gevolg van de vertraging van de offerte voor de planuitwerking.
    Daarnaast zijn er diverse mutaties die per saldo leiden tot een hogere realisatie van € 3,7 miljoen.

  2. De lagere uitgaven bij KRW 2e en 3e Tranche (- € 27,8 miljoen) zijn het gevolg van een actualisatie bij het onderdeel anticiperende grondverwerving, het niet doorgaan van het project Brunnermond omdat de maatregel technisch niet uitvoerbaar is en minder opgetreden risico's (- € 29,6 miljoen). Daar tegenover staat een hogere realisatie (€ 0,5 miljoen) door het eerder gereed zijn van de Vispassage Immerhorn. En bij het project Elsterbuitenwaarden (€ 1,5 miljoen) vanwege een eerdere vertraging door PFAS.
  3. Het totale saldo wordt € 42,4 miljoen voornamelijk veroorzaakt door een een actualisering van de budgetten voor de waterschappen. Deze zijn in lijn gebracht met de geactualiseerde bestedingsprogrammering die is opgesteld door een inventarisatie van de korte en lange termijn plannen bij de waterschappen. Een deel van de waterschappen zal later starten met de pilots aanvullende zuivering (€ 31,9 miljoen). Een ander deel wordt hoofdzakelijk veroorzaakt door een langere aanlooptijd voor de ketenaanpak medicijnresten (€ 10,5 miljoen).

D. Toelichting op de artikelonderdelen

7.01 Realisatieprogramma Kaderrichtlijn water

Motivering

Het op orde krijgen en houden van een duurzaam watersysteem tegen maatschappelijk aanvaardbare kosten, waardoor Nederland schoon (drink)water heeft.

Producten

Verbeterprogramma Kaderrichtlijn Water

Het Verbeterprogramma Kaderrichtlijn Water bestaat uit maatregelen in de Rijkswateren die zijn geclusterd tot projecten. De projecten richten zich op het herstel van natuurlijkere overgangen tussen land en water, zoet en zout en van verbindingen, waaronder die tussen het hoofd- en regionaal watersysteem. Het betreft vooral aanlegprojecten om een meer natuurlijke inrichting van de watersystemen te bewerkstelligen. Dit moet bijdragen aan het bereiken van een goede ecologische en chemische toestand van de watersystemen, zoals de Kaderrichtlijn Water vraagt. Tevens draagt dit bij aan de doelen voor Natura 2000 en de Kaderrichtlijn Mariene Strategie.

Meetbare gegevens

De uitvoering van het verbeterprogramma is in een drietal tranches verdeeld. De tranches zijn zoveel mogelijk gekoppeld aan de planperiodes van de Kaderrichtlijn Water. De eerste tranche (vanaf 2009) bestond uit circa 250 maatregelen, deze maatregelen zijn opgeleverd (decharge eind 2017). De tweede tranche is gestart in 2016 en zou volgens planning eind 2021 tot afronding moeten komen. De verkenning voor de derde tranche (2021 t/m 2027) is afgerond. Aansluitend is in mei 2020 opdracht verstrekt voor de planuitwerking en realisatie van het Voorkeursalternatief, waarin 121 maatregelen zijn opgenomen.

De tweede tranche bestaat op dit moment uit 230 maatregelen. Op 1 december 2020 waren er daarvan 133 afgerond (eind 2019 waren dat er 77). Op dit moment is daarmee 58% van het maatregelpakket volledig gerealiseerd.

Daarnaast is 25% van het maatregelpakket op dit moment in uitvoering. De verwachting is dat 7% hiervan nog voor eind 2021 kan worden afgerond, waarmee eind 2021 ca 65% van de tweede tranche maatregelen zal zijn afgerond. De overige 35% moet worden gefaseerd naar de derde tranche.

Eind 2019 Eind 2020 Eind 2021
Geheel afgerond 77 (33%) 133 (58%) 150 (65%)
In uitvoering 90 (40%) 58 (25%) 50 (22%)
In planuitwerking 63 (27%) 39 (17%) 30 (13%)

Oorzaak van de vertragingen ligt bij het in het verleden niet volledig kunnen inzetten van de benodigde capaciteit, de gevolgen van Covid-19 (activiteiten als gezamenlijke terreininspecties, publieksparticipatie en de samenwerking met ingenieursbureaus worden hierdoor bemoeilijkt), de stikstofproblematiek en PFAS.

Over de uitvoering van alle maatregelen wordt de Tweede Kamer jaarlijks geïnformeerd via De Staat van ons Water (laatste publicatie: Kamerstukken II, 2019–2020, 27 625 nr. 498). Dit omvat alle maatregelen die gericht zijn op de ecologische en chemische kwaliteit van de oppervlaktewateren en de grondwateren in de stroomgebieden van de Rijn, Maas, Schelde en de Eems, die worden uitgevoerd door RWS, de waterschappen en andere partijen. Omdat de Kaderrichtlijn Water werkt met planperiodes, is een volledige beschrijving van de toestand alleen om de 6 jaar mogelijk. Het Planbureau voor de Leefomgeving rapporteert jaarlijks op basis van de beschikbare gegevens over waterkwaliteit in het Compendium voor de Leefomgeving.

Projecten Nationaal
KRW 1e tranche 0 0 0 29 30
KRW 2e en 3e tranche 48 20 ‒ 28 616 625 1
Programma realisatie 48 20 ‒ 28 645 655
begroting (DF 7.01.01) 48 20 ‒ 28

Toelichting

  1. De lagere uitgaven bij KRW 2e en 3e Tranche (- € 27,8 miljoen) zijn het gevolg van een actualisatie bij het onderdeel anticiperende grondverwerving, het niet doorgaan van het project Brunnermond omdat de maatregel technisch niet uitvoerbaar is en minder opgetreden risico's (- € 29,6 miljoen). Daar tegenover staat een hogere realisatie (€ 0,5 miljoen) door het eerder gereed zijn van de Vispassage Immerhorn. En bij het project Elsterbuitenwaarden (€ 1,5 miljoen) door een eerdere vertraging vanwege PFAS.

    De toename in het projectbudget (€ 10 miljoen) is het gevolg van prijsbijstelling.

7.02 Overige aanlegprojecten waterkwaliteit

Motivering

Naast het Verbeterprogramma Waterkwaliteit Rijkswateren ten behoeve van de KRW zijn hieronder de overige aanlegprojecten inzake waterkwaliteit opgenomen.

Producten

7.02.01 Realisatieprogramma

Projecten Nationaal
Verruiming vaargeul Westersschelde 22 22 0 26 26
Grote Wateren 3 ‒ 3 16 166 2032 2032 1
afrondingen 0
Programma realisatie 25 22 ‒ 3 42 192
begroting (DF 7.02.01) 25 22 ‒ 3

Toelichting

  1. Vanuit artikelonderdeel 5.04 reserveringen is de beleidsreservering Grote wateren (€ 158 miljoen) in de periode 2020 tot en met 2029 overgeboekt naar het programma Grote Wateren op artikel 7.02 Overige aanlegprojecten waterkwaliteit.

Grote Wateren

In 2017 is een verkenning uitgevoerd naar de opgaven voor natuur en waterkwaliteit in de grote wateren. De verkenning grote wateren laat zien dat er goede mogelijkheden zijn om de waterkwaliteit te verbeteren en de natuur te versterken.

Op grond hiervan is de ambitie ontwikkeld om tot 2050 diverse maatregelen te treffen die gericht zijn op het voorkomen van achteruitgang van ecologische kwaliteit van de grote wateren, het bevorderen van een stabiel en samenhangend ecologisch netwerk en het creëren van ruimte voor ruimtelijk-economische ontwikkeling.

In 2019 hebben IenW en LNV, in de vorm van de Programmatische Aanpak Grote Wateren, samen met de Gebiedsagenda’s voor de Grote Wateren, Rijkswaterstaat en de regio de resterende middelen voor de tweede tranche gereserveerd voor specifieke projecten, waarmee duidelijk is welke maatregelen tot en met 2032 worden uitgevoerd. De Tweede Kamer is hierover geïnformeerd (Kamerstuk 27 625, nr. 523).

In 2020 zijn in totaal vijf MIRT-beslissingen genomen voor PAGW-projecten, vier startbeslissingen en een voorkeursbeslissing. Hiermee is de feitelijke uitvoering van de projecten dichterbij gekomen. De Tweede Kamer is hierover geïnformeerd (Kamerstuk 35 570 A, nr. 45)

7.02.02 Verkenningen- en Planuitwerkingsprogramma

Het verkenningen- en planuitwerkingsprogramma dient om een probleem of een initiatief met een maatschappelijke meerwaarde te verkennen en om daarna, indien nodig, uit alternatieven de beste oplossing voor het probleem te zoeken en voor te bereiden voor de uitvoering.

Dit artikelonderdeel geeft inzicht in de stand van zaken van diverse projecten en programma’s op het gebied van zoetwatervoorziening die zich in de fasen van voorbereiding tot realisatie bevinden.

Projecten Nationaal
EPK Planuitwerking en verkenningen Waterkwaliteit 1 4
Projecten Zuid-Nederland
Getij Grevelingen 100 102 2023 2023
Totaal programma planuitwerking en verkenning 101 106
budget DF 7.02.02 101 106

7.03 Studiekosten waterkwaliteit

Motivering

Dit betreft de studie- en onderzoekskosten voor het Deltaprogramma (MIRT-onderzoeken) en de overige studiekosten op het gebied van waterkwaliteit.

Producten

In de Delta-aanpak waterkwaliteit is op basis van de prioriteiten en kennisleemten bepaald waar nader onderzoek nodig is. In de Kennisimpuls Waterkwaliteit zijn bestaande en nieuwe kennis bijeengebracht en toepasbaar gemaakt voor de praktijk. Hiervoor is in 2018 subsidie verleend van € 5 miljoen aan de kennisinstituten voor een periode van vier jaren. Speerpunten in de aanpak zijn het terugdringen van de problematiek van nutriënten in het grond- en oppervlaktewater, de belasting van het water door emissies van gewasbeschermingsmiddelen en tenslotte het verminderen van waterverontreiniging als gevolg van nieuwe stoffen. Daarnaast zijn effectieve maatregelen geïdentificeerd.

In het kader van het Uitvoeringsprogramma opkomende stoffen in water is sinds 2019 tot en met 2022 een opleidingsprogramma voor vergunningverleners waterkwaliteit aangeboden. Als gevolg van COVID-19 is er in 2020 geinvesteerd in ontwikkeling van een online opleidingsprogramma. Desondanks zijn er in 2020 minder opleidingen afgerond dan oorspronkelijk gepland. Het opleidingsprogramma loopt tot 2022, de komende jaren zal worden geintensiveerd, waardoor de achterstand weer wordt ingelopen.

Het merendeel van het budget is voorzien voor de stimulering van vergaande zuivering van rioolwater, om zo medicijnresten en andere microverontreinigingen uit het stedelijk afvalwater te verwijderen op geïdentificeerde hotspots rioolwaterzuiveringen. Dit betreft enerzijds budget voor stimulering van de praktische toepassing van extra zuivering op de rioolwaterzuiveringen van de waterschappen en anderzijds een bijdrage in de vorm van een subsidie aan de Stichting Toegepast Onderzoek Waterbeheer. In 2020 zijn voor de eerste tranche de samenwerkingsovereenkomsten getekend. Hiermee is een bedrag van € 30 miljoen gereserveerd.

5. Bedrijfsvoeringsparagraaf

Scope

In de bedrijfsvoeringsparagraaf in het jaarverslag van het begrotingshoofdstuk Infrastructuur en Waterstaat (HXII) wordt gerapporteerd over het begrotingsbeheer, financieel en materieel beheer en overige aspecten van de bedrijfsvoering, over de rijksbrede bedrijfsvoeringsonderwerpen en belangrijke ontwikkelingen en verbeteringen in de bedrijfsvoering. Hieronder wordt gerapporteerd over de uitzonderingsrapportage rechtmatigheid en totstandkoming niet financiële verantwoordingsinformatie van het Deltafonds.

Rechtmatigheid

Bij de financiële verantwoording van het Deltafonds over 2020 is geen sprake van overschrijdingen van door de Rijksbegrotingsvoorschriften voorgeschreven rapportagetoleranties vastgesteld.

Totstandkoming niet-financiële verantwoordingsinformatie

De niet-financiële verantwoordingsinformatie betreft de indicatoren en kengetallen die beogen inzicht te bieden in de doeltreffendheid en de doelmatigheid van de beleidsuitvoering en de doelmatigheid van de bedrijfsvoering. Het totstandkomingsproces niet-financiële informatie is ordelijk verlopen. De opzet van de procedure voor de totstandkoming van de niet-financiële informatie bevat voldoende waarborgen voor een ordelijk en controleerbaar proces. Bij de controle is gebleken dat de procedure goed wordt nageleefd en de niet-financiële informatie in het jaarverslag op een betrouwbare wijze tot stand komt en niet strijdig is met de financiële verantwoordingsinformatie. De sturing en interne controle door IenW op het totstandkomingsproces van de niet-financiële informatie leveren hier een belangrijke bijdrage aan.

De informatie over water is verwerkt in beleidsartikel 11 van begrotingshoofdstuk Infrastructuur en Waterstaat.

C. Jaarrekening

6. Verantwoordingsstaat 2020 van het Deltafonds

Art. Omschrijving Vastgestelde begroting Realisatie1 Verschil realisatie en vastgestelde begroting
Verplichtingen Uitgaven Ontvangsten Verplichtingen Uitgaven Ontvangsten Verplichtingen Uitgaven Ontvangsten
1 Investeren in waterveiligheid 1.131.383 462.448 172.412 280.032 451.429 193.910 ‒ 851.351 ‒ 11.019 21.498
2 Investeren in zoetwatervoorziening 33.284 27.520 0 31.038 15.802 1.500 ‒ 2.246 ‒ 11.718 1.500
3 Beheer, onderhoud en vervanging 127.854 133.253 0 138.955 143.892 0 11.101 10.639 0
4 Experimenteren cf. art. III Deltawet 8.118 13.043 0 97.742 74.384 0 89.624 61.341 0
52 Netwerkgebonden kosten en overige uitgaven 350.337 341.207 0 341.416 341.349 0 ‒ 8.921 142 0
6 Bijdragen t.l.v. begroting Hoofdstuk XII 0 0 932.239 0 0 834.392 0 0 ‒ 97.847
7 Investeren in waterkwaliteit 144.444 127.512 332 116.294 52.556 389 ‒ 28.150 ‒ 74.956 57
Subtotaal 1.795.420 1.104.983 1.104.983 1.005.477 1.079.412 1.030.191 ‒ 789.943 ‒ 25.571 ‒ 74.792
Voordelig eindsaldo (cumulatief) vorig jaar 43.988 43.988
Subtotaal 1.795.420 1.104.983 1.104.983 1.005.477 1.079.412 1.074.179 ‒ 789.943 ‒ 25.571 ‒ 30.804
Voordelig eindsaldo (cumulatief) huidig jaar 5.233 5.233
Totaal 1.795.420 1.104.983 1.104.983 1.005.477 1.079.412 1.079.412 ‒ 789.943 ‒ 25.571 ‒ 25.571
  1. De gerealiseerde bedragen zijn steeds naar boven afgerond (€ 1000)
  2. Exclusief artikelonderdeel 5.10 Saldo van de afgesloten rekeningen

7. Saldibalans

Intra-comptabele posten Intra-comptabele posten
1) Uitgaven ten laste van de begroting 1.079.410 1.075.765 2) Ontvangsten ten gunste van de begroting 1.074.178 1.119.753
3) Liquide middelen 0
4) Rekening-courant RHB (Rijkshoofdboekhouding) 0 43.988 4a) Rekening-courant RHB 5.232 0
5) Rekening-courant RHB Begrotingsreserve 0 0 5a) Begrotingsreserves 0 0
6) Vorderingen buiten begrotingsverband 0 0 7) Schulden buiten begrotingsverband 0 0
8) Kas-transverschillen 0
Afrondingsverschil 0 Afrondingsverschil 0
Subtotaal intra-compatabel 1.079.410 1.119.753 Subtotaal intra-comptabel 1.079.410 1.119.753
Extra-comptabele posten
9) Openstaande rechten 0 9a) Tegenrekening openstaande rechten 0
10) Vorderingen 812 6.577 10a) Tegenrekening vorderingen 812 6.577
11a) Tegenrekening schulden 0 0 11) Schulden 0 0
12) Voorschotten 739.531 636.129 12a) Tegenrekening voorschotten 739.531 636.129
13a) Tegenrekening garantieverplichtingen 0 0 13) Garantieverplichtingen 0 0
14a) Tegenrekening andere verplichtingen 2.246.147 2.320.083 14) Andere verplichtingen 2.246.147 2.320.083
15) Deelnemingen 0 0 15a) Tegenrekening deelnemingen 0 0
Subtotaal extra-comptabele 2.986.490 2.962.789 Subtotaal extra comptabel 2.986.490 2.962.789
Totaal 4.065.900 4.082.542 Totaal 4.065.900 4.082.542

Toelichting samenstelling saldibalans

Als een minister meer dan één begroting beheert, in dit geval Infrastructuur en Waterstaat (XII), het Infrastructuurfonds en het Deltafonds, wordt per begroting een saldibalans opgesteld. Voor de begroting van Hoofdstuk XII, het Infrastructuurfonds en het Deltafonds worden geen gescheiden administraties gevoerd waardoor posten die niet zonder meer toewijsbaar zijn aan een bepaalde begroting, zijn opgenomen in de saldibalans van het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (XII).

Wat betreft de toelichtingen zijn de volgende uitgangspunten toegepast. Een post, welke in verhouding tot de totale omvang van de balansregel een grote omvang heeft of de grens van € 25 miljoen overschrijdt, is tekstueel toegelicht.

4) Rekening-courantverhouding Rijkshoofdboekhouding

Deze balansregel geeft normaliter de financiële verhouding met de Rijksschatkist weer en het saldo van het Saldobiljet per 31 december 2020. Dit is nu niet het geval omdat het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat een rekening-courantverhouding met de Rijkshoofdboekhouding onderhoudt voor begroting Hoofdstuk XII gecombineerd met het Infrastructuurfonds en het Deltafonds en niet voor de beide begrotingsfondsen afzonderlijk.

Om de consolidatie van het Financieel Jaarverslag Rijk niet te verstoren wordt desondanks in het jaarverslag van beide begrotingsfondsen gebruik gemaakt van de balanspost 4) Rekening-courantverhouding Rijkshoofdboekhouding. De drie balansposten Rekening-courantverhouding Rijkshoofdboekhouding Hoofdstuk XII, Infrastructuurfonds en Deltafonds samen zijn gelijk aan het Saldobiljet per 31 december 2020.

10 en 10a) Vorderingen en Tegenrekening vorderingen

Extra-comptabele vorderingen zijn vorderingen die zijn voortgevloeid uit uitgaven ten laste van de begroting.

Totaal 812
Totaal 812

12 en 12a) Voorschotten en Tegenrekening voorschotten

Voorschotten zijn bedragen die aan derden zijn betaald vooruitlopend op later definitief vast te stellen of af te rekenen bedragen.

Totaal 739.531
Totaal 739.531

Toelichtingen

Artikel 1 Investeren in waterveiligheid

Om te voldoen aan de wettelijke normen van de primaire waterkeringen in beheer bij de waterschappen en het Rijk en om een bijdrage te leveren aan het beheer van de rijkswateren, staan vanuit onder andere het Hoogwaterbeschermingsprogramma (HWBP) en het programma Ruimte voor de Rivier voor circa € 693 miljoen aan voorschotten open. Zo ontvingen onder andere het Hoogheemraadschap (HHR) Hollands Noorderkwartier ruim € 225 miljoen, het waterschap Rivierenland ruim € 79 miljoen, het Waterschap Limburg circa € 80 miljoen, het waterschap Drents Overijsselse Delta circa € 60 miljoen, het HHR van Rijnland circa € 33 miljoen, het waterschap Vallei en Veluwe ruim € 77 miljoen, het waterschap Rijn en IJsel ruim € 27 miljoen en het hoogheemraadschap Schieland en de Krimpenerwaard ruim € 23 miljoen.

Verder is aan het Waterschap Zuiderzeeland is een voorschot verstrekt van circa € 22 miljoen voor de realisatiefase van het project versterking Drontermeerdijk.

Artikel 4 Experimenteren cf art. III Deltawet

Per 31 december 2020 staan ruim € 22 miljoen aan voorschotten open ten behoeve van het DBFM contract Afsluitdijk. Verder staan € 7 miljoen aan voorschotten open die verstrekt zijn aan het Groenfonds ten behoeve van de voltooiing van de 1e fase van het project Marker Wadden.

In 2020 vastgelegde voorschotten 353.640
In 2020 afgerekende voorschotten ‒ 250.238
Verdeeld naar jaar van betalen:
‒ 2018 en verder ‒ 212.927
‒ 2019 ‒ 36.941
‒ 2020 ‒ 370
Openstaand per 31 december 2020 739.531

14 en 14a) Andere verplichtingen en Tegenrekening andere verplichtingen

De post Andere verplichtingen vormt een saldo van de verplichtingen per 1 januari van het begrotingsjaar, de aangegane verplichtingen, de daarop verrichte betalingen en negatieve bijstellingen van in eerdere begrotingsjaren aangegane verplichtingen.

Aangegaan in 2020 1.044.121
Tot betaling gekomen in 2020 ‒ 1.079.410
Negatieve bijstellingen in 2020 ‒ 38.647
Openstaand per 31 december 2020 2.246.147

Toelichting

Omvangrijke bijstellingen op de aangegane verplichtingen worden toegelicht bij de tabellen Budgettaire gevolgen van de uitvoering van het artikel waar de bijstelling betrekking op heeft. Dit conform de norm zoals opgenomen in de leeswijzer.

Niet uit de saldibalans blijkende bestuurlijke verplichtingen

Ten aanzien van bestuurlijke verplichtingen worden in het kader van infrastructurele werken op het terrein van regionale en lokale infrastructuur, maar ook op het terrein van het waterbeheer, het hoofdwegen- en spoorwegennet bestuurlijke afspraken gemaakt. Deze bestuurlijke afspraken zijn zeer divers in aard en omvang. Deze afspraken worden jaarlijks inzichtelijk gemaakt in het MIRT overzicht (https://www.mirtoverzicht.nl/), welke jaarlijks als bijlage bij de begroting van het Infrastructuurfonds wordt uitgebracht.

Daarnaast is geïnventariseerd of sprake is van bestuurlijke afspraken voor zover al niet deel uitmakend van de juridische verplichtingen, zoals opgenomen in de financiële administratie (met name gesloten bestuursovereenkomsten of convenanten met decentrale overheden). Ultimo 2020 is geen sprake van dergelijke bestuurlijke afspraken.

D. Bijlagen

Bijlage 1: Instandhouding

In deze bijlage bij het jaarverslag van het Infrastructuurfonds en van het Deltafonds wordt een toelichting gegeven op de instandhouding van de netwerken die onder verantwoordelijkheid van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat vallen. In onderdeel A van deze bijlage wordt een toelichting gegeven op de instandhouding van de netwerken die door Rijkswaterstaat worden beheerd. Dit betreft het Hoofdwegennet (HWN), het Hoofdvaarwegennet (HVWN) en het Hoofdwatersysteem (HWS). In onderdeel B wordt een toelichting gegeven op de instandhouding van de Hoofdspoorweginfrastructuur (HWSI) welke beheerd wordt door ProRail.

Bij instandhouding gaat het om het behouden van de huidige functie van de infrastructuur. Hieronder vallen alle activiteiten op het vlak van beheer, onderhoud, vervanging en renovatie van de bestaande infrastructuur. Bij ProRail wordt hiervoor de afkorting BOV (Beheer, Onderhoud en Vervanging) gehanteerd. Bij RWS wordt onderscheid gemaakt tussen respectievelijk Beheer en Onderhoud (BenO) en Vervanging en Renovaties (VenR).

Onderdeel A - Instandhouding van de netwerken Rijkswaterstaat

Bij de instandhouding van de netwerken staan de prestaties die deze netwerken moeten leveren en de doelmatigheid van onderhoud centraal. Het zijn de prestaties – de beschikbaarheid, betrouwbaarheid, duurzaamheid en veiligheid van de infrastructuur – die de gebruikers direct ervaren. Over deze te leveren prestaties en de bijhorende budgetten maakt IenW afspraken met RWS. Deze afspraken vormen de basis van het onderhoud dat door RWS jaarlijks wordt uitgevoerd.

Allereerst wordt een overzicht gegeven van de geleverde prestaties op de netwerken. Vervolgens wordt de ontwikkeling van het areaal in beheer bij RWS, de gerealiseerde budgetten voor instandhouding, de ontwikkeling van de balanspost nog uit te voeren werkzaamheden en het volume uitgesteld en achterstallig onderhoud toegelicht. Over duurzaamheidsprestaties wordt vooralsnog gerapporteerd via het IenW Duurzaamheidsverslag.

Prestaties

De prestaties van de infrastructuur worden gemeten en uitgedrukt in prestatie-indicatoren. De indicatoren leggen de verbinding tussen de sturing op en verantwoording over de gewenste prestaties waarvoor RWS budget heeft gekregen. Met RWS wordt een Service Level Agreement (SLA) met een looptijd van vier jaar afgesproken met daarin de afgesproken prestatieniveaus. De huidige SLA-periode loopt van 2018 tot en met 2021.

Hoofdwegennet
Beschikbaarheid
Technische beschikbaarheid van de weg 90% 99% 99% 99%
Files door Werk in Uitvoering als gevolg van aanleg en gepland onderhoud in: 1
Voertuigverliesuren (vanaf 2018) 10% 2% 3% 6%
Levering verkeersgegevens:
– Beschikbaarheid data voor derden 90% 92% 93% 93%
– Actualiteit data voor derden 95% 99% 97% 100%
Veiligheid
– Voldoen aan norm voor verhardingen 99,7% 99,8% 99,8% 99,7%
– Voldoen aan norm voor gladheidbestrijding 95% 97% 97% Voldoende 2
Hoofdvaarwegennet
Beschikbaarheid / Betrouwbaarheid
Stremmingen gepland onderhoud 0,8% 0,8% 0,3%
Stremmingen ongepland onderhoud 0,2% 0,4% 0,4% 3
Tijdig melden ongeplande stremmingen 97% 98% 98% 98%
Vaargeul op orde (% oppervlakte op orde) 4
– Toegangsgeulen 99% 100% 100% 100%
– Hoofdtransportassen 90% 92% 92% 92%
– Hoofdvaarwegen 85% 86% 83% 80%
– Overige vaarwegen 85% 91% 87% 83%
Veiligheid
Vaarwegmarkering op orde 95% 95% 93% 91% 5
Hoofdwatersysteem
Waterveiligheid
Handhaving kustlijn 90% 92% 92% 91%
Beschikbaarheid stormvloedkeringen 100% 40% 83% 83% 6
Waterhuishouding op orde in alle peilgereguleerde gebieden 100% 100% 75% 50% 7
Betrouwbaarheid informatievoorziening 95% 99% 99% 100%

Toelichting

  1. De files door Werk in Uitvoering als gevolg van aanleg en gepland onderhoud waren in 2020 hoger dan in 2018 en 2019. Dit komt doordat er vanwege de coronacrisis minder files zijn geweest, waardoor het percentage files door onderhoudswerkzaamheden gestegen is. Het totale reistijdverlies (uitgedrukt in miljoen voertuigverliesuren) door files door werkzaamheden is iets lager dan in eerdere jaren (0,63 in 2018, 0,97 in 2019 en 0,55 in 2020). De scores van de overige prestatie-indicatoren liggen in lijn met de scores van 2018 en 2019.
  2. Voor de veiligheidsindicator onderdeel gladheidsbestrijding is een kwalitatieve score opgenomen. Voor het eerste half jaar is een prestatie van 97% gerealiseerd. Omdat in het najaar 2020 een nieuw strooimanagementysteem in gebruik is genomen en dit systeem nog enige kinderziektes had, zijn er over het najaar 2020 geen prestatie cijfers beschikbaar. Kwalitatief is de indruk dat ook in de tweede helft van het jaar de norm is gehaald, omdat in deze periode de tijdigheid van de strooiacties vergelijkbaar is geweest met die in andere jaren.
  3. De kwaliteit van de stremmingsgegevens is dusdanig verbeterd dat over 2020 weer gerapporteerd kan worden over de geplande en ongeplande stremmingen. Er lopen nog acties ter verdere verbetering van de juistheid en volledigheid van de registraties. Ongeplande stremmingen scoort boven de norm. Door uitgesteld onderhoud, ouderdom en intensiever gebruik dan bij het ontwerp was voorzien neemt de ongeplande uitval van objecten toe.
  4. Met deze prestatie-indicator wordt bepaald in welke mate het oppervlak van de vaargeul voldoet aan de nautisch gegarandeerde diepte. De vaarwegprofielen van de vaarwegtypen Hoofdvaarwegen en Overige Vaarwegen voldoen niet aan de norm. De oorzaak ligt aan de overgang van een aantal vaargeulen naar een nieuwe CEMT klasse. De nautisch gegarandeerde diepte, die bij deze nieuwe CEMT klasse hoort, is dieper dan bij de huidig geldende CEMT klasse. Doordat de nieuwe norm in deze overgangsfase al wel wordt gehanteerd, voldoen deze vaarwegen nu nog niet aan de norm. Daarnaast is er sprake van een achterstand in de baggerwerkzaamheden. Deze baggerwerkzaamheden worden, vanuit praktisch oogpunt, gecombineerd met de aanpassing van de vaargeuldimensies behorende bij de nieuwe CEMT klasse.
  5. Net als vorig jaar scoort de vaarwegmarkering onder de norm. De oorzaak van de daling in 2020 wordt voornamelijk veroorzaakt doordat een aantal voor de PIN zwaarwegende objecten in storing raakten tijdens een storm en het herstel langer duurde door weersomstandigheden en vanwege beperkte beschikbaarheid van de markeerschepen.
  6. De beschikbaarheid van de stormvloedkeringen wordt niet behaald. Voor de Maeslantkering was in 2019 geen faalkans afgegeven. In 2020 is deze voorlopig kwantitatief vastgesteld op 1:89 per sluitvraag. De kering voldoet daarmee niet aan de gestelde eis van 1:100 per sluitvraag. Na uitvoering van de geplande verbeteracties, voldoet de faalkans van de Maeslantkering voor het stormseizoen 2021/2022 weer aan de wettelijke eis. Tot dat moment wordt door middel van beheersmaatregelen het betrouwbaar functioneren van de Maeslantkering gewaarborgd.
  7. De waterhuishouding op orde in alle peil gereguleerde gebieden is dit jaar niet behaald. Dit heeft meerdere oorzaken. Bij Eefde is de capaciteit van het gemaal lager dan afgesproken wanneer het peil op de IJssel beneden de 3 meter NAP komt. Hierdoor is in zowel 2019 als 2020 de prestatieafspraak voor ‘wateraanvoer bij droogte’ niet gehaald. Door inzet van een tijdelijke pompinstallatie is overlast voorkomen.

    De maximale pompcapaciteit van het gemaal in IJmuiden3 is met bijna 40% afgenomen. Eind april 2020 viel een van de zes pompen uit door een kritiek defect aan de aandrijving. Vervolgens is een tweede pomp buiten gebruik gesteld nadat bleek dat deze dezelfde symptomen vertoonde als de uitgevallen pomp. Het gemaal in IJmuiden is een belangrijke schakel in het waterbeheer voor een groot gedeelte van West-Nederland. Totdat de pompcapaciteit van het gemaal is hersteld, zet Rijkswaterstaat tijdelijke pompen in. In het waterbeheer wordt prioriteit gegeven aan het voorkomen van wateroverlast. Dit heeft incidenteel tot een toename van de zoutindringing op het Noordzeekanaal geleid.

Ontwikkeling van het areaal

Hieronder wordt inzicht gegeven in de omvang van het areaal in beheer bij Rijkswaterstaat per verantwoording 2020.

Hoofdwegennet 1
Rijbaanlengte
– Hoofdrijbaan km 5.867 5.843 5.842
– Verbindingswegen en op- en afritten km 1.723 1.745 1.766
Areaal asfalt
– Hoofdrijbaan km2 77 77 77
– Verbindingswegen en op- en afritten km2 15 15 15
Groen areaal km2 182 182 183
Verkeerssignalering op rijbanen km 2.781 2.839 2.890
Verkeerscentrales stuks 6 6 6
Bediende objecten
– Spitsstroken km 319 310 310
– Bruggen Beweegbaar stuks 55 55 55
– Tunnelcomplexen stuks 19 19 20
– Aanleginrichtingen (veren) stuks 15 15 14
Aquaducten stuks 17 17 17
Ecoducten stuks 54 56 55
Hoofdvaarwegennet 2
Vaarwegen km 7.082 7.082 7.071
– waarvan binnenvaart km 3.437 3.437 3.426
– waarvan zeevaart km 3.646 3.646 3.646
Begeleide vaarweg km 592 592 592
Verkeersposten stuks 12 12 12
Vuurtorens (incl. BES-eilanden) stuks 23 23 24
Bediende objecten
– Schutsluiskolken stuks 128 129 131
– Bruggen beweegbaar stuks 114 113 113
Hoofdwatersysteem 3
Watermanagement wateroppervlak km2 90.192 90.191 90.189
Kustlijn km 293 293 293
Dammen, dijken en duinen, uiterwaarden w.o.:
–  Dijken, dammen en duinen, primaire waterkeringen km 198 198 195
–  Niet primaire waterkeringen/duinen km 646 646 625
–  Uiterwaarden in beheer Rijk ha 5.007 5.351 5.185
–  Uiterwaarden in beheer Rijk ha 5.351
Binnenwateren km2 3.050 3.049 3.047
Bediende objecten:
–  Stormvloedkeringen stuks 6 6 6
–  Spui- en uitwateringssluiskolken stuks 84 86 85
–  Stuwcomplexen stuks 10 10 10
–  Gemalen stuks 19 20 20

Toelichting:

  1. Hoofdwegennet
  1. Algemeen beeld periode 2018-2020: De omvang van het hoofdwegennet neemt toe door grote verbredingsprojecten. In een aantal van deze projecten worden spitsstroken omgezet naar permanente rijstroken, waardoor de lengte spitsstroken afneemt. De rijbaanlengte hoofdrijbaan is in 2018 toegenomen door de aanleg van de nieuwe N18; in 2019 is de oude N18 grotendeels overgedragen aan de betreffende gemeenten, waardoor de rijbaanlengte weer afnam.
  2. Specifiek 2020: De uitbreiding van het Hoofdwegenet in 2020 komt op conto van de projecten "A1 Apeldoorn - Azelo", "A16/N3 Dordtse Kil" en "SAA-3 A9 Holendrecht - Diemen (Gaasperdammerweg)", met daarin de nieuwe Gaasperdammertunnel. Er zijn twee nieuwe ecoducten gerealiseerd: in de N200 bij Halfweg en in de A1 bij Deventer; het totale aantal ecoducten is toch afgenomen door dataverbeteringen, omdat drie ecopassages onder de rijksweg ten onrechte als ecoduct waren geclassificeerd. Verder is de oude sneldienststeiger (aanleginrichting) bij Harlingen, die niet meer in gebruik was, verwijderd.
  1. Hoofdvaarwegennet:
  1. Algemeen beeld periode 2018-2020: De omvang van het vaarwegennet is vrij stabiel. De meeste veranderingen hebben in 2020 plaatsgevonden. In 2019 heeft alleen een wijziging in de bediende objecten plaatsgevonden: de derde kolk bij de Beatrixsluis is in gebruik genomen en de Paddepoelsterbrug is buiten gebruik gesteld door aanvaring.
  2. Specifiek 2020: De lengte vaarwegen neemt af als gevolg van de overdrachten van het Oude Maasje en het Zuiderkanaal naar het Waterschap Brabantse Delta. Het aantal vuurtorens neemt toe door een overdracht naar Rijkswaterstaat van de vuurtoren Fort Oranje op St. Eustatius. Het aantal bediende objecten neemt toe als gevolg van de aanleg van de Reevesluis en de tweede sluiskolk bij sluis Eefde.
  1. Hoofdwatersysteem:
  1. Algemeen beeld periode 2018-2020: De omvang van het beheerde oppervlak hoofdwatersysteem neemt af, onder andere door de verbreding van de Houtribdijk in 2019. De omvang van de uiterwaarden varieert. Enerzijds door aanleg en anderzijds door overdrachten naar diverse partijen. In 2019 is het aantal bediende objecten in totaal met drie toegenomen door de registratie van een gemaal en spuimiddel bij Sluis II en een spuimiddel bij Sluis IV.
  2. Specifiek 2020: Het wateroppervlak neemt af, onder andere als gevolg van de overdrachten van het Oude Maasje en het Zuiderkanaal naar het Waterschap Brabantse Delta. De primaire en niet-primaire keringen nemen af door overdrachten naar andere partijen zoals een aantal voorhavendijken naar het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden. In 2020 is de omvang uitwaarden afgenomen, met name door overdrachten naar andere partijen. Bijvoorbeeld de overdracht van de Reevediep uiterwaarden naar Staatsbosbeheer. In 2020 is het aantal spui- en uitwateringssluiskolken gelijk gebleven. Het totale aantal is toch met één afgenomen door dataverbeteringen, omdat een waterreguleringswerk ten onrechte als spuisluis was geclassificeerd. De afname van 86 naar 85 is zodoende puur administratief.

Budgetten Instandhouding Hoofdwegennet, Hoofdvaarwegennet en Hoofdwatersysteem

Artikelonderdeel 2020 2020 2020 Toelichting
Hoofdwegen
IF 12.01 Verkeersmanagement 3.811 4.109 298
IF 12.06.02 Verkeersmanagement Landelijke Taken 20.477 20.834 357
IF 12.02.01 Beheer en Onderhoud 501.379 700.022 198.643 1
IF 12.06.02 Beheer en Onderhoud Landelijke Taken 19.460 41.390 21.930 2
Totaal realisatie Verkeersmanagement en Beheer en Onderhoud Hoofdwegen 545.127 766.355 221.228
Hoofdvaarwegen
IF 15.01 Verkeersmanagement 8.830 11.010 2.180
IF 15.06.02 Verkeersmanagement Landelijke Taken 5.589 5.682 93
IF 15.02.01 Beheer en Onderhoud 331.829 335.809 3.980 3
IF 15.06.02 Beheer en Onderhoud Landelijke Taken 5.180 5.686 506
Totaal realisatie Verkeersmanagement en Beheer en Onderhoud Hoofdvaarwegen 351.428 358.187 6.759
Hoofdwatersysteem
DF 3.01.01 Watermanagement 7.336 7.458 122
DF 5.02.01 Watermanagement Landelijke Taken 4.088 3.956 ‒ 132
DF 3.02.01 Beheer en Onderhoud Waterveiligheid 81.685 91.761 10.076 4
DF 3.02.02 Beheer en Onderhoud Zoetwatervoorziening 27.739 29.190 1.451
DF 5.02.01 Beheer en Onderhoud Landelijke Taken Waterveiligheid 7.159 7.045 ‒ 114
DF 5.02.01 Beheer en Onderhoud Landelijke Taken Zoetwatervoorziening 2.425 2.465 40
Totaal realisatie Watermanagement en Beheer en Onderhoud Hoofdwatersysteem 130.432 141.875 11.443
Totaal realisatie verkeers-/watermanagement en Beheer en Onderhoud RWS 1.026.987 1.266.417 239.430

Toelichting

Onderstaand wordt een toelichting gegeven op de verschillen (de mutaties) tussen de begroting en de realisatie, zie voor de gehanteerde norm de toelichting ‘normering jaarverslag’ zoals opgenomen in de leeswijzer.

  1. De hogere realisatie dan begroot bij Beheer en Onderhoud betreft voornamelijk de uitgaven voor de versnelling aan onderhoudswerkzaamheden. Er is extra budget vrijgemaakt voor maatregelen die direct effect hebben op het verminderen van (ver)storingen en relatief snel zijn in te passen in de onderhoudsprogrammering van RWS (€ 122,4 miljoen). Deze maatregelen op het Hoofdwegennet zijn met name gericht op de verlichting, geleiderails, en fauna-afrastering (Kamerbrief 29 385, nr. 106). Daarnaast zijn er extra uitgaven geweest voor geluidsmaatregelen naar aanleiding van de actualisatie van het geluidsplafond (€ 49,0 miljoen).
  2. De hogere realisatie dan begroot wordt voornamelijk veroorzaakt door uitvoering van CO2-reducerende maatregelen in het kader van het ‘Urgenda I-pakket’ (€ 10 miljoen). In het kader van de klimaatenveloppe heeft het kabinet middelen beschikbaar gesteld voor circulaire maatregelen in de GWW waarmee CO2- reductie kan worden gerealiseerd zoals door recycling en hergebruik van asfalt, beton en staal in de infrasector (€ 1 miljoen).
  3. De hogere realisatie dan begroot bij Beheer en Onderhoud wordt voornamelijk veroorzaakt door een versnelling van onderhoudswerkzaamheden. Op het hoofdvaarwegennet zijn extra werkzaamheden uitgevoerd ten behoeve van damwanden, bedieningsinstallaties van sluizen en baggerwerkzaamheden.
  4. De belangrijkste oorzaken voor de hogere realisatie bij Beheer en Onderhoud Waterveiligheid zijnde in 2020 aangebrachte versnelling van beheer- en onderhoudswerkzaamheden (€ 4,9 miljoen), herstart van de aanpassing besturingssysteem Maeslantkering (€ 3,5 miljoen) en verwerking van de prijsbijstelling 2020 (€ 1,5 miljoen).
2020 2020 2020 Toelichting
IF 12.02.04 Vervanging en Renovatie Hoofdwegennet 190.701 127.107 ‒ 63.594 1
IF 15.02.04 Vervanging en Renovatie Hoofdvaarwegennet 66.245 51.650 ‒ 14.595 2
DF 3.02.03 Vervanging en Renovatie Hoofdwatersysteem 16.493 15.482 ‒ 1.011
Totaal realisatie Vervanging en Renovatie Rijkswaterstaat 273.439 194.239 ‒ 79.200

Toelichting

Onderstaand wordt een toelichting gegeven op de verschillen (de mutaties) tussen de begroting en de realisatie, zie voor de gehanteerde norm de toelichting ‘normering jaarverslag’ zoals opgenomen in de leeswijzer.

  1. De lagere realisatie bij Hoofdwegennet wordt veroorzaakt door een kasschuif van 2020 naar 2021 die in de ontwerpbegroting 2021 is verwerkt voor de projecten:

    1. Suurhoffbrug (- € 16,0 miljoen),
    2. N3 Wantijbrug (- € 10,6 miljoen),
    3. Brug de Noord (- € 9,2 miljoen),
    4. Systemen voor bediening, beveiliging en bewaking van tunnels (- € 6,5 miljoen) en
    5. A73 Roertunnel en Swalmentunnel (- € 4,2 miljoen).
  2. De lagere realisatie bij Hoofdvaarwegennet wordt veroorzaakt doordat RWS een minder groot beroep heeft gedaan op de reservering VenR, wat heeft geleid tot een lagere uitgaven van €7,6 miljoen. Daartegenover staan hogere uitgaven bij de volgende projecten :

    1. VenR Groot Onderhoud Stuwen (€ 7,3 miljoen) door herstelwerkzaamheden aan de stuw Linne;
    2. Modernisering Objecten Bediening Zeeland (MOBZ) Renovatie en Vernieuwing (€ 2,7 miljoen) Dit komt doordat vanwege de hinderplanning de realisatie van twee bruggen is omgedraaid. Hierdoor zijn kosten eerder gemaakt dan in de oorspronkelijke planning was voorzien.
    3. Onderzoeksprogramma V&R (€ 1,8 miljoen). Er zijn meer onderzoeken uitgevoerd in 2020 dan eerder gepland

Balanspost Nog uit te voeren werkzaamheden

RWS is een agentschap met een baten lasten administratie. Bij de instelling van het agentschap is met het ministerie van Financiën afgesproken dat RWS geen resultaat (verlies of winst) mag behalen op de kosten die worden gemaakt voor activiteiten die door de markt worden verricht. De middelen die aan het einde van een boekjaar tekort of over zijn , worden op de balans van RWS verantwoord onder de post Nog Uit Te voeren Werkzaamheden (NUTW).

Via deze balanspost kunnen middelen eerder of later worden aangewend dan oorspronkelijk voorzien. Deze werkwijze is analoog aan de werkwijze die wordt gevolgd op het Deltafonds en het Infrastructuurfonds. Daar wordt immers een saldo dat in enig jaar ontstaat meegenomen naar of verrekend met het volgende begrotingsjaar.

Deze post omvat overigens meer. Onder andere ook de mee- en tegenvallers op beheer- en onderhoudscontracten komen in deze balanspost. Tijdens de voorbereiding en uitvoering van werkzaamheden kan immers blijken dat deze op een later of eerder moment gerealiseerd zullen worden dan bij het opstellen van de programmering en begroting was voorzien. Dit kan komen door:

  1. het moeten inpassen van maatregelen die niet waren voorzien;
  2. wijzigende marktomstandigheden, met kostprijzen die sneller stijgen dan eerder geraamd. Dit leidt tot aanbestedingstegenvallers;
  3. gebrek aan beschikbare capaciteit bij de uitvoeringsorganisatie of op de markt.

De omvang van deze balanspost wordt aan het eind van ieder jaar bepaald door de kosten in dat jaar van de opbrengsten af te trekken. De balanspost wordt in een volgend jaar weer aan de opbrengsten toegevoegd.

Hieronder worden de belangrijkste posten toegelicht die de opbouw van de post NUTW per ultimo 2020 bepalen. Het overgrote deel van de post betreft de SLA Beheer en onderhoud en Verkeer- en watermanagement inclusief de Landelijke Taken.

2019 2020 Toelichting
Beheer en onderhoud en verkeersmanagement
1) Hoofdwatersysteem 254 216 1
2) Hoofdwegennet 7 ‒ 9 2
3) Hoofdvaarwegennet 94 125 3
Subtotaal Beheer en onderhoud en verkeersmanagement inclusief Landelijke Taken 355 333
Overig1
4) Hoofdwatersysteem 32 54 4
5) Hoofdwegennet 79 85 5
6) Hoofdvaarwegennet 22 9 6
7) Overig 29 37 7
Subtotaal Overig 162 186
Totaal 517 519
  1. De post ‘Overig’ bestaat uit opgedragen maatregelen voor onder andere achterstallig onderhoud vaarwegen en uit opgedragen maatregelen voor kwaliteit leefomgeving. De kosten voor deze opgedragen maatregelen worden in 2021 en later gemaakt.

Toelichting

  1. Aan de balanspost op Hoofdwatersysteem is € 34 miljoen onttrokken ter dekking van middelen die al in de begroting 2015 beschikbaar zijn gesteld voor het artikel waterkwaliteit op het Deltafonds. Deze middelen zijn aan dat artikel toegevoegd in de jaren 2017 t/m 2023. De onderliggende werkzaamheden worden in deze periode uitgevoerd.

    Het grootste deel van de € 216 miljoen voor Hoofdwatersysteem heeft betrekking op kustlijnzorg: € 134 miljoen. Vorig jaar was dit nog € 116 miljoen. Dit omdat het in 2011 gewijzigde aanbestedingsbeleid heeft geleid tot meer en eerdere meevallers dan verwacht en doordat de opdrachtnemers binnen de hen gegeven vrijheid de daadwerkelijke zandsuppleties naar achteren schuiven. De stijging wordt voornamelijk veroorzaakt doordat de activiteiten in 2020 stil hebben gelegen vanwege de stikstofproblematiek.

    Het resterende saldo van € 82 miljoen wordt gebruikt voor noodzakelijke onderhoudsmaatregelen in 2021 en verder.

  2. Medio 2020 was gebleken dat in de huidige meerjarige onderhoudsperiode (2018-2021) spanning bestaat tussen het budgettair kader en de budget behoefte van RWS voor beheer en onderhoud. Bij Najaarsnota is daarom besloten € 103 miljoen middels het saldo over te hevelen naar 2020 en bij Voorjaarsnota 2021 dit bedrag vanuit de Investeringsruimte op artikel 20.05.01 naar artikel 12 te boeken. Eind 2020 blijkt sprake te zijn van een beperkt tekort. Dit wordt aangevuld in 2021.
  3. In het saldo op Hoofdvaarwegennet heeft voor € 17 miljoen betrekking op Reeds Uitgevoerd Werk. Het gaat om de Overdracht van de Gekanaliseerde Hollandsche IJssel aan het Waterschap. De toekomstige beheer- en onderhoudslasten zijn toen in één keer afgekocht. Deze post loopt af in jaarlijkse porties van € 3 miljoen.

    De rest van het saldo (€ 142 miljoen) betreft nog uit te voeren werk. Dit saldo is gestegen, hoewel er in 2020 meer kosten zijn gemaakt dan in 2019. In de SLA 2018-2021 was echter uitgegaan van een nóg hogere productie en daarom is in 2020 ook meer agentschapsbijdrage ontvangen dan in 2019. Deze hogere productie is niet geheel gerealiseerd, er zijn maatregelen naar latere jaren doorgeschoven.

  4. Van de € 54 miljoen voor Hoofdwatersysteem heeft € 36 miljoen betrekking op Herstel en Inrichting en € 12 miljoen op Verkenningen en Planuitwerkingen.
  5. Van de € 85 miljoen op het Hoofdwegennet is € 56 miljoen bestemd voor servicepakketten zoals Meer Veilig, € 19 miljoen voor file-aanpak en € 10 miljoen voor planuitwerkingen.
  6. De balanspost op het Hoofdvaarwegennet heeft bijna volledig betrekking op NoMo AOV.
  7. De balanspost overig heeft voor € 21 miljoen betrekking op projecten die Rijkswaterstaat uitvoert in Caribisch Nederland. De stijging ten opzichte van eind 2019 wordt grotendeels veroorzaakt door extra budget dat is toegevoegd voor het incident met de tanker Bow Jubail (€ 5 miljoen).

Uitgesteld en achterstallig onderhoud

Bij het in stand houden van de infrastructuur, zoals beschreven bij de onderhoudsprogrammering, staat een veilig gebruik altijd voorop. Binnen dat kader wordt op basis van de technische staat bekeken wat een goed moment is voor onderhoud, renovatie of vervanging (LCC). Dit zorgt ervoor dat een deel van het onderhoud wordt uitgesteld naar latere jaren. Voor een deel gebeurt dit om werk-met-werk te combineren (ander onderhoudswerk of grotere renovatie-, vervangings- of aanlegprojecten) of de hinder voor de gebruikers te beperken. Voor een ander deel gebeurt dit omdat onvoorziene gebeurtenissen plaatsvinden en er maatregelen prioritair moeten worden ingepast die niet waren voorzien. De omvang van het uitgesteld onderhoud wordt jaarlijks gemonitord.

Het bepalen van de omvang van het uitgesteld onderhoud is geoperationaliseerd door te kijken welke onderhoudsmaatregelen per 1 januari van enig jaar op basis van het gebruikte onderhoudsregime een geadviseerd onderhoudsmoment hadden voor dat jaar. Voor het bepalen van de omvang van het achterstallig onderhoud is van de uitgestelde onderhoudsmaatregelen beoordeeld of de assets niet meer voldoen aan de geldende veiligheidsnormen en/of prestatieafspraken.

In onderstaande tabel is de totale omvang van het volume aan uitgesteld en achterstallig onderhoud per modaliteit van eind 2016 tot eind 2020 weergegeven. De oploop van het uitgestelde onderhoud kent diverse oorzaken. Zo spelen bijvoorbeeld wijzigende marktomstandigheden een rol, doen zich onvoorziene gebeurtenissen voor, die met hoge prioriteit moeten worden opgepakt en kan gebrek aan beschikbare capaciteit bij de uitvoeringsorganisatie of op de markt van invloed zijn.

Dat de stijgende trend in 2020 iets is getemporiseerd en in het geval van het hoofdwegennet en hoofdvaarwegennet zelfs beperkt afgenomen. Dit komt doordat extra budget is ontvangen met de impuls (Tweede Kamer, vergaderjaar 2019–2020, 35 300 A, nr. 5) en het Versnellingspakket (Tweede Kamer, vergaderjaar 2019–2020, 29 385, nr. 106). Hierdoor kon meer onderhoud worden uitgevoerd. Verder is bij het Hoofdwegennet het budget dat uit eerdere jaren beschikbaar was uit de balanspost Nog Uit te voeren Werkzaamheden (NUTW) nagenoeg volledig ingezet. Bij Najaarsnota is verder € 103 miljoen middels het saldo versneld naar 2020. Hierdoor is de groei van het uitgesteld onderhoud geremd.

Ten behoeve van de langjarige instandhoudingsbehoefte (budget en capaciteit) is het beeld verscherpt door externe audits die in 2019 en 2020 zijn uitgevoerd op de budgetbehoefte voor instandhouding van RWS. Over de uitkomsten hiervan is de Kamer eind 2020 geïnformeerd (Tweede Kamer, vergaderjaar 2020-2021, 35570 A nr. 46). Uit deze onderzoeken blijkt dat de budgetbehoefte voor de periode 2022–2035 in de orde van gemiddeld € 1 miljard per jaar hoger ligt dan het beschikbare budget, zonder dat het uitgesteld onderhoud wordt ingelopen. Dit betekent dat zonder aanvullend budget het uitgesteld onderhoud naar verwachting in de toekomst verder zal oplopen.

Hoofdwegennet 314 3 353 1 552 7 544 12
Hoofdvaarwegen 350 36 414 37 493 3 487 9
Hoofdwatersysteem1 80 6,81 106 8 106 8 159 1
Totaal 744 45 873 46 1.151 18 1.190 22
  1. Hierbij zijn de kosten voor de kustlijnzorg buiten beschouwing gelaten. Dit is gedaan omdat de opdrachtnemer de vrijheid heeft de suppleties uit te voeren binnen de door het contract bepaalde periode, met een beperkte mogelijkheid tot uitloop.

Onderdeel B - Instandhouding netwerk ProRail (Hoofdspoorweginfrastructuur)

De prestaties van de Hoofdspoorweginfrastructuur wordt gemeten en uitgedrukt in prestatie-indicatoren. De prestatieafspraken met ProRail zijn opgenomen in de tienjarige beheerconcessie en de jaarlijkse beheerplannen. Onderstaand wordt ingegaan op de door ProRail geleverde prestaties, de areaalgegevens, de gerealiseerde budgetten intandhouding en op het volume uitgesteld en achterstallig onderhoud.

Prestaties ProRail

Per 1 januari 2008 wordt ProRail aangestuurd op output. Dat betekent dat de Minister van IenW afspraken maakt met ProRail over de te realiseren prestaties op basis van een resultaatverplichting. Met ingang van de Beheerconcessie 2015–2025 worden voor de kernprestatie-indicatoren (KPI’s) bodemwaarden afgesproken. Die prestaties worden jaarlijks opgenomen in het beheerplan van ProRail. De Minister van IenW moet instemmen met de prestaties waarvoor bodemwaarden gelden. De Tweede Kamer wordt jaarlijks in een separate brief over de jaarverantwoording van ProRail geïnformeerd.

Klantoordeel reizigersvervoerders 6 7 7 7
Klantoordeel goederenvervoerders 6 7 5 6
Reizigerspunctualiteit HRN 5 minuten (gezamenlijk met NS) 88,9% 91,1% 92,6% 93,5%
Reizigerspunctualiteit HRN 15 minuten (gezamenlijk met NS) 96,7% 97,3% 97,7% 97,9%
Reizigerspunctualiteit HSL 5 minuten (gezamenlijk met NS) 82,1% 82,1% 83,4% 85,2%
Treinpunctualiteit reizigersverkeer totaal 3 minuten 86,8% 89,9% 91,9% nvt
Treinpunctualiteit regionale series 3 minuten 92,4% 93,4% 95,2% 96,1%
Transitotijd goederenvervoer 7,5% 3,8% 3,40% 3,20%
Geleverde treinpaden 97,5% 98,2% 98,5% 98,5%
Impactvolle storingen op de infra 610 546 436 361
  1. Toelichting bodemwaarde: Waarde voor het jaarlijks minimaal te realiseren prestatieniveau op een prestatie indicator. In het geval van de prestatie indicatoren ‘Impactvolle storingen op de infra’ en ‘Transitotijd goederenvervoer’ geldt een maximum.

Toelichting

In 2020 zijn alle bodemwaarden gehaald en met uitzondering van het klantoordeel goederenvervoerders ook alle streefwaarden. Ook zijn alle gerealiseerde waarden in 2020 gelijk of hoger dan in 2019.

Ontwikkeling van het areaal

Hieronder wordt inzicht gegeven in de omvang van het areaal in beheer bij ProRail ultimo 2019. Ten tijde van het opstellen van dit jaarverslag zijn nog niet alle gegevens over het areaal van ProRail per einde 2020 beschikbaar. Volledigheidshalve is hieronder de meest recente informatie opgenomen ten aanzien van het areaal van ProRail.

Spoorlengte km 7.097 n.n.b.
Wissels stuks 6.560 n.n.b.
Overwegen stuks 2.477 n.n.b.
Seinen stuks 11.586 n.n.b.
Beweegbare bruggen stuks 67 n.n.b.
Tunnels stuks 26 n.n.b.
Stations stuks 400 n.n.b.

Budgetten Instandhouding ProRail

In onderstaand overzicht is het verschil tussen de vastgestelde begroting en de realisatie opgenomen. In bijlage 1 van dit jaarverslag is nadere informatie opgenomen over de betalingen door IenW aan ProRail.

Artikelonderdeel 2020 2020 2020
IF 13.02 1.472 1.506 34 1
IF 13.07 10 10 0
Totaal realisatie instandhouding HSWI 1.482 1.516 34

Toelichting

  1. In 2020 is € 34 miljoen (inclusief btw) meer aan subsidie aan ProRail betaald dan oorspronkelijk was begroot. Dit wordt veroorzaakt door de prijsbijstelling 2020 (€ 24 miljoen), het doorgeschoven saldo uit 2019 (€ 14 miljoen), het doorgeschoven saldo naar 2021 (- € 6 miljoen) en de vaststelling van de subsidie 2019 (€ 2 miljoen, zie ook de ontvangsten op artikelonderdeel 13.09). Afrekening van de subsidie 2020 vindt plaats via de vaststelling van de subsidie na afloop van het jaar.

Uitgesteld en achterstallig onderhoud

In het onderzoek naar de instandhoudingskosten van ProRail dat in 2020 door PwC/Rebel is uitgevoerd is tevens een analyse uitgevoerd naar het uitgesteld en achterstallig onderhoud van de spoorassets (Kamerstukken II 2019/20, 35570, nr. 46). Uit deze analyse blijkt dat er sprake is van enig uitgesteld onderhoud. De risico’s van het uitgesteld onderhoud lijken beperkt, omdat een groot deel van dit uitgesteld onderhoud weloverwogen en bewust ontstaat omdat dit past binnen haar asset management strategie. In incidentele gevallen is sprake van achterstallig onderhoud.

In haar Staat van de Infra concludeert ProRail dat de technische staat van de Nederlandse spoorinfrastructuur in 2019, net als in 2017, gemiddeld goed is (Kamerstukken II 2019/20, 35570, nr. 46). Er was over het geheel bezien sprake van weinig storingen en het spoor is veilig en betrouwbaar. Met uitzondering van de situatie in het Rotterdamse havengebied dat de laatste jaren veel hinder ondervond door onverwachte infrastoringen, wat tot hinder voor de goederenvervoerders leidde. Waar ProRail met het vorige rapport nog constateerde dat vooral wissels en spoor aan het verouderen waren, concludeert ProRail dat deze objecten niet verder verouderd zijn ten opzichte van 2017. ProRail concludeert dat er nauwelijks sprake is van achterstallig onderhoud, behoudens in het havengebied Rotterdam. In 2020 heeft ProRail in het kader van ‘infra op orde’ stappen gezet om de huidige onderhoudsachterstanden op de havenspoorlijn in de komende twee jaar weg te werken. De Staat van de Infra zal voortaan jaarlijks verschijnen, waarmee jaarlijks de actuele technische toestand van het areaal inzichtelijk is gemaakt.

Balansposten ProRail

Tussen IenW en ProRail is sprake van een subsidierelatie waarbij is afgesproken dat:

  1. Overschotten en tekorten bij ProRail op uitgevoerde werkzaamheden (prijsverschillen, zoals aanbestedingsmeevallers) worden toegevoegd c.q. onttrokken aan de egalisatiereserve op de balans bij ProRail. De egalisatiereserve mag maximaal + of ‒ 5% van de (vijfjaars gemiddelde) subsidie bedragen.
  2. Overschotten bij ProRail die betrekking hebben op verleende subsidies die pas later in de tijd benodigd blijken te zijn (hoeveelheidsverschillen), worden jaarlijks, na vaststelling van de subsidie, terugbetaald aan IenW en weer toegevoegd aan de middelen in het Infrastructuurfonds, waarna ze door ProRail weer kunnen worden aangevraagd in het jaar dat deze middelen alsnog benodigd zijn.

Ten tijde van het opstellen van dit jaarverslag zijn de gegevens van de balansposten van ProRail per eind 2020 nog niet beschikbaar. Volledigheidshalve is hieronder de meest recente informatie opgenomen ten aanzien van de balansposten ProRail.

Vooruit ontvangen bijdragen van derden (per saldo) 184 79 263
Vooruit ontvangen bijdragen van IenW (per saldo) 27 6 33
Vooruit ontvangen bijdragen 211 85 296
Nog te egaliseren investeringsbijdragen 105 37 142
Nog te egaliseren exploitatiebijdragen ‒ 53 0 ‒ 53
Nog te egaliseren bijdragen 52 37 89
Getroffen voorzieningen en overige reserves 78
Saldo van nog te betalen kosten en vooruitbetaalde kosten ‒ 43
Nog te betalen kosten 35
Liquide middelen per 31-12-2019 420

Bijlage 2: Lijst van afkortingen

BenO Beheer en Onderhoud
BOI Beoordelings- en Ontwerpinstrumentarium
BOV Beheer, Onderhoud en Vervanging
BPRW Beheer- en Ontwikkelplan voor de Rijkswateren
DBFM Design, Build, Finance and Maintain
DF Deltafonds
DP Deltaprogramma
EHS Ecologische Hoofdstructuur
HWBP Hoogwaterbeschermingsprogramma
HWBP-2 Tweede Hoogwaterbeschermingsprogramma
IBOI Index Bruto Overheidsinvesteringen
IenW Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat
KRW Kaderrichtlijn Water
LNV Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
LRT3 Derde Landelijke Rapportage Toetsing primaire waterkeringen
MIRT Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport
NCSA Nationale Cybersecuritystrategie Agenda
NKWK Nationaal Kennis- en innovatieprogramma Water en Klimaat
NURG Nadere Uitwerking Rivieren Gebied
NUTW Nog uit te voeren werkzaamheden
NWO Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek
PKB Planologische Kernbeslissing
PPS Publiek-private samenwerking
RvdR Ruimte voor de Rivier
RWS Rijkswaterstaat
SCM Strategische Capaciteitsmanagement
TTW Toegepaste en Technische Wetenschappen
VenR Vervanging en Renovatie
VNAC Versterking van de Nationale aanpak Cybersecurity
WB21 Waterbeleid voor de 21e eeuw
WBI Wettelijk BeoordelingsInstrumentarium

  1. __In dit jaarverslag is een afzonderlijke bijlage over de instandhouding van de netwerken die onder onder de verantwoordelijkheid van IenW vallen, opgenomen.↩︎

  2. __Dit betreft de lijst van de gehanteerde afkortingen.↩︎

  3. __Tweede Kamer, vergaderjaar 2019–2020, 27 625, nr. 503↩︎